JOPAC ‘Jovenes para el Cambio’ Negen maanden, zes steden, vier doelstellingen.
1
JOPAC: een samenwerkingsverband tussen zes Vlaamse gemeenten, hun LatijnsAmerikaanse partners en VVSG-internationaal. Twee jongeren, Rob Swelders en Hannelore Depypere trokken als ervaringsdeskundigen naar de Zuiderse zustergemeenten. Van San Felipe de Oña, een klein dorpje in het zuiden van Ecuador, naar San Jerónimo op een kleine 10 kilometer van de toeristische Incastad Cusco, over Taríja, een provinciestad met Argentijnse invloeden in het zuiden van Bolivia, tot in Nueva Guinea, een semi-urbane stad in het zuidoosten van Nicaragua, verder door naar Santo Tomás, een kleine stad in het centrum van Nicaragua en Ciudad Darío, de stad van dichter Ruben Darío in het noordwesten van Nicaragua. Kaart in verwerken België (Europa) & partners in Latijns-Amerika Onder begeleiding van VVSG-Internationaal formuleerden ze een voorstel om het jongerenverhaal binnen de stedenbanden te versterken en het jeugdbeleid in de partnergemeenten een boost te geven. In de ene gemeente gaven ze een aanzet om de diverse jongerenverenigingen in kaart te brengen, samen een probleemanalyse te maken en na te denken over een samenwerkingsverband voor jongeren in de toekomst. In een andere gemeente ondersteunden ze de bestaande jongerenwerking en probeerden ze de jongeren een stem te geven in het gemeentelijk beleid of aan te zetten tot netwerking in hetzelfde land.
Jongeren zijn de toekomst Het woord jongere gebruiken we bijna dagelijks. Maar als we de echte betekenis ervan willen onderzoeken, komen verschillende interpretaties opduiken: kinderen, jong volwassenen, meerderjarigen,… allemaal worden ze gezien als jongeren. Toch is het een specifieke groep, die om een bijzondere aandacht vraagt. Door de Latijns-Amerikaanse beleidsmakers worden ze ofwel bij de adolescenten en kinderen gerekend ofwel bij de volwassenen gedropt of gewoon vergeten. Toch zou een striktere onderverdeling positieve gevolgen kunnen hebben.
Dé Latijns-Amerikaanse jongerensituatie? Ondanks de demografische, geografische, culturele en politieke verschillen zijn er opvallende parallellen te trekken tussen de leefomstandigheden van de jongeren in de verschillende partnergemeenten. Het zijn terugkerende patronen over de landgrenzen heen, stadplatteland, jongen-meisje, arm-rijk, die de verschillen en gelijkenissen helpen verklaren en begrijpen. Bolivia kan dan volgens de cijfers armer zijn dan Ecuador. Maar het verschil tussen een studerende zoon van de Boliviaanse perfect in Taríja en een dochter van een tomatenboer in het Ecuadoriaanse Oña blijven groot. De mogelijkheden voor jongeren op het platteland zijn sowieso beperkter door een gebrekkig onderwijs, transportproblemen, tijd voor recreatie,… Ook de aandacht van het centrum voor de landelijke gebieden is vaak beperkt. Toch zijn er in verschillende gemeentes verschillen te merken qua ‘aandacht’ van het centrum voor de landelijke gebieden. In Taríja lijken de landelijke gemeenten dikwijls vergeten te worden, tenzij ze een toeristische trekpleister vormen. In San Jerónimo en Oña daarentegen rijden er iedere dag gemeentewagens naar de gemeenschappen. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat stadsjongeren het per definitie beter hebben. De stadsgrootte of de nabijheid van een stad bepalen in grote mate hun toekomstmogelijkheden. Jongeren in Oña migreren veel sneller naar de grote stad Cuenca, die op zo’n drie uur rijden ligt. In semi2
urbane gebieden zoals Darío, Nueva Guinea en San Jerónimo zijn er universiteiten aanwezig of in de buurt en kunnen jongeren dus op een goedkopere manier blijven studeren door thuis te blijven wonen. Daarnaast speelt gender een belangrijke rol in het al dan niet krijgen van kansen. De overheersende machocultuur die er in de Latijns-Amerikaanse landen hangt, drukt een stempel op het leven van vele meisjes. Algemeen moeten jonge vrouwen op het platteland ook meer obstakels overwinnen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten en meisjes uit de stad. Op vijftien- zestien jaar worden ze plots volwassen vrouwen en moeten ze voor hun eigen kinderen en huishouden zorgen. Meisjes uit de stad studeren wel vaker verder, zijn actief in jongerenorganisaties zitten en stellen gezinsvorming uit. Toch ondervinden zij ook nog geregeld tegenstand omdat ze hun eigen leven uitstippelen. En dan is er nog de meest in het oog springende factor: de ongelijkheid tussen arm en rijk. Als je verder kan studeren