l lang was er een wens om te werken aan een verzameling van ideeën rondom leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs in Suriname. De verschillende spelers in de sector, het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, de verschillende NGO’s, UNICEF, VVOB, de Nederlandse Ambassade en IDB benadrukten allen het belang van een duidelijke richting in het onderwijs, waarbij de leerling en het leerproces uitgangspunt zijn. De zoektocht naar concretisering van de onderwijsvernieuwingsplannen leidde tot het onderwijsproject: ’Ik geloof in jou! ‘ In juli 2007 startte een uniek samenwerkingsproject tussen MINOV, VVOB en UNICEF. Al snel was ‘de droom’ duidelijk. Een proces op gang brengen door middel van een brede dialoog in de samenleving: alle betrokkenen ruimte geven ervaringen en ideeën uit te wisselen over kwaliteitsvol onderwijs. Dit boek is het resultaat van dit omvangrijke proces met als doel een positieve bijdrage te leveren aan de realisering van leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs in Suriname. Op de bijbehorende dvd wordt het onvangrijke ontstaansproces gedetailleerd in beeld gebracht in de documentaire ‘Ik geloof in jou!’ Het boek is veelzijdig. Kleurrijk, door de inbreng van talentvolle jonge kunstenaars. Inspirerend, door vijftien interviews met bekende Surinamers. Spraakmakend, door de motiverende verhalen van burgers uit het gehele land over hun positieve leerervaringen en wensen voor het onderwijs. Leerrijk, door de presentatie van verdiepende kennis en informatie over vernieuwingen in het onderwijs. De inhoud geeft in de verschillende hoofdstukken het hele onderwijsveld weer aan de hand van een bloem als symbool voor groei en vernieuwing. Het hart van de bloem, het leren en de leerling, staat telkens centraal. Van hieruit wordt naar buiten toe gewerkt naar de leerkracht en de klas, de school, de ouders en de gemeenschap, het krachtenveld dat de onderwijssector beinvloedt en ideeen rondom vernieuwing. Dit kader kan richting geven voor de toekomst. Het geeft ideeen over wat leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs inhoudt en waarom het zo belangrijk is voor de ontwikkeling van ons menselijk kapitaal. Het benadrukt ook dat onderwijs een zaak van iedereen is en dat samenwerken essentieel is voor het verder vormgeven van kwaliteitsvol onderwijs in Suriname. Het boek is bedoeld om een impuls te geven aan individuele leerkachten, scholen, pedagogische instituten, lerarenopleidingen, aan de structurele professionalisering van leerkrachten, aan beleidsmedewerkers en afdelingen van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. De wens is dat de ideeën in dit boek bij zullen dragen aan de bundeling van de vele positieve initiatieven binnen het onderwijs in Suriname. Het eindresultaat van dit project is gerealiseerd, maar het proces van groei en vernieuwing gaat zeker door. Het zal zich uitbreiden en verdiepen, dat is onze droom. ‘Ik geloof in jou!’ is echt dromen en durven, denken, doen én vooral ook doorzetten. Dus niet alleen mooie woorden, maar ook krachtige daden. Wanneer er gezamenlijk voortdurend vanuit deze intentie gewerkt wordt en iedereen 100% verantwoordelijkheid neemt, kunnen de leerlingen zich optimaal ontplooien. Of we nu leerling, leerkracht, schoolhoofd, ouder of minister zijn, het ontstaansproces van dit boek heeft laten zien dat vanuit positieve betrokkenheid ALLES mogelijk is.
dromen en durven, denken, doen
Colofon Dit boekwerk is het resultaat van een samenwerkingsproject van MINOV, VVOB en UNICEF in de periode 2007-2009 Dit product is financieel mogelijk gemaakt door DGOS België en UNICEF Suriname Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MINOV) Kafiluddistraat 117 - 123 Paramaribo, Suriname De Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en technische Bijstand (VVOB) PROGRamma Effectievere Scholen in Suriname (PROGRESS) Handelsstraat 31 Commewijnestraat 41 B-1000 Brussel, België Paramaribo, Suriname Het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) Heerenstraat 17 Paramaribo, Suriname Coördinatie en eindredactie:
Henry Ori, Liesbeth Roolvink, Loek Schoenmakers
Samenstellers:
Het boek kwam tot stand dankzij een grote betrokkenheid vanuit de Surinaamse samenleving, zie het dankwoord waarin alle medewerkers genoemd worden
Vormgeving, layout en druk:
Graphoset i.s.m. Quick O Print, Paramaribo
Tekstadviseurs:
Jan Bongers, Effendi N. Ketwaru, Els Moor, Ismene Krishnadath, Rappa, Marylin Simons (schrijvers)
Film dvd:
Norman Deekman (Sranan Video), Henna Draaibaar (The Backlot: Diepgaand Leren) Loes Trustfull (afdeling Schoolradio MINOV: interviews en documentaire)
Fotograaf:
Lucien H. Chin A Foeng
Illustraties:
Steve Ammersingh, Pierre Bong A Jan, Daniel Djojoatmo, Sri Irodikromo, Kurt Nahar, Monique Nouh-Chaia (Adviseur Readytex), Marcel Pinas, Sunil Puljhun, George Struikelblok, Jhunry Udenhout, Michael Wong Loi Sing
ISBN:
9789078083566
©
2009 MINOV/VVOB/UNICEF 1e druk mei 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van MINOV. Voor zover toestemming wordt verleend tot gebruik van de gehele of delen van deze uitgave voor niet commerciële doelen dient uitdrukkelijk de bron te worden vermeld All rights reserved. No part of this publication may be produced, stored in a retrieval system or transmitted in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of MINOV. In case permission is granted for the use of the whole or part of the publication for commercial use, the source should be properly acknowledged
Voorwoord Inleiding
5 7
IK GELOOF IN JOU! Het gaat om leer-kracht! Leren...het kan ook anders Het leren volgen of leerlingen achtervolgen? Leren...waar gaat het om?
11 18 22 25 26
IN DE KLAS: DÁÁR GEBEURT HET De leraar en zijn leer-kracht Gevoel voor leerlingen De krachtige leeromgeving Organiseer de klas De juiste aanpak Balans tussen hoofd, hart en handen
31 38 40 42 45 47 50
OOK EEN SCHOOL LEERT De schoolleider maakt het verschil Gelijke kansen voor iedereen Permanent verbeteren doe je samen Kwaliteit, een zorg voor allen
55 64 68 70 72
SAMEN STERK Je thuis laat je leren Ouders actief in de school Betrek de buurt
77 84 86 88
HET KRACHTENVELD: GROEIEN IS KANSEN BIEDEN Het krachtenveld: vormgeven aan onderwijs
91 98
VERNIEUWEN IS: DROMEN ÉN DURVEN, DENKEN, DOEN ÉN...DOORZETTEN Dromen én durven Denken Doen Doorzetten: jij bent belangrijk Nawoord Dankwoord Geraadpleegde literatuur
105 110 112 113 115 117 118 122
4
Missie Het Surinaams onderwijssysteem draagt bij tot het voorbereiden op en het versterken van het optimaal functioneren van alle burgers in de samenleving. Zo wordt een bijdrage geleverd aan: - de persoonlijke ontwikkeling (onder andere sociaalemotionele ontwikkeling) met aandacht voor elementaire levensvaardigheden (basic life skills) - de toekomstige beroepsuitoefening en de eigen economische onafhankelijkheid - een optimale maatschappelijke verantwoordelijkheid, actieve deelname aan en inspraak in de samenleving om een realistische, geloofwaardige en positieve toekomst te ontwikkelen voor elke Surinamer.
Visie Het Surinaams onderwijssysteem is gericht op: • het bevorderen van de kwaliteit van ‘leren’ door het leerproces en de leerling telkens centraal te stellen. Dit kan optimaal plaatsvinden vanuit een leerlinggerichte en kindvriendelijke benadering. Het uitgangspunt is telkens het stimuleren van ‘het leren’ van elk kind, jongere of jongvolwassene, uitgaande van hun eigen, unieke talenten en mogelijkheden • het vormen van creatieve, zelfbewuste en kritische burgers, die onafhankelijk kunnen zijn in hun denken en handelen. Zij worden voldoende voorbereid op een actieve en positiefkritische deelname aan het maatschappelijke leven en kunnen een maatschappelijke zelfstandigheid verwerven • het realiseren van een optimale harmonieuze ontwikkeling van haar leerlingen en studenten door het verbeteren van de basisvaardigheden, de leerprestaties, en het versterken van de sociale competenties. Er is een evenwichtige aandacht voor de verschillende vak- en vormingsgebieden in het onderwijsprogramma • het rekening houden met verschillen tussen leerlingen en studenten, met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren met specifieke leer- en ontwikkelingsbehoeften • de karakterontwikkeling met aandacht voor belangrijke waarden als eerlijkheid, oprechtheid, rechtvaardigheid, trouw, hulpvaardigheid, geduld, vriendelijkheid, openheid, respect • het vormen van respect en bewustzijn voor eigen en andere culturen (diversiteit) • levenslang leren • het bijbrengen van kennis over de objectieve geschiedenis van het land, de staatsinrichting, burgerschapskunde en het geloof in vaderlandse liefde • het vormen van leerkrachten en docenten vanuit een positief-pedagogisch optimisme • het vormen van verantwoordelijkheidsgevoel en betrokkenheid naar de gemeenschap toe, die bijdragen aan de ontwikkeling van Suriname • aansluiting bij de moderne nationale en internationale eisen, afspraken en trends. (Afgeleid uit: Surinaams Educatief Plan Onderwijs. MINOV 2004c)
Voorwoord Ik geloof in jullie! Leerling en leerkracht. Zonder jullie is er geen onderwijs mogelijk. Het verheugt me na een periode van intensief experimenteren en consulteren dit boek te mogen introduceren. Onderwijs, we hebben er allemaal mee te maken. Jong of oud. In school en buiten school. Onze leerlingen en ook leerkrachten roepen om vernieuwing. Hoe kunnen we het onderwijs uitdagender en beter passend bij de leerling maken? De afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven opgezet vanuit het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MINOV) om te komen tot nieuwe stimulerende werkwijzen in de school. Er worden terecht nieuwe eisen aan onderwijs en de kwaliteit van het leren gesteld. Onze leerlingen hebben immers een stevige basis nodig om te kunnen functioneren in onze huidige en toekomstige maatschappij. Er is de laatste tijd veel aandacht voor het ‘Nieuwe Leren’ in de media. Jammer genoeg wordt niet altijd begrepen wat het ‘Nieuwe Leren’ inhoudt. Is het vrijer? Mag de leerling doen waar hij zin in heeft? Wordt er niet meer geleerd? Gaat het alleen uit van de leerling? Het realiseren van dit ‘Nieuwe Leren’ en dus kindvriendelijker onderwijs is een grote uitdaging. Het biedt kansen voor leuker, uitdagender en vooral leerlinggerichter onderwijs. Men stelt binnen het ‘Nieuwe Leren’ een aantal belangrijke vragen: WAT is leren? HOE kunnen we het best leren en kennis overdragen aan leerlingen, zodat alle leerlingen aangesproken worden op hun ontwikkelingsmogelijkheden? Hoe kunnen we zorgen voor meer diepgaand leren? Hoe kunnen we leerlingen zelf actiever maken? En wat betekent dit dan voor de leerkracht? Wat voor competenties zijn hiervoor nodig? Ik zou het ‘Nieuwe Leren’ graag ‘het Vernieuwende Leren’ noemen. In dit ‘Vernieuwende Leren’ zijn de leerling en het leren steeds het uitgangspunt. Ik pleit ervoor om in ons onderwijssysteem zorgvuldig díe elementen te kiezen, die passen binnen onze Surinaamse cultuur. Ook in ons huidige traditionele onderwijs gebeuren goede dingen, laat ons die behouden en nieuwe zaken toevoegen. Zo vernieuwen we het leren. Uit de laatste ontwikkelingen en uit recent evidence based onderwijsonderzoek kunnen veel ideeën aan ons huidige onderwijs worden toegevoegd. Zo kunnen we het leren niet alleen leuker maar ook actiever en effectiever voor alle kinderen maken. Ik zie het ‘Vernieuwende Leren’ voor het Surinaams onderwijs vanuit een drietal invalshoeken.
5
Als derde zie ik ten slotte de effecten die deze nieuwe benadering kan hebben op het leren. Door deze effecten nauwgezet te volgen en daar waar nodig zaken aan te passen, kunnen we ons onderwijs nog beter afstemmen om optimaal leren mogelijk te maken. Met deze drie invalshoeken kunnen we een optimale opbrengst garanderen. Ik kan het onderwijsveld dit boek warm aanbevelen. De inhoud is mede tot stand gekomen door het meedenken van een grote groep mensen uit ons gehele land, die begaan zijn met het onderwijs. Daarnaast is de inhoud ook gebaseerd op waardevolle pilots, literatuur en evidence based onderzoek. De combinatie van kunst met inzichten van inspirerende Surinamers, en de verhalen uit de verschillende districten, maken het geheel tot een bijzonder product. Graag een woord van dank aan de vele betrokkenen bij dit project, onder hen de initiatiefnemers van VVOB, UNICEF en MINOV. De gezamenlijke inspanningen hebben geresulteerd in dit prachtige boek en bijbehorende dvd met de vele inspirerende boodschappen aan mij als onderwijsminister, de regering, de maatschappij, de onderwijsbetrokkenen, de ouders en medeburgers. Ik spreek de wens uit dat de onderwijspraktijk goed gebruik zal maken van dit boek. Laat dit boek een leidraad en inspiratiebron zijn voor de vele onderwijsvernieuwingen die nu en in de toekomst worden gestart, voor de na- en bijscholing van leerkrachten en voor de medewerkers van het MINOV, die bestaand en nieuw onderwijsbeleid verder moeten gaan ontwikkelen. Tot slot hoop ik dat dit boek voor de individuele leerkrachten een positieve stimulans zal zijn om hun inhoudelijke werk verder te professionaliseren in het voordeel van onze kinderen. Ik geloof in jullie!
Allereerst biedt het ons veel waardevolle inzichten, die helpen om de leerling en het leren centraler te stellen. Ten tweede zie ik graag een vertaling van deze nieuwe inzichten naar ons onderwijssysteem. Dit kan met aangepaste methoden voor leerlingen, handleidingen en trainingen voor leerkrachten, achtergrondinformatie, de didactische werkwijzen die op de pedagogische instituten worden onderwezen, beleidsvisies voor het MINOV, et cetera.
Drs. Edwin T. Wolf minister van Onderwijs en Volksontwikkeling
achtenveld Het kr
id he r e
en onderste Schoolhoofd
Leerkracht
un in
g
Ov
6
Leerling Leer-kracht
Team
Krachtige leeromgeving
Ouders
Vernieuwing en verandering
Voedingsbodem Als leidraad voor de inhoud is de bloem als symbool gekozen. Die staat voor groei en ontwikkeling. We vertalen de groeikracht en ontwikkelkracht telkens naar de leer-kracht van het kind. Elke mens heeft vanaf de geboorte een hoeveelheid ontwikkelingsmogelijkheden (talenten) ter beschikking. Bij iedereen is dit anders en dat maakt ons mensen zo uniek. Het is daarom belangrijk het onderwijs zodanig in te richten dat het plezierig en betekenisvol leren voor alle leerlingen mogelijk maakt. De indeling op pagina 9 maakt duidelijk wat er in elk hoofdstuk centraal staat. Op pagina 124 treft u een uitgebreide toelichting van het bloem-symbool aan.
Inleiding Is onderwijsvernieuwing wenselijk, iets om na te streven? Stel je eens een samenleving voor die niet verandert of zich niet vernieuwt met onderwijs dat te weinig ruimte heeft om zich te ontwikkelen. Hoe ziet dat eruit? Ontwikkeling betekent beweging, aanpassing en verandering. Rapporten over het onderwijs in Suriname wijzen allemaal in dezelfde richting: de kwaliteit van ons onderwijs kan beter. Maar durven wij te dromen over ander, beter onderwijs? Het leven is een en al verandering. Mensen ontdekken nieuwe mogelijkheden, ze vinden voortdurend dingen uit, ze zoeken naar creatieve wegen om problemen op te lossen. De behoefte aan vernieuwing van ons onderwijs is daarom geen vraag maar een gegeven. Al lang was er een wens om te werken aan een verzameling van ideeën rondom leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs. De verschillende spelers in het veld, het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, de verschillende ngo’s, UNICEF en IDB wezen op de noodzaak tot een duidelijke richting van het onderwijs, waarbij het kind en het leerproces van het kind uitgangspunt zouden zijn. Zij ondersteunden de zoektocht naar concretisering van onderwijsvernieuwing. Dit alles leidde tot het onderwijsproject: ’Ik geloof in jou!’ Onderwijsvernieuwing begint bij de leerling én de leerkracht. Zij bepalen immers het leerproces. Iedere mens heeft de potentie, groeikracht, om zijn¹ mogelijkheden te ontwikkelen. Dit is te vergelijken met zaad, dat liefdevol verzorgd, uit kan groeien van een kwetsbaar plantje tot een sterke bloem, plant of boom. Opvoeders, dus ook leerkrachten, spelen hierin een belangrijke rol. Door hun invloed kan het kind verdorren of bloeien.
7
Zo kunnen opvoeders werkelijk iets betekenen voor de ontwikkeling van de kinderen en daarmee voor de toekomst van Suriname en de wereld. In dit verband startte in juli 2007 een uniek samenwerkingsproject tussen MINOV, VVOB en UNICEF. Al snel was ‘de droom’ duidelijk. Een proces op gang brengen door middel van een dialoog in de samenleving: alle betrokkenen ruimte geven ervaringen en ideeën uit te wisselen over onderwijs. De initiatiefgroep baseerde zich op de volgende uitgangspunten: • datgene wat motiveert en enthousiast maakt in het onderwijs • de basisdocumenten en ideeën vanuit het Onderwijsbeleid MINOV • de vele positieve ervaringen van verschillende programma’s, zoals Kindvriendelijke Scholen, Change for Children, LEARN, KALBOBIS, Basic Life Skills en BEIP • de positieve inzichten van een aantal inspirerende Surinamers • de opvattingen van vele betrokkenen uit alle districten • relevante literatuur en evidence based onderzoek. Dit boek is het resultaat van dit omvangrijke proces. Hopelijk levert het een positieve bijdrage aan de realisering van leerlinggericht onderwijs in Suriname. Kleurrijk, met inbreng van talentvolle jonge kunstenaars. Inspirerend, door vijftien interviews met bekende Surinamers. Spraakmakend, door de motiverende verhalen van districtsbewoners over hun positieve leerervaringen binnen en buiten het onderwijs. Leerrijk, door de presentatie van kennis en achtergrondinformatie over vernieuwingen in het onderwijs. ¹
De ‘leerkracht’, het ‘schoolhoofd’ en de ’schoolleider’ zijn zowel mannelijk als vrouwelijk. Toch verwijzen we in de tekst met ‘hij’ en ‘zijn’ naar deze personen. Dit is geen ideologische keuze, integendeel! Wij doen dit enkel om de leesbaarheid van de tekst niet in het gedrang te brengen.
8
De inhoud geeft in de verschillende hoofdstukken dus eigenlijk het hele onderwijsveld weer: vanuit het hart van de bloem, de leer-kracht van de leerling, gaan we naar buiten toe. Dit kader kan richting geven voor de toekomst van de onderwijsvernieuwingen. Als we weten waar we naar toe willen met ons leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs, kunnen we betere keuzes maken. Alle betrokkenen kunnen elkaar gaan versterken. En dat komt natuurlijk uiteindelijk de leerling ten goede. Elk hoofdstuk kent een vaste structuur. Na de inleiding volgt een verhaal, een beschrijving van de gewenste situatie alsof die al is bereikt. Dan wordt een selectie van de vele inspirerende uitspraken uit alle districten gepresenteerd. Elk hoofdstuk wordt telkens afgesloten met een selectie van belangrijke achtergrondinformatie ter verdieping. Dit boekwerk is het resultaat van een omvangrijk proces van ruim anderhalf jaar waaraan een indrukwekkend grote groep mensen uit de samenleving heeft deelgenomen. Iets waar we trots op zijn, want het proces om te komen tot dit resultaat is voor ons minstens zo belangrijk als het uiteindelijke resultaat. Op de dvd die bij dit boek hoort, wordt het omvangrijke ontstaansproces gedetailleerd in beeld gebracht in de documentaire ‘Ik geloof in jou!’ Nu ontstaan er wellicht vragen: Verandert met dit boek het onderwijs? Krijgen leerlingen en leerkrachten meer zin in onderwijs? De samenstellers pretenderen niet volledig te willen zijn en beseffen dat de werkelijkheid vol uitdagingen is. Het boek is bedoeld om een impuls te geven aan scholen, individuele leerkrachten, pedagogische instituten en lerarenopleidingen, aan structurele professionalisering van leerkrachten, aan beleidsmedewerkers en -afdelingen. We hopen dat de ideeën in dit boek bij zullen dragen aan de bundeling van de vele positieve initiatieven binnen het onderwijs in Suriname. Het boek is het einde van dit project maar hopelijk ook het begin van nieuwe, ontluikende knoppen aan de bloem. Het proces van groei en vernieuwing gaat door en zal zich uitbreiden en verdiepen, dat is onze droom.
We can be the change we want to see... (Mahatma Gandhi)
Jhunry Udenhout
‘Ik geloof in jou!’ is echt denken, voelen en willen. Niet alleen mooie woorden, maar ook krachtige daden. Wanneer wij allen voortdurend vanuit deze intentie werken en 100% onze verantwoordelijkheid nemen, zullen de bloemen prachtig bloeien. Of we nu leerling zijn, leerkracht, schoolhoofd, ouder of minister, het ontstaansproces van dit boek heeft laten zien dat vanuit positieve betrokkenheid ALLES mogelijk is.
1 2 3 4 5 6
IK GELOOF IN JOU! We vertrekken vanuit het geloof in de leerling en het leren. Elk kind heeft van nature ontwikkelkracht in zich. Wij noemen dat leer-kracht. Die bevindt zich in het hart van de bloem.
IN DE KLAS: DÁÁR GEBEURT HET De leerling gaat elke dag naar school. Daar leert het kind. In de klas wordt het leren gestimuleerd door de leerkracht, de medeleerlingen en de omgeving. Samen vormen ze een driehoek.
OOK EEN SCHOOL LEERT De klas bevindt zich in de school. Het schoolhoofd geeft leiding aan het schoolteam op een zodanige manier dat het leren van de leerling in de klas gestimuleerd wordt. De school leert zelf ook; van de goede dingen die ze doen, maar zeker ook van de dingen die niet helemaal goed gaan. Leren is fouten mogen maken en daarvan leren zodat het daarna beter gaat.
SAMEN STERK Goed onderwijs wordt op school gemaakt, door de leerlingen en de leerkrachten. Wanneer de school goed samenwerkt met ouders en gemeenschap gaat het allemaal nog beter. Samen zijn we sterk en kunnen we zorgen voor kwaliteitsvol onderwijs.
HET KRACHTENVELD: GROEIEN IS KANSEN BIEDEN Leerlingen hebben recht op goed onderwijs. Dit betekent dat ieder kind optimale kansen krijgt om zich te ontwikkelen. Daarom is een stimulerende, voedende omgeving belangrijk. Er is een geheel van krachten van invloed op de school. De overheid speelt daarin een belangrijke rol. Haar beleid is optimaal wanneer het speelruimte en groeikansen biedt voor iedereen en aansluit bij (inter)nationale ontwikkelingen en afspraken.
VERNIEUWEN IS: DROMEN ÉN DURVEN, DENKEN, DOEN ÉN...DOORZETTEN Groeien is ruimte bieden voor vernieuwen. Groeien is het ontluiken van nieuwe knoppen. Groeien is dromen en durven, denken, doen en vooral ook doorzetten. Het geloof in eigen kunnen is hierbij belangrijk, het is een drijfveer voor succes.
9
124
Pierre Bong A Jan
Ik geloof in jou !
1
Weet je wat jij bent? Je bent een diamant. Je bent uniek. In alle voorbijgaande jaren, heb ik nooit een kind ontmoet als jij. Jouw benen, armen en handige vingers. Jouw ogen, neus, mond en haren. De manier waarop je beweegt. Hoe je kijkt en lacht. Je hebt kracht voor álles. Ja, jij bent een diamant. Ik geloof in jou! Er is niets mooiers in het leven, dan dat iemand dit tegen je zegt. Zoiets horen, maakt dat je groeit. Dat je gaat bloeien. Iedere mens heeft die groeikracht in zich. Het gevoel te hebben er te mogen zijn en uit te kunnen groeien tot een mooie bloem is een wonderbaarlijk iets. Het onderwijs zou ervan doordrongen moeten zijn. In de bloem, zoals in de inleiding is toegelicht, vertalen we deze natuurlijke groeikracht als ontwikkelkracht of leer-kracht. Deze bevindt zich als kostbaar zaad in het hart van de bloem. Door een goede verzorging en door positieve aandacht kan het zaad in een stimulerende omgeving uitgroeien tot een stevige plant of boom. Iedere mens heeft deze groei- of leer-kracht van nature al in zich: de nieuwsgierigheid, het groter willen worden, het zelf willen doen, het willen weten en ontdekken. Ieder kind heeft ontluikende talenten en verborgen dromen. Het onderwijs moet op alle niveaus voortdurend zijn focus hebben op deze leer-kracht. Al het denken en handelen van de leerling, van de leerkracht, de ouder, de ondersteuner en zelfs de minister van onderwijs staan in dienst om deze leer-kracht - het leren - volledig tot bloei te laten komen. Dit betekent ook dat al deze spelers ieder hun eigen verantwoordelijkheid dragen.
De leerling zélf is primair verantwoordelijk voor het eigen leren door de innerlijke motivatie. Deze leerling wordt in de klas ondersteund door de medeleerlingen en de leerkracht, om het eigen leren te optimaliseren, passend bij de eigen capaciteit. Ook thuis wordt de leerling ondersteund door zijn opvoeders. De schoolleider ondersteunt het schoolteam om kansrijk leren voor leerlingen mogelijk te maken. De overheid ondersteunt op haar beurt de scholen om kwaliteitsvol onderwijs te realiseren. Leerlinggericht onderwijs houdt rekening met de leerling en zijn leer-kracht en neemt het ‘leren’ telkens als vertrekpunt vanuit de positieve overtuiging van ‘Ik geloof in jou!’. De opbouw van het hoofdstuk is als volgt: 1. we starten met het verhaal over de gewenste, ideale situatie 2. vervolgens geven we een weergave van uitspraken uit alle districten 3. we sluiten af met de achtergrondinformatie: - Het gaat om leer-kracht! - Leren...het kan ook anders - Het leren volgen of leerlingen achtervolgen? - Leren...waar gaat het om?
11
De droom
12
Leren is leuk
Steve Ammersingh
‘Mama, wanneer gaan we nou?’ zegt Indira. ‘Ik kan niet meer wachten.’ ‘Geduld, mi gudu. Het is nog lang geen tijd. Ga nog even spelen’, zegt mama. Eindelijk het is zover. De schoolbus stopt en Indira rent er vrolijk naar toe. Vandaag is een belangrijke dag. Indira mag een spreekbeurt houden in de klas. Ze heeft zelf gekozen voor een leuk onderwerp: verhalen over de sluwe Anansi en de wijze Birbal. Daar weet ze veel van. Samen met mama heeft ze de spreekbeurt voorbereid. Indira heeft er zin in. ‘Je kunt het’, heeft mama vaak gezegd. Het klinkt nog steeds als een echo in haar hoofd. In de bus komt Indira haar vriend Sandro tegen. ‘Hé Indira!’ roept Sandro. ‘Kom je bij me zitten?’ Samen praten ze honderduit. Sandro vertelt dat hij voor een verjaardag van een vriend naar Colakreek is geweest. Hij heeft lekker gespeeld in het water en ze hebben gevoetbald. Leren doet hij niet zo graag. Hij
vindt het moeilijk, maar gelukkig krijgt hij veel hulp van de juf en van Indira. Buiten spelen op straat, samen met andere kinderen, is wat hij het liefst doet. Als ze op school aankomen is het al kwart voor acht. De zon begint al fel te schijnen. Het zal een warme dag worden. Op het erf wordt druk gespeeld. Er is altijd wel iets te beleven. Enkele kinderen spelen dyompo futu en hebben veel plezier. Meisjes staan dicht bij elkaar onder de amandelboom te babbelen en te lachen. Veel kinderen rennen achter elkaar aan en er zijn er ook die met een bal spelen. Het schoolerf ziet er echt gezellig uit. Het wordt door kinderen die de beurt hebben, schoongehouden en voor de kleintjes is er een aparte ruimte met mooi speeltuig. KLING, KLANG. Het is tijd. De schoolbel luidt. Alle kinderen gaan bij hun klas staan. Sinds kort staan ze niet meer in de rij. Als meester of juf komt, gaan ze rustig naar binnen zonder te vechten. In de klas lijkt het een grote drukte. Maar als je goed kijkt, zie je dat iedereen bezig is. De kinderen weten precies wat ze kunnen doen. Het eerste kwartier mogen ze vrij kiezen. Sommigen nemen een leesboek en gaan rustig lezen. Andere kinderen gaan samen een letterspel spelen. De computerhoek is ook erg in trek. Maar daar kun je alleen maar in, als je op de intekenlijst
hebt ingetekend. Vandaag mogen Michel, Jenny en Steven in de computerhoek. Zo komt iedereen aan de beurt. De klas lijkt op een echte werkplaats waar geleerd kan worden. De kinderen worden uitgedaagd om te leren. Indira voelt zich thuis in de klas. Juf Naomi heeft altijd wel iets spannends of leuks om te doen. Thuis praat ze veel over school. Over de rekenles die ze wel eens moeilijk vindt. Of over haar lievelingslessen: de creatieve, waarin getekend, geknutseld of gedanst wordt. Ondertussen is de juf ook binnengekomen. Indira kan niet meer wachten en rent vrolijk naar haar toe. ‘Dag juf’, zegt ze. ‘Heeft u eraan gedacht?’ Juf Naomi kijkt haar vragend aan. Indira ziet iets ondeugends. Ze kent de juf nu al een aantal maanden en weet dat ze vaak grapjes maakt. ‘Ehhh’, zegt juf Naomi, ‘wat was het ook alweer?’ Even schrikt Indira. Ze zou het toch niet vergeten zijn? Ze weet toch wel dat vandaag de grote dag is. De dag van haar spreekbeurt. De ogen van juf Naomi stralen pret uit. Ze houdt van haar leerlingen. Elke dag iets voor hen betekenen, geeft haar veel voldoening. ‘Natuurlijk, mi gudu’. En tegelijkertijd haalt ze een boek uit haar tas. Op het omslag dansen vier lachende spinnen, vader Anansi met zijn kinderen, allemaal poten in beweging. Opgelucht haalt Indira adem. Nu kan er niets meer fout gaan. ‘Je kunt het’. In haar achterhoofd hoort ze haar moeders stem. Ik kan het, denkt ze bij zichzelf. Blij en voldaan loopt ze terug naar haar tafel met het boek onder haar arm. Ze gaat er meteen in kijken.
Een warm applaus Om half 12 is het zo ver. Het is ondertussen warm geworden in de klas. Enkele kinderen liggen over, met hun hoofd op de tafel op hun armen. Ze zijn moe van de moeilijke rekenles. ‘Gauw in een kring staan’, roept juf. ‘Anansi kon dansi’: ze zingen het liedje en dansen erbij. ‘Jullie zijn spinnen’, roept juf,
‘beweeg veel met je armen en benen.’ Na een paar minuten is alle vermoeidheid verdwenen en zijn ze allemaal klaar voor de spreekbeurt van Indira. ‘Vandaag ga ik jullie vertellen over de spin Anansi’, begint Indira. ‘Jullie hebben vast wel over hem gehoord. Maar er zijn nog meer slimmeriken. Kennen jullie Birbal uit India die altijd de raadsheren van de koning voor de gek houdt?’ Alle kinderen zijn benieuwd wat er komen gaat. De juf geeft een bemoedigend knikje naar Indira. Indira begint te vertellen. En ze laat van Anansi en Birbal plaatjes zien. Als ze klaar is krijgt ze spontaan een groot applaus van de klas. Indira is trots. Ze krijgt een warm gevoel van binnen. Nu is ze benieuwd wat de juf zal vertellen. ‘Kinderen’, zegt juf Naomi, ‘wie kan ons vertellen wat je goed vond aan de spreekbeurt van Indira?’ Al snel schieten de vingers in de lucht. Iedereen heeft wel iets goeds gezien. Sandro is er natuurlijk ook bij. ‘De tekeningen vond ik heel mooi. Daardoor kon ik je verhaaltje goed snappen.’ Al snel hoort Indira van een aantal kinderen wat ze leuk vonden: hoe Anansi op Tigri’s rug reed en dat Birbal zelfs de koning voor de gek hield. ‘Nu wil ik ook graag horen wat Indira de volgende keer beter zou kunnen doen?’ Oei, denken de kinderen, dat zijn we niet gewend. ‘Het was duidelijk en leuk’, zegt juf vlot, ‘...maar wat kan Indira helpen om het de volgende keer nog beter te doen?’ Nu snappen de kinderen het. Ze gaan Indira helpen om het nog beter te doen. Jenny krijgt de beurt. ‘De verhaaltjes waren leuk, maar je las te snel voor. Misschien kan het de volgende keer wat langzamer, dan kunnen we nog beter genieten.’ De klas is het daar mee eens. Tot slot geeft de juf haar commentaar. Dat doet ze goed en deskundig. De klas luistert gespannen toe. ‘Je spreekbeurt heb je heel goed voorbereid, Indira. Je had mooie vertelplaten en wist alle kinderen goed te boeien. Ook ik heb van jou iets mogen leren. Dat de spin Anansi niet de enige grappenmaker is,
13
14
maar ook Birbal. Ik ben het eens met de klas. Als je de volgende keer een beetje langzamer vertelt, wordt het allemaal nog beter. Gefeliciteerd! Je hebt het heel goed gedaan!’ Van binnen gloeit Indira helemaal. Enerzijds doordat de spanning opeens minder wordt, anderzijds door de woorden van de kinderen en de juf. De volgende keer ga ik langzamer vertellen, denkt ze zelfverzekerd.
Het voorval Laatst was er iets voorgevallen op school. Indira werd geplaagd door enkele meisjes in de klas. In het begin kon ze er wel tegen. ‘Een plagerij hoort nou eenmaal bij mensen’, had mama nog gezegd. Maar het werd steeds erger. Twee meisjes uit haar klas waren lelijk aan het praten over Indira. Indira kon het gewoon voelen als ze bij hen in de buurt was. Meestal zag ze deze twee onder de manjeboom op de speelplaats en keken ze Indira vanuit de verte gemeen aan. Hun ogen brandden in haar rug. Nu kon Indira er steeds minder tegen. Ze had het thuis nog niet durven vertellen. Ze wilde geen aanstelster zijn. Mama had gemerkt dat Indira de laatste tijd minder blij van school kwam. Vreemd, dacht ze. Zo ken ik Indira niet. Ook haar schoolwerk was minder. Het was duidelijk: Indira kon haar hoofd niet goed bij haar werk houden. ‘s Avonds, toen mama haar naar bed bracht, durfde Indira het eindelijk te vertellen. Ze barstte in snikken uit. ‘Mama, ik ben de laatste tijd bang op school. Ik word geplaagd en het houdt maar niet op.’ In een keer kwam het hele verhaal eruit. Mama sloeg haar armen om Indira heen. Ze was blij dat Indira zelf vertelde wat er aan de hand was. Samen konden ze voor een oplossing zorgen. Hee, wat voelde dat fijn in mama’s armen. Indira voelde zich veilig en geborgen. Morgen zouden ze samen naar de juf gaan om erover te praten. De volgende ochtend lopen Indira en haar moeder het erf op. Juf Naomi staat al klaar en roept hen naar binnen. ‘Vertel me eens Indira, wat is er?’ Indira begint voorzichtig te vertellen. Al snel merkt ze dat de juf echt naar haar luistert. Dat geeft haar de moed om door te vertellen. Wat fijn, om zo’n juf te hebben, denkt ze.
Samen zoeken ze naar een oplossing. Ze gaan straks praten met de twee andere meisjes. Ze leren hoe ze de ruzie goed kunnen oplossen. Straks als iedereen zelfstandig aan het werk is.
Samen kunnen we het beter Ondertussen maakt Sandro zijn taalwerk. Oei, dat valt niet mee. Taal is niet zijn sterkste vak. Vanaf acht uur zit Sandro al op zijn stoel. En nu is het negen uur. Hé, ik wil bewegen, zegt zijn lichaam. Hij kan niet meer stil zitten. Sandro kijkt rond. Hij kan niet meer goed nadenken. Gelukkig weet de juf dat. Ze roept Sandro en vraagt hem of hij het bord wil uitvegen. Zo kan hij bewegen en straks weer goed werken. Sandro is blij. Hij doet graag iets voor de juf. Als hij klaar is, kijkt hij samen met haar naar zijn taalwerk. De juf geeft nog gauw wat uitleg en hij kan weer aan de slag. Omdat hij meer tijd nodig heeft voor zijn werk, hoeft hij niet alle opdrachten te maken. Dat geeft hem minder stress. Nu kan ik het ook, denkt hij zelfverzekerd.
Niet meer wachten De juf heeft iets slims bedacht. Elke dag laat ze de kinderen een uur zelfstandig werken. De kinderen weten precies hoe dat gaat. Tijdens het werken, maken ze de taken die juf speciaal voor hen heeft bedacht. Reken- en taalwerk of lezen. Soms aan een presentatie of een werkstuk werken. Indira en Sandro vertellen elkaar vaak dat ze dit een leuk moment van de dag vinden. Ze mogen zelf kiezen in welke volgorde ze het werk maken. En als het klaar is, kijken ze het zelf na en daarna mogen ze een andere leuke opdracht kiezen. De juf heeft veel keuzewerk bedacht. Tijdens dit uur mogen ze de juf niet storen want ze helpt dan andere kinderen. ‘Steven, kun je me even helpen?’ vraagt Sandro zachtjes. Samen kijken ze in het taalboek. Steven helpt Sandro met zijn werk. Nu kan hij weer vooruit en hoeft hij niet op de juf te wachten. Ondertussen helpt de juf een groepje kinderen dat de aardrijkskundeles niet goed begrepen heeft. Saskia mag ook naar de juf. Zij krijgt een extra toets voor haar lezen. Als ze ermee klaar is, krijgt ze een groot compliment van de juf. ‘Fijn Saskia, je gaat heel goed vooruit!’
Weer thuis ’s Middags komt Indira weer thuis, haar moeder staat haar al op te wachten, want ook zij is nieuwsgierig hoe het is gegaan. Aan de grote lach van Indira kan ze al veel aflezen. ‘En?’ vraagt ze toch nieuwsgierig. ‘De kinderen en de juf vonden dat het heel goed was’, zegt Indira opgewonden, ‘en de volgende keer weet ik ook hoe ik het nog beter kan doen.’ ‘Ik geloof in jou’, zegt mama vol trots.
Interview Lilian Ferrier
15
Het leven zelf biedt veel mogelijkheden voor ontwikkeling Kinderen opvoeden en laten zijn en worden wie ze in wezen al zijn, is niet een taak van één persoon of instituut, maar is een gezamenlijke taak. We zijn met z’n allen verantwoordelijk om een positieve omgeving te scheppen voor ‘onze’ kinderen. In het onderwijs is het belangrijk om rekening te houden met waar het kind woont. In het binnenland en in de districten worden heel andere eisen aan kinderen gesteld dan in een arme of rijke wijk in de stad. Het is voor het kind gemakkelijker als er op school rekening wordt gehouden met de thuissituatie, zowel als het gaat om het geven van uitleg en voorbeelden waarin het kind zich kan herkennen als om het taalgebruik.
You’re somebody, vanaf het moment dat je bent geboren Lilian Ferrier, klinisch en ontwikkelingspsycholoog
In ons land houdt men ervan om te zeggen ‘Ik moet iets worden in de maatschappij’. Dat is onzin. Zodra je bent geboren ben je al iets of iemand, want je hebt rechten, een naam en een nationaliteit. You’re somebody vanaf het moment dat je geboren bent! Dus moet je wat worden? Nee, want je bent het al. Doordat je al bent wie je bent, is het belangrijk dat de opvoeder juist dat tot ontwikkeling laat komen. Kinderen kunnen ontdekken wie ze zijn en wat ze kunnen als de opvoeder ze hier de ruimte voor biedt en een situatie schept met voldoende uitdagingen en kansen. Door goed naar kinderen te kijken, komen opvoeders en leerkrachten erachter wat het kind nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Het kind ontdekt iets interessants, de volwassene stimuleert dit door enthousiast te zijn, daarop in te spelen en iets aan te bieden waardoor de ontwikkeling nog verder gestimuleerd wordt. Vanaf de geboorte gaat de ontwikkeling al enorm snel: baby’s kijken al heel vroeg naar anderen en ook naar ingewikkelde dingen. Opvoeden is een stuk gemakkelijker als je je als opvoeder, ouder of leerkracht echt interesseert voor het kind, als je je inzet om de bron van het leren die in ieder kind verborgen ligt, te laten stromen. Leren gebeurt niet uitsluitend door het onderwijs. Het leven zelf biedt veel mogelijkheden voor ontwikkeling. Er zijn genoeg bewijzen in de praktijk dat mensen zich via heel andere wegen dan de school ontwikkeld hebben.
In ons land zijn er grote verschillen in de taalachtergrond van de leerlingen. De kinderen die het Nederlands thuis spreken, hebben een voorsprong. Hiermee zouden ze andere leerlingen kunnen helpen door samenwerkend leren. Het punt is dat we samen al deze dingen moeten en kunnen oplossen. Als de leerkracht zich meer kan gedragen als naaste, als ondersteuner en stimulans van de kinderen en veel minder als autoriteit, kan hij hen bij een bepaalde achterstand heel goed opvangen. Hier is zeker nog veel voordeel voor het onderwijs en de opvoeding te behalen.
Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
16
Uit de districten Uit de workshops in alle districten werden verschillende uitspraken over onderwijservaringen verzameld. Het zijn prachtige uitspraken uit het hart van mensen die zich maximaal inzetten voor het onderwijs.
Er waren enkele leerlingen die tienuurklokjes kapotgetrapt hadden. Twee leerlingen namen tijdens de vlaggenparade zelf het initiatief om een beroep op de leerlingen te doen om anders met de omgeving om te gaan. Ik was hier heel trots op. Het gaf me een blij gevoel dat ze zo moedig waren dit initiatief te nemen. (Soertinem Lioe-Anjie, Paramaribo)
Een thuisgevoel in de klas geeft vertrouwen in leren. (Singoastro, Nickerie)
Zelfmotivatie en zelfvertrouwen stimuleren leerlingen tot betere prestaties. (Carmelita Ferreira, Nickerie)
Ik was verlegen als kind. De juf vroeg: ’wie wil er een ‘‘w’’ op het bord schrijven’. Voorzichtig stak ik mijn vinger op en kreeg een beurt. De juf applaudisseerde toen ze de kleine ‘w’ op het bord zag. Voortaan vond ik haar de liefste juf. Later in mijn opleiding schreef ik een verhaal met als titel ‘de kleine w’. (Annemarie Alvares-Linger, Paramaribo)
Ik ben me bewust geworden van wat ik wilde worden. Dat kwam door het geduld en de openheid van mijn leerkracht. Ik zag haar als mijn moeder en ze stelde zich altijd open voor mij. (Renate Schalkwijk, Brokopondo)
De leerlingen moeten alle aandacht krijgen. Er moet meer naar hen geluisterd worden. Geef hun de ruimte om met ideeën te komen. De leerkracht moet hiervoor open staan, creatief en behulpzaam zijn. (Rieke, Saramacca)
Ik had last van faalangst. De leerkracht expressie gaf me waardering en het gevoel dat ik wel iets kon. Zo kreeg ik steeds meer zelfvertrouwen. (Astrid Victoriashoop, Marowijne)
Ik was als leerling goed in Nederlands en slecht in Engels. Ik hielp andere leerlingen met Nederlands en anderen hielpen mij weer met Engels. Dat gaf een sterk saamhorigheidsgevoel. (Eduard Claver, Commewijne)
Ik heb geleerd dat je eigenlijk alles zelf kan. Een vrouw heeft een vrije wil om zichzelf tot ontwikkeling te brengen. (Saskia Bonte, Brokopondo)
Mijn tante leerde mij fietsen op een Solex bromfiets zonder motor. Ik voelde me veilig omdat die niet stuk kon gaan. Het kunnen fietsen gaf mij een uitbundige vreugde. Ik heb geleerd niet op te geven als je iets wilt bereiken. (A.C. Linger, Para)
Ik voelde me als leerling sterk en blij toen ik zelf leerde lezen en schrijven in de eerste klas. (Jo-Ann Soeroredjo-Djojodikromo, Paramaribo)
Leren is spannend en uitdagend door doelen te willen bereiken. (Frank van Cooten, Brokopondo) Goed onderwijs is tweerichtingsverkeer. Tussen leerkracht en leerling. Anders lukt het niet! (Merjam Dompig, Wanica)
Door goede opvang van zwakke leerlingen, is zittenblijven niet meer nodig. (Melitha Overman, Para)
In de eerste klas van de lagere school leerde ik in de pauze een jongen lezen. Dat gaf een trots gevoel.(Augusta Kasiman, Commewijne) Zelfwerkzaamheid van de leerling. De leerkracht moet geïnspireerd zijn om zich volledig in te zetten om het onderste uit de kan te halen van het kind. (Albert Grant, Wanica)
Ik had een leerkracht die complimenten gaf. Dan deed je nog meer je best om te blijven uitblinken. (Nelleke SoudainRensch, Marowijne)
Levenslessen, wijsheden voor het leven heb ik van de leerkrachten van de lagere school en het mulo gekregen. (Bruce Sariredjo, Paramaribo)
Als leerlingen plezier hebben en gemotiveerd zijn, dan kunnen ze echt leren. (S. Luckson, Coronie) Toen ik in de tweede klas zat kreeg ik een tien voor rekenen. De juf gaf me een stempel van een kikker in mijn schrift. Dat vond ik geweldig. Vanaf toen aan wilde ik steeds weer die kikker hebben en deed ik mijn best hoge cijfers te halen. (C. Eduards, Sipaliwini)
De beste leerervaring was toen ik zelf de eerste boom omkapte om uit te hollen tot een boot. (A. Naana, Sipaliwini)
Mijn eigen doorzettingsvermogen als kind was belangrijk. (Corrie, Coronie)
Ik moest lassen, twee platen niet meer dan twee millimeter van elkaar. Ik wist niet hoe, maar iemand hielp me op een goede manier. Vanaf die dag deed ik het goed. (Freddy Emanuels, Sipaliwini)
Een goede inspiratie was de prestatie van andere leerlingen. ‘Als zij het kan, dan kan ik het ook!’ De belangstelling voor leren van vrienden en ouders ervoer ik als prettig. (Maritha Jefferey, Nickerie)
Geef de leerlingen de vrijheid om te studeren wat ze willen worden. (Albert Alleyne, Commewijne)
Van de verhalen van mijn grootouders over de plantages leerde ik veel. Van niets je opwerken tot iets. Door hard te werken en positief te blijven kun je je doel bereiken. Het geheim van succes ligt in het doorzettingsvermogen. (Usha Adhin, Paramaribo)
De kinderen centraal stellen. Ik vind ze namelijk heel belangrijk. Ik hou van ze. (Geeta, Saramacca)
Het luisterend oor van de leerkracht gaf me het gevoel dat ze me zag. (Denise, Coronie)
Ontferm je over het kind. Koester de omgeving, dan zijn we al hard op weg. (Gerda Beckles-Kajuffa, Commewijne)
Op het mulo bracht een leerkracht elke vrijdag snoepjes, koekjes of guyave mee. Ondanks alles vond ze dat alle leerlingen toch hun best hadden gedaan. Dit stimuleerde ons, de woordjes te leren. (Evangeline Blackman-Dulder, Paramaribo)
17
18
Toelichting In de volgende achtergrondinformatie gaan we dieper in op de achtergronden van leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs. We stellen steeds de groeikracht, ontwikkelkracht van het kind centraal. We noemen dat in deze publicatie de leer-kracht van het kind. De kracht die elke mens van nature heeft om te leren. We beginnen met dit aspect: ‘Het gaat om ... leerkracht!’ In het leerlinggericht onderwijs is het van belang voortdurend de aandacht te vestigen op het stimuleren van het vermogen tot leren dat elk kind heeft. In feite keren we de traditionele aanpak om: niet de leerstof wordt gevolgd, maar de ontwikkeling van elke leerling ten aanzien van het eigen leren. De leerstof blijft wel belangrijk, maar nog belangrijker is het om de ontwikkeling van het leren van het kind te volgen. Vervolgens besteden we in het onderdeel ‘Leren... het kan ook anders!’ aandacht aan het belang van actieve, motiverende aanpakken in de klas. Ook hier is een kanteling te zien: in plaats dat de leerling voortdurend de leerkracht volgt en wacht, gaat de leerkracht nu het kind steeds meer volgen in zijn ontwikkeling, maar ook meer activeren tot leren. Door het kind en zijn leervragen beter te volgen, wordt het geboden onderwijs betekenisvoller voor de leerling en dus motiverender. Leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs dat uitgaat van de ontwikkelingen van de leerlingen, vraagt om een aanpak waarbij deze ontwikkeling voor elk kind systematisch gevolgd wordt. In het onderdeel ‘Het leren volgen of leerlingen achtervolgen?’ geven we inzichten hieromtrent. We sluiten dit hoofdstuk af met ‘Leren...waar gaat het om?’ waar ideeën geschetst worden dat het leren tegenwoordig meer inhoudt dan alleen kennis vergaren. Ook het verwerven van nieuwe vaardigheden, zoals informatiebronnen gebruiken (internet, boeken), kunnen samenwerken, zelfstandig kunnen werken en het werken aan een positieve houding ten aanzien van het eigen leren worden steeds belangrijker.
Het gaat om leer-kracht! Wat? Wat is leerlinggericht onderwijs? Heel eenvoudig gezegd richt het leerlinggericht onderwijs zich voortdurend op de leerling(en) en het leerproces. De leerstof blijft belangrijk, maar nieuw is dat in al het denken en handelen het leerproces - met daarin de leer-kracht - van de leerling telkens uitgangspunt is. Tijdens de activiteiten in de klas wordt voortdurend gekeken naar ‘HOE’ de leerling het beste leert (= procesgericht) en ‘WAT’ de leerling uiteindelijk leert (= resultaatgericht). Leerlinggericht onderwijs houdt dus zowel rekening met het proces als de prestaties. In dit leerproces zijn vier belangrijke aspecten (vier L’en) te onderscheiden die voortdurend met elkaar in interactie zijn: Leerling
Leerstof
Leerproces
Leerkracht
Leeromgeving (krachtige)
De puzzelstukken zijn: Hoe kunnen we het onderwijs omvormen tot onderwijs dat meer rekening houdt met de leerling en het leerproces (leerlinggericht onderwijs)? En kunnen we zo de leerling het geloof geven in eigen kunnen om tot optimale groei te komen? Hoe kunnen we de leer-kracht van elke leerling zo goed mogelijk benutten? En gaan de resultaten bij een leerlinggerichte aanpak er op vooruit?
