Leerwerkboek
Johan Verstraete Brigitte Ketels Lieve Knop Annemie Schepens Evelyne Stappaerts Shirley Tyteca Marian Van den Bunder Greet Verstocken
4
a Sanoma company
Aan de slag met Hoe zit een les in elkaar? Dit leerwerkboek bestaat uit acht delen, die je ook terugvindt in de uitgebreide inhoudsopgave op p. 5-8.
Vraag 21 Laat jij over je heen lopen? Over assertiviteit
De leerstof vertrekt telkens van een prikkelende vraag. De ondertitel geeft duidelijkheid over de inhoud van de les. In totaal zijn er 62 vragen. Bij het begin van elke vraag vind je een overzicht van de verschillende lesonderdelen. Opdracht 9
Je zit in de bioscoop en achter je zitten twee mensen onophoudelijk te praten. Je ergert je daaraan, maar durft hen niet aan te spreken. Voor een groepswerk worden de taken verdeeld en jij krijgt duidelijk het meeste werk. Je vindt dat niet leuk, maar zegt er niks over. Heb jij soms ook het gevoel dat je over je heen laat lopen? Het is niet leuk om mensen op hun gedrag aan te spreken, maar toch kan zo’n gesprek op een aangename en beleefde manier verlopen. Dan moet je het wel op een assertieve manier aanpakken.
1 Doe de test! 2 Wat is assertief reageren? 3 Doe jij het met flair? Noteer of volgende uitdrukkingen letterlijk (L) of figuurlijk (F) bedoeld 4 Enkele tips zijn en noteer er de juiste betekenis bijhet zoals in het voorbeeld. 5 Doe met flair!
Bv. een vuile wedstrijd F; een waaringeen vals wordt Opdracht 4 Alinea een, twee en vier vanwedstrijd tekst 2 hebben titel. Kies voor die drie alinea’s een
passende tussentitel uit gespeeld de zes suggesties. Noteer in kernwoorden waarover de alinea gaat. 1 Doe de test!
Opdracht jij voor jezelf op en opAlinea welkehebt. manier jij dat?nodige Of laat je eerderinformatie over je heen lopen en zit je daarna Een icoontje leidt je naar opdrachten waar je1deKompc voor nodig Alle vind je op Tussentitel nr. doe Kernwoorden met de gebakken peren? Wil je weten hoe assertief je bent? Doe dan deze assertiviteitstest. www.knooppunt.net. 1 een zoet kind: Bewuste gamers! Beantwoord de vragen eerlijk en omcirkel het antwoord dat het best bij jou past.
2 een stalen spijker: Dood en vernieling! Af en toe vind je een verwijzing naar het vademecum staat 3 Als ik iemand moetDaar aanspreken op zijn belangrijke 1 Als ik eenachteraan conflict heb gehad, in het leerwerkboek. gedrag, kan ik niet goed slapen. 3 zachte boter: informatie over spelling, literatuur en poëzie gebundeld. Geen reactie … zal ik die persoon niet kwetsen, maar 4 een zilveren jubileum: Hersenkalm … 5 een ijzeren wil: Onderscheid? 6 een zure mandarijn:
denk ik na over een oplossing.
denk ik er achteraf niet meer over na. 2
Als ik een standpunt moet innemen,
/ moet ik niet nadenken en weet iedereen meteen wat mijn mening is.
en 7 een zachteVerband jongen: tussen schietspellen hou ik me op de achtergrond en volg geweld? ik uiteindelijk de meerderheid. 8 een stalen gezicht:
wel duidelijk stellen wat er mis is. verkneukel ik me vooraf al om die persoon eens goed de huid vol te schelden. probeer ik die persoon zo lang mogelijk te vermijden.
Waar vind je wat je moet kennen en kunnen? Opdracht 10
Spreekwoordenspel 1: Uitbeelden
geef ik duidelijke argumenten en probeer anderen op die manier te overtuigen.
Wat je moet studeren, vind je rklaring rdve Woolos, Speel met de hele klas een spreekwoordenspel. Schud die ledematen maar want je zult je hele lichaam in de groene VastgeschroefdEen zakelijke tekst is opgebouwd uit een titel, tussentitels en een aantal alinea’s. te De staat om voor zichzelf op 3 assertief = bereid en in in de strijd moeten188 gooien om teDeel winnen. eerste alinea heet de inleiding. De auteur geeft er meer over rzekerdhet onderwerp van de n; zelfve komeinfo kaders. Opdracht 11
Wat je moet kennen en kunnen, vind je aan het einde van iedere vraag in een blauw kader.
tekst. De inleiding dient ook om belangstelling te wekken. Daarom start een auteur zijn tekst Spreekwoordenspel 2: Raden NTC_4_Vraag_21_LWS.indd 188 met een opvallend citaat, een actuele gebeurtenis, een concrete aanleiding of een leuke anekdote. Speel het tweede spreekwoordenspel met de hele klas. Luister goed naar de leraar voor de juiste instructies. Deze keer is het iets moeilijker.
Opdracht 5 1
Duid in tekst 1 en 2 de inleiding, het midden en het slot aan. Wat moet je kennen? Wat moet je kunnen?
2 Ga na welke techniek in de teksten werd gebruikt in de inleiding en in het slot. Je kent het verschil tussen letterlijk en Je kunt een uitdrukking zowel letterlijk als figuurlijk taalgebruik. figuurlijk interpreteren en verklaren. Kies uit de lijst: Je kent de spreekwoorden en uitdrukkingen Je kunt een figuurlijke uitdrukking in een die in deze vraag aan bod kwamen. context gebruiken. Reden Vraag Deskundige aan het woord Advies Anekdote
Samenvatting
Topische vragen
Citaat
a Tekst 1 Inleiding: Slot: b Tekst 2 Inleiding: Slot:
Voorbeeld
Conclusie
25/02/13 16:50
4
Wat betekent het als er bij een zelfstandig naamwoord geen verkleinwoord staat?
5
Geef het verkleinwoord van de andere zelfstandige naamwoorden. Opdracht 3 Lees een fragment
2 Geloof jij in draken en dwergen?
omarming omberspel
Talloze tips helpen je onderweg.
Bij twijfel raadpleeg je het Groene Boekje.
tip
uit het boek De vloek van de schaduw van
daarna de vragen.
omafiets
5
Het was stil. Zo stil dat je de motten in de koelte van d kon horen ritselen. Het was alweer een tijdje geleden d was en het werd hoog tijd dat ik aan de slag ging, maa voelde ik me die nacht extra waakzaam… Een voorgev schuilplaats te blijven, naast de muur van het gebouw
4 Oefenen maar!
In de woordverklaring onderaan de pagina vind je van uitleg Opdracht 4 Noteer het verkleinwoord de onderstreepte woorden. bij moeilijke woorden. ordverklaring
Wo
Top tien knotsgekke uitvindingen en ontdekkingen
zijn opwachting maken opduiken
= voorkomen,
1
Iemand met een lege bierfles op zijn hoofd slaan, doet meer pijn dan met een volle fles.
2
Drie Amerikanen ontwikkelden een bh die dienst kan doen als gasmasker. NTC_4_Vraag_24_LWS.indd 213
Wat moet je weten over spreek- en schrijfopdrachten? Bij elke schrijf- en spreekopdracht ga je aan de hand van de OVUR-strategie gestructureerd te werk. Daarna vul je de vorderingsfiche je om 364in. Die helptDeel 6 je persoonlijke evolutie te volgen en je werkpunten te noteren. Vorderingsfiche Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op zes aandachtspunten en je spreektechniek. Beginner Afstemmen op doel
/5 Non-verbale communicatie
0
0
Vraag 1 - Weet jij wat dat betekent? 12 Deel11 1
/10 Begin en einde van een presentatie / samenhang
/10 Spreektechniek
/10
1
2
1
4
0
0
1
1
2
3
3
4
5
1
2
3
4
5
Je bent niet zo goed verstaanbaar. Je spreekt te stil. spreekt te snel/te traag. articuleert niet goed. spreekt op dezelfde toon. 0
1
2
3
4
5
5
7
8
De inleiding bakent duidelijk het onderwerp van de presentatie af, maar kon nog origineler. De inleiding is heel origineel, maar maakt niet goed duidelijk waarover de presentatie zal gaan. Je sluit de presentatie af, maar dat kan nog duidelijker. Je vertelt het verhaal chronologisch. 6
7
8
Je spreekt verstaanbaar, maar spreekt soms te stil/te luid. spreekt soms te snel/te traag. articuleert soms niet goed. spreekt soms op dezelfde toon. 6
7
8
Je bent goed op weg. Dit heb je uitstekend gedaan: Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:
5
Je brengt de hoofdgedachte heel duidelijk naar voren. 4
Je probeert de presentatie te structureren, maar gebruikt daarvoor te weinig bindwoorden. 6
kunt je doelpubliek/de ontvangers perfect inschatten. gebruikt passende taal voor deze opdracht. spreekt Standaardnederlands en spreekt alle klanken verzorgd uit. 4
Je kunt de hoofdlijnen van de presentatie uit de inleiding afleiden.