omdat je toevallig in een rijke familie bent geboren dan opent dat direct een waaier aan kansen. In vergelijking met iemand die noodgedwongen op het veld moet werken om z’n gezin te onderhouden. Daar komt schoolwerk niet echt op de eerste plaats. Als we spreken over armoede in Latijns-Amerika dan hebben we het vooral over kansarmoede, het gebrek aan mogelijkheden. Vaak worden die al bepaald vanaf de geboorte Toch zijn er, naast deze ‘typische’ patronen, nog zoveel andere factoren zoals persoonlijkheid, familiale situatie, toevallige ontmoetingen,…die bepalend zijn voor het verdere leven van een jongere. Een meisje uit een arme familie in Oña kan door zelf hard te werken een beurs aangeboden krijgen en verder studeren aan de universiteit van Cuenca. Of een jongeman uit een welgesteld gezin in Darío krijgt slaag van z’n dronken pa waardoor zijn eigenwaarde daalt en hij niet slaagt voor z’n studie. Ook al mogen we niet veralgemenen, toch is het belangrijk de drie terugkerende patronen (stad-platteland, jongen-meisje, armrijk) in het achterhoofd te houden omdat ze een stuk bepalend en verklarend kunnen zijn voor de uitdagingen waar een Latijns-Amerikaanse jongere voor komt te staan en voor de kansen die hij al dan niet krijgt.
Waarom jongeren? De keuze voor jongeren is niet onlogisch. In Latijns-Amerika vertegenwoordigen ze het grootste aandeel van de bevolking. In de zes Latijns-Amerikaanse gemeenten maken de jongeren iets meer dan de helft van de bevolking uit. In België is dat slechts 30%. Bovendien zijn ze de beleidsmakers van de toekomst. Terwijl de geïndustrialiseerde landen op een absolute vergrijzing afstevenen, bevinden de Latijns-Amerikaanse ontwikkelingslanden zich in een periode van demografische transitie. Dit wil zeggen dat het sterftecijfer daalt en het geboortecijfer constant blijft. Het aantal jongeren bereikt dan op een gegeven moment een piek, waarbij, volgens de VN en de Wereldbank, er een ‘venster van opportuniteiten’ ontstaat. Opportuniteiten die lokale besturen kunnen benutten om ontwikkeling in de regio te stimuleren.
3
Voorlopige balans De gemeentebesturen van Oña, San Jerónimo, Taríja, Santo Tomás, Ciudad Darío en Nueva Guinea,… hebben één ding gemeen: een gebrek aan jeugdbeleid en vooral visie. In het ‘plan de desarollo local’, lokaal ontwikkelingsplan van de Zuid-Amerikaanse gemeenten, is er niet eens een apart jeugdluik voorzien. Al boeken Nueva Guinea en Santo Tomás toch wel vooruitgang door na de verkiezingen van 2008 een jeugdambtenaar aan te stellen. Al blijft er nog onduidelijkheid over de exacte functiebeschrijving- en inhoud van de job. Voor de Vlaamse partners (zowel gemeentebesturen als jongerencomités) is er dan ook een rol weggelegd om dit mee te bewaken en wanneer nodig de spreekwoordelijke luis in de pels te zijn. Op de vraag naar de participatie van jongeren in het lokale bestuur komt er veelal een enthousiast antwoord over de deelname van jongeren aan de voorbereiding van een cultureel feest of sportactiviteit, de bouw van een schooltje of de aanleg van een gloednieuw sportveld. Het voorziene budget bereikt jongeren met andere woorden enkel via infrastructuurwerken of ad hoc activiteiten. In sommige gemeenten moet het thema jongeren delen in de budgetten die voorzien zijn voor de ‘kwetsbare sectoren’ (vrouwen, kinderen en mensen met een handicap) of in de budgetten die specifiek voor kinder- en adolescentenraden zijn voorzien. Het gevolg is dat, als jongeren daadwerkelijk financiële middelen ter beschikking krijgen, er wordt beknot op de andere doelgroepen. Ook op nationaal niveau bestaan er, in theorie, heel wat mooie initiatieven maar daar blijkt in de realiteit niet veel van te merken. Als er al wetten zijn, blijven ze dode letters op papier. In Peru is er sinds 2000 een Nationale Raad voor de Jeugd opgericht maar zeven jaar later is er van een jongerenwet nog steeds geen sprake. Een vergelijkbare situatie in Bolivia waar ze anno 2009 nog altijd bezig zijn met de vormgeving van een decreet uit 1999. Voor de beleidsmakers vormt het decreet helaas onvoldoende basis om te ageren, niet op nationaal vlak, laat staan op lokaal vlak. Verschillende Boliviaanse jongerenorganisaties werken daarom van onderuit aan een ‘project van de wet van de Boliviaanse jeugd’. Eigenlijk is Nicaragua het enige land dat over een wet ‘voor de integrale ontwikkeling van de Nicaraguaanse jeugd’ beschikt. Maar politieke onwil, of adultisme1durven nogal eens de brug tussen woord en daad opblazen.
