Wethouder van Volksgezondheid, Duurzaamheid, Media en Organisatie
Rabin S. Baldewsingh
Gemeente Den Haag
De voorzitter van de Algemene Commissie
BOW/2014.19 – RIS 271607 070 – 3535406
1 8 april 2014 Rapportage programma Den Haag Onder Dak (DHOD) en vervolg na 2014
Geachte voorzitter, Met deze brief rapporteer ik u op hoofdlijnen over de uitvoering en huidige resultaten van het programma DenHaagOnderDak en de via dit programma gerealiseerde voorzieningen. DHOD is gestart in 2006 en is gericht op opvang en zorg voor zeer kwetsbare mensen in de Haagse samenleving (dakloos, multiproblematiek en niet-zelfredzaam). Met een persoonsgerichte integrale benadering (trajecten voor wonen, inkomen/schulden, zorg/begeleiding w.o. dagbesteding) is het mogelijk gebleken de eigen kracht van de cliënten opnieuw aan te spreken. Vrijwel alle Haagse dakloze cliënten zijn nu in beeld en een groot deel volgt een traject of heeft dit inmiddels afgesloten. Door de inzet vanuit een gezamenlijk plan van Rijk/VWS, ketenpartners, zorgkantoor en gemeente staat er anno 2014 een pakket aan voorzieningen dat de jaarlijkse instroom van kwetsbare mensen opvangt en van begeleidingstrajecten voorziet. Na 2014 zijn de voorzieningen DHOD integraal onderdeel van het totale aanbod aan gemeentelijke voorzieningen in het sociale domein voor de meest kwetsbare mensen in Den Haag. Hieronder ga ik achtereenvolgens in op: 1. DenHaagOnderDak en samenwerking G4, 2. Voorzieningen Den HaagOnderDak, 3. De aansluiting bij het sociale domein. Een mooi resultaat van een geweldige inspanning door gemeente en ketenpartners gezamenlijk. Een inspanning die ook na 2014 wordt voortgezet. 1.
DenHaagOnderDak en samenwerking vier Grote Steden (G4)
Den Haag Onder Dak is de Haagse uitwerking van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (PvA MO) dat in 2006 door de vier grote steden (G4) in samenwerking met het Rijk (ministerie van VWS) is gestart 1. Aanleiding was de constatering dat veel dak- en thuislozen op straat verbleven en er nauwelijks doorstroom was vanuit de opvanginstellingen2. 1 2
Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang G4-Rijk fase I (2006 -2010) en fase 2 (2011- 2014) De opvang verstopt. IBO Maatschappelijke opvang 2003-2004
Biki Seriese
BOW/2014.19
2
In totaal ging het in de G4 naar schatting om 10.000 dakloze mensen, waarvan ca. 2.000 in Den Haag, met diverse status en problematiek. De opdracht die VWS en de vier steden zich stelden was om daklozen van straat te halen, verdere groei van dak- en thuisloosheid te voorkomen en gerelateerde overlast te beperken. Voor de uitvoering van het plan zijn gemeentelijke middelen ingezet en extra rijksmiddelen toegekend middels de decentralisatie uitkering. Vanuit de AWBZ zijn daarnaast extra plaatsen verblijfsvoorzieningen (beschermd wonen) en extramurale begeleiding voor deze doelgroep gerealiseerd. In Den Haag en de andere G4 steden is de geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak van dak- en thuisloosheid een succesvolle formule. De aanpak is na de eerste fase, die liep van 2006-2010, verlengd tot en met 2014. In Den Haag zijn de afgelopen jaren 4.037 volwassenen en 176 jongeren (tot 23 jaar) in een persoonsgebonden traject opgenomen. Er zijn 2.317 volwassenen en 129 jongeren eind 2012 in een stabiele vorm van wonen, zorg en inkomen gebracht (Trimbos monitor 2012)3. Op basis van het succes is de G4 aanpak door VWS uitgerold over de andere centrumgemeenten in Nederland. Kernelementen DHOD fase 1: accent op uitbreiding aanbod en gemeentelijke regie In de eerste fase is ingezet op drie thema’s: het versterken van de gemeentelijke regie, uitbreiding van het zorgaanbod en de opzet van een persoonsgebonden aanpak. Gemeente en CZ zorgkantoor voerden vanaf de start de regie door aanvragen van instellingen voor financiering vanuit AWBZ of gemeentelijke middelen, gezamenlijk te beoordelen. De uitbreiding vond plaats door op vijf locaties zeven nieuwe voorzieningen in te richten. Dit omvat een doorstroomvoorziening en woonvoorzieningen (beschermd wonen) voor mensen met verslavingsproblemen, waaronder de voorziening Woodstock. Het Centraal Coördinatiepunt (CCP), gepositioneerd bij de GGD, is de centrale toegang voor iedereen die gebruik wil maken van de maatschappelijke opvangvoorzieningen. Aanmelding, registratie, inventarisatie van zorgbehoefte, zorgtoewijzing en monitoring worden uitgevoerd onder regie van het CCP. Daarmee heeft de gemeente de regiefunctie versterkt ten aanzien van de zorgvraag en het zorgaanbod. Cliënten worden op basis van hun intakegegevens besproken met de opvanginstellingen in het stedelijke plaatsingsoverleg. Iedere cliënt krijgt na intake een persoonsgebonden traject aangeboden. Het traject omvat de aanpak die nodig is om de cliënt te voorzien van een duurzame combinatie van inkomen, zorg, onderdak en sinds 2012 dagbesteding (stabiele mix). Naast het stedelijk plaatsingsoverleg is op