Jr-First Lego League als onderwijsprogramma 2012-2013
Rita van der Lee
Inclusief kerndoelen basisonderwijs, meervoudige intelligentie, onderwijs van de 21e eeuw en planning in het rooster.
Rita1
Rita van der Lee
In dit bestand wordt Jr- FLL beschreven als een verantwoord onderwijs/lesprogramma. FIRST staat voor: For Inspiration and Recognition of Science and Technology Wat is de Jr-FIRST® LEGO® League? De Jr- FIRST® LEGO® League (FLL) is een project dat jongeren van 6 tot en met 9 jaar uitdaagt om de maatschappelijke rol van techniek en technologie te onderzoeken aan de hand van verschillende opdrachten. De opdrachten worden elk jaar gekoppeld aan een thema en gedefinieerd in de jaarlijks wisselende “Challenge”. De kinderen werken in teams van maximaal 6 deelnemers om de opdrachten zo goed mogelijk te vervullen en laten het resultaat zien tijdens regionale expositie. De opdrachten zijn:
De uitdaging Elk jaar werkt Junior FIRST ® LEGO ® League samen met experts in het veld om een uitdaging te brengen die betrekking heeft op een belangrijk echte wereldwijde kwestie. Het eindresultaat van het ontwerpproces is een uitdaging met twee gedefinieerde delen: - de Laat Zien posters en - het Model. De “Laat Zien” Poster Op deze poster laat het team zien welk onderzoek zij gedaan hebben en hoe zij daartoe zijn gekomen. Het biedt het team een kans om anderen te laten zien wat ze bestudeerd en wat ze geleerd hebben. Tevens kunnen zij informatie over het team en elk teamlid te laten zien.
Rita2
Rita van der Lee
De opdracht: • Maak een Laat Zien Poster van een platte karton of in drieën gevouwen presentatiebord.(karton) • Gebruik woorden, tekeningen, foto's, en kleine voorwerpen om te vertellen over wat je geleerd hebt tijdens het Challenge onderzoek. • Toon hoe je aan de antwoorden van het onderzoek bent gekomen en welke mensen je daarbij geholpen hebben (experts). • Beschrijf het Model, eenvoudige machine. • Vertel over het team zelf. Het model: Van Lego en Wedo bouwen teams een model met minimaal een bewegend onderdeel. Dit model heeft betrekking op het onderzoek. Zij kunnen hier laten zien wat zij onderzochten en welke “machine” daarbij gebruikt kan worden. De opdracht • Maak een model dat past in een 15 "x 15" lego onderplaat.. • Ontwerp een model gemaakt van LEGO ® onderdelen (behalve voor DUPLO ® stenen). • Maak ten minste een beweegbaar deel op of aan het model. • Ontwerp een eenvoudige machine met behulp van LEGO , hefbomen, katrollen, tandwielen, wielen en assen. Programmeer dit met Lego Wedo. Dat Jr- FLL goed in te zetten is als een verantwoord lesprogramma blijkt als we kijken naar de kerndoelen van het basisonderwijs en de voorwaarden voor het onderwijs van de 21e eeuw. De kerndoelen hieronder worden beschreven naar de Jr- FLL algemeen en specifiek naar het thema “Super Seniors”*. In de cursieve toelichting vindt u de verantwoording voor FLL terug. De kerndoelen zijn opgesteld als doelen voor het einde van 8 jaar basisonderwijs. De leeftijd van Jr-FLL leerlingen past niet bij alle doelen helemaal. Raakvlakken zijn er altijd en het is goed en belangrijk deze te zien en te onderkennen. Het is goed als leerlingen en leerkrachten zich hiervan bewust zijn. *Ieder jaar wordt er een thema met een grote maatschappelijke betrokkenheid gekozen.
Rita3
Rita van der Lee
Kerndoelen Leergebiedoverstijgende kerndoelen In de Wet primair onderwijs staat in artikel 8 dat het onderwijs een brede ontwikkeling van leerlingen beoogt. Dit betekent dat het onderwijs zich moet richten op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling van de leerlingen, op het tot ontwikkeling brengen van hun creativiteit en op het verwerven van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. De kerndoelen tezamen moeten aan deze brede vorming uitdrukking geven. Kennis en vaardigheden op het gebied van cognitieve, culturele en lichamelijke ontwikkeling kunnen goed vertaald worden in de kerndoelen die tot bepaalde leergebieden behoren. Daarnaast zijn er echter ook meer algemene vaardigheden waarvan het niet zinvol is ze op te nemen in een specifiek leergebied, omdat ze betrekking hebben op alle leergebieden. Om die reden zijn deze kerndoelen als aparte categorie opgenomen, onder de noemer 'leergebiedoverstijgende kerndoelen'. Aangezien bepaalde algemene vaardigheden de basis vormen voor de leergebiedspecifieke kerndoelen, komt het voor dat sommige elementen in beide type doelen te vinden zijn. De leergebiedoverstijgende kerndoelen zijn gegroepeerd rond de thema's: 1. Werkhouding 2. Werken volgens plan 3. Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën 4. Zelfbeeld 5. Sociaal gedrag 6. Nieuwe media
1.Werkhouding De leerlingen hebben belangstelling voor de wereld om hen heen en ze zijn gemotiveerd deze te onderzoeken: ze kunnen gerichte vragen stellen; ze kunnen relevante informatie zoeken en gebruiken; ze hebben plezier in het leren van nieuwe dingen; ze zetten door wanneer iets niet direct lukt.