Wederzijdse schuld Ook de jongeren treft schuld. Al te vaak heerst er onwil en desinteresse. Slechts weinigen zien organisatie en vorming als een weg om hun eigen situatie aan te pakken. Volgens de Ecuadoraanse en Nicaraguaanse jongeren is een gebrek aan degelijke jongerenleiders een rechtstreekse oorzaak voor de desorganisatie bij jongeren. Ook achten jongeren zichzelf blijkbaar niet capabel genoeg om iets te kunnen veranderen. Lokale besturen kunnen, mede onder impuls van stedenbanden, NGO’s,… investeren in jongeren door hen te vormen, te ondersteunen en wegwijs te maken in hun rechten en plichten. Slechts een miniem deel van de jeugdige bevolking is immers op de hoogte van de wetten, decreten, richtlijnen in het
1
De idee dat volwassenen meer en beter zijn dan jongeren
4
kader van jeugdbeleid , of van de rechten die ze als jongere hebben, laat staan van de mechanismen die bestaan om er iets aan te veranderen. Daarnaast kampt Latijns-Amerika met een enorme braindrain. Bekwame ingenieurs, dokters en advocaten verlaten het land op zoek naar een (kans)rijker bestaan. Ook capabele studenten steken de grens over op zoek naar beter. Jongeren die wel de kennis, capaciteiten en tijd hebben, worden dikwijls ingeschakeld in de bestaande politieke machtsstructuren, waardoor ze eigen idealen al eens overboord gooien of worden verleid door de ondeugden van corruptie. Jongeren die wel deelnemen aan vormingen over politieke rechten en plichten, leiderschap,…zetten die kennis vaak niet spontaan om naar hun eigen gemeenschap. Ze nemen soms zelfs niet de moeite om de kennis door te geven.
Participatie opkrikken Ondanks het gebrek aan interesse en kennis, zowel bij beleidsmakers als bij de jongeren zelf, zijn er in verschillende steden hoopgevende dynamieken aan de gang. In verschillende lokale jongerengemeenschappen zijn er toch enkelingen die hun schouders onder een project hebben gezet en geloven in hun eigen potentieel om aan vandaag en morgen te sleutelen. Het is een uitdaging als stedenband om in dat proces, dat door lokale krachten wordt gedragen, een rol te spelen. Het participatieniveau opkrikken naar een nieuwe dimensie van dialoog, probleemanalyse, het ventileren van ideeën en advies, die verder gaat dan het louter organiseren van sport- en cultuuractiviteiten maar de jongerenproblematiek in haar geheel omhelst. (kader) In de realiteit… De jongeren in de drie Nicaraguaanse steden namen het heft in handen om hun eigen jongerenagenda bekend te maken bij de plaatselijke politici. In de drie partnergemeenten in Nicaragua namen de jongeren zelf het initiatief om de lokale politici op de hoogte te brengen van hun jongerenagenda. De jongeren uit Nueva Guinea nodigden de jongeren uit Santo Tomás en Darío uit om mee te doen aan een vorming rond jongerenrechten en politieke participatie. Nadien werden ze allemaal samengebracht om op basis van een opgestelde probleemboom en de wetteksten een aantal veranderingen voor te stellen. Met deze jongerenagenda trokken de jongeren naar hun plaatselijke politici die zich kandidaat stelden voor de burgemeesterssjerp. In Santo Tomás hebben de jongeren sinds jaren wekelijks een uur zendtijd waar ze gasten uitnodigen of praten over gezondheid, activiteiten, problemen,… Ze stelden er ook deze agenda voor om zo meer jongeren te sensibiliseren. In Darío werd de jongerenagenda voorgesteld aan de winnende partij. In Nueva Guinea werd de agenda voorgesteld tijdens het verkiezingsforum georganiseerd door de jongeren van de jeugdraad. Daar gingen alle kandidaten een engagement aan om te werken rond de punten die de jongeren voorlegden.