Wat is de wens?
Wat is de puzzel? Volgen we alleen het lesboek, blad voor blad, of volgen wij de leerling zelf, dag na dag? Kijken we alleen ná of kijken we ook voldoende rond? Zien we alleen tekorten bij leerlingen of zoeken we ook de kansen? Het huidige onderwijs is nog teveel resultaatgericht en te weinig leerlinggericht. Het louter resultaatgericht werken brengt vaak veel spanningen met zich mee, zowel voor de leerling als de leerkracht. De leerstof moet af en de leerling wordt hierop afgerekend. De leerstof - het boek - is nog teveel het uitgangspunt. Er wordt veel gefocust op de gemiddelde leerling, die hetzelfde moet leren en presteren als de andere leerlingen. Al vroeg kan er een negatief zelfbeeld ontstaan en wordt faalangst bij de leerling gekweekt. De leerling krijgt snel het gevoel iets niet te kunnen en dat de oorzaak vooral bij hemzelf ligt. Veel leerlingen haken af (drop-outs) of blijven vaker zitten omdat het onderwijs te weinig aansluit of omdat de (leer)ontwikkeling van de leerling onvoldoende adequaat gevolgd en positief begeleid wordt. Ook raken de leerlingen vervreemd van het onderwijs, omdat ze geen aansluiting vinden of betekenis kunnen geven aan de inhoud. Er wordt nog te vaak gekeken naar tekorten in de leerling in plaats van het rijke potentieel aan talenten en mogelijkheden. Er wordt nog te veel uitgegaan van het lesboek.
De wens is om het huidige onderwijs om te vormen naar meer leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs. Onderwijs dat de leerling ziet en volgt. Alle leerlingen hebben recht op uitdagend onderwijs. Onderwijs waarin ze zich prettig en uitgedaagd voelen. Onderwijs dat motiveert tot leren. Onderwijs waaraan leerlingen zelf meer betekenis kunnen geven. Onderwijs waarin je als leerling meetelt en gezien wordt. Onderwijs dat de volle leer-kracht van iedere leerling benut. Er is binnen het leerlinggericht onderwijs een juiste balans tussen zowel het (leer)proces als de resultaten. Uit recent onderzoek in Suriname (MINOV-LEARN 2008) wordt duidelijk dat de resultaten van leerlingen stijgen als ze met meer plezier, zelfvertrouwen en motivatie leren. In de leerlinggerichte aanpak is er veel aandacht voor de volgende aspecten: de input (het beginniveau van de leerling), de aanpak (van de leerkracht in de klas), het leerproces (van de leerling), de reflectie op het leerproces(hoe heb je geleerd?) en de uiteindelijke output (de prestaties of resultaten). De leerkracht besteedt in zijn aanpak aandacht aan het welbevinden (plezier en veiligheid) van de leerling en aan de betrokkenheid (motivatie) van de leerling. Om het plezier in leren en de motivatie te vergroten, observeert de leerkracht het eigen lesgeven en past de inhoud en werkvormen voortdurend aan. Een lange instructie wordt bijvoorbeeld onderbroken door interactie met de leerlingen of een duo-opdracht. Muziek wordt in de rekenles gebruikt om tafelsommen te leren. Verplichte taken worden afgewisseld met keuzetaken. Verschillende leerstijlen worden aangesproken in de les. Leerkrachtgestuurd leren wordt afgewisseld met leerlinggestuurd leren (zelfstandig leren). De leer-kracht van de leerling wordt op die manier optimaal benut en gestimuleerd. Sterke kanten van de leerling worden verder ontwikkeld, zwakke kanten worden goed ondersteund. Leerlingen krijgen het gevoel van: ik kan het! Dit kan vooral gerealiseerd worden vanuit een pedagogisch optimisme van het geloof in groei-kracht van kinderen door ouders en leerkrachten. Als leerlingen met plezier en motivatie leren en als ze aangesproken worden op hun kwaliteiten, zullen uiteindelijk de resultaten optimaal zijn, dus passen bij de capaciteiten en leeftijd van de leerling (MINOV-LEARN 2008).
19
20
Hoe? Belangrijk is dat de leerkracht anders gaat kijken naar de leerling en het leerproces. Op welke manier leert deze leerling het beste? Is deze leerling gemotiveerd? Leert de leerling met plezier? Waar is hij goed in? Waar is extra of andere instructie of oefening nodig? De leerkracht ontwikkelt als het ware natuurlijke antennes die voortdurend gedurende de schooldag aanstaan en peilen of het plezier en de motivatie bij de leerlingen zo hoog mogelijk zijn en blijven. Zonodig past de leerkracht zijn pedagogisch en didactisch handelen aan om weer de volle aandacht te krijgen. De leerkracht heeft observatie- en testinstrumenten om dit proces te kunnen volgen. Dat kan met een objectief leerlingvolgsysteem. Hierbij wordt gekeken naar de resultaten (cognitieve vaardigheden zoals rekenen en taal) maar ook naar het proces (zoals motivatie, sociaalemotionele aspecten, leervaardigheden). Ook een positieve begeleiding - door leerkracht en ouders - is een basisvoorwaarde voor verdere groei. In plaats van alleen werk nakijken, kijkt de leerkracht nu meer rond in de klas en signaleert ontwikkelingen van leerlingen. Een gebalanceerd curriculum (schoolleerplan) met een rijk aanbod aan cognitieve, sociaalemotionele, fysieke en creatieve elementen ondersteunt de leerkracht in het onderwijsprogramma. Ook kennis en toepassing van verschillende leerstijlen (bijvoorbeeld visueel, auditief, kinetisch) in de les helpt de leerkracht de leerkracht van iedere leerling zo goed mogelijk te benutten. Werken aan leer-kracht geeft leerlingen meer kansen. In hoofdstuk 2 ‘In de klas: dáár gebeurt het’, gaan we hier verder op in.
Tips en wetenswaardigheden -
MINOV spreekt in haar beleidsnota van leerlinggerichte aanpakken en kindvriendelijke leeromgevingen. (MINOV 2004-2008) Het educatief Surinaams systeem draagt bij aan een positieve ontwikkeling van een mensbeeld passend in Suriname, onder andere: • emotionele zekerheid, zelfvertrouwen, initiatiefvol, ondernemend en eigenwaarde • bewust zijn van diversiteiten • beschikbaarheid van veelzijdige vaardigheden • kritisch en onafhankelijk denken • respect voor menselijk leven • harmonie met milieu.
-
-
- - - -
-
Van 2003 tot 2007 voerde men binnen het project LEARN-Suriname, maar ook binnen andere pilots (bijvoorbeeld Kindvriendelijke Scholen, Kalbobis, Change for Children, Basic Life Skills), kindvriendelijke of leerlinggerichte aanpakken in. Voor meer informatie: VVOB of UNICEF. De positieve waardering, de belangstelling voor de leerling en het leerproces zijn erg belangrijk. Onderzoek laat zien dat zowel leerkrachten als ouders positieve effecten hebben op het leren van kinderen (Marzano 2007, pp. 89-92). Wanneer de leerkracht de eigen kijk op leren en leerlingen verandert, verandert ook het leerkrachtgedrag op termijn. Er zijn veel onderwijsbenaderingen: ErvaringsGericht Onderwijs (E.G.O.), OntwikkelingsGericht Onderwijs (O.G.O.), Feuerstein, Natuurlijk leren, enzovoorts. Op www.ontwerpatelier.nl worden de leerstijlen uitgelegd: de dromers, de denkers, de doeners en de beslissers en hoe je ermee kunt omgaan in de klas. Het concept van multiple intelligence van Howard Gardner en later Thomas Armstrong (www.thomasarmstrong.com) geeft ruimte in het curriculum aan de acht talenten van leerlingen, zie ook de website van RPCZ die veel materiaal in het Nederlands vertaald heeft (www.rpcz.nl). Zo kan elke leerling knap zijn. Interessante websites zijn: www.leren.nl, www. hersenenenleren.nl, www.natuurlijkleren.net, www. ontwerpatelier.nl.
Interview Allan Li Fo Sjoe
21
Onderwijsvernieuwend werken De filosofie van de onderwijsvernieuwingen, was dat je bij de basis moest beginnen en dat je dus het jonge kind volgens een nieuwe benadering meer ontwikkelingskansen kon geven. De vraag die hier belangrijk bij was, luidde: Hoe ga ik als volwassen burger straks, met dat wat ik heb geleerd, in die samenleving mijn plaats verwerven? Het oude systeem was gebaseerd op het passief deelnemen aan het onderwijsproces, waarbij je dus meer consument was. Een docent of leerkracht kauwde alles voor en presenteerde dat in een soort monoloog. Jij moest alleen maar memoriseren. Het nieuwe systeem probeert Drs. Allan Li Fo Sjoe, wrnd. voorzitter bestuur ADEK Universiteit vanuit de ervaringswereld, de belevingswereld van het kind zelf, aan te sluiten en probeert We wilden toen naar een een bepaald leerproces op andersoortige samenleKindvriendelijk onderwijs betekent werken gang te brengen waarbij ving, een samenleving met met onderwijssituaties die voor het kind bekend zijn de leerlingen ook actief burgers die alerter, invenbetrokken zijn. tiever en meer initiatiefgericht zijn, met burgers die op een volwassen manier de problemen in de samenleving aankunnen en meehelpen hun eigen omgeving verder te ontwikkelen. We gingen ervan uit dat als we harmonische burgers wilden opvoeden en vormen, we niet alleen aandacht aan de intellectuele aspecten moesten schenken maar ook aan de sociale, expressieve, creatieve, lichamelijke en fysieke ontwikkeling. Tegenwoordig kun je kennis niet zomaar verkopen aan mensen, omdat de wereld, door die kennis, aan het veranderen is. Daarom moeten mensen over andere vaardigheden beschikken en nieuwe inzichten verkrijgen, willen zij kunnen overleven in deze nieuwe wereld. Dan rijst de vraag: moet je leerlingen vandaag de dag nog volstoppen met allerlei kennis uit het verleden, vooral feitenkennis. Dat is er altijd geweest in Suriname. Maar vandaag de dag moeten we dat tot een minimum beperken. Anders leren leerlingen enkel hoe ze kunnen memoriseren. Ze hebben juist ook andere vaardigheden nodig waarbij ze nieuwe situaties zelf kunnen analyseren en daarvoor een adequate oplossing kunnen bedenken. Het gaat hier om vaardigheden voor het oplossen van problemen, individueel of in groepsverband. De taak van het onderwijs is om onderwijsleersituaties te creëren die dit soort vaardigheden aanmoedigen. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
22
Leren...het kan ook anders ! Wat? Leren? Dat is toch waar de leerkracht zich in de klas mee bezig houdt? Of... toch niet? Moet het anders? De laatste jaren vindt veel onderzoek plaats naar ‘het geheim’ van leren. Er is steeds meer kennis en inzicht beschikbaar over wat leren nu eigenlijk is. Een belangrijke inspiratiebron is het gedachtegoed van het sociaalconstructivisme (Vygotsky). Vygotsky was een onderwijsvernieuwer die liet zien dat de ontwikkeling en het leren van kinderen in sterke mate door de culturele omgeving worden bepaald en dat interactie en sociale omgang essentieel zijn voor een voorspoedige ontwikkeling van kinderen. Het sociaalconstructivisme onderzoekt hoe leren anders en beter kan. Het aanbrengen van kennis is nog steeds van groot belang maar daarnaast kijkt men ook naar de manier waarop deze kennis bij de leerlingen wordt aangebracht. Het kernidee van het sociaalconstructivisme is dat kennis door elke mens een leven lang voortdurend geconstrueerd wordt. Leren is geen individuele en solistische bezigheid, leerlingen leren veel van elkaar. Als ze intensief met elkaar samenwerken worden zowel de individuele cognitieve vaardigheden (samen nadenken en reflecteren) als de sociale cognitieve vaardigheden (discussiëren) gestimuleerd. Kennis is dus in elke leerling aanwezig en wordt continu opgebouwd, afgebroken,aangepast, uitgebreid en weer opnieuw opgebouwd. Het is een proces dat altijd door gaat. De leerlingen verwerven actief eigen kennis en vaardigheden en worden daarbij gestimuleerd door de leerkrachten. De leerling en het leerproces zijn steeds uitgangspunt van het handelen van de leerkracht. Het sociaalconstructivisme vat leren op als een actief, constructief, doelgericht, zelfregulerend (zelfsturend), cumulatief (opstapelend), gesitueerd en samenwerkend gebeuren. De leerkracht kan deze nieuwe, of andere kijk op leren en leerlingen gaan toepassen in de klas. Leren vindt plaats in de leerling samen met andere leerlingen. Leren…het kan dus ook anders!
Wat is de puzzel? Gaat het om het kopiëren van de leerkracht of om leren? Houdt de leerkracht zich werkelijk bezig met echt leren? Houdt de leerling zélf zich bezig met leren? Moet de leerling afwachten of mag de leerling actief deelnemen? De inzichten rondom leren zijn de afgelopen decennia drastisch veranderd. De wereld verandert op dit moment zo snel dat we bijna niet weten hoe alles morgen zal zijn. Een enorme hoeveelheid informatie is nu niet alleen maar beschikbaar via de leerkracht, maar vooral ook via andere bronnen zoals televisie en internet. Dit alles heeft effect op de leerlingen en het leren van nu en morgen. De leerlingen komen steeds meer met andere bagage, an-
dere behoeften de school binnen. Op computergebied (Informatie Communicatie Technologie) liggen jonge leerlingen nu al ver voor op hun leerkrachten. Het huidige schoolsysteem is nog steeds te veel gebaseerd op oude modellen, waarin kennisoverdracht door de leerkracht centraal stond. Er is in het oude model niet altijd sprake van leren maar van kopiëren en klakkeloos uit het hoofd leren. Het zelf kritisch nadenken wordt te weinig gestimuleerd. Een schoolleider typeerde dit als volgt: ‘Onze leerlingen lusten ons onderwijs niet meer in zijn huidige vorm’. De puzzelstukken zijn: Hoe kunnen we anders omgaan met leren? Hoe kan het onderwijs beter inspelen op die veranderende behoeften? Hoe gaan we om met de nieuwe informatiebronnen? En welke vaardigheden of competenties hebben de leerlingen nodig om de vraagstukken van de wereld - die steeds complexer worden - te kunnen beantwoorden?
Wat is de wens? Beter en anders leren. Daarbij is nog steeds het opdoen van (basis)kennis en -vaardigheden van belang maar dan op een actieve manier. Samen weten we meer en kunnen we veel van elkaar leren. Het gewenste onderwijs houdt meer rekening met de bagage en de behoeften die leerlingen meebrengen. Binnen de ideeën van onder andere het sociaalconstructivisme staan de leerling en het leerproces telkens centraal. De volgende uitgangspunten zijn daarbij belangrijk: Sociaal constructivisme
Leren is een actief proces
Leren is een sociaal proces
Leren is experimenteren
Leren bouwt verder voort op aanwezige (voor)kennis
Leren gebeurt het best in authentieke situaties
Leren is de zaak van de lerende
1. Leren is een actief proces¹ Leren is een actief proces in die zin dat het steeds een denkactiviteit (cognitie) van de lerende vraagt. De leerling is steeds bezig met het opnemen van informatie, het verwerken van deze informatie, het zoeken naar verbanden, het oefenen van leerstof. Afhankelijk van de leerstijl zal elke lerende dit op een eigen manier aanpakken. Belangrijk blijft dat de lerende zelf actief zijn eigen kennis opbouwt (construeert). Dat kan bijvoorbeeld door ¹ Uit: Bouwen aan leren - J. Lebeer 2003
de leerling zelf actief aan het werk te zetten met het verzamelen van kennis door onderzoek, informatiebronnen te raadplegen of met andere leerlingen samen te werken. Voorbeeld: We hebben het in de klas over de gevaren die ons tropisch regenwoud bedreigen: Wie kan wat doen ter voorbereiding van een sessie waarbij we proberen een antwoord te krijgen op de vragen wat precies die gevaren zijn, wat er tegen gedaan kan worden en wie dat moeten doen. Sommige leerlingen kennen de weg op het internet. Misschien met behulp van een familielid zoeken ze de gevaren en het fotomateriaal daarbij. Welke organisaties zijn actief bij het regenwoud betrokken? Een groepje gaat erheen met de leerkracht en stelt vragen aan medewerkers en anderen knippen alles uit wat over dit onderwerp verschijnt. Op de dag van de ‘sessie’ maakt een ander groepje een mooie leerhoek van het materiaal. Het ‘eigen onderzoek’ levert veel informatie op. 2. Leren bouwt verder voort op reeds aanwezige (voor)kennis Het leren bouwt verder op reeds aanwezige (voor)kennis. De leerling construeert nieuwe kennis op basis van wat hij al weet en kan. Voorkennis is daarbij een belangrijk vertrekpunt. De huidige leerlingen brengen veel voorkennis - al vanaf vier jaar - mee in de klas. De leerkracht kan hier gebruik van maken. Bijvoorbeeld door twee eenvoudige vragen aan het begin van een thema of project te stellen: Wat weten we al? Wat willen we weten? Voorbeeld: Leerlingen interviewen hun grootouders over vroeger. Misschien over het leven op de plantage. Met die informatie komen ze in de klas. 3. Leren gebeurt het best in authentieke situaties Leren gebeurt in authentieke situaties. Met authentiek bedoelen we herkenbare situaties. Leren vindt niet alleen in het hoofd plaats maar steeds in een voortdurende interactie met de sociale en culturele context. Leren is effectief als het zich afspeelt in de echte, reële wereld die de leerling kent. De leerstof die aangeboden wordt - ook in boeken - heeft een duidelijke relatie met deze realiteit. Dit geldt bijvoorbeeld voor de situaties, illustraties, voorbeelden die gebruikt worden. Het spreekt voor zich dat de Surinaamse context als vertrekbasis genomen wordt.
23
wordt geconfronteerd met andere visies, ideeën, kennis, opvattingen en oplossingen van medeleerlingen. Kennis wordt uitgebreid, aangepast, omgevormd, deels afgebroken en opnieuw opgebouwd (geconstrueerd). Door al deze verschillende manieren van kijken, gaat de leerling het geleerde nog meer op een fundamentele, en verdiepende wijze bekijken. Didactische werkvormen zoals samenwerkend leren dragen hieraan bij. Onderzoek toont aan dat samenwerkend leren de kennis en vaardigheden verdiept. Voorbeeld: Als er een repetitie gemaakt is, kunnen bij een volgende les de leerlingen die goede cijfers gehaald hebben groepjes met de zwakkere leerlingen vormen en werken aan een beter begrip van de leerstof. Die goede leerlingen kunnen zelfs voor de anderen een nieuwe repetitie opstellen als oefening. 5. Leren is de zaak van de lerende Leren is een zaak van de lerende, de leerling dus. Dit betekent dat de lerende een interesse of belang moet ervaren ten aanzien van het geleerde. Zinvol leren wordt bevorderd als de leerling een eigen doel voor ogen heeft. Vooral als de leerling zelf zijn doelen mee mag bepalen. Toch is het ook belangrijk dat de leerkracht een aantal doelen vooropstelt en deze motiveert. Er moet een functionele koppeling gemaakt worden tussen enerzijds de onderwijsdoelen en anderzijds de persoonlijke leerdoelen van de lerende. Binnen bepaalde vakgebieden kiest de leerling eigen onderwerpen, individueel of samen met anderen. Vervolgens plant hij zijn eigen traject en reflecteert hij op het geleerde.
Voorbeeld: In het Surinaams Museum zijn altijd interessante tentoonstellingen over onderwerpen van vroeger: over de slavernij, de blanke officier, de hindostaanse immigratie, enzovoort. Er zijn daar begeleide rondleidingen voor verschillende leeftijdsgroepen en altijd zijn er lesbrieven met opdrachten beschikbaar. Dit is weer een andere manier van leren.
Voorbeeld: De een staat dichter bij een onderwerp dan de ander. Als je Saramakaner bent, interesseren de verhalen over de marrons je hevig. Je kunt dan een bijdrage leveren aan die les en zo zijn er anderen die weer andere voorkeuren hebben, bijvoorbeeld op het gebied van planten en bomen.
4. Leren is een sociaal proces Leren is ook een sociaal proces. Leren wordt bevorderd door onderlinge samenwerking en interactie in de groep. De leerling
6. Leren is experimenteren Experimenteren betekent hier uitproberen en ontdekken. Juist door het leren ook buiten de vastgestelde kaders te laten plaats-
24
vinden, geeft dit ruimte aan het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden. Het proces van trial and error wordt gezien als een positief proces, waarin de lerende constructief van eigen fouten mag leren. In het oude leren mocht je geen fouten maken. In het nieuwe leren mag dit wel want het maken van fouten is heel leerzaam. Voorbeeld: Experimenteren kan door ontdekhoeken, door creatieve opdrachten, door denkvragen te geven of door onderzoeksvragen. We begeleiden dit proces van vallen en opstaan positief en geven telkens opbouwende feedback. Leren gaat om zelfsturing Belangrijk is ook dat de leerling zelf zijn leerproces beheert en bewaakt (zelfsturing). De leerling wordt op die manier autonoom. De leerling leert om zelf de controle over het eigen leren in handen te nemen. Bij zelfsturing gaat het er ook om dat de leerling van een afstand naar zijn eigen leren kan kijken (meta-kijken). De leerling leert systematisch te reflecteren en op basis van zijn bevindingen het eigen leerproces bij te sturen. Meta-kijken verdiept weer het eigen leren. Zo wordt leren steeds meer iets van de leerling zelf. Voorbeeld: Het is niet zo moeilijk om de tafels uit je hoofd te kennen, maar probeer nou zelf eens een situatie, bijvoorbeeld op de markt, te bedenken waar je die kennis van de tafels moet toepassen. Dat kan ook in kleine toneelstukjes met rekenopdrachten. Leren is ook verbondenheid voelen We voegen dit aspect toe. Verbondenheid binnen de aanpak is belangrijk. We hechten er belang aan dat naast de aandacht voor het individu en zijn leerproces, er ook aandacht is voor de ander
en de omgeving. Het respecteren van jezelf, je met jezelf verbonden voelen maar ook het respecteren van de ander en het respecteren van de omgeving leiden tot een houding waarbij de leerling leert zich verantwoordelijk te voelen. Leerlingen willen gewoon vakken volgen waar ze de zin van inzien, waaraan ze betekenis kunnen geven. Ze willen met plezier naar school gaan, positief gewaardeerd worden door de leerkracht en ze willen andere leerlingen ontmoeten.
Hoe? In de gewenste situatie hebben de leermiddelen en didactische aanpakken in de klas kenmerken van bovenstaande uitgangspunten. De leerkracht zorgt ervoor dat de leerlingen actief met de leerstof aan de slag kunnen. Er is aandacht voor de vergroting van de autonomie van leerlingen door dagelijks de leerlingen de gelegenheid tot zelfstandig werken te geven. Leerlingen mogen regelmatig op eigen onderzoek uit, alleen of samen met anderen. De leerkracht besteedt aandacht aan verschillen tussen de leerlingen en maakt positief gebruik van deze verschillen. Verschillen tussen leerlingen worden gewaardeerd, gelijke kansen voor iedereen bieden, blijft de focus. Veel materialen en methoden op de internationale markt werken al vanuit deze nieuwe uitgangspunten. Toekomstige leerkrachten worden opgeleid met nieuwe pedagogische en activerende didactische aanpakken. Zij vervullen de rol van change agents die de vernieuwing mee de school inbrengen. De professionaliteit van leerkrachten wordt verder vergroot met deze nieuwe aanpakken. Zij zijn immers de dragers van de onderwijsvernieuwingen.
Tips en wetenswaardigheden • Kenmerken van het anders of vernieuwend leren zijn: 1. het onderwijs moet leiden tot echt inzicht en begrip 2. nieuwsgierigheid, willen ontdekken, willen weten zijn de beste drijfveren tot leren 3. zelfsturing motiveert de leerling (studietempo, studievoortgang, eigen leerstrategie bepalen) 4. samenwerking stimuleert effectiever en diepgaander leren (projectonderwijs, probleemoplossend onderwijs, coöperatief leren). • Marzano (2003, pp. 101 - 106) heeft veel onderzoek
gedaan naar effectief leren. Hij stelt dat een positieve houding tot het eigen leren van groot belang is. Zijn werk toont ook aan dat het van belang is het geleerde creatief toe te passen en te integreren in bestaande kennis. • Het nieuwe leren komt erop neer dat onderwijs moet aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Hoe relevanter kennis en vaardigheden zijn, hoe groter de motivatie, hoe beter dit alles zal beklijven. Het geeft leerlingen de kans hun eigen talenten te ontwikkelen. Elke leerling is uniek. • De film ‘Diepgaand Leren’, zie bijgevoegde dvd, geeft een idee hoe de hierboven genoemde uitgangspunten er in de praktijk uit kunnen zien. • De website www.onderwijsmaakjesamen.nl biedt zeer veel praktische en inspirerende tips en wetenswaardigheden.
gaan we de (leer)ontwikkeling van de leerlingen volgen? Nog te vaak worden de leerlingen achtervolgd met een wekelijkse overvloed aan repetities, die veelal alleen de eindresultaten (kennis) meten van de gemiddelde leerling. Deze repetities meten op korte termijn of de kennis door de leerlingen onthouden is maar te weinig of deze kennis ook werkelijk begrepen is (de lange termijn). De toetsing is nu nog vaak eenzijdig en richt zich veelal op cognitief gebied, zoals rekenen en taal. Sociaalemotionele ontwikkeling, fysieke (motorische) en creatieve kennis krijgen vaak weinig tot geen aandacht. Ook de druk op prestaties neemt zowel voor de leerling als de leerkracht toe. De huidige repetities zijn niet altijd voldoende objectief en ondersteunen onvoldoende het werkelijk volgen van het leerproces van de leerling.
Het leren volgen of leerlingen achtervolgen?
Rapportcijfers geven zodoende geen goed beeld van de (leer) ontwikkeling van leerlingen en kunnen nauwelijks gebruikt worden om het onderwijs in de klas en in de school aan te passen en te verbeteren. Het systematisch volgen van de leerontwikkeling van kleuter tot later de adolescent vindt nog onvoldoende plaats.
Wat?
De puzzelstukken zijn:
Alle leerlingen verschillen. Dat zal nooit veranderen. Wanneer we het onderwijs omvormen naar een leerlinggerichtere aanpak doet het beoordelen met gemiddelde normeringen geen recht aan deze verschillen. Als we de leerling en zijn leren als uitgangspunt nemen zullen we dus de individuele ontwikkeling goed moeten volgen. Het systematisch volgen en registreren van de ontwikkeling van de leerlingen kan door gebruik te maken van een leerlingvolgsysteem. Dit systeem volgt systematisch de ontwikkeling en bestaat uit observatie- en toetsinstrumenten die op afgesproken tijdstippen door de leerkrachten in elke klas worden afgenomen. Op die manier krijgt de leerkracht tijdig kwetsbare leerlingen in kaart. Dit kunnen zowel de uitvallers zijn als de uitschieters (hoogbegaafde leerlingen). Vanuit de gegevens die verzameld worden kan de leerkracht de eigen pedagogische en didactische aanpak in de klas aanpassen op zowel groepsniveau als individueel niveau.
Hoe kunnen we met de leerlinggerichtere aanpak de ontwikkeling van de leerlingen systematisch volgen? Hoe kunnen we vervolgens inspelen op aandachtspunten die hieruit naar voren komen? Op leerlingniveau? Op groepsniveau of op schoolniveau? Levert deze aanpak een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs?
De gegevens kunnen ook op schoolniveau gebruikt worden om bepaalde vakgebieden te verbeteren. Het leerlingvolgsysteem houdt ook rekening met de zogenaamde tussendoelen en einddoelen van het onderwijsprogramma. Een leerlinggerichte aanpak vraagt om het volgen van het leren.
Wat is de puzzel? Blijven we de leerling voortdurend achtervolgen met wekelijkse repetities die alleen ‘het onthouden’ van de leerstof toetsen? Of
Wat is de wens? In de gewenste situatie gaan we het ‘leren’ van de leerling volgen in plaats van de leerlingen te achtervolgen. We leggen de aandacht op het volgen van de totale ontwikkeling van leerlingen met daarbij respect voor de onderlinge verschillen. Natuurlijk mag het kind met de eigen leeftijdsgroep vergeleken worden, maar het is nog belangrijker de eigen persoonlijke ontwikkeling van de leerling telkens te vergelijken met vorige meetpunten van de ontwikkeling van de leerling. Hoe leert de leerling nu? En hoe was het bijvoorbeeld drie maanden geleden? Is er succes geboekt en op welk vlak? Waar is extra ondersteuning nodig? Een systeem dat op gezette tijden de ontwikkeling van de leerlingen in kaart brengt op verschillende vormings- of ontwikkelingsgebieden (behalve rekenen, taal en lezen dus ook aandacht voor fysieke, creatieve en de sociaalemotionele ontwikkeling). Het leerlingvolgsysteem brengt zowel de resultaten in kaart als procesfactoren (onder andere motivatie, taakgerichtheid, zelfstandigheid, welbevinden). Op basis van de uitkomsten bepaalt de leerkracht de handelingsplannen voor de kwetsbare leerlingen.
25
26
De gegevens worden gebruikt om ook op klas- en schoolniveau het onderwijs te verbeteren. De coördinatie van het leerlingvolgsysteem wordt uitgevoerd door de zogenoemde zorgcoördinator van de school, zie hoofdstuk 3. Elke leerkracht voert onder leiding van deze zorgcoördinator de toets en observaties uit in de klas. De schoolleider kan de resultaten gebruiken om voortdurend met zijn team te werken aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs.
Hoe? Elke leerkracht krijgt de beschikking over een objectief leerlingvolgsysteem dat bestaat uit (diagnostische) toetsen, vragenen observatielijsten die passen bij de leeftijdsgroep. Op cruciale momenten in de schoolperiode worden deze toetsen en observaties afgenomen. De ontwikkeling van elke leerling wordt op deze manier gevolgd. De leerkracht wordt getraind in het omgaan met dit volgsysteem. Hij leert het cyclische proces uit te voeren van signaleren, analyseren, plannen, uitvoeren en evalueren. De leerkracht biedt vanuit de gegevens van het leerlingvolgsysteem de eerste extra begeleiding die de leerling nodig heeft. Het leerlingvolgsysteem volgt het kind in zijn totale ontwikkeling. Behalve de cognitieve ontwikkeling, wordt ook de sociaalemotionele ontwikkeling als ook de motorische en creatieve ontwikkeling gevolgd. De zorgcoördinator coördineert de toepassing van het leerlingvolgsysteem en verzamelt met het team informatie (data) over de aandachtspunten binnen de verschillende vak- en vormingsgebieden. Samen met de schoolleider werkt het team een plan van aanpak uit.
Tips en wetenswaardigheden • het project LEARN 2003-2007 heeft een aantal gevalideerde testen gecontextualiseerd en toegepast tijdens een vijf jaar durend monitoringonderzoek (MINOV in samenwerking met VVOB en de Katholieke Universiteit Leuven) • internationaal zijn er vele observatie- en toetsinstrumenten ontwikkeld en getest. Zie bijvoorbeeld de startpagina http//leerlingvolgsysteem.2link.be • ook op het gebied van de sociaalemotionele ontwikkeling bestaan er mooie pakketten • een nieuwe ontwikkeling binnen het volgen van ontwikkeling van leerlingen en studenten is het toepassen van het zogenoemde portfolio.
Leren…waar gaat het om? Wat? Eeuwenlang wordt er onderwijs gegeven en men mag wel zeggen dat dit in eerste instantie bestond uit het laten uitvoeren van geheugenwerk. Leren was vroeger vooral kennisoverdracht. Het stapelen van kennis op kennis, op kennis. Dat was belangrijk. Ook tegenwoordig worden wij - en ook leerlingen - overspoeld met kennis en grote hoeveelheden informatie. Kennis blijft in de leerlinggerichte aanpak nog steeds belangrijk. Je hebt nu eenmaal een goede basis nodig van bijvoorbeeld reken- en taalvaardigheden om in de moderne maatschappij te kunnen functioneren. Maar binnen het nieuwe leren gaat het om nog meer, namelijk: • kennis • vaardigheden of competenties • houding of attitudes De kennisoverdracht wordt uitgebreid met aandacht voor nieuwe vaardigheden zoals kennis zoeken, kennis kritisch bekijken, respectvol omgaan met elkaar, samenwerken, samen leren, leren hoe te leren, omgaan met informatie(bronnen), communiceren. De kennisoverdracht wordt ook uitgebreid met nieuwe attitudes zoals kritisch en zelfbewust omgaan met de kennis, zelfreflectie. Men noemt dit competenties. Ook gaat het bij het nieuwe leren om zowel het proces van leren als de resultaten of prestaties die bereikt worden. Tenslotte ben je op school om iets te leren. Het is belangrijk de resultaten van het leerproces voortdurend te volgen. Deze kunnen een indicator zijn van het wel dan niet goed verlopen van het leerproces. Minder goede resultaten kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met onduidelijke instructies van de leerkracht, onvoldoende of ongeschikte leermiddelen, beperkte instructietijd en onvoldoende verwerkingstijd voor de leerling. Ook het onderwijsleerproces is belangrijk met de zogenoemde input (instroom en aanpak). Niet alleen het eindresultaat telt dus maar ook de input. Met welke bagage komt de leerling binnen? Welke aanpak is toegepast om kennis en vaardigheden aan te leren? Vervolgens start het proces van leren waarin onder andere motivatie, voldoende zelfvertrouwen en weten hoe te leren onderdeel zijn. Input en proces zijn uiteindelijk allebei van invloed op het eindresultaat.
Wat is de puzzel? Gaat het om kennis? Of gaat het ook om vaardigheden? Is leren alles aannemen voor waarheid? Of ook zelf kritisch nadenken? Wat is de basiskennis die elke leerling moet beheersen? En waar kan worden gedifferentieerd? De huidige benadering legt nog teveel accent op kennisontwikkeling door middel van het kopiëren
van deze kennis door de leerling. Het zelf actief kennis verwerven en het zelf kritisch nadenken hierover krijgt nog te weinig aandacht. Niet altijd weet de leerkracht dit in het dagelijks pedagogisch en didactisch handelen voldoende mee te nemen. Er is druk van buitenaf om het jaarprogramma af te krijgen en de leerlingen klaar te stomen voor de eindtoets van de zesde klas. Onze huidige en toekomstige leerlingen zullen gaan functioneren in een onbekende toekomstige maatschappij. We weten dat de huidige en toekomstige problemen complex van aard zijn (op allerlei gebied zoals milieu, energie, bevolkingsgroei) die vragen om nieuwe creatieve benaderingswijzen en oplossingen. Naast basiskennis die de leerling nodig heeft, zijn dus ook specifieke vaardigheden of competenties nodig. De leerling moet kunnen omgaan met een enorme hoeveelheid informatie die steeds maar toeneemt. De leerling moet kunnen communiceren en samenwerken, oplossingen kunnen bedenken. Bovenal moet de leerling zelfbewust en kritisch durven zijn, naar zichzelf toe en naar anderen. Het traditionele onderwijs biedt te weinig mogelijkheden om deze skills te leren. Aanpakken gericht op het zelfkritisch zijn en het zelfbewust omgaan met tal van onderwerpen kan sterker worden aangezet in het curriculum.
leerlingen allerlei competenties die zij nu maar ook straks in de maatschappij nodig zullen hebben.
Hoe? De studenten-in-opleiding en ook de leerkrachten die momenteel al werkzaam zijn in het onderwijs, worden verder geschoold in procesgerichte benaderingen en basic life skills. Leerlingen worden gevolgd en begeleid in hun leerproces door middel van een leerlingvolgsysteem. Er wordt vanuit een bredere, holistische visie naar de leerling gekeken. Dit betekent dat naast rekenen en taal, ook andere vormingsgebieden zoals wereldoriëntatie, creatieve vakken en de sociaalemotionele ontwikkeling voldoende aandacht krijgen. Dit doet meer recht aan de verschillen die er altijd zullen zijn tussen leerlingen.
Tips en wetenswaardigheden -
De puzzelstukken zijn:
Hoe geven we ruimte aan deze nieuwe benaderingen? Hoe leren we leerlingen vaardigheden als samenwerken, informatiebronnen gebruiken en kritisch nadenken? Hoe werken we aan een stevig fundament van basiskennis? En waar kan er gedifferentieerd worden?
Wat is de wens? In de gewenste situatie blijft het onderwijs zich richten op het halen van optimale resultaten maar dan beter passend bij de mogelijkheden van elke leerling. Het onderwijs geeft ook voldoende aandacht aan de zogenoemde input- en procesaspecten. Resultaat wordt breder gezien dan alleen de cognitieve vakken zoals taal, rekenen en lezen. Ook andere aspecten zoals creatieve vaardigheden, sociale vaardigheden, zelfstandigheid, zelfreflectie, zelfbewustzijn, samenwerken en dergelijke worden als resultaat van onderwijs gezien. In plaats van een gemiddelde norm die leerlingen moeten halen, wordt vooral gekeken naar de persoonlijke leerontwikkeling van de leerling. Binnen het curriculum van de school is er naast kennisoverdracht ook aandacht voor deze zogenoemde levensvaardigheden (basic life skills). De leerlingen leren om samen te werken, samen oplossingen te vinden, en om te gaan met informatiebronnen. Het is belangrijk dat de leerling leert zelfbewust en kritisch te durven zijn, naar zichzelf toe en naar anderen. Op die manier leren de
- -
-
het traject Basic Life Skills biedt een mooi pakket van competenties. Zij verdelen deze in: Learning to do, Learning to be, Learning to live, Learning to learn Op de website van Unesco vind je meer informatie: www.unesco.org/education Google via internet: United Nations schoolbus project, daar vind je veel inspiratie voor alle leeftijdsgroepen met talrijke belangrijke thema’s trefwoorden op Google als ‘holistisch leren, holisme, holistisch onderwijsprogramma’ laten zien hoe op verschillende manieren het onderwijsprogramma als een totaal pakket voor alle aspecten van de leerling aangepakt kan worden het Kindvriendelijke Scholen project van MINOV/UNICEF/PCOS is gebaseerd op deze holistische aanpak en in dit kader zijn tien trainingsmodules voor leerkrachten ontwikkeld.
Emilia Ferreiro (een van de grote denkers van Noord- en Zuid-Amerika) zegt in een toespraak over onderwijs: ‘Kinderen hoeven we niet te leren leren. Net zo min als we hen hoeven te leren groeien. Kinderen leren en groeien vanzelf!’ Als het waar is, wat deze wijze vrouw daar zegt, dan is de taak die overblijft, het leerproces voor kinderen te veraangenamen! Kinderen voelen zich het prettigst als ze zichzelf kunnen zijn in de klas.
27
28
Juf over ‘haar’ kinderen De schrijfster Marylin Simons speelt met dit gegeven in haar verhaaltje over Mabelle waarin ze in de huid kruipt van het meisje Mabelle: Mabelle is zes jaar en omdat ze zes is moest zij naar een andere klas, bij een andere juf, op een andere school. Dat had juffrouw allemaal uitgelegd aan haar kleuterklas. Ze had gezegd ‘jullie zijn allemaal geslaagd’. ‘Is niet waar’, had Mabelle tegengesputterd, ‘ik ben niet geslaagd.’ ‘Oh jawel! In deze klas is iedereen geslaagd, jij ook hoor Mabelle. Je weet toch, wat ik gisteren heb verteld… de grote school… omdat jullie nu grote kinderen zijn... weet je nog?’ ‘Maar niemand heeft me geslaagd’, probeerde Mabelle nog eens zachtjes… Juffrouw had haar niet gehoord. En daarom zit ze nu in deze nieuwe klas, op een nieuwe school, bij een nieuwe juf. Juffrouw is streng. Maar toch is ze een lieve juf. ‘Je bent mooi hoor juffrouw’, zegt Mabelle, want ze durft niet ‘lief’ te zeggen. Lief, dat zeg je niet op de grote kinderen school, iedereen gaat je uitlachen! De juffrouw heeft een mooie tas. Het is een oranje tas die lijkt op een zon. ‘Je tas lijkt op een zon’, zegt Mabelle. ‘De zon is geel’, zegt juf, ‘mijn tas is oranje.’ ‘Maar het lijkt op de zon’, zegt Mabelle. ‘Ga zitten’, zegt juffrouw. ‘Wat is in je tas?’ vraagt Mabelle. ‘Mijn god kind! Je moet niet zo nieuwsgierig zijn, nieuwsgierigheid staat niet netjes!’ Mabelle gaat snel zitten. Ze doet netjes haar armen over elkaar, want ze wil een goed meisje zijn. Als oma komt blijven, brengt ze haar markttas mee en ze zegt: ‘Vertel me eerst of je nieuwsgierig bent, want alleen nieuwsgierige kinderen mogen in mijn tas komen piepen!’ Nieuwsgierige kinderen, dat is wat oma zegt, nieuwsgierige kinderen zijn knappe kinderen, ze willen altijd alles weten. En dan vraagt oma: ‘Mabelle, kom me vertellen, wat heb je geleerd op school vandaag?’
Oma is wel de aller allerliefste. Maar oma is niet zo knap als juf. Juffrouw staat voor de klas met haar aanwijslat. Ze zegt: ‘A is voor Anna, ze eet Ananas, B voor Bananne die mama Bakt…’ ‘B is ook van Bil’, roept Mabelle. Geen kind in de klas zit meer stil. ‘Waai, wooi, bil! Mabelle zegt bil! BIL, heeft Mabelle gezegd!’ Wat een pret, wat een plezier. Lottie valt van haar stoel. Dino speelt drum met zijn potlood, Wayenne wil dansen. De aanwijslat verliest geduld: ‘Stil, stil, stil! Wat gebeurt hier! Mabelle, je bent een vieze meid! Dino, als je niet direct ophoudt zal ik zien wie beter drummen kan, dat potlood van jou of die lat van mij!’ Dino spreekt niet in beelden, hij is pas zeven jaar. Maar hij kent zijn juf goed. Al bijna een heel jaar zit hij bij haar in de klas. Als juf deze stem opzet, dan betekent het: straf! In de hoek staan, overliggen, binnenblijven. Lachen mag niet in de klas! Behalve, natuurlijk, als juffrouw wil dat je lacht. En bil zeggen, is smerige vuile vieze taal! De lat is boos. Hij doet beng beng tegen de tafelrand. Als soldaatjes, zo strak, staren de kinderen het schoolbord aan. Mabelle is verdrietig. Ze moet overliggen. Ze heeft niet eens een fout gemaakt. En eigenlijk wou ze niet eens bil zeggen. Maar bil heeft dezelfde ‘buh’ toch, dát bedoelt ze, dát is wat ze zeggen wil. Ze durft niet meer. Misschien vindt juffrouw haar niet lief en dat komt omdat ze zo dom is. Dom, dom, dommie! Maar toch weet ze zeker dat de ‘buh’ van bananne dezelfde ‘buh’ is als van bil, ja toch? Of niet? Buh… buh… bil, blaast Mabelle met het hoofd in de armen, spuugbellen tegen het tafelblad. Ze weet het niet meer, of het echt de ‘buh’ is. ‘Buh’ en ‘duh’ lijken zoveel op elkaar. Een andere keer zegt ze maar liever niets. Een andere keer blijft ze stil. Lieve kinderen blijven stil. En knappe kinderen zeggen geen domme dingen in de klas. Buh, buh, baka… bana… bal… buik… bil! De lat zeurt tik, tik, opzegmaat: ‘Wij mogen niet praten, geen pret maken, niet lachen in de klas.’
Interview Cynthia Mc Leod
29
Onderwijs is de leerling helpen het beter te doen Ik vind het heel belangrijk om het positieve in leerlingen te stimuleren. Wanneer iets niet helemaal gaat zoals het moet, als een leerling een onvoldoende behaalt, kunnen we daar op een positieve manier mee omgaan. Voor mij houdt dit in dat ik me verdiep in wat de leerling wel en niet heeft begrepen. Hoe komt het dat de leerling een onvoldoende heeft? Dit is veel effectiever dan de leerling gaan afkatten of de grond inboren. Een leerkracht die zich telkens afvraagt: ‘Hoe kan ik de leerling helpen het beter te doen?’ is de leerkracht die we nodig hebben in het onderwijs.
Cynthia Mc Leod, auteur, docent Nederlands
Een kind zonder onderwijs kan overleven. Maar overleven is wel Ik behoor tot de eerste groep Surinaamse leerkrachten Nederiets anders dan leven. Het onderwijs is ervoor te zorgen dat kin- lands. Wij hebben aan het vak Nederlands een Surinaamse draai deren zichzelf kunnen ontplooien, dat ze zich ontwikkelen op het gegeven. Het vak Nederlands was in die tijd écht Nederlands. Wij hebben er toen voor gezorgd dat Surinaamse literatuur en gegebied van kennis, vaardigheden en levenshoudingen. schiedenis in het onderOm optimaal deel te wijs opgenomen werden. kunnen nemen aan de Yu mus’ sab’ yu totro fu kan sabi pe y’ e go: Er stond geen letter van maatschappij waarin we Je moet je achtergrond kennen om je toekomst te kunnen bepalen. op papier. Als leerkracht nu leven, zijn een helemoest je zelf gaan zoeboel vaardigheden nodig. Dit kan op een starre manier gebeuren, op commando maar ken. Ik had gewoon heel veel belangstelling voor de geschiedenis ook op een speelse manier. De ervaring leert ons dat kinderen het van Suriname. Hoe was het vroeger? Ik heb mijn hele volwassen meest opsteken van leren op een meer speelse manier. Dan voelt leven Surinaamse geschiedenis bestudeerd. Ik was een leerkracht de leerling zich thuis en kent geen angst. Dat wil niet zeggen dat die op zoek ging naar wat al is geschreven en hoe je dit aan de er geen discipline moet zijn, want daarvan leert het kind ook. leerlingen overbrengt. Discipline is nodig om structuren en grenzen aan te brengen. Het Een Surinaams spreekwoord zegt: yu mus’ sab’ yu totro fu kan kind krijgt daardoor richting. sabi pe y’ e go. Je moet je achtergrond kennen om je toekomst te kunnen bepalen. Het is belangrijk te weten, wat je wortels zijn, zodat je weet hoe het is gelopen en wat het effect daarvan is. Van daaruit kun je aanvoelen wat je beter wel of niet kunt doen, wat we als samenleving wel of niet moeten willen in het nu. Alles wat we nu doen en waar we nu voor kiezen heeft effect op toekomstige generaties. Het is niet de bedoeling te blijven steken in het verleden, om een slachtofferhouding aan te nemen en verbitterd te raken. Daar heeft niemand wat aan: dat hoeft niet en moet niet. Juist door de achtergrond te weten, kunnen wij er met zijn allen voor zorgen dat we het anders, beter aanpakken in het nu.
Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
124
Marcel Pinas
In de klas: dáár gebeurt het
2
Elke dag weer Wordt de klas bezocht door Piloten, lassers, verpleegsters, en doktoren, Moeders en vaders, Kappers, bankdirecteuren en kunstenaars En wie weet, de toekomstige president. Elke dag weer Vorm jij de toekomst Van dat alles in je klas Onze klassen worden elke dag bezocht door deze toekomst. Elke dag geven we weer voeding, verzorging en stimulans. Werkelijk leerkracht zijn. Het is inderdaad een voorrecht om dit te doen. Het is alleszins geen gemakkelijke, maar wel een uitdagende taak: iets mogen betekenen in het leven van mensen die volop in groei zijn. Leerkracht zijn is het mogen meevormen van deze toekomst. De energie die opgewekt wordt tussen de leerling en de leerkracht in de klas zorgt voor een optimaal groei- en leerproces. Net als in de plantenwereld heeft elke leerling zo zijn eigen aanpak en omgeving nodig om tot volledige bloei te komen. De leerkracht speelt een belangrijke rol in het stimuleren van de aanwezige leer-kracht in de leerling. Hij kan het proces doen opbloeien of zelfs laten verwelken door zijn dagelijkse verantwoordelijkheid in de klas. Een leerkracht uit de districten zei: ‘Gemotiveerde leerkrachten maakten me van binnen blij!’ Alle dagelijkse acties van leerling(en) en leerkracht(en) vinden plaats in een klassenomgeving. We spreken van een krachtige leeromgeving wanneer die ook wezenlijk bijdraagt aan het leren. Dus een klas waarin veel aanschouwelijk materiaal staat en hangt dat betrekking heeft op leerstof.
De inrichting van deze leeromgeving en de manier van lesgeven (leerkrachtstijl) maken de omgeving krachtig. Hoe de leraar les geeft, is bepalend voor de kansen die de leerling krijgt. Goed onderwijs staat of valt bij goede leerkrachten. De leerling en de leerkracht kunnen het best tot bloei komen in een stimulerende en krachtige leeromgeving. Elke dag goed onderwijs geeft kansen voor de groeikracht van alle leerlingen. Dit is de motivatie- en inspiratiebron voor elke leerkracht. De opbouw van het hoofdstuk is als volgt: 1. we starten met het verhaal over de gewenste, ideale situatie 2. vervolgens geven we een weergave van uitspraken uit alle districten 3. we sluiten af met de achtergrondinformatie - De leraar en zijn leer-kracht - Gevoel voor leerlingen - De krachtige leeromgeving - Organiseer de klas - De juiste aanpak - Balans tussen hoofd, hart en handen
31
De droom Een hart van juf Naomi?