2
Er is nauwelijks sprake van een duidelijk begin of einde. De presentatie bevat geen inleiding / midden / slot. Het middendeel vertoont geen / te weinig samenhang. Je springt van de hak op de tak.
0
vraagt je voldoende af wie de ontvangers zijn. gebruikt gepaste taal voor deze opdracht, maar laat af en toe een steekje vallen. doet moeite om de taal te verzorgen. Er is toch een regionaal accent hoorbaar. 3
Er is weinig structuur in de presentatie.
5
Je
2
De inleiding is niet logisch opgebouwd. De hoofdlijnen van de presentatie komen niet duidelijk naar voren.
Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten: TOTAAL /50
4
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel. Je straalt zelfvertrouwen uit wanneer je voor de klas spreekt.
3
vraagt je onvoldoende af wie de ontvangers zijn. gebruikt geen gepaste taal voor deze opdracht. hebt een duidelijk regionaal accent en doet te weinig moeite om daaraan te werken. 0
Expert Je vertelt ruim voldoende. Bovendien is het doel van de spreekopdracht duidelijk.
3 Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel.
Je
/5 Structuur door bindwoorden
Je vertelt voldoende, maar het doel van de spreekopdracht is niet duidelijk. Het doel van de spreekopdracht is duidelijk, maar je vertelt te weinig.
2
Je
/5 Hoofdlijnen naar voren brengen
1
Mimiek en lichaamshouding zijn onvoldoende aangepast aan het spreekdoel.
/5 Afstemmen op situatie, context en doelpubliek (ontvangers)
Gevorderde
Je vertelt veel te weinig. Het doel van de spreekopdracht is helemaal niet duidelijk.
5
De presentatie is goed gestructureerd, je maakt daarvoor gebruik van bindwoorden. 9
10
De inleiding is origineel en trekt meteen de aandacht van het publiek. Je bakent duidelijk het onderwerp af. Het slot geeft correct de hoofdgedachte van de presentatie weer. Je vertelt het geheel chronologisch en de zinnen zijn kort en duidelijk. 9
10
Je bent heel goed verstaanbaar en je hebt een goede intonatie.
9
10
Knappe prestatie: je bent een expert.
Vraag
Voorbij de vragen … Op het einde van elk deel krijg je in de Woordencocktail een overzicht van de schooltaalwoorden die je pad kruisten. Moeilijke woorden met een speciale schrijfwijze krijgen aandacht in Buitenspel.
Woordencocktail 1 Woorden heb je dagelijks nodig: om een gesprek te kunnen aanknopen, om iets te begrijpen … Zonder woorden ben je niks. In de eerste lessen leerde je al heel wat nieuwe woorden. Hier herhaal je ze nog eens.
Schatkisten en sleutelwoorden Opdracht 1
Combineer een woorddeel uit de eerste schatkist met een woorddeel uit de tweede schatkist en vorm woorden die je kunt invullen in de krantenkoppen.
Buitenspel 1
In deze les oefen je dertig woorden in die voorkomen in deel 1 en 2. Het zijn woorden waarvan de spelling moeilijkheden kan geven.
Klacht tegen cafébaas wegens
geweld dankzij de crisis: moeskopperij
Nieuw Steeds meer Spelbrekers
Hoe test je jezelf?
Facebook
Na elk deel maak je een zelftoets. Je test wat je al kent en kunt. Met een verbetersleutel verbeter je jezelf. Bij het onlinelesmateriaal vind je een uitgebreidere versie van de toets.
honden door brokkenvoeding voor het vinden van een baan
1
Voor dezevan spreekopdracht moet je eerst wat zoekwerk verrichten. Gevaren chatten met onbekenden op een
2
Wees origineel. Rihanna te
3
Welke communicatie past bij deze spreekopdracht? gepaard met een update op Facebook Uit etennon-verbale gaan gaat tegenwoordig
4
Hoe word je onderneemt een meester in de communicatie? Poolreiziger
5
De vrouw dieeen geïnterviewd wordt, begint op te huilen. The Voice is Idool
6
Heb je Will Smith als ‘dating doctor’ gezien in de komedie Hitch? Margot Moeseke is nieuwe bij Het Laatste Nieuws
7
Ga jij in pyjama naar een pretpark?
8
Alles hangt af van de context.
9
Een sollicitatiebrief met een aanspreking als ‘Mijn lieve heer directeur’ is ondenkbaar.
voor reclamecampagne Nivea
Zelftoets 1
naar Groenland
Wat heb je geleerd en wat weet je daar nog van?
10 Daarom ga je vulgaire uitdrukkingen afkorten. erklaring Woordv Werk samen met een partner. Maak elke opdracht eerst afzonderlijk. Vergelijk daarna je oplossingen en 11 De algemene richtlijnen en gedragsregels op het net noem je netiquette. , n van groe bespreek de stele verschillen. Alsnten je twijfelt, kun je je leraar om hulp vragen. perij = het Woordencocktail 1 moeskop van velden Welkssen vertelperspectief gebruikt de auteur? of gewa fruit12
79
13 Illustreer waarom je dat vertelperspectief koos. uit zijn gevoelens door zich agressief te gedragen. Mondelinge taalvaardigheid
NTC_4_Woordencocktail_1.indd 14 79Jeroen
15 Verbind de synoniemen met elkaar door de cijfers uit de eerste kolom bij het juiste woord in de 1 Zet een kruisje juiste kolom. tweede kolomin tede plaatsen.
25/02/13 17:12
/3
16 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale Verbaal signaal Non-verbaal signaal regels, die kolommen genoemd worden. Iemand kussen 17 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale regels, die genoemd worden. Eenkolommen gesprek afronden 18 Op welkkijken perron neem je in Gent-Sint-Pieters de trein naar Brugge? Verrast 19 Als je de tabel plastificeert, kun je die goed bewaren. 20 Waarover discussiëren de inspecteurs onderling? 21 Schrijfvaardigheid In augustus 1957 was Douglas Butler op expeditie in het tropisch regenwoud van Colombia.
Als je dit logo ziet, werk je per twee. Bij dit logo ga je in groep aan de slag. 172
22 Zonder gids zou hij in de jungle reddeloos verloren zijn … 1 Geef twee redenen waarom het beter is een schrijfkader te gebruiken als je met een tekst wilt werken. 23 Houd het paard gezond door het voldoende en gevarieerd te voederen.
/2
2
/7
Lees deze tekst en vul het schrijfkader aan.