Kinderschoenen Heel het proces van jongerenparticipatie staat nog in zijn kinderschoenen. Het is een proces dat niet van vandaag op morgen kan worden voltooid. Het verloopt met vallen en opstaan en is voortdurend in beweging, op zoek naar verbetering. Het blijft een permanent aandachtspunt dat stedenbanden en lokale besturen onder de loep moeten nemen en in hun actieplannen moeten integreren. Om jongeren nog meer te betrekken bij het lokale bestuur zijn er twee noodzakelijkheden: het lokale bestuur moet haar deuren openen en de 5
jongeren moeten er willen door stappen. Al moet hierbij wel rekening gehouden worden met bepaalde factoren. Ieder initiatief dat genomen wordt, moet de kansen van jongeren vergroten, zij het op vlak van onderwijs, tewerkstelling, gezondheid of politieke participatie. Bovendien is het van enorm belang dat initiatieven niet vanuit een Westerse visie worden neergepoot zonder kennis te hebben van de plaatselijke jongerenproblematiek en realiteit. Het openen van kanalen zonder interesse van de jongeren verergert niet alleen de houding van volwassenen ten opzichte van jongeren, het is een compleet tijdverlies. Een grondige observatie, goede communicatie en een doorleefd vertrouwen in elkaar zijn de enige mogelijkheden om de lokale dynamieken en problemen te leren kennen en op die manier samen met de partner constructief naar oplossingen te zoeken. (kader) Train the Trainer Sint-Truiden en Brasschaat zetten zich achter het opzetten en ondersteunen van een speelpleinwerking in Nueva Guinea en Taríja. Met zo’n speelpleinwerking kunnen jongeren uit het Zuiden een opleiding genieten in België volgens het ‘Train-the-Trainer’ principe. Vier jongeren uit Taríja volgden zo’n monitorencursus in Brasschaat. Op hun beurt leidden zij tien andere jongeren op in de animatortechnieken aangepast aan de Tarijeaanse cultuur. De jongeren hebben zich nadien georganiseerd in een jongerengroep ‘Amigos sin Fronteras’ (jongeren zonder grenzen). De kinderen die in contact komen met deze jongerengroep leren op een andere manier spelen en versterken zo hun zelfbeeld. Deze manier van werken zorgt er ook voor dat de opgedane kennis niet verloren gaat maar bij de jongeren zelf blijft. Het thema jeugd is niet alleen binnen de stedenbanden een werkdomein en zeker niet het enige. Het is enorm belangrijk om uit te vissen welke organisaties al actief rond jeugd werken om zo samenwerkingsverbanden aan te gaan. Nationale, regionale en soms lokale expertise is reeds aanwezig om actief jongerenprojecten op te zetten. Organisaties kunnen ook van elkaar leren in plaats van een monopolie te claimen op bepaalde werkdomeinen. Het lokaal bestuur kan hier een regisseursrol in opnemen. Het bibliotheekproject in San Jerónimo, de zustergemeente van Edegem, illustreert zeer goed hoe een samenwerking tussen een lokaal bestuur en een NGO tot een mooi resultaat kan leiden. Bovendien ligt de focus op de integratie van jongeren uit rurale gebieden, delen van een gemeente die vaak in de vergetelheid geraken. (kader) Bibliotheekproject San Jerónimo schittert met haar bibliotheekwerking in het Andesgebergte. Met tien bibliotheken verspreid over negen gemeenschappen en één in het centrum, is dit het grote voorbeeld voor al wie zo’n project wil uitwerken in het Zuiden. Vooral de combinatie tussen lokaal bestuur, stedenband, NGO, rurale gemeenschap en jongeren is ontzettend interessant. In een overeenkomst is afgesproken dat er ieder jaar twee bibliotheken moeten bijkomen. Eén gefinancierd door de gemeente San Jerónimo en een andere door de gemeente Edegem. Een comité gaat op zoek naar geschikte locaties waar een bibliotheekwerking noodzakelijk is en haalbaar; vereisten zijn meestal: geëngageerde jongeren, een lokaal,een gemeenschap die mee wil,… De stedenband levert een werkingskrediet om materialen aan te kopen, 6