32
Nog even de verrassing voor Sandro inpakken, denkt juf Naomi. Sandro vindt leren niet zo gemakkelijk, maar hij heeft erg zijn best gedaan met de tafelsommen. Ik zie hem nu al voor me, verlegen lachend, denkt ze met een blij hart. Het wordt een drukke week, zucht ze. De lessen voorbereiden, besprekingen en een studieochtend... ‘Toet, toet’, klinkt het vanuit de straat. De bus staat voor de deur om haar naar school te brengen. Gauw eet ze nog een boterham, drinkt een slok thee en zo rent ze snel naar het busje dat bijna vertrekt. ‘Dag juf Naomi’, zegt de chauffeur die haar dagelijks naar school toe brengt. ‘Hoe gaat het met u?’ ’Rustig, rustig’, zegt juf Naomi ook al weet ze wel beter. Haar agenda staat vol met afspraken deze week. Ondertussen stapt een aantal schoolkinderen die ze kent in de bus. ‘Dag juf’, roepen ze enthousiast. Nieuwsgierig kijken ze nog even snel naar haar om. Als de bus na een kwartiertje stopt voor de school, loopt juf Naomi het erf op. Het is al een behoorlijke drukte. De kinderen spelen volop met elkaar. Ze ziet veel blije gezichten. Maar hé, daar achter bij de manjeboom. Wat gebeurt daar? Ze loopt wat dichterbij en kijkt goed. Twee meisjes uit haar klas gebruiken lelijke woorden tegen Indira. In plaats van meteen te straffen, loopt juf Naomi rustig naar de meisjes toe. ‘Dag meisjes, hoe gaat het?’ vraagt ze. Ze gaat niet in op de situatie maar pakt iets uit haar tas. De drie meisjes kijken nieuwsgierig naar wat komen gaat. Ze vergeten hun ruzie. Met juf Naomi is er altijd wel iets spannends te beleven. Ze haalt een mooi papieren hart uit haar tas. Van rood karton. ‘Ik heb een probleempje’, zegt ze lachend, want ze weet wat ze van plan is. ‘Kijk, ik vind dit hart zo saai, het lukt me maar niet om het mooi versierd te krijgen en ik heb het straks nodig voor de les. Kunnen jullie me alsjeblieft helpen? Ik heb hier mooie glitters en paletten. Wat gekleurd garen en verf. Kom’, en de drie meisjes lopen nieuwsgierig achter haar aan. De ruzies zijn ze allang vergeten. Ze gaan iets spannends doen voor juf Naomi! Even later versieren de drie meisjes samen het hart. ‘Bedenk er ook een paar mooie woorden bij’, had de juf nog gauw gezegd…
Zingend rekenen Er klinkt muziek in de klas. Alle kinderen weten wat er komen gaat. Ze kunnen nauwelijks wachten tot de rekenles gaat beginnen. Vroeger vonden ze rekenen saai en moeilijk. Maar tegenwoordig is de rekenles hun meest geliefde les geworden. De muziek klinkt, de kinderen staan op. Ze zingen de tafelsommen en
rappen op de maat. Vier keer drie is twaalf, acht keer vijf is veertig en al gauw zingen de kinderen uit volle borst de tafelsommen. Jasmine mag naar voren komen en telkens een tafelsom noemen en de hele klas doet enthousiast mee. Ook Sandro. Zo is leren echt leuk. Je mag bewegen! En voor ze het in de gaten hebben, hebben ze alle sommen gezongen en kunnen ze met gemak die uit het boek maken. De kinderen hebben er zin in.
Terwijl ze rekenen, werkt juf Naomi met drie leerlingen aan de instructietafel. Dat is een tafel die in een rustige hoek van de klas staat. Voor de kinderen is het heel gewoon dat daar af en toe met sommige kinderen gewerkt wordt. Ze krijgen dan extra aandacht of uitleg. Want alle kinderen zijn verschillend, en dat is maar goed ook. Anders zou de wereld zo saai zijn. De kinderen voelen zich thuis in de klas. Er zijn hoeken waar je werk kunt maken en samen met de juf hebben ze de klas leuk aangekleed. De tafels staan in groepjes van vier en tijdens het werk mogen de kinderen heel zachtjes elkaar helpen. Voorzeggen dat doen ze niet. Want ze zijn toch niet in de klas om alles na te apen? Dat doen de apen op Brownsberg wel! De kinderen weten heel goed dat ze in de klas zijn om samen te leren. Ze hebben geleerd hoe ze samen kunnen leren en werken. Juf Naomi heeft voldoende boeken en spelletjes waarmee je kunt leren in de klas. Die heeft ze mooi geordend in kasten. De kinderen kunnen zelfstandig de materialen pakken als ze klaar zijn met hun werk. Bovenop de kast liggen bakjes met extra werk voor taal of rekenen of andere vakken. Op het prikbord hangt het werk van de kinderen rondom het project geschiedenis. En als je met alles klaar bent, is er altijd wel iets leuks te kiezen. Dat motiveert.
Geroezemoes in de klas Het is warm in oktober, de droge maand, het is bijna niet te doen. Gelukkig houdt de juf hier rekening mee. Tot 10.30 uur doen ze de lessen waar je veel moet nadenken en je concentreren. Maar zo rond 11.00 uur beginnen de lessen van de meer creatieve
vakken. De ene dag is het tekenen, de andere dag knutselen of muziek. Drie keer in de week werken alle kinderen aan projecten. De moeder van Sandro komt vandaag helpen tijdens de projectles. Met spanning wacht de klas af welk thema de juf gekozen heeft. Het is muisstil in de klas. Waar is de juf? Waar blijft ze toch? Opeens gaat de deur open. Er komt een mevrouw binnen in koto met angisa. ‘Goedemorgen kinderen’, zegt ze. Ondertussen gaat ze zitten op de stoel van de juf! Oh, wat vrijpostig, denken de kinderen. ‘Vandaag ben ik jullie juf’. En al gauw begint ze honderduit te vertellen, over de plantage waar ze woont. De kinderen hangen aan haar lippen. Midden in haar verhaal steekt ze haar hand onder haar doeken en haalt een groot hart tevoorschijn. Een mooi groot, rood hart, dat werkelijk fraai versierd is. Het lijkt wel een kunstwerk. Hé…, de drie meisjes herkennen het. Het is hun hart. Zou die mevrouw niet…? Ze worden warm van opwinding. Maar al snel trekt de mevrouw hun aandacht weer met haar verhaal... hoe ze bij feesten mooie dansen met elkaar deden en dat de plantagemeester en zijn vrouw dan met veel lekkers kwamen.
Mijn hartenwens Even later werken alle kinderen in groepjes aan hun hartenwens. Er is een groepje dat een uitstapje wil maken naar Zorg en Hoop. Ze willen meer weten over vliegtuigen. Er wordt druk overlegd en gediscussieerd. Juf Naomi heeft geleerd hoe ze samen een plan kunnen maken. De taken worden verdeeld en dit keer is Sandro in zijn groep de leider. Hij let er op dat iedereen meedoet. Dat kan hij goed. Hij lijkt een geboren leider. Ook de juf werkt aan haar hartenwens. Daar gaat ze straks meer over vertellen.
Het gedicht Het is ondertussen bijna twaalf uur. Het is oktober en warm. Juf Naomi is moe van de warmte maar blij met het werk van de kinderen. Als de kinderen voor de klas gaan staan, weten ze vanzelf dat ze stil moeten zijn. De juf noemt dat een routine, iets dat elke dag terugkomt. Ze heeft er duidelijk zin in en ze is benieuwd wat de kinderen bedacht hebben. Ze krijgt ook zoveel terug van de kinderen. Elke dag weer. Dat geeft haar de energie om door te gaan. Die tevredenheid. De kinderen zitten in een kring. Om beurten mogen ze elkaar hun hartenwensen vertellen. Over en weer worden vragen gesteld. Nu begrijpen ze elkaars wensen nog beter. Dan opeens steekt Jasmine haar vinger op. ‘Juf juf’, zegt ze, ‘...en nu uw hartenwens.’ Ondertussen weten de kinderen al dat die lieve mevrouw van daarnet, hun juf is. Juf Naomi zet mooie rustige achtergrondmuziek op. Ze kijkt aandachtig rond en ziet elke leerling. Dit zijn de onbetaalbaar mooie momenten van een leerkracht.
33
En ze begint voor te dragen, uit het hoofd: Ik zou jullie willen binden¹ tot één volk zonder dat dit een sprookje blijft want in woord zijn wij Surinamer maar in daad nog steeds neger hindostaan, javaan of chinees 34
kon ik jullie huid veranderen je hart genezen in één volmaakt gebed het zoveelste verzoek: loop niet blind door dit land meer speel met kinderen die je bloedgroep niet dragen spreek de talen van al onze volken zoals je eet het menu van de wereld ik zou jullie willen binden tot één volk zonder dat dit een sprookje blijft. Juf Naomi heeft niet door dat het schoolhoofd, juf Ingrid, de klas is ingekomen en in een hoek meeluistert. O wat is het schoolhoofd trots om iemand als juf Naomi op school te hebben.
Een geboren leider ‘Komt u binnen, mevrouw Blackson.’ De moeder van Sandro gaat naar binnen. Ze vindt het fijn dat de juf tijd heeft gemaakt om over Sandro te praten. Elke twee weken komen ze bij elkaar. ‘Kijk eens’, zegt juf Naomi, ‘is dat niet mooi?’ en ze toont de hartenwens van Sandro. ‘Vanmorgen was Sandro de leider van zijn groep, en dat doet hij zo goed. Hij lijkt wel een geboren leider.’ Sandro’s moeder glimt van trots, ze houdt ook zoveel van haar kind. Maar ze maakt zich toch ook bezorgd over zijn leren op school. Juf Naomi houdt goed de vorderingen bij. Dat doet ze met een leerlingvolgsysteem dat alle leerkrachten op school gebruiken. Behalve naar taal en rekenen kijkt ze ook naar de sociale en emotionele aspecten van Sandro. Want als je bang bent om fouten te maken, kan dát misschien wel de oorzaak van het niet goed kunnen leren zijn. Ze bespreekt met Sandro’s moeder de sterke kanten en de kanten die aandacht nodig hebben. Samen maken ze een plan voor in de klas, op school en thuis. ¹ Uit: ‘OOG IN OOG’, ‘FRENTE A FRENTE’ (Shrinivási, 1974) Motto van de bundel: Para la juventud el ojo de mi patria
Voor de jeugd het oog van mijn vaderland
Na drie kwartier nemen ze hartelijk afscheid van elkaar. Deze week zal juf Naomi met juf Saskia, die zorgcoördinator op school is, de aanpak verder bespreken.
Terug naar huis Na de laatste voorbereidingen in de klas gaat juf Naomi moe maar voldaan naar de bus die haar weer naar huis brengt. ‘Dag juf ’, zegt de vriendelijke buschauffeur. ‘En was het rustig vandaag?’ ‘Het was een hele fijne dag’, zegt juf Naomi, en ze loopt naar achteren in de bus. Ze zinkt weg in haar gedachten en denkt nog even terug aan de ruzie van de meisjes, het mooi versierde hart, de blije ogen van Jasmine en de verraste gezichten van de kinderen toen ze ontdekten dat die vreemde mevrouw zij zelf was. Wat had ze een schik. Een brede glimlach verschijnt op haar gezicht.
Interview Carl Breeveld
Carl Breeveld, directeur Stichting Manmitman
Jongens schreeuwen om andere benadering Het is van belang dat het onderwijs rekening houdt met gender, dat het inspeelt op de behoeften van zowel de meisjes als de jongens. Op dit moment zijn de meeste schoolverlaters jongens. Hier maak ik me echt zorgen over, en veel anderen met mij. Terecht, want een ongeschoolde man is een probleem voor de samenleving. Steeds meer vrouwen zijn hoger opgeleid en de mannen blijven achter. Daarom is het belangrijk om jonge mannen te stimuleren en we hebben hiervoor een project uitgevoerd: ‘Stuka doro gi opo doro’: Studeer verder, ontwikkel je verder, zodat de deuren voor jou kunnen opengaan.
gelegenheid krijgen om zich op andere vlakken te ontwikkelen. Door een gevarieerd onderwijsprogramma aan te bieden dat inspeelt op verschillende talenten, krijgen meer mensen de kans een plek te verwerven in de samenleving en stappen voorwaarts te maken.
35
Het huidige onderwijs houdt te weinig rekening met het kind zelf In het huidige onderwijs zijn er en de ontwikkelingsfase waarin het verkeert. Bij jonge kinderen onevenwichtig veel vrouwelijke leerkrachten. moet je bijvoorbeeld niet met abstracte zaken aankomen en alle Daarom denk ik dat er meer mannelijke leerkrachten in het onderkinderen hebben veel afwisseling nodig en speelse werkvormen. wijs moeten komen. Natuurlijk zou het onderwijs zonder de vrouwelijke leerkrachten helemaal Jongens zowel als meisjes willen in elkaar gezakt zijn maar het doen, actie, dynamiek. Als ze zo Stuka doro gi opo doro is belangrijk dat onze kinderen, samen bezig zijn, haken kinderen, Studeer verder, zodat deuren opengaan jongens zowel als meisjes, ook vooral jongens, niet zo gauw af. mannelijke rolmodellen zien, Leerkrachten moeten bewuster worden toegerust om rekening te houden met de verschillende juist omdat er veel gezinnen zijn zonder vader. Zij zien thuis een ontwikkelingsfasen van kinderen. Jongens zowel als meisjes, kun moeder, op school een juf. Mijn idee zou zijn een aanmoedigingsje bij de les houden door dit soort zaken mee te nemen in het premie te geven voor jongens die naar de kweekschool gaan, onderwijs. Als je dat niet kunt inbouwen vallen jongens vaak zodat we meer mannelijke leerkrachten krijgen. eerder uit dan meisjes. Dit is wat er nu gebeurt. Veel kinderen schreeuwen om een andere benadering in het onderwijs en ge- Succes is volgens mij niet een einddoel, maar een proces. De dragen zich daarom dwars door wild te keer te gaan of te kletsen basisvoorwaarden voor dit succes omvatten lichamelijke, sociale en te giechelen. Dit verdwijnt met een kindgerichte aanpak van en creatieve aspecten. De mens is een ‘homo ludens’ van nature, een ‘spelende mens’. Al spelende leren en ontwikkelen we ons, de lessen. als we maar de vrijheid krijgen om te spelen. Het Onderwijs richt zich te veel op het cognitieve, het zogenoemde spel biedt veel: creativiteit, omgang met anderen, ‘kennis’-aspect. Er moet veel meer geïnvesteerd worden in het en omgang met verlies en overwinning. Opvoevormingsaspect. Met vorming werk je aan de ontwikkeling van ders, ouders en leerkrachten spelen een grote rol in het scheppen van deze basisvoorwaarden voor de mens zelf. Leerlingen die op het cognitieve vlak niet sterk zijn, moeten de succes. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
Uit de districten
36
De leerkracht van de vierde klas was heel toegewijd, oprecht en liefdevol. Als kind wilden we hem imiteren. Ik ben dit nooit vergeten. (Natascha Neus, Para)
Mijn lieve kleuterjuf vertelde verhalen alsof ze mijn moeder was. Ze had liefde voor iedereen. Zij is mijn rolmodel geweest en door haar ben ik geïnspireerd. Ik wou mijn uiterste best doen om te voldoen aan de verwachtingen van mijn kleuterjuf. Ik wou haar blij maken en daardoor streef ik naar perfectie. (Esmé Boschmans-Valies, Paramaribo)
Wat me bijgebleven is, is de zelfdiscipline van de leerkracht. Dat was voor mij een innorme stimulans. (Kaylas Sitaram, Wanica)
Ik waardeer het wanneer leerlingen hun mening op een respectvolle manier kunnen uiten en open zijn en wanneer de leerkrachten op hun beurt respect aan hun kinderen tonen, maar meer nog: geduld betrachten. (Marlies Obergh-Boëtius, Marowijne)
De juf hield altijd mijn hand vast bij het leren schrijven. Dat gaf me een gevoel van acceptatie. Het is een mooie taak voor de leerkracht om leerlingen die minder vlot zijn over de streep krijgen. (Lygia Vriesde, Coronie)
In de vijfde klas van de lagere school vertelde de leerkracht tijdens rekenen iets over geschiedenis, bij tekenen over aardrijkskunde. Zo werden de vakken met elkaar verbonden tot een geheel. Door die integratie van vakken kon ik de stof beter begrijpen. (Letitia, Nickerie)
Je moet een thuisgevoel creëren in de klas (Singoastro, Nickerie)
De leerkracht van de tweede klas glo gaf indrukwekkend les. Dusdanig duidelijk, humoristisch en prettig dat ik bij het ‘schooltje spelen’, altijd de juf wilde zijn en haar nadeed. Ook de drang en het verlangen om in de toekomst leerkracht te worden werd hierdoor aangewakkerd en uiteindelijk gerealiseerd (Monique Brown, Paramaribo)
Cynthia Mc Leod was in mijn vierde jaar mijn klasseleerkracht. Ze was niet alleen een leerkracht maar een moeder die me ontzettend heeft gemotiveerd het beter te doen in Engels. Ze bracht stapels vol Engelse boeken mee om te oefenen. Ik voelde me heel goed hierbij. Tegelijkertijd voelde ik me verplicht tegenover haar, namelijk dat ze zoveel tijd en moeite nam opdat ik iets kon bereiken. (R. Ghisaidoobe, Para)
Respect en begrip voor elkaar van zowel de leerlingen als de leerkracht is de basis voor een goede relatie.(Aisa Jainullah Kasiemkhan, Nickerie)
Geestelijke impulsen, geloof, vertrouwen, normen en waarden: die maken het leven waardevol. Levenslessen en wijsheden voor het leven heb ik van leerkrachten op de lagere school en op het mulo meegekregen. (Bruce Sariredjo, Paramaribo)
Je moet jezelf als leerkracht regelmatig evalueren om gemiste kansen te herstellen en het beste van jezelf en de leerling te maken. (Shirley Lum Chou, Commewijne) Ik was niet alleen leerkracht, maar tegelijkertijd ook verpleegster, politieagent en moeder en vader voor de kinderen (U. Jiawan, Nickerie)
Op Futunakaba leerde de juf Saramakaans praten (wat ze voorheen niet kon). Het was voor haar bijzonder prettig omdat ze nu vrij kon communiceren met de andere kinderen. Dit heeft haar gestimuleerd dat ze haar best deed. En ze is blij dat ze nu terug mag komen om op Futunakaba te onderwijzen. (Gemberly Eduards, Sipaliwini)
Door veel geduld, liefde en een goed voorbeeld van de leerkrachten werd ik enorm gestimuleerd om mij goed te ontwikkelen. (Geeta, Saramacca)
Ik ben zelf gemotiveerd om les te geven. Het komt uit mezelf. (Moesafirhoesein, Saramacca)
Leerlingen kunnen heel veel van elkaar leren. Dat maakt het leren ook leuk voor hen. (Denise, Coronie)
Het inzicht van de juf om eenheid en liefde te koesteren tussen de leerlingen geeft me nu nog een goed gevoel. (J. Kohinor, Wanica)
Wanneer je zelf in het onderwijs zit, betekent het dat je zelf je beste beentje moet voorzetten. Van de kinderen iets maken. Dat doe je met liefde en geduld. (Maike Ramlochan, Commewijne)
Mijn positieve ervaring met onderwijs was op de school van Gujaba, waar ik meisjes op school heb gezet. De meisjes mochten van hun ouders niet naar school omdat ze moesten helpen met de huishouding. ’Op school gaan ze alleen maar leren om brieven voor jongens te schrijven’, zo zeiden de ouders. Ik zette door en uiteindelijk lukte het mij om de meisjes op school te krijgen. En sindsdien kent deze school te Gujaba ook meisjes op school. (Evi Vrede, Brokopondo)
Als kind was het erg zwaar om zeven kilometer te lopen om naar school te gaan. De leerkracht hield daar rekening mee. (Billy Klassy, Brokopondo)
Waardeer het werk van elke leerling omdat elke leerling zijn eigen inzichten heeft. (Kartoikromo-Badroen, Commewijne)
Ik heb door de leerkracht uit de vierde klas een heel goede ervaring overgehouden van het aanleren van breuken. Met vruchten die ik in het binnenland kende, zoals sinaasappel en kalebas. Het suikerriet bijvoorbeeld werd afhankelijk van de breuk die we moesten leren in de helft, een derde, of een vierde gedeeld, en ook zo de sinaas. Op zo’n manier begreep ik de breuken heel goed. Nog steeds pas ik dezelfde methode toe om voorwerpen die de leerlingen kennen als aanschouwelijk materiaal te gebruiken. (Urma Rozenhout-Hoop, Marowijne)
Enthousiaste leerkrachten maakten mij van binnen blij als kind. (Viola Tjon Ket Soeng, Saramacca)
Ik waardeer de leerkrachten die onder zeer moeilijke omstandigheden blijven lesgeven, bijvoorbeeld de leerkrachten in het binnenland en de leerlingen van het binnenland die dezelfde toets maken als de stadskinderen en toch deels slagen. (Glenn Lugard, Sipaliwini)
De stimulerende woorden van de leerkracht waren voor mij erg belangrijk. (Cheryl, Coronie)
De motivatie en de aandacht van de leerkracht uit de kleutertijd is me altijd bijgebleven. (Anneke DjopawiroCoronie)
Goed onderwijs is voor mij het fundament geweest voor mijn latere loopbaan. ( Soraya Descartes, Wanica) Meneer Strijder, het schoolhoofd, gaf ons altijd levenswijsheden mee tijdens de vlaggenparade. Die waren erg belangrijk voor mij en mijn leven. Een daarvan: vandaag ga je naar school en ga je kennis planten. Die kennis die je nodig hebt, zal je morgen weer oogsten om het land helpen op te bouwen. (Albert Aboikoni, Sipaliwini)
37
De leraar en zijn leer-kracht! Toelichting
38
In de volgende achtergrondinformatie gaan we verder met de inzichten rond leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs. We beginnen met ‘de leraar en zijn leer-kracht’. Zijn rol is erg belangrijk in het leerproces van de leerling. Als de leerkracht zijn kracht optimaal inzet om het leren van elke leerling te stimuleren en te begeleiden, zullen de resultaten er op vooruitgaan. Vervolgens is het van belang dat de leerkracht ‘Gevoel voor leerlingen’ heeft. Een positieve, stimulerende begeleiding waarin het kind echt begrepen en gezien wordt, bevordert de prestaties van de leerling. Zo’n leerling gaat ervan groeien en bloeien. Het derde achtergrond-onderdeel gaat over het belang van ‘Een krachtige leeromgeving’. Deze krachtige leeromgeving bestaat uit de inrichting van de klas en de schoolomgeving, maar ook uit de leerkrachtstijl van de leerkracht. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de introductie van de computer beïnvloeden wereldwijd de leeromgeving en vragen om nieuwe didactische aanpakken. Samen met de leerling en de leerkracht vormt de leeromgeving een belangrijke driehoek in ons verhaal. Daar is waar het leren plaatsvindt: in de klas. Een goede organisatie van die klas bevordert opnieuw weer het leren. Het onderdeel ‘Organiseer de klas’ gaat hier op in. Evidence based onderzoek laat zien dat er didactische aanpakken zijn die effectief zijn voor het leren van de leerlingen. Meer informatie is te vinden in het onderdeel ‘De juiste aanpak’. We besluiten de achtergrondinformatie met het onderdeel ‘Balans tussen hoofd, hart en handen’. Kennisoverdracht (hoofd) is belangrijk. Je hebt immers een basis nodig om goed verder te kunnen leren. Maar uit onderzoek en ervaring blijkt ook dat het actief leren, het mogen handelen, het experimenteren (doen) en de emotionele beleving van het leren (hart) er toe doen. Leerlingen met een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen leren nu eenmaal makkelijker.
Wat? Elke leerling bezit leer-kracht. Maar hoe kan deze leer-kracht verder gestimuleerd worden? Het leren staat volop in de belangstelling. En hoewel alleen de leerling zélf kan leren - de leraar onderwijst immers - is de leraar toch heel belangrijk in de klas. Hij kan leer-kracht stimuleren door een aanpak te gebruiken die de leerlingen ECHT laat leren. Het is belangrijk stil te staan bij het feit dat de meeste problemen juist ontstaan doordat er niet goed geleerd wordt en niet doordat de inhoud onduidelijk is. Nog steeds veroorzaakt het traditioneel leren veel problemen voor groepen leerlingen. De vraag ‘Hoe leer ik nou?’ wordt nauwelijks beantwoord. De leerstof en te veel sturing op basis van deze leerstof vragen nog te veel de aandacht in de klas. Maar uiteindelijk gaat het bij leren wel om de vraag: Hoe leer ik nou? Een aanpak die uitgaat van ‘leer-kracht’ zorgt voor: 1. een bewuste instructie en bewust oefenen 2. recht doen aan verschillen in voorkennis, zodat elke leerling met vertrouwen aan het werk kan gaan 3. plezier en nieuwsgierigheid prikkelen, zodat de leerling ook betrokken bezig zal zijn 4. aansluiting bij de leergewoontes of leerstijlen van de leerlingen. Iedere leerling heeft immers een eigen manier van leren 5. voldoende tijd geven om te kunnen leren 6. positieve stimulans. Bewust oefenen vraagt dat de leerling vooraf duidelijk weet wat wordt geleerd. Op basis hiervan kan de leerling nagaan wat hij nog nodig heeft om het leerdoel te bereiken, zelfsturing is hierbij een kernbegrip. Ook betekenisvol leren maakt dat leerlingen beter zelf de leerstof kunnen begrijpen. Recht doen aan verschillen vraagt ook kennis van de verschillende leerstijlen. De leerkracht kan zorgen voor een krachtige inrichting van de omgeving. Hij kan zorgen voor een krachtige aanpak in de klas en dat werkelijk leren plaats kan vinden. Juist deze kracht van de leerkracht draagt bij aan het leren in de klas. En elke mens en ook de leerling - groeit immers door positieve leermomenten, complimenten en succesbeleving.
Wat is de puzzel? Wat moet aandacht krijgen in de klas? Is dat het lesboek? Of is dat alleen de leerling? Of allebei? Nog teveel aandacht in de klas gaat uit naar het volgen van de inhoud van het curriculum, het boek moet uit. De les moet af.
Het is wenselijk dat elke leerkracht in staat is zijn leer-kracht in de klas in te zetten. Het leer- of groeiproces wordt verder op gang gebracht, gestimuleerd en verzorgd. Alleen dan kunnen we optimale resultaten behalen. Leerlingen hebben de leer-kracht nodig!
Hoe? De leerkracht - - Er moet ingevuld en overgeschreven worden. Alle leerlingen beginnen en eindigen gelijk. Iedereen op dezelfde bladzijde(s) op dezelfde dag. Als leerkracht krijg je het dan druk. Je moet ervoor zorgen dat alle leerlingen betrokken aan het werk gaan en aan het werk blijven. Je moet ze controleren en corrigeren. En als het tegenzit, moet je al die volgeschreven bladzijdes ook nog nakijken en beoordelen. Dat is geen leerling-zelfsturing maar leerkrachtaansturing. De bladzijde is af en het boek is uit. Dat doel is gehaald. Maar het is ook belangrijk te kijken wat er uiteindelijk geleerd is. Het belangrijkste puzzelstuk is: Hoe kunnen we ons werkelijk richten op het leren zodat de leerkracht van de leerlingen optimaal gestimuleerd wordt?
-
Wat is de wens?
-
Het is het stimuleren van de leer-kracht in het kind, dat maakt dat leerlingen gaan leren. Enerzijds is dit afhankelijk van de innerlijke motivatie, mogelijkheden en interesse van de leerling zelf. Hoe meer de leerling zelf zin heeft in leren en daartoe zijn eigen potentie benut, hoe meer het leren diepgaand kan plaatsvinden. Anderzijds bezoekt de leerling dagelijks de school. Daar ontmoet hij zijn medeleerlingen en de leerkracht.
-
-
Tips en wetenswaardigheden - -
- -
‘Leer-kracht’ gebruiken en de focus op ‘leren’ leggen, gaat niet vanzelf. Ook de leerkracht zelf moet leren. Het gaat om het eigen leerproces van de leraar. Dit lukt alleen als de leerkracht hier zelf verantwoordelijkheid voor neemt en zichzelf de tijd geeft om (nieuwe) vaardigheden te leren. Begin met veranderingen bij iets dat aansluit bij de eigen affiniteit zoals een bepaald vak of een bepaalde aanpak. Ga na welke condities nodig zijn. Zorg voor een goede
- -
creëert een krachtige leeromgeving begeleidt het leren positief en past didactische aanpakken toe stelt vragen die uitnodigen tot nadenken, tot onderzoek, tot reflectie of tot handelen. Open vragen die meer antwoordmogelijkheden geven. Vragen die de leerlingen scherp houden en oproepen om cognitieve conflicten op te lossen. Vragen die het zelf-denken van de leerling samen met de andere leerlingen stimuleren staat model voor hoe een leerling zelf lerend bezig kan zijn. Wanneer de leerlingen merken dat de leerkracht ook zelf leert en niet alle antwoorden weet, dan wordt het leren op school interessanter. Als leerlingen vragen moeten beantwoorden waarvan ze vermoeden dat de leraar die toch al kent, denken ze al snel dat elke vraag bedoeld is om hun kennis te testen. Dit stimuleert onvoldoende durft traditionele patronen te doorbreken. Stil en alleen werken kan plaatsmaken voor effectief samen werken. Nabespreken van werk is ineens minder vaak nodig, omdat de leerlingen elkaar al feedback hebben gegeven. Teveel en eenzijdig belonen met stickers werkt soms averechts op het leren, omdat de leerlingen het vooral om de prestatie gaan doen. Het gaat om zelfverantwoordelijkheid nemen voor je resultaten en voor het rendement van oefenen zorgt voor goed onderwijs, elke dag!
communicatie met de leerlingen, de collega’s en de ouders over wat je gaat proberen. Sta open voor feedback. Introduceer in de klas dat je samen gaat leren en leg duidelijk uit wat anders zal gaan en waarom. Het is nieuw voor de leerkracht en de leerling en daarom moet er veel over gepraat worden. Leerkracht zijn is vaak: durven loslaten van oude patronen en nieuwe ideeën uitproberen, fouten maken mag en reflecteren is belangrijk. Websites die interessant zijn: www.krachtvanleren.nl, www.leerkracht.nl, www.kennisnet.nl, www.lereniseenmakkie.nl, www.hersenenenleren.nl, www.leren.nl
39
Gevoel voor leerlingen Wat?
40
Gevoel voor leerlingen, het ligt zo voor de hand. Toch wordt het wel eens vergeten. In de interactie tussen de leerling, de leerkracht en de leerstof wordt de leerling geraakt. Als de interactie goed is, krijgt de leerling het gevoel, de beleving, er vertrouwen in te hebben. Een belangrijke basiscompetentie van elke leerkracht is het gevoelig zijn voor deze beleving van de leerling. Het gaat om de mate waarin de leerkracht in de interacties met de leerlingen inspeelt op hun emotionele behoeften. De leerkracht is zich bewust van wat hij zegt tegen leerlingen en hoe hij het zegt. Het gaat er dus om dat de leerkracht zich kan verplaatsen in gevoelens of emoties die een leerling in bepaalde situaties ervaart: verdrietig of blij zijn, boos of bang, teleurgesteld zijn of in paniek raken, zich gelukkig of ellendig voelen, zich verbonden voelen of eenzaam, jaloers of ontgoocheld, gerust of in de war… Gevoelens bestaan in eindeloze schakeringen. De vraag tijdens de klassenactiviteiten is telkens: voelt de leerling zich goed bij datgene wat de leerkracht zegt en doet, of juist niet? En wat kan de leerkracht doen om een positief klimaat te scheppen, waarin ruimte is voor verschillende emoties en gevoelens? De begeleiding door de leerkracht die rekening houdt met deze persoonlijke beleving van leerlingen, heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de leerlingen. De eigenwaarde stijgt, de leerling voelt zich niet alleen maar juist geborgen en verbonden. Hij put er kracht uit om gevoelens toe te laten en zo de kans op verwerking te vergroten. Begeleiding op basis van
een gebrek aan respect, geïrriteerdheid en kleinering, maakt dat de leerling zich klein en vernederd voelt. De leerling wordt niet gestimuleerd zijn gevoelens te verkennen en te uiten en kan zelfs gekwetst uit de interactie komen en (nog meer) aangezet worden om op een negatieve manier met de omgeving om te gaan. De relatie verslechtert dan zienderogen en het wordt steeds moeilijker om de leerling op een goed spoor te krijgen.
Wat is de puzzel? Hoe volgen we gevoelens van leerlingen? En hoe zit het met de eigen gevoelens van de leerkracht? Inmiddels weten we dat zonder een positieve beleving van de leerling het moeilijker is tot optimale resultaten te komen. Voel je je als leerling blij, opgewekt en vol vertrouwen, dan heeft dat een directe positieve invloed op het leren. De
leerkracht is tijdens de les maar ook daarbuiten voortdurend in interactie met zijn leerling(en), daarbij vindt een overdracht van wederzijdse gevoelens plaats. Vaak gebeurt dit eerder onbewust dan bewust, al denken we meestal dat we zeer bewust handelen. Als de leerkracht zelf vol goede moed en vertrouwen is, heeft dit effect op de leerling. Enthousiasme maakt de ander enthousiast. Omgekeerd geldt hetzelfde. De leerkracht kan dus met zijn manier van interactie de leerling verder doen bloeien en groeien maar ook doen verdorren. Te grote klassen of een te grote druk op de prestaties maar ook het niet goed weten hoe om te gaan met de eigen beleving en die van de leerlingen, kunnen resulteren in een focus op negatieve belevingen. De puzzelstukken zijn: Hoe kan de leerkracht rekening houden met de gevoelens van de leerlingen en zijn eigen gevoelens? En hoe kan er gewenst positief gedrag gestimuleerd worden?
Wat is de wens? De leerkracht is zich bewust van zijn eigen gevoelens. Het is heel menselijk dat het als leerkracht met het ene kind beter klikt dan met de ander. We hebben allemaal onze persoonlijke voorkeuren. Maar een professionele leerkracht is zich hiervan bewust. Hij kan dit als het ware tijdelijk negeren en niet van invloed laten zijn op het leerproces in de klas. Hij staat er boven. In het pedagogisch handelen is ‘gevoelig zijn voor beleving’ een vaste routine van de leerkracht. De leerling zal zich sneller gezien voelen. De verbondenheid van de leerkracht met de leerling en het leren kan beter in stand gehouden worden. Uit de interviews en de uitspraken komt telkens naar voren dat leerkrachten die gevoelig bleken te zijn voor beleving, die het kind echt zagen, nog jaren later altijd aan hun eigen kind-zijn herinnerd worden. Je als leerling gezien voelen, is een belangrijke succesfactor in het leerproces. Ook de diversiteit in de samenleving noodzaakt de sociale, religieuze en culturele achtergronden van de leerlingen te kennen om hen werkelijk te kunnen begrijpen. Gevoelig zijn voor de leerling leidt zeker tot betere resultaten, meer voldoening van de leerkracht en vooral tot tevreden onderwijs!
Hoe? De leerkracht kan bij zichzelf nagaan of hij/zij gevoelig is voor beleving door de volgende vragen: Respect - Drukt mijn gedrag (in woord en daad) respect en gelijkwaardigheid uit? - Benader ik de leerlingen als gelijkwaardige personen? Neem ik ze serieus? Aandacht - Maak ik voldoende tijd voor individuele leerlingen? - Plaats ik een leerling in het middelpunt van positieve belangstelling? - Geef ik ze het gevoel de moeite waard te zijn, erbij te horen, een plaats in de groep te hebben? - Hoe kom ik in wat ik doe en zeg, tegemoet aan de behoefte aan aandacht en erkenning? - Leg ik de aandacht vooral op gewenst gedrag?
41
Affectie - Toon ik mijn eigen genegenheid en zorg ik voor alle leerlingen? - Geef ik regelmatig een compliment, een aai over de bol, een pluim? - Stem ik mezelf af op de eigen wijze van contact van de leerling? Bevestiging - Waak ik over succes- of faalervaringen van leerlingen? Op welke manier ga ik ermee om? - Vestig ik de aandacht van de leerlingen regelmatig op hun prestaties, op hoe ze met anderen omgaan en op wie ze zijn als mens? - Hoe benut ik kansen in wat ik doe en zeg, opdat leerlingen zichzelf als competent ervaren? Duidelijkheid - Bied ik de leerlingen voldoende duidelijkheid over wat van hen verwacht wordt, wat er staat te gebeuren? - Vinden de leerlingen in hun omgeving voldoende houvast ten aanzien van tijd, ruimte en personen? - Geef ik realistische informatie om verkeerde of angstaanjagende voorstellingen over bepaalde verschijnselen bij te stellen? Begrip - Heb ik oog voor gevoelens en emoties van leerlingen? Verplaats ik me in hun leefwereld? Laat ik zien en voelen dat ik ze begrijp? - Help ik leerlingen greep te krijgen op wat hen emotioneel bezighoudt?
De krachtige leeromgeving Tips en wetenswaardigheden Een zestal basisprincipes moet in de klas aanwezig zijn, zodat kinderen zich op hun gemak voelen¹. 42
Respect: Bij respect voor kinderen laat de leerkracht kinderen zelf het gesprek openen bij het binnenkomen van de klas. Kinderen communiceren spontaan met de leerkracht en de leerkracht moedigt dit aan door open vragen te stellen. Spontane communicatie is de vrucht van een goede relatie van de leerkracht met kinderen. Een goede relatie is een relatie waarbinnen de leerkracht de kinderen als gelijkwaardig ziet en voortdurend uitnodigt om ervaringen te delen. Aandacht: Kinderen hebben aandacht nodig en willen gezien en gehoord worden. Leerkrachten moeten hierop inspelen. Bijvoorbeeld: De juf merkt op dat Steven trots is op zijn werkstuk over De Amazone. Of dat Wendy opeens de breuken snapt. De juf toont haar interesse door deze gevoelens te zien en te benoemen: ‘Dat heb je goed gedaan’, ‘Ik ben blij voor jou!’ Affectie, bevestiging, duidelijkheid en begrip: Bij activiteiten kunnen leerkrachten iets meedelen aan de leerlingen en vragen of ze het wel of niet goed vinden. Kinderen krijgen dan het gevoel dat ze mee mogen beslissen en dat hun mening telt. Als blijkt dat leerlingen zich onveilig of bedreigd voelen, moet de leerkracht hier begrip voor tonen. Verder is het ook belangrijk dat de leerkracht duidelijke afspraken maakt met de kinderen en zich daaraan houdt. Kinderen moeten het gedrag van de leerkracht kunnen voorspellen. Websites en boeken: onder andere www.goodfeeling.nl, www. eq.startpagina.nl, www.sociaalemotioneel.nl, www. basislink.nl Suriname heeft materialen uitgeprobeerd rondom de ‘axenroos’ (zie ook trefwoord ‘axenroos’ via Google). Daniël Goleman is bekend om zijn werk rondom Emotionele Intelligentie. Verder zijn er veel lesprogramma’s ontwikkeld waarbij sociaalemotionele ontwikkeling centraal staat.
¹ Uit: Bewerkt naar de ideeën van Fer Laevers.
Wat? Een omgeving? En dan nog eens krachtig. Wat bedoelen we precies? Is een klas niet gewoon een klas? Nee, net zoals elke leerling en elke leerkracht verschillen, zo verschilt ook elke klassenomgeving. Alleen al door rond te kijken in de klas, krijg je snel een beeld van wat er dagelijks in die klas gebeurt. Naast de leerling en leerkracht speelt dan ook de zogenoemde krachtige leeromgeving een belangrijke rol binnen het leren. Met een krachtige leeromgeving bedoelen we een omgeving die leerlingen volop de kans geeft zich te ontwikkelen, samen met anderen. Een omgeving die als het ware ontwikkeling uitlokt, die kinderen uitdaagt tot veilig leren op hun eigen manier en waarin ook fouten gemaakt mogen worden. Een krachtige leeromgeving is een klas- en schoolomgeving met interessante en uitdagende materialen, methoden en activiteiten voor de leerlingen. De inrichting van de klas en de school is hierbij zeer bepalend, maar ook de activiteiten die de leerkracht onderneemt. Er is aandacht voor veelzijdigheid en variatie. Er wordt zoveel als mogelijk een beroep gedaan op alle ontwikkelingsgebieden, zodat iedere leerling aan zijn trekken kan komen. Ook de leerkrachtstijl speelt een belangrijke rol. De benadering van de leerkrachtstijl in het leerproces geeft de kracht aan de leeromgeving waarin de leerling dagelijks verkeert. Een krachtige leeromgeving lokt nieuwsgierigheid, zelf-ontdekken, zelfverantwoordelijkheid, zelfsturing, zelfstandigheid, gesprekken, samenwerking en onderzoek uit.
De leerlingen van meester Rakesh hebben lange discussies gehad over hun eigen klassenregels. Die zie je op flappen aan de muur, compleet met tekeningen. Vijf belangrijke regels hebben ze samen ontwikkeld: luisteren naar elkaar en een ander uit laten spreken, niet eten en drinken onder de les, als je iets te vragen of te zeggen hebt, steek je je vinger op, als je naar het toilet moet gaan, dan ga je. Maar je ziet ook van alles over het project van geschiedenis waar ze mee bezig zijn, over de Javaanse immigratie. Een tekening van een depot met uitgeputte immigranten bijvoorbeeld, getekend door Alex, de grote kunstenaar van de klas en niet te vergeten de bakken met ontkiemende zaden op oude tafeltjes. Zo zien ze wat ze leren. En in de kast is een stapel met kleurige lappen die ze gebruiken als ze iets uitbeelden met een stukje toneel. Meester is pas jarig geweest. De portretten van hem, getekend door leerlingen en de klassenfoto met jarige Rakesh in het midden hangen er nog.
Wat is de puzzel? Geen omgeving is hetzelfde. Moet de klas vol met materialen staan? Moeten er overal aan de muren en aan waslijnen werkjes te zien zijn? Roept een klassikale opstelling iets anders op dan een groepsopstelling? Hoe kan de omgeving krachtig gemaakt worden en bijdragen aan het leerproces? Speelt het leerkrachtgedrag een rol in de krachtige leeromgeving? Het is inderdaad zo dat de klasseninrichting effect heeft op het leren. Een drukke, chaotische, rommelige klasseninrichting geeft een rommelige sfeer. Dit belemmert vaak het overzicht. Een klassikale inrichting in rijen kan de leerkracht meer controle geven of rust bij bepaalde activiteiten. En een groepsopstelling nodigt uit tot interactie en samenwerking tussen leerlingen. Ondanks dat er hard gewerkt wordt aan renovatie en uitbreiding ontbreekt het de leerkracht vaak aan ruimte en voldoende middelen om de klas effectief in te richten. Overvolle klaslokalen geven weinig ruimte tot effectievere inrichtingen. Nieuwe schoolgebouwen zijn onvoldoende gebaseerd op nieuwe inzichten rondom krachtige leeromgevingen. Er zijn vaak te veel leerlingen per klas om voldoende tegemoet te komen aan het bieden van gelijke leerkansen voor elke leerling. Voldoende kwaliteitsvolle leermiddelen ontbreken zowel voor de cognitieve als de creatieve vakken. Gedegen onderwijsprogramma’s die in tijd haalbaar zijn maken ook deel uit van de krachtige leeromgeving. Ook het leerkrachtgedrag bepaalt grotendeels de omgeving. Ben je als leerkracht betrokken? Vermoeid of goed uitgerust? Positief of negatief? Afwisselend ernstig en grappig?
43
De puzzelstukken zijn: Hoe kunnen we de leeromgeving krachtiger maken? Wat betekent dit voor de inrichting? En wat betekent dit voor de leerkracht?
Wat is de wens? De wens is dat elke leerling kan leren in een krachtige leeromgeving. In deze leeromgeving past de leerkracht zijn ‘kracht’ toe om dit te realiseren. Er zijn interessante en uitdagende materialen, methoden en activiteiten voor de leerlingen beschikbaar. De klassengrootte is zodanig dat elke leerling voldoende aandacht kan krijgen. De leerkracht begeleidt de leerlingen op een positieve, ondersteunende manier. De omgeving is zodanig ingericht met materialen en middelen dat er mogelijkheden zijn voor individueel- en groepswerk, kringgesprekken, zelfstandig werk en werk in leerhoeken. Een haalbaar en gedegen onderwijsprogramma heeft veel invloed op de schoolprestaties van de leerlingen. Dit programma heeft twee aspecten: 1. De leerling krijgt voldoende gelegenheid tot leren. De leerling krijgt voldoende tijd om zich de leerstof eigen te maken. De hoeveelheid tijd kan per leerling verschillen. Een langzame leerling heeft nu eenmaal meer oefentijd nodig dan een snelle leerling. In de praktijk is er vaak een verschil tussen het geplande programma (het curriculum) en hetgene dat werkelijk in een schooljaar gerealiseerd wordt. 2. De leerkracht krijgt voldoende tijd om het onderwijsprogramma te realiseren. De leerkracht moet dus voldoende tijd hebben om het lesprogramma te kunnen behandelen in de onderwijstijd die beschikbaar is. Vaak zijn programma’s overvol en gaat veel onderwijstijd verloren door ineffectief klassenmanagement.
dig werk organiseren door kasten goed in te richten en voldoende materialen ter beschikking te hebben. De leerkracht kan een haalbaar en gedegen onderwijsprogramma vaststellen met wat de belangrijke leerstof is en welke ter aanvulling dient. Hij zorgt ervoor dat er voor belangrijke leerstof voldoende tijd is om het eigen te kunnen maken. Hij brengt een duidelijke volgorde aan in de essentiële leerstof en deelt die zo in dat de leerling voldoende tijd krijgt om die te leren. Hij zorgt er bij het opstellen van het lesplan voor, dat er voldoende tijd is om deze leerstof te behandelen.
44
Het stellen van uitdagende doelen en krachtige feedback motiveert de leerlingen tot leren. Hoge realistische verwachtingen hebben een positieve invloed op de resultaten van de leerling, ook op die van de zogenoemde zorgleerlingen. Duidelijke, haalbare doelen die helder naar de leerlingen toe gecommuniceerd zijn, verhogen de prestaties. Bovenal hebben deze doelen ook effect op de samenwerking van het schoolteam (Marzano 2007, pp. 21-37, pp. 41-45). Als de leerkracht direct na de leeractiviteit regelmatige, systematische en krachtige feedback geeft aan de leerling, worden leerprestaties gunstig beïnvloed. Een veilige en ordelijke omgeving maakt dat leerlingen onbelemmerd kunnen leren. Orde en veiligheid beïnvloeden de leerprestaties. Aspecten als het pedagogisch handelen, effectief klassenmanagement, collegialiteit en professionaliteit van het team, het stellen van uitdagende doelen en krachtig leiderschap dragen alle bij aan een veilige en ordelijke leeromgeving in de school. Duidelijke regels - samen met de leerlingen opgesteld met betekenisvolle consequenties bij overtredingen - scheppen een ordelijk leefklimaat in de klas. Alle leerlingen hebben behoefte aan duidelijke structuren.
Hoe? Een doelmatige planning en investering van de overheid is belangrijk om aan een aantal basiscondities te voldoen. Het maken van prognoses van leerlingengroei per district op langere termijn ondersteunt de planning van de behoefte aan faciliteiten. Binnen de aanpassing en renovatie van de huidige schoolgebouwen kan er rekening gehouden worden met nieuwe aanpakken van leren (bijvoorbeeld: samenwerkend leren, zelfstandig leren, computermogelijkheden). De verzelfstandiging van scholen leidt ertoe dat de schoolleider efficiënter met eigen middelen kan werken in de school. De leerkracht zelf kan de klas anders inrichten, bijvoorbeeld groeperen van de tafels, visualiseren met tekeningen en foto’s, zorgen voor een schone klas met klassentaken, hoeken creëren, zelfstan-
Uitdagende doelen kunnen worden opgesteld op schoolniveau en mogelijk specifiek voor bepaalde leerlingen. Behalve een rechtvaardig beoordelingssysteem van de overheid kan er elk kwartaal feedback gegeven worden aan de leerling en de ouders door middel van een passende rapportage, die ingaat op de leerontwikkeling van de individuele leerling. De overheid kan uitdagende eindtermen en tussendoelen bepalen en deze verwerken in het onderwijsprogramma. Een veilige en ordelijke omgeving kan bereikt worden door het opstellen van duidelijke gedragsregels voor de hele school. Daarbij worden passende consequenties bedacht bij het niet naleven van deze regels. Elke klas kan werken aan het stimuleren van zelfsturend gedrag. Een leerlingvolgsysteem kan risicoleerlingen sneller en vroeger signaleren.
Tips en wetenswaardigheden • De leeromgevingen zullen steeds meer beïnvloed worden door ontwikkelingen binnen de ICT (Informatie en Communicatie Technologieën). Ook het onderwijs krijgt hier steeds meer mee te maken. • Websites: www.natuurlijkleren.net, www.mhr.nl, www.teamontwikkeling.net en trefwoorden als ‘digitale leeromgeving’, ‘computers in de klas’. • Zorg ervoor dat zeer belangrijke leerstof voldoende kan worden behandeld in de tijd die beschikbaar is. Geef de leerlingen voldoende oefentijd. Bescherm de beschikbare tijd voor onderwijs. Het verlengen van schooldagen is kostbaar en niet altijd effectief. Scholen kunnen hun tijd beschermen door zo efficiënt mogelijk te zijn bij de start van de schooldag, pauzes en speeltijden, leswisselingen en mededelingen. Gebruik de lestijd werkelijk voor leren.
Organiseer de klas Wat? Een goed georganiseerde klas draagt bij aan leer-kracht. De leerkracht plant, bereidt zaken voor en organiseert effectieve leersituaties. In veel onderzoeken komt ‘klassenmanagement’ als belangrijke factor terug bij het verbeteren van de leerprestaties van leerlingen. Het is vrij logisch: een chaotische klas als gevolg van slecht klassenmanagement zorgt er niet alleen voor dat prestaties niet verder toenemen, maar zelfs afnemen. Effectief klassenmanagement creëert de condities om alle kinderen gelijke kansen op onderwijs te geven. Bijvoorbeeld door te differentiëren in de les. ‘Klassenmanagement is het scheppen van voorwaarden voor succesvol onderwijs’ (Veenman 1993) Het gaat onder andere om: 1. De inrichting van de klas 2. Regels en afspraken in de klas en voor de school (de routines) 3. Effectieve didactische vaardigheden 4. Preventie van probleemsituaties door vooruit te denken en te plannen 5. Het scheppen van effectieve leertijd
Wat is de puzzel? Is er meer leer-kracht als de klas goed georganiseerd is? Gaat het alleen om de opstelling van de klas of om meer? Vaak gaat veel effectieve leertijd verloren door een ineffectieve klassenorganisatie. Hierdoor krijgt de leerling minder leertijd en de leerkracht
45
minder instructietijd: slechte planningen en voorbereidingen, een overvol lesplan, onvoldoende leermiddelen, gebrek aan kopieerfaciliteiten, volle klassen, kortom, een traditioneel onderwijs gericht op het afmaken van het lesboek. Uit onderzoek blijkt dat een haalbaar en gedegen programma zowel de leerling als de leerkracht meer tijd geeft om de leerstof voldoende aandacht te geven. Vaak zijn de ontwikkelde curricula te ambitieus. De tijd tussen half acht en één uur is kostbaar en moet goed gebruikt worden. De puzzelstukken zijn: Hoe organiseer ik de klas zodanig dat deze positief bijdraagt aan het leren? Verandert de opstelling gedurende de dag of de lesactiviteit? Hoe organiseer ik de school zodat er beter tegemoet kan worden gekomen aan de verschillen tussen leerlingen? Kan er ook op schoolniveau een bijdrage zijn?
Wat is de wens?