Rita4
Rita van der Lee
Jr-FLL en met name het project vraagt om deze houding. Er moet een onderzoek plaatsvinden en een innovatieve oplossing voor het gevonden probleem bedacht worden. Leerlingen worden uitgedaagd om algemene informatie rondom het project te verzamelen in boeken, op internet en via specialisten op het gebied. Ze moeten daarbij de juiste informatie leren selecteren, verifiëren en daarmee aan de slag gaan. Door het bedenken van een nieuwe oplossing krijgen ze plezier in het leren omdat ze hun eigen idee moeten gaan onderbouwen en met mensen uit het vakgebied moeten gaan delen. Bij het bouwen en programmeren van het model, zullen ze door moeten zetten wanneer het niet lukt. 2. Werken volgens plan De leerlingen kunnen een plan opstellen en ernaar handelen: ze kunnen een doel formuleren; ze kunnen zich op een onderwerp oriënteren ze begrijpen bij eenvoudige problemen wat oorzaken en gevolgen zijn ze kunnen uit het voorgaande onder c. conclusies trekken ze kunnen grotere activiteiten stap voor stap indelen en uitwerken ze kunnen achteraf beoordelen of hun planning een goede was ze kunnen de resultaten van hun werk presenteren in de vorm van een toelichting, een spreekbeurt, een werkstuk, een uitstalling. Voor het bedenken van een vernieuwende oplossing moeten ze een probleem definiëren en zich een doel stellen. Ze oriënteren zich daarbij op hun oplossing en gaan onderzoekend aan de slag. Dit zal ze leren om oorzaak en gevolg te ontdekken en daaruit conclusies te trekken. Van daaruit gaan ze hun ideeën delen met een specialist op dat vakgebied, hun presentatie voorbereiden en delen met de gemeenschap. Hierbij moet keuzes worden gemaakt in hoofd en bijzaken omdat de presentatie maar 10 minuten mag duren.
3. Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën De leerlingen kunnen bij leeractiviteiten uiteenlopende strategieën en vaardigheden gebruiken: ze kunnen gerichte vragen stellen aan personen; ze kunnen feiten van meningen onderscheiden:
Rita5
Rita van der Lee
ze kunnen relevante informatie zoeken en verwerken uit andere bronnen, waaronder een woordenboek, een atlas, een register; ze kunnen samenwerken en met elkaar overleggen om gezamenlijk tot oplossingen te komen; ze kunnen achteraf beoordelen of hun strategie een goede was. Tijdens het onderzoek moeten ze een expert raadplegen en informatie verzamelen.(Dit kan ook door het zelf uitvoeren van proefjes of een onderzoek) Hiervoor moeten zij vooraf de juiste vragen opstellen. Ze gaan na of hun zelfbedachte oplossing al bestaat door diverse bronnen te raadplegen en na te slaan. Hieruit moeten zij de meest relevante informatie kunnen halen en scheiden van bijzaken. Door met anderen in gesprek te gaan en naar anderen te luisteren, leert de leerling beoordelen of zijn strategie de juiste was. Zie ook 2 ; werken volgens plan. 4. Zelfbeeld De leerlingen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen om te gaan: ze hebben zelfvertrouwen; ze kunnen gedragsimpulsen beheersen; ze kunnen en durven voor zichzelf en anderen op te komen. Leerlingen werken in een team waarin ze ook hun eigen ideeën eerst helder moeten hebben alvorens ze in te brengen en te beargumenteren. Hierbij leert de leerling, op een juiste wijze voor zichzelf en zijn mening op te komen. Tijdens de gesprekken met specialisten en presentaties wordt het zelfvertrouwen van de leerling op de proef gesteld.
5. Sociaal gedrag De leerlingen leveren een positieve bijdrage in een groep: ze gaan respectvol met de anderen om; ze handelen naar algemeen geaccepteerde normen en waarden; ze respecteren verschillen in levensbeschouwing en cultuur; ze durven in de groep voor hun eigen standpunt uit te komen; ze houden rekening met gevoelens en wensen van anderen;
Rita6
Rita van der Lee
ze durven in de groep steun te geven aan iemand met een afwijkend standpunt; ze nemen verantwoordelijkheid voor te verrichten taken. Leerlingen werken in een team en moeten daardoor met elkaar en anderen overleggen, naar argumenten luisteren en beslissingen nemen. Hierbij staat het uiteindelijke teamresultaat voorop waarbij respectvol wordt omgegaan met waarden en normen. Ze leren te accepteren dat ideeën van anderen ook goed kunnen zijn en een aanvulling kunnen betekenen op hun eigen visie en idee. Ze ervaren dat medeleerlingen vanuit een andere achtergrond ook een ander idee of mening kan hebben en leren daaruit het beste te kiezen voor hun eindresultaat. Om hun eindresultaat optimaal te bereiken zullen ze de verantwoordelijkheid leren te krijgen om hun taak op een juiste wijze tijdig af te hebben. 6. Nieuwe media De leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van communicatiemiddelen waaronder nieuwe media: ze kunnen een tekst maken en bewerken met een tekstverwerkingsprogramma op de computer; ze weten globaal welke mogelijkheden (digitale) informatiemedia hebben; ze kunnen met behulp van een computer digitale leermiddelen gebruiken. Leerlingen zoeken informatie op, verwerken deze op de computer (PowerPoint, Prezi, Word documenten). Hieronder staan de kerndoelen vakspecifiek vermeld: Nederlandse taal Typering van het gebied; Het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht dat de leerlingen: vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen;
Rita7
Rita van der Lee
kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal; plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van taal.