vormingen te organiseren en animatoren een kleine vergoeding te geven. De animatoren zijn twee of drie jongeren van iedere begunstigde gemeenschap die elk een tiental uren per week de bibliotheek openhouden en met de kinderen of andere jongeren zowel educatieve als
recreatieve activiteiten organiseren. De NGO Chico Latino zorgt voor de organisatorische ondersteuning, traint de verschillende jongeren en volgt de bibliotheekwerking op. Het is mooi om zien hoe ’s avonds wanneer de zon onder is, de bibliotheek leven brengt in de gemeenschap en kinderen en jongeren samenkomen in dit lokaal om te lezen, schrijven, huiswerk te maken indien ze naar school gaan, te spelen, tv te kijken en te praten. Voor een 200-tal kinderen en jongeren is de bib “the place to be” geworden voor hun sociale contacten. De prille jongerenraad probeert dan ook via dit netwerk meer jongeren uit de gemeenschap te bereiken. De Vlaamse gemeente kan het gemeentebestuur van San Jerónimo ondersteunen om meer en meer een integraal jeugdbeleid uit te werken, met de bibliotheekwerking als inrijpoort. Samenwerkingsverbanden kunnen ook leiden tot (inter)continentale en regionale uitwisselingen, van visie, kennis en ervaringen. Een degelijke voorbereiding en begeleiding is van cruciaal belang als een uitwisseling tussen jongeren een meerwaarde wil betekenen voor de stedenband.2 Jongeren bewust maken van de culturele diversiteit is hierbij uiterst belangrijk. Vlaamse jongeren moeten leren een genuanceerd beeld te schetsen van Europa en de Verenigde Staten. Latijns-Amerikaanse jongeren zien het te vaak als hét Beloofde Land zonder de keerzijde van de medaille te kennen: de vierde wereld, migrantenfamilies, asielcentra, stress, het familieleven,… Door hen tijdens een bezoek aan België hier mee te confronteren, kan er een kentering in hun beeldvorming ontstaan, waardoor ze ook nadenken over de negatieve gevolgen van migratie. (kader) Voorbereidingstraject in Oña, Ecuador Vijf jongeren uit Oña werden verkozen om deel te nemen aan de uitwisseling naar Bierbeek. Op één voorwaarde: ze moesten eerst een voorbereidingstraject afleggen, door JOPAC begeleid. De jongeren namen deel aan alle bijeenkomsten van de vertegenwoordigers van de gemeenschappen. Op basis van een probleemanalyse met jongeren uit zowel het centrum als de gemeenschappen, hebben ze een project uitgeschreven voor de jeugd in het ganse kanton Oña. Ze engageerden zich ertoe de kennis die ze in België zouden opdoen in te zetten om dat project , in samenwerking met andere jongeren, tot een goed einde te brengen. Daarenboven kregen de vijf jongeren een workshop over België waarin gewoontes, cultuur, geschiedenis (in vergelijking met Ecuador), geografie e.d. werden belicht en enkele lessen Nederlands. Een ander aandachtspunt bij uitwisselingen is het engagement dat jongeren, die geselecteerd worden uit zowel Latijns-Amerika als België, moeten aangaan t.o.v. de stedenband. Al te vaak worden uitwisselingen gezien als een goedkope manier van reizen. In sommige stedenbanden verdwenen er, een of twee maanden na de uitwisselingen al jongeren uit de werking. Niet alleen gaat een investering verloren. De jongeren bieden zo geen enkele meerwaarde aan de gemeenschap. Lokale besturen en stedenbanden moeten 2
Uitgebreide info rond voorbereidende trajecten is beschikbaar bij VVSG en Mol, de pionier in uitwisselingen. Bierbeek heeft een uitgewerkt document in het Spaans ter beschikking, gemaakt door JOPAC, mits wat aanpassing bruikbaar voor andere stedenbanden