46
De leerkracht organiseert de klas op een effectieve manier. De inrichting van de klas is zodanig dat leermiddelen voor de leerlingen gemakkelijk bereikbaar zijn. Het maken van groepen kan snel en efficiënt gebeuren door geschikt meubilair. Leermiddelen in de vorm van bijvoorbeeld verwerkingsmateriaal (herhaling, verrijking) zijn voldoende aanwezig zodat er gedifferentieerd kan worden. De regels in de klas zijn samen met de leerlingen opgesteld en ondersteunen de dagelijkse routines. Nog beter is het als deze regels door de hele school heen afgestemd zijn. De leerkracht beschikt over effectieve didactische vaardigheden, waaronder bijvoorbeeld het kunnen differentiëren. Tijdens het werkuur Zelfstandig Werken zijn de leerlingen met eigen taken bezig en heeft de leerkracht de handen vrij om aan zorgverbreding te doen. Deze routine van zelfstandig werken wordt in de gehele school toegepast. Ervaringen uit pilots (LEARN 2008, Kindvriendelijke Scholen 2007, UNICEF) laten zien dat op die manier de wachttijd van leerlingen enorm verkleind wordt. De motivatie van leerlingen neemt toe. Leerlingen worden aangesproken op autonomie: ik kan het zelf. Het groeperen van de leerlingen kost weinig tijd, omdat de leerlingen de routine kennen. Ook worden leerlingen ingezet voor klassentaken die rouleren middels een takenbord. In de dagplanning kijkt de leerkracht al vooruit op mogelijke probleemsituaties en weet die te voorkomen door een goede voorbereiding. Dagelijks wordt de les voorbereid en gepland. Er wordt rekening gehouden met de leertijd van de leerlingen en de instructietijd die de leerkracht nodig denkt te hebben.
Hoe? De (startende) leerkracht wordt door een ervaren leerkracht begeleid in het verder ontwikkelen van het eigen klassenmanagement. Op schoolniveau worden tijdens teamvergaderingen niet alleen regels en afspraken (routines), maar ook effectieve didactische aanpakken (onder andere differentiatie, zelfstandig werken, directe instructie, samenwerkend leren) afgestemd. Consequenties bij het niet naleven van regels en afspraken worden betekenisvol toegepast. De schoolleider, de zorgcoördinator en de vernieuwingscoördinator voeren regelmatig observaties in de klassen uit en coachen de leerkrachten. Regels en afspraken worden tot een minimum beperkt en worden bijvoorbeeld met pictogrammen in het schoolgebouw gevisualiseerd. De schoolleider ziet toe op het optimaliseren van de effectieve leertijd van elke klas. Probleemsituaties worden open en respectvol besproken, bijvoorbeeld tijdens een speciale vergadering of bijeenkomst.
Tips en wetenswaardigheden 1. Schrijf samen met de leerlingen alle regels op die je gebruikt om de klas te organiseren. 2. Bespreek een aanpak om deze regels na te leven. 3. Bespreek de eerste dag de belangrijkste regels en gewoonten in de klas. 4. Wees duidelijk en vriendelijk. Stimuleer gewenst gedrag en stop ongewenst gedrag. 5. Organiseer leuke dingen waarbij je de kinderen leert kennen. 6. Wees positief en optimistisch. Geef aan dat je verwacht dat je leerlingen succes in je klas zullen hebben en dat jij ze daarbij zult helpen. 7. Vermijd situaties waarvan je zeker weet dat veel leerlingen zullen mislukken. 8. Pak wangedrag snel en vastberaden aan. Pesten wordt niet geaccepteerd. 9. Bereid je goed voor. 10. Wees voorspelbaar in je aanpak. Dat is goed voor de zwakke leerlingen. Gebruik zowel sturende als begeleidende aanpakken in je klas. Interessante websites zijn www.internetwijzer-bao.nl/klassenmanagement.nl, www.ontwerpatelier.nl, www.ictopschool. net.
De juiste aanpak Wat?
Andere tips voor de inrichting: 1. Reserveer ruimte in je lokaal voor een kring, zonder dat er veel geschoven moet worden met meubilair. Geef leerlingen een vaste plaats. 2. Creëer werkplekken voor leerlingen die even rust nodig hebben. 3. Creëer ruimte waar je instructie kan geven aan een groepje leerlingen. 4. Zet het meubilair van de leerlingen zo neer dat je de gezichten van alle kinderen kunt zien. 5. Let op de looproute die de leerlingen moeten nemen om materialen te pakken of om bijvoorbeeld naar het toilet te gaan. Een verkeerde route kan veel onrust veroorzaken. Plaats leerlingen met concentratieproblemen of kinderen met gedragsproblemen niet langs deze route. 6. Breng duidelijke ordening aan bij het plaatsen van boeken, schriften en materialen in je lokaal, bijvoorbeeld per vak. Zorg dat ze goed bereikbaar zijn. 7. Zorg er voor dat iedereen goed op het bord kan kijken. Houd rekening met leerlingen met visuele beperkingen. 8. Computerschermen kunnen leerlingen erg afleiden. Probeer de klas zo in te richten, dat ze vanuit de klas niet zijn te zien. 9. Zorg er voor dat de tafels en stoelen van de leerlingen de juiste hoogte hebben. 10. Reserveer ruimte om het gemaakte werk van leerlingen te presenteren.
De leerkracht kan zijn leer-kracht enorm versterken door een juiste didactische aanpak. Uit onderzoek (Marzano 2003) blijkt dat het organisatorisch, pedagogisch en didactisch handelen leerprestaties positief beïnvloedt. Effectieve leerkrachten maken gebruik van een effectieve aanpak. In de leerlinggerichte aanpak pleiten we voor een balans tussen zowel de leerkrachtgestuurde handelingen als de leerlinggestuurde handelingen. Met leerkrachtgestuurd handelen bedoelen we dat de leerkracht heel bewust een bepaalde aanpak in de klas toepast, die het leren van dat moment voor de leerlingen zo optimaal mogelijk beïnvloedt. Dat is iets heel anders dan in de traditionele aanpak, waarbij de leerkracht zich vooral laat sturen door de inhoud van de boeken en deze als uitgangspunt neemt. Leerlinggestuurde handelingen zijn bijvoorbeeld het zelf zoeken naar antwoorden of het oplossen van problemen door de leerling, soms samen met andere leerlingen. De leerling maakt dan een eigen planning en opzet. Goed voorbereide en geplande instructies en een effectieve aanpak bevorderen het leerproces. We noemen hier zes effectieve vormen van aanpak (er zijn er natuurlijk meer): - - - - - -
zelfstandig werken en de instructietafel het directe instructiemodel samenwerkend leren differentiatie interactief onderwijs creatieve werkvormen
Wat is de puzzel? Altijd maar een rij-opstelling en wachten op wat de leerkracht zegt en dat uitvoeren? Of ook zelf mee mogen denken en actief mogen zijn? Zomaar aan iets beginnen of werken met duidelijke stappenplannen? Altijd dezelfde manier of variatie? Het boek als uitgangspunt voor kennisoverdracht of het leren en de leerling als uitgangspunt met telkens een passende aanpak? Het traditionele onderwijs maakt nog te weinig gebruik van bewezen effectieve didactische werkvormen. Soms zijn deze werkvormen onvoldoende bekend of onvoldoende getraind bij de leerkrachten. Het gevolg is dat de leer-kracht van de leerling onvoldoende gestimuleerd wordt. Voor de leerling is het bijvoorbeeld vaak helemaal niet duidelijk wat en waarom er geleerd wordt. Veel kostbare effectieve leertijd - en dus leerkracht - gaat verloren door een ineffectieve aanpak. Vooral de uitvallers, de leerlingen die bijvoorbeeld langzamer leren, en de uitschieters, de snelle leerlingen, profiteren dan te weinig van het onderwijs. Het is nog te vaak, wachten tot iedereen klaar is en
47
dan pas doorgaan met de les. Uit onderzoek is bewezen dat er werkvormen zijn die een sterke positieve invloed hebben op het leren. De puzzelstukken zijn: Welke aanpak is effectief en beïnvloedt het leren van de leerling? Hoe en wanneer past de leerkracht deze aanpak toe? 48
Wat is de wens? Een effectieve aanpak in de klas om de leerkracht optimaal te stimuleren, om alle bloemen in de klas te laten bloeien. Het gaat om effectiever en dus diepgaander leren. Hiervan is sprake wanneer leerlingen zich in een helder gestructureerde leersituatie bevinden. Die structuur komt van de leerkracht. Vandaar de term ‘leerkrachtgestuurde’ benadering. Met leerkrachtgestuurde benadering bedoelt men het bewust inzetten van diverse didactische werkvormen die het leren optimaliseren. Effectief leren van basiskennis en basisvaardigheden kan aan het begin van een lessenserie worden ingezet voor alle leerlingen en later voor die leerlingen die extra inoefening nodig hebben. Er vindt dan een betere verdieping van de leerstof plaats (bijvoorbeeld bij samenwerkend leren of interactief onderwijs). Effectief leren kan bijvoorbeeld plaatsvinden tijdens de instructie door het model van directe instructies. Deze manier van werken heeft als belangrijkste kenmerk een heldere opbouw van de leerstof, een heldere structuur in de les en directe feedback naar de leerlingen. Ook kan effectief leren toegepast worden tijdens een dagelijks uur Zelfstandig Werken, waarbij alle leerlingen aan bijvoorbeeld een aantal basis- en keuzetaken werken. Binnen de pilots (Kindvriendelijke scholen, LEARN, Kalbobis en dergelijke) zien we dat dit ook zeer motiverend naar de leerlingen toe werkt. Leerlingen leren veel van en met elkaar. Samenwerkend leren in kleine of grotere groepen met aan de leerlingen aangepaste werkvormen is een uitstekend middel om de leerstof diepgaander te begrijpen. In de nieuwe werkvormen wordt nadruk gelegd op de interactie die de leerkracht voert met de leerlingen of die de leerlingen onderling voeren ten aanzien van de leerstof. Onderlinge interactie maakt actief, maakt betrokken, motiveert en helpt de leerlingen de lesstof goed te begrijpen. Tevens vergroot het de taalvaardigheden van de leerling. Dat is bouwen aan kennis, zoals ook uitgelegd in hoofdstuk 1 in het deel over sociaalconstructivisme.
De leerkracht kan veel steun hebben aan samenwerken met collega’s. Bespreek leuke werkvormen die je met succes hebt toegepast met elkaar. Zo leer je van elkaar. Een kast met creatief materiaal en een schrift waarin toegepaste werkvormen bij verschillende doelen staan, kan helpen als je vastzit.
Hoe? Train leerkrachten in het toepassen van deze effectieve didactische vaardigheden. Neem deze aanpak op in het leermateriaal dat dagelijks gebruikt wordt in de klas (curriculum) en begeleidt de leerkracht (bijvoorbeeld door de vernieuwingscoördinator en de schoolleider in het toepassen ervan). Wat kan de leerkracht zelf doen? 1. Gebruik regelmatig een effectieve aanpak in de les, zodat deze steeds meer routine wordt voor zowel de leerling als de leerkracht. Plan de effectieve methoden bewust in.
2. Stel altijd heldere doelen en kom hier steeds op terug in de les. Let op vorderingen, beloon gewenst gedrag of prestaties, wissel groeps- en individueel werk met elkaar af. Zorg voor variatie. 3. Concentreer je voortdurend goed op de leerstof die je aanbiedt. Voorafgaand aan de leerstof, tijdens en na afloop van de les, richt de leerkracht de aandacht op de leerervaringen van de les. Voorkennis wordt geactiveerd (wat weten we al?), vragen worden geactiveerd (wat willen we weten?) en na afloop wordt teruggekeken (wat weten we nu beter?). 4. Zorg voor voldoende leertijd waarin het herhalen, oefenen en toepassen van de leerstof voldoende tot zijn recht kan komen voor alle leerlingen. De leerlingen worden gestimuleerd om zich de leerstof verder eigen te maken. Het ene kind zal veel oefening nodig hebben en het andere weer minder. Het toepassen - in groepsverband - van het geleerde maakt dat er diepgang plaats kan vinden en beter begrip. Ook hier schept de effectieve leerkracht kansen voor kinderen door zijn heldere aanpak. 5. Bespreek regelmatig met elkaar wat je gedaan hebt, zo kom je op nieuwe ideeën.
49
-
Tips en wetenswaardigheden Hoe ziet het werken met het directe instructiemodel eruit? - -
-
-
De leerkracht is duidelijk in wat hij wil bereiken (‘Deze les gaan we … en aan het eind van de les weten jullie ... en kunnen jullie …’) Een heldere instructie waarin expliciet aangegeven wordt wat er van de leerlingen verwacht wordt (‘Ik leg eerst uit wat … is, daarna krijgen jullie de gelegenheid om gedurende 10 minuten in tweetallen te werken aan ..., als jullie dat gedaan hebben weten jullie …, dat zal ik nog een keer klassikaal bespreken en dan ronden we af met …’) De leerkracht biedt kansen aan leerlingen om meer en minder geleid te oefenen (‘Eerst doen jullie het volgens mijn aanpak, daarna mag je kiezen of je het zo of zo doet’, ‘Wie meer hulp wil, mag straks bij me komen zitten’) De leerkracht geeft, door tijdens het zelf werken rond te lopen, goed te observeren, zowel gevraagd als ongevraagd feedback aan leerlingen over de vorderingen (‘Dat heb je goed gedaan. Ik mis nog …; dat is heel goed wat je daar doet; dit gaat de foute kant op. Ik kom bij je zitten/staan om te zeggen hoe het wel kan’)
De leerkracht zorgt voor een vriendelijke, leerveilige sfeer en veel positieve feedback.
Het zal duidelijk zijn dat deze manier van werken een goede lesvoorbereiding vraagt, met een goed doordachte lesopzet op het juiste niveau van de leerlingen. Directe instructie is dan ook vooral effectief voor beginnende leerlingen die nog weinig van het lesonderwerp weten. Hieruit volgt, dat directe instructie altijd effectief in te zetten is in het begin van een lesblok. Dit is namelijk het moment dat vrijwel alle leerlingen nog weinig weten. Verder blijkt deze manier van werken altijd effectief voor leerlingen die moeilijk leren, leerlingen die hun eigen leren slecht structuur kunnen geven. In die situaties is het mogelijk om, na een meer algemene instructie voor de gehele klas, de instructie verder te verfijnen voor deze groep leerlingen (met meer structuur). Verder blijkt uit onderzoek dat het geven van structuur de les voor veel leerlingen veilig maakt. Zo blijkt uit faalangstonderzoek dat structuur in de les faalangst sterk reduceert. Je zou daarmee kunnen zeggen dat structuur zorgt voor het begin van een goed leerklimaat. • Googlen met de trefwoorden ‘samenwerkend leren’, ‘coöperatief leren’, ‘directe instructie’, ‘interactief onderwijs’, ‘differentiatie’, ‘zelfstandig werken’ levert veel informatie op.
Balans tussen hoofd, hart en handen Wat?
50
Leren doe je niet alleen met je hoofd, maar ook met je hart en handen. ‘Hoofd, Hart en Handen’ is een goed klinkend drietal, de drie H’s. Niet alleen het hoofd moet aangesproken worden, de leerling is meer dan dat. Ook het hart (de sociaalemotionele ontwikkeling, de beleving, de gevoelens) en de handen (het mogen handelen, het zelf mogen doen, creatief bezig zijn) moeten een afgewogen plek krijgen in het dagelijkse programma. Op deze manier wordt het onderwijs afwisselend en worden meer leerlingen met verschillen in leer-kracht aangesproken. Zoals een schoolleider zei: ‘De leerlingen gaan het onderwijs dan beter lusten!’
Een ritmisch weekplan kan een bijdrage leveren aan de drie H’s. Met een ritmisch weekplan bedoelen we een lesrooster dat zodanig is samengesteld dat de drie genoemde elementen afwisselend aan bod komen. Inspanning wisselt zich af met ontspanning. Activiteit wisselt zich af met rust. Doen wisselt zich af met nadenken of stilte. En er zijn vaste momenten ingebouwd voor het hart (de gevoelens, de beleving). In ons dagelijks leven worden hoofd-, hart- en handactiviteiten voortdurend afgewisseld. Dit natuurlijk ritme verdient terecht een plaats in ons onderwijsprogramma.
Wat is de puzzel? Is leren alleen maar met het hoofd bezig zijn? De leerling brengt veel meer naar school: zijn lichaam met armen en benen, zijn hart vol met gevoelens? Tot nu toe ontbreekt de balans in het onderwijsprogramma. Teveel nadruk ligt vooral op de hoofdactiviteiten. Te weinig is er aandacht voor hart- en handenactiviteiten.
Juf over ‘haar’ kinderen Mijn mensjes Paulus komt na twee weken weer op school. Hij vertelt dat hij voor een beri met zijn moeder mee was naar het binnenland. Hij heeft vier repetities gemist en belangrijke nieuwe leerstof. Als hij geen extra begeleiding krijgt, blijft hij zeker zitten. Hanna en Jack mochten de school vertegenwoordigen bij een voorleeswedstrijd. Jack wint een trofee en krijgt daarnaast nog wat prijsjes. Het schoolhoofd stelt voor dat hij een van de prijsjes aan Hanna geeft. Jack weigert. Shalini’s moeder vraagt of ze een weekje mee mag naar Miami, waar haar grootmoeder woont die zestig jaar wordt. Dan zal Shalini twee repetities missen en belangrijke leerstof. Cynthia, die in de zesde klas zit, wordt na school opgehaald door een volwassen man in een auto. De man is niet haar vader en je vermoedt dat Cynthia een seksuele relatie heeft met de man. Djoeminie is het liefste meisje van de klas. Goedgemanierd, goedlachs en altijd behulpzaam. Ze presteert bovendien goed. Er komt een filmploeg in de klas. Ze willen graag een interview met een doorsnee leerling. Jij wil ze het liefst met Djoeminie laten praten.
Ai mi boi, nooit had ik gedacht dat het zo een werk voor je geweten is om leerkracht te zijn. Elke dag moet je beslissingen nemen over het leven van die kleine mensjes in de klas. Op de kweek, als je lessen op de hospiteerschool draait, ken je die kinderen niet echt. Je hosselt alleen om de leerstof goed uit te leggen, beurten te spreiden en geen taalfouten te maken, zodat meneer of mevrouw achterin je een voldoende geven, la’ je snel afstuderen! Maar als je eenmaal met die kinderen bent, een heel jaar zijn ze met je, dan leer je ze kennen. God, ze zijn zo afhankelijk. Hoe ze naar me toe komen rennen ’s morgens, om mijn tas voor me te dragen. Hoe je ze soms zo ziet zweten op een som, puntje van hun tong uit de mond, hoe ze vechten om het bord schoon te maken. En zingen dat ze kunnen, zelfs Hendrik die geen toon kan houden straalt als ik mijn blokfluit uit mijn tas haal. Tjèh, dan ga je toch vanzelf kijken of je ergens een goede tweedehandse schoen kan vinden als je ziet dat Roytje alleen met broko s’su op school komt. Dan veeg je toch die tranen weg als Ravindra d’r knie heeft geschaafd. Dan geef je Paulus en Shalini die extra lessen en laat je ze de repetities inhalen. Dan zit je met Hanna en met Jack en met Cynthia en luister je naar wat zij te zeggen hebben. En over Djoeminie vertel je dat ze zo aardig is, dat de filmmensen direct kennis met haar willen maken. Niet voor niets ben ik leerkracht geworden. Gewoon, omdat ik van kinderen houd. Ismene Krishnadath, schrijver, leerkracht en pedagoog
Het gevolg is dat slechts een klein deel van het potentieel van leerlingen aangesproken wordt, alleen het hoofd en dan in het bijzonder de rechterhersenhelft. Er wordt sterk eenzijdig een beroep gedaan op vooral de cognitieve vermogens van leerlingen. Het gevolg is dat de ontwikkeling van het kind ook tamelijk eenzijdig is en een heleboel verborgen talenten komen hierdoor niet tot bloei. De leer-kracht van het kind kan dan snel afnemen met het risico dat leerlingen hun motivatie kwijtraken .
51
Wat is de wens?
Hoe?
Een dag- of weekprogramma waarin er een natuurlijke balans is tussen hoofd-, hart- en handenactiviteiten. Een gebalanceerd curriculum, waarin de afwisseling tussen deze activiteiten in samenhang aan bod komen. Door het ritme wekelijks toe te passen, ontstaat er een herkenbare structuur en regelmaat voor de leerlingen. De voorspelbaarheid neemt toe. Leerlingen die van nature beweeglijker zijn (met name de jongens) worden meer aangesproken.
Als het huidige lesrooster aangepast wordt aan bovengenoemde ideeën, zullen het klassenklimaat en de leer-kracht positief beinvloed worden. Behalve hoofd-activiteiten - het denken - zijn er ook voldoende momenten ingebouwd voor doe-activiteiten (handen) waarbij de leerlingen alleen of samen met andere leerlingen opdrachten kunnen uitvoeren of experimenten kunnen doen. Momenten van rust, bezinning en reflectie komen regelmatig terug, waarbij ruimte is om gevoelens te uiten (het hart).
Leerlingen die gevoeliger zijn, worden gezien en krijgen de kans zich te uiten en zo wordt de leer-kracht afwisselend gestimuleerd. Er wordt op deze manier ook rekening gehouden met de individuele verschillen en talenten want alle kinderen zijn gelijkwaardig maar niet gelijk.
De hoofd-, hart- en handenactiviteiten vinden plaats binnen de verschillende vak- en vormingsgebieden van het curriculum. Ze worden geïntegreerd in de lespakketten, zodat deze voor de leerling en de leerkracht snel herkenbaar en toepasbaar zijn. Na een denkactiviteit, volgt een bewegingsactiviteit. Na een stil werkuur, volgt een uitwisselingsmoment waarin het geleerde samen besproken wordt. In de rekenles worden tafelsommen geleerd door bewegingsspellen. De aardrijkskundeles kan ook buiten de klas gegeven worden, bijvoorbeeld met spelvormen op het schoolerf. De week wordt afgesloten met een feestelijke activiteit waarin de leersuccessen met elkaar gevierd worden. Zo wordt leren weer leuk voor de leerlingen en de leerkracht want iedereen is betrokken en voelt zich aangesproken.
Tips en wetenswaardigheden
52
Goede ideeën zijn te vinden in het werk van verschillende onderwijsvernieuwers, zoals bijvoorbeeld Peter Petersen (JENAPLANconcept). Hij ontwikkelde ideeën rondom het ritmisch weekplan waarin vier hoofdactiviteiten elkaar voortdurend afwisselen: gesprek, spel, werk en viering¹. Gesprek staat voor communicatie tussen leerlingen onderling en leerlingen met volwassenen. Een belangrijke werkvorm hierbij is de kring, omdat iedereen elkaar goed kan zien en de betrokkenheid van de gesprekspartners optimaal is. Voorbeelden van kringen zijn de vertelkring, de projectkring, de leeskring, de spreekbeurt, de ontdekkring, de evaluatiekring en kringgesprekken over een specifiek onderwerp, bijvoorbeeld op sociaal-emotioneel vlak, dat op dat moment in de groep aandacht verdient. Spel beperkt zich niet alleen tot jonge leerlingen. Samen spelen is van belang voor alle leeftijden, omdat leerlingen zo leren samen werken en rekening met elkaar te houden. ‘Spel’, betekent letterlijk spelenderwijs leren, het verwerken van opgedane indrukken en ervaringen en het uiten van zichzelf. Leerlingen ontdekken tijdens spel hun eigen belevingswereld en die van anderen. Dit geldt ook voor oudere leerlingen en zelfs voor leerkrachten. Werk kan op diverse manieren plaatsvinden. Bijvoorbeeld de verwerking van de leerstof na instructie of bijvoorbeeld door werken in groepen. Ook vormen van zelfstandig werken zijn zeer toepasbaar en geven de mogelijkheid in te spelen op verschillen tussen leerlingen (bijvoorbeeld tempoverschillen). Binnen Zelfstandig Werken heeft de leerkracht de handen vrij voor extra begeleiding of observatie.
Viering heeft een positief effect op zowel het klassen- als het schoolklimaat. Door samen te vieren wordt uitgedragen: we zijn een gemeenschap en iedereen hoort erbij. Feesten en gebeurtenissen die in het schoolleven gevierd kunnen worden dragen bij aan de school als leer- en leefgemeenschap. Het zijn momenten waarop leerkrachten en leerlingen, soms ook ouders, samenkomen om het samenzijn te vieren, om stil te staan bij en zich te bezinnen op vreugdevolle maar ook droevige gebeurtenissen, om normen en waarden te verdiepen, om zich te uiten en elkaar te vertellen over de ervaringen die het hoofd en hart in de afgelopen periode hebben opgedaan. Verhalen, dans, muziek en eigen creaties komen hierbij goed van pas. Vieringen bepalen mede het ritme van het jaar-, dagen weekplan van een school. Het jaar wordt op veel scholen geopend en gesloten met een gezamenlijke viering. Gezamenlijk wordt de week gestart met een weekopening en beëindigd met een weeksluiting. Samen worden er nationale feesten gevierd en samen staan we stil bij gedenkdagen en feesten van verschillende culturen en levensbeschouwelijke achtergronden. Er wordt stilgestaan bij verdrietige gebeurtenissen dichtbij en veraf en actuele gebeurtenissen in de wereld. Verjaardagen worden gevierd, evenals de komst en het afscheid van leerlingen. • Veel onderwijsvernieuwers streven naar meer balans in de hoofd- hart en handenactiviteiten op school. We noemen er enkelen: Peter Petersen (Jenaplan), Maria Montessori, Rebecca Wild, Paolo Freire, Fer Laevers (EGO), Helen Parkhurst (Dalton), Emilio Regio. • Interessant is dat wellicht de grootste groep onderwijsvernieuwers de leerkrachten zelf zijn. Zij proberen dagelijks hun werk te verbeteren en te vernieuwen al dan niet met ondersteuning en lijken vaak op de achtergrond te opereren. Google op trefwoord ‘educhange’ en je komt bij interessante uitwisselingen en projecten uit. ¹ Geraadpleegd www.jenaplan.nl
Interview Gerrit Barron
Goed onderwijs vormt mensen ook in de diepte Je hebt niets aan een droom zolang die een droom blijft. Door je leven zo in te stellen dat je alles wat je wenst of van plan bent, ook uitvoert, geef je je leven meer diepgang. En dan raak je geïnspireerd om door te gaan. Als je een droom hebt gerealiseerd, sta je weer aan de basis van een nieuwe uitdaging. Het is een proces dat altijd maar doorgaat in nieuwe dromen, uitdagingen en mogelijkheden. Die zetten we in om ons leven beter te maken. Daarom is het belangrijk dat je die vlam in jezelf brandende houdt. Vanuit die vlam, inspiratie, baan je je eigen weg en anderen kunnen zich door jouw vlam laten aansteken.
53
Gerrit Barron, schrijver
Wanneer het onderwijs een inspirerende omgeving voor onze kin- Ik geef aan mijn boeken een duidelijke visie mee die te maken deren is, helpt het om die dromen te realiseren. Het onderwijs heeft met de bewustwording van de kinderen. Mijn boeken zijn heeft daarom mensen nodig met visie en enthousiasme. In het gebaseerd op het eigene, op het herwaarderen van het eigene. huidige onderwijs gaat het maar al te vaak om het snel behalen Kinderen krijgen inzicht in hun land, hun situatie en in het mivan een diploma. Het lieu waarin ze opgroeinodigt niet uit tot en. Mijn boeken zijn participatie van de niet alleen maar voor Geef je leven meer dimensie en diepgang door je te richten op datleerling. Goed onderde ontspanning, dus gene waar je van droomt en graag wilt uitvoeren wijs vormt mensen aangenaam bezig zijn. ook in de diepte. Op een aantrekkelijke Jouw onderwijs, jouw opvoeden en vormen moeten excellent manier wil ik informatie over brengen aan de kinderen. zijn. Excellente leerkrachten verdiepen zich echt in het kind. Ze hebben van nature sociale vaardigheden, of hebben die geleerd Toen ik op school zat, werden er nog lijfstraffen gegeven. op de kweekschool. Ik heb lijfstraffen als vreselijk ervaren en ik zou later nooit zoiets doen. Iets negatiefs kan door je eigen houding iets positiefs worden. Ik ben leerkracht geworden. Dat betekent dat ik dit patroon van lijfstraffen doorbreken kon in mijn eigen klas. Dat is het positieve aan iets onprettigs dat je hebt meegemaakt. Je weet dan dat je dit niet wilt en dat je het in je eigen klas kunt voorkomen. Voor mij zijn de scholen van de toekomst scholen die een omgeving scheppen waarin kinderen zich goed en prettig voelen, zodat ze willen leren. Deze scholen wekken de nieuwsgierigheid van leerlingen op, doordat ze ons land en de natuur in de klas brengen. Ik zie veel groen voor me en ruimte waarin ontdekt en dus geleerd kan worden. Anders dus dan de vaak steriele opstelling en inrichting van nog te veel klassen van nu. Het schoolmilieu en het thuismilieu zijn in de school van de toekomst ook veel meer op elkaar afgestemd. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
125
Sri Irodikromo
Ook een school leert
3 55
In de klas wordt elke dag geleerd. Hier vindt het primaire leerproces van de leerling plaats. Het leren van leerlingen kan enorm gestimuleerd worden door de onderlinge samenwerking en afstemming in de school. Als we verder in ons bromkimodel kijken, ontdekken we de driehoek ‘klas’ die weer onderdeel uitmaakt van een aantal nieuwe driehoeken. Al deze driehoeken vormen in samenhang de school. De school zelf maakt weer deel uit van een buurt of omgeving (hoofdstuk 4). De school doet er alles aan om het leren in de school zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Onderwijs is mensenwerk. De hechte samenwerking tussen alle spelers in en buiten de school is voorwaarde tot succes. Ook binnen het schoolsysteem is de focus gezet op het realiseren van de leer-kracht. Het gaat zowel om de leer-kracht van leerlingen als van leraren. Zij maken immers samen de school. Ook een school leert.
De opbouw van het hoofdstuk is als volgt: 1. we starten met het verhaal over de gewenste ideale situatie 2. vervolgens geven we een weergave van uitspraken uit alle districten 3. we sluiten af met de achtergrondinformatie: - De schoolleider maakt het verschil - Gelijke kansen voor iedereen - Permanent verbeteren doe je samen - Kwaliteit, een zorg voor allen
Er was eens een school voor dieren. Op die school zaten verschillende dieren. De leerkracht van klas één, meester Uil, deed zijn best om de kinderen de verschillende vakken te leren. Hij zorgde er altijd voor dat hij zich voorbereidde op de lessen en dat hij op tijd op school was. Hij wist precies wat hij de kinderen moest leren en aan het eind van het schooljaar had hij alles gedaan zoals het in zijn boeken stond geschreven. Toch was hij vaak teleurgesteld omdat een groot deel van zijn leerlingen op de een of andere manier niet goed werkte voor de schoolvakken. Meester Uil begreep er niets van. Hoe kon dat nou?
56
Doksi was een ster in zwemmen, maar van het vak boomklimmen bracht hij niets terecht. Japjapi was meesterlijk in boomklimmen, maar iedere keer kreeg hij een onvoldoende voor zwemmen. De kippen konden het beste zaadjes en wormpjes zoeken in het zand, maar bij het vak boomklimmen gingen ze altijd aan de kant staan. Ze deden niet eens mee. Telkens als dat vak aan de orde was, werden ze naar het schoolhoofd gestuurd omdat meester Uil vond dat ze zich niet wilden inzetten. En de kon’koni’s? Die waren bijzonder goed in hardlopen, maar ze moesten op bijles voor zwemmen. En wat jammer voor de sekrepatu’s. Zij waren lieve en volgzame leerlingen, maar ze waren erg traag en konden niet mee met de les. Er werd besloten om ze naar een klas voor Speciaal Onderwijs te sturen in het hol van de kapasi. Uit: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling: ‘Modulen kindvriendelijke scholen’ (2008)
Oh onderwijs, al meer dan 30 jaar geef ik jou. In het begin soms onwijs, gaandeweg wijzer. Toen verdiende ik. Nu dien ik meer dan ik verdien. Toch geloof ik in jou,want dankzij jou kan ik deze regels schrijven, oh onderwijs, je maakt me oud van al dat gecorrigeer. en je houdt me jong met al dat ondeugend gruttetut. Nooit goed luisteren, altijd slordig formuleren, steeds vrij willen (net zoals wij vroeger) maar als ik er drie dagen niet ben, hoor ik van alle kanten: san’ psa nanga Met? En ontmoet je de grootste belhamel, na tien jaar, dan zegt die trots dat hij al bijna afgestudeerd is, dankzij deze leerkracht, fluistert hij tot z’n meisje En ontmoet je hem met zijn kind, na twintig jaar: deze meester heeft pappie lesgegeven. Groet dan. Verlegen geeft die kleine jou een hand. Met ontzag in de oogjes, word je gegroet, door de kleine, in naam van de groten. Dit maakt alles weer goed, schorre stembanden, vermoeide ogen en vingers. En dan blijf je geloven in onderwijs, de moeder van alle vaders en moeders.
Rappa, schrijver, leerkracht, biebhouder (R.Parabirsing)
Interview André Kramp
Kinderen zijn de toekomst Kwaliteitverbetering van het onderwijs vind ik belangrijk, de kwaliteit van de lessen, van de leerkrachten, van de leeromgeving en van meetinstrumenten om het onderwijs te evalueren. De status van leerkrachten is te laag en moet drastisch worden verbeterd. In ontwikkelingslanden laat de status en de waardering van leerkrachten te wensen over. Het is een internationaal probleem. De zorg voor verbetering van het onderwijs in ons land is vooral nodig in de gebieden waar de nood het hoogst is, namelijk het binnenland. De ‘boslandonderwijzer’ bestaat nog steeds. Het vereiste om boslandonderwijzer te worden is zes jaar lagere school, André Kramp, projectcoördinator (BEIP) gevolgd door een opleiding van enkele dagen in Paramaribo. Structurele beleidsmaatregelen voor het onderwijs in het binnen- Hierin staan vier pilaren centraal waarop het onderwijs gebaseerd land zijn een dringende vereiste. Leerkrachten zouden gestimu- is: Learning to know, Learning to do, Learning to live together en Learning to be. Deze laatleerd kunnen worden om naar het binnenland te ste pilaar vind ik een van gaan, onder andere door de belangrijkste: ieder Onderwijs is de hoeksteen van elke samenleving een betere salariëring. mens heeft het recht zich Onderwijs is de hoekzodanig te ontwikkelen steen van de samenledat zijn geestelijke, kunstving. Eigenlijk is het onderwijs van nu nog net als vroeger. Mijn zinnige en spirituele vermogens ontwikkeld worden. In een land drive is het onderwijs aanpassen en verbeteren, zodat het beter als Suriname denk ik verder aan Learning to live together. Wij zijn tegemoetkomt aan de wensen van deze maatschappij. Onderwijs in het Caraïbisch Gebied en hebben de grootste diversiteit, maar heeft de taak leerlingen voor te bereiden op de vele veranderin- er is geen intercultureel onderwijs. We kunnen elkaars talen niet gen in de wereld van vandaag. verstaan en we weten weinig van elkaars gewoonten. Ik weet wel hoe een roti gemaakt wordt en wat een plauri is, maar de De leerlingen zijn de werkende mensen van morgen; ze hebben diepe culturele gewoonten van bijvoorbeeld hin‘tools’ nodig om in deze concurrerende wereld mee te kunnen dostanen, javanen en chinezen ken ik niet. doen. Duurzame ontwikkeling van een samenleving begint bij Het unieke karakter van Suriname kan worden goed onderwijs. Ik zie de school als een plaats waar het kind zich optimaal kan weerspiegeld door hier aandacht aan te besteden en ons onderwijs te verrijken. ontwikkelen. Ik denk hierbij aan de ideeën van Jacques de Lore. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
57
De droom ‘Komt ze er al bijna aan?’ Op het schoolerf staat het schoolhoofd meneer Sweet ongeduldig te wachten. Hij wil juf Naomi meteen vertellen wat hij vond van de hartenbijeenkomst. Hij is trots op zijn leerkrachten en hij weet dat ze samen met de leerlingen ook het hart van de school vormen. Juf Naomi is erg belangrijk voor hem. Hij kan geen goede school maken zonder goed gemotiveerde en enthousiaste leerkrachten. ‘Dag juf Naomi’, zegt het schoolhoofd. En zijn brede glimlach wordt meteen begroet door die van juf Naomi. ‘Dat was nog eens mooi’. Juf Naomi glimt van trots. Zij voelt zich altijd gesteund door haar schoolhoofd.
De motor draait op volle toeren 58
‘Het gaat steeds beter met Sandro’, zegt juf Saskia. Zij houdt voor de hele school in de gaten of alle kinderen zich goed ontwikkelen. ‘Gisteren had ik een goed gesprek met juf Anke en we hebben samen een plan voor het werken in de klas bedacht.’ Juf Saskia is de zorgcoördinator. Zij coördineert voor de hele school de speciale aandacht die kinderen nodig hebben. Het gaat dan niet alleen om de kinderen die moeite hebben met leren - de uitvallers - maar ook om de snelle leerlingen - de uitschieters. Het Ministerie van Onderwijs heeft een mooi leerlingvolgsysteem ontwikkeld. Dit systeem bestaat uit observatielijsten en toetsen. Alle leerkrachten op school helpen goed mee. De motor draait op volle toeren. Het schoolhoofd vormt samen met de zorgcoördinator en de vernieuwingscoördinator een hecht team: de motor van de school. Met zijn drieën houden ze de ontwikkeling van de school goed in de gaten. Zo krijgen alle kinderen meer gelijke kansen. Juf Wilma houdt zich bezig met de verbetering van de school. Samen met het team denkt ze geregeld na over ‘hoe het allemaal nog beter kan’. Zij is de vernieuwingscoördinator. Ze geeft de leerkrachten adviezen, komt in de klas kijken hoe er lesgegeven wordt en regelmatig bedenkt ze interessante workshops voor het schoolteam. Ze is blij dat ze haar ervaring nu binnen de school een plek kan geven. Het MINOV heeft het mogelijk gemaakt dat ze klassenvrij is en dus ECHT aan vernieuwingen kan werken. Haar schoolhoofd steunt haar daar goed bij. Juf Saskia geeft aan dat de nieuwe aanpak van zelfstandig werken in alle klassen de kinderen goed doet. ‘Er hoeft minder lang gewacht te worden en de leerkrachten hebben eindelijk de handen vrij om extra aandacht te geven.’ Op die manier helpt de vernieuwing weer om de extra zorg aan leerlingen mogelijk te maken.
Doen we de goede dingen? In het tweede kwartaal is er een teambespreking. Alle leerkrachten blijven een uur langer na school. Ze vinden het belangrijk om elkaar te steunen. Het schoolhoofd Sweet stelt aan het begin simpele vragen: ’Doen we de goede dingen op school? En doen we deze dingen op een goede manier?’ Al snel zitten alle leerkrachten in groepen met elkaar deze eenvoudige vragen te bespreken. Ze zijn het gewend om regelmatig naar de kwaliteit van de school te kijken. Alleen dan, vinden ze, kan de school structureel verbeteren. ‘Ik vind dat we door het zelfstandig werken, meer tijd hebben om de kinderen extra aandacht te geven’, zegt juf Farida. ‘Vroeger was dat anders, toen had ik er gewoon de rust niet voor. Ik ben er heel blij mee en de leerlingen ook!’ ‘Ik ben het helemaal met u eens, juf Lindsey, toch vind ik dat we nog niet helemaal op een goede manier werken. Ik mis in mijn klas voldoende materialen om de leerlingen die eerder klaar zijn te kunnen helpen’, zegt juf Naomi. ‘Ik heb een idee in mijn klas uitgewerkt’, zegt juf Jenny. ‘Ik heb plastic mapjes en daar stop ik de extra werkbladen in. Zo hoef ik maar weinig te kopiëren en kan ik verschillend werk klaarleggen. De kinderen maken de opgaven in een schrift.’ Iedereen in de vergadering noteert ijverig dit idee. ‘Dat ga ik deze week ook regelen’, hoor je als gedachte door het team flitsen. Het schoolhoofd heeft op de training geleerd om aan kwaliteitszorg te doen. Zo houdt hij beter in de gaten of de school de goede dingen op de goede manier doet. Uiteindelijk is het allemaal van belang voor het leren van de leerlingen. En je hoeft het niet alleen te doen.
Vanavond op tv: Bun Taki ‘Ja, hallo. U spreekt met Henna Draaibaar. Spreek ik met het schoolhoofd? Wilt u morgenavond aanwezig zijn bij ons nieuwe discussieprogramma “BunTaki” op de televisie?’ ‘Oei, spannend, denkt meneer Sweet, en meteen vraagt hij: ‘Mag ik dan iemand meenemen uit het team?’ Hij vindt het belangrijk dat ook de leerkrachten van zijn school aan het woord zijn. Zij zijn immers het hart van de school. Samen met de leerlingen. De volgende avond nemen meneer Sweet, juf Saskia en juf Ingrid aan het praatprogramma deel. Henna heeft uitgelegd dat er alleen gepraat wordt over positieve zaken: bun taki. ‘Zodra het de andere kant op gaat, wordt er ingegrepen’, zegt ze met een knipoog. ‘Over positieve zaken praten, geeft energie. Dan groei en bloei je!’
59
60
Al snel vergeten ze dat ze in het nieuwe praatprogramma op de tv zijn. Er is niets fijners dan praten over dat wat goed gaat in de school. De camera draait, je voelt de spanning, je proeft het enthousiasme van de mensen. Ze raken niet uitgepraat over de mogelijkheden die de school nu heeft in Suriname. ‘De leerlingen voelen zich prettig op school’, ‘De leerkrachten zijn enthousiast en ze voelen dat MINOV hen echt ondersteunt’, ‘We werken meer als een team en leren veel van en met elkaar’ en ‘De ouders zijn ook heel tevreden’. Meneer Sweet sluit nog af met zijn mogelijkheden als schoolhoofd, om de school goed te runnen. Sinds de school een ei-
gen budget heeft, kan hij sneller inspelen op de behoeften die er zijn. Tot slot vraagt Henna: ‘Het gaat allemaal over leren en de positieve mogelijkheden die overheid en de school de leerlingen bieden om optimaal te kunnen leren. Maar: leert de school zelf ook?’ Ook de school kan leren... ‘Ja’, beamen ze in koor: ‘een goede school blijft leren!’ De volgende dag zit het hele team gespannen voor de tv. Hoe zouden ze het er vanaf gebracht hebben?
Interview Bert Eersteling
Onderwijs is de basis van ontwikkeling Door samen te werken en elkaar te steunen, kunnen leerlingen elkaar beter begrijpen. Ik heb zelf mogen ervaren in mijn jeugd hoe ik samen met andere leerlingen en studenten studeerde en wij er allemaal uiteindelijk beter van werden.
Bert Eersteling, hoofd Bureau Onderwijs Binnenland MINOV
Door verbondenheid ontstaat meer respect voor elkaar en dat is gunstig voor onze maatschappij. Als we als gezamenlijk doel hebben om te werken aan deze verbondenheid, dan zou je dat terug moeten zien in het curriculum. Saamhorigheid en de eigenschappen die je als mens daarvoor nodig hebt, kunnen binnen de schoolprogramma’s verder ontwikkeld worden. Wanneer schoolleiders worden opgeleid als manager, leren zij leiding te geven aan het proces in de school om meer saamhorigheid en samenwerking te bereiken. De schoolleider weet dan wat hij moet doen om samen met het team de juiste kwaliteit en doelen te bereiken. Om schoolleiders te krijgen die dit kunnen, zijn trainingen nodig in communicatie, managementvaardigheden en in het ‘harmoniseren van mensen’.
Sinds de negentiende eeuw is ons onderwijs klassikaal. Nu hebben we vaak meer dan veertig leerlingen in een klas en dat is natuurlijk een veel te groot aantal. Als we onze leerlingen willen geven waar ze recht op hebben, moeten we afstappen van het De gemeenschap van het dorp of de buurt was vroeger heel bepuur klassikale model. Dat betekent ook dat we de wetgeving langrijk in de vorming van kinderen. Veel ouders hebben in zo een gemeenschap leren lezen en schrijmoeten aanpassen aan de vernieuwinven en dat niet alleen: de gemeenschap gen die we wensen. Dit houdt in dat we Door verbondenheid speelde een grote rol in de opvoeding. In leerkrachten op een andere manier opontstaat meer respect voor elkaar de tijd dat de school er net was, oefende leiden, zodat zij de kinderen en hun leerde kerk grote invloed en controle uit op processen meer centraal stellen. Door een combinatie te maken van het huidige klassikale onderwijs en wat er op school gebeurde. Spijbelen kwam niet voor omdat de de nieuwe aanpak en inzichten, zal het onderwijs verbeteren en sociale controle in de gemeenschap zo sterk was: als je thuis was, werd je gehaald door een schoolraadslid. het niveau hoger worden. In die zin hadden dorpen en buurten met een lange kerk- en Een kind heeft al veel talenten, kennis en vaardigheden in zich, ter- schooltraditie succes. wijl wij volwassenen denken dat we kinderen moeten volpompen met kennis. Het gaat erom dat we het kind helpen ontdekken om Het zou mooi zijn als we een stukje van deze datgene wat al in het kind leeft en aanwezig is, tot uitdrukking gemeenschappelijke opvoeding, inclusief sociale te brengen. Ieder kind heeft unieke talenten. Het tegemoetkomen controle, weer zouden invoeren. aan deze individuele talenten, door mogelijkheden te bieden deze tot uiting te laten komen, noem ik het nieuwe leren. Dit is waaraan je in de school leiding gaat geven. Nu is het nog altijd zo dat wij bepalen wat er uit de kinderen moet komen, terwijl ik het omgekeerde wil zien: wij helpen het kind om eruit te laten komen, wat er al in zit. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
61
Uit de districten Ik vond het een voorrecht om als leerkracht mee te werken aan het opzetten van een natuurkundelokaal en een bibliotheek of het organiseren van een studieweekend, dit alles samen met de leerlingen. Hier konden de leerlingen en ik veel uit leren. Dit maakt het onderwijs goed en mooi. (A. Naipal-Soerdjbalie, Paramaribo) 62
Goed onderwijs betekent dat elke leerling een eigen tijd krijgt om te leren. (Ilse Goedhoop, Saramacca) Wat belangrijk is, is de positieve uitstraling van de leerkrachten naar de leerlingen toe waarbij het wederzijds respect een belangrijke rol speelt. Situaties waarbij leerkrachten al het mogelijke hebben gedaan om het positieve uit hun leerlingen te halen. Op school stonden de leerkrachten altijd klaar voor ons. (Sandra, Wanica)
In het eerste jaar als schoolleider raakte ik geconfronteerd met een groot probleem. Door een wervelwind werd de school verwoest. De hele gemeenschap gaf de totale ondersteuning zowel lichamelijk als geestelijk. Hierdoor werd ik mentaal sterker. Ik kon zaken op orde stellen en aan de slag gaan om binnen zes weken tijd het nieuwe schooljaar normaal aan te vangen op 1 oktober. (Erwien Martodikromo, Para)
Goed onderwijs kun je geven door doelgericht onderwijs met aanschouwelijk materiaal. Door leerlingen te laten participeren bij activiteiten en door in groepsverband te werken. (Mohamed S. Khodabaks, Coronie)
Alleen al het doel dat je later iets wilde worden maakte het spannend en uitdagend. Je hebt er ook behoefte aan om te laten zien wat je wil worden. Mijn nicht was hoofdverpleegster in het St. Vincentius ziekenhuis en dat vond ik al geweldig dat ze iets was geworden. Ze stimuleerde mij steeds als ik thuis bij haar kwam. Ze zei altijd dat ik iets moest worden anders zou ik pinaren. Ik zette dus alles op alles om haar advies te volgen. Ik voelde dat ik iets bereiken kon. Ik heb geleerd dat er altijd iemand moet zijn om je te stimuleren anders gaat het mis met je. (Olivia Domini, Marowijne)
Een prettige werksfeer onder de collega’s heeft mij gestimuleerd om betere prestaties te leveren. (Debbie Asalobi, Commewijne)
Zorg vaker voor scholenuitwisseling. Daar leer je van en het schept een band. (Reon Gokoel, Nickerie)
Het onderwijzend personeel is enthousiast gemaakt om op een ander niveau dan glo les te geven door zelf materiaal te verzamelen en de leerlingen de gelegenheid te geven om zelf met ideetjes te komen. Zo kwamen veel verborgen talenten naar boven. (Ilma Baasaron, Para)
Uit eigen ervaring weet ik dat leerlingen de school zien als hun tweede huis. Ze voelen zich echt thuis op school. En van leerkrachten heb ik ervaren dat zij steeds met nieuwe ideeën komen. (Jo-Ann SoeroredjoDjojodikromo, Commewijne)
Ik vind het belangrijk dat er een goede band is tussen leerkrachten onderling en ook de leerlingen. (Carmelita Fereira Nickerie)
Wat ik als heel positief in het onderwijs heb ervaren, is wanneer wij als leerkrachten bij elkaar komen om dingen te bespreken over hoe we bepaalde situaties op school kunnen aanpakken, in het bijzonder wanneer het de leerlingen betreft. (Thelma Kastiel, Brokopondo)
Een leerling van de zesde klas kreeg advies en de verzorger wilde haar van school halen. Als schoolleider ben ik op onderzoek uitgegaan hoe ik dat kind kon helpen. Ik ben zo tot de ontdekking gekomen dat ze het best leerde door te luisteren en niet zozeer door het visuele. Zodoende heb ik de instructie aangepast voor haar en het is gelukt, ze werkt nu beter. (Benny Venloo, Marowijne)
Ik kreeg de leiding over een gemengde klas, bestaande uit vier- en vijfjarige kleuters. Hoe te doen? De klas was druk en ik kon met moeite de rust handhaven in de klas. Uiteindelijk heb ik een ervaren collega benaderd om me te helpen. Zij adviseerde me dat ik eerst de vierjarigen moest benaderen met een leergesprek, terwijl de vijfjarigen als opdracht kregen: arbeid naar keuze. Op die manier kwam er weer rust in de klas. (Carmelita Tjon A Meeuw, Wanica)
Goed onderwijs heeft een ieder nodig om succes te hebben in zijn latere leven. Er moet zo min mogelijk niveauverschil zijn in de kwaliteit van leerkrachten. Daarom is het van belang dat je altijd je best doet in alles wat je doet. (Mack Poeketie, Sipaliwini)
Vergadermomenten en leerervaringen in het buitenland zijn voor mij positieve leerervaringen geweest. (Anneke Djopawiro, Coronie)
Mijn praktijkdocent gaf mij de gelegenheid om een les te geven, waarbij ik bang was en niet durfde, maar ik werd gestimuleerd door haar. Achteraf zei ze tegen mijn medestudenten: zie je dat ze het kan. Ze heeft echt de houding van een leerkracht. (Abigail Jonathas, Paramaribo)
Schoolreisjes waren een prettige ervaring. Weg uit de strakke klassensfeer. Je beleefde de groep heel anders. De juf was een heel ander mens. (Elaine Rellum, Paramaribo)
Er zijn mensen in het onderwijs die het beste voor hebben met het onderwijs. Ze zijn de ‘pushers’. Zij nemen initiatieven ten bate van het groter belang. Positieve voorbeeldfiguren zijn belangrijk voor iedereen. (Wilgo Leslie Demon, Paramaribo)
Als directeur van de vakschool wil ik het beste uit elke leerling halen. (Albert Alleyne, Commewijne)
De docent had zich helemaal voor mij opengesteld. Hierdoor kreeg ik een ander beeld van mezelf en van anderen. Ik leerde mezelf te accepteren en te waarderen om wie ik zelf was. Dit heeft me gestimuleerd en ondersteund bij mijn verdere studie. (Urmi Bardan, Wanica)
Als driejarig meisje was ik enthousiast om de school te bezoeken. Ik had veel belangstelling zonder te weten waarom. De sfeer in het dorp, de ervaring om kinderen naar school te zien gaan; dit alles was uitdagend en mijn ouders en de leerlingen waren erbij betrokken. (A.J.B. Paulus, Brokopondo)
Ik wilde altijd al leerkracht worden. Mijn leerkrachten op school waren geweldige rolmodellen.(Rinia, Saramacca)
63
De schoolleider maakt het verschil Wat?