stadsdeelniveau een signaleringsoverleg ingesteld waarin wordt deelgenomen door gemeente, politie, corporatie en zorgverleners. Het overleg zoekt oplossingen voor afzonderlijke (dreigend dakloze) cliënten die in beeld zijn gekomen bij de deelnemende partijen. In 2013 zijn via dit overleg 192 problematische personen aangemeld. Kernelementen DHOD fase 2: accent op preventie en nieuwe woon-zorg arrangementen Naast het realiseren van extra opvangvoorzieningen in de eerste fase, wilden het Rijk en de vier grote steden in de tweede fase (2011-2014) voorkómen dat mensen (weer) dakloos raakten en dat zij zoveel als mogelijk (bleven) participeren in de samenleving. Daarmee verschoof de nadruk in de aanpak. Over de invulling van de tweede fase DHOD bent u op 13 mei 2011 geïnformeerd (RIS 180713). De hoofddoelen voor de tweede fase waren: Het voorkomen van nieuwe dak- en thuislozen door vroegtijdige signalering en effectief ingrijpen waar het mis dreigt te gaan (preventie); Zorg en opvang realiseren voor mensen die nu nog dakloos zijn en verbeteren van de doorstroom; Bevorderen dat mensen uitstromen uit zorg- en opvangvoorzieningen en re-integreren en participeren in de samenleving . De preventieve aanpak is versterkt door de doelgroep van Den Haag Onder Dak te verbreden naar de groep thuiswonenden met een hoog-risico op het verlies van onderdak, bijvoorbeeld door dreigende huisuitzetting. Door SZW en wooncorporaties is daartoe de pilot vermindering uithuiszettingen gestart, die vanaf 2012 stadsbreed is uitgerold. 3
Monitor Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang 2007 t/m 2012: Trimbos Instituut.
BOW/2014.19
3
De effectiviteit van de zorgverlening is aangepakt op drie fronten: coördinatie van zorgtoewijzing door het CCP, aansturing van de zorginstellingen en verbetering van de gemeentelijke sturing. De adviezen van de gemeentelijke subsidie-inspecteur in deze (RIS 255202) zijn grotendeels ingevoerd. De aansturing is onder meer verbeterd door kernactiviteiten te benoemen en deze te koppelen aan specifieke kernpartners en door sturing op de tijdelijkheid van opvang in de voorzieningen DHOD. Zo is de nachtopvang (met een zorgpas voor 8 weken met mogelijkheid tot 1x verlengen) geen voorziening meer waar men jaren achtereen kan verblijven en wordt er ingezet op een maximale duur van 6 maanden voor verblijf in de doorstroomvoorziening en het deelnemen aan begeleidings- en dagbestedingstrajecten met, waar nodig, overdracht naar regulier aanbod. De kwaliteit van de zorgverlening is van groot belang om de doorstroom van cliënten te bevorderen en terugval te voorkomen. Hoe korter men in de opvang hoeft te verblijven, hoe beter dat is. Door het gebruik van de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM, ingevoerd in 2012) is er een beter zicht op de capaciteiten van de cliënten. Om te kunnen nagaan of de hulp duurzaam effect heeft worden 513 personen in de G4 gedurende 2 ½ jaar gevolgd vanaf hun aanmelding in 2011 bij de maatschappelijke opvang (cohortstudie daklozen). Uit de tweede tussenrapportage bleek dat van de 125 Haagse cliënten 99 % beschikt over een vorm van huisvesting. Twee derde van deze groep heeft een vorm van dagbesteding4. Voor de uitstroom vanuit zorginstellingen en maatschappelijke opvang naar (begeleid) zelfstandig wonen zijn afspraken gemaakt met de corporaties over het beschikbaar stellen van woningen. In 2012 en 2013 was daarvoor een voldoende aanbod van ca. 200 woningen beschikbaar. Gedurende de tweede fase bleek desondanks dat niet iedereen geholpen kan worden met het gerealiseerde zorg- en opvangaanbod. Er zijn specifieke groepen waarvoor specifiek maatwerk nodig is: gezinnen, personen uit landen in Midden- en Oost-Europa, mensen die niet kunnen aarden in groepsvoorzieningen, daklozen die geen gebruik willen maken van nacht- of winteropvang. Voor hen is een aparte, aangepaste aanpak ontwikkeld. Daarnaast blijft er de uitdaging om mensen in zorg en opvang te krijgen waarvoor het bestaand aanbod niet past of die een aanbod soms actief uit de weg gaan. Voor hen zal blijvend ingezet moeten worden op (de ontwikkeling van) aangepast aanbod en ondersteuning. Stand van zaken In Den Haag is, net als in de andere G4 steden, de aanpak van dak- en thuisloosheid succesvol. Dat wil uiteraard niet zeggen dat dak- en thuisloosheid nu verleden tijd zijn. Het aantal aanmeldingen groeit niet meer, zoals bij de start van fase 1, maar daalt ook niet. Nog steeds komen er mensen zodanig in de problemen, dat afglijden naar dakloosheid een reële dreiging is. Aanmeldingen bij het centrale meldpunt Na een groei vanaf de start van de aanpak in 2006 is het aantal aanmeldingen sinds 2010 stabiel. In 2013 zijn 1.168 personen aangemeld bij het CCP die in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit DHOD. Dat wil zeggen: afkomstig uit de regio, dak- of thuisloos, multiproblematiek en onvoldoende in staat om zelf hun problemen op te lossen.