7
samen zoeken naar manieren om de betrokkenheid van jongeren hoog te houden en zich tegelijk de kritische vragen durven stellen: ‘Waarom zou een Latijns-Amerikaanse jongere tijd willen steken in de stedenbandwerking?’ ‘Wat is de meerwaarde voor hen?’ Transportproblemen, werk, studies,… er zijn genoeg redenen waarom jongeren hun engagement opzeggen. Het is dus belangrijk motivatoren in te bouwen, om de continuïteit van de samenwerking te garanderen. Zowel in het kader van uitwisselingen als voor de algemene werking van een stedenband. Jongeren sensibiliseren over hoe ze met de opgedane kennis en ervaring kunnen meewerken aan de ontwikkeling van hun gemeente, hen vormen en begeleiden is in deze dus ontzettend belangrijk. (kader)
Pionier in jongerenwerking Santo Tomás, met partnerstad Mol, is een pionier in jeugdwerking binnen de stedenband. De Nicaraguaanse jongerengroep CDC, ‘Comité para Desarollo Comunal ‘ heeft een uitgebreide vrijwilligerswerking en rekent op twee betaalde monitoren. Dagelijks houden ze een kinderrefter open en vangen er ongeveer 100 kinderen tot twaalf jaar op uit de armste lagen van de bevolking. Er wordt les gegeven, er is een speelhoek en een bibliotheek. Daarnaast wordt er ook met straatkinderen gewerkt aan de bushalte. Via spel en ontspanning wil men vermijden dat de kinderen probleemgedrag gaan vertonen. Jaarlijks worden er jongeren vergoed wanneer die, in het kader van de stedenband, taken op zich nemen die meer dan een halftijdse opdracht vergen. In totaal worden zo’n 25 jongeren uit de CDC rechtstreeks begunstigd. Op vlak van onderwijs richt de stedenband zich op het bevorderen van het technische onderwijs, zoals haartooi, koken, bakkerij, naaien en schrijnwerkerij. Het schoolgeld wordt laag gehouden en kansarme kinderen krijgen een beurs. Op die manier probeert de stedenband verschillende jongeren een toegangspoort te geven tot de arbeidsmarkt. De laatste jaren wordt er extra aandacht geschonken aan de perifere zones en wordt er samen met het lokale bestuur op zoek gegaan naar een manier om de jongeren meer kansen te bieden op een opleiding. Daarbij blijft het een enorme uitdaging om de meest behoeftige jongeren in de maatschappij te bereiken. Het is ontzettend moeilijk om rechtstreeks vanuit het Noorden een impact te genereren bij deze lagen van de samenleving. Trainingen en opleidingen hebben het meeste resultaat bij jongeren die al een zeker niveau van onderwijs hebben genoten. Het gevaar van exclusie bij plattelandsjongeren die ook nog eens door de afstand benadeeld worden, is groot. Het vergt extra aandacht en inspanningen van lokale besturen om die uitsluiting te vermijden. Het vergoeden van transport van jongeren uit rurale gebieden om naar vergaderingen te komen of het organiseren van activiteiten in rurale gebieden zijn eenvoudige ingrepen die het bereik van het project kunnen vergroten. In Oña betrekken ze al een drietal jaar jongeren uit landelijke gemeenschappen bij uitwisselingen.
(kader) Oña: het betrekken van landelijke gemeenschappen bij uitwisselingen Het Canton Oña, bestaat uit twee dorpskernen met elk een tiental gemeenschappen. Sinds drie jaar werken ze samen met de gemeente Bierbeek rond het thema jeugd. Via wederzijdse uitwisselingen proberen ze om zo veel mogelijk jongeren uit verschillende gemeenschappen samen te brengen. Tijdens een jongerenuitwisseling van Oña naar Bierbeek werden vijf 8
jongeren geselecteerd. Twee waren afkomstig uit de dorpskernen, de andere drie uit de berggemeenschappen. Ook in de aanzet naar een jeugdraad, ‘Consejo Juvenil’, probeert men jongeren uit alle gemeenschappen rond de tafel te brengen om samen activiteiten te organiseren.