64
Het is een feit: elke school wordt geleid door een schoolleider. En dat is nodig. Zonder kapitein kan het schip immers niet de goede koers varen en zijn eindbestemming bereiken. Uit internationaal onderzoek (Waters Marzano en McNulty, 2003) wordt duidelijk dat de schoolleider het verschil uitmaakt voor de kwaliteit van de school. Ook recentelijk onderzoek in Suriname (MINOV-LEARN 2008) toont dit aan. In de pilots zien we dat scholen die de top bereiken, juist díé scholen zijn die betrokken leiderschap kennen. Effectieve schoolleiders oefenen op het proces van kwaliteitsverbetering een krachtige invloed uit. Deze invloed kan een positieve, maar ook negatieve uitwerking hebben op de leerlingenresultaten. In de studie ‘Exploring the Principals Contribution to School Effectiveness’ (Hallinger en Heck, 1996) wordt vijftien jaar onderzoek naar de invloed van schoolleiders op scholen geanalyseerd. Ook hier blijkt dat goede schoolleiders een meetbaar effect uitoefenen op de effectiviteit van hun school en op de leerlingenresultaten. Zij beïnvloeden de resultaten van hun school onder andere door schooldoelen te stellen, door richting te geven, structuur aan te brengen en organisatorische en sociale netwerken te creëren. Verder zorgen succesvolle schoolleiders voor een schoolbeleid, goede procedures en praktijken die direct bijdragen aan het leren van leerlingen en zodoende aan de onderwijskwaliteit. Een schoolleider die kwaliteitsvol onderwijs wil, richt zijn aandacht op de ‘waarom?’-vraag. Waarom ziet mijn onderwijs er zo uit? En hoe kan ik zorgen voor meer leer-kracht in de school? En hoe zou het nog beter kunnen? Het gaat erom dat leerlingen, leerkrachten en ouders zich in de school goed voelen en gemotiveerd zijn. De schoolleider draagt in hoge mate hiertoe bij en maakt het verschil.
Wat is de puzzel? Gaat het om school-hoofd? Of gaat het om school-leider? Gaat het om de focus op administratie en beheer? Of gaat het om de focus op leer-kracht? Ook hier geldt het hoofd-, hart- en handenverhaal. Om koers te houden in de woelige wateren van de vele veranderingen zal de school behalve het hoofd ook zijn handen en hart moeten gebruiken. Stilzitten is er niet meer bij. Stilstaan is achteruitgaan. De huidige (onderwijs)veranderingen zijn zeer complex en vragen om doortastend leiderschap. Willen we de kwaliteit van het onderwijs verbeteren dan zullen we naast het aandacht geven aan de leerkracht in de klas, ook aandacht moe-
ten besteden aan de schoolleider van de school. De leer-kracht van zowel leerlingen als leerkrachten neemt toe wanneer de schoolleider zich hier steeds meer op gaat focussen. Dit is logisch: alles waar je energie en aandacht aan geeft, gaat nu eenmaal goed groeien. En zo geldt dat ook voor de school. Nog te vaak houden schoolleiders zich bezig met veel kleine en grote zaken, en te weinig met het leren in de school. Het is ook vaak niet gemakkelijk voor de schoolleider. Onvoldoende basiscondities - gebrekkige gebouwen, onvoldoende leermiddelen, geen eigen financiële budgetten, gebrek aan onderwijskundige ondersteuning, gebrek aan permanente scholing - maken dat de schoolleider nog teveel genoodzaakt is de aandacht in de school voortdurend te leggen bij de eerste nood: de reparatie van het dak, de zorg voor inkomsten, het oplossen van talrijke dagelijkse problemen. Dit alles houdt de schoolleider af van zijn eigenlijke business: de leer-kracht bevorderen in de school! De puzzelstukken zijn: Krijgen we goede scholen door goede schoolleiders? Hoe kan de schoolleider zijn focus houden op leer-kracht? Wat moet de schoolleider dan kunnen? Wat zijn de belangrijke competenties die nodig zijn om het schip op koers te houden? En kunnen schoolleiders dat alleen?
Wat is de wens? De schoolleider maakt het verschil. We wensen voor elke school een competente schoolleider die samen met zijn team voortdurend de focus houdt op de kwaliteit van de leer-kracht in de school. Door middel van regelmatige training leert de schoolleider de school beter te managen (te beheren) en te leiden. De schoolleider kan de professionaliteit en collegialiteit van het team stimuleren. Onderwijs blijft vooralsnog mensenwerk. Alle interventies van de schoolleider zijn gericht op het optimaliseren en ondersteunen van de leer-kracht in de klas, zowel op leerling- als op leerkrachtniveau. Dat kan door te werken aan een goede structuur en cultuur in de school.
Schoolleider zijn, wordt dus steeds meer een complexe taak, veel meer dan de traditionele ‘schoolhoofdaanpak’. Om het vermogen van de schoolleider te verhogen - zodat iedereen verder kan groeien in de school - is jaarlijkse training een must. Wat er in de school aan kwaliteit te zien is, is grotendeels de afspiegeling van het handelen van de schoolleider! Schoolleidertrainingen zijn gericht op de acht basiscompetenties waarbij de schoolleider competent moet zijn in 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
zelfsturing intra-persoonlijk handelen interpersoonlijk handelen organisatieontwikkeling organisatiebeleid en beheer onderwijskundig ondernemerschap het aansturen van professionals het aansturen van primaire processen. 65
Tips en wetenswaardigheden
Onze gewenste schoolleider is: - - - - -
een schoolleider met veel zorg en aandacht voor de kinderen als inspiratiebron een aanjager en een inspirerende vernieuwer met een heldere visie een teamleider met oog voor de verschillende competenties bij de teamleden een directeur die financieel de middelen en randvoorwaarden genereert iemand die op de juiste wijze weet te sturen en te controleren.
De schoolleider is een belangrijke motor voor de vooruitgang van de school.
Hoe? Een school, een leerkracht en een leerling kunnen zover groeien als het vermogen van de schoolleider toelaat. Met een slechte motor kom je niet ver. De motor zal voortdurend onderhouden en vernieuwd moeten worden. Door in de school goede randvoorwaarden te scheppen (zoals onder andere goede gebouwen, voldoende financiële middelen, voldoende leermiddelen, goed opgeleid personeel, goede ondersteuning) kan de schoolleider zijn aandacht meer focussen op het optimaliseren van de kwaliteit van leer-kracht in zijn school.
• Leiderschap wordt gezien als een van de meest belangrijke aspecten van effectieve schoolverbeteringen. Onderzoek toont aan dat leiderschap sterk verband houdt met - een duidelijke missie en duidelijke doelen van een school - het algemene schoolklimaat en het klimaat in afzonderlijke groepen - de houding van leraren - de praktijk van leraren - de organisatie van het onderwijsprogramma - de gelegenheid voor leerlingen tot leren (Marzano 2007, p. 119) • Effectief leiderschap wordt gekenmerkt door gedrag waarmee intermenselijke relaties worden gestimuleerd: - optimisme - oprechtheid - aandacht en begrip. Websites: www.schoolleider.kennisnet.nl, www.internetwijzer-bao. nl, www.vo-raad.nl/brochures/basiscompetenties-schoolleider
Gelijke kansen voor iedereen! Wat? Kinderen hebben kansen nodig om te groeien en te bloeien. Kansen krijgen houdt in dat je positief benaderd wordt, graag gezien wordt, aandacht krijgt, gestimuleerd wordt en succeservaringen kunt opdoen. Dat de volwassene - de leerkracht of opvoeder - er voor je is. Het onderwijs moet een hefboom zijn die kinderen perspectieven biedt (in plaats van ongelijke plaatsen in stand houdt en de maatschappelijke stijging in de weg staat). Elk kind heeft leer-kracht. Geen enkel mens is gelijk en dat maakt onze wereld zo bijzonder en divers. Dat geldt natuurlijk ook voor de leerlingen die dagelijks onze scholen bezoeken. Zij komen allemaal uit verschillende sociaaleconomische thuissituaties met hun eigen achtergronden. 66
In die thuissituaties worden verschillende startsituaties gecreëerd. De ene leerling komt met een volle tas naar school, de andere met een vrij lege. Behalve deze verschillen in startsituaties, onderscheidt de leerling zich ook van andere leerlingen als persoon. Het kind heeft een eigen DNA vol mogelijkheden en talenten om uit te groeien tot een uniek mens die een bijdrage kan leveren aan zowel de eigen ontwikkeling, als aan die van anderen. Goed onderwijs sluit aan bij al deze verschillen en ziet verschillen meer als kans dan als obstakel. Ook leerkrachten verschillen van elkaar. We kennen allemaal leerkrachten die in bepaalde vakken goed waren en ons wisten te inspireren. Ook zij moeten ruimte krijgen voor hun talenten. Gelijke kansen bieden is een uitdaging voor iedereen.
Wat is de puzzel? Zien we verschillen of willen we ze liever niet zien? Waarderen we verschillen in de school? Of straffen we verschillen af? Mogen leerlingen wel verschillen? Mogen leerkrachten verschillen? Krijgt iedereen dezelfde of voldoende kansen in de school? Het onderwijs is nu nog veel gericht op de gemiddelde leerling en stelt zijn gemiddelde normen voor rapportcijfers, de overgang en het zittenblijven. Dit is vreemd en stagnerend wanneer je uitgaat van het gegeven dat elk mens - jong of oud - nu eenmaal verschilt. Of je nu wel of niet aan gelijke kansen werkt, deze verschillen zullen altijd blijven bestaan. Dat mag ook. Het doet recht aan het unieke van elke mens. Onze overheid heeft verdragen getekend ten aanzien van het zogenoemde inclusief onderwijs. Daarmee zegt ze te willen werken aan een onderwijssysteem waarin leerlingen mogen verschillen
en waarin zoveel mogelijk gepaste opvang geboden wordt. Gelijke kansen wil zeggen dat elke leerling in het onderwijs dezelfde kans krijgt om de eigen mogelijkheden zoveel mogelijk tot bloei te laten komen. Gelijke kansen wil niet zeggen dat van elke leerling verwacht mag worden dat hij hetzelfde eindresultaat bereikt. Leerlingen blijven nu eenmaal verschillen. Gelijke kansen wil zeggen: voor elke leerling de kans op goed onderwijs realiseren.
De puzzelstukken zijn: Hoe kunnen we gelijke kansen bieden aan alle leerlingen? Hoe bewaken we de verschillen die er tussen leerlingen zijn? Hoe kunnen we de school zodanig verbeteren dat er gelijke kansen geboden worden? Hoe kunnen we in de klas differentiëren?
Wat is de wens? Het realiseren van onderwijskansen voor alle leerlingen! Wanneer we beginnen door in elke school een systeem van zorg te organiseren, krijgen we meer zicht op de verschillen en kunnen we beter aan een effectieve aanpak werken. Een speciale leerkracht die is opgeleid - de zorgcoördinator - om de totale zorg van alle kinderen te coördineren, bewaakt de zorg die kinderen geboden wordt en nodig hebben. Samen met de schoolleider en het schoolteam werkt deze zorgcoördinator aan de permanente kwaliteit van het zorggebeuren. Door heldere procedures binnen de school voor de afname van observaties, toetsen en testen in alle klassen (het leerlingvolgsysteem), door regelmatige leerlingbesprekingen en door het bijhouden van leerlingendossiers komt er meer zicht op de noodzakelijke zorg in de school. Deze zorg moet er zijn voor zowel de uitvallers(de zwakke leerlingen), als de uitschieters (de snelle leerlingen). De gegevens die verzameld worden over de verschillende vak- en vormingsgebieden kunnen op schoolniveau gebruikt worden om het onderwijs te verbeteren. Dat doet de zorgcoördinator in samenwerking met de vernieuwingscoördinator. In de klas past de leerkracht een effectieve aanpak toe (Zie hoofdstuk 2) en weet de klas zo te organiseren dat differentiatie plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld door op schoolniveau in alle klassen - vanaf de kleutergroepen - zelfstandig werkmomenten in te bouwen. Als de leerlingen zelfstandig werken, heeft de leerkracht de handen vrij om leerlingen die extra aandacht nodig hebben, zorg te bieden. De zorgcoördinator onderhoudt ook goede contacten met de ouders. Zo wordt er samengewerkt aan het bieden van optimale zorg voor de leerling.
De afgelopen decennia zijn veel inzichten opgedaan rondom het scheppen van gelijke kansen in het onderwijs. Op basis van de inzichten uit deze literatuur¹ komen we tot vijf centrale uitgangspunten: 1. 2. 3. 4. 5.
de lerende staat centraal interactief (taal) onderwijs werken vanuit diversiteit oog hebben voor kwetsbare leerlingen samen school maken.
De lerende centraal Zoals reeds in hoofdstuk 1 behandeld is, draagt het voortdurend focussen op leer-kracht waarbij de leerling en het leerproces centraal staan, bij aan gelijke kansen. Het onderwijs kan zodanig worden ingericht dat de leerling op actieve en participatieve wijze er aan kan deelnemen. In plaats van onderwijs dat VOOR de leerling gedaan wordt, wordt het onderwijs dan ook DOOR en MET de leerling gedaan. Ook het volgen van de (leer)ontwikkeling van de leerling is van belang. Zeker wanneer we accepteren dat er verschillen mogen zijn. Leerlinggerichtheid mag niet vervallen in een lagere doelgerichtheid door het stellen van steeds lagere verwachtingen. Juist het blijven vasthouden aan hoge verwachtingen heeft gunstige effecten op de ontwikkeling van de leerlingen. ‘High challenge’, binnen de onderwijsvernieuwingsprogramma’s zijn tegenwoordig het sleutelprincipe van veel internationale onderwijsvernieuwingsprogramma’s (Hopkins 2001). Interactief (taal)onderwijs In Suriname vinden diverse pilots rondom interactief taalonderwijs met succes plaats. Door de juiste interactie tussen leerkracht en leerling wordt het actief meedenken van de leerling gestimuleerd. Leren is grotendeels ook een denkactiviteit. De leerkracht weet immers uit gesprekken met en observaties van de leerling(en) wat de aandachtsgebieden zijn waarop hij kan ondersteunen. Ook de leerling weet door de interactie met de leerkracht veel beter waar hij aan toe is en kan actiever deelnemen in het eigen leerproces. Vormen van directe instructie, samenwerkend leren en interactief taalonderwijs passen het best in deze benadering. Voor veel leerlingen is de schooltaal niet hun moedertaal. Voor hen is een interactieve aanpak van het taalonderwijs van groot belang. ¹ Uit: Beter Breder en met meer kleur - Fer Laevers e.a. 2005
67
Werken vanuit diversiteit Leerlingen zijn verschillend en brengen veel diversiteit in de klas. Als je dit positief weet te bekijken, is dit heel verrijkend. Het is van belang om bij het vernieuwen van ons onderwijs doordrongen te zijn van deze zogenoemde eye-and mindshift in het kijken naar leerlingen. Iedere leerling jong of oud brengt elke dag zijn eigen verhaal mee in de klas. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat iedere leerling op een eigen manier het leeraanbod benadert en een eigen betekenis hieraan geeft. Wanneer we willen werken aan gelijke kansen dan zullen we wel degelijk deze diversiteit moeten erkennen en eigenlijk zelfs nog meer: we zullen van deze diversiteit uit moeten gaan.
68
Het onderwijs van de toekomst vraagt hierom. Niet de leerstof alleen is heilig, maar juist de leeractiviteit en de leerervaring waaraan de leerling actief participeert. De leerkracht beschouwt dan de diversiteit als een rijke bron waar oneindig uit geput kan worden om het onderwijs te verrijken. Oog voor kwetsbare leerlingen Leerkrachten zijn zich bewust van het feit dat leerlingen verschillen en dat er in hun doelgroep kwetsbare leerlingen verkeren. Ook dit is omgaan met gelijke kansen, niet je ogen sluiten voor de dagelijkse realiteit. Sommige leerlingen profiteren te weinig van het onderwijsaanbod: dat zijn zowel de uitvallers als de uitschieters (hoger begaafden). Deze leerlingen hebben extra ondersteuning nodig. Het cruciale punt is echter dat men niet moet wachten tot het te laat is, maar juist binnen het creëren van gelijke kansen preventief te werk dient te gaan. Het organiseren van de zorgverbreding binnen de school middels onder andere zorgbreedtebeleid, de zorgcoördinator en een gedegen leerlingvolgsysteem kunnen hieraan constructieve bijdragen leveren. De evaluatie van het leerproces dient breed uitgevoerd te worden en zich niet te beperken tot de cognitieve vakken als rekenen en taal. Ook emotionele en motivationele factoren dienen meegenomen te worden.
Gelijke kansenonderwijs gaat uit van een diep geloof in de leerkracht van de leerlingen en probeert deze leer-kracht voortdurend positief uit te dagen (pedagogisch optimisme). Samen school maken De tijd dat de leerkracht binnen de school individueel en geisoleerd bezig was, is voorbij. Collegialiteit en professionaliteit zijn bewezen factoren om het leren in de school te stimuleren. Uit diverse onderzoeken, maar ook uit de pilot van bijvoorbeeld LEARN 2008 is weer gebleken dat het juist de scholen zijn waar er een hechte samenwerking is tussen de schoolleider, de leerkrachten en de ouders, die tot optimale prestaties komen. Door samen te werken, samen te overleggen en af te stemmen stijgt de kwaliteit van het onderwijs. Samen de school maken betekent ook dat de school een concrete en constructieve communicatie voert met de ouders. Ouders - en zeker die van kwetsbare leerlingen - kunnen veel invloed hebben op het leerproces van hun kinderen. Als laatste is het van belang in het kader van gelijke kansen goed te kijken naar het feit dat onderwijs voor de leerlingen in de basisschoolleeftijd kosteloos en hierdoor beter toegankelijk zou moeten zijn.
Hoe? Op schoolniveau wordt de zorg centraal gecoördineerd. Dit kan het best gebeuren door een speciaal opgeleide leerkracht (de zorgcoördinator) die vrij gemaakt is van een klas. Samen met de leerkrachten bewaakt deze zorgcoördinator de uitvoering van de activiteiten rond het leerlingvolgsysteem (hoofdstuk 2). Gegevens worden in kaart gebracht en op leerling-, klas- en schoolniveau worden sterke en zwakke punten verzameld. Door middel van een toetskalender weet elke leerkracht wanneer in zijn jaargroep bepaalde toetsen moeten worden afgenomen. Het schoolteam krijgt de gelegenheid de eigen professionaliteit te vergroten middels training (eventueel door deze zorgcoördinator). De leerkrachten zelf passen in de klas differentiatie toe. Bijvoorbeeld tijdens de instructie en tijdens het zelfstandig werken.
Tips en wetenswaardigheden Wat zijn kritische succesfactoren voor gelijke kansen?² 1. Regelgeving Om inclusief onderwijs in Suriname te kunnen realiseren, speelt de regelgeving van de overheid een grote rol. Voor de meeste leerkrachten is het een te zware opgave om kinderen die extra zorg behoeven, op te vangen in een klas met meer dan veertig leerlingen. Klassengrootte evenals extra hulp in de klas (bijvoorbeeld een klassenassistent) blijken een rol te spelen in de mate van aandacht die er in de klas gegeven kan worden. De materiële alsook personele voorwaarden dienen door de overheid te worden gegarandeerd, wil het concept van inclusief onderwijs een kans van slagen krijgen. 2. Curriculumdifferentiatie Binnen de curriculumontwikkeling zal differentiatie een rode lijn moeten zijn. In de te ontwikkelen leermiddelen dient expliciet aandacht gegeven te worden aan de basisdoelen en extra doelen. Didactische werkvormen (waaronder zelfstandige werkvormen, samenwerkend leren, direct instructiemodel) om in de klas tegemoet te komen aan verschillen kunnen weloverwogen geïntegreerd worden. De te ontwikkelen leermiddelen bieden extra materiaal voor zowel de achterblijvers als de vooruitlopers. Het ontwerpen van programma’s door leerkrachten heeft effecten op het leerproces van de leerlingen (Marzano 2003). In het kader van extra zorg aan leerlingen moeten leerkrachten daarom in staat zijn hun curriculum daar waar nodig weloverwogen aan te passen. 3. Beleid van de school als geheel
De schoolleiding speelt een cruciale rol bij de start van inclusief onderwijs in de school. Haar visie en de communicatie met zowel leerkrachten als ouders zijn van groot belang. Aandacht schenken aan de draagkracht van de leerkrachten is een belangrijk aspect om de weerstand in teams te kunnen keren.
² Ontleend aan: Inclusief Onderwijs als innovatieproces-VLOR 2000
De leerkrachten moeten het gevoel hebben dat ze er niet alleen voor staan, maar elkaar helpen, ondersteund worden door de zorgcoördinator en de schoolleiding in het opvangen van leerlingen met extra zorg.
4. Een continuüm van onderwijs en ondersteuning Leerkrachten kunnen aangeven dat ze behoefte hebben aan professionele ondersteuning van zowel binnen de school (schoolleiding, zorgcoördinator) als buiten (MINOV begeleidingsdienst, Inspectie, Training). De leerkracht moet ergens terecht kunnen met vragen. 5. Opleiding en nascholing Leerkrachten geven aan te weinig deskundigheid te hebben om met het bieden van speciale zorg aan leerlingen om te kunnen gaan. Het vergroten van de deskundigheid of specialismen bij leerkrachten schept meer kansen. 6. Vrijwilligheid Werken aan inclusief onderwijs vraagt een complete mentaliteitsverandering op de school. De leerkrachten moeten geheel anders kijken naar de diversiteit in de klas. Inclusief onderwijs is niet iets dat opgedrongen kan worden en heeft alleen dan kans van slagen als er een volledige betrokkenheid is van de leerkracht, het team en de schoolleider. 7. Wijze van invoering Kleinschalige pilotprojecten genieten de voorkeur. Op basis van positieve ervaringen kan geleidelijk aan het geleerde als een inktvlek verder uitgespreid worden in het land. Vanwege het gebrek aan regelgeving en deskundigheid is het aan te bevelen om mondjesmaat te beginnen. Het blijkt dat leerkrachten sneller meewerken aan vernieuwing wanneer ze succeservaringen opdoen. Websites: www.ond.vlaanderen.be/GOK, www.klasse.be, www.basislink.nl/leerkracht/lk-zorgverbreding, www.klascement.net
69
Permanent verbeteren doe je samen Wat?
70
Niets blijft zoals het is, alles verandert voortdurend. Dit geldt ook voor de school. Onderwijs verbeteren doe je samen. De schoolleider kan dit niet alleen. Om de vele vernieuwingen en veranderingen bij te kunnen benen, is een goede coördinatie op schoolniveau noodzakelijk. Werken aan leer-kracht van kinderen betekent dat de leraar in de klas goed ondersteund wordt om in het dagelijkse lesgeven de verbetering toe te passen. De leerkracht wordt dus gezien als de bepalende factor voor het welslagen van vernieuwingen. Nieuwe inzichten laten ook zien dat de verandering medeontworpen of bedacht moet zijn door de leerkracht zélf. Opgelegde veranderingen van buitenaf werken veelal niet. Het is de leerkracht zélf en
de leerling die de zin van de verandering moeten zien. Het gaat om hun innerlijke trekkracht, en niet alleen om duwkracht van buitenaf. Onderwijs vraagt dus om voortdurende verbetering. De schoolleider is, zoals eerder gezegd, erg belangrijk. Om zicht te houden op de vele veranderingen werkt de schoolleider samen met de zorgcoördinator (die aandachtspunten op het vlak van zorgverbreding signaleert) en de vernieuwingscoördinator.
Wat is de puzzel? Zoeken we naar korte termijn verbeteringen? Of naar duurzame verbeteringen? Hoe bewaken we dit alles? Hoe zorgen we dat alle betrokkenen werkelijk meedoen? Uit de vele gesprekken die we in de tien districten voerden, constateren we een positieve wil en betrokkenheid bij de verbetering en verandering van ons onderwijs. Goede leerkrachten werken ook in moeilijke omstandigheden aan verbetering van de leerprestaties in de klas. Hiertoe overdenken ze regelmatig hun eigen denken en handelen en stellen dat bij. Maar er is meer nodig. Duurzame verandering op schoolniveau gaat niet vanzelf maar moet voortdurend systematisch aangestuurd en gestimuleerd worden. De puzzelstukken zijn: Hoe werken we aan duurzame verbetering? Wat wordt verwacht van de leerkracht en het team? Hoe kunnen we professionaliteit en collegialiteit versterken?
Wat is de wens? Er zijn vele positieve ervaringen opgedaan - zowel in Suriname (Schoenmakers 2007) als in het Caraïbisch Gebied - rond vernieuwingscoördinatoren. Deze speciaal opgeleide leerkrachten coördineren alle vernieuwingsactiviteiten op school. Zij helpen mee om de professionaliteit en de collegialiteit van leerkrachten te stimule-ren. Deze twee aspecten blijken bewezen factoren te zijn voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (Marzano 2003). De vernieuwingscoördinator coördineert de vernieuwingsactiviteiten in de school. Hij geeft of organiseert trainingen aan het team en ondersteunt de leerkrachten in het realiseren van de veranderingen in de klas door bijvoorbeeld regelmatige klassenbezoeken en nagesprekken. Samen met de schoolleider en de zorgcoördinator vormt hij het aanstuurteam of de motor van de vernieuwing in de school. Deze vernieuwingscoördinator kan zijn werk het best doen wanneer hij vrij gemaakt is om zo klassen te kunnen observeren en ondersteunen.
duowerk tussen parallelklassen te organiseren, of door regelmatig overleg te organiseren. Ook gezamenlijke teamafstemmingen zijn belangrijk. De schoolleider is de cultuurdrager en -maker. Door zijn leidinggevende stijl kan hij collegialiteit en openheid stimuleren. Professionaliteit kan bereikt worden door te leren van elkaars ervaringen, bijvoorbeeld door regelmatige intervisie en door elkaar te bezoeken in de klas. Het volgen van trainingen, en zeker het begeleiden van de inhouden in de klas door de vernieuwingscoördinator geeft veel stimulans. Wanneer elke school een of meerdere vernieuwingscoördinatoren aanstelt, kan er duurzamer gewerkt worden aan de verbetering van het onderwijs.
71
Tips en wetenswaardigheden
Hoe? Een open cultuur in de school door goed overleg en oprechte communicatie versterkt de relaties binnen de school. Collegialiteit kan gestimuleerd worden door momenten te creëren waarin het team samen overlegt en samenwerkt. Dit kan door
-
In meerdere Caraïbische landen is zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs met succes gewerkt binnen onderwijsinnovaties met deze vernieuwingscoördinator. - MINOV heeft in het samenwerkingsproject LEARN 2003-2007 positieve ervaringen opgedaan met de functie van vernieuwingscoördinator. Verschillende trainingsmodulen zijn ontwikkeld zoals trainingsvaardigheden, coachingsvaardigheden, omgaan met weerstanden, creatieve vaardigheden. (Producten LEARN 2007) - Werken met een veranderteam onder leiding van de vernieuwingscoördinator met een positieve ondersteuning leidt tot verbeteringen in de school. Het veranderteam dient: • aandacht te hebben voor de zaken die leraren bezighouden • gemakkelijk te benaderen zijn • leraren die geen deel uitmaken van het veranderteam te betrekken bij het nemen van beslissingen en het oplossen van problemen. Het veranderteam moet de boodschap aan de teamleden overbrengen, namelijk dat ze worden gewaardeerd en geaccepteerd als deskundigen. -
Website: www.watwerktopschool.nl, www.onderwijsmaakjesamen.nl
Kwaliteit, een zorg voor allen! Wat? ‘Goed onderwijs is dingen doen die je vooruit helpen’ was een van de uitspraken uit de districtenworkshops. Heel eenvoudig gezegd, maar een waarheid als een koe. Onderwijs is de hefboom voor ontwikkeling. Maar dan wel het liefst met veel kwaliteit. Werken aan kwaliteit is dus een must. Kwaliteit is een zorg voor allen. Of je nu leerling bent of minister. De leerling wordt door ouders en leerkrachten gestimuleerd het werk met aandacht en zorg te maken en te leren van fouten. Ook de leerkracht werkt dagelijks aan kwaliteitsvol onderwijs en wordt gestimuleerd door
72
zijn collega’s. De schoolleider werkt wekelijks aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De minister werkt aan het scheppen van beleid en voorwaarden om de kwaliteit van het onderwijs duurzaam te realiseren. De zorg voor kwaliteit kan permanent en cyclisch op twee niveaus plaatsvinden, namelijk intern door de school zelf (zelfevaluatie) en extern door de overheid (onderwijsinspectie). Werken aan het zeker stellen en het verbeteren van de kwaliteit van de school is een uitdagend proces. Kwaliteitszorg werkt pas echt als het een zorg voor allen is. Een proces van kwaliteitsbewustzijn speelt een sleutelrol. De rol van de schoolleider als aanstuurder, motivator en bewaker is van cruciaal belang. Er is door middel van diverse pilotprojecten veel ervaring opgedaan met systemen zoals Integrale Kwaliteitszorg (MINOV-LEARN 2008). Kwaliteitszorg is niet hetzelfde als kwaliteit. Onder kwaliteitszorg verstaan we de manier waarop de school werkt aan haar streven kwaliteit te leveren en kwaliteit te waarborgen. Kwaliteitszorg omvat een scala aan activiteiten. Deze laten zich goed koppelen aan een vijftal centrale vragen: • • • • •
Doet de school de goede dingen? Doet de school de dingen goed? Hoe weet de school dat? Vinden anderen dat ook? Wat doet de school met die wetenschap?
Kwaliteitsvol onderwijs bepaalt in grote mate de kansen die kinderen in hun leven krijgen. Kinderen hebben hier recht op.
Wat is de puzzel? Doen we voldoende de dingen op school die het leren in de school bevorderen? En hoe zorgen we dat we dat blijven doen? Werken we ad hoc of werken we systematisch aan de kwaliteit? We moeten ons niet alleen blijven afvragen hoe veel er geleerd wordt, maar ook hoe goed er geleerd wordt. Kennis verwerven is één ding; die kennis integreren en zich werkelijk eigen maken is iets anders. We moeten beseffen dat het leren plaatsvindt in een institutionele context. Het onderwijs is georganiseerd in curricula, in scholen, in klassen, in vakkenpakketten, in jaarplannen, in weekroosters, in schoolboeken, in reglementen, in gezagsverhoudingen, in lessen, in didactische praktijken, in toetsingsprocedures en in overgangsen slagingsnormen. Al deze elementen hebben hun invloed op de leerresultaten. Lesuitval door leerkrachtenabsentie en stakin-
gen is schadelijk; inefficiënt gebruik van lestijd wanneer leerstof van het bord moet worden overgeschreven omdat er geen of te weinig boeken zijn, is ineffectief. Of er goed geleerd wordt, kan bijvoorbeeld onderzocht worden door de school zelf en door de onderwijsinspectie.
digheden en hun voorgenomen handelen kunnen relateren aan een doorlopend proces van groei en ontwikkeling. Dan investeren zij hun energie niet (alleen) in het wegwerken van gebreken, maar (vooral) in het bevorderen van kwaliteitsbesef en van kwaliteitsgericht denken en doen.
Het werken aan de kwaliteitszorg van de school vindt vaak nog te weinig systematisch plaats en is onvoldoende verankerd in het schoolsysteem. De kwaliteit van leren blijft hierdoor vaak op hetzelfde niveau of gaat soms achteruit. De vraag is: hoe kan er vanuit de school duurzaam aan eigen kwaliteit gewerkt worden? Veel leerkrachten en schoolleiders zullen aangeven: ‘We werken toch al aan kwaliteit?’ We zien inderdaad op scholen grote inspanningen om de toetsen te halen, een computer in de klas te halen, het schoolerf netjes te houden. En inderdaad. Dat is ook werken aan kwaliteit. In elke school gelden ook afspraken en procedures om te zorgen dat dingen goed gedaan worden en dat de goede dingen worden gedaan. Maar vaker ad hoc dan systematisch. Voor echte kwaliteitszorg is meer nodig. Bij integrale kwaliteitszorg is er aandacht voor een systematische aanpak. Het gaat om een voortdurend cyclisch proces dat eigenlijk nooit stopt. Het vraagt ook reflectie op het eigen werk.
We wensen een goed doordacht systeem van integrale kwaliteitszorg in de school. Intern doet de school aan zelfevaluatie. Daarnaast is regelmatige externe kwaliteitszorg door middel van schooldoorlichtingen van belang. De onderwijsinspectie speelt hierin een belangrijke rol.
De puzzelstukken zijn: Hoe kunnen we de goede dingen in ons onderwijs blijven doen? En hoe bewaken we dit? Hoe kunnen we kwaliteitsbewustzijn stimuleren? Is het werk dat geleverd wordt kwaliteitsvol?
Wat is de wens? We willen het liefst geholpen worden door competente medemensen. Of het nu gaat om de hartchirurg of de piloot van een vliegtuig of een landbouwer. De toekomst van een land ligt ook in de mate van ontwikkeling van het volk. Onze kinderen zijn de toekomst. Kwaliteitsvol onderwijs legt een belangrijke basis. De vele veranderingen noodzaken ons tot het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs. Door de schoolleider en zijn team te trainen in het systematisch toepassen van kwaliteitszorg in de school kan een belangrijke bijdrage geleverd worden aan het ontwikkelen van kwaliteitsbewustzijn. Om meer te bereiken, moeten de teamleden hun interpretaties van de gegeven omstan-
Kwaliteitszorg strekt zich uit over alle beleidsterreinen van de school en hoort vooral haar focus te richten op het primaire pro-
73
ces: het leren. De aandacht voor de kwaliteit van het pedagogisch en didactisch handelen van de leraren en - vooral - voor het leren van de leerlingen is de basis. Van hieruit richt de kwaliteitszorg zich in samenhang op alle beleidsterreinen. Dat is een zaak van alle geledingen in de school: leerlingen, leraren, ouders, schoolleiding, bestuur en de overheid. Kwaliteitszorg is in dit opzicht integraal: het is van iedereen. Iedereen is medeverantwoordelijk.
Hoe?
74
MINOV ontwikkelde in samenwerking met VVOB binnen het project LEARN gedurende 2003-2007 een aanpak die Integrale KwaliteitsZorg (IKZ) genoemd wordt. Vanuit deze visie en vanuit het idee dat schoolleiders sleutelfiguren zijn in de veranderings- en vernieuwingsprocessen, kunnen op scholen integrale kwaliteitszorgtrajecten worden opgezet. Stap voor stap kunnen de schoolleiders met hun team op weg gaan om de veranderingen die ze zelf willen, vorm te geven. De cyclus laat toe dat er doelgerichter werk wordt gemaakt van kwaliteit. Daartoe bevat de IKZ een systematische strategie. Deze bestaat in grote lijnen uit de reeks: van gegevens verzamelen - analyseren en prioriseren - actieplannen opstellen - actieplannen uitvoeren - tussentijds en achteraf evalueren - bijstellen. We spreken van integrale kwaliteitszorg omdat we een breed scala van aspecten onderzoeken en met elkaar in verband brengen. De school kan op die manier zelf aan evaluatie doen. De onderwijsinspectie kan middels haar schooldoorlichtingen de kwaliteit van de scholen in kaart brengen. Op die manier vindt er zowel intern als extern kwaliteitszorg in de school plaats.
Tips en wetenswaardigheden
• LEARN ontwikkelde in de periode 2003-2007 een uitgewerkt systeem van IKZ, gebaseerd op de Surinaamse context. Dit uitgewerkte systeem is ter beschikking gesteld aan MINOV in 2008. Teams kunnen met dit pakket jaarlijks zelf werken aan het onderzoeken van de kwaliteit van hun onderwijs en het ontwikkelen van verbeterplannen op school en leerkrachtniveau. • De fasen van Integrale 1. De instapfase: 2. De portretfase:
kwaliteitszorg zijn: staat het hele team achter het toepassen van IKZ? wat is de huidige situatie?
3. De actieplanfase: met welke acties willen we de gewenste situatie creëren? 4. De bijsturingfase: waar moeten we bijstellen en hoe gaan we verder? 5. De evaluatiefase: hebben we de goede dingen op de goede manier gedaan? • Werken aan kwaliteit vindt integraal plaats: tussen schoolbestuur, schoolleider, leerkrachten en ouders. Interessant zijn de ontwikkelingen waarbij ook de leerling een stem krijgt. • Kwaliteitsbewustzijn betekent dat we wakker moeten worden en onze verantwoordelijkheid nemen. Websites: www.gco.nl, www.kwaliteitskring.nl, www.eduforce.nl, www.toetswijzer.nl, www.ond.vlaanderen.be, www. kwaponetwerk.nl
Interview Marcel Meyer
Denk in mogelijkheden In mijn jeugd waren de leerkrachten bijna altijd missionarissen, zendelingen. Zij hadden veel over voor het opleiden van kinderen. Net voor mijn tijd had je nog schoolgeld. Sommige leerlingen die goed waren, hadden geen geld om te betalen. Die moesten eigenlijk uitgeschreven worden. De leraar zei dan ‘Ik zal voor die jongen betalen, want hij kan leren en wil leren’. Nog een voorbeeld: op de katholieke scholen was er een HBS-klasje. Deze katholieke HBS nam gelukkig ook de ‘niet-katholieken’ aan. Er werd dan geregeld dat je wel kon studeren. Wat ik hiermee wil aangeven: er werd in mogelijkheden gedacht, niet in onmogelijkheden. Dat is iets wat we nu vaker zouden moeten doen. Marcel Meyer, directeur Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB)
Ik heb één belangrijke leefregel, één slogan: ‘Ga met verschillende mensen om en zorg voor een breed blikveld’. Ik laat mij niet plaatsen in hokjes. Ga met verschillende mensen om Ik wil een zo breed mogelijke band bestrijen zorg voor een breed blikveld ken van mensen met wie ik omga. Dus niemand moet bang zijn om hier te komen
bij mij. Ik heb al vroeg geleerd om andere culturen te waarderen en ermee samen te werken.
Het hele onderwijsverhaal van ons heeft een historische achtergrond. Als je deze achtergrond niet kent, is het lastig om plannen te maken voor de toekomst. In het onderwijs in Suriname waren en zijn er mogelijkheden die meewerken aan toekomstperspectieven van de inwoners. Het op schrift onmogelijke blijkt in de praktijk af en toe best mogelijk te zijn. We hebben het heel goed in dit land, maar we weten onze eigen waarden niet te definiëren en te waarderen. We hebben zoveel mogelijkheden, zoveel natuurlijke hulpbronnen. Het moet alleen beter georganiseerd worden. Elke wijk in Suriname heeft gezinnen met in elk gezin twee tot vier kinderen. Voor zoveel kinderen heb je een schoollokaal nodig. Dat is een kwestie van planning. Het kan bijvoorbeeld niet zo zijn dat ik vanuit Ma Retraite op Zorg en Hoop naar school moet. Voor een gemeenschap is het belangrijk dat er onafhankelijke duidelijke regels zijn voor bijvoorbeeld het opzetten en behouden van een lagere school. Bovendien is het essentieel dat er een schoolsysteem bestaat dat kansen en toekomstmogelijkheden biedt voor mensen die een universitaire opleiding kunnen volgen en voor mensen die beroepsopleidingen of andere opleidingen willen doen. Uiteindelijk ben ik ervan overtuigd dat we met zijn allen met integriteit, hard werken, goed organiseren en bij blijven, veel kunnen bereiken in dit land. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
75
125
George Struikelblok
4
Samen sterk ‘Kinderen zijn niet onze kinderen...’ Ze worden aan ons toevertrouwd. Het is een geschenk. Het zaad dat gezaaid is, wordt gekoesterd met liefde, aandacht en zorg door ouders en opvoeders. Zo kan het kind uitgroeien tot een stevige plant of boom. Ouders zijn het belangrijkste in het leven van een kind, alleen al daarom is het van belang om vanuit de school goede relaties te onderhouden. Uit de inspirerende interviews komt naar voren dat de samenhang die er vroeger was tussen de thuissituatie en de gemeenschap een belangrijke factor voor kinderen was om hun schoolloopbaan met succes te doorlopen. ’Je werd als kind, als leerling en later als student, stevig in de gaten gehouden door de volwassenen om je heen. Daar waar hulp nodig was, werd die geboden.’ Ouders kunnen dus veel betekenen voor het leren van de leerling, want leren vindt niet alleen op school plaats, maar ook thuis. Ook buiten de schoolpoorten worden kinderen, in hun leefomgeving, dagelijks geconfronteerd met verschillende (leer)ervaringen. Elke dag komen deze ervaringen de school binnen met al hun verscheidenheid. Door de thuissituatie als leeromgeving te erkennen en te hanteren, is het schoolgebeuren niet langer geïsoleerd van de leefgemeenschap eromheen. Voor leren is het van belang aandacht te besteden aan de samenwerking tussen school, ouders en buurt. De school kenmerkt zich door een diversiteit van achtergronden van leerlingen. Ook in de buurt doen kinderen veel ervaring op. De samenwerking tussen school, ouders en gemeenschap werkt versterkend voor het leerproces van onze leerlingen: de leer-kracht van de leerlingen neemt hierdoor toe. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de rol van ouders in het leerproces, de samenwerking tussen ouders en school, en de betekenis die de gemeenschap heeft.
Je kinderen zijn je kinderen niet. Zij zijn de zonen en dochters van ‘s levens hunkering naar zichzelf. Zij komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hen je liefde geven, maar niet je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten. Je mag hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen, want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kunt, zelfs niet in je dromen. Je mag proberen gelijk hun te worden, maar tracht niet hen aan jou gelijk te maken. Want het leven gaat niet terug, noch blijft het dralen bij gisteren. Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. De boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige, en hij buigt je met zijn kracht opdat zijn pijlen snel en ver zullen gaan. Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een vreugde voor je zijn: want zoals hij de vliegende pijl liefheeft, zo mint hij ook de boog die standvastig is. Kahlil Gibran
De opbouw van het hoofdstuk is als volgt: 1. we starten met een verhaal over de gewenste, ideale situatie 2. vervolgens geven we een weergave van uitspraken uit alle districten 3. we sluiten af met achtergrondinformatie: - Je thuis laat je leren - Ouders actief in de school - Betrek de buurt
77
De droom Een belangrijke brief De school is uit. Na een lange busrit komt Indira thuis. ‘Hé mama!’ roept Indira enthousiast als ze binnenloopt. ‘Ik heb een belangrijke brief van school meegekregen! Je moet hem snel lezen. We moeten lekkers maken.‘ Indira smult al in gedachten als ze de lekkere bakabana’s ziet, die mama elk jaar bakt. Haar moeder komt snel naar haar toegelopen. Ze is al even enthousiast. ’Laat gauw zien, Indira.’ Aandachtig leest ze de brief. Het is een
78
nieuwsbrief van school. Die komt elke 14 dagen van school mee naar huis. Zo is ze als ouder altijd goed op de hoogte van alles wat er zoal op school gebeurt. Dat is fijn, zo kan ze mee denken en als er hulp nodig is, iets voor de school betekenen. Het is bijna 25 november. Een belangrijke feestdag komt er aan. Elk jaar viert de school samen met de leerlingen en de ouders Srefidensidei. De school van Indira heeft dat slim aangepakt. Aan het begin van het schooljaar krijgen alle ouders een brief. Die heet ’Doet u mee?’ Ouders worden al vroeg uitgenodigd mee te helpen tijdens het schooljaar. Op de brief staan allerlei activiteiten. Bijvoorbeeld: leesouders voor in de klas, klusjesouders voor het gebouw, hulp voor de sportdag, kerst en Srefidensi, ouder-
commissie. Er is voor iedereen wel iets te doen. Destijds heeft Indira’s moeder zich via de brief opgegeven om mee te helpen op het feest voor Srefidensi. Dat weet ze. Juf Naomi verzamelt alle brieven en maakt elk jaar een overzicht welke ouders bij welke activiteit meehelpen. Meneer Sweet heeft heel eerlijk alle speciale activiteiten verdeeld over zijn team. Zo draagt iedereen een steentje bij.
Bakabana’s Het is 1 uur ‘s middags. Enkele ouders komen het schoolerf opgelopen. Een paar leerkrachten maken een praatje met ouders die hun kinderen komen oppikken. Eén van de ouders gaat naar de directeur om af te stemmen wanneer hij een klein klusje voor de school zal uitvoeren. Indira’s moeder loopt naar de klas van juf Mildred. Zij coördineert de Srefidensidei samen met de ouders die zich hebben opgegeven. Er komen nog twee ouders de klas binnen. Zo is de werkgroep compleet. ’We hebben al veel ideeën van de verschillende klassen gekregen’, zegt juf Saskia. ’Iedereen denkt met plezier terug aan onze Srefidensi van vorig jaar.’ De bakabana’s waren een groot succes vorig jaar. ’Ik wil ze graag weer maken’, Indira’s moeder biedt spontaan haar hulp aan. Ze ervaart het als heel fijn om mee te werken aan schoolactiviteiten. Ze voelt zich nog meer welkom op school. Zo leert ze de school ook beter kennen.
Schooltje spelen met de ouders ’Fijn dat jullie allemaal tijd hebben gevonden om te komen vanavond’, zegt juf Sandra. ‘Jullie kinderen zijn ons meest waardevolle bezit. Wij mogen ze enkele uren per dag koesteren, en ze komen gepoetst, gekleed en gevoed naar school. Elke dag weer. Dank je wel ouders. Wij zijn samen heel belangrijk voor ze. Vanavond wil ik met jullie bespreken wat ik in de klas allemaal ga doen dit jaar. Welke leerstof de leerlingen moeten kennen en hoe
79
jullie daarbij kunnen helpen.’ Het gedicht van Kahlil Gibran dat ze voorleest heeft indruk gemaakt op de ouders. Het is even stil. Dan zegt ze: ‘Oké, tijd om iets te gaan doen. Ik ben nu even jullie leerkracht en jullie zijn mijn leerlingen. Doen jullie mee?’ De ouders knikken verrast ja. Ze weten van hun kinderen dat juf Saskia altijd vol verrassingen zit. Met hun kinderen praten ze vaak over de schoolbelevenissen. Al gauw zitten de ouders in groepen en krijgen ze allerlei opdrachten om aan samen te werken. Zo leren ze dat de nieuwe aanpak in de klas niet alleen maar leuke verzinsels zijn. Ze voelen dat die aanpak beter doet leren.
Op het bord staan vijf woorden: • • • • •
gesprek stimulans hulp toezicht hoop
Aan de hand van deze woorden legt juf Naomi uit dat je als ouder thuis wel degelijk veel kunt betekenen om het leren voor de leerlingen nog makkelijker te maken.
Srefidensidei Eindelijk is het zover. Het is 24 november, de dag voor het echte feest. Het is een drukte van belang op het schoolerf. De leerlingen komen in mooie kleding naar school. Sommigen dragen een kotomisi, anderen weer een sarong of sari. Op het erf zijn marktkraampjes gezet. Ze zijn vrolijk versierd in groene, gele en rode kleuren en op de achtergrond klinkt muziek. Het is reuzegezellig. Sandro, Indira, Jasmine, Jenny en Steven lopen samen met juf Naomi die net het schoolerf op komt wandelen. ’Juf, juf’, roepen ze allemaal. ’We hebben er zin in!’ Ze trekken haar aan haar armen naar een van de belangrijkste kraampjes
80
toe: de eetkraam. Daar staat veel lekkers in kasten uitgestald: beleg voor broodjes, bami, nasi, saoto, roti, pom en natuurlijk ook schaafijs en de inmiddels beroemde bakabana’s. Er komen die dag niet alleen leerlingen en ouders naar school. Opa Joeloemsingh die naast de school woont, is er ook. En Oma Jones, mevrouw Mc Leod en meneer Barron zijn de speciale gasten voor die dag. Zij wonen allemaal in de buurt van de school. Straks gaan ze allemaal een activiteit doen. Meneer Barron heeft een droomplek ingericht. Daar gaat hij samen met leerlingen dromen over mooie dingen van Suriname. Mevrouw Mc Leod gaat samen met de leerlingen over geschiedenis schrijven. Oma Jones gaat over vroeger vertellen, hoe ze als kind op een plantage in Para woonde. En opa Joeloemsingh komt ook genieten van de gezelligheid van vandaag. Meneer Sweet, het schoolhoofd, heeft samen met zijn team de buurt in kaart gebracht. Zo weten ze precies welke mensen er wonen. Zij worden regelmatig op school uitgenodigd om hun levenservaringen samen met de leerlingen te delen. Daar leren de kinderen veel van. De bewoners uit de buurt zijn vandaag ook uitgenodigd. Zo lijkt de school wel één grote familie. Laatst was er bijna een poging tot inbraak op school. Maar de buurtbewoners hadden het ontdekt. Zij hebben de inbrekers weten weg te jagen. Zo zie je maar: samen zijn we sterk.
Interview Eddy Jharap
Vertrouwen in eigen kunnen
Tegelijkertijd kun je een aantal goede relaties hebben en mensen om je heen verzamelen die hun mening over jou (durven) geven. Kennis is belangrijk; kennissen zijn nog belangrijker. Je moet wel een houding ontwikkelen om naar hun kritiek te willen luisteren, om het niet vervelend te vinden. Het onderwijs moet het geloof uitdragen dat mensen het beste met je voor hebben. Zeg maar: vertrouwen in goedheid. Verder is het gewoon hard werken, doorzetten en willen groeien. Dan komt iedereen er wel!
