O.S.O.R. (Oranje - Showband - Optocht - Ruzie
)
blz 1 van 5
Een verhaal van Jan ten Napel naar aanleiding een actualiteit, het het aftreden van het Oranjebestuur in 1991. Hij beschrijft de wederwaardigheden van de oranjefeesten in de jaren 30 van de 20e eeuw, die ook niet vlekkeloos verliepen. Het verhaal is in delen gepubliceerd in 1991 in de Kleine Courant van het Urkerland. O.S.O.R. Oranje - Showband - Optocht - Ruzie Tjonge, tjonge, wat krijg ik een inspiratie aangereikt uit 'Het Urkerland'. Het ligt op z'n gat! Wat? Het Oranjebestuur! Volgens schrijven uit hun midden hebben ze de pijp aan Maarten gegeven. Ik belde mijn vriend Johannes Gerssen (Jo de Bie) nog op, na lezing van de perikelen. „Hou op man", zei hij, „eerst was ik kwaod, maar nou kan ik er wel omme kreten, wat beaarsen die minsen allemaol." Ik zeg niet welk standpunt hij innam, want hij woont nog op Urk, maar we hebben wel wat geanalyseerd en ons nog verheugd over die goeie ouwe tijd, toen we nog echt Oranjefeest vierden. Hij vroeg nog aan mij: „Wat denk jij er dan van?" „D'r is te vuul volk op Urk, Jo. Ze hadden een stalen damwand op de plek van het oude paalscherm moeten heien, dan een breed kanaal gebaggerd, daarachter een strook bos van zo'n twee kilometer breed aan moeten leggen en alleen het 'vuur- en afterlaand' vol moeten bouwen." „Ja, dat zeg je nou wel. Jan jonge, maar je hadden al dat volk nooit kunnen bergen." „Nou! Dan had het overschot maar moeten emigreren naar Texel of Terschelling of naar de Zaanstreek, dan hadden ze hun ouwe moeder en vader nog eens te logeren kunnen vragen." Ja, zo zouden we wel uren kunnen hebben doorgaan, maar de PTT (red.: de vroegere monopolist voor vaste telefonie en postbezorging) berekent dit allemaal.
Johannes Gerssen (jo de Bie) en Jan ten Napel op koninginnedag augustus 1934.
O.S.O.R. (Oranje - Showband - Optocht - Ruzie
)
blz 2 van 5
Nu zat ik nog steeds met die pijp, die het bestuur aan Maarten heeft gegeven. Die pijp heb ik opgelost, maar met Maarten ben ik nog niet uit. Die pijp, luister goed, die is oorspronkelijk van dominee Marsman (red.: Ds Gerrit Hendrik J. Marsman, predikant 1934-1936 van de hervormde gemeente). Ja, dat is geen fabel. Er is ook een tijd geweest dat er geen Oranjevereniging was. Die lui van het toenmalig bestuur, er was alleen maar een bestuur, of eigenlijk ook geen bestuur, alleen maar een Oranje-comité, nu, dat comité ging op de koffie. Die gooiden er het bijltje bij neer. Dat was zo stomp geworden en er was geen geld om dat te slijpen. Geen feest, alleen een optocht van de schoolkinderen, en meester Bos maar dirigeren bij de aubade. En toen! Toen was daar Toon van den Berg, een man die zich zeer roerde in de vakvereniging en goed van de tongriem was gesneden. Kortom, wat later ook bleek, een organisator first class. Die Toon praatte, niet Urker dialect, maar goed Haarlems Nederlands. Hij praatte mensen bij elkaar, over het algemeen 'ouwe jongens' en goede 'doe-het-zelvers'. Zo kwam er een bestuur, want er werd ook een Oranjevereniging opgericht. Mijn vader Jan van Flip, als geëerd raadslid van Gemeentebelangen; Klaas Hessel van Urk, bakker en veehouder; H. van Veen (Zwager genoemd), mast- en blokmaker; meester Bos; Teunis van Sijtje; Klaas de Vries, schipper van de drie Zwaantjes; Jaap Gerssen; Hendrik Brouwer, de slager en nog enige lieden die ik vergeten ben, clementie alstublieft. Die moesten ook een voorzitter hebben en toen kwam dominee Marsman op de proppen. Zo kwam die dominee Marsman als