Deel 2
Hagel NTC_4_ Buitenspel_1_LWS.indd 172
Hagel ontstaat wanneer kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onderkoelde waterdruppels. Het bovenste deel van een buienwolk, waar het meer dan 20 °C vriest, bevat ijskristallen, terwijl het onderste deel, met temperaturen tussen -10 en -20 °C, onderkoelde druppels bevat. Dalende en stijgende
25/02/13 17:21
Deel 1 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
9
1
Weet jij wat dat betekent? Herhaling mondelinge taalvaardigheid
Mondelinge taalvaardigheid
Herhaling stappen MTV uit het derde jaar
13
2
Hoe word je een meester in de communicatie? Over gesprekken voeren
Mondelinge taalvaardigheid
Gesprek beginnen, gaande houden, onderbreken, afsluiten, moeilijke gesprekken
17
3
Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent? Over formeel en informeel taalgebruik
Taalgebruik
Taalvarianten, taalregisters, spreek- en schrijftaal, standaardtaal-tussentaaldialect, taaletiquette bij chatten, jongerentaal, sms-taal
28
4
Laat je me nu echt los? Genietend lezen
Literatuur
Herhaling literatuur uit het derde jaar
33
5
Hangt je kader recht? Over schrijven met taalkader als hulpmiddel
Schrijven
Gebruik van taalkaders bij schrijven
40
6
Spreekt je leraar soms Latijn? Over schooltaalwoorden
Taalgebruik
Schooltaalwoorden
43
7
Val jij soms ook halverwege in slaap? Herhaling: IMS-structuur in zakelijke teksten
Zakelijk Lezen
Herhaling IMS-structuur in zakelijke teksten uit het derde jaar
48
8
Helpt een bril als je ziende blind bent? Herhaling: kenmerken poëzie
Poëzie
Kenmerken poëzie (herhaling)
56
9
Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst? Over werken met inhoudsopgave, lijst, tabel
Zakelijk Lezen
Werken met inhoudsopgave, lijst, tabel
64
10 Hoe gek ben jij op dieren? Herhaling: werkwoord
Taalsysteem
Spelling van het werkwoord: tt, vt en imperatief (deels herhalingsoefeningen)
76
Woordencocktail 1
79
Zelftoets 1
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 1
Deel 2 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
89
11 Heb je me wel gehoord? Over actief luisteren en kijken
Mondelinge taalvaardigheid
Actief luisteren en kijken
91
12 Hoe krijg je je zin? Over argumenteren
Mondelinge taalvaardigheid
Soorten argumenten, objectief en subjectief
100
13 Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora? Over klassieke volksverhalen
Literatuur
Klassieke volksverhalen (volkssprookje, sage en mythe)
110
14 Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot? Over letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Taalgebruik
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
117
15 Zie jij structuur in die varkensschuur? Herhaling: tekststructuren
Zakelijk lezen Schrijven
Chronologische en opsommende, vergelijkende, oorzaak-gevolgstructuur + passend schema (herhaling)
127
16 Heb jij argusogen of eerder een achilleshiel? Over woordenschat uit klassieke verhalen
Taalgebruik
Woorden uit mythen, sagen, sprookjes
130
17 Hoe heet het monstertje in jou? Over gevoelens in poëzie
Poëzie
Gevoelens uitdrukken
132
18 Kan het wat nauwkeuriger? Over loperwoorden
Taalgebruik
Loperwoorden
137
19 Waarmee heb jij het helemaal gehad? Over het voltooid deelwoord
Taalsysteem
Spelling van het werkwoord: vd, vd als bn, Engelse werkwoorden
145
20 Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook? Over voornaamwoorden
Taalsysteem
Stijl: het gebruik van de voornaamwoorden (bv. verouderde vormen – men …)
155
Buitenspel 1
159
Woordencocktail 2
163
Zelftoets 2
moeilijke woorden uit delen 1 en 2 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 2
Deel 3 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
171
21 Laat jij over je heen lopen? Over assertiviteit
Taalgebruik Mondelinge taalvaardigheid
Assertiviteit
178
22 Wat is jouw probleem? Herhaling: tekststructuren
Zakelijk lezen Schrijven
Probleem-, maatregel- en evaluatiestructuur + passend schema (herhaling)
187
23 Vind jij mijn scherm aantrekkelijk? Over passende taal bij een presentatie
Taalgebruik Mondelinge taalvaardigheid
Passende taal gebruiken bij een presentatie
191
24 Hoe snel krijg jij kippenvel? Over moderne verhalen
Literatuur Schrijven
Moderne verhaalsoorten (stadssage, sciencefiction, fantasy)
204
25 Vang jij veel wind? Over spreekwoorden
Taalgebruik
Spreekwoorden
205
26 Hoe word je in een handomdraai een zeemeermin/-man? Herhaling: hoofdletters
Taalsysteem
Gebruik van de hoofdletters
210
27 Wat heeft tante Betje nu weer uitgespookt? Over afwisseling in stijl en stijlfouten
Taalsysteem
Afwisseling in stijl, stijlfouten
216
28 Hoe vermijd je toets- en proefwerkflaters? Vragen over de leerstof en beantwoorden van proefwerkvragen
Zakelijk Lezen Schrijven
Vragen lezen/stellen over de leerstof
220
Woordencocktail 3
222
Zelftoets 3
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 3
Deel 4 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
229
29 Wie heb je aan de lijn? Over inlichtingen inwinnen, verzoek, klacht
Mondelinge taalvaardigheid Schrijven
Inlichtingen inwinnen, verzoek, reageren op verzoek, klacht formuleren, reageren op klacht
238
30 Waarom mag Joost het weten en Piet niet? Over de herkomst van woorden
Taalgebruik
Etymologie
245
31 Hoe gemakkelijk ben jij te verleiden? Over advertenties en affiches
Zakelijk lezen Schrijven
Advertenties en affiches
253
32 Romantiek voor dummy’s? Over romantiek en realisme
Literatuur
Romantiek en realisme
263
33 Is een meisje altijd vrouwelijk? Over het betrekkelijk voornaamwoord
Taalsysteem
Betrekkelijk voornaamwoord
268
34 Vind jij taal ook ‘superformiweldigeindefantakolosachtig’? Over homoniemen, synoniemen en antoniemen
Taalgebruik
Homoniemen, synoniemen en antoniemen
275
35 Heb jij je hulpkit bij de hand? Herhaling: hulptekens
Taalsysteem
Hulptekens: herhalingsoefeningen (+ accentteken)
280
Buitenspel 2
284
Woordencocktail 4
287
Zelftoets 4
moeilijke woorden uit delen 3 en 4 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 4
Deel 5 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
297
36 Welke vragen stel jij op een eerste date? Over het interview
Mondelinge taalvaardigheid Schrijven
Het interview: soorten vragen, interview opstellen, afnemen, uitschrijven
303
37 Geef je me één goede reden? Over de argumentatiestructuur
Zakelijk lezen Schrijven
Argumentatiestructuur + passend schema
312
38 Waarom ben je soms zo kort van stof? Over het kortverhaal
Literatuur
Kortverhaal
320
39 Waarom mag je de koning niet kussen, maar je tante wel? Over beleefdheidsformules
Taalgebruik
Beleefdheidsformules
330
40 Kleurt de wereld anders met een zwarte bril op? Over stiftpoëzie
Poëzie
Stiftpoëzie
332
41 Heeft dat blondje ook zo’n groot balkon? Over gevoelswaarde
Taalgebruik
Gevoelswaarde, verzachtende uitdrukkingen
340
42 Hoe lang is een Chinees? Over interpunctie
Taalsysteem
Interpunctie (. ? ! , : “)
346
Woordencocktail 5
350
Zelftoets 5
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 5
Deel 6 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
355
43 Hoe mediageil ben jij? Over het nieuwsbericht
Mondelinge taalvaardigheid Zakelijk lezen
Krant, tv-journaal, digitale versie … vergelijken
363
44 Kun je surfen zonder gevaar? Over schermlezen en kritisch omgaan met internet
Zakelijk lezen
Schermlezen: o.a. hyperteksten Kritisch leren omgaan met websites, internetartikels, e-mails, Facebook …
369
45 Lach je even naar het vogeltje? Over beeldverhaal en stripverhaal
Literatuur Schrijven
Beeldverhaal en stripverhaal (+ creatief schrijven)
378
46 Is dit Chinees voor jou? Over de verschillen en gelijkenissen tussen talen bij taalbeschouwing
Taalbeschouwing
Taalbeschouwelijke begrippen
384
47 Zijn Vlamingen dom en Nederlanders gierig? Over verschillen tussen Vlaanderen en Nederland
Taalgebruik
Culturele verschillen en taalverschillen tussen Vlaanderen en Nederland (bv. in jeugdromans, reclame …)
391
48 Wat roept een wild triootje bij jou op? Herhaling: het aaneenschrijven van woorden
Taalsysteem
Het aaneenschrijven van woorden: herhalingsoefeningen
398
49 Erger je je ook aan de mond-op-mondreclame? Over veel voorkomende taal- en stijlfouten
Taalgebruik
Taal- en stijlfouten: contaminatie, pleonasme, tautologie
402
Buitenspel 3
406
Woordencocktail 6
408
Zelftoets 6
moeilijke woorden uit delen 5 en 6 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 6
Deel 7 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
412
50 Hoe maak je iemand warm voor een tripje naar de zon? Over uitnodigen
Mondelinge taalvaardigheid Schrijven
Uitnodigen tot deelname aan een activiteit, mondeling en schriftelijk
419
51 Waarom kunnen meisjes niet voetballen? Over clichés, stereotypes, vooroordelen en karikaturen
Taalgebruik
Clichés, stereotypes, vooroordelen en karikaturen
432
52 Wil je soms ook zien wat je leest? Over film en roman
Literatuur Taalgebruik
Film vs. roman + taalschat
442
53 Ken jij je weg in de klassieke wereld? Over kennis van vreemde talen inzetten
Taalgebruik
Kennis van vreemde talen inzetten
448
54 Wie wordt jouw hartendief? Over poëzie
Poëzie
Genietend lezen
454
55 Zet je het even zwart op wit? Over het betoog
Zakelijk lezen Schrijven
Het betoog
459
56 Eén, twee of meer? Herhaling: het zelfstandig naamwoord
Taalsysteem
Herhaling: meervoud van zelfstandige naamwoorden
468
Woordencocktail 7
472
Zelftoets 7
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 7
Deel 8 P.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
479
57 Valt er hier iets te lachen misschien? Over humor
Taalgebruik
Soorten humor, niveaus in humor, de column
489
58 Ga je graag uit of blijf je liever thuis? Over dramatiek: theater, tv-drama, musical, humor, soap
Literatuur Taalgebruik
Dramatiek: theater, tv-drama, musical en soap + woordenschat
498
59 Hoe werkt dat? Over solliciteren
Schrijven
Solliciteren: zakelijke brief, formulieren invullen interimbureau, ook digitaal
505
60 Waarom lach je liever om dan met je vrienden? Over het voorzetsel
Taalsysteem
Stijl: het juiste voorzetsel
512
61 Zou je smirten met een horroropa of stoeproken met een tentsletje? Over neologismen
Taalgebruik
Neologismen
520
62 Kunnen woorden jou verleiden? Gebruik en verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden
Taalsysteem
Gebruik en verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden
526
Buitenspel 4
530
Woordencocktail 8
534
Zelftoets 8
moeilijke woorden uit delen 7 en 8 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 8
Vademecum P. 544
Vademecum spelling
571
Vademecum literatuur
574
Vademecum poëzie
575
Schrijfkaders
Vraag 1
Weet jij wat dat betekent?