4
4 Instituut voor onderzoek naar leefwijzen en verslaving en UMC Radboud: Daklozenprofielen in de 4 grote steden, Tweede meting CODA-G4 2013. (CODA=Cohortstudie Daklozen)
BOW/2014.19
4
Cliëntkenmerken Uit analyse van 1.699 trajectdeelnemers in 2013, blijkt dat het gaat om 29,5% vrouwen (70% mannen). Ruim de helft bevindt zich in de leeftijdsgroep 23-45 jaar, 6% is ouder dan 65 jaar. Ze hebben problemen op het gebied van schulden en onderdak. Daarnaast is er vaak sprake van een of meerdere medische problemen. Het meest voorkomend zijn psychische problemen (42%) en psychiatrische problemen (16%). Het G4 onderzoek5 schat het aantal personen met verstandelijke beperkingen op 29%. Persoonsgebonden trajecten Bij de start werd het aantal dak- en thuislozen geschat op 2.000 personen. In de periode 2006–2012 hebben in totaal 4.037 volwassenen en 176 jongeren (tot 23 jaar) een trajectplan gekregen gericht op stabiliteit van wonen, zorg en inkomen. Hiervan zijn 2.317 volwassenen en 129 jongeren eind 2012 in een stabiele situatie. In 2013 geldt een uitgebreidere definitie: een traject is succesvol als de cliënt naast onderdak, inkomen en zorg ook dagbesteding heeft (stabiele mix). In totaal zijn t/m 2013 2.868 cliënten succesvol uitgestroomd. Zorgaanbod In de eerste fase zijn 148 extra woonplekken in de stad gerealiseerd. In combinatie met capaciteitsuitbreiding op de kernactiviteiten nachtopvang, dagbesteding en extramurale begeleiding is nu voldoende capaciteit beschikbaar. Dat geldt zowel voor de reguliere capaciteit als de incidentele opvangcapaciteit (winteropvang). Zie overzicht bijlage 1. Overlast In Den Haag is gekeken naar het aantal delicten (misdrijven en overtredingen) gepleegd door personen die zijn opgenomen in een persoonsgebonden traject versus degenen met een afgerond traject. Daaruit blijkt dat het bereiken van de stabiele mix samengaat met een reductie 35% van het aantal delicten. Case load en uitstroom Op 31 december 2013 werden de trajecten van 1.147 cliënten gevolgd door de veldregisseurs van het CCP. In 2013 zijn 422 trajecten afgesloten met een stabiele mix van wonen, inkomen, zorg én dagbesteding. Daarvan kon 74% uitstromen naar een vorm van (begeleid) zelfstandig wonen. Vanaf 2011 is de omvang van het budget DHOD ca. 24 miljoen op jaarbasis, waarvan ca. 19 miljoen bestemd is voor de uitvoerende organisaties 6. In de 1e fase van de plan periode (2006-2011) was extra Rijksgeld beschikbaar gesteld voor de uitbreiding van voorzieningen. Vanaf de start van de 2e fase in 2011, was er door de economische crisis geen groei van het budget meer. Volgens afspraak met het Rijk is het budget DHOD voor het grootste deel buiten bezuinigingen gehouden; wel liep de looptijd van andere Rijksmiddelen voor dit programma (middelen leefbaarheid en veiligheid) in 2011 af. De opdracht voor de 2e fase luidde: meer doen met minder geld. Door herschikking van middelen is het gelukt om deze efficiënter en effectiever in te zetten, waardoor de capaciteit en kwaliteit van opvang en begeleiding op peil kon worden gehouden. 2.
