Jonge Sla in de stad de kunstenpraktijk in transitie Ingrid Van Samang en Nikol Wellens
Inleiding Elk jaar verzamelt de podiumkunstensector voor de State of the Union – de traditionele opening van het Theaterfestival. In 2010 gaf kunstenaar Benjamin Verdonck de aftrap voor het nieuwe seizoen. Het moet gezegd dat hij pas na enige aarzeling ter zake kwam: ‘... Het is zo eenvoudig dat ik al dagen loop te zweten, of ik het wel zal durven zeggen: isoleer uw dak, rij nooit meer met de auto, stop met het eten van vlees en vis en hou op met over en weer te vliegen. Ik moet u niet vertellen wat een impact het zou hebben mocht de podiumkunstensector zich unaniem, al was het maar voor één jaar, achter deze eenvoudige voorstellen scharen.’ De onwennigheid in de Blauwe Zaal van deSingel was tastbaar en bepalend voor de missie van het nieuwe project dat VTi in die periode samen met een aantal partners in de startblokken hees met als doel om het ecologische denken en handelen binnen de kunstensector in Vlaanderen en Brussel te versterken, betrokkenen bewust te maken van de impact van hun activiteiten op het milieu, hen aan te zetten om acties te ondernemen om de eigen milieu-impact te verkleinen en erover te communiceren. We kozen de naam Jonge Sla, naar een gedicht van Rutger Kopland. We lieten ons inspireren door de transitiebeweging, volgens stichter Rob Hopkins 'one of the most important social experiments happening anywhere in the world at the moment'. Uitgangspunt is een vrijwillige keuze voor het verlaten van het individuele eigenbelang ten voordele van de gedeelde belangen van de hele wereldgemeenschap nu en in de toekomst. We staan voor zo’n transitie, een proces over een lange termijn dat verder gaat dan technologische oplossingen en eco-efficiëntie. Het formuleren en realiseren van gemeenschappelijke belangen met alle 1,9 miljoen soorten waarmee we de planeet delen is nu de uitdaging. De toekomst is dus onzeker en vraagt om lotsverbondenheid en veerkracht. Jonge Sla spreekt het potentieel van de kunstensector als ruimte voor verbeelding aan, om een nieuwe duurzame samenleving mee vorm te geven. In Het plezier van het zoeken (2011) omschrijft Rik Pinxten treffend de instrumenten die essentieel zijn voor de ontwikkeling van een democratische en kosmopolitische wereldorde vanuit een bottom-top dynamiek: vertellen : naar het voorbeeld van de orale tradities kiezen voor echte interactie, weg van de geschreven eenrichtingscommunicatie: delen : echte solidariteit tussen mensen die elkaar helemaal niet kennen en toch samenwerken aan de realisatie van een gemeenschappelijk doel; wederzijds kennen : sociaal leren, communiceren van diverse wereldvisies binnen de samenleving. Vanuit het wezen van de artistieke creatie hebben kunstenaars en hun medewerkers de bijzondere wetmatigheden van procesmatig werken (diversiteit, onvoorspelbaarheid, niet-lineariteit, veerkracht, improviseren ...) in de vingers. Deze vaardigheden kunnen we explicieter maken door ‘vertellen, delen en wederzijds kennen’ en door open te staan voor de inbreng uit andere hoeken van de samenleving. Samen kunnen we ons afvragen welke ecologische gedragsverandering er kan ontstaan dankzij het doordacht ontwerp van de ruimte, welk is onze verantwoordelijkheid is in het brede maatschappelijk debat over andere sociale en economische prioriteiten, hoe we het belang van culturele infrastructuur inschatten voor de leefkwaliteit in steden, wat het effect op de tijdsbesteding van mensen is en hoe de kunstensector daarmee kan omgaan... hoe kunnen we loskomen van de heersende antropocentrische visie en een nieuwe relatie tussen mens en natuur helpen ontwikkelen ...? Om deze trendbreuk te bewerkstelligen heeft de kunstensector dus een rol te spelen. De kracht van kunst ligt in verbeelding, in het delen van kennis en het maken van 1
tegendraadse analyses.
Transitie naar rechtvaardige duurzaamheid Moeten we het nog herhalen? We staan nog maar aan het begin van de ecologische, sociale en economische crisis. Met onze huidige levenswijze zullen klimaatverandering, financiële problemen, extreme weersomstandigheden, geopolitieke conflicten ... toenemen, samenvallen en exploderen in een catastrofe. Een deprimerende start van dit artikel denk je? Dan is onze opzet geslaagd. Nu we wakker geschud zijn, kunnen we opstaan en in actie schieten! Op globaal niveau licht het Global Risk Report van het Wereld Economisch Forum (WEF) ons jaarlijks in over de belangrijkste risico’s die we lopen (met klimaatverandering op één) en de toekomstscenario’s die de samenloop van verschillende risico’s voorspellen. Die informatie en de eerste dreigende tekenen van ecologische, sociale en economische crisis bereiken ons minstens wekelijks via het nieuws en toch blijven we leven (consumeren en produceren) alsof we ongelimiteerd kunnen blijven groeien, alsof de voorraad van olie oneindig is, alsof het allemaal niet zo’n vaart loopt met temperatuurstijging en het verlies aan biodiversiteit. Alarmerende cijfers en rapporten lokken duidelijk niet het gewenste effect uit. Een groot deel van de Westerse bevolking is zich bewust van gevaar voor volgende generaties, maar ziet af van een verandering waarbij er aan luxe en levensstandaard moet worden ingeboet. Wat kunnen we dan wel doen om een leefbare toekomst te verzekeren? Waar liggen de kansen voor Vlaamse steden en welk potentieel ligt er in de culturele en creatieve sector? Het sleutelwoord is duurzaamheid, waarbij we moeten opletten dat het woord niet voorbijgaat aan zijn betekenis. Duurzaamheid draagt een langetermijndenken in zich waarbij op een evenwichtige manier wordt omgesprongen met de drie p’s: people, planet, profit. Wij maken in dit artikel een onderscheid tussen zwakke en sterke duurzaamheid. De zwakke variant verwijst naar een evenwicht, de sterke naar een hiërarchie tussen de 3 p’s. Sterke duurzaamheid houdt in dat het milieu de andere twee dimensies omvat en dus nooit volledig kan vervangen of gecompenseerd worden door de sociale of economische dimensie. Continue exponentiële groei is met andere woorden niet aangewezen, omdat het milieu zodanig aangetast zal worden dat een kwaliteitsvol leven niet langer mogelijk is. Om die sterke duurzaamheid te bekomen moeten we radicaal anders gaan denken en handelen. Zo’n verandering of paradigmashift wordt transitie genoemd: ‘Een transitie is een structurele maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties en natuur en milieu.’ Transities vereisen een holistische aanpak, een kritische bril om naar de verschillende elementen van het huidige systeem te kijken. Een systeem bestaat uit : structuur (instituties, materiële infrastructuur, economische realiteit), cultuur (waarden en normen, tradities, ideologieën, een manier van leven, kunst) en werkwijzen (routines). Transities stellen de vraag welke drijvende krachten er achter het niet-duurzame systeem zitten en welke kenmerken het alternatieve systeem zou kunnen hebben. De periode die we nu meemaken met veel onzekerheid en onduidelijkheid is typerend voor een transitieperiode. De systemen die aan het huidige paradigma ten grondslag liggen, kraken in hun voegen, maar tegelijk is er geen duidelijke blauwdruk van het nieuwe gewenste model. Processen op een betere manier of ecoefficiënt organiseren, zal vaak niet voldoende zijn. ‘Groene auto’s’ met minder CO2-uitstoot, stoten bijvoorbeeld nog steeds te veel broeikasgassen uit, lossen het fileprobleem niet op en vragen om een uitbreiding van het wegennet wat de doordringbaarheid van de bodem vermindert en overstromingen veroorzaakt. Volgens transitieprocesbegeleidster Jim Baeten moeten we niet alleen de dingen beter doen, we moeten vooral betere dingen doen en dus kiezen om bepaalde zaken niet meer te doen. Voorbeelden zijn: beperken van het gebruik van hulpbronnen, woonoppervlakte niet uitbreiden, maar bestaande buurten en plekken herinrichten met compacte passieve woonblokken waar energiekrachten gebundeld worden, meer lokale voedselproductie en meer aandacht voor herstellen en kringloopactiviteiten, en een herziening van het financiële en 2
economische model. De noodzakelijke transitie vereist een top-down én bottom-up aanpak. De bedrijfswereld, het maatschappelijke middenveld en de burger staan in voor een verduurzaming van het huidige denken en handelen in het kader van productie en consumptie. Omdat duurzame trends niet sterk genoeg zijn om vanzelf door te breken, is een bewuste overheidspolitiek nodig. De overheid heeft voornamelijk een pro-actieve en sturende rol: inspireren, kansen geven, participeren, mogelijkheden scheppen, experimenten ondersteunen, leerprocessen stimuleren, netwerken opzetten enzovoort. Met transitiemanagement zorgt ze voor de versteviging van het nieuwe systeem. Centraal staat dat men oplossingen voor grote problemen kan vinden door te zoeken en te leren op kleine schaal. We merken dat steden vaak meer sociaal-ecologisch geëngageerd zijn dan landen, bijvoorbeeld via de Europese burgemeestersconventie. Zo stelt Leuven haar ecologische doelstellingen bijvoorbeeld hoger dan wettelijk verplicht voor België. De visie van stadsplanners verschuift langzaam van de natuur die moet getemd worden, naar de natuur als actor, als crisisfactor. In The Ambition of the Territory op de 13de Internationale Architectuurbiënnale van Venetië (2012), wordt Vlaanderen gepresenteerd als laboratorium voor de transitie naar een metropolitaan Europa. Een metropool is een stedelijk gebied waarbinnen schijnbaar tegengestelde ruimteclaims verzoend worden in een integraal metabolisme. Meer stedelijkheid betekent niet meteen minder landschap. Ook de demografische druk wordt steeds vaker erkend als ontembare factor die een stijgende werkloosheid, grote verschillen tussen buurten in dezelfde stad en een stijging van huur- en woonprijzen zowel in de stad als aan de rand van de stad tot gevolg heeft. Met steeds meer mensen wonen, werken, leren, reizen en handelen op een planeet met een eindig ecosysteem vraagt nieuwe oplossingen voor de 21ste eeuw. Steden winnen ook op economisch gebied aan belang ten opzichte van landen. De Amerikaanse sociologe Saskia Sassen introduceerde in 1991 de term global cities – steden waarin diensten worden aangeboden die bedrijven nodig hebben om mondiaal te opereren. Het is niet de bedoeling dat steden nu in competitie treden met andere steden ter wereld. Zij moeten naar de eigen geschiedenis kijken en zoeken naar passende transitiemaatregelen om de economische belangen weer op een harmonieuze manier samen te brengen met de lokale sociaal-ecologische belangen. Hiervoor kunnen ze samenwerken en kennis delen, iets waar steden goed in zijn als je bekijkt wat de stedentop op internationale klimaatconferenties bereikt. Een mogelijk toekomstscenario is de lobbenstad, een ecopolis met twee netwerken: een blauwgroene zone met laagdynamische activiteiten als voet- en fietspaden, zachte recreatie, stadslandbouw, natuur, regenwaterinfiltratie en een stedelijke zone met hoogdynamische functies als handel, diensten, kleine bedrijven en intensieve recreatie. Woongelegenheid bevindt zich tussen de twee zones zodat verplaatsing naar beide zones kan gebeuren met openbaar vervoer. Dit is maar één idee, belangrijk is dat alle opties voor een duurzamer model worden opengehouden en meerdere partners zich kunnen vinden in het toekomstverhaal. Hoe we een nieuwe invulling geven aan het ‘goede leven’ vraagt om een culturele component. Een omslag naar een nieuw maatschappelijk systeem vraagt niet enkel om instrumentele oplossingen en een draagvlak, maar ook om historisch bewustzijn, verbeelding en zin voor experiment, zodat nieuwe betekenissen kunnen ontstaan . Naast het begrip 'transitie', voornamelijk gekend in België, Nederland en Groot-Brittannië, wordt het concept 'cultural sustainability' wereldwijd gebruikt en verder ontwikkeld. Bij culturele duurzaamheid is cultuur een sleutelfactor van een duurzame samenleving, zowel in de zin van een duurzame omgang met rituelen, erfgoed, talen, gebruiken als in de zin van een manier van leven, een manier om de wereld rond ons te ervaren en betekenis te geven. Voor dit artikel beperken we ons tot cultuur als een manier van leven in relatie tot het milieu en andere mensen. Die manier van leven kan zich manifesteren via productie- en consumptiepatronen (weg van de cultuur van het maximum, het nastreven van consumentisme en materialisme), beleid en culturele planning (naast sociale, ecologische en economische filters, ook 3