Bied de basis voor leerkrachten, zodat het onderwijs de basis voor de kinderen kan betekenen
Eddy Jharap, voormalig directeur Staatsolie
Als je mijn basisgedachte - vertrouwen in eigen kunnen - naar het onderwijs vertaalt, zal de leerkracht dat vertrouwen ook uitstralen. Waarom zijn mensen in het onderwijs gaan werken? Om kinderen te belemmeren of om hen iets bij te brengen, wat handvatten te geven, waardoor ze uiteindelijk beter functioneren? Het gaat erom ze geloof in zichzelf bij te brengen, het geloof in een beter bestaan. Daardoor doen ze de inspanningen met meer vertrouwen en met meer goede wil, omdat ze dat zelf van binnen voelen en niet omdat juf het wil. Je moet risico’s durven nemen in je leven en fouten durven maken. Het lijkt me goed als kinderen spelenderwijs aan de ontwikkeling van hun mogelijkheden werken. Schoolleiders wil ik adviseren duidelijke doelen te stellen, bijvoorbeeld het percentage geslaagden. Als het doel is gesteld, kan bekeken worden hoe het bereikt gaat worden. Er zijn leerlingen, leerkrachten, leermiddelen, en de schoolleider heeft als taak te zorgen dat al die onderdelen optimaal op elkaar inspelen. Hij kan leerkrachtenbijeenkomsten houden waarin besproken wordt wat goed en wat minder goed gaat. Leerkrachten kunnen elkaar dan inspireren met praktische tips. Zelfreflectie vind ik echt belangrijk. Kijk steeds naar wat je overkomt en hoe het komt dat het jou overkomt. Zelfreflectie is een voorwaarde om te kunnen groeien. Om te groeien kun je boeken raadplegen, lezen en bestuderen.
Betrokkenheid als leerkracht krijg je als er een minimumbasis is, een beloning die de leerkrachten tevreden stemt om hun bijdrage te leveren. Dit houdt in dat ze kunnen rondkomen van hun salaris. Wanneer ze dat niet kunnen en ze geen duidelijke vooruitzichten op verbetering hebben, dan krijg je pas echt ongeïnteresseerde leerkrachten. Ze gaan bijbaantjes zoeken, ‘hosselen’. Het gevolg hiervan is dat hun energie en inzet naar verschillende zaken gaan, waardoor niets echt goed gaat. Niemand kan honderd dingen tegelijk goed doen. Dus, bied die basis voor leerkrachten, zodat het onderwijs de basis voor de kinderen kan betekenen. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
81
Uit de districten Van kleinsaf aan wilde ik leren koken. Toen ik tien jaar oud was mocht ik het eindelijk leren. Mijn eerste gerecht was gestoofde kip. Nu werk ik nog steeds in de horeca. (Sandra Atmopawiro, Marowijne) Ondanks dat heeft mijn vader mij toch kunnen stimuleren. Ook al had hijzelf geen dusdanige opleiding gevolgd. Hij stelde andere mensen als voorbeeld die door het volgen van onderwijs iets zijn geworden in de maatschappij. (Marsinie MartodikromoDipodiwirjo, Marowijne)
82
Voor mijn studie moest ik telkens de lange afstand van Wageningen naar Nickerie afleggen. Ik heb doorgezet door alles heen door de grote stimulans die ik kreeg van mijn moeder die veel belangstelling toonde voor de behaalde prestatie van haar dochter. Er moet toch altijd iemand achter je staan. (Anneke Djopawiro, Coronie) Ik heb van mijn moeder geleerd niet afhankelijk te zijn van een man. Om dat te kunnen doen, moest ik mijn best op school doen, zodat ik zelf mijn geld kon verdienen. Dit heb ik ook gedaan in mijn leven. Ik wilde iets worden in de maatschappij en dat is me gelukt. (Verginia Alwanahi-Arichero, Marowijne)
Ik voelde me heel goed toen mijn peetvader en mijn vriendin aanwezig waren toen ik mijn bachelorsdiploma in ontvangst moest nemen. (Anne-Rita Lingers Commewijne)
Mijn broer leerde mij binnen twee weken auto rijden. (Harriet Ramdien, Nickerie)
Levenservaring van ouders is van belang bij vorming. Je neemt het in je eigen leven weer mee, en geeft het door aan je eigen kinderen. (S. Ramsaran, Nickerie)
Bij de uitreiking van een certificaat heeft een moeder haar zoon naar voren geroepen, hem een brasa gegeven en gezegd hoe trots zij op hem is. Hierdoor ontstaat er toch een betere band tussen moeder en kind. De moeder zei letterlijk: ‘Je hebt mij verrast, dat had ik niet van je verwacht.’ (Lititia Tjen-A-Tak, Paramaribo)
Ik ben er trots op dat ik lid ben van de oudercommissie van Klaaskreek en door ons optreden waren meer leerlingen afgelopen school jaar geslaagd. (M. Rensch, Brokopondo)
Thuis en op school had ik altijd een luisterend oor. Je leert van je ouders en op school. (Denise Doorson, Coronie) Vader was de hoofdfiguur die inspireerde om te studeren. Mijn ouders hadden zelf weinig gestudeerd en moesten zeer hard werken om het gezin te kunnen verzorgen. Ze gaven de stimulans om te studeren zodat je wat wordt in de maatschappij en het beter kan hebben. (Jacob Duym, Saramacca)
Als districtskind was de sociale controle belangrijk in mijn vorming. Uit deze ervaring heb ik geleerd te letten op het positieve en niet op het negatieve. (J.Scheuer, Wanica)
Een oudercommissie is noodzakelijk zodat die bekende driehoek to stand kan komen: Leerkracht-leerlingen en ouders. Dan wordt onderwijs iets van ons allen. (Steven Emid, Commewijne)
Als driejarig meisje was ik enthousiast om de school te bezoeken. Ik had veel belangstelling zonder te weten waarom. De sfeer in het dorp, de ervaring om kinderen naar school te zien gaan; dit alles was uitdagend en mijn ouders en de leerlingen waren erbij betrokken. (A.J.B. Paulus, Brokopondo)
Vanuit de woonplaats Matta op de fiets met mijn vader naar de kleuterschool te Zanderij. (R. Jubithana, Wanica)
Mijn oudere broer is mijn voorbeeldfiguur, beschermer en voortrekker geweest. Hij zorgde voor de motivatie de opleiding te volgen. (O. Alberg, Saramacca)
Ik zat in een training een aantal jaren geleden en het was een gemeenschapsontwikkelingstraining en dat puur om je gemeenschap tot ontwikkeling te brengen. Het leuke was dat je zelf bezig was met de projecten, ze tot stand te brengen. (Annette Jabini, Sipaliwini)
Ik heb altijd veel willen doen voor leerlingen en ik wil kinderen stimuleren om hun best te doen en iets te worden in de maatschappij. Daarom heb ik ook een oudervereniging opgericht (W. Romer, Saramacca)
Nadat ik mijn rijbewijs had gehaald en voor het eerst de wagen in de zijgarage moest plaatsen, ben ik gebotst tegen de garagepaal en heb de wagen flink ‘geschuurd’. Na deze dag heeft mijn vader drie dagen lang geleerd hoe het moest. Hij had bewust deze auto gekocht zodat ik rijervaring kon op doen. (Vanessa Bidesie, Paramaribo) Dat de leerlingen na hun studie terug komen om in hun eigen omgeving te werken. (Elisabeth Eersteling, Sipaliwini)
Door oma heb ik mijn schrijfvaardigheid ontwikkeld. Ik moest namelijk brieven voor oma naar haar kinderen in het buitenland schrijven. Oma dicteerde niet letterlijk maar zei gewoon wat ze moest zeggen/vragen. Het was dus mijn taak om zelf de zinnen te formuleren. Pas veel later besefte ik dat ik deze ervaring dus bij oma heb opgedaan. (Roline Hart, Para)
Mijn moeder zei altijd bemoedigende woorden tegen mij voor ik uit huis ging. Ik kreeg altijd die ondersteuning. (Harriëtte Melcherts, Paramaribo)
Samenwerking is belangrijk. Door samen te werken bereik je betere resultaten. (Lea Leter, Commewijne)
Een goede band met de ouders van de leerlingen helpt je om je werk goed te doen. Daarom vind ik ouderparticipatie heel belangrijk. (Marie Purperhart, Saramacca)
Mijn ouders, als handelaren, waren mijn rolmodel. (Myra Cruden, Coronie)
Ouders van de kinderen stimuleren mij. De ouders zijn mijn controleapparaat en daar word ik nog beter van. (Lygia Vriesde, Coronie)
Ouders moeten goed contact hebben met de school, hun medewerking verlenen. (Rita Edwards, Nickerie)
83
Je thuis laat je leren Wat? Leren vindt toch op school plaats, denken vele ouders. En voor een deel hebben ze daarin gelijk. De school zorgt ervoor dat leren voor elke leerling mogelijk is. Dat is haar opdracht. Vele jaren van wetenschappelijk onderzoek bevestigen dat behalve de school, ook de thuissituatie een belangrijke factor is voor het stimuleren van het leren van kinderen (Marzano 2007, p. 89). Ouders kennen hun kinderen het langst van iedereen op school en een kind is nog altijd meer uren thuis dan op school. De ouders zijn nog steeds de belangrijkste spelers in de opvoeding van hun kinderen. Zij zijn de experts van hun kinderen. Zij creëren dagelijks een thuissituatie die de prestaties van leerlingen positief kan beïnvloeden. Voldoende rust en regelmaat, gezonde voeding, aandacht, zorg en liefde. We kennen het allemaal, ze zijn zo belangrijk voor elk kind. Dat is de basis die elke opvoeder aan zijn kind kan geven. Met die basis komt het kind elke dag naar school. Uit onderzoek blijkt dat goede prestaties niet alleen afhankelijk zijn van de sociaaleconomische status van het gezin (White 1982). De mogelijkheden van het kind en de begeleiding door ouders zijn van grote betekenis voor het leren. En dat geeft goede hoop. 84
Wat is de puzzel? De thuissituatie van leerlingen kan zeer verschillend zijn. Het ene kind leeft in een situatie waarin het gestimuleerd wordt. Het andere kind leeft in een moeilijke situatie met veel problemen en ge-
brek aan aandacht en zorg. Het ligt voor de hand dat dit invloed heeft op de prestaties van de leerlingen. Sommige ouders hebben het druk om de financiële eindjes aan elkaar te knopen en maken veel uren op het werk of hebben meerdere jobs. Het kan ook zijn dat ouders zich er onvoldoende van bewust zijn, dat ze ook een belangrijke invloed uitoefenen op het leren van hun kinderen. En dus niet weten hoe dit te doen. De puzzelstukken zijn: Hoe kan de school de thuissituatie positief beïnvloeden ten bate van het leren? Wat zijn daarvoor de belangrijkste activiteiten? En wat kun je thuis doen om het leren te ondersteunen?
Wat is de wens? De wens is dat de thuissituatie leren stimuleert door: 1. Belangstelling te tonen voor wat op school gebeurt. Praten over de belevenissen en ervaringen van school door ouders of opvoeders en belangstelling tonen voor het schoolwerk beïnvloedt de schoolprestaties gunstig.
De volgende ideeën kunnen meegegeven worden aan de ouders zodat ze beter weten hoe zij het kind kunnen helpen bij het leren: 1. Hoe kunnen ouders belangstelling voor de school tonen? - Ouders bespreken regelmatig en systematisch het huiswerk met hun kinderen - Ouders stimuleren hun kinderen om het huiswerk te maken - Ouders bieden hun hulp aan bij het maken van huiswerk 2. Op welke punten kunnen ouders letten bij supervisie? - Ouders kunnen letten op de tijd die aan huiswerk wordt besteed - Ouders controleren of het huiswerk is gemaakt - Ouders houden in de gaten wat de kinderen op school doen, hoe laat ze thuiskomen en wat ze na school doen 3. Verwachtingen van ouders en opvoedingsstijlen. Wat kunnen ouders doen? Het geeft een stimulans wanneer ouders positieve verwachtingen hebben van de prestaties van hun kinderen. Wanneer ze geloof hebben in hun kinderen. Realistische hoge verwachtingen zijn belangrijk en beïnvloeden de prestaties. Regelmatige zelfreflectie op de eigen opvoedingsstijl helpt om als ouder bewust te blijven van je ‘oudergedrag’ en de effecten hiervan op je kinderen. Positieve begeleiding, aandacht voor schoolwerk, positieve discipline zijn allemaal zaken die mee helpen. 2. Regelmatige supervisie. Dit betekent toezien op het schoolleven van het kind. De ouders houden toezicht op het gedrag van de kinderen ten aanzien van onderwijs en sturen dit gedrag postief bij om de schoolprestaties te optimaliseren. 3. Hoge verwachtingen van ouders en passende opvoedingsstijlen. Hoge verwachtingen ten aanzien van de prestaties van hun kinderen beïnvloeden daadwerkelijk de schoolprestaties positief. Hieraan gekoppeld zijn de zogenoemde opvoedingsstijlen waarmee de verwachtingen worden overgebracht naar het kind. Er is een grote positieve invloed op de leerprestaties als ouders of opvoeders interesse uitstralen in het dagelijkse leven van hun kinderen. Dit gebeurt door ’hartelijkheid van de ouders, consequente regels, geen strenge straffen en consequent zijn bij het opvoeden van de kinderen…’. (Marzano 2007, p. 91).
Hoe? De school kan met ouders tijdens een ouderavond en tussentijds bespreken dat hun rol belangrijk is voor het leren van hun kind.
Tips en wetenswaardigheden Een eenvoudige manier om ouders te stimuleren thuis hun kind te volgen en te begeleiden is door regelmatig korte berichten te sturen over het kind in de klas met daarin positieve informatie hoe het kind vooruitgaat, maar ook een aantal aandachtspunten waar de ouder kan helpen of toezien. Een ouder leest het bericht en tekent dat het gelezen is en kan over de school en het schoolwerk praten met het kind. De ouder kan zelf een bericht terug sturen als er bepaalde informatie is die invloed heeft op het leren van het kind, zoals ziekte of gebrek aan slaap. De school kan niet in de thuissituatie treden, maar het is mogelijk ouders meer bewust te maken van wat de school van hen verwacht en handvatten aan te bieden hoe dit te realiseren, door ouderavonden, workshopavonden of korte trainingen te organiseren.
85
Ouders actief in de school Wat? Een succesvolle school helpt een leerling om het maximale uit zichzelf te halen. Maar leren is geen aangelegenheid van de school alleen. We zagen al in het vorige leesstuk dat de rol van ouders belangrijk is. Behalve thuis kunnen de ouders ook iets binnen de school betekenen. Door de ouders actief betrokken te maken wordt de drempel tussen school en thuis verlaagd. Ouders komen dan makkelijker de school binnen en leerkrachten maken makkelijker contact met de ouders. Door gebruik te maken van de hulp en inzet van ouders ontstaat er een samenwerking tussen school en ouders. Als een school hieraan werkt, gaat de kwaliteit van de school vooruit. Ervaringen laten zien dat ouders actiever worden als ze zich welkom voelen op school en positief benaderd worden door de schoolleider en de leerkrachten. Voor sommige ouders is de drempel van de school hoog en ze verwachten enkel slecht nieuws als ze aangesproken worden. Vaak zijn ouders het ook niet gewend dat ze een actieve rol kunnen of mogen spelen in de school. Maar als het lukt om de ouders actief te krijgen, dan kan de school daar veel voordeel uithalen wat uiteindelijk de leerlingen ten goede komt. 86
Wat is de puzzel? Willen we ouders in de school? Ja of nee? Zijn ouders niet te lastig? Of kunnen ze de school juist helpen? Houden we ze buiten de poort of zetten we die poort open? Scholen klagen over gebrek aan interesse van ouders. Ouders klagen over gebrek aan informatie van scholen. Ze worden meestal naar school geroepen als er iets aan de hand is. Dat is dan geen goed voorteken.
Gebrek aan communicatie, gebrek aan participatie en gebrek aan mee mogen denken maken dat de ouders niet persoonlijk betrokken raken. Binnen scholen is men soms onzeker over de rol van ouders en hoe ver hun betrokkenheid mag gaan. Men is nog vaak bang voor teveel bemoeienissen van ouders: waar is de grens? De puzzelstukken zijn: Hoe kan de school beter in gesprek geraken met ouders? Hoe kunnen ouders actief deelnemen aan het schoolgebeuren en hoe krijgen ouders inspraak in de school?
Wat is de wens? Het is de droom dat in elke school ouders actief meewerken in de school door: 1. Regelmatige positieve contacten tussen school en ouders 2. Het creëren van verschillende mogelijkheden in de school voor actieve ouderdeelname 3. Inspraak voor ouders bij het schoolgebeuren. Het positieve effect van deze factoren is in verschillende studies aangetoond (Marzano 2007, p. 40). Door aan deze drie punten te werken, zal bij de ouders de interesse voor en de betrokkenheid bij de school toenemen.
Hoe? 1. Het verbeteren van de communicatie op school Echte communicatie is een tweerichtingsproces. Veel gebruikte communicatiemiddelen, zoals (nieuws)brieven, bulletins en brochures, zijn goede middelen om ouders te informeren, vandaar hun populariteit, maar leiden niet tot een gesprek. Daarvoor werken andere manieren van communicatie weer wel. Dit kan bijvoorbeeld gedurende ouderavonden, gesprekken tussen ouders en leerkrachten na schooltijd, spreekuur, telefonische gesprekken met ouders, gebruik van e-mail en internet en huisbezoeken. Gesprekken verlopen het gemakkelijkst als het accent ligt op positieve ervaringen met het kind en gebeurtenissen in de school. Als er dan eens over moeilijker zaken moet gepraat worden zal dit makkelijker verlopen. Deze balans tussen het positieve en het minder positieve is belangrijk. 2. Het verbeteren van de deelname van ouders (participatie) Participatie van ouders bij activiteiten van de school stimuleert ’ownership’ (eigenaarschap). De school kan gelegenheden opzetten waar ouders als vrijwilligers kunnen optreden. Dit kunnen buitenschoolse activiteiten zijn zoals sportdagen of een feestavond, maar het kan ook tijdens
de schooluren als gastspreker of als assistent voor de administratie of een leerkracht, of na schooluren als klusjesouders. De school kan op een vel papier een overzicht maken van de activiteiten van het schooljaar en deze aan het begin van het schooljaar uitreiken. Vervolgens wordt alles verzameld en gecoördineerd door een leerkracht van de school. 3. Het geven van inspraak aan ouders De meeste kans op een blijvende en positieve verandering in betrokkenheid van de ouders ontstaat, wanneer degenen die door bepaalde beslissingen worden beïnvloed, betrokken worden bij het regelen en het nemen van die beslissingen. Ouders hebben vooral interesse voor beslissingen met betrekking tot onderwijsprogramma’s en activiteiten die een direct effect hebben op de prestaties en het welzijn van hun kinderen.
Tips en wetenswaardigheden Bij gesprekken tussen ouders en leerkrachten is het belangrijk dat beiden zich volwaardige partners voelen, elk met eigen expertise en met een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van het kind. Sommige ouders hebben zelf niet veel gestudeerd wat soms een hoge drempel naar de school toe vormt. Dat is jammer want ouders hebben zeker interessante kennis en ervaringen om in te brengen. Door respect en vertrouwen kan de school aantonen dat ouders gezien worden als belangrijke partners met veel kennis over het kind. Als verschillende culturen en taalachtergronden in eenzelfde school vertegenwoordigd zijn, is het raadzaam contacten met de ouders in de taal van de ouders te doen of tijdens grote vergaderingen te zorgen voor vertaling in de belangrijkste talen, die gesproken worden door ouders en leerlingen. Schriftelijke communicatie kan in meerdere talen gebeuren. Directe communicatie, persoonlijk of per telefoon of e-mail, kan gebeuren in de taal van de ouders, die men aanspreekt. Het gebruik van de eigen taal verwijdert een grote hindernis voor contact tussen ouders en school, zeker voor ouders die zelf niet zo goed Nederlands praten. Het is belangrijk de nodige tijd te plannen voor een echt gesprek, anders blijft het hangen in mededelingen van de leerkracht over het kind. Het is aan te raden ouders ook in de gelegenheid te stellen om zelf een gesprek aan te vragen.
Inspraak wordt verkregen door het instellen van bepaalde structuren in de school waar ouders deel van kunnen uitmaken. Best bekend is de oudercommissie of ouderraad waarin zowel ouders als leerkrachten zitten. Veel oudercommissies zien het als hun taak de school te ondersteunen met een aantal projecten, die niet onmiddellijk door de school kunnen gerealiseerd worden. De keuze van projecten ligt gewoonlijk bij de oudercommissie zelf.
Een schoolbestuur is een andere vorm van ouderbetrokkenheid en staat weer boven de oudercommissie. Dit bestuur heeft nog meer directe inspraak in de werking van de school door vaststelling van het beleid, de onderwijsprogramma’s, het coördineren van allerlei activiteiten in de school, samenwerking met alle ouders door het opstellen van een activiteitenkalender en het implementeren en evalueren van programma’s in de school.
Het is belangrijk dat leerkrachten de kinderen in de klas goed kennen. Wanneer de leerkracht regelmatig met de ouders of opvoeders praat over de leerling, wordt getoond dat de leerkracht interesse heeft in het kind. Bij beginnende contacten met ouders is het goed basisinformatie te verzamelen zoals: • Wat verwachten de ouders of opvoeders zelf van de school? • Wat zijn de interesses van het kind, waar is het goed in, waar houdt het wel of niet van? • Hoe zouden ze graag op de hoogte gehouden worden over het kind en de school? • Welke informatie is nuttig voor henzelf als ouder of opvoeder? • Op welke manier zouden ze betrokken kunnen worden bij wat gebeurt in de school? Het wordt gemakkelijker ouders te betrekken door tijdstippen te creëren die gunstig zijn voor ouders. Tijdens de schooluren zijn veel ouders op het werk en kunnen zich niet gemakkelijk vrijmaken om naar de school te komen. Succesvolle ouderparticipatieprogramma’s geven vaak vooraf aan de ouders aan wat er van hen verwacht wordt. Door geschikte wervingstechnieken kunnen de beste personen voor de taak gekozen worden. Het kan nodig zijn leerkrachten zelf te begeleiden hoe ze effectief met ouders kunnen werken. Hoewel ouderhulp in principe kosteloos gebeurt, kunnen er toch andere kosten verbonden zijn aan het inzetten van ouders, bijvoorbeeld kosten aan materiaal of een training vooraf.
87
Betrek de buurt! De directe omgeving van de school kan leren veel aantrekkelijker en relevanter maken, als er goed gebruik van gemaakt wordt. Het is leuk als kinderen af en toe op stap kunnen gaan om buiten te leren. Een winkel of een bedrijf in de buurt kan een interessante leerervaring worden. Als de kinderen er bijvoorbeeld komen met de leerkracht om hun kennis van rekenen toe te passen, moet omu sneisi (chinese winkelier) dat wel van te voren weten. De keuze en organisatie van buitenschoolse activiteiten kan veel voordeel halen uit goede relaties met ouders.
88
Leerkrachten wonen niet altijd in de directe omgeving van de school. Daardoor wordt soms de mogelijkheid om de buurt en de lokale gemeenschap bij het schoolgebeuren te betrekken over het hoofd gezien. De buurt kan echter zeer goed aangewend worden bij het leren of kan, door directe contacten, uitgroeien tot een belangrijke partner van de school. Betrokkenheid van de gemeenschap kan het leren in de klas versterken door de kennis en ervaring, die in de omgeving aanwezig is te gebruiken. De buurt is niet enkel een leeromgeving, maar kan ook de school ondersteunen.Veel mensen in de omgeving zijn ouders van kinderen in de school of hebben daar vroeger kinderen gehad. Door daarop in te spelen kan heel wat goede wil voor de school gegenereerd worden. Door goede communicatie met de buurtbewoners, bijvoorbeeld door een informatieavond, kan hun betrokkenheid vergroot worden en kan bereidheid gecreëerd worden de school te ondersteunen. Onmogelijke projecten blijken dan ineens wel mogelijk!
Tips en wetenswaardigheden De buurt kennen gebeurt op verschillende manieren. De school kan zich een beeld vormen van het aantal mensen in de buurt, de gemiddelde leeftijd van buurtbewoners, bevolkingsgroepen, buurtorganisaties actief in de buurt, of de school kan geografisch de buurt proberen af te bakenen. Is de buurt het gebied waar alle leerlingen vandaan komen of is de buurt ook het gebied rond de school waar mensen wonen met interessante beroepen, winkels, openbare plaatsen zoals een bibliotheek, een buurthuis of parken en speelpleinen. Alle leerkrachten zouden de buurt moeten kennen. Dat kan door een buurtinventarisatie te doen. Leerlingen en ouders kunnen hierbij helpen. Iemand uit de buurt kan een uiteenzetting geven aan het leerkrachtenteam over wat leeft in de buurt. Kennis van de buurt geeft aan waar de mogelijkheden liggen om de buurt te gebruiken als leergebied. Interessante personen kunnen uitgenodigd worden door de school en boeiende plaatsen kunnen bezocht worden. Voor projecten in de school kan steun van de buurt verkregen worden. Grote bedrijven kunnen financieel bijdragen, andere kunnen een materiële bijdrage of directe werkkrachten leveren. Als de school en de buurt elkaar kennen, kan dit gemakkelijker verkregen worden. Daar kan tegenover staan dat de kinderen leren goed met de buurt om te gaan, geen vuil te smijten op de grond, niets kapot te maken en beleefd te zijn tegen de bewoners. De school kan via wandelingen en lessen een positieve invloed hebben op het gedrag van de leerlingen binnen en buiten de school.
Interview Cynthia Rozenblad
Benader een kind zoals je zelf benaderd wilt worden We kunnen niet zonder elkaar. We kunnen absoluut niet zonder elkaar. En je moet in alle eerlijkheid met iedereen proberen samen te werken. Misschien is het een utopie, maar ik heb toch wel het gevoel dat in de kleine omgeving waarin ik mij beweeg, ik in staat ben geweest een kleine verandering teweeg te brengen door samen te werken, waardoor het er toch wel iets beter aan toeging toen ik wegging. En daarom zeg ik: ‘Wees er voor en met de mensen’. Het is niet zozeer wat je allemaal leert aan een kind om te lezen en te schrijven, maar het is heel belangrijk om een kind geloof te geven in zichzelf. Ik denk dat je daarmee erg veel bereikt. Echt waar. We streven ernaar om de verschillen tussen kinderen zo klein mogelijk te maken. We kunnen kinderen in achterstandssituaties stimuleren door ze te laten zien hoe waardevol zij zijn. Zeg eens wat vaker: ‘Ik geloof in jou, ik reken op je, je bent waardevol voor mij’ en zelfs ‘Ik hou van je’. Dat is ontzettend belangrijk. Tot nu toe zeggen we dat te weinig. We praten teveel in commandotaal ‘Kom’, ‘Zit’, enzovoorts, Durf zelf het begin van zonder rekening te houden met het negatieve gevoel dat daardoor ontstaat. Ik denk dat we aan iedere volwassene moeten aanleren om een kind te benaderen zoals je zelf benaderd wilt worden. Ik denk dat dat ontzettend belangrijk is. Wil je dat men tegen je gilt? Nee, dat wil je niet. Dus doe dat ook niet tegen het kind. Vraag rustig aan het kind waarom het doet zoals het doet. ‘Waarom pak je dit zo aan?’, ‘Wat is de reden dat je je zo gedraagt?’, ‘Kan het ook anders?’ Op deze manier kan het kind echt even stil staan bij zijn gedrag en hiervan bewust worden. Op deze manier voeden we onze toekomstige generaties op met zelfvertrouwen en komen we echt verder. Met schreeuwen en gillen bereiken we niets. Veel jongens en mannen gaan niet verder met hun opleiding en zeggen vaak: ‘No, m’ e go wroko moni’. Ik moet geld verdienen. Dat geld verdienen komt nog wel, dat kun je nog wel even uitstellen. Het is veel belangrijker nog verder naar school te gaan. Dat geld is zo op, terwijl je kennis altijd behouden blijft. In het onderwijs moeten we veel meer naast de jongens gaan staan en minder erboven. Verwijten maken aan jongens heeft geen zin, zo van: ‘Je bent lui, je doet dit niet, je doet dat niet.’ Je bevestigt
Cynthia Rozenblad, directeur ‘s Lands Hospitaal
ze dan alleen maar in hun gedrag, waardoor ze echt niets meer doen. Het werkt beter om hen positief te benaderen en hen te wijzen op de voordelen van een lange termijn planning waarbij ze de school eerst afmaken. Als we hier een programma voor ontwikkelen, kunnen we voorkomen dat deze jongens buiten de boot vallen. Overigens, de leerlingen moeten wel weten wat wel en niet kan. Er moeten duidelijke grenzen gesteld worden de veranderingen te zijn! op een prettige manier. Het is niet voldoende om alleen het kind te benaderen. Je moet met de ouders praten, de ouders betrekken in het opvoedings- en onderwijsproces. Veel gezinnen leven nu min of meer geïsoleerd, zonder enige sociale controle. Onderwijs blijft de motor om verder te komen. Ik denk dat we de Surinaamse kinderen dat besef bij moeten brengen. We moeten een programma ontwikkelen waarin de ouders op hun verantwoordelijkheid gewezen wordt. Iedereen moet weer kunnen vragen: ‘Waarom blijf je thuis, waarom hang je op de hoek?’ Wees niet bang om hierin verantwoordelijkheid te nemen. Neem het initiatief, stuur processen aan en geef leiding aan het samen zorgen voor positieve veranderingen. Laat anderen zien dat ze een steentje bijdragen en dat we samen echt iets bereiken. Jij, als leerkracht, kan wel degelijk iets aan een bestaande situatie veranderen. Dit is geen utopie, maar een feit, zolang je durft om initiatieven te tonen, zolang je je inzet om samen met anderen voor verbetering te zorgen. Start gewoon nu. Jij kunt het! Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
89
125
Michael Wong Loi Sing
Het krachtenveld:
groeien is kansen bieden Kansen bieden, mensen in beweging brengen, verder groeien en bloeien. Dit is allemaal belangrijk in het onderwijs. Binnen de school worden kansen voor leren gecreëerd voor de leerling die elke dag geloof heeft in eigen kunnen. De leerkracht en de opvoeders dragen hieraan bij. Er is een grote nadruk op het belang van het behalen van goede resultaten van leerlingen, aandacht voor positief leren en voor het instructiegedrag van leerkrachten. Het ontwikkelen van een goede infrastructuur op schoolniveau wordt gegarandeerd. Maar er is meer nodig. Een plant heeft een juist klimaat nodig voor groei. Licht in de vorm van zonneschijn, regelmatig water en voeding, snoeien of extra ondersteuning. Kortom: zorg, ruimte en bescherming. Dit alles levert prachtige kleurrijke bloemen op. Maar om deze bloei te garanderen en te stimuleren is er blijvende investering nodig in het klimaat. Deze symboliek geldt ook voor het onderwijs. Onderwijs vindt niet geïsoleerd plaats in de school. Er zijn allerlei krachten van invloed zoals culturele, sociale en economische processen. In een stimulerende, zorgzame en voedende omgeving komt ook het onderwijs optimaal tot bloei. De opbouw van het hoofdstuk is als volgt: 1. we starten met het verhaal over de gewenste, ideale situatie 2. vervolgens geven we een weergave van uitspraken uit alle districten 3. we sluiten af met de achtergrondinformatie: - Het krachtenveld: vormgeven aan onderwijs
5
Groeien is mensen kansen bieden en in beweging brengen. Groeien is geloven in jezelf en in anderen: je leerlingen, je collega’s, je omgeving. Werken aan groei betekent jezelf voeden maar ook je laten voeden. Dat doe je niet alleen maar samen met anderen. Wie ben ik? Wie is de ander? Waar wil ik naar toe? Wat heb ik nodig? Groeien met kracht Wat doet groeien? Wat doet verwelken? Groeien is inspireren. Inspireren is boeien en in beweging brengen altijd vanuit je eigen positie en visie.
Groeien is willen veranderen in ontmoeting met anderen. Telkens wordt een nieuw verhaal geschreven, het verleden laat los, een nieuwe toekomst wordt gecreëerd.
91
De droom Het interview Stel je eens voor: het is vandaag tien jaar later. Het onderwijs is volop in beweging en tal van vernieuwingen zijn tot bloei gekomen. De Raad van Ministers heeft een nieuwe wet aangenomen waarin vastgelegd is dat elk kind in de leeftijd van 4 tot 15 jaar aan het onderwijs moet deelnemen. Er is hard gewerkt, maar nog niet alle idealen zijn bereikt. Op een dag stapt een journalist van een landelijk dagblad de Kolibrieschool binnen. Hij vraagt of me-
92
neer Sweet even tijd voor hem heeft. Het onderwijs heeft de laatste jaren niet altijd positief in het nieuws gestaan. Nu bereiken de journalist af en toe berichten die hoopgevend zijn en die hem nieuwsgierig hebben gemaakt. Meneer Sweet heeft zich goed op het gesprek voorbereid. Juf Naomi en juf Wendy zijn ook van de partij. Zij kunnen immers het beste over hun eigen ervaringen spreken. Als de opnameapparatuur klaar ligt en iedereen aan tafel zit, gaat het interview beginnen. Een beetje zenuwachtig zijn de leerkrachten wel. Moeten ze alleen over de successen praten, of ook over een aantal dingen die nog niet helemaal zijn bereikt?
‘Beste meneer Sweet’, zegt de journalist. ‘De laatste maanden bereiken me vaker positieve berichten over het onderwijs. Kunt u mij daar iets over vertellen?’ Meneer Sweet kijkt bedachtzaam en na een korte stilte komt hij met zijn antwoord. ‘Ik ben blij dat de krant positieve aandacht schenkt aan het onderwijs. De 12.6 x 6.9 cm laatste jaren hebben we keihard gewerkt op onze school. Er kan geen onderwijs bestaan zonder de leerkracht. Zonder mijn leerkrachten had ik nooit het onderwijs van onze school kunnen verbeteren. We hebben veel moeite gedaan om ouders bij de school te betrekken. Dat was geen gemakkelijke zaak, want veel ouders hebben het druk het hoofd boven water te houden. Met veel moeite is het ons gelukt een ouderraad in het leven te roepen. Deze heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat ons schoolerf goed is opgeknapt en er enkele speeltoestellen zijn geplaatst. Hierdoor hebben we meer contact met onze ouders gekregen. Soms helpen enkele ouders ons met klusjes en zo is gelukt om enkele lekkende daken te repareren. De ouderraad heeft ook met de districtscommissaris gesproken en met de directeur van onderwijs van het MINOV. Dankzij hen hebben we de school kunnen uitbreiden met enkele lokalen.’
Verbetering betekent vooruitgang ‘Ik zie dat u enkele leerkrachten heeft uitgenodigd voor dit interview. Juf Naomi en juf Wendy, kunt u vertellen of er de laatste jaren echt vooruitgang is geboekt?’ Dit is dé kans voor de beide juffen, eindelijk wordt ook aan hen iets gevraagd. Meestal wordt er in de kranten over de leerkrachten gesproken, te weinig wordt hun stem gehoord. Ze zijn er blij om. Juf Naomi neemt het woord. ’Wij vinden inderdaad dat we vooruitgang hebben geboekt. We werken nauw samen met het team, de ouders en het schoolhoofd. Dankzij de beginnende decentralisatie hebben wij de beschikking gekregen over eigen middelen. De overheid stelt elk jaar een bedrag beschikbaar voor het onderhoud van het gebouw. We zijn er nog lang niet, we kunnen nog steeds financiële prikkels gebruiken van de overheid, maar een eerste stap is gezet.’ Juf Wendy vult aan: ‘We maken nu jaarlijks een schoolverbeterplan. Dat hebben we geleerd via de trainingen die nu vaker plaatsvinden.’
‘Is de rol van de overheid de laatste jaren veranderd? Heeft u iets gemerkt?’ vervolgt de journalist. Meneer Sweet haalt diep adem, een lastige vraag die niet eenvoudig met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden is. ‘Ik merk dat de overheid de laatste jaren actiever is geworden. Er is een beter beleid geformuleerd voor het onderwijs. In vergelijking met vroeger worden de verbeteringen van het onderwijs beter gecoördineerd. We voelen ons beter gesteund door de overheid. Nu we zelf kunnen beschikken over iets meer eigen geld, kunnen we sneller samen met de gemeenschap werken aan de verbetering van de gebouwen. Laatst heb ik nog een zaterdagochtend samen met een aantal ouders gewerkt aan het opknappen van de toiletgebouwen. ’s Middags was een andere groep ouders met lekker eten gekomen. Ook de trainingen voor schoolhoofden vinden nu vaker plaats. Dat moet ook wel, vind ik. Alles wordt ingewikkelder. Vroeger was het allemaal makkelijker, maar nu wordt er veel meer van schoolhoofden verwacht. Nu weet ik bijvoorbeeld beter hoe ik mijn school kan leiden en zie ik verbetering bij de leerlingen en de leerkrachten. We vormen veel meer een hechte groep die werkt aan beter leren in de school. De leerkrachten zijn nog meer betrokken en samen met de ouders wordt er aan hetzelfde doel gewerkt: beter onderwijs voor de kinderen. Change, zo weet ik nu, is everyone’s business en dat begint al aardig te lukken.’
Mooie verhalen of...? ‘Ik moet ook realistisch zijn’, bekent meneer Sweet. ‘We hebben grote stappen voorwaarts gemaakt. Maar we zijn er nog niet helemaal. Nog steeds hosselen mijn leerkrachten na werktijd om voldoende inkomen te vergaren. De inkomens zijn nog niet op een voldoende niveau gebracht en het leven wordt toch steeds duurder. Er zijn dus naast de mooie verhalen over vooruitgang, ook minder leuke verhalen te vertellen. De mooie verhalen gaan over bijvoorbeeld de jaarcijfers die steeds beter samengesteld en gepresenteerd worden. Uit de jaarlijkse cijfers blijkt dat het aantal leerlingen dat deelneemt aan het onderwijs is toegenomen, het aantal drop-outs en zittenblijvers drastisch is verminderd en het aantal geslaagden toegenomen is. De leermiddelenvoorziening is
93
goed op gang gekomen en de kinderen zijn blij met hun nieuwe actuele leerboeken. Maar minder leuk is dat de klassen nog steeds te groot zijn om alle kinderen voldoende aandacht te geven. Er is meer hulp in de klas nodig om alle kinderen gelijke kansen te kunnen bieden. Ook hebben we nog steeds onvoldoende financiële middelen op school.’
Honderd jaar vooruitdenken is denken aan de toekomst ‘Hoe ziet u dat juf Naomi?’ vraagt de journalist. Juf Naomi kijkt verrast op en zegt: ‘Ik ken een Chinese wijsheid, die zegt het volgende: Wanneer je een jaar vooruit denkt, plant dan zaad. Wanneer je tien jaar vooruit denkt, plant een boom. Maar als je honderd jaar vooruit wil denken, onderwijs dan het volk.’ ‘Dat zijn prachtige woorden, juf Naomi. Kunt u aan de lezers uitleggen wat u bedoelt?’ vraagt de journalist.
94
‘Kijk, we zijn de laatste jaren vooruitgegaan en dat is belangrijk. De overheid ondersteunt ons steeds meer en luistert naar de stem van de onderwijsmensen. Wij maken immers toch elke dag het onderwijs? Ik vind dat het onderwijs de verantwoordelijkheid is van iedereen en als we samen deze verantwoordelijkheid nemen, kunnen we prachtige resultaten boeken. Wij leerkrachten kunnen dat echter niet alleen. Wij hebben de erkenning van de samenleving nodig. Ons beroep moet blijvend op een hoge plaats gezet worden.’ Juf Wendy voegt eraan toe: ‘Dat is nu net de taak van de overheid en de politiek. Als de overheid ons blijft steunen en voldoende positieve prikkels geeft, kunnen we nog beter ons werk doen. We moeten verder vooruitkijken. Wil je je land ontwikkelen en een goede plaats verwerven in de wereld, dan zul je het onderwijs voortdurend moeten ondersteunen en helpen om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Er zijn veel krachten die inwerken op het huidige onderwijs. Maar bovenaan moet staan, dat onze kinderen straks onze toekomst zullen bepalen. Alleen samen kunnen we zorgen voor inspirerende en uitdagende onderwijservaringen voor onze kinderen.’ De journalist is blij met de openhartigheid van deze mensen. Hij heeft nu zelf positieve verhalen gehoord, maar hij ziet ook wel degelijk dat er nog veel voor verbetering vatbaar is. Opgewekt stapt hij in zijn auto nadat hij iedereen bedankt heeft. De volgende dag staat er in de krant een mooi artikel: ‘Verbeter de wereld en begin met het onderwijs!’
Interview Walter Dwarkasingh
Voor goed onderwijs moeten we ons iedere dag inzetten Er zijn veel scholen in Suriname, zo’n twee- tot driehonderd. Om die allemaal te bereiken, kun je gaan clusteren. Een begeleider of consultant kan een aantal clusters toegewezen krijgen. Begeleiding en inspectie vervullen een sleutelfunctie. Willen we vooruitgaan, dan zijn kwaliteitslessen een eerste eis. De inspecteur is er dan om de leerkrachten alert te houden door onverwachts langs te komen en naar lesvoorbereidingen te vragen. Voor goed onderwijs moeten we ons iedere dag weer inzetten.
het sterk aan veranderingen onderhevig. Een specialisatie kan overbodig worden en dan is herscholing nodig. Daarom heeft het ministerie gekozen voor een uitbreiding met drie jaar van het basisonderwijs. Letterlijk voor de basis. Vierjarige vakopleidingen kunnen dan ingekort worden. Daardoor kun je je in de maatschappij sneller aanpassen en kan het onderwijs aan de vraag van de arbeidsmarkt voldoen.
Een reëel gevaar van gemoderniseerde vakopleidingen is dat je mensen opleidt voor het buitenland. Zoals de Caricom waar de grenzen weggevallen zijn voor Walter Dwarkasingh, onderwijskundig adviseur Wil je als land concurrerend zijn, dan professionals. Dus mensen opleiden is moet je een goed opgeleide bevolking hebben. Niet alleen vanuit één zaak, ervoor zorgen dat je ze kunt behouden, is een andere. het arbeidsperspectief, maar vooral ook vanuit het oogpunt van Daarom moeten er hier goed betaalde jobs beschikbaar zijn. Dat het gemeenschapsleven. inzicht begint door te breken bij de politici. Om de Wordt het onderwijs beter ministeries te runnen wil de Scholen kunnen vernieuwd worden als nieuwe leerkrachten van betere opleidingen en overheid nu kader, mensen structureel datgene toepassen trainingen? Ik denk het op niveau. Een probleem wat ze op de lerarenopleiding geleerd hebben niet. Die bijgeschoolde leeris dan weer dat de overkracht begint enthousiast heid binnen Suriname moet met nieuwe methodes van concurreren met het beklassenmanagement, didactische werkvormen, enzovoort. De drijfsleven, en het land met andere landen. Voor het hoger kader tweede week ook nog, maar veel langer houdt hij het niet vol. worden de salarissen al opgetrokken; voor de lagere niveaus is men nog altijd niet zo ver. Je ziet hier een botsing tussen vernieuwing en de bestaande schoolcultuur. De rest van het team reageert lauw. Daarom: het Dat juist de werkende bevolkingslaag in Suriname hele schoolteam moet getraind worden, niet één individu. blijft is van wezenlijk belang voor de welvaart en Het beroepsleven is belangrijk, maar in de moderne economie is successen van Suriname. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
95
Uit de districten
Een ontspannen prettige relatie met de gemeenschap waarin je werkt, je schoolteam en leerlingen is belangrijk. Er moet wederzijds respect zijn. (Dora Baisie, Para)
Er zijn mensen in het onderwijs die het beste voor hebben met het onderwijs. Ze zijn de ‘pushers’ zij nemen initiatieven ten bate van het groter belang. Positivie voorbeeldfiguren zijn belangrijk voor iedereen. (Wilgo Leslie Demon, Paramaribo)
Dat je elke dag nieuwe dingen beleeft met leerlingen. Wat mensen enthousiast en gemotiveerd maakt, is dat ze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van ons land. (Melissah Tiropawiro, Wanica)
In Suriname worden er verschillende talen gesproken. Als onderwijsgevende moet je teruggaan naar de moedertaal en een kind begrijpt de les dan beter. (Marijke Jozefzoon, Brokopondo)
96
Mijn beste positieve ervaring met onderwijs - vooral ook omdat ik er zelf aan mee mocht werken - was het leren van de rechten en plichten aan de kinderen en ze hiervan bewust te maken. We maakten tien rechten en plichten die op school nageleefd moesten worden. Op basis van deze regels werd er een onderwijsbeurs georganiseerd. Hieruit vloeide voort dat er op elke school een child right promotor aangesteld werd. Zo’n persoon moet erop toezien dat deze regels nageleefd worden. Ik vond het leuk om hieraan te werken omdat ik het proces in twee districten mocht begeleiden. (Marlies Obergh-Boëtius, Marowijne)
Er zijn geen grenzen. Er is leven in het onderwijs dus er moet steeds vernieuwing komen. Waardering moet vanuit het ministerie gaan en stimulans moet steeds gegeven worden, zodat leerkrachten geholpen worden om goed te fungeren. (Anne-Rita Lingers, Commewijne)
Als je met een probleem zit, is het altijd raadzaam om advies te vragen aan iemand met meer ervaring. Pas je dat advies toe, dan merk je op dat het werkelijk helpt. (Verginia Alwanahi-Arichero, Marowijne)
Toen ik voor het eerst voor een klas met vijfenveertig leerlingen stond, dacht ik: hoe en waar moet ik mee beginnen? Ik werd gelukkig If you fail to plan, bijgestaan door het schoolyour plan will fail. hoofd en de overige col(Ingrid Karta-Bink, lega’s. (Renate Schalkwijk, Commewijne) Brokopondo) De staat moet het onderwijs op nummer 1 plaatsen op hun ranglijst. (Albert Aboikoni, Sipaliwini)
De gemeenschap werd gestimuleerd en getraind om zelfstandig projecten te starten. Door de volledige inzet van de gemeenschap is het ons gelukt een bestaand park weer attractief te maken. (Gitana Plak, Coronie) Onderwijs op maat aanbieden op werkelijkheid gericht. (Malone, Nickerie)
Maak scholen zelfstandig, dat is belangrijk. (Chotoe, Nickerie)
Onderwijs is mensvormend en niet kennisvormend. (Robby Morroy, Paramaribo) Toen ik klein was en naar school ging, kon ik nog niet beseffen wat het allemaal inhield. Maar naarmate ik ouder werd en meer leerde, zag ik in wat een leerkracht betekende. Toen zei ik tot mezelf: ‘Ik wil zo graag zijn als de leerkracht of iemand anders die het gemaakt heeft in de maatschappij’. (Eduart C., Sipaliwini)
Thuis en op school had ik altijd een luisterend oor. Je leert van je ouders en op school. (Denise Doorson, Coronie) Dynamiek in het onderwijs geeft goede impulsen. Mensen, leerkrachten, die in staat zijn om de leerstof boeiend over te brengen. (Remy Clenem, Marowijne)
Van een ukkie een minister worden of van niets iets worden. (Verranah, Saramacca) Je leert door vallen en opstaan. (Melissah Tiropawiro, Wanica) De beste leerervaring is met mijn zoontje. Ik kan kennis en ervaring met hem delen, tastbare voorbeelden geven. Mensen snappen dingen zoveel beter als je met praktische voorbeelden werkt. (Mohamed S. Khodabaks, Coronie)
De thuisomgeving moet van dien aard zijn dat het onderwijsproces optimaal kan verlopen. (Harold Rusland, Saramacca)
De beste ervaring heb ik van mijn moeder. Ze heeft me altijd geleerd om uit het negatieve het positieve te halen. Dat ik niet bang moest zijn om fouten te maken. (Hilman, Wanica)
Leren (naar school gaan) was een uitdaging. Er was geen stroomvoorziening, watervoorziening en ik moest door een zwamp heen naar school lopen. De leefomgeving en familie waren een stimulans, motivatie en push voor mij om de studie af te ronden voor een beter leven. Ik wilde mijn kinderen niet in zo’n situatie groot brengen. (Charity Kalloe, Paramaribo)
Het gaat niet alleen om bevoegde leerkrachten voor de klas, maar ook en vooral om bekwame leerkrachten. (Verranah S., Commewijne)
Als vrijwilliger ging ik samen met anderen, met volwassenen en kinderen in de buurt, uit verschillende culturen verbroederen. Dit heeft geleerd hoe anderen met kinderen kunnen omgaan. De vergadermomenten waren een zeer positieve leerervaring. (Anneke Djopawiro, Coronie)
De leerkracht D’Abreu op de kweekschool is voor mij bijna de perfecte leerkracht geweest. Als het gaat om anderen te helpen het beste uit zichzelf te halen, moet je op de eerste plaats zelf het goede voorbeeld zijn. (Wasimin Soewarto, Saramacca)
Het beste wat mijn vader me heeft geleerd, is dat we niet moeten kijken naar de situaties waarin je verkeert, maar juist meer om eruit te geraken. Dus altijd voor het beste streven. Ik heb de raad van mijn vader gevolgd. Dat betekent steeds hard studeren en hard werken om toch je doelen te bereiken. Ik voelde me geweldig dat ik leerkracht was geworden, want in die tijd (1973) was een leerkracht heel geweldig. Dus de ervaring die ik hieruit leer, is letterlijk: Waar een wil is, is een weg. (Widiawatie Ramsoedit-Sitaram, Wanica)
97
Het krachtenveld: vormgeven aan onderwijs
-
Internationale afspraken die Suriname ondertekend heeft: • het kinderrechtenverdrag, dat sinds de jaren ‘90 al pleit voor het recht op onderwijs voor ieder kind. Hieruit voortgekomen zijn de millenniumdoelen (MDG’s) en de afspraken voor Education for all, waarin landen afgesproken hebben om ervoor te zorgen dat in 2015 alle kinderen in de wereld kwaliteitsvol basisonderwijs kunnen genieten • ‘Special Needs Education’, een verplichting om bijzondere voorzieningen te scheppen voor kinderen die extra hulp en aandacht nodig hebben in het onderwijs • het is voor Suriname ook belangrijk om daarnaast in het Caraïbisch Gebied afspraken te maken over gezamenlijke prioriteiten in CARICOM-verband. Al deze zaken hebben invloed op de school en uiteindelijk op de leer-kracht.