Herhaling mondelinge taalvaardigheid
Vorig jaar heb je in zeven stappen geleerd hoe je een goede mondelinge presentatie geeft. In deze vraag herhaal je de zeven stappen en pas je ze toe in een spreekopdracht.
Opdracht
Verklaar in één minuut een moeilijk woord of spreekwoord aan je klasgenoten. Blader door een woordenboek of ga op zoek op het internet. Kies een woord dat (bijna) niemand kent en dat je zelf boeiend vindt. Wat kun je tijdens je presentatie vertellen? – Vertel wanneer, waar, door wie het woord gebruikt wordt. – Gebruik het (spreek)woord in een verhaaltje waarin de betekenis van het (spreek)woord duidelijk wordt. – Vertel waar het (spreek)woord vandaan komt. Heel wat verklaringen over de herkomst van woorden vind je op deze website: www.etymologiebank.nl. – Vertel waarom je juist dit woord hebt gekozen. Oriënteren Stap 1 Wat is je spreekdoel?
Je wilt je publiek informeren / overtuigen / ontspannen / ontroeren.
Stap 2 Welke non-verbale communicatie past bij deze spreekopdracht? Lichaamshouding: Persoonlijk antwoord van de leerling
Mimiek:
Persoonlijk antwoord van de leerling
Stap 3 Wie is je doelpubliek? Wie zijn de ontvangers?
De klasgenoten en de leraar
Welke gevolgen heeft dat voor je taalgebruik?
Dit is een formele situatie, dus zal ik Standaardnederlands spreken.
Stap 4 Wat is de hoofdgedachte van je spreekopdracht?
Persoonlijk antwoord van de leerling
Stap 5 Hoe zorg je voor structuur in je spreekopdracht? Gebruik bindwoorden! Probeer helder en duidelijk te vertellen, je klasgenoten moeten iets bijleren. Stap 6 Hoe zul je je spreekopdracht beginnen en afsluiten? Wees origineel!
Inleiding: Persoonlijk antwoord van de leerling
Slot:
Persoonlijk antwoord van de leerling
Stap 7 Hoe zorg je voor samenhang in je spreekopdracht? Zorg voor een inleiding, midden en slot. Vertel je verhaal chronologisch, maak je zinnen niet te lang en gebruik begrijpelijke taal.
Vraag 1 - Weet jij wat dat betekent?
9
Voorbereiden
tip
Deel je presentatie op in een inleiding, een midden en een slot. – Inleiding: stel het woord voor en vertel kort wat er zal volgen. Val niet in de typische en afgezaagde structuur van: ‘Ik ga vandaag dit woord verklaren.’ – Midden: leg het woord in verschillende stappen uit, maak gebruik van verduidelijkende voorbeelden. Leg eventueel ook uit waar het woord vandaan komt, in welke situaties je het gebruikt … – Slot: herhaal de belangrijkste gegevens, stel een vraag … Wees ook hier origineel.
Uitvoeren Je presenteert de opdracht op ____________________ (datum). De spreekopdracht duurt één minuut. Reflecteren Wanneer je de spreekopdracht inoefent, overloop je deze checklist. Wat niet in orde is, pas je eerst aan.
Checklist Met je inleiding trek je meteen de aandacht van het publiek. In je inleiding vertel je duidelijk waarover je presentatie gaat. Je lichaamshouding en mimiek zijn gepast. Je spreekt Standaardnederlands. Je spreekt niet te snel en articuleert goed. Je spreekt niet te stil of te luid. Je presentatie is gestructureerd: je maakt onder andere gebruik van verbindingswoorden. Wanneer je afsluit, herhaal je nog eens kort de betekenis van het woord. Je maakt het publiek op een passende manier duidelijk dat je presentatie afgelopen is. Je let op de timing (één minuut).
10
Deel 1
Vraag 1 - Weet jij wat dat betekent?
11
/5
Hoofdlijnen naar voren brengen
/5
Afstemmen op situatie, context en doelpubliek (ontvangers)
/5
Non-verbale communicatie
/5
Afstemmen op doel
1
2
Je
1
2
1
2
0
1
2
De inleiding is niet logisch opgebouwd. De hoofdlijnen van de presentatie komen niet duidelijk naar voren.
0
vraagt je onvoldoende af wie de ontvangers zijn. gebruikt geen gepaste taal voor deze opdracht. hebt een duidelijk regionaal accent en doet te weinig moeite om daaraan te werken.
0
Mimiek en lichaamshouding zijn onvoldoende aangepast aan het spreekdoel.
0
Je vertelt veel te weinig. Het doel van de spreekopdracht is helemaal niet duidelijk.
Beginner
3
vraagt je voldoende af wie de ontvangers zijn. gebruikt gepaste taal voor deze opdracht, maar laat af en toe een steekje vallen. doet moeite om de taal te verzorgen. Er is toch een regionaal accent hoorbaar.
3
Je kunt de hoofdlijnen van de presentatie uit de inleiding afleiden.
Je
3
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel.
3
Je vertelt voldoende, maar het doel van de spreekopdracht is niet duidelijk. Het doel van de spreekopdracht is duidelijk, maar je vertelt te weinig.
Gevorderde
Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op zes aandachtspunten en je spreektechniek.
Vorderingsfiche
5
4
5
kunt je doelpubliek/de ontvangers perfect inschatten. gebruikt passende taal voor deze opdracht. spreekt Standaardnederlands en spreekt alle klanken verzorgd uit.
5
4
5
Je brengt de hoofdgedachte heel duidelijk naar voren.
Je
4
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel. Je straalt zelfvertrouwen uit wanneer je voor de klas spreekt.
4
Je vertelt ruim voldoende. Bovendien is het doel van de spreekopdracht duidelijk.
Expert
12
Deel 1
TOTAAL /50
/10
Spreektechniek
/10
Begin en einde van een presentatie / samenhang
/10
Structuur door bindwoorden
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
6
7
8
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:
5
4
8
3
7
Je spreekt verstaanbaar, maar spreekt soms te stil/te luid. spreekt soms te snel/te traag. articuleert soms niet goed. spreekt soms op dezelfde toon.