Ontwikkelingen en inzet Den Haag: voorzieningen DHOD 2014
Dat het programma DenHaagOnderDak succesvol is, is op diverse wijzen zichtbaar. Het aantal dakloze mensen op straat is tot een minimum gereduceerd, er is een centrale toegang (loket), voorzieningen zijn verbeterd en uitgebreid, de winteropvang is herkenbaar georganiseerd, gebruikers van de OVHG’s (gebruikersruimten) zijn toegeleid naar verblijf- of zorgvoorzieningen. De gezinsopvang (multiprobleem gezinnen) is per 2014 buiten de locaties van de Maatschappelijke Opvang georganiseerd. 5
Instituut voor onderzoek naar leefwijzen en verslaving en UMC Radboud: Daklozenprofielen in de 4 grote steden, Tweede meting CODA-G4 2013 6 Gemeentelijke subsidie-inspectie HKS/2012.34 (BOW/2012.641-RIS 255202)
BOW/2014.19
5
Ook zijn er terugkeerprogramma’s voor de zogenoemde Moe-landers (personen uit Midden- en OostEuropa) ontwikkeld, is de pilot ‘vermindering uithuiszettingen’ uitgerold over de stad en heeft de aanpak veelplegers resultaten afgeworpen. Vrijwel alle dakloze cliënten zijn in beeld bij het CCP (cliëntvolgsysteem Trace). Gedurende de planperiode is gerichte inzet gepleegd op diverse terreinen dat tot het huidige pakket aan voorzieningen DHOD heeft geleid. Met de uitbreiding van beschikbare opvangcapaciteit, versterking van de gemeentelijke regie en sturing en de ontwikkeling van nieuwe woon-zorg arrangementen, is ingezet op kwaliteitsverbetering en ketensamenwerking. Daarnaast zijn innovaties gestimuleerd. Hieronder wordt een beeld geschetst van de inspanningen van gemeente, zorgkantoor en Haagse ketenpartners tezamen. Uitbreiding plaatsen opvang en beschermd wonen. In nauwe samenwerking tussen gemeente, zorgkantoor en zorgaanbieders is vanaf 2006 extra opvangcapaciteit gerealiseerd. Dit betreft onder meer 56 extra plekken nacht/crisisopvang, 50 plekken tijdelijke woonvoorziening (doorstroom) en 72 plekken voor beschermd wonen voor cliënten met een dubbele diagnose (RIS 180713a). Daarnaast zijn de bewoners van de gemeentelijk gefinancierde ‘sociale pensions’ geïndiceerd door het indicatieorgaan CIZ voor toegang tot AWBZ gefinancierde zorg. Daarmee zijn de zorgverlening en in sommige gevallen complete zorgvoorzieningen (zoals Huize Tichelaar en Schimmel/de Vogel) in samenwerking met het Zorgkantoor, omgezet naar AWBZ-verblijfsvoorzieningen, zodat extra begeleiding en financiering uit deze bron beschikbaar kwam. De fysieke uitbreiding van het aantal plekken in doorstroom- en beschermende woonvoorzieningen is uitgevoerd door op vijf locaties in totaal zeven nieuwe voorzieningen te realiseren met 148 plekken7 (RIS 155334). Daarnaast is het verouderde pand van de Kesslerstichting aan de De La Reyweg vervangen door een gemoderniseerd gemeentelijk pand. Hierin zijn de nachtopvang, een doorstroomvoorziening en twee AWBZ voorzieningen ondergebracht. De vijf nieuwe locaties zijn gerealiseerd op initiatief van de gemeente op hiervoor aangewezen locaties8. Een proces dat in zorgvuldige afstemming met partners, cliëntorganisaties en buurtbewoners is voltrokken. De realisatie van de definitieve locaties besloeg meerdere jaren. In februari 2014 opende de doorstroomvoorziening van LIMOR aan de Leyweg 14. Naast de uitbreiding van bestaande vormen van zorg en opvang, zijn nieuwe typen woonzorgvoorzieningen gerealiseerd zoals Woodstock, waar 33 oudere, chronische verslaafde cliënten een onderdak kregen. Ondanks deze uitbreiding bleek nog niet iedere Haagse dakloze onderdak te zijn gebracht. Doordat aantallen, zorgvraag en persoonlijke kenmerken van de cliënten inmiddels in beeld waren bij het CCP, kon hierop apart worden ingezet. Vanuit deze cliëntprofielen hebben gemeente en instellingen tezamen gezocht naar vernieuwende combinaties van wonen en zorg. In december 2011 is de aanpak Housing First gestart, waarmee vanaf 2012 jaarlijks 25 mensen zijn toe geleid naar een zelfstandige woning met AWBZ gefinancierde zorg (RIS 256741). Deze aanpak is gericht op de groep die direct van straat (begeleid) zelfstandig kan functioneren. De tussenstap van opname in een zorgvoorziening wordt daarmee overgeslagen. De projectfase is verlengd en zal na 2014 integraal onderdeel zijn van de langdurige zorg voor (O)GGz cliënten. De sluiting van de OVHG (Zieken) wordt definitief als de cliënten toegeleid zijn naar zorg. Degenen die de unit wekelijks of maandelijks bezochten ontvangen ondersteuning uit bestaande voorzieningen. Van de 29 dagelijkse bezoekers zijn 4 ingestroomd in het project Housing First. Voor de anderen bleek aanvullende woonzorg nodig (hostel). Van de totaal benodigde 25 extra woonplekken zijn inmiddels 10 gerealiseerd. De overige 15 worden in 2014 gerealiseerd aan de Wagenstraat 102. De OVHG in de Van der Vennestraat is in 2011 al gesloten.