De overheid is verantwoordelijk voor het formuleren van richtinggevende voorwaarden in het onderwijs. Hierdoor kan het gewenste toekomstige mensbeeld verder gerealiseerd worden. Hierin gaat het om zaken als: - mens, aarde en duurzaam samenleven: respect voor menselijk leven in harmonie met het milieu - geloof in eigen kunnen: emotionele zekerheid, zelfvertrouwen, en initiatiefkracht - muliticulturele samenleving en saamhorigheid: bewust zijn van de multiculturele samenleving en respect voor de ethische, religieuze en andere verschillen - ken de geschiedenis en de identiteit van het volk van je land: een goed ontwikkeld respect voor de Surinaamse culturele erfenis (verschillende groepen, geschiedenis, erfgoed, enzovoort) - demonstratie van vaderlandsliefde: een sterke binding met eigen land en volk en de oriëntatie als wereldburger - meervoudige vaardigheden (multi-skilled people): de beschikbaarheid van verschillende vaardigheden, onafhankelijk en kritisch kunnen denken en het gericht zijn op de toepassing van kennis en feiten voor de oplossing van problemen - in een gezond lichaam is een gezonde geest gehuisvest: het vermogen om fysiek, mentaal, sociaal en geestelijk welzijn te beheersen en bij te dragen tot de gezondheid en welvaart van de gemeenschap (MINOV 2004b).
Missie en Visie
ium nn en ille ng M telli els
W et
n na
ng
g
in
er
ci
ge vi
Fi
S Ondpeciaa erw l ijs
ICT
Onderwijs Beleid
D
ec
en
Ni
eu
ie
at
lis
tra
Infrastructuur
St
O IC
R CA
we
Le r
en
an
M
ief lus ijs Inc derw on
Onderwijs is geen geïsoleerd gebeuren. Veel krachten zijn van invloed op ons onderwijs. We noemen er een aantal belangrijke zonder volledig te willen zijn: - De overheid: • met haar wetgeving, visie en beleid (zoals bijvoorbeeld decentralisatie) • de invulling en toepassing van de (vernieuwde) onderwijswetgeving • de vastgestelde begrotingsbudgetten
E fo duc r a at ll ion
Internationale ontwikkelingen: • ideeën rondom het nieuwe leren met bijzondere aandacht voor informatie en communicatietechnologie (ICT).
do
98
-
Zorgstructuur
Onze samenleving verandert snel. Dit vraagt een andere invulling van ons toekomstig onderwijs. Het vraagt om nieuwe competenties en vaardigheden van mensen. Het onderwijssysteem is erop gericht hieraan een bijdrage te leveren. Het biedt een aanbod dat de jongeren voorbereidt op hun taak om een actieve en positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en welvaart van ons land en volk. Talenten van jonge mensen moeten hierbinnen voldoende kansen krijgen.
be Insp ge ec lei tie din g
Wat?
• standaarden van de overheid (zoals eindtermen, kwaliteitseisen) • de werking van de overheid (inspectie, begeleiding, examenbureau, zorgstructuur) • de infrastructuur van gebouwen en voorzieningen.
da
ar
de
n
Interview Hans Lim A Po
Liefde voor leren stimuleren Wie is een sterker rolmodel voor de leerling dan de leerkracht? Een gemotiveerde leerkracht met liefde voor het leren en een hoge betrokkenheid, geeft leerlingen automatisch ook liefde voor het leren mee. Daarom is het zo belangrijk om te zorgen voor goede rolmodellen. Leerkrachten kunnen ervan bewust worden gemaakt dat hun rol van grote betekenis is. Dit betekent dat je eerst in zingeving van de leerkrachten gaat investeren, in zingeving van het onderwijs. De overheid heeft als taak dit als hoogste prioriteit te erkennen. Zingeving is een basisbehoefte van de mens. Zingeving is voor mij ‘liefde voor leren en werken’: zin halen uit wat je doet en wat bijdraagt aan de maatschappij. In alle levensfasen is zingeving nodig. Zingeving krijg je door te geloven in ‘een leven lang leren’, door te geloven in je eigen ontwikkeling door wat je leert en doet.
Hans Lim A Po, rector. FHR Institute for Social Studies
Het onderwijs en het bijbehorende leren is één van de belangrijkste bindende elementen van een samenleving. Het leren is onderdeel van het leven en het kan daarom handvatten geven om goed om te gaan met wat je in het leven tegenkomt. Dan heb ik het over fijne en nare dingen.
Dit houdt in dat je een visie op leren hebt die ervan uitgaat dat Het reflectieve leren is hierbij ook belangrijk. Hiermee bedoel ik dat liefde voor leren, voor levenslang leren, belangrijk is. Het gaat we bij leerlingen het vermogen om terug te kijken naar het eigen handelen meer stimuleren, om niet om het leren uit een boek. zo hun bewustzijn te vergroten. Het gaat om het ontdekken van Leerkrachten, leerlingen en wij de manier van leren die bij jou Reflectief leren; bedenk je bij iedere situatie allemaal kunnen ons bij iedere past en om het zoeken naar je eiWat kan ik hiervan leren? situatie afvragen wat we hiervan gen ontwikkelingsmogelijkheden. kunnen leren. In het onderwijs Ieder kind heeft zijn eigen manier gaat het volgens mij niet alleen van leren. Door hier in het onderwijs rekening mee te houden, begin je de liefde voor het leren maar om het stimuleren van ‘liefde voor leren’ en ‘zingeving’. Het al aan te wakkeren. Leerlingen ontdekken dan al waar ze goed gaat ook om het stimuleren van leren als continu proces, om het in zijn, wat ze kunnen en wat hun talenten zijn. Op deze manier stimuleren van het leren in een maatschappelijke context. De rol geven ze ‘zingeving’ voor zichzelf een plek. Dat is waar het al- van het onderwijs is essentieel als we het hebben over de invloed op individuen en op de samenleving in zijn geheel. We onderlemaal om draait. schatten dat nog wel eens. Het is belangrijk dat mensen positief betrokken zijn, bereid zijn buiten hun eigen kaders te denken en liefde voor leren uitstralen. Er moet een kritische massa komen om het geheel van onderwijsvernieuwingen in gang te zetten. Dat is de oplossing voor het vraagstuk van te geringe betrokkenheid waar we nu mee zitten. Het onderwijs kun je vergelijken met een potlood. Wanneer we spreken van effectief onderwijs, dan is dit onderwijs te vergelijken met een geslepen potloodpunt, die gemakkelijk schrijft en mooie creaties maakt. Wanneer het onderwijs ineffectief is, dan hebben we een gebroken potloodpunt. Het gaat om samen werken aan goed onderwijs, om goede instrumenten aan de leerlingen mee te kunnen geven.
Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
99
Wat is de puzzel? Hoe gaan we om met dit krachtenveld? Wat verwacht de samenleving van onderwijs? Welke internationale invloeden spelen een rol? Het onderwijssysteem speelt een belangrijke rol bij duurzame ontwikkeling, economische groei, armoedebestrijding en gelijke kansen voor iedereen. Het wordt beïnvloed door nationale en internationale inzichten en ontwikkelingen. Dit alles wordt weerspiegeld in het onderwijsbeleid, de onderwijsdoelen en het lesprogramma. De persoonlijke overtuigingen en ervaringen van de verschillende belanghebbenden spelen daarbinnen een rol. Ouders willen graag dat de school hun kinderen helpt zelfstandig te worden en dat het onderwijs hun kinderen goed voorbereidt op de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven wil dat leerlingen een brede inzetbaarheid ontwikkelen, zodat ze zo flexibel mogelijk geplaatst kunnen worden. De maatschappij wenst democratisch en respectvol burgerschap. De leerkrachten benadrukken het optimaliseren van het leerproces van de leerlingen. En de leerlingen? Wat willen zij? Die willen gewoon graag vakken volgen waar ze interesse in hebben of het nut van inzien. Leerlingen willen met plezier naar school gaan, positief gewaardeerd worden door de leerkrachten en andere leerlingen ontmoeten. De overheid staat hiermee voor een enorme uitdaging om een aanpak te ontwerpen die zo goed mogelijk op al deze wensen inspeelt. De overheid zelf wordt weer beïnvloed door krachten op nationaal en internationaal niveau. Nationale en internationale afspraken moeten gerespecteerd en nageleefd worden. Het onderwijsaanbod zal uitdagend, motiverend en betekenisvol ontwikkeld worden en goed aansluiten bij de eisen die de maatschappij nu en straks zal stellen. 100
De puzzelstukken zijn: Wat betekenen deze krachteninvloeden voor het onderwijsprogramma? Hoe kunnen een adequate wet- en regelgeving, een ruim onderwijsbudget en een innovatief beleid inspelen op de veranderende samenleving? Welke mate van decentralisatie en zelfstandigheid van scholen is gewenst? Hoe kunnen de scholen goed ondersteund worden? Onderwijs is een recht van iedereen maar daarmee ook een plicht voor alle betrokkenen. Vooral de overheid heeft een belangrijke taak om gezamenlijk tot realisatie van kwalitatief hoogstaand onderwijs te komen.
Wat is de wens? Het samen realiseren van een rechtvaardig, effectief en efficiënt onderwijssysteem dat gelijke kansen biedt aan iedereen. Een onderwijssysteem dat de basis legt voor een internatio-
naal concurrerende beroepsbevolking. Het onderwijs ondersteunt duurzame ontwikkeling en voldoet aan vastgestelde kwaliteitsstandaarden. De coördinatie wordt gedaan door een professioneel netwerk van onderwijsdeskundigen in een gedecentraliseerd systeem waarbij de lokale niveaus autonomie hebben en tevens verantwoordelijkheid nemen voor de uiteindelijke opbrengst. Om dit succesvol te kunnen doen, is er een goede structuur nodig voor ondersteuning vanuit de diverse niveaus. Een verantwoordelijke taak, maar zoals Henri Blinker in zijn interview aangeeft: Education is everyone’s business. Iedereen kan vanuit zijn eigen rol of positie een positieve bijdrage leveren aan de realisatie van deze droom. Uitgangspunt is telkens hoe het leren vanuit de verschillende niveaus optimaal kan worden. Als we hier allemaal in geloven en onze krachten bundelen, zal de bloem volop bloeien. Dan zullen er ook prachtige nieuwe bloemen ontstaan.
Hoe? Hans Lim A Po geeft een goede aanzet in zijn interview, waarin hij uitlegt dat het belangrijk is dat mensen positief betrokken zijn. Ze moeten bereid zijn buiten hun eigen kaders te denken en liefde voor leren uit te stralen. Door het creëren van een kritische massa zal het geheel van onderwijsvernieuwingen in gang gezet worden. Deze kritische massa werkt als krachtige motor om het onderwijsveld geleidelijk aan te vernieuwen. Deze massa, zo’n kerngroep, verspreidt zich als een olievlek over het onderwijsveld, waarbij een steeds grotere groep op een actieve en positieve manier een steentje bijdraagt aan de creatie van leerlinggericht en kindvriendelijk onderwijs in Suriname. Het proces van de totstandkoming van dit boek is daar een mooi voorbeeld van. Als je ergens in gelooft, kun je een heleboel dingen in beweging zetten. Maar de grote vraag blijft natuurlijk: hoe ziet dat onderwijs van de toekomst er uit? Hieronder volgen een aantal belangrijke elementen, die kenmerkend zijn voor een vernieuwend onderwijssysteem: 1. Leren is een levenslang proces. Een belangrijke basis wordt gelegd in de periode van de basisvorming voor 4 tot15 jarigen. Naast deze basisvorming biedt het systeem een breed scala aan verschillende vervolgmogelijkheden, zowel beroepsgericht als meer cognitief en academisch gerichte vorming.
2. De school van morgen biedt flexibele onderwijsprogramma’s, zodat elk kind zich kan ontwikkelen op basis van de individuele capaciteit. Niet elk kind is gelijk, maar wel gelijkwaardig.
3. Het leerlinggerichte en kindvriendelijke onderwijsprogramma geeft ruimte voor ontplooiing op allerlei gebied. Naast de cognitieve vakken is er onder andere aandacht voor creatieve vorming, sport, de belangrijke life-skills en persoonsontwikkeling. 4. Centrale doelen die aansluiten bij internationale richtlijnen en waarop een toetssysteem is afgestemd. Er is een uitgebreid systeem van kwaliteitsbewaking zowel binnen (kwaliteitszorg en zelfevaluatie) als buiten de school (onderwijsinspectie en schooldoorlichting). Elk van deze niveaus heeft specifieke verantwoordelijkheden om de kwaliteit te waarborgen. 5. Er is een professionaliseringsbeleid om te garanderen dat de leerkrachten en schoolleiders goed zijn voorbereid op hun taak om onderwijsleersituaties van goede kwaliteit te realiseren. 6. Er is een nationaal beleidskader dat richtinggevend en stimulerend is maar tegelijkertijd ruimte geeft voor de individuele schoolontwikkeling en -groei. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van de school en de daarmee samenhangende behoeften om kwaliteitsonderwijs te kunnen waarborgen. Er is een zekere mate van autonomie op schoolniveau waardoor er onafhankelijk beslissingen genomen kunnen worden om effectief op de specifieke situatie in te kunnen spelen. 7. Er is een breed netwerk van belanghebbenden, die allen een steentje bijdragen aan de realisatie van kwaliteitsonderwijs. Dit betekent nauwe betrokkenheid van onder meer ouders, de gemeenschap, charitatieve instellingen, ngo’s en donoren. 8. Er is een goede ondersteuningsstructuur op alle niveaus om de vernieuwingen te realiseren. Vernieuwing gaat vaak gepaard met angst, onzekerheid en een behoefte om ondersteund te worden. Hierin moet het systeem voorzien, zodat men optimaal kan functioneren.
9. Er is een wetgeving, die het recht op onderwijs voor alle kinderen beschermt en faciliteert. Daarnaast is er een belangrijk deel van de overheidsbegroting beschikbaar voor het onderwijs. Deze investering is gerechtvaardigd doordat het uiteindelijk een opbrengst van onschatbare waarde heeft: onafhankelijke burgers die zelfverzekerd vanuit hun eigen individuele kracht een positieve bijdrage leveren aan de samenleving van de toekomst. 10. Er zijn regelmatig reflectiemomenten op alle onderwijsniveaus om te bespreken hoe het gaat, successen te delen en moeilijkheden te analyseren. Het is een consultatief proces met betrokkenheid van alle betrokkenen om te zien of de koers die uitgestippeld is, voortgezet kan worden of bijsturing vereist. Onderwijsvernieuwing is een ingewikkeld proces. Er zijn veel krachten werkzaam. Deze krachten beïnvloeden mede de uiteindelijke resultaten. De sleutel voor succes is om in alle openheid en eerlijkheid samen te werken. Als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en helpt om deze droom te realiseren, dan is het eigenlijk al voor een groot deel gelukt. Iedereen kan een stap zetten. Het maakt dan niet uit hoe klein deze stap lijkt. Het zijn allemaal stappen in de richting die we willen gaan. Verandering kan niet vermeden worden. Maar bedenk dat verandering ons de mogelijkheid geeft om te vernieuwen. Het geeft ons een kans onze creativiteit te laten zien! Daarbij moeten we het geloof in eigen kunnen verder ontwikkelen. Iemand deed de treffende uitspraak: ‘In elke gemeenschap is werk te doen. Elk land heeft wonden die geheeld moeten worden. In elk hart ligt de kracht om dat te doen’. Als we allemaal de handen in elkaar slaan, hebben we een sterk vangnet gecreëerd. Daarmee kunnen we samen veilig bouwen aan de droom van kwaliteitsonderwijs voor alle kinderen in Suriname. 101
Tips en wetenswaardigheden - - - -
Website UNESCO www.unesco.org voor meer informatie over Education for All Website met informatie over de verschillende millenniumdoelen: www.milleniumdoelen.nl Meer informatie over kinderrechten op de site van Human Rights Education Associates: www.hrea.nl (in het Nederlands) Meer informatie over Caricom: www.caricom.org
De verschillende niveaus in het krachtenveld kunnen we ook als volgt weergeven:
len moeten geleidelijk aan een zekere mate van autonomie (zelfstandigheid in termen van bestuur, financiën, personeelsbeleid, onderwijskundige uitgangspunten) verkrijgen en scholen worden verantwoordelijk gesteld voor het behalen van vastgestelde nationale kwaliteitsstandaarden. Investeringen door de Surinaamse overheid in onderwijsvernieuwings- en verbeteringsplannen zijn daarbij van belang. Goede regelgeving en ondersteuning stellen scholen in staat het onderwijs kwalitatief te verbeteren.
Macro Het macroniveau: nano micro meso macro supra Nano
Het nanoniveau:
Nano is het kleinste maar wel een van de belangrijkste niveaus. Het heeft betrekking op het leerproces en de leerling. In dit boekwerk gaat het om het optimale leren. Dit vraagt om een leerlinggerichte benadering. Het gaat erom de ontwikkeling van de leerling tijdens de schoolloopbaan zo positief mogelijk te begeleiden. De leerling wordt toegerust met kennis, vaardigheden en attitudes. De eigen motivatie en het plezier in leren van de leerling stimuleren het leervermogen.
Micro Het microniveau: 102
In de klas vindt het leren plaats. We spreken over het microniveau. Hier is er een wisselwerking tussen leerling(en) en leerkrachten. Dit alles is gericht op een zo optimaal mogelijk leerproces. De leerkracht is hierin heel belangrijk! Het onderwijs besteedt daartoe onder andere aandacht aan het volgen van leerlingen (leerlingvolgsysteem), aan differentiatie (omgaan met verschillen) en aan zorg voor opvallende leerlingen (zorgverbreding). Het biedt hulp aan kinderen die om een of andere reden achterlopen of voorop lopen met de leerstof.
Meso Het mesoniveau: Wanneer we een stap hoger gaan komen we bij het mesoniveau. Dit is het niveau van de school. Scho-
Dit is het niveau van het onderwijsbestel: het geheel van organen, instanties, voorzieningen en regels dat het niveau van de individuele schoolorganisatie overstijgt, en expliciet is gericht op de functionering, de ontwikkeling en het voortbestaan van het onderwijs. Hiertoe behoren het wettelijk geregelde kader voor het schoolwezen, de zorgstructuur met ondersteunende begeleidingsdiensten, de leermiddelenproductie, de inspectie, de ontwikkelingsdienst, het examenbureau, de beleids-, overleg- en adviesorganen en vertegenwoordigende organisaties van onderwijsgevenden, schoolbesturen, vakbonden, leerkrachten en ouders van leerlingen. Een effectiever, efficiënter en rechtvaardiger onderwijssysteem, dat gelijke kansen biedt aan iedereen, een internationaal concurrerende beroepsbevolking en een onderwijssysteem dat dienstbaar is aan duurzame ontwikkelingen en diensten aanbiedt die voldoen aan vastgestelde kwaliteitsstandaarden.
Supra
Het supraniveau:
Het supraniveau overstijgt het landelijke niveau. De samenwerking op educatief gebied met internationale en regionale ontwikkelingspartners (Caricom, Unesco, Unicef, IDB, UNDP, enzovoort) evenals bilaterale relaties met Nederland, België (VVOB), China, Brazilië, India en andere daarvoor in aanmerking komende landen. Suriname heeft verschillende verdragen getekend dan wel geratificeerd: Special Needs Education (Access and Quality, Salamanca, Spanje, 1994), Education for All (Dakar), het Kinderrechtenverdrag en de Millenniumdoelstellingen.
Interview Humphrey Bendt
Integer leiderschap leidt tot goede dingen Mijn droom is leiders te vormen die de juiste drive ontwikkelen bij zichzelf en bij anderen. Dat zal moeten gebeuren met de mensen die er al zijn. Die kun je motiveren om aan hun persoonlijke leiderschap te werken en om voor zichzelf en voor hun organisatie een visie te ontwikkelen. Leiders kun je niet maken, zij maken zichzelf. We kunnen ze alleen maar stimuleren, door hen bewust te maken van het belang van hun rol. Dan kunnen ze zelf het inzicht krijgen om dingen anders aan te pakken.
Dat is een wezenlijke vraag. We hebben met z’n allen een collectieve verantwoordelijkheid. Het gaat er niet om leerkrachten overboord te zetten. Het gaat erom processen op gang te brengen en modellen te ontwikkelen die gericht zijn op verandering. Daarbij speelt niet alleen kennis een rol maar ook een veelzijdige ontwikkeling. Daarom hebben we programma’s nodig voor de schoolleiders om te werken aan die veelzijdige onderwijspraktijk, met begeleiders en een stimulerend beoordelings- en beloningssysteem.
In ons land is er sprake van een machtscultuur. Daar moeten we Humphrey Bendt, directeur Bendt Consultancy & Training Ik herhaal: Leiders kun je niet mavan af. Als macht als belangrijk ken - zij maken zichzelf. But we gezien wordt, willen mensen meer macht en invloed voor zichzelf. Wat doe je met een egoïstische have to give them the push. Anders blijven we draaien in dezelfde vicieuze cirkel. We moeten ze klaarmaken, de ideeën bijbrengen cultuur, terwijl we het moeten hebben van samenwerken? en dan zullen ze vanzelf naar voren treden op een goede Het onderwijs heeft een beLeiders moeten zichzelf maken, manier. In een andere manier langrijke rol in het proces but we have to give them the push. geloof ik niet. Werken aan van de omslag naar modern Wanneer mensen werken aan persoonlijk leiderschap en investeren in het leiderleiderschap. Daar moet het schap van beginnen, in de school. Op heeft dat direct positieve invloed de leidingtwee fronten tegelijk kungevenden in nen we werken: de overheid en de school. De overheid kan beginnen met meer geld in het samenleving en onderwijs, dat is waar ik voor sta. onderwijs te stoppen. Maar: hoe kan de overheid verandering en Je zult zien dat het lukt: we gaan fundamentele vernieuwing stimuleren als zij zelf niet verandert en vernieuwt? vooruitgang boeken! Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
103
125
Daniël Djojoatmo
Vernieuwen is:
dromen én durven, denken, doen én doorzetten
6
Onze grootste angst is niet dat we onvolmaakt zijn. Onze grootste angst is dat we mateloos krachtig zijn. Het is ons licht, niet onze schaduw, die ons het meest beangstigt. Wij vragen ons af: wie ben ik om briljant te zijn, prachtig, talentvol, fantastisch? Maar wie ben jij om dat niet te zijn? Nelson Mandela Vernieuwen is dromen en (be)denken. Maar vooral ook durven dóén. De rode draad in dit boek is: uitgaan van datgene dat het leren van de leerling(en) optimaliseert. Het leren staat dus centraal. Elke speler heeft daarin zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. In het spel van onderwijsvernieuwing zijn alle spelers nodig! Onderwijs vernieuwen gaat niet van de ene op de andere dag. Dat weten we allemaal. Gelukkig hoeven we het ook niet moeilijker en ingewikkelder te maken dan het al is. Belangrijk zijn wel de nieuwste inzichten die duidelijk aantonen dat er alleen sprake is van onderwijsverbetering of -vernieuwing als de leerkracht voldoende speelruimte krijgt om in het dagelijkse gebeuren een nieuwe aanpak uit te proberen en toe te passen. De leerkracht is een onmisbare schakel bij kwaliteitsverbetering van het onderwijs. De invulling van onderwijsvernieuwingen varieert van het kopiëren van succesvoorbeelden tot radicale experimenten zoals het elfjarige basisonderwijs. Kenmerkend is dat er niet tot in details uitgewerkte blauwdrukken worden ontworpen en dat onderwijsvernieuwingen juist van onderuit (bottom-up) ontwikkeld worden. Michael Fullan zegt het zo: ‘Bij vernieuwingsprocessen is er niet één oplossing. Ontwerp eigen theorieën en acties door
een kritische consument te zijn’ (Fullan 1992). En ‘Verandering is geen blauwdruk, maar een reis.’ Fullan benadrukt dat vernieuwingen niet kunnen worden opgelegd (top-down), omdat mensen niet veranderd willen worden door een ander maar zélf willen veranderen. Hij stelt ook dat er sprake moet zijn van een balans bij vernieuwingen van zogenoemde pressure (bedoeld wordt sturing vanuit de overheid), als support (ondersteuning op de werkvloer). De belangrijkste spelers in onderwijsvernieuwing zijn de leerlingen en de leerkrachten. Zij moeten betrokken worden en ruimte krijgen om medeontwerper te zijn van vernieuwingen in plaats van hun de rol te geven van uitsluitend uitvoerder. Daarom is het belangrijk onze scholen bij hun initiatieven aan te moedigen met geld en ondersteuning. Het lijkt misschien een droom: dat scholen zichzelf gaan verbeteren, vernieuwen en zelfs innoveren. Maar wij zien in de verschillende Surinaamse pilots dat het niet bij dromen hoeft te blijven. Leerkrachten leven mee met hun leerlingen en willen terecht serieus genomen worden bij onderwijsvernieuwingen. In dit laatste hoofdstuk leggen we het accent op vernieuwen. En we stellen: vernieuwen is dromen én durven, denken, doen én doorzetten!
105
De droom Enkele dagen later staat er een groot artikel op de voorpagina van een dagblad. Meneer Sweet en zijn leerkrachten pronken op een foto. Op de achtergrond zie je hun pas opgeknapte schoolgebouw. We zijn trots op de positieve berichten in de media.
Verbeter de wereld en begin met het onderwijs!
106
Verbetering van de wereld lijkt ver weg en is toch tegelijkertijd dichtbij. ‘We zijn blij’, zegt meneer Sweet, schoolhoofd van de Kolibrieschool in Paramaribo. ‘Het onderwijs stond jarenlang negatief in de belangstelling, maar ik mag vertellen dat we de laatste jaren keihard gewerkt hebben en vooruitgang hebben geboekt.’ Het is te zien op zijn school. Het erf is keurig opgeknapt, ouders hebben speeltoestellen gemaakt en de overheid heeft de school ondersteund bij het renoveren en uitbreiden van het gebouw. ’We zijn er nog niet helemaal’, zegt juf Naomi. ‘Maar het begin is gemaakt.’ Elke dag bezoekt de toekomst onze klaslokalen: de kinderen, de jeugd. Zij zijn straks onze toekomstige leiders, bejaardenverzorgers, piloten, artsen, juristen, monteurs, straatvegers en... onderwijzers. De overheid en de samenleving worden zich steeds meer
bewust van het belang van het onderwijs voor een betere wereld. ‘Ik ben blij dat we eindelijk in een positieve spiraal terecht zijn gekomen. Onderwijs is ontwikkeling. Dat is belangrijk voor alle jonge mensen in ons land. Hun ontwikkeling, hun kritischer en bewuster denken kan ons helpen om in de toekomst een betere wereld op te bouwen’, zegt juf Wendy. Zij werkt al ruim dertig jaar op deze school en ze heeft de afgelopen jaren veel meege-
maakt. ‘Door ons denken te richten op dingen die we willen, die we wensen, trekken we dit ook naar ons toe. In iedere situatie kun je een voorbeeld zijn door te werken aan wat je wel wilt in plaats van wat je niet wilt, of het nu in de organisatie is waar je werkt (klas, school, kantoor, enzovoorts) of thuis. Elke dag de toekomst in je klas te mogen begroeten, is werkelijk een geschenk.’ ‘De wereld verbeteren’, dit klinkt bijzonder raar of op zijn
minst een beetje gek. Toch is dit helemaal niet zo gek als het lijkt. In het onderwijs heeft iedereen, leerlingen, leerkrachten, schoolleiders en medewerkers op het ministerie, een belangrijke rol toebedeeld gekregen in het helpen aan de verbetering van de wereld. Leerlingen die zich goed voelen, die met plezier naar school gaan, zullen op een goede manier in het leven staan en op hun beurt in de toekomst een belangrijke bijdrage aan de maatschappij, aan de wereld, kunnen leveren. De teamleden van de Kolibrieschool zijn verheugd. Tegelijkertijd zijn ze ook kritisch. Het begin is gemaakt, maar ze willen meer. Ze willen uiteindelijk dat het beroep van leerkracht zijn erkenning in de maatschappij terugkrijgt en positief gewaardeerd wordt. ‘Wij doen ertoe’, vervolgt schoolhoofd Sweet. ‘En het wordt tijd dat we dat allemaal gaan inzien!’
Interview Henri Blinker
Education is everyone’s business Onderwijs is het mechanisme om duurzame ontwikkeling op gang te brengen. Dat betekent dat ondewijs in feite iets is om mensen bepaalde kennis en vaardigheden bij te brengen. Op deze manier worden mensen in staat gesteld zo goed mogelijk te participeren in de maatschappij. Willen we dit bereiken, dan zullen we hier allemaal aan moeten werken, ieder op zijn eigen niveau van leerling, ouder, leerkracht tot overheid.
Henri Blinker, voorzitter Federale Instellingen Bijz. Onderwijs Suriname
De rol van het onderwijs is te laten zien dat er samenhang is tus- een breed wereldbeeld te hebben. Ons land heeft de wereld veel sen datgene wat je leert en wat je ermee kunt. Goed doordachte te bieden: landbouw, mijnbouw en een opkomende toeristische leerroutes kunnen leerlingen vormen op weg naar de juiste plek industrie. Wanneer de globalisering een grotere rol gaat spelen in het beroepsleven. Samenwerking met het beroepsveld is daar- in ons denken, kunnen we verantwoorde keuzes maken, bijvoorvoor een eerste voorwaarde. De competenties zou je uit het beeld op het gebied van de handel, de politiek en het onderberoepsveld kunnen halen en in de scholen moeten brengen. Dat wijs. Het voorbeeld van Singapore vind ik mooi. Hier is duidelijk gekozen voor de handel, de betekent een hele kanteling economie en ICT, that’s it. Dat in het curriculum. Breng het Onderwijs is hét mechanisme om duurzame betekent dat Singapore alles beroepsleven en de maatschapop alles zet om dat te bereipij in de school, zodat leerlinontwikkeling op gang te brengen ken. Mijn advies voor Suriname gen beter zijn toegerust als ze is: maak duidelijke keuzes voor gaan werken. Het onderwijs kan dan ook beter inspelen op veranderingen in het beroepsveld bijvoorbeeld economisch beleid en ga ervoor. Op deze manier weet iedereen welke richting we opgaan en welke kennis en vaaren de leerstof goed up-to-date houden. digheden (competenties) nodig zijn. Als we zoveel mogelijk parOverleg met de mensen in het onderwijs. Geef ze medezeggen- tijen betrekken, zoals de overheid, het ministerie van onderwijs, schap en ook medeverantwoordelijkheid. Dan kunnen echt af- het bedrijfsleven, de ouders en de studenten, kunnen we genoeg spraken gemaakt worden, resultaten vastgesteld en mensen draagvlak creëren om vernieuwing en verbetering te bereiken. aangesproken worden op hun verantwoordelijkheden. Wanneer scholen een bepaald eigen bedrag krijgen dat ze mo- Onder competentiegericht onderwijs versta ik dat het onderwijs gen besteden aan dingen die zij belangrijk vinden op school, dan zo vormgegeven is dat alle belangrijke competenties die nodig creëer je betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel. Op deze zijn in het leven hierin een plaats hebben. Hiervoor is het zaak manier is het niet een kwestie van ‘De overheid geeft geld en de dat we weten welke competenties precies nodig zijn om goed te leerkracht doet wat hij wil in de klas’. Nee, dan is er sprake van functioneren in de huidige en toekomstige maatschappij. Deze een stukje ownership, (eigenaarschap), zodat we effectiever en kun je dan inbouwen in het curriculum. Hiermee bereik je samenhang tussen achtergrondinformatie, leerstof en echte praktijk. sneller kunnen werken aan de broodnodige verbetering. Het is voor een land belangrijk om goede arbeidskrachten met Dit betekent dan ook een stuk veldwerk. Leerlingen leveren dan in hun schooltijd al een substantiële bijdrage aan community development doordat ze bijvoorbeeld iets doen voor bejaarden, kindertehuizen en doordat ze betrokken worden bij de organisatie van naschoolse activiteiten. Kortom: de school moet als ‘leerfabriek’ meer uit haar isolement gehaald worden en meer gekoppeld worden aan de gevraagde competenties in het maatschappelijk gebeuren en de arbeidsmarkt. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
107
Uit de districten Ik wens... ...dat alle scholen accomodaties hebben waar de kinderen zich kunnen ontspannen. Dus recreatiemogelijkheden waar de kinderen zich kunnen uitleven, anders dan de hele dag in de klas te zitten en niet te bewegen. ( Agnes Ritfeld, Paramaribo)
...dat er meer waardering komt voor het speciaal onderwijs (wet- en regelgeving). (Lisette Slengard-Gravenberch, Paramaribo)
...dat alle leerkrachten zich inzetten om het beste te halen uit alle leerlingen. (Olivia Domini, Marowijne)
...dat overal waar je komt, je met blijdschap je werk kan doen. (Lugard J. M., Brokopondo)
...dat we leerlingen zien als een geheel, als een totaal mens met al zijn kwaliteiten. Nieuw onderwijs is onderwijs waarbij de nieuwsgierigheid wordt aangewakkerd om te leren, om te weten. Geloof me - ook al zijn de omstandigheden niet altijd gunstig: het leren gaat echt een stuk gemakkelijker als we onderwijs verzorgen met een lach, met aandacht en met liefde. Daar draait het om. Stel je hebt niets te geven, maar je kunt wel zeggen: ‘Weet je wat een prachtmens je bent, weet je hoeveel ik van je hou?’ Wat denk je dat die ander dan ontvangt? (Margo Kramp, Paramaribo)
108
...een goede samenwerking tussen de ouders, leerlingen en leerkracht. De ouders moeten zich betrokken voelen in het onderwijsgebeuren van hun kinderen. (Marlies Obergh-Boëtius, Marowijne)
...tweetalig onderwijs voor hen die in het binnenland gaan (voor de kleuters die het Nederlands niet machtig zijn), zo kunnen de leerkrachten optimaal werken met de kinderen. (Greta Pané-Kiba, Marowijne)
...dat de leerkrachten ook met onhandelbare kinderen kunnen werken en alle geduld hebben. (Olga Mersing ‘juf Olly’, Marowijne)
...dat leerkrachten steeds bijgeschoold worden omdat alles zo snel om ons heen verandert. (Kaylash Sitaram, Wanica)
...goed onderwijs voor een ieder om succes te hebben in je latere leven. Er moet geen onderscheid zijn in de kwaliteit van leerkrachten. Daarom is het nodig dat je altijd je best doet in alles wat je doet. (Mack Poeketie, Sipaliwini)
...dat begeleiders vanuit het Minov actiever participeren en beter gesteund worden door de overheid om het onderwijsveld te motiveren en te stimuleren. (Sharda Chotoe, Paramaribo)
...dat er klassen zijn met niet meer dan 25 leerlingen. (Glenn Lugard, Sipaliwini) ...verandering in een betekenisvol en haalbaar curriculum; de waardering naar de leerlingen veranderen. (A. Pawironadi, Saramacca)
...dat er meer studiemogelijkheden voor alle leerkrachten via internet zijn. (Annette Jabini, Sipaliwini) ...dat we de leerkrachten waarderen en ze tegemoet komen, bijvoorbeeld in huisvesting, dat ze zonder hoofdpijn hun werk moeten doen. Dan geven ze gemotiveerder les. (Chequita Boldewijn, Sipaliwini)
...een onderwijssysteem dat kinderen vormt, zodanig dat zij zich verbonden voelen met zichzelf, de natuur en medemens. Wat kinderen leert om samen te werken en harmonische uitwisseling met hun omgeving stimuleert. (Natascha Neus, Para)
...dat het zitten blijven wordt afgeschaft, door ervoor te zorgen dat er een goede opvang is voor de trage leerlingen. (Melitha Overman, Para)
...omschakeling van klassikaal onderwijs naar leerlinggericht onderwijs. (Ilse Goedhoop, Saramacca)
...dat we investeren in het Surinaams kind. (Shirley Lum Chou, Commewijne) ...dat het onderwijs ook moet meegaan met de moderne technologische ontwikkeling. (Augusta Kasiman, Commewijne)
...dat we ons onderwijssysteem afstemmen op de ontwikkelingen in de wereld, moderniseren (Carmelita Fereira, Nickerie)
...dat er meer beurzen en schenkingen, studieuitkeringen gegeven worden aan kinderen. Sportactiviteiten moeten meer gestimuleerd worden in het onderwijs. (Anne-Rita Lingers, Commewijne)
...dat alle studenten in Suriname van het recht op onderwijs kunnen genieten. (Florence Nelzon, Brokopondo)
...dat de overheid beter weet waarover het gaat, dan kan ze op een goede manier beleid maken. (Hilmar, Wanica)
...dat kwaliteitszorg gegarandeerd moet zijn. (Myra Cruden, Coronie)
...dat mensen enthousiast en gemotiveerd raken, en dat ze een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van ons land. (Melissah Tirtopawiro, Wanica)
...dat onze leerkrachten hun best doen om goede resultaten te boeken en dat ze kindvriendelijk te werk gaan. (Robbie Weimans, Brokopondo)
...dat de leerkrachten regelmatig getraind worden. (Wilma Pawiroastro, Commewijne)
...computeronderwijs: geen luxe meer maar een must. (Ingrid Karta-Bink, Commewijne)
...dat er genoeg leerkrachten op school in het binnenland zijn om uitvallers te vervangen. (Elizabeth Bodoe, Brokopondo)
109
Dromen én durven Dromen over beter onderwijs. Verder durven kijken dan je eigen grenzen. Tijdens het bijna tweejarige proces dat leidde tot de totstandkoming van deze publicatie mochten wij veel dromen horen van de deelnemers uit alle districten. Iedereen wil beter, aantrekkelijker en effectiever onderwijs in het land. We zijn ervan overtuigd dat onderwijsvernieuwing alleen kan slagen als we weten wát deze droom is. Dit project probeert hiertoe een positieve aanzet te geven. Ons motto is heel duidelijk: eerst geloven en dan zien! En niet omgekeerd. Henry Ford zei eens: ‘Of je nu denkt het te kunnen, of je denkt het niet te kunnen, je hebt altijd gelijk’. Vertrouwen in eigen kunnen, zoals Eddy Jharap dat uitlegt in een van onze interviews, is daarom heel belangrijk in alle situaties. Er ís een gezamenlijke droom voor onderwijsvernieuwing in Suriname: kwaliteitsvol onderwijs met gemotiveerde leerkrachten waar de leerling en het leren centraal staan. Maar dan wel voldoende ondersteund door de overheid en de samenleving. Samen zijn we immers sterk. We kunnen het niet alleen.
110
Wij willen het motto meegeven: Gelóóf in de vernieuwing en richt je energie erop. Wanneer we allemaal die positieve droom hebben over onderwijs waarin we kunnen geloven, zullen we deze droom ook samen verwezenlijken. We zullen het dan daadwerkelijk zien. Vanuit het zien ontstaat een visie. Zorg voor een visie waar iedereen achterstaat. Deze ontstaat wanneer we in het vernieuwingsproces ruimte maken voor dialoog. Luister naar het onderwijsveld en geef mensen de gelegenheid hun dromen kenbaar te maken aan elkaar, in de school, binnen de gemeenschap en de samenleving. En dan gebeurt er iets heel wonderbaarlijks: Als je het kunt zien of dromen, dan bestaat het al. Het proces van de totstandkoming van dit boek is het bewijs. Vernieuwingen werken effectiever als we het met elkaar eens zijn over de doelen
en de richting waarin deze veranderingen gaan. Uit onderzoek blijkt dat de sterkte van de aantrekkingskracht die een organisatie op een medewerker uitoefent voor een groot deel bepaald wordt door de gevoelde overeenstemming tussen de persoonlijke doelen en de (hogere) doelen of missie van de organisatie (Fullan 1983). Dit overlapgebied heet de shared values of de gedeelde waarden. Wanneer deze gedeelde waarden een groot gebied beslaan, voelen de betrokkenen zich een wezenlijk deel van de organisatie. Ze zijn gemotiveerd, omdat hun leven in de organisatie betekenis voor hen heeft. Als een groep mensen aan veranderingen begint, is het een vereiste om een goed idee te hebben over het waarom van deze verandering en om een goed beeld (een duidelijke visie) te hebben over waarheen deze veranderingen leiden. De leidinggevende zal samen met het team de motor vormen van het proces van vernieuwing. Het leiderschap is een belangrijke impuls om de vernieuwingen goed van de grond te krijgen. Daarnaast is inzet en specifieke deskundigheid nodig van alle betrokkenen.
Interview Archie Marshall
Laat duizend bloemen bloeien Hoe je iets kunt bereiken? Laat duizend bloemen bloeien en zeg niet: dit is de weg en zo moet het. Geef veel opties, geef veel mogelijkheden dan ontstaan er ook ideeën waar de mensen achter staan. Het is daarom goed zoveel mogelijk ideeën te verspreiden zonder mensen iets op te leggen. Dat is het principe van ‘Laat duizend bloemen bloeien’ en dan zullen de bloemen die het best in deze aarde passen natuurlijk het beste groeien. Die kunnen we dan verzamelen om ons onderwijs te definiëren en te verbeteren. Vorming is eigenlijk de ruimte geven aan jongeren zodat ze hun eigen vorm aan kunnen nemen. Ik geloof dat als de mens geboren wordt, hij niet als een leeg boek op deze aarde komt, maar toch wel al veel in zich heeft. Dan gaat hij zich ontwikkelen. Ontwikkelen betekent voor mij het weghalen van wikkels, zodat vanzelf diegene ontstaat die je in wezen al bent. Mensen worden geboren met een natuurlijke intelligentie. Je taak als opvoeder en leerkracht is om kinderen en jongeren de ruimte te geven om hun eigen vorm te ontwikkelen. Dit is iets wat ik echt belangrijk vind. Mijn ouders zijn altijd inspirerend voor mij geweest in de mogelijkheden die ze me gaven. Ze waren streng, maar tegelijkertijd ook vrij in hun denken. Ze lieten me mijn eigen keuzes maken en zeiden dat ik de vrijheid had te mogen kiezen. Dat heb ik sterk in hen bewonderd, omdat ze zelf niet zo zijn, maar dat wel aan hun kinderen meegaven.
Archie Marshall, directeur Instituut voor Opleiding Leraren (IOL)
Een goede leerkracht is niet alleen bezig met het bijbrengen van kennis maar richt zich ook op de gevoelens die in de klas aanwezig zijn. De goede leerkracht herkent dat een kind faalangst heeft, dat het kind teleurgesteld is die dag op school of met ruzie van huis is gekomen.
We besteden in de klas vaak alleen aandacht aan algemene emoties zoals rouwsituaties, maar hoe zit het met de ‘kleine verliezen’? Ik vind dat dit aspect nog te weinig meegegeven wordt in de vorming van de leerkracht. Op het Instituut voor de Opleiding van Geef veel opties, geef veel mogelijkheden Als kinderen hebben wij van Leraren (IOL) besteden wij daar dan ontstaan ideeën waar mensen achter staan onze ouders altijd deze ruimte meer aandacht aan. Wij werken gekregen. Hierdoor gaven zij al met modules zoals persooniets aan ons mee wat ze zelf niet hadden. Ik denk dat ik mijn ou- lijke effectiviteit. Hierbij gaat het om jezelf te leren kennen, om te ders daar het meest in heb bewonderd. Verder heb ik veel goede gaan met gevoelens en om negatieve emoties en gevoelens om leerkrachten gehad, die een mooie levenshouding hadden. In hun te zetten in positieve. Dat kan je beïnvloeden als leerkracht en je lessen wezen zij mij op de belangrijke dingen in het leven en za- kunt het kind daarbij helpen. gen mij niet als een vat dat ze met kennis moesten volgieten. Het omzetten van belemmerende energieën naar constructieve, Het nieuwe leren gaat om je houding, je gedrag. Kennis en vaar- zorgt dat de ontwikkeling verder kan gaan. Ik zou willen eindigen digheid staan in dienst ervan, niet omgekeerd. Je bent hier uit- met waar ik begon: ‘Laat duizend bloemen bloeien’. Geef mensen eindelijk, maar dat is mijn opvatting, om in die fysieke materiële kansen en mogelijkheden. Neem de illusie van verkeerde ideeën wereld ervaringen op te doen, om spiritueel te groeien. En het weg. Er bestaan geen verkeerde ideeën, er bestaan alleen dingen andere is dus in dienst van en niet omgekeerd. die je op dit moment niet kunt uitvoeren of die niet verstandig zijn om nu uit te voeren, terwijl het Geef leerlingen de ruimte om zelf te ervaren waarom dingen zijn geen fout idee is. zoals ze zijn en hoe ze met hun handelingen daarop kunnen inspe- Geef de mensen de kans en de ruimte om met len. Ze zijn zoekende naar hun grenzen en hun mogelijkheden. ideeën te komen, zodat bloei en groei mogelijk is. Voor meer zicht op dit interview: zie dvd
111
Denken Vanuit het durven dromen en het zien van de verandering start het bedenken. Plannen maken samen met anderen. Kijken we naar de visie, de planning, het draagvlak en de uitvoeringscapaciteit, dan kunnen we haalbare resultaten boeken. Innoveren - vernieuwen - is een leerproces. En leren is toch ook vaak een proces van vallen en weer opstaan... De vragen die centraal staan binnen het bedenken van het vernieuwingsproces zijn onder andere: 1. Waar willen we naartoe? 2. Waar staan we nu?
De gewenste situatie, de gedeelde visie De huidige situatie en de uitvoeringscapaciteit
En misschien de belangrijkste vraag: 3. Hoe willen we dit bereiken?
De strategie, de aanpak, het plan
En dit alles binnen een realistische, haalbare context en tijdsduur.
Daarom moet er veel aandacht worden besteed aan de fase van voorbereiding, omdat: - - - -
Waar we vaak nog te weinig aandacht aan besteden, is de fase van voorbereiding. In deze fase peilt men als het ware het eigen vermogen, ook op het vlak van de nodige basiskennis, om te kunnen starten. Want vooral voldoende uitvoeringscapaciteit en basiskennis dragen bij aan het welslagen van het vernieuwingstraject. Dit is een belangrijke lesson learnt vanuit de Surinaamse pilotervaringen.
112
Ook dient er aandacht te zijn voor de focus op het proces van verandering. Dit punt wordt vaak verwaarloosd. Gaat men uit van een probleemgerichte benadering, dan kijkt men naar wat nu niet goed is en hoe dit veranderd kan worden. Het gevaar is dat we lapmiddelen gebruiken om hiaten of tekorten op te vullen. Helaas is deze aanpak nog vaak in gebruik. Gaat men echter meer uit van een oplossingsgerichte benadering, dan kijkt men meer naar wat mogelijk is. De focus van de benadering bepaalt dan vervolgens de keuze van activiteiten die in het innovatieproces genomen zullen worden. Het proces van verandering krijgt hiermee een positieve inslag.
-
mensen het voordeel van een vernieuwing voor zichzelf moeten kunnen begrijpen de vernieuwing moet passen binnen de belevingswereld van diegenen die het zouden kunnen gaan gebruiken de mensen die het zouden kunnen gaan gebruiken de vernieuwing moeten zien als iets dat zij niet moeilijk vinden de mensen die het zouden kunnen gaan gebruiken het idee moeten hebben dat zij de vernieuwing kunnen uitproberen zonder dat zij veel investeringen in geld en/of tijd erin hoeven te steken en als iemand vernieuwing toepast, anderen dat moeten kunnen zien (vertaald naar Rogers 1995).
Wanneer we goed zicht krijgen op de visie en het vermogen binnen een realistisch opgevat tijdsperspectief, komt het erop aan een geschikte strategie te vinden om de innovatie op gang te brengen. Men kijkt of een benadering gekozen wordt waarbij vanaf de werkvloer gewerkt wordt (bottom-up), een benadering waarbij de overheid stuurt (top-down) of nog beter een combinatie hiervan toegepast wordt. Huidige vernieuwingsprocessen - en ook de LEARN-ervaringen - laten zien dat ook een innovatieproces met aandacht voor betrokkenheid en welbevinden van alle stakeholders een betere garantie geeft voor duurzaamheid. Er dient als het ware een goede afstemming te zijn tussen het macro- (de overheid en belangrijke betrokkenen), meso- (de school) en microniveau (de leerkracht). De uiteindelijke innovatie vindt plaats in het leerproces op microniveau, in de klas, tussen leerkracht, leerling en omgeving. Daar ligt ook de noodzaak tot vernieuwing en verbetering: het bieden van voldoende kansen tot ontwikkeling aan de leerlingen.
Iedere betrokkene bij de onderwijs- of organisatievernieuwingen levert een persoonlijke bijdrage om deze te laten slagen. Het eigenaarschap voor verandering is op alle niveaus van belang. Dit bereik je door de spelers serieus te nemen, te laten participeren op beslissingsniveau, door realistische haalbare plannen te ontwikkelen en door verantwoordelijkheid te geven. Vernieuwen = succes + succes + succes. Het vormgeven van onderwijsvernieuwingen kost tijd. Te grote stappen maken en te veel in één keer doen werkt niet. De grote doelstellingen in overzichtelijke en kleine stappen zetten, draagt bij aan het behalen van successen. Deze stappen kunnen in een actieplan worden opgenomen en telkens als een doelstelling is bereikt, is er resultaat. Zowel kleine als grote successen stimuleren het vernieuwingsproces. Vandaar dat het ook belangrijk is om iedere gezette stap te belichten en samen met collega’s te ‘vieren’. In de schoolsituatie bijvoorbeeld, betekent de verandering van leerstofgericht onderwijs naar kindvriendelijk en leerlinggericht onderwijs een verandering in de structuur van de lessen en in de cultuur op de school. Het is daarom goed om deze vernieuwingen concreet te vertalen in kleine, kortlopende activiteiten. Activiteiten die elkaar opvolgen en die nauw aansluiten bij ontwikkelingen die al plaats vinden in het team. Dergelijke activiteiten kunnen in betrekkelijk korte tijd gebeuren en kunnen daardoor al snel tot een succes leiden, zonder dat meteen het hoofddoel is bereikt. Het bereiken van deze kleinere doelen stimuleert betrokkenen om door te gaan en het daagt andere collega’s uit om zelf ook nieuwe acties uit te proberen. De succeservaringen stapelen zich op en zorgen daadwerkelijk voor vernieuwingsprocessen in de school.
Doen Durven dromen en plannen bedenken hoe deze droom te verwezenlijken is één, maar om tot werkelijke uitvoering te komen is iets anders. Vaak blijven goede plannen te lang in de la liggen. Geen onderwijsvernieuwing of -verbetering zonder actie. Onderwijsvernieuwing begint niet morgen maar NU. Vandaag! Het is ook een kwestie van gewoon DOEN zegt Fullan (Fullan 1992). Ook voor de onderwijsvernieuwers geldt: waar je echt in gelooft, brengt beweging, brengt actie. Zeker als het positief en gewild is. Plezier in werk en leven is de belangrijkste sleutel tot succes van vernieuwingsprocessen. Wanneer je plezier ervaart in je werk, trek je ook steeds meer ‘positievere’ (werk)situaties aan. Je straalt uit dat je het naar je zin hebt en dat zorgt ervoor dat collega’s zich aangetrokken voelen door jouw enthousiasme. Het lijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar plezier hebben in je werk, werkt echt! Een ander belangrijk inzicht is ‘richt je aandacht op wat goed gaat en op mensen die mee willen.’ Hans Lim a Po noemt dat in zijn interview: voldoende kritische massa halen om de omslag te kunnen maken. Bij elke vernieuwing zijn er vooruitlopers, trekkers, meelopers en tegenwerkers. Meestal is de laatste groep een kleine groep, zeker wanneer de vorige inzichten zoals het creëren van een positieve, gezamenlijke en gedragen droom toegepast worden. De weerstand die in elk veranderingsproces aanwezig is, is natuurlijk en hoort bij vernieuwingsprocessen. Leiderschap is een volgende kritische factor om mensen in beweging te krijgen. In hoofdstuk drie hebben we al het een en ander toegelicht. Zorg voor goed leiderschap bij leidinggevenden (en medewerkers). In het proces naar effectievere scholen nemen de leidinggevenden een sleutelpositie in. Dit leiding geven gaat verder dan het vragen naar resultaten en rapporten, want dat is in onze ogen meer het managen. Dit is belangrijk, maar ook leiderschap is nodig! Leiderschap is voor ons het in beweging zetten van mensen. De leidinggevende is echt geïnteresseerd in de mens achter de medewerker en ook achter de leerling. De leider weet hoe belangrijk het is om elkaar te kennen, om te weten wat een ieder in het team bezighoudt en drijft, wil er goed, open en eerlijk samengewerkt worden (vrije vertaling naar Zevenbergen 2008).