een culturele lens op het beleid waardoor alle initiatieven kunnen bekeken worden), 'community building' (stimuleren van creativiteit, de mens als maker zelf, kunst als een manier om met een imperfecte wereld om te gaan en een gevoel van samenhorigheid en wederzijdse verantwoordelijkheid te creëren). Culturele relaties zijn hierbij complexe netwerken die in de steeds veranderende omgeving op elkaar inwerken en veranderen en zo een rol kunnen opnemen in de adaptieve vernieuwing van een menselijke (duurzame) samenleving. Om creatieve oplossingen voor globale en lokale problemen te stimuleren, moet het stadsbestuur ondersteunen en voorwaarden scheppen. Autogebruik kan gereduceerd worden door de stad te profileren als fietsstad en hier ook de nodige mobiliteitsvoorwaarden voor te scheppen, kijk maar hoe succesvol dat in het buitenland is. Om een duurzame creatieve stad te bekomen, is er in Vlaanderen nog onvoldoende beleidsconsistentie, de keuzes zijn bijvoorbeeld nog al te vaak gericht op autogebruik en grootschalige ontwikkeling. Transitie heeft nood aan burgerparticipatie en nieuwe inzichten uit verschillende hoeken. In het kader van het Stedenfonds werd er al ruime projectervaring opgebouwd. Groepen mensen kunnen zelfstandig of via sociaal-culturele middenveldorganisaties vernieuwende transitieprojecten opzetten, wat de betrokkenheid en het engagement verhoogt. Vanuit die bottom-up gedachte vertrekken we ook met Jonge Sla en stimuleren we kunstenaars en hun organisaties om nichegroepen te vormen die nieuwe ideeën over, en experimenten met alternatieve denk- en handelswijzen ontwikkelen. Concreet kunnen zij bijdragen op twee niveaus: de impact van de eigen artistieke praktijk verkleinen en invloed uitoefenen op het publiek. Bijdragen aan de transitie kan gezien worden als een ethische plicht, maar ook gewoon als een noodzaak. De maatschappelijke uitdagingen zullen immers ook een impact hebben op de artistieke praktijk. De vraag daarbij is of we afwachten tot de realiteit voelbaar is in de dagelijkse werking van de sector. Een eerste stap is het nadenken over manieren om de impact van je artistieke praktijk in kaart te brengen en deze te verkleinen bij het ontwikkelen van een tentoonstelling, het plannen van een tournee of het beheren van een gebouw. Op het tweede niveau kan de kunstensector invloed uitoefenen op de civiele maatschappij door deze te betrekken bij het uitdenken en vorm geven van een nieuwe toekomst. Kunst kan menselijke gevoelens als ongeloof in de urgentie van een transitie of hoop dat iemand anders het wel zal oplossen, blootleggen en de toeschouwer confronteren met onbewuste routines die een noodzakelijke verandering tegenhouden. De verwarring en onzekerheid die daarbij bovenkomen, kunnen artiesten opvangen door nieuwe perspectieven te bieden en fantasierijke beelden te creëren die zowel de huidige staat van de wereld weergeven als een kritische reflectie over de toekomst beogen. Naast de artistieke expressie zijn ook de publiekswerking en de uitstraling van een organisatie media om het publiek te bewegen en het debat te stimuleren. De visietekst die op het Cultuurforum in 2010 werd voorgesteld over ‘Cultuur als motor voor transitie naar een rechtvaardige duurzaamheid’, wijst drie rollen toe aan de cultuursector: ‘De cultuursector kan eerst en vooral bijdragen aan het “publiek bespreekbaar maken” van de socio-ecologische uitdaging (publiek-dialogische ruimte). Daarnaast kan ze het procesmatige en “lerende” karakter van de noodzakelijke verandering mee implementeren(leer- en ervaringsruimte). Tot slot is de culturele sector in staat om de noodzakelijke verbeelding en creativiteit binnen te brengen in alle lagen van de veranderingsprocessen om “nieuwe verhalen, nieuwe mythes” te creëren (ruimte voor verbeelding).’ De kunstenaars van Time Circus onderzoeken sinds kort met Welvaert duurzaam leven in de stad, letterlijk en figuurlijk een proefproject waar ze twee jaar de tijd voor nemen. Twee pontons in het Bonapartedok vlakbij het MAS in Antwerpen dienen als uitvalsbasis en publiek laboratorium. Ze ondernemen er artistieke acties en gaan op die manier het debat over duurzaamheid aan met voorbijgangers en bezoekers. De stad is niet in staat alle lokale en globale problemen uit de wereld te helpen, maar kan wel een openbare ruimte creëren waar mensen graag wonen en leven. ‘Ruimte, rust en relaties’ vormen het recept dat filosofe Petra Van Brabandt ons voorstelt. Ze stelt de grootstad voor als ‘Een ruimte 4
waar je een alternatieve en sociale economie kan uitbouwen die meer draait rond welzijn, zelfvoorziening en tijd, dan rond schaarste, consumptie en welvaart. Een ruimte ook waar je kan re-creëren, op adem komen, schuilen, vertoeven, en ontmoeten.’ Zo zijn ook kunst en cultuur fundamenten van de leefbare stad. Culturele projecten brengen groepen samen, wisselen geschiedenis en toekomst uit, zorgen voor kruisbestuivingen tussen bezoekers. Kaaitheater haalde in het kader van Burning Ice 5 de UFU (Urban Farm Unit) van de Franse ontwerper Damien Chivialle naar Brussel. Boven een container met aquarium plaatst hij een serre: een zelfregulerende stadsboerderij op maat van een parkeerplaats met een gesloten systeem voor een combinatie van vis- en groentenkweek. Henk Oosterling, universitair hoofddocent wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en oprichter en directeur van Rotterdam Vakmanstad, een netwerkorganisatie die zich richt op duurzame gebiedsontwikkeling, ziet de kunstenaar als de publieke werker. De theatermaker als iedereen die een podium zoekt in de stedelijke openbare ruimte of de beeldend kunstenaar die kunst in, van en als openbare ruimte inzet. ‘Doordat kunst en cultuur naar elkaar zijn toegegroeid is de verhouding van openbare ruimte en kunst veel gedifferentieerder geworden’, zo zegt Oosterling. De openbare ruimte wordt als podium, als onderwerp of als medium gebruikt om nieuwe openbare ruimtes te scheppen die nieuwe mogelijkheden tot interacties ontsluiten. Kunstenaar Thomas Hirschhorn verwoordt dit in een gesprek met Benjamin Verdonck als volgt: ‘In een museum staat misschien 90 procent van het publiek open voor kunst, op straat maar 10 procent. Ik wil werken voor een non-exclusief