7 8
Zie bijlage 1: totaal aanbod MO/OGGz keten DHOD Duinstraat 19, Om en Bij 1, Vinkensteijnstraat 141, Zichtenburglaan 33, Leyweg 14/Limburg Stirumstraat 30,
BOW/2014.19
6
De kwaliteit van de bestaande opvang is verbeterd door de opvang van gezinnen met kinderen te scheiden van de maatschappelijke opvang. De opvang voor dakloze gezinnen met multiproblematiek is daarom verplaatst van de Zamenhofstraat naar locaties in de stad van Stichting Noodopvang Haaglanden (SNH). Er zijn structureel 20 gezinsplekken gerealiseerd, voldoende voor 60 gezinnen op jaarbasis. Er zijn goede afspraken gemaakt tussen de betrokken instellingen over de toegang (CCP), opvang (SNH), gezinsbegeleiding (CJG) en aanbieders voor financiële begeleiding. De focus van de begeleiding is ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. De gezinnen voeren in deze nieuwe opvang hun eigen huishouden, zo nodig bijgestaan door het CJG. De opvang voor jongeren (18-23 jaar) is, op aandringen van de jongeren zelf (resultaat tour zwerfjongeren VWS) ondergebracht in een aparte nachtopvang voor deze jongeren. Het zwerfjongerenbeleid is onderdeel van het jeugdbeleid, waarbinnen de contacten en de samenwerking met de ketenpartners wordt geborgd. Aanvullend op de reguliere nachtopvang is er de winterregeling voor alle dakloze mensen die zich in Den Haag ophouden. Sinds 2012 is de winteropvang in Den Haag georganiseerd op een vaste locatie in de Zilverstraat en zijn er meerjarenafspraken voor de inrichting van de winteropvang met de bijbehorende dienstverlening. Het huidige pakket aan voorzieningen (zie bijlage 1) is voldoende om de huidige instroom van jaarlijks circa 1.000 cliënten MO/OGGz op te vangen, en zal ook na 2014 gecontinueerd worden. Het profiel van de populatie dak- en thuislozen lijkt onder invloed van het plan van aanpak MO veranderd te zijn, zoals blijkt uit gegevens over de huidige gebruikers van de Haagse nachtopvang9. Een beeld dat in alle vier grote steden terugkomt. Uit de cohortstudie daklozen (coda) blijkt dat de huidige dakloze korter dakloos is en ook minder lang in de opvang verblijft mede door tijdelijke opvang in het eigen sociale netwerk (familie en bekenden)10. Versterking gemeentelijke regie (rol CCP) en sturing Het Centraal Coördinatiepunt (CCP) vormt vanaf de start de centrale toegang tot de maatschappelijke opvang. Vanuit deze centrale positie heeft het CCP een werkrelatie met de uitvoerende instellingen. Het stedelijk plaatsingsoverleg en de signaleringsoverleggen op stadsdeelniveau zijn de belangrijkste samenwerkingsverbanden van deze partners. Het CCP registreert cliënt en zorgbehoefte, plaatst cliënten bij een zorginstelling en coördineert samen met de uitvoerende instellingen de zorgverlening. Het centrale registratie systeem (Trace) wordt door zowel CCP als de deelnemende instellingen gebruikt voor de registratie van cliëntgegevens, zodat de voortgang van de persoonsgebonden trajecten in beeld is. CCP stelt daarnaast vast wie op basis van regiobinding in aanmerking komt voor opname in de Haagse voorzieningen en wie voor passende zorg elders. Vanaf 2012 is de zorgpas ingevoerd voor gebruikers van de nachtopvang in combinatie met de aanpak ‘actieve toeleiding’. Hierdoor is de instroom gereguleerd en wordt er actief ingezet op uitstroom. De capaciteit is voldoende gegeven de bezetting van ca. 95%. Op basis van deze positieve ervaringen wordt de zorgpas uitgebreid naar de bezoekers van de dagopvang. Door de centrale registratie is er op persoonsniveau inzicht in de zorgvraag van dak- en thuislozen. Daardoor zijn ook groepen van DenHaagOnderDak in beeld gekomen waarvoor een aangepaste aanpak nodig is. D
9
Rapportage 2012/2013 geeft aan dat 49% minder dan 10 nachten gebruik maakt van de nachtopvang. 85% heeft werk of dagbesteding
10
een groot aantal van de deelnemers aan het cohort onderzoek (63% volwassenen en 56% van de jongeren) is bij aanmelding bij de opvang voor de eerste keer dakloos is. De totale duur van de dakloosheid is ook relatief kort (volwassenen 1.8 jaar, jongeren 1 jaar)
BOW/2014.19
7