6
2
8
Je bent goed op weg. Dit heb je uitstekend gedaan:
1
7
De inleiding bakent duidelijk het onderwerp van de presentatie af, maar kon nog origineler. De inleiding is heel origineel, maar maakt niet goed duidelijk waarover de presentatie zal gaan. Je sluit de presentatie af, maar dat kan nog duidelijker. Je vertelt het verhaal chronologisch.
6
Je probeert de presentatie te structureren, maar gebruikt daarvoor te weinig bindwoorden.
Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
0
Je bent niet zo goed verstaanbaar. Je spreekt te stil. spreekt te snel/te traag. articuleert niet goed. spreekt op dezelfde toon.
0
Er is nauwelijks sprake van een duidelijk begin of einde. De presentatie bevat geen inleiding / midden / slot. Het middendeel vertoont geen / te weinig samenhang. Je springt van de hak op de tak.
0
Er is weinig structuur in de presentatie.
10
10
10 Knappe prestatie: je bent een expert.
9
Je bent heel goed verstaanbaar en je hebt een goede intonatie.
9
De inleiding is origineel en trekt meteen de aandacht van het publiek. Je bakent duidelijk het onderwerp af. Het slot geeft correct de hoofdgedachte van de presentatie weer. Je vertelt het geheel chronologisch en de zinnen zijn kort en duidelijk.
9
De presentatie is goed gestructureerd, je maakt daarvoor gebruik van bindwoorden.
Hoe word je een meester in de communicatie?
Vraag 2 Over gesprekken voeren
Zonder dat je erbij stilstaat, voer je elke dag gesprekken. Je maakt een praatje met je broer of zus, je kletst met vrienden, je discussieert met je ouders. Een gesprek beginnen met iemand die je kent, is natuurlijk gemakkelijker dan praten met een wildvreemde. Toch moet je ook dat kunnen. De voorgaande jaren leerde je al hoe je dat het best aanpakt. In deze les ga je nog een stapje verder …
1 2 3 4
Een gesprek passend beginnen Een gesprek gaande houden Iemand onderbreken Een gesprek afsluiten
1 Een gesprek passend beginnen Sommige mensen zijn meesters in het verleiden met woorden, anderen hebben het iets moeilijker om een gesprek te voeren. De zenuwen kunnen je parten spelen als je gesprekspartner een wildvreemde is of iemand die je vlinders in je buik geeft.
Opdracht 1
Bekijk de finale uit Mag ik u kussen? met Jan Leyers en beantwoord de vragen.
1 Wat is het doel van het gesprek?
Jan Leyers verleiden. De vrouw die hem kan verleiden, mag hem kussen. 2 Toon met twee non-verbale tekens aan dat de dames openstaan voor een gesprek met Jan Leyers. – Ze maken oogcontact, ze glimlachen, ze zitten rechtop. – 3 Waarom is een goede openingszin belangrijk?
Een goede openingszin is een goede start voor de rest van het gesprek.
4 Wie vond jij het meest overtuigend? Sofie Nathalia
Pascale
Waarom? Persoonlijk antwoord van de leerling
5 De juiste openingszin. Hoe begin jij een spreekopdracht? Waarom? Wat doe je beter niet?
Persoonlijk antwoord van de leerling
Woordverklaring van non-verbaal = elke vorm en ord wo der communicatie zon
Vraag 2 - Hoe word je een meester in de communicatie?
13
Opdracht 2
Bekijk een fragment uit de film Hitch. Heb je Will Smith als ‘dating doctor’ gezien in deze komedie? Hij spreekt vrouwen aan met vlotte babbeltjes waar zelfs Brugman ‘u’ tegen zou zeggen. Je krijgt bijna het idee dat snelle praatjes een vereiste zijn.
1 Hoe verleidt Alex Hitchins (vertolkt door Will Smith) vrouwen? 2 Geef zelf enkele openingszinnen die jij zou gebruiken. – Persoonlijk antwoord van de leerling – –
2 Een gesprek gaande houden Niet alle gesprekken verlopen even vlot. Er kan heel wat misgaan: ruzie tussen de gesprekspartners, een ongemakkelijke stilte, achtergrondlawaai waardoor je elkaar niet meer verstaat …
Opdracht 3
Bekijk de beelden en ontdek zelf wat er nog allemaal kan misgaan. Vul de tabel aan.
1 In welk gesprek begrijpen de gesprekspartners elkaar goed? 2 Bij wie ligt de oorzaak als dat niet zo is? Verloopt de communicatie goed? Gesprek 1
nee
Oorzaak: wie? wat?
De interviewer gebruikt een soort tussentaal waardoor niet iedereen wil antwoorden.
Gesprek 2
ja
De mier neemt de leiding.
Gesprek 3
nee
De West-Vlaamse boeren. Ze gebruiken een tussentaal om te communiceren met de Polen, maar die begrijpen hen niet
3 Iemand onderbreken Soms is het nodig om iemand te onderbreken. Een gesprekspartner spreekt te luid of niet duidelijk genoeg, je hoort een mening waarmee je het niet eens bent … Redenen genoeg om je gesprekspartner in de rede te vallen.
14
Deel 1
Opdracht 4
Je hebt waarschijnlijk al ondervonden dat het niet altijd gemakkelijk is om iemand te onderbreken.
1 Speel met je buur deze situaties na. Iemand speelt de vriend(in)/moeder, de andere probeert te onderbreken. Wissel daarna van rol. – Je hebt met je vriend afgesproken om over je problemen thuis te praten, maar hij praat alleen maar over het afgelopen weekend. Je krijgt er geen woord tussen. Hoe zou je hem op een vriendelijke manier kunnen onderbreken? – Je bent later van school vertrokken en je moet je haasten om de trein naar huis te halen. Plots rinkelt je gsm. Je moeder hangt aan de lijn en ze is boos. Je hebt deze ochtend de hond in het huis opgesloten. Je had nochtans beloofd om hem in de tuin te laten. Je moeder raast maar door aan de telefoon. Hoe probeer je haar te onderbreken zodat je de trein kunt halen? 2 Reflecteer op beide situaties. Was het moeilijk om de ander te onderbreken? Welke soort onderbreking gebruikte je? Onderstreep die. Enkele tips om iemand te onderbreken: – Excuseer … – Sorry dat ik onderbreek … – Hebt u al …? Onderbreken gaat nog gemakkelijker wanneer je eerst de naam van je gesprekspartner noemt en dan verdergaat. De meeste mensen reageren immers beter op hun naam. Bijvoorbeeld: – Mariette, excuseer, … – Willy, sorry dat ik je onderbreek … – Meneer Waelput, hebt u al …? – Mevrouw, …
Opdracht 5
Een onderbreking die voorzichtig geformuleerd is, remt het gesprek niet per se af. Bekijk twee fragmenten en beoordeel zelf of de gesprekken op een gepaste manier onderbroken worden.
1 Vind je dat de gesprekspartners het gesprek op een gepaste manier onderbreken? Wordt het gesprek gepast onderbroken? Gesprek 1
nee
Waarom wel/niet?
Hier is sprake van een machtsspelletje. De gespreksleider en de ondervraagde laten elkaar niet aan het woord.
Gesprek 2
ja
De gesprekspartners laten elkaar uitspreken.
2 Wanneer gevoelens in een gesprek de bovenhand krijgen, verloopt een gesprek dikwijls anders dan verwacht. Herinner jij je een recent gesprek waarin je: – heel erg boos werd? – verdrietig werd? – dolgelukkig werd? Leg mondeling uit waarom.
Vraag 2 - Hoe word je een meester in de communicatie?
15
3 In het derde fragment komen verschillende gevoelens van de gesprekspartners aan bod. Wie reageert emotioneel? Gesprek 3
Hoe reageert de gesprekspartner?
de interviewer
Hij lacht de geïnterviewden uit.
de man die geïnterviewd wordt
Hij raakt geïrriteerd.
de man in het publiek die ook
Hij raakt ook geïrriteerd.
een stemprobleem heeft het publiek
Het begint te applaudisseren en een aantal mensen vertrekken.
de vrouw die geïnterviewd wordt tip
Ze begint te huilen.
Enkele tips die je best onthoudt voor dergelijke situaties. – Blijf rustig. Wacht drie seconden voor je reageert. – Formuleer je eigen gevoelens met een ik-boodschap. – Gebruik geen scheldwoorden.
4 Een gesprek afsluiten Je bent nu bijna een meester in de communicatie: je weet intussen al hoe je een gesprek passend begint, hoe je een gesprek gaande houdt en hoe je iemand het best onderbreekt. Maar hoe wimpel je je gesprekspartner in stijl af?