Kerndoelen A. Domein mondelinge taalvaardigheid 1. De leerlingen weten dat men kan luisteren en spreken met verschillende doelen. 2. De leerlingen kunnen de inhoud en bedoeling van wat er tegen hen gezegd wordt begrijpen; vragen stellen om informatie te verzamelen over een door henzelf gekozen onderwerp; verslag uitbrengen; iets uitleggen; hun ervaringen, mening, waardering of afkeuring op persoonlijke wijze weergeven; deelnemen aan een formeel gesprek 3. De leerlingen kunnen bij het realiseren van het voorgaande in voorkomende situaties gebruik maken van communicatiemiddelen. B. Domein leesvaardigheid 4. De leerlingen weten, dat men kan lezen met verschillende doelen. 5. De leerlingen kunnen informatieve en betogende teksten, verhalen, poëzie en dialogen voor hoorspel, poppenkast of toneel onderscheiden; hun manier van lezen aanpassen aan een door henzelf of door de leerkracht gesteld lezersdoel; hoofdzaken van een informatieve tekst weergeven; bij een betogende tekst de hoofdlijn van het betoog aangeven en weergeven hoe hun mening zich verhoudt tot de mening in de tekst. 6. De leerlingen kunnen algemeen gebruikte schriftelijke informatiebronnen hanteren. C. Domein schrijfvaardigheid Rita8
Rita van der Lee
7. De leerlingen weten, dat er geschreven wordt met het oog op verschillende doelen. 8. De leerlingen kunnen hun gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen uiten bij voorbeeld in een verhaal, een gedicht en in een dialoog voor hoorspel, poppenkast of toneel; teksten schrijven, waarin zij hun eigen ervaringen, mening, waardering of afkeuring duidelijk weergeven; een brief schrijven volgens algemeen geldende conventies; op basis van eigen kennis en waarneming of op basis van verkregen informatie een werkstuk maken; schrijven toepassen als middel om gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen voor henzelf te ordenen. 9. De leerlingen kunnen de vormgeving en de presentatie van hun teksten verzorgen door aandacht te besteden aan de leesbaarheid van hun spelling, de leesbaarheid van hun handschrift, zinsbouw, bladspiegel, beeldende elementen en kleur.
D. Domein taalbeschouwing 10. De leerlingen kunnen met voorbeelden aangeven hoe talen en taalvarianten relaties tussen mensen kunnen bepalen en hoe die relaties samenhangen met culturele overeenkomsten en verschillen; dat de betekenis van een taaluiting mede beïnvloed wordt door de situatie, de vorm, onuitgesproken bedoelingen, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en gebaren; dat een taal of taalvariant op verschillende manieren gebruikt kan worden; dat mondelinge en schriftelijke communicatie gebaat is bij regels. Zij kunnen voorbeelden van situaties geven, waarin zulke regels functioneel zijn. 11. De leerlingen kennen een aantal taalkundige principes en regels. 1. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. 2. Zij kennen:
Rita9
Rita van der Lee
regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens. 12. De leerlingen kunnen begrippen hanteren die het hun mogelijk maken over taal te denken en te spreken: 1. betekenis, beeldspraak, letterlijk en figuurlijk taalgebruik, uitdrukking, gezegde, spreekwoord, synoniem, gevoelswaarde, symbool, beeldtaal, pictogram; 2. moedertaal, tweede taal, vreemde taal, dialect, meertalig, gespreksregels, formeel en informeel taalgebruik; 3. spelling, uitspraak, onderwerp van een zin, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, deelwoord, onbepaalde wijs, werkwoord, tegenwoordige tijd, verleden tijd, enkelvoud, meervoud; 4. gedicht, poëzie, verhaal, drama, toneelstuk, jeugdboek, monoloog, dialoog; 5. hoofdstuk, paragraaf, alinea, zin, klemtoon, lettergreep, komma, punt, puntkomma, vraagteken, uitroepteken, dubbele punt, aanhalingsteken. Leerlingen communiceren (spreken, lezen, schrijven en luisteren) in een team met elkaar en als team met anderen. Ze verwerven (lezen, vragen,luisteren en begrijpen) kennis over het project en het bouwen en programmeren van de robot. Lezen begrijpend gebruiksaanwijzingen, instructies informatieve teksten. Zij houden een logboek (evt. op een website) bij over hetgeen zij gedaan hebben. Ze leren hoofd- van bijzaken te onderscheiden. Maken woordspinnen, samenvattingen en nieuwsbrieven. Tijdens de presentatie , verslaan zij mondeling in het kort hun vergaarde kennis, delen hun ideeën in verschillende taalstijlen voor een jury volgens de gewenste taalkundige principes. Door middel van de ‘Laat Zien”poster maken zij hun ideeën en team bekend tijdens de expositie. Leerlingen luisteren naar de gestelde vragen, interpreteren deze op juiste wijze en beantwoorden deze in goed en duidelijk taalgebruik.
Rekenen en wiskunde
Rita 10
Rita van der Lee
Typering van het gebied; Het onderwijs in rekenen/wiskunde is erop gericht dat de leerlingen: verbindingen kunnen leggen tussen het onderwijs in rekenen/wiskunde en hun dagelijkse leefwereld; basisvaardigheden verwerven, eenvoudige wiskundetaal begrijpen en toepassen in praktische situaties; reflecteren op eigen wiskundige activiteiten en resultaten daarvan op juistheid controleren; eenvoudige verbanden, regels, patronen en structuren opsporen; onderzoeks- en redeneerstrategieën in eigen woorden kunnen beschrijven en gebruiken. Kerndoelen A. Domein vaardigheden 1. De leerlingen kunnen met wisselende eenheden tellen en terugtellen. 2. De leerlingen kennen uit het hoofd optel- en vermenigvuldigtafels tot tien. 3. De leerlingen kunnen eenvoudige hoofdrekenopgaven vlot uitrekenen, waarbij ze verschillende bewerkingen inzichtelijk toepassen. 4. De leerlingen kunnen schattend rekenen, ook met breuken en decimale breuken, door de uitkomst globaal te bepalen. 5. De leerlingen hebben inzicht in de structuur van de gehele getallen en inzicht in het positiesysteem van de decimale getallen. 6. De leerlingen kunnen de rekenmachine met inzicht gebruiken. 7. De leerlingen kunnen een eenvoudige, niet in wiskundige taal aangeboden probleemstelling zelf in wiskundige termen omzetten. Leerlingen programmeren de Lego Wedo –software.. Hierbij moeten zij berekeningen maken in draaien, afstanden, omwentelingen en seconden. Zij passen al schattend redeneerstrategieën toe en combineren diverse opdrachten. B. Domein cijferen 8. De leerlingen kunnen de bewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens standaardprocedures of varianten daarvan uitvoeren en deze in eenvoudige situaties toepassen. C. Domein verhoudingen en procenten