voorzitter zeer vaak bij Klaas van Hessel en zijn vrouw Willempje de Vries overhuis. Ze zaten in het kamertje tussen de winkel en de bakkerij. En Marsman stopte een grote pijp, uit een leren zakje met tabak, en omwalmde zich met de mixture geuren van de tabak. „Jij moet ook maar eens zo'n pijpje roken Klaas", zei Willempje, „het ruikt zo lekker." „Nou, ik zie me nog niet met zo'n pijp, geef mij maar een pirate, wat jij dominee? Jij kunt zo'n pijp roken, dominee, het past bij je grote bril." En Marsman verkneukelde zich in dat kleine kamertje en bleef praten over allerhande dingen, tot ver na middernacht. Alleen in die grote pastorie was ook niks en de huishoudster, Jannetje van Trui, ging al vroeg weg. Dit verdroot wel enige schapen van zijn kudde en het gaf wat wrijving in de hervormde gemeente. Ik kon de houding van Marsman wel begrijpen, want ik als manusje van alles: "ziel-houtdrager en groep-leegschepper alsmede kalverengrootbrenger en... ook wel vrachtgeld-ophaler als de Zeeman (was de knecht) ziek was", pleegde ook menig uurtje in het kamertje door te brengen, lurkende aan een kop koffie. Ik was er ook getuige van, dat de bakkerij weer opgestart werd omdat de zoon Hessel die tak van het bedrijf liever deed dan paardenboer. Zo kwam de beroemde 'weg-ge'van Klaas van Hessel weer in zwang en konden we weer genieten van de beroemde 'platen', bereid naar een geheim recept, dat nog steeds een geheim is. O ja, we hadden het over het Oranje-bestuur en de geschiedenis van de pijp. Eén pijp hebben we dus ontdekt, Marsman voerde die. Toen dominee Marsman, ondertussen een gade aan zijn zijde gevonden hebbende, Urk verliet, weet ik niet of hij de pijp heeft ingeleverd. Maar Toon van den Berg zei: „Geen paniek, een nieuwe voorzitter krijgen we ook wel weer. Als secretaris hield hij de zaak goed voor elkaar en hij wist ook de bevolking te bewerken. De afwachtende houding van ieder, zo van 'wat moet die Toon nou, wat denkt die Toon wel', veranderde langzaam in grote waardering voor het vele werk dat hij in dit verband voor de Urker gemeenschap heeft gedaan. Er kwam een andere dominee bij de Hervormde gemeente, ds. E van Wieringen (Hervormde gemeente 1937 -1942) diende zich aan. Koniginnedag 1939, op het open terrein tussen het oude kerkhof en de voormalige Wilhelminaschool
O.S.O.R. (Oranje - Showband - Optocht - Ruzie
)
blz 3 van 5
Toon echter diende zich ook aan bij ds. Van Wieringen. Al zijn welsprekendheid gooide hij in de strijd en Teunis van Sijtje ondersteunde, als ambtsdrager der Hervormden, zijn secretaris om de 'desse' als voorzitter van de Oranjevereniging op de zetel te krijgen. Het gelukte, hij werd voorzitter en, zie daar: de pijp was er ook weer. De eerste de beste vergadering smookte hij vol genot aan de pijp. Later heb ik hem bij ds. Spijker niet gezien, misschien heeft die hem wel in de kast bewaard. Laten we nog even bij ds. Van Wieringen blijven. Nou mensen, dat was een voorzitter, echt een vooroorlogse. Het waren echte feesten en op die laatste dag van augustus (red.: de verjaardag van koningin Wilhelmina.) ringsteken met de steker op de plaats van de bakfiets waar anders de mand met brood of de mand met vlees op stond. Mijn vader, 'Zwager' en zijn zoon bouwden gratis voor niets de stellages op waar de emmertjes met water op stonden. Wij waren bij de muziek en de hele dag in de weer. Mijn kinderen hebben nooit een vader en ook geen opa van vaders kant gehad die met hun naar het feest ging. Mijn vrouw en schoonmoeder waren de klos.