Opdracht 6
Zelfs een ervaren interviewer als Martin Heylen heeft het soms moeilijk om een gesprek gaande te houden. Je kijkt naar een interview. Hoe maakt Wentworth Miller met verbale en non-verbale signalen duidelijk dat hij het gesprek wil afronden? Verbale signalen
Non-verbale signalen
Hij geeft korte antwoorden.
Hij heeft een frons in het voorhoofd.
Hij bedankt de gesprekspartner.
Hij kijkt een beetje verveeld. Hij schudt handjes. Hij staat op.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent het onderscheid tussen non-verbale en verbale signalen.
Je kunt voorbeelden geven van non-verbale en verbale signalen. Je kunt enkele tips geven om een gesprek gepast te beginnen, iemand te onderbreken en om een gesprek gepast af te ronden. Je kunt beoordelen of de communicatie goed/ slecht verloopt en wat of wie daarvan de oorzaak is. Je kunt een gesprek gepast beginnen en afronden, gaande houden en onderbreken.
Woordverklaring
16
Deel 1
communicatie verbaal = elke vorm van met woorden
Vraag 3
Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
Over formeel en informeel taalgebruik
Het Nederlands bestaat uit heel wat verschillende varianten. Natuurlijk spreken we allemaal dezelfde taal, maar soms wijkt de ene variant af van de andere. Vergelijk jouw taal maar met die van je grootmoeder. Begrijpt zij altijd wat jij bedoelt? En begrijpt een Limburger altijd wat een West-Vlaming bedoelt en omgekeerd? En waarom schrijf je trouwens anders dan je spreekt? Over dat alles leer je in vraag 3 wat meer.
1 2 3 4 5 6
Ga jij in pyjama naar een pretpark? Spreek je in schrijftaal of schrijf je beter in spreektaal? n vrhl zndr klnkrs s ng prfct t bgrpn … Euh, wablieft? wh*t th* f*ck? Alles Jos of zijde gemaan jaak? Ff samenvatten?
1 Ga jij in pyjama naar een pretpark? Een man die zijn achtertuin omspit, doet dat niet in een duur pak. Hij trekt een tuinbroek en rubberlaarzen aan. Als diezelfde man ‘s avonds een feestelijk diner bijwoont, draagt hij zijn beste pak. Voor hij onder de wol kruipt, trekt hij een pyjama aan. Dat vind je vanzelfsprekend: in verschillende situaties draagt een mens nu eenmaal verschillende kleren. Ook als taalgebruiker gebruik je verschillende soorten Nederlands.
Opdracht 1
Bekijk het filmpje met Evy Gruyaert.
1 Welke vorm van taal spreekt zij? Dialect 2 Vind je dat dat past in haar functie als presentatrice? Persoonlijk antwoord van de leerling 3 Is dat de taal die jij spreekt? Ja/nee 4 Welke taal spreek je thuis?
Persoonlijk antwoord van de leerling. Sommigen spreken een dialect, anderen spreken Standaardnederlands of een tussentaal. 5 Spreek je dezelfde taal thuis als op school?
Persoonlijk antwoord van de leerling
Vraag 3 - Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
17
De situatie waarin je je bevindt, bepaalt mee welk soort taal je gebruikt of wilt gebruiken en ook welk soort taal van je verwacht wordt. Als je geen Standaardnederlands spreekt, kun je bijvoorbeeld dialect spreken of informele Vlaamse omgangstaal, die ook wel tussentaal wordt genoemd. De grenzen tussen die soorten Nederlands zijn niet scherp te trekken, tussentaal zit ergens tussen Standaardnederlands en dialect.
Opdracht 2
Onderstreep in deze zinnen de elementen (woorden of woordgroepen) die een tussentaalkarakter hebben. Vervang ze daarna door woorden of woordcombinaties in het Standaardnederlands. 1 Dat is de schoonste vrouw da’k ooit gezien heb. Dat is de mooiste vrouw die ik ooit gezien heb. 2 Diene jongen krijgt nen auto voor zijne verjaardag. Die jongen krijgt een auto voor zijn verjaardag. 3 Maak je niet zo druk, ’t was maar voor te lachen, zenne. Maak je niet zo druk, ’t was maar om te lachen, hoor. 4 Deze morgen had ik thuis ambras. Mijn nonkel heeft me naar school gebracht, maar ik heb mijn boeken niet bij.
Vanmorgen had ik thuis ruzie. Mijn oom heeft me naar school gebracht, maar ik heb mijn boeken niet bij me. 5 Van zodra ik goesting heb, ga ik naar de solden. Goed om weten, als ik gedaan heb, ga ik mee. Ik vind dat ook plezant.
Zodra ik zin heb, ga ik naar de koopjes (opruiming, uitverkoop). Goed om te weten, als ik klaar ben, ga ik mee. Ik vind dat ook leuk (plezierig, vrolijk). 6 Op ’t eerste zicht is het maar een valling. Dat is ambetant, maar gelukkiglijk niet erg.
Op het eerste gezicht is het maar een verkoudheid. Dat is lastig (hinderlijk, vervelend), maar gelukkig niet erg.
18
Deel 1
2 Spreek je in schrijftaal of schrijf je beter in spreektaal? Om met elkaar te communiceren gebruik je verschillende soorten taal. Naast gebaren- en lichaamstaal hanteer je ook spreek- en schrijftaal. Je zou kunnen denken dat spreektaal de taal is die je spreekt en schrijftaal de taal die je schrijft. Dat is ook zo, maar het gaat verder. Alles hangt af van de communicatieve situatie.
Opdracht 3 Werk in groepjes van twee. Eén leerling vult de spreekballonnen van de eerste drie situaties in, de tweede leerling vult ondertussen de ballonnen van de laatste drie situaties in. Als je klaar bent, ruil je en vul je verder aan.
1
2
3
Vraag 3 - Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
19
4
5
6
1 Heb je voor elke situatie dezelfde taal gebruikt? Nee 2 Bij welke situatie heb je extra aandacht besteed aan je taal? Situatie 2, 4 en 6 3 Waarom?
Je gebruikt andere taal tegenover volwassenen, onbekende mensen, in werkverband … dan tegenover vrienden en familie.
20
Deel 1
Je schrijfstijl en woordgebruik stem je af op de ontvangers en de situatie. Sommige woorden kun je niet in alle omstandigheden gebruiken. Ze behoren tot een bepaald register. Een register is een geheel van taalvarianten dat bij een bepaalde communicatieve situatie hoort. Taalgebruik in formele situaties is duidelijk en correct wat woordgebruik en spelling betreft. Een sollicitatiebrief met een aanspreking als ‘Mijn lieve heer directeur’ is ondenkbaar. Informele taal is veel losser. Jongerentaal, sms-taal of een losse babbel zijn voorbeelden van informele taal. Als je registers vermengt, kan dat lachwekkend overkomen. Je kunt niet plots woorden of uitdrukkingen uit een ander register gebruiken.
Opdracht 4
Onderstreep in elke zin de woorden die typisch schrijftaal zijn en vervang ze door vlotter taalgebruik.
1 Teneinde onze doelstellingen te kunnen realiseren, zullen we onze planning moeten wijzigen.
We zullen onze plannen moeten veranderen om ons doel te kunnen bereiken. 2 Vermits u weigert te betalen, zal ik een deurwaarder moeten sturen.
Omdat u niet wilt betalen, zal ik een deurwaarder moeten sturen. 3 Ik stuur u meer informatie omtrent onze nieuwe feestzaal.
Ik bezorg u meer informatie over onze nieuwe feestzaal. 4 Hij heeft steeds beweerd dat hem geen schuld trof.
Hij heeft altijd gezegd dat hij onschuldig was. 5 Ik kan u inzake deze beslissing geen verdere details geven.
Ik kan u over deze beslissing niet meer details geven. Opdracht 5
Je kunt eenzelfde zin, of die nu informeel of formeel geformuleerd is, niet voor elke situatie gebruiken. Noteer of je in deze zinnen met informele of met formele taal te maken hebt. Combineer ook telkens de uitspraak met de correcte communicatieve situatie. Uitspraken: 1 Kom eens hier, ventje, heb je je pijn gedaan?