Dit betreft onder meer maatschappelijk afgegleden personen uit Midden en Oost-Europese landen (Moelanders) die geen recht hebben op voorzieningen en gezinnen (al dan niet rechthebbend)11 met multiproblematiek. Vanuit de vangnet functie van de GGD12, zorgt het CCP er voor dat gezinnen die geen aanspraak kunnen maken op voorzieningen waar mogelijk worden teruggeleid naar het land van herkomst. Het CCP heeft in samenwerking met de organisatie Barka uitvoering gegeven aan het terugkeerbeleid (perspectywa) voor de mensen van met name Poolse afkomst. Dit heeft ertoe geleid dat tussen 2012 en 2014 vrijwel alle Moe-landers met multiproblematiek teruggeleid zijn. De groep mensen die voor grote overlast zorgde, is hiermee verdwenen. Op dit moment wordt onderzocht of de werkwijze van Barka ook ingezet moet en kan worden bij mensen die vanuit Roemenië en Bulgarije naar Nederland trekken. Voor gezinnen van Antilliaanse of Surinaamse afkomst wordt vaak binnen het eigen netwerk een oplossing gevonden. De opdracht voor de 2e fase DHOD was: meer doen met minder geld. Tegelijkertijd was er de constatering dat het aantal aanbieders groeide en dat, bij gelijkblijvende capaciteit, de kosten en het aantal aanvragen jaarlijks hoger werden. In 2012 heeft de gemeentelijk subsidie inspecteur advies uitgebracht over mogelijkheden om de ambities van DHOD efficiënter en effectiever te kunnen realiseren13. Daarbij is gekeken naar nut en noodzaak van de activiteiten, doelmatiger subsidie-instrumentarium, de mogelijkheid om via samenvoeging of bundeling van activiteiten de ketensamenwerking te bevorderen en verbetering van de sturing en doelmatigheid van het CCP. De gemeentelijke accountsdienst heeft in dit verband de financiële positie van de instellingen DHOD onderzocht, waardoor tevens inzichtelijk werd in welke mate instellingen DHOD, naast gemeentelijke subsidies, ook middelen uit de AWBZ ontvangen. De inspecteur heeft een inventarisatie gemaakt van activiteiten, doelgroepen en de geleverde expertise door de instellingen voor de doelgroep DHOD. Op basis hiervan is gekeken naar vergelijkbaarheid van de activiteiten, bundeling in kernactiviteiten en samenwerking. Dit met het doel dat de cliënt en zijn trajectplan zo min mogelijk gebonden is aan het voorzieningenpakket van een specifieke instelling. Doorgeleiding naar (collega)aanbieders en warme overdracht naar regulier aanbod zou een actief onderdeel moeten zijn van de inzet van uitvoerende instellingen. Vervolgens zijn zeven kernactiviteiten14 vastgesteld en zijn voor elke activiteit één of meerdere kernaanbieders/uitvoerders benoemd. Voor elke kernactiviteit zijn factsheets samengesteld met een omschrijving van de door de instelling aan te bieden ondersteuning (opvang en/of begeleiding). Deze factsheets zijn met alle instellingen doorgesproken. De gemeente heeft de regie op de onderlinge afstemming tussen aanbieders van dezelfde kernactiviteit en de afstemming met andere kernactiviteiten. In deze lijn wordt toegewerkt naar afstemming tussen de aanbieders van de nachtopvang en de dagopvang voor cliënten met een zorgpas. Een ander voorbeeld is de afstemming tussen de aanbieders van tijdelijke woonvorm (doorstroom) en tussen aanbieders van extramurale ondersteuning. Op basis van het advies zijn een aantal instellingssubsidies beëindigd of verminderd. Voor elke kernactiviteit is een normtarief opgesteld waarmee uitvoering en hiervoor benodigde financiering vergelijkbaar zijn tussen de instellingen. De normtarieven zijn gebaseerd op gedegen onderzoek naar prijs en kwaliteit van het zorgaanbod. Voor betere sturing op activiteiten is de subsidievorm aangepast naar budgetsubsidie. Normtarieven zijn vanaf 2014 richtinggevend voor de subsidieverlening, daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de specifieke situatie van de betrokken instellingen. 11
Het betreft gezinnen die om diverse redenen geen aanspraak kunnen maken op voorzieningen. De cases zijn juridisch complex als niet alle gezinsleden verblijfsrecht hebben. 12 Vanuit de vangnetfunctie in combinatie met het Internationale Verdrag Rechten van het Kind (IVRK) zorgt GGD voor opvang en begeleiding van gezinnen waarvoor een aanbod door Rijk of gemeente (nog) niet is vastgesteld. 13 Ris 255202: Ombuiging en doelmatigheidsverbetering plan Den Haag Onder Dak 11-12-2012 14 De kernactiviteiten zijn: a.Opvang (waaronder nachtopvang, dagopvang); b.Doorstroomvoorziening (6 maands woonvoorziening); c.Dagbesteding; d.Extramurale begeleiding (6 maands begeleiding in eigen woning); e.Overige Maatschappelijke steunsystemen voor thuiswonenden (MSS); f.Cliëntenparticipatie; g.Verslavingszorg.