113
Het echt kennen van je team is een voorwaarde voor goede samenwerking. Een echte leidinggevende zoekt de gemeenschappelijke waarden in de organisatie, omdat hij weet dat dit de samenwerking en afstemming stimuleert. Hij heeft een duidelijke visie op effectief onderwijs en effectieve organisaties en draagt deze dagelijks uit door dit in zijn eigen handelen te laten zien. Een echte leidinggevende faciliteert, vergemakkelijkt het voor zijn teamleden om te werken in plaats van ze te controleren en ze lastig te vallen met formulieren, regels en procedures (Weggeman 2008). Deze leidinggevende let er uiteraard wel op dat zijn teamleden het doel in oog blijven houden en niet te veel zijwegen inslaan. Hij heeft vertrouwen in zijn teamleden en past zijn manier van leidinggeven aan het teamlid aan waar hij mee van doen heeft, terwijl hij uitgaat van de vraag ‘Hoe kan ik dit teamlid het beste dienen of helpen?’ Een echte leidinggevende inspireert en neemt positieve initiatieven. Hij vult een organisatie of school met energie, vaak alleen al door zijn aanwezigheid. Hij stuurt zijn organisatie of school aan met deze energie en vindt het niet altijd noodzakelijk vast te houden aan zijn hiërarchische positie. Een echte leidinggevende weet er te zijn op het juiste moment, niet daarvóór en ook niet daarna. Dat vraagt om een grote alertheid, een goede timing en de nodige bescheidenheid (Weggeman 2008). Tenslotte weet deze leidinggevende hoe teamleden eigenaar kunnen worden van het vernieuwingsproces. Hij weet dat dit een voorwaarde is om draagvlak te creëren. Werken met een vernieuwingsteam dat bijvoorbeeld bestaat uit het schoolhoofd en de zorg- en vernieuwingscoördinator draagt ook bij aan het realiseren van vernieuwingen. Op die manier wordt de verantwoordelijkheid samen gedragen. Een vernieuwingsteam op het ministerie kan bijvoorbeeld bestaan uit een leidinggevende van een afdeling en twee medewerkers. Dit team zorgt ervoor dat de onderwijsvernieuwingen op de agenda komen te staan en dat iedereen actief betrokken wordt bij deze vernieuwingen. De
114
belangrijkste taak van het vernieuwingsteam is het knippen van de onderwijsvernieuwing in kleinere stukjes. Gezamenlijk kunnen dan de doelstellingen van de vernieuwing vertaald worden in concrete overzichtelijke stappen. Verder bewaken zij het proces en sturen bij daar waar nodig is. Creëer draagvlak, zorg voor eigenaarschap Leidinggevenden creëren gemakkelijk draagvlak, omdat zij aan co-creatie doen, creëren met andere teamleden, met ouders en zelfs met leerlingen. Zij zeggen niet ‘Ik creëer draagvlak’, zij doen dit gewoon. Zij laten dit zien in de manier waarop zij werken, namelijk door alle betrokkenen onderdeel te laten zijn van het vernieuwingsproces, van het creatieproces, door hen in workshops, gesprekken en overleggen hun ideeën te laten uiten en door deze ideeën concreet te verwerken. Draagvlak creëren, is niet iets dat is voorbehouden aan leidinggevenden, het is iets voor alle schoolteamleden, voor alle MINOV-medewerkers en voor alle ouders. Het gaat er bij draagvlak creëren om mensen in een vroeg stadium te betrekken bij ideeën, bij het maken van beleid of bij het beginnen met de onderwijsvernieuwingen in de school of op de afdeling. De vernieuwingsprocessen raken alle betrokkenen in de kern. Het betekent in veel situaties dat er ‘ander gedrag’ wordt verwacht van leerkrachten, schoolleiders, zorgcoördinatoren, vernieuwingsbegeleiders en MINOV-medewerkers, kortom, van iedereen! Medewerkers verwachten echte leiding te ontvangen van hun leidinggevenden. Maar verwachtingen leveren niet altijd de gewenste effecten op. Te hoge verwachtingen leiden vaak tot teleurstelling, of erger nog, tot heftige gevoelens en emoties naar elkaar toe. Belangrijk is dat iedereen die deelneemt aan vernieuwingsprocessen ook het eigen persoonlijke leiderschap in zichzelf aanspreekt en ontwikkelt. Dit houdt in dat een ieder de verantwoordelijkheid neemt voor het eigen handelen en dat een ieder zijn of haar prestaties niet van een ander afhankelijk maakt. Wanneer mensen zelf ideeën bedenken, zullen zij hier sneller achter staan dan wanneer zij deze ideeën van een ander horen. Ieder mens heeft een stukje waardering van eigen ideeën nodig. Wanneer plannen tot in de puntjes zijn uitgewerkt en mensen deze plannen slechts kunnen uitvoeren, zullen zij hier in veel gevallen niet veel voor voelen. Bij het vormgeven van vernieuwingsprocessen is het daarom goed om in een vroeg stadium mensen te betrekken en om alle betrokkenen de ruimte en verantwoordelijkheid te geven om op een effectieve eigen manier deze resultaten te bereiken. Het is aan de leidinggevende om de te bereiken resultaten in de organisatie of op de school weer te geven, om de kaders te scheppen waarbinnen de onderwijsvernieuwingen plaats moeten vinden en om alle teamleden zich eigenaar te laten voelen van (een deel van) het vernieuwingsproces.
Tot slot Onderwijsverandering hangt af van wat leerkrachten dóén en denken, het is zo simpel of moeilijk als dat. Er is geen schoolontwikkeling zonder leerkrachtontwikkeling. (Fullan 1992)
Doorzetten: JIJ bent belangrijk Wanneer mensen in beweging komen en de vernieuwing op gang komt, breekt een belangrijke volgende fase aan. Dat is de fase van volhouden en doorzetten. Vernieuwen en veranderen is een proces dat Fullan vergelijkt met een reis. Het is klimmen en soms weer dalen, af en toe rusten en rondkijken en... genieten. Veel vernieuwingsprocessen beginnen vol enthousiasme en goede hoop, maar lopen soms ook vast en stoppen. Juist in deze fase van doorzetten, is goed leiderschap belangrijk. Mensen blijvend motiveren, oor en oog hebben voor moeilijkheden. Maar ook successen ‘met elkaar vieren’ en vasthouden. Steeds een stap verder, met de intentie het met elkaar op te willen lossen. De top van de berg bereik je alleen door samen door te zetten (Fullan 2001). Het is duidelijk. In het gehele boek proberen we aan te geven dat elke speler belangrijk is om optimaal leren in de school mogelijk te maken. Allereerst de leerling zelf. Hij is verantwoordelijk en heeft een eigen leiderschap ten aanzien van het eigen leren. Betrek leerlingen en ouders bij de onderwijsvernieuwingen. Dan zul je zien dat dit veel sprankelende tips oplevert en gemotiveerde leerlingen die serieus worden genomen. De leerkracht en de ouders zijn de eerste betrokkenen bij het leerproces. Zij kunnen het verschil uitmaken tussen groeien of verdorren. Ook zij hebben een eigen zone van verantwoordelijkheid en leiderschap ten opzichte van de leerling. En ten slotte het leiderschap en de verantwoordelijkheid van de gemeenschap en de overheid. Ook zij kunnen ieder vanuit eigen positie het verschil uitmaken. De leerling en de leerkracht kunnen dat niet alleen. Jij, wie je ook bent, bent belangrijk. Willen we tot kwaliteitsvol onderwijs komen, dan kun JIJ het verschil uitmaken.
Echte verandering vindt pas plaats als de betrokkenen - de leerkrachten - de verandering begrijpen en zien dat het daardoor beter gaat in hun klas. Dat betekent dat er draagvlak gecreëerd moet worden bij de stakeholders: de schoolhoofden en hun teams. De motivatie moet vanuit het onderwijs zelf komen, dit kan door rekening te houden met het welbevinden en de betrokkenheid van deze teams. ‘Mensen kunnen niet veranderd worden door het alleen maar te zeggen.’ (Pascale 1990). Mensen moeten tijd krijgen om ervaringen op te doen, om zich zaken eigen te maken. Gedurende het proces worden de mensen steeds competenter. Niet alles moet strikt vastgelegd zijn. Dit is dodelijk voor het innovatieproces. Er moeten wel richtingen zijn aangegeven. Pogingen tot veranderen zullen een betere kans van slagen hebben als de mensen zelf betrokken worden in het vernieuwingsproces. Onderwijzen en leren is niet het hoofd vullen van een kind, maar het vuur aanwakkeren tot meer zelfwerkzaamheid en de verkenning van de eigen talenten. Dit zal optimaal verlopen als wij, volwassenen, de basisbehoeften van het kind ten volle respecteren. Die basisbehoeften zijn onvoorwaardelijke aanvaarding van de zelfstandigheid van het kind. Respect voor kinderen en hun behoeften wordt concreet uitgedrukt door het inrichten van een goed voorbereide en ontspannen leeromgeving. Die is voorzien van leerrijke materialen en een aanbod door een ouder of leerkracht, waaruit het kind vrij kan kiezen om datgene te doen waartoe zijn van binnenuit gestuurde ontwikkeling hem voortstuwt binnen een kader van spelregels en afbakening van de vrijheid van kinderen.
115
‘Het is wat leerkrachten denken, wat leerkrachten geloven en wat leerkrachten in de klas doen dat uiteindelijk dat onderwijs creëert dat onze leerlingen krijgen.’ (Kansanan 2000). Verandering is dus vooral het creëren van ‘een nieuw begrip’. Zodra er meer begrip is voor de verandering zal dit zijn effecten hebben op de houding van de leerkrachten. Er moet meer in termen nagedacht worden bij verandering wat het nu precies betekent voor de leerkracht en de leerling. (Ruddock 1998) Leerkrachten willen graag zorgen voor kinderen, ze houden van hun leerlingen. Ze willen een verschil maken. Onderwijs vernieuwen kan pas echt gebeuren vanuit het optimisme: ‘Ik geloof in jou!’
Tips en wetenswaardigheden -
-
-
116
-
-
De school is het centrum van de verandering; dit betekent dat externe vernieuwingen zich moeten aanpassen aan de situatie in de individuele scholen in plaats van er van uit te gaan dat scholen allemaal hetzelfde zijn. Vernieuwingen moeten niet meer van bovenaf (top-down) aan het onderwijs worden opgelegd, maar horen van onderaf (bottomup) samen met de scholen te worden ontwikkeld. Een systematische benadering van de verandering; onderwijsvernieuwing en schoolverbetering is een zorgvuldig te plannen en te managen proces dat een aantal jaren in beslag neemt De interne condities van de scholen zijn de belangrijkste focus van de verandering: de interne condities hebben niet alleen betrekking op de activiteiten van onderwijzen en leren in de school, maar ook op de procedures in de school, de taken en rollen en de middelen die het proces van onderwijzen en leren ondersteunen. Onderwijskundige doelen moeten zichtbaar worden gemaakt op school-, leerkracht- en leerlingniveau; zij geven de missie van de school weer. Dit wijst op de bredere definitie van de uitkomsten dan alleen gericht op leerresultaten. Scholen moeten ook werken aan meer algemene ontwikkelingsdoelen voor leerlingen, de professionele
-
-
ontwikkeling van leerkrachten en behoeften van de maatschappij. Ook al is de school het centrum van de verandering, de school staat niet op zichzelf. De school maakt deel uit van een onderwijskundig systeem waarvan de onderdelen goed moeten samengaan om een hoog kwaliteitsniveau te bereiken. Dit betekent dat de rollen van leerkrachten, schoolleiders, bestuurders, ouders, ondersteuners en beleidsmakers gedefinieerd moeten worden en dat zij zich moeten inspannen voor en committeren aan het proces van schoolvernieuwing en -verbetering. Een verandering is alleen succesvol wanneer deze onderdeel is geworden van het dagelijks leerkrachtgedrag en de procedures en structuren in de schoolorganisatie. De vernieuwing moet duurzaam zijn. Het doorlopen van de fasen adoptie en implementatie alleen, is hiervoor onvoldoende. Grootschalige vernieuwingen in het onderwijs zijn succesvoller naarmate er rekening wordt gehouden met de volgende zeven elementen op nationaal niveau: visie en doelen, standaarden, richtlijnen voor curriculum en gerelateerd materiaal, coherent beleid, een informatiesysteem om de vernieuwing te monitoren, financiën en bestuur en betrokkenheid van externe ondersteuning, en drie elementen op lokaal of schoolniveau: motivatie, capaciteit van leerkrachten, schoolleiding, en werksituatie.
Nawoord In juni 2007 startte dit bijzondere project dat allengs uitgroeide tot twee mooie inspirerende producten: deze publicatie en de bijhorende dvd. Ik ben erg onder de indruk van de prachtige dromen en de hoeveelheid suggesties die worden aangedragen voor het onderwijsveld. Onderwijs vernieuwen is inderdaad dromen én durven, maar zeker ook denken én doen! De opvattingen over beter en ander onderwijs, zoals in dit boek belicht, die zich afspelen rond de leerling en het leren, geven inspirerende richtingen aan de onderwijsvernieuwing die zo noodzakelijk is. Het zijn uiteindelijk zes interessante hoofdstukken geworden, waarbij de auteurs tot veel verbindingen zijn gekomen tussen droom en werkelijkheid. Ter inspiratie, oriëntatie en onderbouwing zien we citaten en prachtige uitspraken over het kind dat wij met zijn allen begeleiden op weg naar volwassenheid middels onderwijs, begeleiding en vorming Door de veranderingen die zich nu in de wereld voltrekken is de onderwijsvernieuwingdiscussie ook een maatschappelijke en politieke actualiteit geworden. Daarom is investering in ons onderwijs van groot belang. Ontwikkeling van onze toekomstige volwassenen is bijzonder bepalend voor de toekomst van ons land. Er is reeds veel in beweging gezet in het onderwijs. Een goede regie blijft hierbij belangrijk, zowel voor de bestaande activiteiten als de nieuwe activiteiten die geïntroduceerd zullen worden. Het leren van de leerling en de rol van de volwassenen (leerkrachten, ouders, de overheid) is de rode draad in het boek. De leerling is nieuwsgierig en wil van nature graag leren. De leerkracht biedt de leerlingen in een veilige leeromgeving houvast en structuur,zodat zij zich in alle rust kunnen ontwikkelen, respectvol met elkaar omgaan, het gevoel hebben dat zij welkom zijn en erbij horen. Dit geldt voor alle kinderen. Het welbevinden van leerlingen is een belangrijke basisbehoefte voor leren en benadrukt de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. Het laatste hoofdstuk gaat in op onderwijsvernieuwing. Vernieuwingen in onderwijs zullen gepaard moeten gaan met investeringen en onderzoek. De overheid kan hierin veel betekenen. Zij kan het verschil maken en ervoor zorgdragen dat de leerkracht voldoende speelruimte krijgt om vernieuwingen daadwerkelijk in de klas te realiseren. Zonder deze overheidssteun kunnen de nodige ontwikkelingen niet plaatsvinden. Wij onderschrijven het belang van een leven lang leren. Dit kan als de overheid en de onderwijsinstellingen bewust omgaan met de belangen van de leerling vanuit hun maatschappelijke en pedagogische opdracht. Dit is een dynamisch proces dat continu in beweging is, in alle openheid besproken en kritisch beoordeeld wordt. Alleen dan is het mogelijk om onderwijsvernieuwing op grote schaal te realiseren. Het vergt institutionele vernieuwing.
Het is waarschijnlijk voor het eerst in de geschiedenis dat in een boek zo nadrukkelijk een positief beeld is neergezet over de toekomst van ons onderwijs. Het is bijzonder dat er zovelen in ons land zo intensief en gezamenlijk hebben nagedacht over onderwijsvernieuwingen op het niveau van de leerling, de klas en de school. Het resultaat is een kleurrijke bundel ideeën, ervaringen en richtlijnen geworden, die een goede basis vormt voor wat hopelijk een stevige inhoudelijke discussie wordt over de noodzaak en richting van de onderwijsvernieuwingen. Ik hoop dat dit boek een belangrijke rol zal mogen vervullen in de discussie over het verder inhoudelijk vormgeven van de onderwijsvernieuwing en het -beleid door MINOV, het onderwijsveld en bestuurlijk Suriname. Het boek is een nieuw begin en startpunt van workshops, nascholing, kweekschoolversterking alsook een impuls voor de versterking van de MINOV-afdelingen. Wie geloof heeft in de toekomst van Suriname, heeft geloof in onze jeugd en dus in het stimuleren van de vele talenten die jaarlijks ons onderwijs volgen. Ik wil dit boek warm aanbevelen aan een ieder die hart heeft voor het onderwijs en onze toekomst. Maar, in het bijzonder de vele onderwijsgevenden die direct concrete ideeën kunnen uitwerken en overnemen uit het boek. Als we onze krachten bundelen, in elkaar geloven, samen durven dromen en samen durven doen, dan kan het resultaat alleen maar iets heel moois en waardevols opleveren voor de toekomst van ons land! 117
Ruben. O. S. Soetosenojo
waarnemend directeur Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling
Dankwoord Iets goeds komt vooral tot stand door iets goeds! Wij waarderen ieders inbreng en expertise Vanaf augustus 2007 kwam de initiatiefgroep MINOV/VVOB/UNICEF wekelijks bij elkaar: Henri Ori MINOV Liesbeth Roolvink UNICEF Loek Schoenmakers VVOB Met ondersteuning van: Loes Brijobhokun VVOB (financiën) Monique van Brussel UNICEF (logistiek) Saskia Plein VVOB (logistiek) De groep werd vanaf augustus 2008 uitgebreid met: Carl Beel VVOB Lilianne Hercules VVOB Dank voor ieders waardevolle bijdrage aan dit project Het transport werd gedurende de twee jaar veilig verzorgd door: Patty’s taxi Mahinder Moennalal en zijn chauffeurs en de UNICEFchauffeurs Jerry Maijpo en Ramnares Oedairadjsingh
Nog meer kwaliteit en samenhang dankzij tekstadvies van: Effendi Ketwaru en Els Moor. Jan Bongers wist met veel precizie de laatste fouten uit het manuscript te halen. Zij benaderden de volgende schrijvers: Ismene Krishnadath, Rappa en Marylin Simons Regelmatig en aan het einde van het schrijfproces werd er waardevolle feedback gegeven: Usha Adhin, M. Barrow, E. BoschmansValies, Henri Blinker, S. Hanoeman, Jhagroe, Hellen Hermelijn, Prya Hirasingh, Adiel Kallan André Kramp, E. Lang, Archie Marshall, Marchall, Ramdin, S. Tjin A Djie, S. Tjoe A On, Toendang, I. Tseng, Jan van den Akker, Jan Van Ewijk, Menno Valkenburg, Nico Vromant, Kees van der Wolf, Ton Wolf, minister MINOV E.T. Wolf, J. Zijler
Vijftien inspirerende Surinamers werden bezocht en geinterviewd en gaven hun waardevolle inzichten... Gerrit Barron Humprey Bendt Henri Blinker Carl Breeveld Walter Dwarskasingh Bert Eersteling Lilian Ferrier Eddy Jharap
André Kramp Archie Marshall Cynthia Mc Leod Marcel Meyer Allan Li Fo Sjoe Hans Lim A Po Cynthia Rozenblad
De organisatie van de presentatie en launch in Torarica werd uitgevoerd door: Tille van Horenbeeck en Hilke Meerman mmv dansschool Art Lab en Karin Refos (Stradius)
Veel typewerk werd verricht door: Myrthe Lionaris en Renie Sastropawiro bij het uitwerken van de vele interviews
Sunil Puljhun
118
Enthousiaste Kunstenaars waren meteen bereid pro deo mee te werken en hun werk Steve Ammersingh Pierre Bong A Jan Daniël Djojoatmo Sri Irodikromo Kurt Nahar Monique Nouh-Chaia (Adviseur Readytex) Marcel Pinas Sunil Puljhun George Struikelblok Jhunry Udenhout Michael Wong Loi Sing
Met onze fotograaf Luciën H. Chin A Foeng gingen we op bezoek bij de kunstenaars. Dankzij de professionele inbreng en de flexibliteit tijdens de vele bezoeken konden mooie foto’s gemaakt worden. Professioneel Camerawerk en de dvd-productie gebeurde door: Norman Deekman Camerawerk en montage: Norman Deekman Sergio Fong Tin Joen Byorn Hasselbaink Afd. schoolradio/schooltelevisie: Loes Trustfull en haar team
De trainers van de districtenworkshops wisten vele harten te raken: Sharda Ahmadali-Doekhie Schubert Asmowidjojo Edith Elizee-Tilon Iwan Ganga Hellen Hermelijn Prya Hirasingh Sheila Ketwaru Maggie Schmeitz Levina Schüller-de Lange Marja Themen-Sliggers Ria Verwey-Deley
Vormgeving en layout Graphoset: Benito Defares Harold Hoeseni Marion Hoeseni Druk: Quick O Print Glène Calor
Deelnemers district Paramaribo Usha Adhin, hoofd bureau Interne Betrekkingen Vanessa Alspeer, student CPI Annemarie Alvares-Linger, student CPI Peggy Aveloo, docent CPI Mirielle Bakboord, student ACI Mylia Barrow, Examenbureau K. Bell, wnd. schoolleider Vanessa Bidesie, Onderzoek en Planning Nicole Bijlhout, student SPI Sawitadewie Binda, docent SPI Evangeline Blackman-Dulder, docent vakdidactiek biologie Martha Blijd-Wasbloem, docent CPI Henri Blinker, vz. Fibos Yvonne Blokland, school maatschappelijk werkster Esmee Bosch-Valies, inspectie basisonderwijs Monique Brown, stafmedewerker MINOV JF. Chin-Chan-Sen, onderwijs inspectie Sharda Chotoe, Interne Vernieuwingsbegeleider o.s. Clevia A. Codrington-Sawat, leerkracht Meredith Creton, student SPI Sonya Debi, medewerker Unit Kwaliteitszorg, IOL docent Wilco Demon, onderdirecteur LTS4 Patricia van Eer, docent CPI Larenne Esajas, student SPI Sandra Ghisaidoobe, coördinator LRU S. Hanoeman, DR Paramaribo
Muriel Hoepel, inspectie basisonderwijs Tille Van Horenbeeck, vertegenwoordiger VVOB B. Hulsman, directeur TANA F. Hulsman-Jimidar, adj. directeur TANA Abigail Jonathas, student ACI Charity Kalloe, leerkracht Lilian Karg-Dankerlui, docent CPI Ricardo Kenswil, directeur RKBO Rewtie Khoesial, student SPI Murli Koemar, inspecteur Wilgo Koster, directeur Stibula Olvedo Kotzebue leerkracht Margo Kramp, directeur Stg. SUCET Susan Lall, student CPI Inez Landolf-Robinson, consulent-inspecteur Elaine Lang, Engels leerkracht ACI Sherida Linger-Refos, voorzitter Martha Pont Harriëtte Melcherts, voorzitter Buurt Ontw. Welgelegen Robby Morroy, opleidingscoördinator Naipal-Soerjbalie, onderdirecteur Shri Vishnu school Lucille Niamat, student SPI T. Oedit-Ramlal, schoolleider Orlando Philip, Co. stg. Albuflo Noëmi Pinas, student ACI Olivia Process, leerkracht BLSC Djadja Ramharakh, student SPI H. Ramnewash-Ashruf, schoolbegeleider E. Rellum-Gummels, schoolbegeleidster Regien Riedewald, Adek docent Agnes Ritfeld, management lid PCOS
Districtscommissarissen
Deelnemers district Saramacca
I. Esajas, Coronie M. Ghisaidoobe, Saramacca R. Landburg, Sipaliwini (Wrn. Par’bo Z-W) H. Pinas, Para V. Prijor, Brokopondo B. Shankar, Nickerie R. Strijk, Paramaribo N-O R. Soekarnsingh, Wanica H. Soekimo, Commewijne Th. Sondrejoe, Marowijne
Otmar Alberg, DR M. Amatdarso, leerkracht G. Baidjnath-Panday, leerkracht Sharita Bhugoea, leerkracht I. Chotkan, schoolleider Kolf Defares, gepensioneerde J.D. Duijm, schoolleider M. Gajadien, schoolleider Ilse Goedhoop, schoolleider S. Gopal, DR K. Kromokario, leerkracht M. Mertodikromo, leerkracht
Chequita Sandvliet, student ACI Sanmoeradja-Kromosemito, dir. L.A.Simons school Krishnanand Sardjoe, inspectie basis K. Sardjoe, onderwijs inspectie Bruce Sariredjo, juridische medewerker Hindori Sarodjeniedewie, student SPI Shurley Simons, inspectie VOJ Slengard-Gravenberch, inspecteur basisonderwijs Stichting Soertinem Lioe-Anjie, schoolleider OS Clevia Monique Somedjo-Goedar, inspecteur Sieglien Spier, project coördinator NVB Ellen Strang, coördinator Toetsen Cynthia de Switt, leerkracht M.L. Telgt, stg. Projecten, projectmedewerker Graciella Thijn, student CPI Letitia Tjen-A-Tak, projectmedewerker Ramona Tjou-Tam-Sim, leerkracht HW Tonawi, Onderwijs Inspectie Milton Top, inspecteur VOJ Van Samson, schoolbegeleidster Maureen Vreeswijk-van Bosse, docent Nederlands Anneke Vroom, docent CPI Vera Warning, leerkracht/progr. maker afd. Begeleiding MINOV Diana Wong-A-Pian, bestuursopzichter Commewijne. Daphne Yflaar, schoolradio medewerkster
N. Moesafir Hoesein, rayon inspecteur A. Pawironadi, hds H. Pawironadi, hoofd R. Pawironadi, leerkracht Marie Purperhart, schoolleider Viola Rambarran, leerkracht F. Resodikromo, leerkracht Wandana Römer, voorzitter oudercommissie Harold Rusland, ambtenaar W. Soewarto, schoolleider Herman Timmer, gepensioneerd hfd. insp. S. Varranah, h.k.l. R. Wongsokarijo, leerkracht
119
120
Deelnemers district Coronie
Deelnemers district Nickerie
Ch. Biffe, leerkracht kleuterschool Margo Blackson, leerkracht lagere school Myra Cruden, district secretaris Anneke Djopawiro, schoolhoofd lagere school Denise Doorson, leerkracht kleuterschool Rozanna Hasselbaink, schoolhoofd kleuter Mohamed Khodabaks, ambtenaar Cornelly Lord, leerkracht S. Luckson, leerkracht lagere school Gitana Plak, ondernemer N. Sylvester, leerkracht kleuterschool Gwendoline Udenhout, ambtenaar Lygia Vriesde, schoolhoofd lagere school Joan Wielzen, leerkracht VOJ Gisela Windzak, ambtenaar
E.D. Altenberg, leerkracht Tjen A Tak, Resorts Raadslid K. Chatta, directeur K. Chotoe-Sanchit, inspecteur VOJ R. Edwards, bestuursopzichter J. Emanuelson, resort leider Esseboom, B.O. Corantijn Polder L. Faverus, leerkracht C. Ferreira, DNA lid/O.S. Paradise Nanda Gokoel, leerkracht P.R. Gokoel, schoolleider R. Jairam, R.R. Oost Polder K. Jairam-Kalipersad, schoolhoofd A. Jainullak, kleuterleidster OS Delhiweg Jeffrery-Mie, leerkracht
U. Jiawan, leerkracht OD J. Kartoinangoen, leerkracht M. Lynch-Lafour, directrice STSN Dennis Marleze, inspecteur basisonderwijs Livia Pelswijk, directeur Premchand, leerkracht R. Ramgoelam, leerkracht S. Ramsaran, kleuterleidster Pramila Rambhadjan- Premcharan, verantw. kleuter-afdeling H. Ramdien, D.N.A. lid & leerkracht S. Ramdin, O.D. Kadir Soemoredjo-Abdul, leerkracht OD L. Tjin A Ton, leerkracht F. Wongsonadi, leerkracht
Deelnemers district Wanica
Deelnemers district Marowijne
Deelnemers district Brokopondo
U. Bardan, leerkracht Alka Bhageloe, leerkracht Beeldsnijder-Van Windt, DR lid Meredith Blijd, hoofd kleuterleidster I. Boetius, leerkracht J.F. De Bruin, directeur VOJ Merjam Dompig, hoofdkleuterleidster Albert Grant, schoolleider Rinette W. Jubithana, hoofdkleuterleidster J. Koorndijk, inspecteur M. Liefden, schoolleider Deborah Martin, leerkracht C. Tjon A Meeuw-Mahangi, leerkracht Jagat Nandpersad, voorz. ouder ver. (OS Lelydorp) Marlene Pinas, marktverkoopster W. Ramsodit-Sitaram, leerkracht J.S. Samson, districtsbestuur Jane Scheuer, leerkracht Santhosh Sitaram, BPC lid Michel Sjak Shie, directeur Descartes Soraya, hoofdkleuterleidster M. Tirtopawiro, leerkracht M. Warso, DR lid Batseba Zegelaar, leerkracht
Verginia Alwanahi-Arichero, schoolbegeleider Atmopawiro, leerkracht Remy Clenem, inspecteur Minov M. Doelkamid-Wirokarso, directeur O. Dominie, leerkracht S. Fernand, leerkracht H. Hariwanare, vz. oudercommissie S. Hupsel, leerkracht Mattheus Kakie, keurmeester (L.V.V.) Becky Koina, schoolbegeleider Marsinie Martodikromo, leerkracht O. Mersing, leerkracht N. Saudain- Rensch, leerkracht G. Pane-Kiba, leerkracht Lando Poeloedja, DR Roseline Ronowidjojo, leerkracht Rozenhout-Hoop, leerkracht A.Toka, leerkracht Oberg-Boetius, burger Benjamin Venloo, schoolleider A. Victoriashoop, leerkracht Oscar Weze A.H., sectie hoofd T.C.T.
Mimosa Aboikoni, directrice NC Elisabeth Bodoe, leerkracht Saskia Bonte, leerkracht F.R. Van Cooten, hoofd Lodewijk Hofwijk, vz. oudercommissie Marijke Jozefzoon, schoolleider G.W. Jozefzoon, leerkracht VOJ Brokopondo Thelma Kastiel, leerkracht Billy Klassie, DR lid J.M. Lugard, leerkracht VOJ Brokopondo Ethel Markus, leerkracht F.H Nelzon, secr. Oudercommissie Patrick Pansa, sectie hoofd PZ A. JB. Paulus, hoofd CBB Marlon Rensch, DR lid Henk Schmidt, leerkracht Renate Schalkwijk, leerkracht Evelien Vrede, leerkracht Robbie Weimans, schoolleider Oltie With, DR lid
Deelnemers district Para Ilma Baasaron, schoolleider Dora Baisie, leerkracht Peggy Blagrove, schoolleider Hildegard Cronie, DR oost Sandra Dors, schoolleider Brigitte Fer-Hardy, vz. V.B.P. Wendy Fris, hoofdkleuterleidster R.Ghisaidoobe, district secretaris Marie Hardjodikromo, vz. stg PaliWanita Roline Hart, trainer Winifred Hoeseni, onderdirecteur VOJ Olivia Kensenhuis, schoolleider Arnold Linger C.E., ondervoorzitter Districts Raad
Erwien Martodikro, schoolleider Cynthia Martosatiman, schoolleider Sjaw Mohan, schoolleider Natascha Neus, voorzitter stg. Ecosystem Melita Overman, schoolleider Ricardo Panka, DNA lid Kenneth Redjopawiro, oudercommissie lid E.L.Roseval, RI Lea Ruimwijk, schoolleider Nadia Tan A Kiam C., directeur VOJ Patricia Tay, schoolleider Letitia Todirijo-Veux, schoolleider Gerrita Tweeling, hoofdkleuterleidster Peggy Valpoort, hoofdkleuterleidster Maria Van Ravenswaay, voorzitter O.C. Armand Wesenhagen, schoolleider
Kurt Nahar
Deelnemers district Commewijne Debbie Asalobi, leerkracht Albert Alleyne, Platform en stg. Lust en Rust Aminadebie Bansie, sub coördinator Burger Informatie Centrum Kajuffa Beckles, stg. Agrarische Vrouwen Silvia Burnet, bestuursopzichter T. Chotkan, directeur VOJ Edmund Claver, DR lid Christina Diran, directrice KH Susan Djokarto, leerkracht Anita Doerga-Soekhai, leerkracht Jeanette Dogodoe, leerkracht Stephen Emid, coördinator Sportzaken H. Frijde, coördinator Burger Informatie Centrum Anneke van Hekelen, secr. stg. NFS R. van Hekelen, stg. SUCET Brigrette Jubitane, leerkracht L. Jubitana-Bergtop, N.F.S. Mirella Kantodikromo, secretaris DC Jeanette Karijoredjo, leerkracht Ingrid Karta-Bink, schoolhoofd lagere school Titie Kartoikromo-Badroen, leerkracht Augusta Kasiman, ambtenaar Ministerie Sociale Zaken en Volkshuisvesting
Lea Leter, leerkracht Anne-Rita Lingers, counselor Koesikwarana Shirely Lum Chou, vernieuwingsbegeleider Nw. A’dam M.Overman, stg. SUCET Namia Overman, leerkracht Wilma Pawiroastro, vernieuwingsbegeleider Nw. A’dam Marlijah Pawirodimedjo, leerkracht Maike Ramlochan, stg. SUCET Mila Ramsahai, comm. Nw. A’dam Helga Reigman, leerkracht Anna Sadi, 2e vervanger DA hoofd (SOZAVO) Sanoeskia Sadloe, leerkracht Revenna Sanches, coördinator Beheers Bestuurs Ressorten Wasantie Sanohar-Gharbharan, leerkracht Rebecca Singh, leerkracht J. Soekarnsingh, leerkracht Shirley Soekhnandan, leerkracht Joann Soeroredjo-Djojodikromo, leerkracht I. Sokarijo, leerkracht Mieke Tamsiran, Leliëndaal Harold Tsie-A-Foeng, DR lid Carmen Vincke, counselor Koesikwarana Natascha Wazirali, leerkracht
Deelnemers district Sipaliwini A. Aboikoni, hoofd kapitein Waldi Adjaiso, mediawerker Gunzi A. Bappa, kapitein Semiosi H. Betian , bestuursambtenaar M. Bloemrijk, schoolleider Botopasi C. Eduards, schoolhoofd Djumu H. Eduards, DR lid Futunakaba M. Eduards, RR lid Godo F. Emanuels, voorganger Botopasi A. Jabini, schoolleider Goejaba D. Jeroe, kapitein Pokigron Kwasi Wachter, schoolhoofd Pokigron C. Linga, o.s. Dang G. Lugard, schoolleider Abenaston M. Petrusi, DR lid Botopasi Poeketie, schoolhoofd Massiakriki R. Seedo, hoofd kapitein Vrouwen Org. Saamaka Bia, Futunakaba Bassia Wens, Botopasi R. Zeeman, DR lid Djumu
121
Geraadpleegde literatuur Akker J.J.H. Van den, Kuiper W., Hameyer L. (2003). Curriculum perspectives: an introduction in Curriculum landscapes and trends. Kluwer Academic Publishers Dordrecht. Arts J., Hofstede F., Van Hulten N. (2005). Het nieuwe leren, gewoon doen! KPC Den Bosch. Arts J., Kok J., Sleegers P., Verbiest E., De Wit C. (2003). Speelbal of Spelbepaler, over professionele ontwikkeling, schoolontwikkeling en kwaliteit. Q*primair. GION/RISBO Groningen/Rotterdam. Bastiani J. (2003). Materials for schools: Involving parents, raising achievement. DfES Publications(beschikbaar op: http://www.teachernet.gov.uk/wholeschool/familyandcommunity/workingwithparents/ipratoolkit/). Geconsulteerd op 12/01/2009. Beek A. Ter (1997). Kwaliteitszorg in zicht. KPC Den Bosch. BEIP (2004a). Operation Manual and Guidelines. IDB Paramaribo. BEIP (2004b). Loan contract no 5121/OC-SU between the Republic of Suriname and the Inter-American Development Bank. BEIP (2006). Annual Plan of Operations, MINOV. Paramaribo. Berg R. Van den, Vandenberghe R. (1999). Succesvol leidinggeven aan onderwijsinnovaties. Investeren in mensen. Samson Alphen aan de Rijn. Blok H., Oostdam R., Peetsma T. (2006). Het nieuwe leren in het basisonderwijs; een begripsanalyse. Kohnstamm Instituut Amsterdam. Boekaerts M. en Simons P.R.J. (1995). Leren en instructie. Van Gorkum Assen. Bolt, Van der L. (2006). De betrokkenheid van de leraar bij onderwijsinnovaties. Onderzoeksrapport, Sardes Utrecht. Centre for Educational Research and Innovation (1997). Parents as partners in schooling. OESO. Corte De E. (2003). Nieuw leren in krachtige leeromgevingen. KU-Leuven. Denessen E. (2000). Opvattingen over onderwijs. Garant Leuven/Apeldoorn. Deniere A. De Wit K, Petegem P. Van (2001). Sociale ongelijkheid wegwerken in het onderwijs. Proceedings ORD. Despondt L. (2000). Hoe maken ze het? Themanummer Zorgverbreding. EGOecho, 3(1):38. Leuven. Dochy F. Heylen L., Mosselaer H. Van de (2000). Coöperatief leren in een krachtige leeromgeving. ACCO Leuven/Leusden. Doorn F. Van ( 1995). Leerlingvolgsystemen. WSNS APS Utrecht. Duurkoop M., Majoor D., de Pinth D. (2002). Kwaliteitszorg, inventarisatie en beschrijving van instrumenten. Marant Educatieve diensten Nijmegen.
122
Gerrits J. (1997). De winst van kwaliteitszorg. KPC Den Bosch. Gils M. Van, Mathyssen M. (2003). De genietbare school. Garant Leuven/ Apeldoorn, p. 120-135. Gobardhan-Rambocus L. Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Walburg Pers Zutphen. Gulikers J. (2004). Leren met computergebaseerde authentieke taken: motivatie, gedrag en resultaten van studenten. Pedagogische Studien 79: 469-481. V.O.R.: Eindhoven. Haaijer R., Linde A. Van der (2003). Kwaliteitszorg is een werkwijze. Kwaliteitszorg in het primair onderwijs. AVS Utrecht. Hallinger P. and Heck R.H. (1998) Exploring the Principal’s Contribution to School Effectiveness: 1980-1995. School Effectiveness and School Improvement, 9(2), 157-191. Taylor and Francis: London. Hargreaves D., Hopkins M. (1993). Schooleffectiveness, Schoolimprovement and Development Planning. In: M. Preedy . Managing the Effective School. Paul Chapman publishing. London Higgins S. (2003). Does ICT improve learning and teaching in the schools? Britisch Educational Research ass. Southwell. Hilhorst P. (2006). Essay Nieuw Leren. Stichting Onderwijs Maak Je Samen. www.onderwijsmaakjesamen,nl. Geconsulteerd op 12/01/2009 Hofman R.H., Hofman W.H.A. (2003). Ontwerp van een beoordelingskader voor zelfevaluatie instrumenten voor scholen. GION/RISBO Groningen/Rotterdam. Hofman R.H., Dijkstra N.J., Hofman W.H.A. , De Boom J. (2004). Q*primair monitor kwaliteitszorg. GION/RISBO Groningen/Rotterdam. Hofman R.H., Dijkstra N.J., Hofman W.H.A. (2004). Wetenschappelijke onderbouwing van het beoordelingskader voor zelfevaluatie instrumenten voor scholen. GION/RISBO Groningen/Rotterdam. Hogeboom B. (1994). Ouders en schoolsucces. Swets en Zeitlinder Lisse. Hoogeboom B. (2006). Beter leren, beter presteren. CPS Amersfoort. Hopkins D. (1994).Schoolimprovement in an Era of Change ch: 4 Cassell London. Hopkins D. (2001-2004). School Improvement for Real. London: Routledge Huisebos L., Sagasser I., Teten Vergert M. (2005). Hoe bouw je aan Kwaliteitszorg? KPC Den Bosch, CPS Amersfoort. IDB (1998). Studie van de onderwijssector in Suriname. INK-managementmodel. Zaltbommel www.ink.nl. Geconsulteerd op12/01/2009. Janssens A. (2001). Ontwikkeling stimuleren. ACCO Leuven. Janssens E. (2005). Krachtig leren en effectief leren. APS Utrecht. Joos A., Delreuk K. (2000). Puur uit de buurt. Steunpunt Intercultureel Onderwijs-Universiteit Gent.
Ebbens S. Ettekoben S. (2004). Effectief leren. Wolters Noordhoff Groningen. Ernalsteen V. (2002). Brede schouders, een werkboek. Steunpunt ICO Gent. Emst, A. Van (1996). Leiding geven aan onderwijsorganisaties. APS Utrecht. Ernst, A. Van (2005). Krachtig leren: natuurlijk leren, APS Utrecht.
Karsten S., Sleegers P. (2005). Onderwijs en Ongelijkheid. Garant Antwerpen/ Apeldoorn. Koppen D. (2004). De schoolleider als coach van een professionele leergemeenschap. Schoolwijzer.
Fullan K., Schmidt W., Posner B. (1983). Managerial Values in Perspective. American Management Associations New York. Fullan M. (1985). Change processes and strategies at the local level. The Elementary School Journal V85 n3, New York. Fullan M., Miles M. (1992). Getting reform right: what works and what doesn’t. v73 n10 p.744-52 June 1992, Delta Kappan Philadelphia Fullan M. (2001).The meaning of educational change. Teachers College, Columbia University.
Laevers F., Vanhoutte T. (1998). Kansrijk voor kansarm. CEGO Leuven. Laevers F., Van den Branden K. Van den, Verlot M. (2005). Beter, breder en met meer kleur. ACCO Leuven. Laevers F. (1999). Ontwikkeling van een draaiboek voor interne evaluatie in het licht van integrale kwaliteitszorg in het basisonderwijs. Eindrapport – Deel 3. Het Draaiboek. OBPWO-project in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs. KU Leuven Lagerweij N. (2004). Anders kijken. Garant Leuven/Apeldoorn.
Landelijk Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (2008). Betrokken ouders, open scholen. FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling (beschikbaar op http://www.forum.nl/paoo/betrokkenouders.pdf). Geconsulteerd op 12/01/2009. Lebeer J. (2003). Bouwen aan leren leren. ACCO Leuven. Leithwood K., Louis K. (1998). Organizational learning in schools: An introduction. In: Organizational learning in schools. Swets & Zeitlinger Lisse. Lenaers S. (2006). Beleving van gelijke kansen in de levensloop. Universiteit Hasselt Letschert J. (2007). De Ontdekking van de leraar. Lezing in de reeks van de Frank Stoteler lezingen. Letschert J. (2008). Stilstaan bij wat je beweegt. Rede bij afsluiting lectoraat Onderwijsninnovatie, Hogeschool Edith Stein. Lindeman H. (2005). Krachtig leren en de 5 dimensies van Marzano. APS Utrecht. Martens R., Bastiaens T., Meerdink J. (2004). De tafel van tien. WESP Garant Leuven/Apeldoorn. Marzano R. (1992). A different Kind of Classroom teaching, Teaching with dimensions of Learning. ASCD Alexandrië. Marzano R. (2001. Classroom instruction that Works. ASCD Alexandrië. Marzano R. (2003). What works in schools? ASCS Alexandrië. Marzano R. (2007). Wat werkt op school, research in actie. BAZALT Middelburg. Ministerie van Onderwijs Vlaanderen, Strategienota ICT in onderwijs. www. onderwijs.vlaanderen.be/ict/english/competencies_know-ledge_society. pdf. Geconsulteerd op 12/01/2009. MINOV (2002). Policy plan Children 2002–2006, MINOV Paramaribo. MINOV (2004a). Nationaal leerplan voor het Basisonderwijs in Suriname. Paramaribo. MINOV (2004b). Sectorplan Onderwijs 2004-2008. Paramaribo. MINOV (2004c). Surinaams Educatief Plan Onderwijs- SEP. Paramaribo. MINOV (2006). Beleidsnota 2005-2010. Paramaribo. MINOV (2008). Modulen Kindvriendelijke Scholen. Paramaribo. MINOV-LEARN (2008). Draaiboek Integrale KwaliteitsZorg. Paramaribo. MINOV-LEARN (2008). Eindresultaten 5 jaar monitoring Learn 2003-2007. Paramaribo Nicaise I. (2001). Onderwijs en sociale achterstelling: opnieuw ontwaken uit een mooie wensdroom. In Tijdschrift voor Onderwijsrecht en - beleid 5-6. KU-Leuven Nieuwenbroek A. (2000). Tienminutengesprekken met ouders. KPC Den Bosch. Nistelrooij A. Van (1999). Collectief organiseren. Een sociaal-constructionistisch onderzoek naar het werken met grote groepen. Lemma Utrecht. Onderwijsraad (2006). Naar meer evidence based onderwijs. Onderwijsraad Den Haag. Oostdam R., Peetsma T. (2007). Het nieuwe leren in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, nader beschouwd. SCO-Kohnstamm Instituut Utrecht. Pascale R. (1990). Managing on the Edge. Touchstone: London Pedagogische Studien. Het nieuwe leren. Pedagogische studien 74: 74-99. V.O.R. Eindhoven. Petegem P. Van (2005). Vormgeven aan schoolbeleid. ACCO Leuven. Peters J.J. (2000). Ouders in de school: losbladig Onderwijskundig lexicon, SB2000, p.1-15. Kluwer Academic Publishers Dordrecht. PLOS (2001). Quick sectorscan Onderwijs. Paramaribo. Prenen R., Wysmans M. (2004). Praten met ouders. CEGO Leuven.
Raad van Europa (2004). Het recht op onderwijs als mensenrecht - uit: handleiding voor mensenrechteneducatie met Jongeren. Rogers E. (1995) Diffusion of innovation . Free Press New York. Ruddock J. (1998). What pupils can tell us. Fulton Publisher London.
125
Schavelings J. (2000).Succesvol organisaties ontwikkelen. Van Gorcum Assen. Schmidt, Posner 1983. Managerial Values in Perspective. New York: America Management Association. Schoenmakers L. (2007). Op weg naar leerlinggerichte aanpak in Suriname. MINOV-VVOB Paramaribo. Scholte T. (2006). Finaal rapport baseline study and strengthening of MINOV Procedures and Systems Implementation. Paramaribo. Sierens S. (2002). De ICO-scoop. OVGB Gent. Simons R.J. (2007). 6 misverstanden over het nieuwe leren. www.scienceguide. nl. Geconsulteerd op 12/01/2009. Slavin R. (1998). Sand bricks and seeds: school Change Strategies and Readiness for reform. Kluwer Academic London. Stevens L. (2004). Zin in school. CPS Amersfoort. Stoll L., Reynolds D., Creemers B., Hopkins D. (1996). Merging schools effectiveness and school improvement. Routledge London. Unesco (1978). Education and Social Development Analysis and Prospects, Suriname. Volume I. Unesco (1996). Learning: the treasure within. Paris. Unesco (2007). Education for all . Paris Unesco (2008). Education for All, Monitoring report. Paris (www.unesco.org). Unesco (2008). Regional Overview: Latin America and the Caribbean Monitoring report: Education for all by 2015. Will we make it? Paris Uribe C. (1999, 2001). Institutional strengthening of MOECD, diagnosis and recommendations, IDB. Vandenberghe R. (2003). Beginnende directeurs basisonderwijs: een onderzoek naar professionele ontwikkeling van schoolleiders. KU Leuven. Vandenberghe R. (2004). Over stuurbaarheid van het onderwijs. Een analyse van ‘sturend beleid’, resultaten en niet-bedoelde effecten. In: Kelchtermans, G. (red.): Tussen willen en kunnen, tussen mogen en moeten: de stuurbaarheid van het onderwijs. Leuven: Universitaire Pers. p. 89-120. Veenman S. (1993). Effectieve Instructie en Doelmatig Klassenmanagement. Lisse Schwets Zeitlinger. Verhellen E. (2000). Verdrag inzake de rechten van het kind. Garant Leuven Apeldoorn. Verslag Nationaal Onderwijs Congres, Krasnapolsky, Paramaribo, 25-26 juli 2002 VLOR (2000). Inclusief onderwijs als innovatieproces. Garant Leuven/ Apeldoorn. VLOR (2002). Samenwerking tussen school en ouders. Garant Leuven/ Apeldoorn. Waters, Marzano, Mc Nulty (2003). Balanced Leadership: What Thirty Years of Research Tells Us About the Effect of Leadership on Student Achievement. Columbia: Aurora. Weggeman M., (2008). Leiding geven aan professionals? Niet doen! Scriptum Schiedam. White K.R. (1982). The relationship between Socioeconomic Status and Academic Achievement. Psychological Bulletin, 91(3), 461-481. American Psychological Association Washington. Zevenbergen L. (2008). En nu laat ik mijn baard staan. Business Contact Amsterdam.
123
Toelichting van het bloem-symbool Aanstuurteam • Schoolleider (64-65) • Zorgcoördinator (66-69) • Vernieuwingscoördinator (70-71)
Schoolhoofd • Motivatie (18-20) • Achtergrond kennis (22-24) • Thuis-situatie (84-85)
urt Bu
+ gemeen t r u sc h Bu ap
• Didactische aanpak (47-49) • Pedagogische aanpak (40-41) • Klassenmanagement (45-46)
Leer-kracht
Team
124
• •
Leerling
Leeromgeving (krachtige)
meensch ap + ge
Leerkracht
Ouders
Sturen en ontwerpen programma’s (20-24) Collegialiteit en professionaliteit (70-71)
• Betrokkenheid van • ouders en omgeving
• Haalbaar en gedegen programma (43-44) • Uitdagende doelen en effectieve feedback • Veilige en ordelijke omgeving (44)
(44)
Leerlingvolgsysteem
(86-87)
(25-26)