publiek. Ik wil ook mensen bereiken die nooit in een museum komen, maar niet door compromissen te sluiten. Mijn werk in de openbare ruimte heeft net zo min nood aan uitleg of makkelijke herkenbaarheid als dat in het museum. De passant wordt niet uitgesloten: ook hij wordt geconfronteerd met het vraagstuk van de kunst. Men heeft altijd de mond vol over kunstparticipatie en publieksverbreding, maar de belangrijkste participatie lijkt me toch die van het denken! Die valt niet in getallen uit te drukken. Misschien veranderde een project van mij het leven van een of twee mensen, net zoals Beuys of Warhol dat bij mij deed, maar dat kan je nooit zeker weten. (...) Kunst creëert steeds een een-op-eenrelatie tussen het werk en een individu. Dat kan een constructieve dialoog worden, maar net zo goed een conflict. Dat wordt vaak over het hoofd gezien. Men wil zo graag dat het “werkt”, dat het een succes is! Maar een project in de openbare ruimte kan nooit een totaal succes zijn, en nooit een totale mislukking. Meer dan eens viel mijn werk ten prooi aan vandalisme. Sinds mijn Deleuze Monument in Avignon beschadigd werd in 2000, werk ik volgens het principe van presence and production: zolang mijn project loopt, ben ik continu ter plekke. Ik ben onophoudelijk aan het praten, bouwen, opkuisen en herstellen.’ We zijn toe aan een nieuwe soort opvoeding, ecowijsheid als onderdeel van het onderwijs, maar ook via creatieve wegen in het alledaagse leven die een inzicht of besef kunnen creëren over onze voetafdruk en de relatie tussen het lokale en het globale. Om het vijfjarig bestaan van detheatermaker te vieren doet Troubleyn gedurende zeven dagen dienst als tijdelijke werkplek, ontmoetingsplaats, toonzaal en veilingruimte. Het project, genaamd ONBETAALBAAR (oktober 2012), vroeg aan buurtbewoners om een oud of nieuw, kapot of versleten en in huis overbodig gebleken meubelstuk te doneren. Een vijftiental artiesten/makers/schrijvers gingen er in de werkplaats, waar de deuren open bleven voor het publiek, mee aan de slag. Op het einde van de week werden de herwerkte dingen tentoongesteld en geveild. De catalogus is online te consulteren en eind december komt er al een tweede editie, deze keer in Oostende. Op de conferentie Crossroads pleitte Henk Oosterling voor het opzoeken van meer terreinen en om onconventionele verbindingen aan te gaan om te ontdekken wat er zich onder onze voeten beweegt. Zo is het ook van belang dat de transitiegedachte transversaal geïntegreerd wordt: doorheen sectoren, academische disciplines, beleidskaders. Kunst kan bruggen slaan tussen de verschillende partijen en vertaler zijn van verschillende soorten vakkennis.
5
Tot slot rest ons nog één vraag: wat met de ‘artistieke autonomie’? Over de grens tussen volledige autonomie en externe beperkingen bestaat veel discussie in de kunstensector. Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, introduceerde de term ‘geëngageerde autonomie’ . Autonomie gaat over kunst die zich los van geïnstitutionaliseerde sociale en culturele verwachtingen ontwikkelt. Kunst moet niet beantwoorden aan verstaanbaarheid, schoonheid of amusement en is ook zelfreflexief. Het engagement gaat over de discussie die de kunstenaar aangaat met de ideologische en maatschappelijke uitdagingen van deze tijd, in plaats van een afsluitende houding aan te nemen in een esthetisch isolement. Kunst kan de wereld niet op een directe manier veranderen, stelt curator Katerina Gregos, maar kan wel de manier van denken van de mensen veranderen en hen aanzetten tot actie. De kunstwereld kan niet om allerhande invloeden van buitenaf heen: de multiculturele samenleving, het participatiedebat, de (sociale) media enzovoort. Ook de ecologische en andere sociale kwesties zijn hier onderdeel van en hebben een niet te ontkennen invloed op de kunst, de kunstenaar en de kunstenorganisatie. Dat alles dwingt de artistieke praktijk tot herbevraging en herpositionering.
Onderzoek In 2012 onderzocht Ingrid Van Samang hoe de rol van de overheid, de kunstenorganisatie en de kunstenaar inzake ecologische duurzaamheid wordt gepercipieerd en opgenomen in de Mechelse en Antwerpse kunstensector. De doelgroep bestond uit de door de Vlaamse Gemeenschap structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties. Binnen deze doelgroep kregen twee regionale eco/teams extra aandacht. In zo’n eco/team regio, een initiatief van Jonge Sla, verzamelen kunstenorganisaties uit eenzelfde regio om onder begeleiding gedachten en ervaringen uit te wisselen over ecologie binnen de kunsten. Het eerste eco/team regio liep van april tot juni 2011 met zeven kunstenorganisaties uit Mechelen (Festival van Vlaanderen Mechelen, kc nOna, Contour, Abattoir Fermé, Zefiro Torna, ’t Arsenaal en DE MAAN). Het tweede team kwam in 2012 samen in Antwerpen en bestond uit zes organisaties (Trix, Berlin, deFilharmonie, Ballet van Vlaanderen, Prospekta en het Jeugdfilmfestival). Een regionale begeleiding heeft de vergroening van de deelnemende organisaties voor ogen en is gericht op het zoeken naar gemeenschappelijke noden en het ontdekken van kansen voor samenwerking. Het onderzoek behandelde drie sporen: een nulmeting in Antwerpen (non-response is 53%), een evaluatie van het eco/team Mechelen (zes organisaties) waarbij via interviews de positieve effecten en valkuilen werden achterhaald en een observatie van het eco/team Antwerpen dat tijdens de loop van het onderzoek plaatsvond. De resultaten laten toe om eerste ecologische stappen, aandachtspunten en drempels in kaart te brengen. Kunstenaars en hun organisaties zoeken een manier op maat om met ecologische duurzaamheid om te gaan. Er kunnen vier groepen worden onderscheiden: strijders, zoekers, volgers en onverschilligen. De eerste groep strijdt voor het milieu, zoekt actief naar oplossingen of alternatieve werkwijzen en probeert ook anderen te overtuigen om hetzelfde te doen. De zoekers willen zich graag inzetten voor het thema, maar zijn nog zoekende naar een manier om ecologie in evenwicht te brengen met de financiële, sociale, praktische en artistieke kant van de kunstenpraktijk. De volgers zien het belang van ecologische duurzaamheid in, maar vinden het geen prioriteit. Als anderen goed werkende praktijken tonen, zijn zij bereid om deze over te nemen. Voorlopig houden ze zich aan de basisinspanningen zoals afval sorteren en energieverspilling vermijden. De laatste groep, vertegenwoordigd door twee kunstenorganisaties, is ronduit tegen inspanningen rond ecologie. Zij denken dat het allemaal niet zo’n vaart loopt, het toch al te laat is om nog een verschil te maken of dat de technologie wel met oplossingen zal komen. Opvallend is dat kunstenorganisaties een duidelijke voorkeur hebben om de zakelijke omkadering van het artistieke proces te verduurzamen. Er bestaat nog tegenstand, onzekerheid en twijfel om ook op artistiek vlak rond het thema te werken en een sensibiliserende rol op te nemen naar de stad en de burger toe. Niet te vergeten zijn enkele pioniersprojecten in de kunstensector, als de 6