INF
2 Neem je boek eens op pagina 30.
INF
3 Heeft u zich bezeerd?
FOR
4 Tijdens de vergadering zullen we tevens de nieuwe strategie bespreken.
FOR
5 En, al beslist wat jullie willen drinken?
INF
Vraag 3 - Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
21
6 Heeft u al gekozen?
FOR
7 We bespreken in de vergadering wel hoe we dit zullen aanpakken.
INF
8 U slaat het boek dat voor u ligt, open op pagina 45.
FOR
Communicatieve situaties: – oma tegen kleinkind
1
– een ober tegen oudere klanten in een deftig café
6
– de professor tegen onbekende studenten
8
– de verkoopsdirecteur tegen zijn verkopers (2)
4–7
– een jongere die een dame helpt die gevallen is
3
– een ober in een jongerencafé
5
– een leraar tegen zijn leerlingen
2 r bg
pn …
t
dr
n
hl z
n
vr
n
fct
kl
3 Euh, wablieft? krs s ng pr Sms’jes zijn ontzettend populair, maar ze hebben een groot nadeel: ze zijn heel kort omdat de ruimte beperkt is. Die ruimte wil je zo goed mogelijk benutten, en dus stop je zoveel mogelijk tekens in een sms. Zo houd je het goedkoop, verlies je weinig tijd en leer je om op een creatieve manier te spelen met taal. Weet jij waar de letters sms voor staan? short message service
Opdracht 6
Luister aandachtig naar een fragment uit een reportage van Peeters en Pichal (Radio 1).
1 Noteer vijf redenen waarom jongeren sms’en. 1 geen zin om te converseren, enkel als het nodig is / als je te lui bent / uit verveling 2 als je pas nieuwe mensen leert kennen / gemakkelijker contact (bv. iemand die
het aanvraagt via sms …)
3 een hele conversatie voeren 4 gratis sms’en 5 als je thuis niet weg mag / als je moet studeren 2 Welke soort sms’en bestempelt een van de jongeren als laf?
Sms’en die over menselijke relaties gaan: het aanvragen, ruziemaken, zeggen dat je homo bent. 3 Ga jij akkoord met die stelling? Waarom wel/niet?
Persoonlijk antwoord leerling, debat
22
Deel 1
Opdracht 7
Heb jij de sms-taal onder de knie? Wanneer je een sms’je schrijft, heb je aan inspiratie waarschijnlijk geen gebrek. De vraag is of jouw ontvanger de boodschap begrijpt. Bekijk deze voorbeelden. Wat betekenen ze volgens jou? 1 pr8ig, g1, suc6, w88
prachtig, geen, succes, wachten
2 super gisteren
Ik vond het super gisteren.
Ik=A & OO, Hy bgn & ht nde vn alls, zgt de Hr, d Alm8ige Gd, Die=, ws & kmt Xx Ger
3 lfdsvrdrt, vnzlfsprknd, info liefdesverdriet, vanzelfsprekend, informatie
Opdracht 8
4 sorvndnie
Sorry, vandaag niet.
5 strax, ff
straks, even
Begrijpt iedereen je als je sms-taal gebruikt? Waarom (niet)? Wanneer kun je dergelijke taal gebruiken? In welke omstandigheden liever niet?
Sms is een afkorting die staat voor short message service. Er bestaat niet zoiets als een standaard sms-taal. Spreektaal, afkortingen en emoticons zijn de meest opvallende eigenschappen van sms-taal.
4 wh*t th* f*ck? De vraag hierboven is geen beleefde vraag. Toch zie je ze wel eens verschijnen en je weet meteen wat ze betekent. Misschien stond je er nooit bij stil, maar wanneer je chat op chatfora moet je aandacht besteden aan je taal. Vulgaire uitdrukkingen kort je af of je gebruikt sterretjes zoals in de vraag hierboven.
Opdracht 9 Wanneer je op een chatforum komt, krijg je heel vaak deze vraag: Asl? Heb je enig idee wat dat betekent? Age-sex-location = leeftijd/sekse/woonplaats Op chatfora worden heel wat van die afkortingen gebruikt. Opvallend is dat de meeste afkortingen uit het Engels komen. Hoe komt dat? Schrijf deze afkortingen voluit en vertaal ze naar het Nederlands. BRB
Be Right Back
Ik kom meteen terug.
GTG
Got To Go
Ik moet gaan.
LOL
Laughing Out Loud
Hardop lachen.
THX
Thanks Bedankt. W8
Wait… Wacht.
Woordverklaring = elektronische forum, meervoud = fora n met een discussiegroep waar mense se informatie, res gemeenschappelijke inte nen uitwisselen. kun en unt ndp meningen en sta eschaafd, vunzig vulgair = plat, smerig, onb
Vraag 3 - Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
23
Ook wanneer je chat, houd je je aan regels en afspraken. Neem ze in acht zodra je gaat chatten op een chatforum.
5 Alles Jos of zijde gemaan jaak? Wanneer je ouders of leraars niet begrijpen wat je bedoelt, kan dat op je zenuwen werken. Toch is het normaal dat zij jouw taaltje niet helemaal vatten, gelukkig maar misschien. Iedere jongere heeft zijn of haar eigen taaltje en zelfs op een school zijn er veel varianten. Logisch toch dat volwassenen niet meer kunnen volgen? Misschien begrijp je zelf ook niet alles wat andere leerlingen op school vertellen.
Opdracht 10 1 Schrijf in deze tabel vijf woorden en/of uitdrukkingen die jij enkel gebruikt wanneer je met je vrienden praat en die je dus niet zou gebruiken wanneer je met je ouders of leraars praat. 2 Overloop de antwoorden in de klas en noteer nog vijf woorden die je zelf niet had opgeschreven. Woord of uitdrukking
Verklaring
1 Persoonlijke antwoorden
2
3
4
5
6
7
8
9
10
3 Ken je alle woorden en uitdrukkingen? Noteer hun verklaring in de rechterkolom. 4 Hoe komen woorden in een taal, denk je?
Persoonlijk antwoord van de leerling
Woordverklaring
24
Deel 1
ng houden met in acht nemen = rekeni ere vorm of andere and een variant = iets met one versie eigenschappen dan de gew
Opdracht 11 Waar komen nieuwe woorden vandaan? Overloop de tabel en geef telkens een voorbeeld uit jongerentaal en uit het Standaardnederlands. Herkomst
Voorbeeld
Woorden overgenomen uit een andere taal (meestal Engels of Frans)
Persoonlijk antwoord van de leerling
Woorden overgenomen uit een televisieprogramma / film (ook bv. uitdrukkingen of woorden van bekende personen die wel eens op televisie komen)
Woorden overgenomen uit een bepaald dialect
Bestaande woorden die een nieuwe betekenis krijgen
Neologismen (volledig nieuwe woorden)
Afkortingen
Overtreffende trap
Jongerentaal is het taalgebruik van jongeren. Het is geen officiële of volledig aparte taal. Niet alle jongeren spreken dezelfde jongerentaal. Er zijn heel wat varianten en de taal verandert bijna dagelijks. Jongeren gebruiken die taal (bewust of onbewust) om zich te onderscheiden en aan te tonen tot welke groep ze behoren. Jongerentaalwoorden ontstaan op verschillende manieren: je neemt ze over uit een andere taal, uit een televisieprogramma of film, uit een bepaald dialect. Het kunnen ook bestaande woorden zijn die een nieuwe betekenis krijgen, volledig nieuwe woorden, afkortingen of woorden in de overtreffende trap. Op net dezelfde manier ontstaan nieuwe woorden in het Standaardnederlands.
