Jongens
Een initiatief van FaKT
Freek In 1972 komt mevrouw van der Kroon met haar zoon Freek op ’t Ruige Veld in Rolde. Freek is dan zeventien. Hij ziet slecht. Hij is soms heel wazig, soms heel leuk en alert. Zijn vader is kort geleden overleden. Freek was erbij toen het gebeurde. Een hartstilstand. Freek is naar de zolder van de buren gevlucht en wil sindsdien de naam van zijn vader niet meer horen. Freeks moeder vertelt dat Freek zich als kind al niet normaal ontwikkelde. Niet spelen. Uren radio luisteren, stilletjes op de knietjes voor het apparaat. Letters lezen kan Freek niet, hij zit op het zmlk. Toch kan hij sommige dingen juist weer heel goed. De huisarts van de familie dacht in eerste instantie dat het allemaal vanzelf wel goed zou komen… Hoewel zijn moeder het verschrikkelijk vindt om Freek achter te laten, blijft hij drie keer drie maanden op ’t Ruige Veld. Uit een nieuwe test (met plaatjes en niet met woorden) blijkt dat Freek deels veel te slim is voor het zmlk. Vooral zijn supergeheugen
is opvallend. Maar het niet kunnen lezen en schrijven vormen ook op de Ruige Veld school een grote handicap. Peter krijgt een konijntje. Hij noemt het diertje ‘Brammetje’. Naar Bram, zijn vader. Hij huilt zijn eerste dikke traan. Stap voor stap gaat het bergopwaarts. Freek wordt aan zijn ogen geopereerd door de beroemde dokter Worst. Moeder ziet verwonderd toe hoe Freek zich ontwikkelt doordat hij werk te doen krijgt dat bij zijn interesse past. Ze ziet ’t Ruige Veld achteraf als de springplank naar een nieuwe situatie. Losmaking van moeder, meer zelfstandigheid. Nu is Freek volwassen. Hij woont aan de Langedijk in Assen. De moderne diagnose is: autisme. Freek heeft zichzelf leren lezen op een geheel eigen manier, met hulp van de computer en enorm veel doorzettingsvermogen. Verder is hij trots op zijn werk. Hij doet aanstekers in doosjes. En hij is er ontzettend goed in.
5
Marco Marco (nu negentien) werd in 2003 opgenomen op de geslo ten afdeling van ’t Ruige Veld. Een dieptepunt in zijn leven. Zijn grootste angst op dat moment: nooit meer thuis te komen. Of in de isoleercel moeten. “Mijn ouders hebben geen isoleercel, dat is een open afdeling zeg maar. Maar in Rolde hebben ze dat wel. Een isoleer, zendmasten en piepers. Dat schrok mij wel af.” De behandeling startte. Marco is vrijwillig opgenomen, voor agressiebeheersing. “Ik ben niet crimineel, maar ik ben heel an ders boos dan anderen. Wat ik thuis tegenover mijn ouders heb gedaan, dat kan ik niet normaal vinden. Ik voel me ook schuldig over wat ik mijn vader heb aangedaan. Ik wil het niet oprakelen, het is verleden tijd.” Achter de boosheid lagen andere dingen waaraan gewerkt kon gaan worden. Beter eten om wat gewicht te krijgen, het inper ken van te dwangmatig gedrag. “Ik had negen schrijfblokken
volgeschreven met vragen. Geen normale vragen, hele lange vragen. Het schrijven van die vragen nam mijn dag in beslag. Op Opmaat A hebben ze me verboden om dat te doen. Ik mocht nog maar één vraag per dag opschrijven. Ze maakten het mij wel moeilijk. Ze waren streng doch rechtvaardig.” De eerste tijd vond Marco het vreselijk op ’t Ruige Veld. Maar vanaf het moment dat hij naar de halfopen afdeling ging veranderde dat. “Ik dacht eerst dat ze alleen maar geld aan me wilden verdienen. Maar toen begon het leuk te worden.” Ondanks wat ups en downs kreeg Marco meer vrijheden. Hij mocht Assen in, hij leerde zijn duikangst overwinnen in het zwembad van Nooitgedacht. En, wat hij niet meer had durven hopen: mede dankzij de hulp van de groepsleider van ’t Ruige Veld is Marco ook weer regelmatig bij z’n ouders thuis geweest. “Daar ben ik eeuwig dankbaar voor.”