BOW/2014.19
8
Bij de grotere organisaties die betrokken zijn bij zorgverlening vanuit DHOD zullen, conform het advies van de inspecteur, in 2014 wederom preventieve financiële scans uitgevoerd worden. Tenslotte is kritisch gekeken naar de rol van het Centraal Coördinatiepunt (CCP). Daarbij is op verzoek van de uitvoerende instellingen ook bekeken of de toewijzing en intake buiten het CCP/de gemeente belegd kon worden. De conclusie was dat de kerntaken in samenhang (aanmelding, koppelen zorgvraag en zorgbehoefte en monitoring) effectief zijn en bij het CCP belegd kunnen blijven. Centrale toegang en registratie moeten bij één partij belegd blijven en dat is het CCP. De samenwerking met de uitvoerende instellingen wordt verder verbeterd, neergelegd in werkafspraken en protocollen op kernactiviteiten, zoals rond de instroom nachtopvang met zorgpas. De doelmatigheid van de uitvoeringsregie door het CCP kan verbeterd worden, door de scope van taken en doelgroep te leggen bij de mensen die feitelijk dakloos zijn. De toeleiding naar zorg en begeleiding, registratie en monitoring van de mensen die nog thuis wonen (de hoog risico groep) zal met de ontwikkeling van sociale wijkteams elders belegd kunnen worden. De kennis van het CCP is belangrijke input bij de vorming en verdere ontwikkeling van sociale wijkteams. Voorzieningen preventie en herstel Voorzieningen die gericht zijn op het voorkómen van dakloosheid en op herstel ná dakloosheid, hebben tot doel de zelfredzaamheid van de gebruikers te vergroten en te bevorderen dat zij tijdig hulp en ondersteuning zoeken. Voor beide doeleinden zijn er trajecten extramurale begeleiding en dagbesteding ontwikkeld, die vanuit het programma DHOD worden gefinancierd. Hiermee wordt bijgedragen aan het bereiken van de stabiele situatie (mix van wonen, inkomen/schulden, zorg/begeleiding en dagbesteding) van de cliënt. Er is voor cliënten inmiddels een gedifferentieerd aanbod voor sociale activering en dagbesteding dat varieert van laagdrempelige activiteiten tot toeleiding naar re-integratie trajecten van de dienst SZW. Daarnaast zijn er netwerken in de stad actief die zich richten op het vergroten van de participatie van cliënten met GGz problematiek. Via de werktafels van de maatschappelijke steunsystemen (MSS) waar 60 locale organisaties deel van uitmaken worden cliënten naar dagbesteding, vrijwilligerswerk en maatjesprojecten in de wijk geleid. In 2012 zijn 367 aanvragen behandeld. Het programma DHOD ondersteunt actief de ontwikkeling van deze netwerken en werktafels. Financiële dienstverlening is onderdeel van de integrale, persoonsgebonden aanpak. De ontwikkeling van passende ondersteuning op dit terrein vraagt ook in de komende periode specifieke aandacht. Het gemeentelijk loket (DenHaagOpMaat) en CCP werken inmiddels nauw samen om de toegang tot schuldhulpverleningstrajecten te stroomlijnen met bijbehorende werkprocessen. Onderzoek onder cliënten met hardnekkige schulden, waaronder die van Housing First, wijst uit dat een passend aanbod voor niet-saneerbare schulden ontbreekt. Het gaat vaak om mensen met zware gedragsproblematiek. Onderzocht wordt of er mogelijkheden zijn om een stabilisatieaanbod te creëren15. De pilot vermindering uithuiszettingen is sinds 2012 stads breed uitgerold. De dienst SZW werkt hierin nauw samen met wooncorporaties. De methodiek van vroegtijdige signalering is aangescherpt, door bij de toewijzing van een woning de zelfredzaamheid van de cliënt te toetsen en zo nodig financiële dienstverlening aan te bieden. Bij huurachterstand wordt actief op een betalingsregeling aangestuurd. In 2012 zijn er 1.028 meldingen gedaan van huurachterstand, waarvan 33% succesvol is afgehandeld in hetzelfde jaar. Het programma DHOD levert een substantiële financiële bijdrage aan de aanpak vermindering uithuiszettingen.