Rita 11
Rita van der Lee
9. De leerlingen kunnen verhoudingen vergelijken. 10. De leerlingen kunnen eenvoudige verhoudingsproblemen oplossen. 11. De leerlingen kennen het begrip 'procent' en kunnen in eenvoudige situaties praktische procentberekeningen uitvoeren. 12. De leerlingen begrijpen het verband tussen verhoudingen, breuken en decimale breuken. D. Domein breuken en decimale breuken 13. De leerlingen weten dat aan een breuk en een decimale breuk op verschillende manieren betekenis kan worden gegeven. 14. De leerlingen kunnen breuken en decimale breuken op een getallenlijn plaatsen en breuken in decimale breuken omzetten, ook met een rekenmachine. 15. De leerlingen kunnen in eenvoudige toepassingssituaties, met gebruikmaking van modellen eenvoudige breuken en decimale breuken vergelijken, optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. E. Domein meten 16. De leerlingen kunnen klok kijken en tijdsintervallen berekenen, ook met behulp van de kalender 17. De leerlingen kunnen in alledaagse situaties met geld rekenen. 18. De leerlingen hebben inzicht in de relatie tussen de belangrijkste grootheden en de bijbehorende maateenheden. 19. De leerlingen kennen de gangbare maten van lengte, oppervlakte, inhoud, tijd, snelheid, gewicht en temperatuur en kunnen deze in eenvoudige toepassingssituaties hanteren. 20. De leerlingen kunnen eenvoudige tabellen en grafieken lezen en deze in eenvoudige situaties op grond van eigen metingen zelf samenstellen. Bij het programmeren van de robot, gaat het om snelheid, omwentelingen, afstanden en schaal. F. Domein meetkunde 21. De leerlingen beschikken over eenvoudige noties en begrippen, waarmee zij ruimte meetkundig kunnen ordenen en beschrijven. 22. De leerlingen kunnen ruimtelijk redeneren. Zij bedienen zich daarbij van bouwsels, plattegronden, kaarten en foto's, en gegevens over plaats, richting, afstand en schaal.
Rita 12
Rita van der Lee
23. De leerlingen kunnen schaduwbeelden verklaren, figuren samenstellen en bouwplaten van regelmatige objecten ontwerpen en herkennen. Tijdens het programmeren van de robot zullen de leerlingen verschillende rekenstrategieën en onderdelen toepassen. Leerlingen zetten n.a.v. bouwtekeningen het model in elkaar. Dit vereist ruimtelijk inzicht en overzicht. Oriëntatie op mens en wereld Typering van het gebied In dit leergebied komen de in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs genoemde kennisgebieden en 'bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer' en 'bevordering van gezond gedrag' aan de orde. Ze zijn binnen dit leergebied ondergebracht als 'aardrijkskunde', 'geschiedenis', 'samenleving', 'gezond en redzaam gedrag' en 'natuuronderwijs'. Voorts zijn in dit leergebied 'techniek' en 'milieu' opgenomen. Aardrijkskunde Typering van het gebied; Bij aardrijkskunde oriënteren de leerlingen zich op de wereld om hen heen, dichtbij en veraf. Ze komen er achter dat overal mensen hun omgeving hebben ingericht met bijvoorbeeld: huizen, akkers, weilanden, fabrieken, kantoren, winkels, wegen, kanalen, spoorlijnen, gebedshuizen en sportvelden. Tevens, dat die inrichtingselementen op een bepaalde manier verspreid zijn (ruimtelijke spreiding). Ze merken dat er sprake is van zowel verschillen als overeenkomsten met hun eigen omgeving. Ze leren dat de ruimtelijke inrichting en spreiding op verschillende schaalniveaus (eigen omgeving, Nederland, Europa, de wereld) het resultaat is van een combinatie van menselijke activiteiten en natuurlijke processen. De menselijke activiteiten kunnen heel divers zijn, van economische, sociale, politieke en culturele aard. Ze proberen zicht te krijgen op de ruimtelijke inrichting en spreiding met behulp van vragen die betrekking hebben op: waarnemen en beschrijven (Wat zie ik? Waar zie ik dat? Hoe ziet het eruit?); herkennen (Heb ik dat ergens anders ook wel eens gezien? Zie ik dat wel vaker?); verklaren (Hoe komt het? Waarom daar? Waarom daar zo?);
Rita 13
Rita van der Lee
waarderen (Wat vind ik ervan? Wat vinden anderen ervan? Kan het ook anders?). Ze kunnen omgaan met kaart en atlas, als belangrijke hulpmiddelen om de resultaten van hun zoektocht in beeld te brengen. Op deze leeftijd komt aardrijkskunde voorzichtig in beeld. Het wordt niet als zodanig beschreven maar door de keuze voor het projectonderwerp kan een team in contact komen met stichtingen, organisaties en andere instellingen waarmee zij moeten communiceren. Het project “Super Seniors”, dwingt de leerlingen ook te kijken naar leef- en woonomstandigheden van ouderen. Dit kan door de geografische ligging en infrastructuur van het onderzoeksgebied veel verschillen. Geschiedenis Typering van het gebied: Bij het geschiedenisonderwijs oriënteren de leerlingen zich op het verleden in relatie tot het heden. De hedendaagse situatie waarin leerlingen leven, is het resultaat van verschijnselen, gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in het verleden. Om meer van dat heden te begrijpen, verdiepen leerlingen zich in bepaalde aspecten van het verleden, hetgeen leidt tot kennis en inzicht met betrekking tot bepaalde historische verschijnselen, maar ook met betrekking tot historische verschijnselen in het algemeen. Omdat het verleden uitsluitend indirect, door middel van bronnen uit en over dat verleden kan worden bestudeerd, gaat het bij historische kennis en inzicht per definitie om beeldvorming. Daarbij wordt gestreefd naar een beeld dat zo goed mogelijk overeenstemt met de historische werkelijkheid. Kennis en inzicht met betrekking tot heden en verleden zijn aanvankelijk fragmentarisch en diffuus en worden geleidelijk aan completer en complexer. De leerlingen maken kennis met culturele, politieke, sociale en economische aspecten van de maatschappelijke werkelijkheid. Daarbij ontwikkelen zij een besef van continuïteit en verandering in het eigen leven en in de geschiedenis van samenlevingen. De leerlingen leren zich te bedienen van vaardigheden die hen helpen de geschiedenis goed in beeld te brengen: ze kunnen gegevens over het verleden zoeken en ordenen, met gebruik van historische bronnen. Zo'n bron kan schriftelijk materiaal zijn, beeldmateriaal, geluidsbanden, verhalen van mensen. Ze kunnen de informatie uit diverse bronnen met elkaar vergelijken en de verschillen tussen de zienswijzen van deze bronnen duiden.