Foto ca 1946. Christelijke Oranjevereniging Urk. van links naar rechts: Meester Achter, Laurens Metz, Hendrik van Veen (Zwager), Burgemeester Keijzer, Klaas de Vries, onderwijzer K. van Urk, Teunis Woord, Jan Marten ten Napel (Jan van Flip), onderwijzer Sjoerd van den Berg, Toon van den Berg, Jaap Gerssen, Klaas Hessel van Urk en ds Geert Spijker (Gereformeerde kerk 1943-1947). Op een ochtendrondtocht met het miziekkorps'Valerius' gebeurde het in de Meester Jansmastraat. 'Het gepeupel' (zou Jan van Luther zeggen) drong zo brooddronken op dat de muzikanten op elkaar stieten en er kapotte lippen en bloedende tandvlezen ontstonden. Lub Hoekman werd zó kwaad, dat hij zijn tenorhoorn als wapenstok gebruikende en op het losbandige gepeupel insloeg. Het resultaat hiervan was dat de menigte retireerde en het muziekinstrument 'total loss' verklaard moest worden. Het commentaar van Lub was: „Ik eaw teminsen m'n gram aold." Bij het 'trommelpoetsen', een alleen bij Oranjefeesten in gebruik zijnde rite, werd enig zangzaad in vloeibare vorm genuttigd, verstrekt door de werkgever van die dag, het Oranjebestuur. De stemming was, naar aanleiding van het incident van die morgen, geladen en er werd besloten om de tweede rondgang niet te doen om ongelukken te voorkomen. Wij van de muziek hadden buiten de waard, in dit geval buiten de voorzitter van de Oranjevereniging gerekend.
O.S.O.R. (Oranje - Showband - Optocht - Ruzie
)
blz 4 van 5
Tijdens ons spelen bij de volksspelen kwam de dominee op de tribune en zei: „Ik heb gehoord, dat jullie de avondrondgang om de kinderen op te halen, niet door willen laten gaan om die toestand van hedenmorgen. Nou mannenbroeders, dat gebeurt niet meer. De rondgang gaat door. Politieagent Kok gaat voorop en ik ga achterop. Acht meter blijft er vrij achter jullie. Er zal geen mens de muziek genaken, afgesproken?" Dominee Van Wieringen af, met de pijp in de brand. „Nou jongens, als dat zo is", zei de dirigent, „dan moet het vaandel ook maar mee". Die avond moest dus Van der Wal ook in touw, hij had ook meegedaan aan het trommelpoetsen. Nou wat dacht je, we marcheerden en speelden dat het een lieve lust was. De dekking werd verzorgd door de eerwaarde, met in de ene hand de pijp (de kloete, zou een Urker zeggen) en in de andere hand zwaaiend de zwarte stok met zilveren knop. Geen pijntje last. „Wie te dicht bij komt, gaat deze stok voelen", had hij bij het vertrek gezegd. Kortom, een knots van een voorzitter. Koninginnedag 1938. Van links naar rechts in 'Oranjegarde uniform' Piet Brouwer, Harm Oost en A. Verhoef. Vervolgens, met trompet Jan ten Napel (schrijver van dit verhaal) en zijn oudere broer Jan ten Napel.
Op een latere oranje-avond in de Gereformeerde Kerk sprak hij het slotwoord. Het allerlaatst sprak hij, naar aanleiding van een cadeau dat hij gekregen had voor al zijn werk. „Voordat ik het vergeet, ik bedank u allen hartelijk voor het stoffelijk blijk, dat ik mocht ontvangen." Een oude Urker vrouw die voor de kerktelefoon meeluisterde, zei tegen haar huisgenoten: „Snap je nou wat die domenij mit een stoffer in blik moet doen?" Ik weet nog niet wat voor cadeau hij toen heeft gekregen. Ik begin nu sterk aan een pijp te denken. Maar wat wil je nou allemaal hiermee zeggen, Jan van Flip? Luister! Van een beroemd professor heb ik eens de volgende uitspraak gelezen, die luidde: Wie niet van de historie wil leren is als iemand zonder ruggengraat, hij heeft geen kracht om overeind te blijven. Vandaar deze geschiedenis uit de historie van het feestgebeuren. Wat doen we nu? Geen feest meer vieren? Dat kun je toch niet maken! Dat meningsverschil met de Showband MOET worden bijgelegd. Als we de show even vergeten, moeten we er voor zorgen, dat de band niet verbroken wordt. Ik las in het verweer van het Oranjebestuur, dat de Showband voor zijn optreden betaald werd. Nou beste showtoeteraars, onze beloning bestond toentertijd uit veel schouderklopjes en bedankjes. Tijdens het spelen bij de volksspelen kregen wij soms een kistje bier, gebotteld door Albert van Veen. Omdat goed bedoelende drankbestrijders dit vocht voor de muzikanten niet goed vonden voor hun voorbeeldfunctie in het openbaar, kwam het jaar daarop een kratje met nieuwe drank op de proppen. Na heel diep nadenken is de naam weer bij me bovengekomen. Het heette 'Perl'. Ik wil niets afkraken, maar veel van de oudere muzikanten, wier ingewanden gewend waren aan ander vocht, raakten overstuur.