theatervoorstelling Tegen de Lamp, het opblaasbaar theater van Alexander Nieuwenhuis, het kunstproject Arpia, het Handvest van Benjamin Verdonck enzovoort. Perceptie De overheid krijgt vier functies toegewezen door de respondenten: een bewustmakingsfunctie, een voorbeeldfunctie, een informatiefunctie en een financieel ondersteunende functie. De meningen over in welke mate deze rollen worden opgenomen, liggen sterk verdeeld. Zo vindt de meerderheid van de kwantitatief bevraagde organisaties in Antwerpen dat de overheid ecologische duurzaamheid financieel sterker moet ondersteunen, terwijl de organisaties in Mechelen van mening zijn dat dit al voldoende gebeurt. Beide eco/teams vinden dat het stadsbestuur zijn voorbeeldfunctie nog niet voldoende opneemt en dat het een evenwicht moet zien te vinden tussen de bescherming van het gebouwenpatrimonium (vaak erfgoed) en een duurzaamheidsvisie. Naast de overheid, kan de kunstensector bijdragen aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid. De organisaties uit Mechelen halen drie functies van de manager of leider aan: bewustmaking van medewerkers, duurzame keuzes in de organisatie regelen en bewaken en een evenwicht zoeken tussen duurzaamheid en financiële middelen en duurzaamheid en het comfort van de kunstenaar. De nulmeting toont aan dat nog niet iedereen in de kunstensector overtuigd is om duurzaamheid als doel van de werking op de te nemen. De rol van de kunstenorganisatie bevat dus stof tot debat en verder onderzoek. Genuanceerder wil meer dan 60 % van de Antwerpse organisaties praktische, ecologische inspanningen doen op elk voorgesteld domein (van afval tot waterverbruik). Investeren ligt gevoeliger. De meerderheid is nog niet overtuigd om er ook effectief geld voor vrij te maken. Een volledig duurzame kunstenpraktijk wordt met andere woorden amper nagestreefd. Bijna drie vierde kiest voor artistieke vrijheid, maar met oog voor duurzaamheid en een vijfde hanteert de visie l’art pour l’art. Kunstenorganisaties in beide steden zien voornamelijk een rol binnen de eigen werking. Een minderheid breidt die rol uit naar sensibilisering van het publiek. Populairder is de ambitie om ook milieubewuste leveranciers te kiezen. Vragen aan een kunstenaar om kunst over ecologie te maken ligt een brug te ver. Wel moeten kunstenaars, volgens het onderzoek in Mechelen, zich evenzeer aan de regels van de maatschappij houden en dus rekening houden met ecologie tijdens het creatieproces (via materialen, mobiliteit ...). Ze moeten daarbij voor zichzelf een evenwicht zoeken met hun artistieke autonomie, net zoals dat wordt gedaan met andere beperkende factoren als geld, prestatiedruk, werkplekken enzovoort. Beide eco/teams erkennen een sensibiliserende functie voor de kunstenaar, maar benadrukken dat die niet zomaar kan opgelegd of verwacht worden. In Antwerpen zorgt het onderwerp voor discussie. Een minderheid vraagt meer activisme in de kunstwereld. Gedrag Organisatiestrategie: Strategisch krijgt (ecologische) duurzaamheid een verschillende invulling. Meestal kiest men voor een stilzwijgend engagement. Slechts enkelen uit Antwerpen schreven een visie uit op lange termijn of stelden iemand aan om de duurzame keuzes te bewaken. Vaak blijft het bij doelen op korte termijn. Het beleidsplan wordt door enkele kunstenorganisaties gehanteerd om doelen of intenties neer te schrijven. Ecologisch duurzame acties: Energieverbruik, catering, licht & geluid, verplaatsing van medewerkers, keuze van materialen, drukwerk, afval en aanmoedigen van medewerkers zijn domeinen die overwegend positief scoren in Mechelen en Antwerpen. De drie laatstgenoemde domeinen worden het vaakst aangepakt. Duurzame acties blijken in Mechelen vaak in de eerste plaats een financiële reden te hebben (bijvoorbeeld hergebruik van decormateriaal). Samenwerking: Een minderheid aan respondenten ziet een opportuniteit in samenwerking rond ecologische duurzaamheid. Ook in Mechelen gebeuren er, ondanks het eco/team van een jaar eerder, geen gezamenlijke inspanningen rond het thema. De handen in elkaar slaan heeft in Mechelen eerder een praktische of financiële reden, dan een ecologische reden.
7
Barrières: Een meerderheid van de respondenten ondervindt barrières om duurzaamheid te integreren in de werking. Enkele voorbeelden zijn: gebrek aan informatie of goed werkende praktijkvoorbeelden, gebrek aan tijd en financiële middelen om te investeren of praktische zaken als geen zeggenschap over het gebouw of werken op verschillende locaties. Personeel en medewerkers meekrijgen wordt eerder positief beoordeeld in de Antwerpse nulmeting, terwijl dit in beide eco/teams net het grootste struikelblok vormt. Zowel de persoonlijkheid als de aard van de functie (bijvoorbeeld een afdeling marketing die prioriteiten elders legt) zijn hiervoor verantwoordelijk. Het ontbreken van samenwerking rond ecologie wordt in Mechelen geweten aan de specifieke planning van elke organisatie en het gebrek aan een (overkoepelende) trekker. Sensibilisering: Sensibilisering van het publiek of de burger gebeurt in Mechelen door het goede voorbeeld te geven, aan experience marketing te doen (bijvoorbeeld koppelen van ecologische mobiliteit, toerisme en kunst) en via externe communicatie over duurzame inspanningen. Met het laatste punt springen kunstinstellingen voorzichtig om. Een meerderheid van de deelnemers aan de eco/teams, vindt dat het organisatiebeleid daarvoor niet consequent genoeg is.