Rita 14
Rita van der Lee
Ze kunnen daarin oorzaken en gevolgen onderscheiden en ze kunnen achterhalen wat de overeenkomsten met en verschillen tussen heden en verleden zijn. De resultaten van hun zoektocht kunnen ze in een verslag weergeven. Het vak geschiedenis is op deze leeftijd nog niet echt bekend bij leerlingen. Door het thema “Super Seniors”, worden leerlingen wel gedwongen te kijken naar het verouderen van mensen. Hierbij kan een stukje historie komen kijken. Samenleving Typering van het gebied; Leerlingen krijgen belangstelling voor een aantal belangrijke aspecten in de samenleving en vergroten hun kennis daarover. Dit kan bijdragen tot de vorming van kritische personen van wie respectvol en maatschappelijk verantwoord gedrag kan worden gevraagd. Het projectonderzoek dwingt de leerlingen zich vragen te stellen bij het onderwerp en een vernieuwende oplossing te bedenken .Hierbij kijken zij kritisch en respectvol naar de samenleving en ervaren daarbij hoe zij in het leven staan. Door de maatschappelijke betrokkenheid van de projecten krijgen zij zicht op situaties en omstandigheden in de samenleving en leren daarbij nadenken over positieve en negatieve situaties. Het thema “Super Seniors” dwingt kinderen na te denken over het ouder worden, het veranderen van mogelijkheden en het tegenkomen van beperkingen bij ouderen. Zij kunnen in contact komen met organisaties en belangenverenigingen. Techniek Typering van het gebied; Techniek gaat over de dingen die mensen gemaakt hebben en nog steeds maken, als hulpmiddelen om in leven te blijven en het bestaan te vergemakkelijken en te verrijken. Het betreft zowel oude als moderne technieken. Twee aspecten zijn van belang: het technisch proces van ontwerpen, maken en gebruiken en een diversiteit aan technische producten daarvan. De basisschool richt zich op elementaire inzichten en vaardigheden op de volgende technische gebieden in de eigen leefwereld: constructies (onder andere bruggen, gebouwen, wegen, meubels, apparaten, gereedschap, verpakking); transport (onder andere voertuigen, transport over land, lucht en water, via leidingen, buizen, kabels);
Rita 15
Rita van der Lee
communicatie (onder andere actuele kennis over de informatiemaatschappij en toepassingsmogelijkheden van informatieen communicatietechnieken); productie (onder andere gebruiksvoorwerpen, toiletartikelen, consumptiegoederen). Onderwijs in techniek op de basisschool heeft in zijn uitwerking het karakter van een combinatie van doen en denken. Qua inhoud en werkwijze heeft het gebied een speciale relatie met natuuronderwijs en tekenen/handvaardigheid. Naast technische inzichten gaat het om het toepassen van natuurwetenschappelijke kennis (kennis van materie, energie en informatie), alsmede om de vormgeving van een product.
Kerndoelen 19. De leerlingen kunnen oplossingen ontwerpen, maken en gebruiken bij technische problemen. Zij hanteren daarbij enkele elementaire technische inzichten waaronder in elk geval: constructieprincipes (materiaalgebruik, stevigheid, verbindingen), bewegings- en overbrengingsprincipes (hefboom, katrol, tandwiel). 20. De leerlingen kunnen een aantal technische producten uit de eigen leefwereld op hun niveau onderzoeken naar functionaliteit, materiaalgebruik en vormgeving en kunnen de werking ervan verklaren. De producten betreffen voorbeelden uit de gebieden constructies, transport, communicatie en productie. Bij het bouwen en ontwerpen van het model kunnen katrollen, hefbomen, tandwielen worden toegepast. Stevigheid en constructie van het model is van belang tijdens demonsteren op de expositie. Leerlingen moeten zelf n.a.v. bouwtekeningen hun modellen in elkaar zetten. Het projectonderzoek dwingt de leerlingen na te denken over het gebruik en toepassingen van technische middelen in maatschappelijk betrokken situaties. Ze worden uitgedaagd zelf een vernieuwende oplossing te bedenken en evt. te maken en hierover met specialisten in gesprek te gaan. Zij kunnen hiervoor zelf schaalmodellen, demo’s of voorbeelden maken. Het project “Super Seniors” laat ze onderzoek doen naar de bestaande hulpmiddelen en ontwikkelingen die het leven van senioren gemakkelijker maken. Zelf gaan zij een oplossing bedenken
Rita 16
Rita van der Lee
voor een probleem dat zij tijdens dat onderzoek tegenkomen. Dit kan zijn op het gebied van constructie, transport, gezondheid, communicatie en productie.