O.S.O.R. (Oranje - Showband - Optocht - Ruzie
)
blz 5 van 5
Hun darmflora raakte geheel van streek. Zij legden het bijltje er niet bij neer, maar protesteerden wel... Nu wil ik die muziek op Urk niet verheerlijken, maar wij dopten wel onze eigen boontjes en bedropen ons zelf, dat wil zeggen sponsors hadden we niet. Ook organiseerden we een groot concours op Urk, werkten ontzettend hard en hielden nog een paar centen over, terwijl de Urker bevolking zeer muzikaal gestreeld werd door uitvoeringen van zeer goede korpsen. Daarentegen las ik in 'Het Urkerland' grote dankbetuigingen aan sponsors (geldgevers) toen de Showband een concours op Urk organiseerde. De bedragen logen er niet om, wat zo'n hard toeterend, brommend, rennend en draaiend gezelschap moet kosten. Een klein beetje ontroerd denk ik nog aan die tijd dat de vader van Frits Bode, de dirigent, zich inzette om de muziek weer nieuw leven in te blazen. Eén van zijn beroemde slogans, om geld bij elkaar te krijgen voor het Methusalem-oude instrumentarium was: „Offert veel, offert allen, dan kan ons lied weer vrolijk schallen." Elke week een rondgang met de oude toeters en onze vrouwen en meisjes daarbij met de collectebus. Met centen en een enkel dubbeltje werden de nieuwe muziekinstrumenten bij elkaar gespaard. Op het pluche tafelkleed in de woonkamer van 'Frissien' werden door rappe handen de centen geteld. Frits vertelde bij een gelegenheid tijdens het tellen: „Jongens, ik ben deze week erg beschaamd geworden. Er kwam een oud mens bij ons in de winkel en die vroeg: „Waarom komen ze niet bij mij aan de deur met de collectebus? Ben ik te min om ook wat te geven voor de muziek?" Ik gaf er een draai aan en zei dat die meisjes liever in de buurt van de muziek bleven, dan dat ze een 'ginkien' doorgingen. „Maar ik beloof je", zei ik, „dat ze in het vervolg aan je deurtje zullen kloppen." „Ik hoop het", zei het mens, „maar hier heb je het alvast van de hele tijd terug." Frits haalde een peperhuis (red.: papieren puntzak) voor de dag , schudde het bruine papier leeg en zei: "tel op". Er werden honderdvijftig centen geteld, een week huur voor haar huisje. Ze had haar 'hulle' erg voorzichtig behandeld, zodat ze af en toe een keer 'steeven' kon overslaan. Kijk, dat waren onze sponsers! Nu moet ik eerst even iets bekennen: ik ben niet zo'n showband-man. Ik vind het een beetje Germaans. Als ik zo'n showband zie, moet ik altijd denken aan die jongens van de arbeidsdienst met hun blinkende schoppen, die luid zingend door de straten trokken in de oorlog. De show vind ik aan de andere kant ook wel Amerikaans; als de hele troep gaat hardlopen al blazende en trommelende weg. Neem me niet kwalijk, maar de cowboy met een hele troep paarden komt dan voor mijn netvlies. Weetje wat ik nu graag zou willen...? Dat de ruzie werd bijgelegd en niet over elkaar gaan schrijven in de kranten. Weetje wat zo fijn zou zijn? Luister! In Thorn, het witte plaatsje in Limburg, zijn twee formidabel goede harmonieën, de Bokken en de Geiten. Daar leven niet zoveel mensen als hier in dat kleine plaatsje, maar toch twee gezelschappen, die het presteren om in de allerhoogste afdeling te spelen. Zou dit op Urk niet kunnen? Een klein beetje show, maar ook graag veel muziek. Het mooiste of eigenlijk het hoogste doel van muziek is, dat je in harmonie met elkaar moet spelen. Is er één bij die vals speelt, bederft hij het voor de anderen. Een beetje concurrentie is goed voor de prestaties, maar... alles wél in goede harmonie!!! Gouda, mei 1991, JtN.