(Stedelijke) transitienetwerken In 2011-2012 startte heel wat initiatief en denkwerk rond ecologie en transitie in de Vlaamse cultuursector. We bespreken kort de stedelijke netwerken Green Track en Leuven Klimaatneutraal en ronden af met het Transitienetwerk Cultuur op Vlaams niveau. Green Track Gent De Stad Gent en de Gentse kunstensector delen de ambitie om tegen 2050 een klimaatneutrale stad te worden. In de loop van 2011 groeide bij een aantal kunstenorganisaties die al een lange tijd aandacht besteden aan duurzaamheid – zowel in de eigen werking als in het programma – het idee om een lokaal netwerk op te starten rond transitie. In samenwerking met Jonge Sla staken enkele belangrijke spelers de koppen bij elkaar en bekeken hoe ze hun inzet in het transitieproces naar een duurzame stad kunnen opdrijven. Het netwerk nam contact op met de Stad Gent, die besliste om de opstart van het initiatief financieel te ondersteunen binnen het kader van het Klimaatverbond. Het initiatief kreeg de naam Green Track en riep de volledige sector in Gent op om toe te treden. Sinds de lancering in maart 2012 engageerden zich al een twintigtal organisaties. Wie wil toetreden moet een engagementsverklaring ondertekenen en een aantal stappen zetten (milieu-indicatoren verzamelen, een actieplan opstellen...). Leden kunnen beroep doen op ondersteuning en coaching bij het proces, instrumenten en vorming op maat van de kunstensector en een netwerk om duurzame activiteiten op te starten. Sinds kort heeft Green Track ook een website met nieuws en informatie over het netwerk: www.greentrack.be Leuven Klimaatneutraal Leuven was een van de steden die in 2011 het EU-burgemeesterconvenant ondertekende en zo verbintenissen aanging die de duurzame ambities hoger stellen dan de huidige EU-wetgeving. Het project kreeg in 2012 de naam Leuven Klimaatneutraal 2030. In plaats van de klimaatuitdagingen als een last te zien, beschouwt de stad de klimaatkwestie als een ongeziene opportuniteit. Het project en bijhorend actieplan worden gedragen door de Leuvense politiek (over de partijgrenzen heen), het Leuvense bedrijfsleven, de academische instellingen en de civiele samenleving. Het Leuvense cultuurcentrum 30CC neemt een voortrekkersrol op. ‘De reden waarom we op dit thema inzetten, is omdat cultuur de kracht in zich heeft om verbeelding te stimuleren, te emanciperen, kennis te delen en tegendraadse analyses te maken’, zegt Koen Adams, artistiek leider van 30CC. Tijdens een jaarlijkse klimaatweek organiseren verschillendeLeuvense kunstenorganisaties activiteiten rond ecologie. In de editie van 2012 presenteert Docville, het internationale documentairefestival, bijvoorbeeld een uitgekiende selectie documentaires rond duurzaamheid en ecologie en laat theatermaakster Manah Depauw Vlaanderen overstromen tijdens een voorstelling in het STUK. Geen geitenwollensokkentoestanden, wel veel informatie en praktische tips voor een duurzamer leven, interessante lezingen, docu’s en films, workshops, 8
expo’s en straffe voorstellingen voor een breed publiek. Meer informatie over de activiteiten kan je vinden op www.leuvenseklimaatweek.be Transitienetwerk Cultuur Het Atelier Eco-Cultuur – oorspronkelijk tijdelijk in het leven geroepen om een visietekst te schrijven voor het eerste Cultuurforum in 2010 – groeide in de loop van 2011 uit tot een breed gedragen netwerk dat verder wilt werken op de geformuleerde doorbraken uit de visietekst. Op 21 november 2011 kwamen 230 mensen uit de brede culturele sector (kunsten, erfgoed, sociaal-cultureel werk voor volwassenen, kinderen en jongeren, cultuurcentra, gemeenschapscentra, openbare bibliotheken ...) samen om te kijken hoe er binnen de sector, over grenzen heen, samengewerkt kan worden aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid. De positieve energie van deze dag met als titel Van Denken Naar Doen, en de steeds groeiende interesse in de thema’s transitie en ecologie – zowel binnen de sector als bij het brede publiek – gaven de aanleiding voor de oprichting van een Transitienetwerk Cultuur. Minister van Cultuur Joke Schauvliege ondersteunt het netwerk financieel voor de komende drie jaar. Het budget zal ingezet worden voor drie opstartprojecten waarbij de brede cultuursector betrokken wordt. - Een digitaal platform voor een duurzame cultuurpraktijk - Een jaarlijkse trefdag van het Transitienetwerk Cultuur - Trage tafels: sectorbrede overlegtafels rond vier vraagstukken over rechtvaardige duurzaamheid *Lokale netwerken. Hoe kan de cultuursector een bijdrage leveren aan een context die burgers aanzet om vanuit een veerkrachtgedachte zelf als burgergemeenschap vorm te geven aan de noodzakelijke transitie? *Communicatie. Hoe kan de cultuursector in een eigen taal verhalen of mythen creëren als antwoord op de uitdagingen van een duurzame wereld? Hoe kunnen we nadenken over de rol en de werking van communicatie binnen de sector en in het algemeen? *Economie. Welke duurzame economie en arbeid verbeelden we ons vanuit cultuur als toekomstig sociaal-rechtvaardig en ecologisch integer antwoord op de uitdagingen waarmee we geconfronteerd worden en wat kunnen we vanuit cultuur bijdragen aan visies over een ‘nieuwe economie’? *Cultuur als motor voor transitie. Een duurzaamheidstransitie vraagt om een kritische analyse van het huidige systeem in al zijn complexiteit, het creëren van horizonten die een trendbreuk inspireren, een alternatief mens- en wereldbeeld, maar ook het kritisch bevragen van de rol van Leitbilder binnen een transitieproces. Deze tafel staat voor een meer filosofische reflectie. De tafels vormen als het ware de denktank, de theoretische basis die het bredere netwerk kan inspireren bij het opzetten van experimenten en acties. Het doel van de tafels is niet om concrete acties en experimenten uit te denken, maar wel om te innoveren, inspireren en stimuleren.