Rita 17
Rita van der Lee
Milieu Typering van het gebied; Met onderwijs over het milieu wordt geprobeerd de zorg van kinderen voor hun omgeving te stimuleren. Deze gevoelens ontwikkelen ze in direct contact met anderen en de natuur. Daarnaast moeten kinderen besef hebben van het principe van rechtvaardigheid: het eerlijk delen. Kinderen leren uiteenlopende perspectieven en belangen onderscheiden. Ze leren een standpunt in te nemen, gebaseerd op waarden en normen. Daardoor zijn ze in staat bewuste keuzen te maken in de natuur- en milieuvraagstukken waarmee ze worden geconfronteerd. Bij het bedenken van hun vernieuwende oplossing voor het project “Super Seniors”, worden de leerlingen gedwongen na te denken over de manier waarop producten ontwikkeld, gemaakt, verpakt en verkocht worden Gezond en redzaam gedrag Typering van het gebied; Onderwijs in bevordering van gezond en redzaam gedrag is erop gericht dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven ten aanzien van een gezond en redzaam gedragspatroon dat past bij henzelf en bij de omgeving waarin ze opgroeien. Het zonder meer aanleren van algemeen geldende regels blijkt in de meeste gevallen ongewenst en weinig effectief. Wat voor de een gezond of redzaam is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Daarvoor zijn kenmerken, omstandigheden en opvattingen van mensen te verschillend. Door vanuit de situatie van de kinderen te vertrekken kan aangesloten worden bij de aanwezige kennis, gevoelens en opvattingen van de kinderen, kan positief gedrag dat al aanwezig is, ondersteund worden en kan worden nagegaan waar in het gedrag en in de situatie verbeteringen wenselijk en mogelijk zijn en wat daarbij komt kijken. Leren is bij dit vormingsgebied vooral ervarings- en handelingsgericht. Aangedragen kennis speelt hierbij `slechts' een ondersteunende rol. Wat kinderen leren, moeten ze ook kunnen toepassen. Vaak biedt de dagelijkse schoolpraktijk volop `oefensituaties': veilig gebruik van gereedschappen, rekening houden met anderen, milieuvriendelijk gebruik van materialen, enzovoort. In veel gevallen is echter aparte lestijd noodzakelijk (bijvoorbeeld leren oversteken, kringgesprek over pesten, rollenspel).
Rita 18
Rita van der Lee
Het thema “Super Seniors”, vraagt de leerling na te denken over de leef- en woonsituatie van ouderen. Zij leven zich in hoe het leven als oudere is. Het werken in een team maakt de leerling bewust van zichzelf en de ander. Hij leert voor zichzelf en zijn team opkomen en rekening te houden met de ander en zijn omgeving .De leerling ervaart wat zijn bijdrage aan een team kan zijn en hoe hij dit kan communiceren. De leerling leert omgaan met accepteren en geaccepteerd worden. Kerndoelen 23. De leerlingen kunnen aangeven, hoe zij kunnen bijdragen aan het behoud en de bevordering van de eigen gezondheid. Dit betekent dat zij weten: welke verzorging het lichaam nodig heeft met betrekking tot voeding, beweging en rust, frisse lucht en hygiëne; welke risico's verslavende gedragingen, waaronder in elk geval roken en alcoholgebruik, hebben voor de gezondheid; hoe ze verantwoord kunnen omgaan met situaties in en om de school die mogelijk gevaar opleveren: hoe ze zo kunnen omgaan met hun omgeving en het milieu dat de gezondheid geen schade wordt toegebracht. 24. De leerlingen weten dat zijzelf en andere mensen sociale en affectieve behoeften hebben: ze kunnen opkomen voor zichzelf: ze kunnen rekening houden met anderen. 25. De leerlingen weten wat ze kunnen doen als zijzelf of anderen ziek worden of een ongelukje krijgen, waarbij een kleine verwonding wordt opgelopen, zoals een bloedneus of een lichte verbranding. 26. De leerlingen beschikken als koper van producten en als gebruiker van diensten over de volgende vaardigheden: herkennen van en omgaan met verkoopbevorderingstechnieken; omgaan met geld; informatie gebruiken over de samenstelling en het gebruik van een product; vergelijken van prijzen en kwaliteit.
Rita 19
Rita van der Lee
Het draait om teamwork dat geeft aan dat samenwerken en met elkaar overleggen, door een deur kunnen, incasseringsvermogen en flexibiliteit erg belangrijk is. Het project “Super Senioss” vraagt om onderzoek te doen naar ouder worden en hoe dit iemands vermogen beïnvloedt om zijn of haar levensstijl te behouden. De deelnemers kijken bijvoorbeeld naar mobiliteit, communicatiemiddelen en manieren om fit te blijven. De teams doen onderzoek naar obstakels en komen met oplossingen om de kwaliteit van het leven van ouderen te verbeteren. De leerling wordt gedwongen na te denken over het nut van bepaalde dingen en zaken.
Natuuronderwijs Typering van het gebied; Bij natuuronderwijs gaat het om de confrontatie met de levende en de niet-levende natuur. Dat betekent dat kinderen ervaringen opdoen met organismen, materialen, voorwerpen en verschijnselen. Natuuronderwijs wordt zo ingericht dat kinderen de ruimte krijgen ontdekkend bezig te zijn; door eigen onderzoek proberen ze antwoorden te vinden op door henzelf geformuleerde vragen. Vanuit de betrokkenheid met de dingen om hen heen groeit het inzicht in de samenhangen in de werkelijkheid. De inhoud van natuuronderwijs wordt bepaald door de werkelijkheid, en door de samenhangen die mensen daarin ontdekt hebben. Natuuronderwijs legt zo de basis voor een onderzoekende houding en een besef van zorg en verantwoordelijkheid voor de medemens en de omgeving. Bij natuuronderwijsactiviteiten speelt buitenwerk een belangrijke rol. Bij natuuronderwijs wordt ook gezocht naar evenwicht tussen de systematiek van het programma en dat wat kinderen spontaan bezighoudt. Het project “Super Seniors” laat ze nadenken naar manieren van communicatie, mobiliteit en fit blijven. F. Domein mensen, planten en dieren 29. De leerlingen kunnen de bouw van mensen en de vorm en functies van inen uitwendige lichaamsdelen ten behoeve van waarneming, ademhaling, voortbeweging en voortplanting beschrijven. Ze kunnen enkele verschillen en overeenkomsten aangeven met de bouw van zoogdieren ten aanzien van waarnemen, ademhalen en voortbewegen. Rita 20
Rita van der Lee