15
Haagse aanpak decentralisaties, Hoofdstuk 1: stabiliseren financiële problematiek (BSW/2014.34)
BOW/2014.19
9
Door de aanpak veelplegers (Bestuursdienst) en nazorg ex-gedetineerden (dienst SZW) is dakloosheid na detentie van en overlast door deze groep flink teruggedrongen. Vanuit het programma DHOD worden jaarlijks 100 nazorg trajecten voor zogenoemde veelplegers gefinancierd. Het betreft gestructureerde dagbesteding aan cliënten met chronisch verslaving en/of psychiatrische problematiek. Evaluatie onderzoek wijst uit dat ruim 75% van alle cliënten na 9 maanden nog steeds recidive vrij is, medicijngebruik onder behandeling weer stabieler is en de gezondheid verbetert. Het bureau Nazorg regelt, voorafgaand aan de definitieve vrijlating, uitkering, zorg en woonruimte of draagt de persoon tijdig over aan het CCP. Cliëntparticipatie Het Straat Consulaat is net als Kompassie, een platform voor cliëntparticipatie en collectieve belangenbehartiging voor de MO/OGGz groep. De gemeente is regelmatig met hen in gesprek. Aan de hand van signalen geeft het Straat Consulaat door welke ontwikkelingen spelen en welke gevolgen die kunnen hebben voor het beleid. Daarnaast vertegenwoordigen zij cliënten in diverse overleggen en netwerken over de decentralisatie AWBZ. In algemene zin ondersteunen zij individuele cliënten bij klachten of problemen met instellingen en leiden zij mensen die nog geen hulp hebben of zijn teruggevallen door naar hulpverleningsinstellingen. Nieuwe initiatieven. Instellingen die vanuit het programma subsidie hebben (gehad) zijn uitgenodigd nieuwe initiatieven voor preventie en/of herstel van de doelgroep DHOD te ontwikkelen. Een aantal organisaties heeft aanvragen ingediend die zijn gehonoreerd. Twee voorbeelden: de projecten ‘Hand in Hand’ van Exodus en ‘Ontwikkeling in de dagbesteding’ van het Straat Consulaat. Hand in Hand behelst de inzet van vrijwilligers naast professionals in de begeleiding van ex-gedetineerden. Dit project is onlangs gestart en beoogt de effectiviteit en efficiency van begeleiding te vergroten. Ontwikkeling in de dagbesteding is ingediend door het Straat Consulaat, in samenwerking met een aantal aanbieders van dagbesteding. Het initiatief is ontstaan naar aanleiding van een onderzoek van cliënten, waaruit bleek dat het in de dagbesteding ontbreekt aan gerichte trainingen en opleidingen en dat er soms belemmeringen zijn om die opleidingen te volgen. In samenwerking met aanbieders en een opleidingsinstituut, hoopt men voor een groep gemotiveerde cliënten een opleidingsaanbod te bieden en hiermee de kansen op participatie en een betaalde baan te vergroten. 3.
Aansluiting bij het sociale domein
We constateren dat de wereld er sinds de start van DHOD anders uit is komen te zien. De doelgroep is veranderd. De langdurig dakloze zwerver is uit het straatbeeld verdwenen. De grootste groep hardnekkig verslaafden is vrijwel onder dak. De nieuwe dakloze is korter dakloos, kan meer terugvallen op zijn/haar sociale netwerk, heeft vaker bezigheden overdag en verblijft korter in de opvang. De centrale toegang en actieve toeleiding door het CCP en de opvangorganisaties zorgt ervoor dat de problematiek van mensen snel wordt aangepakt en dat zij doorstromen naar voorzieningen en zelfstandigheid. Met het gerealiseerde pakket aan voorzieningen kan de jaarlijkse instroom van ca. 1.000 cliënten opgevangen worden en teruggeleid worden naar de Haagse samenleving. Het pakket aan voorzieningen DHOD wordt na 2014 gecontinueerd, als onderdeel van het totale gemeentelijke aanbod voor mensen die (langdurige) zorg nodig hebben. De centrale toegang en stedelijk georganiseerde voorzieningen blijven voor de feitelijk dakloze Haagse burger in stand. Ook is structurele inzet nodig voor mensen die tijdelijk opgevangen moeten worden als het recht op voorzieningen in het geding is. Dit geldt in het bijzonder voor gezinnen met kinderen die volgens gemeentelijke beleid niet op straat en in de maatschappelijke opvang thuishoren. De uitvoeringsregie door het CCP wordt ook na 2014 gecontinueerd. De focus zal gericht blijven op de toeleiding van dakloze cliënten die tijdelijk opvang behoeven (de feitelijk daklozen).
BOW/2014.19
10
Voor de ‘hoog risico groep’, de mensen die nog thuis wonen of weer zelfstandig gaan wonen, zal synergie gezocht worden met de inrichting van de sociale wijkteams. Vanaf 2015 zullen cliënten met (O)GGz problematiek die extramurale begeleiding/dagbesteding uit de AWBZ ontvangen, onder verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. De ondersteuning van deze thuiswonende cliënten zal zoveel mogelijk binnen de wijken worden georganiseerd. Bezien wordt in hoeverre de zorgcoördinatie zoals ingericht onder het programma DHOD voor bredere groepen kwetsbare burgers van toepassing kan zijn. Aandachtspunt hierbij is de doorontwikkeling van het cliëntvolgsysteem Trace voor de registratie en monitoring van deze groep Haagse burgers en voor de rapportage daarover. De veranderingen in de AWBZ hebben sinds 2009/2010 al geresulteerd in een overheveling van delen van de begeleiding en financiering naar gemeente. Met de komende decentralisatie zal de groep waarop het beleid van DHOD tot dusverre gericht is, vergroot worden met de doelgroep (ex-daklozen) die inmiddels ondergebracht zijn in AWBZ gefinancierde vormen van beschermd wonen of thuis wonen met AWBZextramurale ondersteuning. Beleid voor alle cliënten met GGz problematiek in dergelijke beschermde woonvormen in de regio, wordt in nauwe samenwerking met de betrokken zorgaanbieders in de centrumregio Den Haag uitgewerkt. In het verlengde van de reeds ontwikkelde normtarieven zal de tarievenstructuur verder ontwikkeld worden, rekening houdend met de intensiteit en duur van de benodigde zorg en ondersteuning voor deze cliënten. Gemeenten, zorgkantoor, zorgaanbieders en de cliënten zelf zullen samen optrekken om de veranderingen het hoofd te kunnen bieden. Rabin Baldewsingh, wethouder