Kansen Sterke duurzaamheid houdt een respect voor de drie p’s in: people, planet, profit waarbij rekening gehouden wordt met de grenzen van de planeet. Dit impliceert dat een project als Jonge Sla een goed begin is, maar niet voldoende. Om ecologisch en sociaal duurzaam te handelen moet er een visie op lange termijn komen, zodat er geïnvesteerd kan worden in een proces. De evaluatie van het eco/team regio in Mechelen geeft aan dat de oorspronkelijke drive bij sommige organisaties na een jaar weer verdwenen is. Een constante prikkel is dus nodig om duurzame keuzes te maken tot er een algemene gedragenheid in de hoofden en in het handelen van mensen ontstaat. Kunstenorganisaties gaan verschillend om met duurzaamheidsvisies. Elke instelling moet voor zichzelf de afweging maken wat het best binnen de organisatiecultuur past. Van belang is dat kunstenaars en hun organisaties nadenken over, en alternatieven bedenken voor een 9
onvoorspelbare, maar duurzame toekomst: hoe zullen zij omgaan met niet alleen minder financiële middelen, maar ook het verdwijnen van betaalbare werkruimtes in of rond de stad en stijgende olieprijzen die productie en mobiliteit inperken? Hoe zullen zij omgaan met de noodzakelijke transitie: nieuwe werkmethodes, meer samenwerking binnen en buiten de sector, slow art, een andere kijk op lokaal versus internationaal? Jonge Sla focust op ecologische duurzaamheid en raadt aan dit te integreren in een bredere maatschappelijke visie. Daarbij staan we stil bij drie dimensies om kansen te benutten. Bottom up: kansen voor kennisdeling en samenwerking De kunstensector zal op zoek moeten gaan naar een evenwicht tussen artistieke vrijheid, duurzaamheid, financiële middelen, tijdsbesteding, comfortabele werkomstandigheden. Door andere handelswijzen en werkmethodes te zoeken kan dat nieuwe evenwicht, net dankzij de overvloedige aanwezigheid van creativiteit, gevonden worden. Hiervoor is de medewerking van personeel, directie, medewerkers, kunstenaars en bestuur nodig. In de kunstensector is dit vaak een wisselende ploeg. Het is dus van belang dat iedereen die over de vloer komt, betrokken wordt. Daarvoor ontwikkelde Jonge Sla gebruiksvriendelijke instrumenten (checklists, calculator...) en toegankelijke informatie. De opleiding eco/coach die gebruik maakt van input uit de sociale wetenschappen en verandermanagement wordt tijdens het najaar van 2012 door het Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten een tweede keer georganiseerd. Daarnaast stelde Jonge Sla een e-publicatie samen met feiten en tips die kunnen helpen bij het overtuigen van twijfelende collega’s en directies. Grote problemen aanpakken vraagt om samenwerking. In beide eco/teams regio uitte men de wens om een trekker of coördinator van een breder ecologisch duurzaam netwerk in de kunstensector te hebben. In Mechelen is er ondanks het doel van een eco/team regio geen samenwerkingsverband ontstaan. Enkele deelnemers wijten dat aan de specificiteit van elke kunstenorganisatie en het verschil in deadlines. We willen iedereen aanmoedigen te focussen op de gelijkenissen in plaats van op de verschillen. Kunstenorganisaties staan gekend om beperkte middelen, focus op het artistieke, enthousiaste en creatieve geesten, zin voor experiment, flexibele medewerkers enzovoort. Wij raden dan ook aan binnen het veld te clusteren en voorbeelden als Green Track, Kringloopexpo, Leuven Klimaatneutraal en Transitienetwerk Cultuur te volgen of uit te breiden. Maak gebruik van overkoepelende netwerken (oKo, VBOK, BKO, AKO ...) of grote samenwerkingsprojecten om het thema op tafel te leggen. Een tijdelijke, onafhankelijke, deskundige bemiddelaar kan hierbij helpen. Door samenwerking kan de kunstensector als groter geheel een positief signaal uitzenden en publiek, maatschappelijk middenveld en overheid inspireren. Naast samenwerking binnen de sector raden we kunstenorganisaties aan om ook met andere sectoren samen te werken rond duurzaamheid. Om een paradigmashift te bewerkstelligen moet de integratie van cultuur immers transversaal gebeuren: doorheen sectoren, doorheen (academische) disciplines en doorheen beleidskaders en -niveaus. Het eco-atelier op initiatief van Joke Schauvliege evolueert nu naar een Transitienetwerk Cultuur. De initiatieven/acties van het transitienetwerk willen er algemeen toe bijdragen dat: 1° socio-ecologische uitdagingen publiek bespreekbaar worden; 2° actoren uit de kunsten, erfgoed en sociaal-culturele sectoren de noodzakelijke veranderingen mee implementeren; 3° maatschappelijke transitie naar sociaal-rechtvaardige duurzaamheid vanuit de cultuursector kritisch-reflexief gevoed wordt. Het is van belang dat ontwikkelingen doorsijpelen naar het brede culturele veld en dat er een mogelijkheid is om inspraak te bieden aan al wie iets te zeggen heeft, zodat gelijke transitieagenda’s ontstaan. Vernieuwende ideeën moeten op hun beurt worden teruggekoppeld naar het beleid voor gelijke duurzaamheidsvisies. Top down: visie en coherente beleidsinstrumenten Een aantal van onze gesprekspartners blijft met de vraag blijven zitten hoe ze het bestuur en de 10
(artistieke) directie kunnen overtuigen zonder externe stimulans van het beleid. De kunstenorganisaties in Mechelen verwachten dat de overheden het goede voorbeeld geven en/of informeren. In Antwerpen bestaat een groep voorstanders voor een verhoogde financiële ondersteuning. Dit laatste staat ter discussie wegens het effect van de financiële crisis op de begrotingen. De infrastructuur is voor een deel van de bevraagde kunstenorganisaties een extra zorg. Meestal huizen se in een eigendom van de (lokale) overheid of een private eigenaar., vaak ook beschermd patrimonium. De organisaties gaven in het onderzoek aan zich eerder machteloos te voelen met betrekking tot ecologisch duurzame inspanningen door een gebrek aan zeggenschap over de vestiging. De overheid dient dus een evenwicht te zoeken tussen een duurzaam erfgoedbeleid en een duurzaam energiebeleid. In het kader van de Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling 2010-2014 publiceerde de Vlaamse overheid recent Visie 2050, een brochure die wil inspireren om de omslag te maken en Jonge Sla als één van de talrijke inspirerende voorbeelden voorstelt, een blijk van waardering en erkenning. Tegelijk valt het enorme contrast op tussen deze toekomstvisie en een aantal recente beleidsbeslissingen op het vlak van mobiliteit en ruimtelijke ordening, waar men blijft kiezen voor grootschalige ontwikkeling. De modellen van het verleden bestendigen staat haaks op de dynamiek zoals die bijvoorbeeld in de projecten het kader van het Stedenfonds in het afgelopen decennium werd ontwikkeld. In between: transparantie Hoewel we hier uitgebreid bespreken hoe kunst, kunstenaars en kunstinstelling kunnen bijdragen aan de sensibilisering van het publiek, neemt slechts een handvol kunstenaars en organisaties deze rol op. Kunst kan een vernieuwende en creatieve blik werpen op droge feiten en cijfers over hoe slecht de wereld ervoor staat. Net zoals Peter Tom Jones, één van de vijftien pioniers van Plan C, Terra Reversa en Transitienetwerk Middenveld, benadrukken we de overtuigende kracht van pull-factoren die inspelen op emoties en het duurzame alternatief aantrekkelijker maken in plaats van de push-factoren die aantonen waarom we, rationeel gezien, in een onduurzame situatie zitten. Een kunstenaar kan men geen thema’s opleggen. Wel kunnen we hen duidelijk maken hoe de wereld in al zijn componenten ervoor staat en hen zo onrechtstreeks aanmoedigen rond duurzaamheid te werken. Ze kunnen als eye-opener en rule cracker het onzichtbare zichtbaar maken en een nieuw perspectief bieden om naar de wereld te kijken, door te breken met regels of gewoonten waaraan de meeste mensen voldoen. Verder kunnen ze aandacht van hoge kwaliteit vangen, toeschouwers beïnvloeden door ze te betrekken bij kunstprojecten en mensen samenbrengen rond duurzame thema's zonder beschuldigd te worden van propaganda of greenwashing. Voor de kunstinstelling waarmee ze samenwerken kunnen ze via creativiteit (her)organisator zijn van alternatieve praktijken. Duurzaam handelen binnen een kunstenorganisatie is één ding, anderen overtuigen om hetzelfde te doen vraagt om extra inspanning. Tijdens ons traject zagen we regelmatig dat kunstenorganisaties voorzichtig omspringen met het uiten van overtuigingen om niemand tegen de borst te stuiten. Hierdoor krijgt het publiek echter weinig gehoor van de duurzame inspanningen die een kunstenorganisatie doet, en wordt een kans om te sensibiliseren gemist. We moedigen iedereen daarom aan om de duurzame stappen die ze zetten ook publiek uit te dragen, ook al is duurzaamheid nog geen consequent gegeven. Met de publicatie van KVS_2020 heeft het Brussels stadstheater deze horde genomen. Het hele team publiceert een actieplan ecologie, met een reeks ideeën die ze tegen 2020 graag gerealiseerd willen zien en de belofte om regelmatig te informeren over het proces. Interne discussies worden niet verstopt en het publiek krijgt een uitnodiging om het proces ‘dat zich met vallen en opstaan zal voortbewegen tussen droom en daad’ mee te voeden en te becommentariëren. Een eerlijke en transparante communicatie als voorwaarde om tot echte verandering te komen. 11
Tot slot willen we vooruitblikken naar het volgende Theaterfestival, eind augustus 2013 in Brussel, waarvoor VTi een conferentie over culturen in de stad voorbereid.