Tijdens het projectonderzoek ervaren de leerlingen dat technische hulpmiddelen vaak vanuit bouw en voortbewegen van mens en dier bedacht zijn. Het thema “Super Seniors” vraagt kinderen na te denken over wat er gebeurt met lichaam en geest als mensen ouder worden. Zij kunnen hierover in gesprek gaan met experts op dat gebied. (Zij kunnen dit via diverse bronnen vergelijken). G. Domein materialen en verschijnselen 33. De leerlingen kunnen onderzoek doen aan verschijnselen waaronder licht, geluid, kracht, magnetisme en warmte; onderzoeken welke kenmerken verschillende energiebronnen hebben en aangeven welke energiebronnen worden gebruikt voor verwarming, verlichting en beweging (bijvoorbeeld: fossiele delfstoffen, wind-, water-, en zonne-energie). Dit zal zijdelings gebeuren maar is op deze leeftijd nog niet zo te benoemen. Tekenen en handvaardigheid Typering van het gebied; Bij het onderwijs in tekenen en handvaardigheid maken kinderen kennis met verschillende mogelijkheden om zich in beelden uit te drukken. Daarnaast leren ze beeldende uitingen van anderen begrijpen en leren ze genieten van beeldende producten. Dat betekent dat kinderen hun ideeën, gevoelens, waarnemingen en ervaringen op persoonlijke wijze leren vorm te geven in beeldende werkstukken. Dit gebeurt meestal aan de hand van een concreet onderwerp. Vanuit hun eigen beleving en fantasie maken ze zich een voorstelling van het onderwerp, en al werkend ontwikkelen ze vaardigheden om die voorstelling zichtbaar te maken in een tekening of een werkstuk. Bij tekenen en handvaardigheid leren kinderen ook om de functies en de betekenissen van beelden in hun dagelijkse omgeving te herkennen en naar waarde te schatten. Ze leren dit door gericht waarnemen en door reageren op beeldende producten uit de gebouwde omgeving, interieurs, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen, beeldende kunst en elementen uit de hedendaagse beeldcultuur. Dit houdt tevens in dat kinderen leren respect te hebben voor de verschillende wijze waarop mensen zich in beelden uitdrukken. Het onderwijs in tekenen en handvaardigheid biedt kinderen een eerste oriëntatie op hun culturele erfgoed. Bij deze oriëntatie wordt er rekening mee gehouden dat dit erfgoed een afspiegeling is van culturele groepen die we in de Nederlandse
Rita 21
Rita van der Lee
samenleving aantreffen. Het zelf maken van beeldende werkstukken en het beschouwen van beeldende producten uit de omgeving beïnvloeden elkaar wederzijds. Qua inhoud en werkwijze heeft handenarbeid een relatie met techniek. Bij het vormgeven van beeldende producten kunnen technische inzichten toegepast worden. Tijdens het bouwen van het model kunnen de leerlingen gebruik maken van tekeningen om (elkaar) uit te leggen hoe ze het model willen gaan bouwen. Voor de presentatie van het team tijdens de expositie met de “Laat Zien “poster, kan gebruik gemaakt worden van tekeningen en/of bouwwerken. Het team kan buttons, gadgets maken om zich als team herkenbaar te maken of om zich bij anderen te profileren. Muziek Typering van het gebied; Kinderen groeien op in een maatschappij waarin veel muziek klinkt: muziek uit hun eigen jeugdcultuur, muziek uit niet-westerse culturen, oude en hedendaagse muziek, ontspanningsmuziek. Muziek doet daarbij iets met kinderen: ze komen in een bepaalde sfeer, ze bewegen erbij en ze genieten ervan. Kinderen doen ook iets met muziek: ze zingen enthousiast hun liedjes en spelen op instrumenten. Ze kiezen hun eigen muziek uit om naar te luisteren en ze praten met elkaar over muziek, hun idolen en favoriete groepen. Muziek op de basisschool is er op gericht dat de leerlingen hun aanwezige muzikale mogelijkheden ontdekken en verder ontwikkelen door het verwerven van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden zodat ze deel kunnen nemen aan de huidige muziekcultuur in Nederland. 9. De leerlingen kunnen een muziekstukje bedenken en uitvoeren op basis van een gegeven melodie, ritme of voorzin, verhaal, sfeer of stemming. Voor de presentatie van het team, de poster en het model , kan het team een lied, yell of rap maken. Spel en bevordering van het taalgebruik Typering van het gebied; Bij het gebied 'spel en bevordering van het taalgebruik' gaat het erom dat de leerlingen de expressieve en communicatieve mogelijkheden van stem, taal, houding, beweging en mimiek leren kennen en toepassen. In spel verbeelden ze gevoelens, ideeën, gebeurtenissen en personages, en verwerven ze vaardigheden als speler van rollen. Ze leren daarbij te reflecteren op hun eigen spel en dat van anderen. Rita 22
Rita van der Lee
Kerndoelen E. Domein spelvaardigheid 12. De leerlingen kunnen: op basis van informatie over rollen, situatie en verhaalelementen al improviserend een spel spelen; bij spel bewust gebruik maken van stem, taal, houding, beweging en mimiek; hun aandacht gericht houden op hun rol, de uit te beelden situatie, de medespelers, het speelvlak en de toeschouwers; iets voordragen; gebruik maken van middelen als decor, rekwisieten, kleding en schmink. F. Domein beschouwen 13. De leerlingen kunnen: relaties leggen tussen spel en de dagelijkse werkelijkheid; relaties leggen tussen het eigen spel en dat van anderen. Beweging Typering van het gebied; Bij het gebied 'beweging' gaat het om expressieactiviteiten waarbij de leerlingen kennismaken met de betekenis en de beleving van beweging, in hun eigen cultuur en enkele andere culturen. Vaak gaat het daarbij om dans. Deze activiteiten dragen bij aan het repertoire van leerlingen om ervaringen, belevingen, ideeën, gevoelens, situaties en gebeurtenissen te uiten en vorm te geven. Alleen, of samen met anderen, gebruiken leerlingen de elementen tijd, kracht en ruimte om hun bewegingen inhoud, uitdrukkingskracht en een context te geven. Daarnaast maken ze gebruik van muziek, hulpmiddelen en attributen die de uitdrukkingskracht van hun bewegingen kunnen ondersteunen en versterken. Tijdens de presentatie op de expositie kan het team kiezen voor een liedje, gedicht met ondersteuning van (zelfgemaakte) rekwisieten, passende kleding om hun model op een ludieke manier aan de jury te presenteren. Mimiek , houding en duidelijk stem- en taalgebruik is daarbij van groot belang. Bij het beantwoorden van de juryvragen komt begrip en uitdrukkingskracht duidelijk naar voren.