Wederkerigheid Stedenbanden moeten ijveren voor wederkerigheid tussen de verschillende partners. Dit is voor velen een enorme uitdaging, vooral op het gebied van jongeren, omdat dit thema in veel stedenbanden nog in de kinderschoenen staat. Niet overal worden de verwachte resultaten direct behaald. Toch brengt dit jeugdluik enorme dynamieken op gang waardoor de wederkerigheid tussen beide partners wordt versterkt. Dankzij jongeren, die vaak kunnen rekenen op een grote achterban, wordt het draagvlak van de stedenband immers verhoogd. Jongeren zijn de ideale actoren om via hun uitgebreid netwerk mensen te sensibiliseren. Door uitwisselingen of inleefreizen komen jongeren in contact met een andere cultuur. Sommigen zullen dit ervaren als een shock, voor anderen is dit de eerste stap in de uitbouw van een visie op ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast kunnen ze door uitwisselingen hun visie en probleemoplossend vermogen verscherpen om zo op zoek te gaan naar nieuwe oplossingen voor bestaande problemen in de gemeente. Jongeren zijn ook dynamisch en lokken minder politieke weerstand uit bij de oppositie, waardoor zij de betrokken volwassenen in de stedenband kunnen reactiveren en een nieuwe wind door de werking blazen. Voor jongeren in het Zuiden leidt een engagement in de stedenband tot verschillende voordelen. Van capaciteitsopbouw, over toenemende kans op tewerkstelling tot het lokale bestuur aanzetten tot veranderingen ten voordele van de jongeren. (Kade) Zuid-Zuiduitwisseling De actieve jongeren in de drie stedenbanden met Nicaragua, Nueva Guinea, Ciudad Darío en Santo Tomás, hebben elkaar dankzij de stedenbanden met hun respectievelijke Vlaamse partners leren kennen. Ondertussen ontmoeten de jongeren elkaar twee tot drie keer per jaar. Deze Zuid-Zuid uitwisselingen stimuleren jongeren om actief deel te nemen aan de activiteiten van de stedenband en bieden de perfecte mogelijkheid om bij te leren over elkaars werking, successen en problemen. In een aantal workshops, verzorgd door JOPAC, werd er op zoek gegaan naar een gedeeld project. Gemeenschappelijke problemen en oplossingen werden besproken en voor volgende uitwisselingen werd samen naar een betere aanpak gezocht. Noord-Noord uitwisseling Ook wij kunnen leren van de successen uit het Zuiden. De Noord-Noord uitwisselingen waren tot hiertoe onbekend terrein. Zowel Bierbeek als Sint-Truiden schenken veel aandacht aan de voorbereiding van Bierbeekse en Truiense jongeren voor de uitwisseling van Noord naar Zuid. Beide gemeenten besloten dan ook om het voorbeeld van de partners in het Zuiden te volgen en een gemeenschappelijk vormingsweekend te organiseren. Tijdens dit weekend wisselden beide groepen ervaringen uit en werd er een workshop over duurzame ontwikkeling gegeven. Beide jongerengroepen konden op die manier kritisch naar zichzelf en de andere stedenband kijken. Het was ook de perfecte manier om te verbroederen. 9
Besluit JOPAC staat net als vele initiatieven nog aan het begin van een lange weg. Het wil niet de pretentie hebben de ultieme methodes voor jongerenparticipatie aan te reiken. JOPAC wil een kader aanbieden voor Vlaamse stedenbanden die het thema jongeren willen opnemen in hun actieplannen. De resultaten van een jongerenwerking in het kader van de stedenband kunnen worden gemeten aan de hand van vier factoren. Ten eerste moet elk initiatief de kansen van jongeren vergroten, zij het op het vlak van onderwijs, tewerkstelling, gezondheid of politieke participatie, en dit alles met oog op de versterking van het lokale bestuur. Ten tweede moet capaciteitsopbouw worden voorzien voor de doelgroep zodat ze in staat zijn de kansen die er zijn te grijpen. Vervolgens moet komaf gemaakt worden met het onproductieve geloof in het monopolie op thema’s en werkmethodes. Er moet gezocht worden naar lokale, regionale en zelfs nationale samenwerkingsverbanden en mogelijkheden tot uitwisseling van visies en strategieën, zowel met besturen als met middenveldorganisaties, in Noord en Zuid. Ten vierde moeten stedenbanden uiteindelijk proberen ook de meest behoeftige jongeren te bereiken en het gevaar van exclusie vermijden. In heel het proces moet er natuurlijk ook rekening gehouden worden met de culturele eigenheid van de jongeren uit België en de jongeren in Latijns-Amerika.
10