Bibliografie Boeken Carpentier, N., Corijn, E., e.a. (2010). Kunst in deze wereld. Antwerpen: Uitgeverij EPO. Holemans, D. (red.) (2012). Mensen maken de stad. Bouwstenen voor een sociaalecologische toekomst. Berchem: Uitgeverij EPO. Hopkins, R. (2011). The transition companion. Making your community more resilient in uncertain times. Totnes: Green Books. Jones, P. T. (2009) Terra Reversa. De transitie naar rechtvaardige duurzaamheid. Berchem: Uitgeverij EPO Maréchal, A. (2011). Ecologische economie. Een kwestie van transformatie. (D. Holemans, Ed.) Welvaren zonder groei. Concrete ideeën voor een groene economie., 28-36. Pinxten, R. (2011). Het plezier van het zoeken. Filosofie tegen de angst. Antwerpen: Houtekiet. Artikels uit (vak)tijdschriften Oosterling, H. (2012). Theatraal netwerken. (lezing 30 augustus 2012, artikel te verschijnen in Courant 103). van der Hoeven, R. (2012, augustus 2). De stad is het nieuwe land. De nieuwe megastad. De Groene Amsterdammer, jg. 136, nr 31, p. 16-19. Rapporten Duxbury, N., & Jeannotte, S. M. (2011). Introduction: Culture and Sustainable Communities. Culture and Local Governance / Culture et gouvernance locale (vol. 3). Van Samang, I. (2012). Fietsen door het kunstenveld naar morgen. Een onderzoek naar hoe het kunstenveld invulling geeft aan haar rol inzake ecologie, een onderdeel van duurzaamheid. Antwerpen: Universiteit Antwerpen. (ongepubliceerde studie) Dries, I. (red.) (2012). Visie 2050. Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling 2010-2014. Brussel. Internetbronnen Daniels, K. Vromman, S. e.a. (2012, augustus). Jonge Sla. Naar een duurzame kunstenpraktijk. http://www.jongesla.be/sites/all/files/e-publicatie%20Jonge%20Sla.pdf Goris, G. (2012, oktober 15). In beeld: MO*lezing met Alfredo Jaar en Katerina Gregos. Retrieved oktober 20, 2012, from http://www.mo.be/artikel/beeld-molezing-met-alfredo-jaar-en-katerinagregos Hendrickx, S. (2010). Benjamin Verdonck in gesprek met Thomas Hirschhorn. 'Ik maak geen politieke kunst' rekto:verso, nr. 43, p. 11. Retrieved oktober 20, 2012, from http://www.rektoverso.be/artikel/benjamin-verdonck-gesprek-met-thomas-hirschhorn-ik-maakgeen-politieke-kunst 12
KVS_2020. Retrieved oktober 22, 2012, from http://www.kvs.be/UserFiles/kvs2020_NL.pdf Liesenborghs, P. (2012, juni 22). Van gebouw tot publiek. Duurzaamheid: meer dan een laagje isolatie! Retrieved oktober 20, 2012, from http://www.locusnet.be/portal/page/portal/ver-1/Locus/Over%20Locus/LOCUStoer/Microsoft %20Word%20-%20Sessie%20Van%20gebouw%20tot%20publiek%20%20-%20duurzaamheid.pdf (verslag van sessie 2 LOCUStoer) Liesenborghs, P. (2012). Duurzaamheid. Praktijken in het lokaal cultuurbeleid. Retrieved oktober 22, 2012, from http://www.locusnet.be/portaal/Locus/LokaalCultuurmanagement/Duurzaamheid/Praktijkvoorbeeld en/ Renard, P. (2012, oktober 10). Een eeuwenoud recept, interview met Joachim Declerck. Ruimte, nr. 15, p. 20-29. Retrieved oktober 20, 2012, from http://www.vai.be/nl/nieuws/lees-hier-hetinterview-een-eeuwenoud-recept-met-joachim-declerck-in-ruimte Time circus. Welvaert Welton. Retrieved oktober 4, 2012, from http://www.timecircus.org/welvaertwelton Van Brabandt, P. (2012, juni 14). Brussel mon amour. Retrieved oktober 4, 2012, from http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120613_00183363 Visietekst eco-cultuur. Retrieved oktober 22, 2012, from http://www.cjsm.vlaanderen.be/cultuur/evenementen/cultuurforum/downloads/eco-cultuur.pdf Verdonck, B. (2010, augustus 26). State of the union. Transcriptie. Retrieved oktober 4, 2012, from
http://www.theaterfestival.be/2010/parallelprogramma/state-union Colofon Dit artikel is geschreven op uitnodiging van Universiteit Antwerpen, faculteit TEW, nav het colloquium 'duurzame, creatieve steden' op 5 november 2012. Deze uitgave wordt ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van de Creative Commons Public License, Naamsvermelding-Niet commercieel-Geen afgeleide werken België 2.0, http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/2.0/be/deed.nl
www.vti.be www.jongesla.be Jonge Sla is een initiatief van VTi steunpunt voor de podiumkunsten en Ecolife, in samenwerking met BAM, Muziekcentrum Vlaanderen, Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten en STEPP en werd als NME-project gefinancierd in het kader van het Projectsubsidiebesluit Duurzaam milieu- en Natuurbeleid (10/2010-9/2012).
13