Rita 23
Rita van der Lee
Invulling in het lesrooster: Jr-Fll is te doen in een periode van 6-8 weken waarbij minimaal 2 uur per week wordt gewerkt Om aan bovenstaande kerndoelen te voldoen en niet in de knoop te raken met de tijd op het lesrooster, kan men het vak Jr-FLL op het rooster voor 2 uur per week als volgt verantwoorden: Natuur/techniek : 45 min Handvaardigheid/tekenen/ muziek: 45 min. Taalbeschouwing: 15 min Rekenen /ICT: 15 min Burgerschap: Het thema “Super Seniors” leent zich goed om na te denken over de medemens en onze houding t.o.v. van ouderen. Natuurlijk kan men, afhankelijk van methodes en lesverdelingen ook; Een les( begrijpend) lezen gebruiken om onderzoek te doen voor het project, de regels en missies te lezen et begrijpen Taalles besteden aan het opstellen van een brief of interview aan sponsor of expert voor het onderzoek, verslag voor de schoolkrant, uitschrijven de projectpresentatie. Rekentijd gebruiken voor het programmeren etc. Tijdens de gymles teambuildings opdrachten doen. Woordenschat toespitsen op project gerelateerde woorden
Meervoudige intelligentie: Voor scholen die werken met meervoudige intelligentie of leerkrachten die de sterke kanten van hun leerlingen willen benadrukken tijdens het werken met FLL is hieronder (cursief gedrukt) in het overzicht te zien hoe intelligenties bij FLL benut (kunnen) worden: intelligentie Interpersoonlijk
Rita 24
Rita van der Lee
Wat we zien bij de leerling Houdt van contact met anderen, werkt graag samen, voelt scherp aan wat anderen bezig houdt, voelt zich prettig in groepen, houdt van gezelligheid en feestjes, wil graag anderen te helpen, Teamwork, gesprekken voeren.
Intrapersoonlijk
Lichamelijk-motorisch
Logisch-mathematisch
Muzikaal-ritmisch
Rita 25
Rita van der Lee
Contact opnemen met experts, sponsors en media. Iets schrijven voor de schholkrant/site Stelt zich graag op de achtergrond op, leeft in een eigen wereld, houdt van dagdromen, kent eigen sterke en zwakke kanten goed, neemt scherp waar wat er gebeurt, schrijft een dagboek, heeft gevoel voor reflectie, poëzie… Denkt na over het projectonderzoek, kan daar een verslag over schrijven . Houdt een logboek bij van de activiteiten en gebeurtenissen van het team. Kan een nieuwsbrief maken of een website bijhouden. Reageert meestal met trefzekere bewegingen, heeft sterk gevoel voor gebruik eigen lichaam, kent fijne motoriek, sleutelt of knutselt graag, leert gemakkelijk iets door te doen of te spelen, Bouwt het model,maakt rekwisieten voor de projectpresentatie. Bedenkt een “dans”, clip,…… Ordent graag informatie, speelt graag met cijfers, overweegt bij het oplossen van problemen, redeneert logisch, denkt kritisch. Zet de onderdelen in elkaar. Houdt de bouwtekeningen bij. Bouwt en programmeert het model, redeneert, bedenkt oplossingen om het model te laten bewegen.… Pikt snel melodietjes op, speelt graag een muziekinstrument, werkt met ezelsbruggetjes en rijmpjes om
iets te onthouden, heeft een sterk gevoelvoor ritme, stijl in stemgebruik, vertelt boeiend, Bedenkt de presentatie, maakt een lied of yell voor het team. Natuurgericht
Verbaal-linguïstisch
Visueel-ruimtelijk
Rita 26
Rita van der Lee
Is gefascineerd door alles wat groeit en bloeit, herkent snel kenmerken van plant en dier, observeert en verklaart graag veranderingen in de natuur, leert gemakkelijk door waarnemingen buiten, kan goed verzamelen en ordenen, gaat graag met dieren om Doet onderzoek voor het project, verzamelt en ordent informatie en kijkt waar de natuur een oplossing kan bieden voor het verbeteren van de vernieuwende oplossing voor het probleem. Denkt in woorden, formuleert gemakkelijk, kan gemakkelijk ideeën onder woorden brengen, leest snel en met inzicht, kan goed argumenteren, “Vertaalt” het onderzoek en de bedachte oplossing naar een presentatie. Maakt een verslag voor de website of schoolkrant. Bereidt zich voor op het beantwoorden van vragen van de jury … Neemt de werkelijkheid waar via ruimte en kleuren, heeft gevoel voor kleurnuances, tekent vaak figuurtjes of maakt krabbels, experimenteert met schetsen of ontwerpen, kan zich snel oriënteren in gebouwen, wijken, Zorgt voor aankleding van de Laat Zien Poster, presentatie en de
uitstraling van het team in de vorm van T-shirts etc. Het mooiste is natuurlijk als in een team alle intelligenties vertegenwoordigd zijn. Het belangrijkste is natuurlijk dat iedereen een gepaste bijdrage kan leveren aan het team en dat ze als team goed samenwerken en vooral veel plezier hebben en ervan leren.
Jr-First Lego League past in het onderwijs van de 21e eeuw:
Na het doorlezen va dit document zal het duidelijk zijn dat First Lego League een schitterend project is om het onderwijs van de 21e eeuw vorm te geven.
Rita 27
Rita van der Lee
Wat vooral opvalt is dat kinderen heel enthousiast en betrokken bezig zijn en het over het algemeen helemaal niet erg vinden om hier wat extra tijd is te steken. Ik wens iedereen heel veel succes en Jr-F(LL)un met dit document en deJr- FLL. Vergeet vooral niet om er ook van te genieten. Rita van der Lee (
[email protected])
Rita 28
Rita van der Lee