9
Michel Michel (nu dertien) zat vanaf oktober 2005 negen maanden op afdeling De Ratel. Zijn moeder lag in het ziekenhuis, haar vriend Bert bracht Michel naar Rolde. Michel drukt zich onverschillig uit. “De bedden waren hard, maar ik sliep meteen.” Slapen is nooit zijn probleem geweest. Opstaan is veel moeilijker. Dat vindt hij alleen op zijn verjaardag leuk. We zitten bij Michel thuis. Naast de bank de parkiet. “Ik zeg het maar niet, maar die parkiet is verliefd op mij!” zegt Michel. Zijn moeder vult aan: “als je Michel iets doet en de parkiet is los, dan valt hij aan!” Michel lacht trots. De parkiet is zijn beschermengel! Michel heeft een ernstige vorm van PDD-NOS. Wat dat precies is, weet hij ook niet. Hij heeft wel veel geleerd op de Ratel. Leuk bramen plukken. Sociale vaardigheden. Hij herinnert zich ook goed welke straffen hem boven het hoofd hingen. “Eerst moest je op de kist in de gang, dan op je slaapkamer en dan in de 11
prikkelarme ruimte. En als je dan nog kwebbelde, nou dan weet ik het niet, dan leefde je niet lang meer volgens mij!” Michel laat zijn map van De Ratel zien. Met werkdoelen voor elke dag. Douchen en aankleden komen steeds terug. Er staan picto’s bij. Michels moeder Anita legt uit: thuis wilde Michel zich nooit wassen en aankleden, dat was een drama. “Nu gaat dat goed gelukkig. Dan hoor ik vanuit de douche: mam, ingezeept!” Voor het hele gezin is er veel verbeterd. Ze vonden ’t Ruige Veld ‘honderd procent geweldig’. Moeder Anita vertelt: “Wij gaan nu heel anders met Michel om. Toen we op de Ratel kwamen, viel het ons op dat de begeleidsters zo gewoon met hem praatten. Wij schreeuwden hier thuis vaak. Nu hebben we geleerd dat hij veel dingen na vijf minuten écht weer vergeten is. Wij dachten altijd dat hij ons voor de gek hield.”
1
Martin Martin wordt binnenkort twintig. Hij bezoekt met zijn moeder Kunna ’t Ruige Veld, waar hij drie jaar geleden dagbehande ling volgde. Martin is geen prater. Hij wil wel een paar vragen beantwoorden maar niet teveel, want dat vindt hij zeer slaap verwekkend. Hij geniet ervan om weer terug te zijn. Kan hij even weer kijken waar hij alles geleerd heeft en waar zijn leven veranderd is. “Toen ik hier kwam was ik een broekie” lacht hij. “En ik woonde nog in Feerwerd. Elke dag met de taxi op en neer”. Martin zucht nog bij de gedachte. “Ja, het heeft veel in mijn leven veranderd.“ Een ander mens is hij vast en zeker. Alleen fysiek al. Hij is een boom van een vent geworden die met zijn stoere zwarte petje en zijn dikke zwarte jack onbevangen afstapt op de groepslei ding, de juf van school, de oude collega’s in de werkplaats. Iedereen is vol lof.
15
Vier diploma’s heeft Martin behaald, ook dat voor veiligheid, dat hij nodig heeft om te kunnen werken in de metaal. Zijn grote liefde. “Ik hou een beetje van groffer werk”. Hij is met houtbewer ken begonnen op ’t Ruige Veld en dat lag hem prima. “Werken, daar ben ik goed in, sowieso beter dan in denken.” legt hij uit. Martin woont nu op zichzelf en heeft per 1 januari vast werk op een sociale werkplaats bij Fivelingo Appingedam. Zijn moeder is blij dat ze er hard voor gevochten heeft om Martin de dagbe handeling te kunnen laten volgen. “Dat ging niet makkelijk, je moet de procedures door. Maar ik ben blij dat ik heb doorgezet. Want Martin zat voor die tijd als puber steeds maar thuis op de bank. Omdat hij niets te doen had.”
17
Jason In 1995 adopteerden Pieter en Anja kleine Jason. Hij was vier eneenhalf en zat in Colombia in een pleeggezin. “Hij vloog ons meteen in de armen.” Enige tijd later adopteerden ze ook Ronaldo. Een fijn gezin. Vrolijke vakantiefoto’s aan de muur tonen dat. Alleen de jongste lijkt zich niet goed te ontwikkelen, er komt hulp van MEE in het gezin. Als Jason twaalf wordt gaat het mis. Pieter: “Jason bleef naar buiten toe heel sociaal, dat is zijn sterke punt. Maar in huis werd hij steeds agressiever. Ook naar ons toe.” Oude sporen van vernie ling zijn nog zichtbaar aan de deuren in huis. Jason zelf vindt dat niet leuk. “Als ik een vriendinnetje meeneem in huis wil ik niet dat ze dat ziet.” Na een crisis wordt er hulp ingezet. Via hulpverleners uit Sneek en Heerenveen wordt het gezin doorverwezen naar Accare. Op Boschlust worden beide broers gediagnosticeerd: reactieve 19
hechtingsstoornis en een laag IQ. “Dat betekent” zegt Pieter “dat er in Colombia geen hechting heeft plaatsgevonden.” Jason wil wel even verschil aanbrengen. “Mijn broertje is gehandicapt, ik niet.” Via IPG thuis leren Pieter en Anja hoe ze het beste met hun beide zoons kunnen omgaan. Veel structuur, nooit het woord ‘misschien’ gebruiken. Vooral Pieter moet grenzen stellen voor Jason. “Soms moet ik hem tegen zichzelf beschermen, hij is heel beïnvloedbaar.” Pieter en Anja zetten zich enorm in, met goed resultaat. Jason is nu 1 en baalt soms van zijn vader. “Loop ik met vrienden buiten en dan komt híj er weer aan. Of ik een klein kind ben. Zó stom.”
21
epiloog Wat vraag jij dan aan je ouders? Ik vraag of ik een crossmotor mag. Wat zeggen je ouders dan? Dat het niet mag. Wat gebeurt er dan? Nou dan vraag ik het nog een keer. En krijg je hem dan? Nee. En dan? Nou, dan word ik boos. Knap van jou, dat je weet dat je boos bent. En hoe ziet dat er uit? Stilte. Schop of sla je dan? Ik scheld en schop tegen de deur. 23
En daarna, wat doe je dan? Dan ga ik op bed liggen om rustig te worden. Wat goed dat je rustig wordt. En als je weer beneden komt? Wat dan? Dan vraag ik het weer. Of ik een crossmotor mag. En krijg je dan je zin? Nee dat lukt niet. Gedachte: dit is een denkprobleem. Hoe krijgt dit kind die crossmotor uit zijn hoofd? Wat kan jou helpen denk je? Ik denk plakband voor de mond. Ouders, wat denken jullie? Zullen we een plan maken? 25
een uitgave van
FaKT
tekst: Titia Struiving, Groningen fotografie en illustraties: Kitty Bakker, Groningen vormgeving: Fleur Bominaar, Nieuw Buinen Maart 2007
“Deze uitgave is een proefwerkstuk. het is een heruitgave van een tekst die gemaakt is in opdracht van Accare kinder- en jeugdpsychiatrie Groningen en uitdrukkelijk niet bestemd voor publicatie of (her)gebruik. De interviews zijn geanonimiseerd.”