Vraag 3 - Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
25
6 Ff samenvatten? Opdracht 12
Je kreeg in deze les heel wat informatie over taalvarianten en taalgebruik. In deze opdracht combineer je je kennis. Je organiseert een verrassingsfeestje voor je vaders 45e verjaardag en nodigt heel wat mensen uit: je vaders vrienden, een paar van jouw vrienden en een paar van je vaders collega’s. Schrijf eerst een e-mail naar de werkgever van je vader, mijnheer De Sterke, om hem uit te nodigen voor het verrassingsfeestje. Je vader heeft een goede band met zijn werkgever, maar jij hebt de man nog maar een paar keer gezien. Schrijf daarna een sms’je naar een vriend(in) van jou om hem/haar voor hetzelfde feestje uit te nodigen. Je vader kent deze vriend(in) heel goed en zal het zeker leuk vinden om hem/haar op het feestje te zien. Oriënteren Beantwoord voor je begint te schrijven per teksttype de vragen. 1 De e-mail naar de baas van je vader: – Wat is het tekstdoel? De tekst wil de lezer informeren / overtuigen / ontspannen / ontroeren. – Schrijf je formeel of eerder informeel? – Schrijf je de tekst in het Standaardnederlands / tussentaal / dialect / jongerentaal / chat- of sms-taal? – Gebruik je schrijftaal of spreektaal? – Maak je gebruik van alinea's of is het één doorlopende tekst? 2 De sms naar je vriend(in) – Wat is het tekstdoel? De tekst wil de lezer informeren / overtuigen / ontspannen / ontroeren. – Schrijf je formeel of eerder informeel? – Schrijf je de tekst in het Standaardnederlands / tussentaal / dialect / jongerentaal / chat- of sms-taal? – Gebruik je schrijftaal of spreektaal? – Maak je gebruik van alinea’s of is het één doorlopende tekst? Voorbereiden – Bepaal waar en wanneer het feestje zal plaatsvinden. – Denk na over een aanspreking en een juiste afsluiter. Uitvoeren Schrijf de twee uitnodigingen. Reflecteren Voor je de opdracht indient, overloop je deze checklist. Wat niet in orde is, pas je eerst aan.
26
Deel 1
Checklist De uitnodiging is aangepast aan de verschillende ontvangers (denk aan taalgebruik en taalvarianten). De uitnodiging is kort, duidelijk en aantrekkelijk. De belangrijkste vragen zijn in de uitnodiging beantwoord: wie, wat, waar, wanneer en waarom. De uitnodiging is opgedeeld in alinea’s. Je hebt de uitnodiging grondig nagelezen op spelfouten.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent het verschil tussen standaardtaal, tussentaal en dialect.
Je kunt zinnen in schrijftaal omzetten in spreektaal en omgekeerd.
Je kent het verschil tussen formele en informele taal.
Je kunt informatie uit luister- en leesopdrachten halen.
Je kent het verschil tussen schrijf- en spreektaal.
Je kunt een aantal voorbeelden van jongerentaal geven.
Je weet dat je tijdens het chatten ook beleefd moet zijn en dus let je op taaletiquette. Je weet waar woorden uit (jongeren)taal vandaan komen.
Vraag 3 - Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent?
27
Vraag 4
Laat je me nu echt los?
Genietend lezen
Weet je nog hoe je ernaar uitkeek te kunnen fietsen zonder steunwieltjes? De veilige hand van je vader of moeder was plots weg en daar ging je dan. Het evenwicht was er in het begin nog niet, maar na een tijdje kon je het alleen. Hoera! In deze les word je ook losgelaten. Je leerde in het derde jaar heel wat over literatuur. Wat weet je er nog van? Een test …
1 Met vallen en opstaan 2 Genietend luisteren 3 Keuzemoment 4 Alles op een rijtje
1 Met vallen en opstaan Opdracht 1
Beluister het lied Tim van Wim De Craene. Hier kun je alvast de belangrijkste strofe lezen. Hier laat ik je los, Tim, Van hieraf moet je gaan Met vallen en opstaan Van hieraf moet je gaan
1 Wat is de betekenis van die strofe?
Op een bepaald moment moet je zelf je weg gaan met vallen en opstaan. Je wordt zelfstandig. 2 Geef voorbeelden van hoe jij dat al ervaren hebt.
Bv. gaan winkelen met vriendinnen, naar een fuif/optreden gaan, babysitten … 3 Was dat ook met vallen en opstaan? Waarom (niet)?
Persoonlijk antwoord van de leerling 4 Wat heeft het refrein met de les te maken?
Je moet nu zelf de leerstof rond literatuur toepassen op een nieuwe tekst.
28
Deel 1
2 Genietend luisteren Opdracht 2
Beluister de openingsfragmenten van een aantal jeugdboeken. Straks kies je één fragment waarmee je aan de slag gaat. Veel luisterplezier! Fragment 1 Fragment 2 Fragment 3 Fragment 4 Fragment 5 Fragment 6
Brief aan mijn ontvoerder - Lucy Christopher Deadline - Rachel Ward Liever de leugen - Jonas Boets Land zonder grote mensen - Ondine Khayat Zie je graag - Brigitte van Aken Jij tegen mij - Jenny Downham
3 Keuzemoment Opdracht 3
Bij welk fragment/welke fragmenten haakte je af? Waarom? Fragment
Waarom?
Opdracht 4 Welk fragment heb je gekozen? Waarom? Fragment
Waarom?
Vraag 4 - Laat je me nu echt los?
29
4 Alles op een rijtje Voor deze opdracht mag je samenwerken met klasgenoten die hetzelfde fragment gekozen hebben.
Opdracht 5 Titel/thema/personages
1 Wat voor titel heeft je fragment? Kies uit: symbolische titel/titel die verwijst naar een thema/titel die verwijst naar personen. 2 Lees het fragment dat je krijgt van je leraar. Wat kom je te weten over het thema van het boek?
3 Typeer het hoofdpersonage/de tegenspeler. Hoofdpersonage:
Tegenspeler:
Gemma
Ty
– ontmoet Ty op het vliegveld: gaat naar Vietnam – had ruzie met ouders over kledij – bestelt koffie, heeft geen briefgeld – gefascineerd door ogen van Ty, zijn stem, lach – Ty betaalt haar koffie – moeder: curator, vader: effectenhandelaar – jonger dan Ty – zenuwachtig – wil vragen stellen, maar doet het niet – wordt ontvoerd door Ty: kan niets meer zeggen
– ontmoet G op vliegveld: gaat naar Australië – ouder dan G – betovert haar met blik, stem – blauwe ogen – betaalt koffie voor haar – vreemd accent, litteken op wang, rook naar eucalyptus, hemd met korte mouwen – stelt veel vragen – nerveus, durft haar soms niet aankijken – vraagt of ze niet naar Australië wil – doet poeder in haar koffie
4 Geef een synoniem voor 'hoofdpersonage'? protagonist 5 Hoe noem je een tegenspeler ook nog? antagonist 6 Hoe heten personages die enkel op de achtergrond te zien zijn? figuranten
30
Deel 1
Opdracht 6 Tijd en ruimte 1 Is jouw verhaal in de tegenwoordige of in de verleden tijd geschreven? Markeer het juiste antwoord. 2 Waar en wanneer speelt het fragment zich af? Welke sfeer heerst er? Fragment
Wanneer?
Waar?
Nu: hedendaags verhaal
Sfeer?
vliegveld
gezellig, akelig
3 Wat bepaalt nog de sfeer in je verhaal?
De gebeurtenissen. 4 Bewijs je vorige antwoord met een stukje uit de tekst.
1 Ze heeft een gezellige babbel met iemand die haar verdooft en ontvoert. 2 Ze ziet sterfdatums als ze kijkt naar iemand. Ze mist echte warmte, liefde. 3 Een meisje is vastgebonden en wordt bedreigd met een pistool. 4 De kinderen en de moeder worden mishandeld door de dronken vader. 5 Het meisje gaat op internaat nadat er iets gebeurd is. Ze stelt zich daarbij vragen. 6 Er is iets gebeurd met Karyn, maar we weten nog niet precies wat. Het is een ontregeld gezin: moeder drinkt, rookt, slaapt … Mickey houdt het gezin recht.
5 Vind je de volgende elementen in verband met tijd en ruimte terug in je fragment? Fragment
Versnelling
Vertraging
Gelijk tempo
Flashback
Flashforward
1
ja
ja
ja
nee
ja
Opdracht 7 Vertelperspectief 1 Welk vertelperspectief gebruikt de auteur? Vertelperspectief
Vertellend ik
Belevend ik
Personele hij
Fragment
1
2-3-4-5
6
Alwetende hij
2 Leg uit waarom je dat vertelperspectief koos.
Fragment 1
Vertellend ik: ‘Je speelde het goed.’‘Ik vraag me af of het toen gebeurd is glimlachte je terwijl je het deed?’‘Je handen moeten heel snel geweest zijn toen ze het erin gooiden. Heb je een afleidingsmanoeuvre gebruikt of lette er gewoon niemand op je?’ De ik-persoon vertelt in de verleden tijd.
Vraag 4 - Laat je me nu echt los?
31
Opdracht 8
Spanning
1 Hoe brengt de auteur spanning in je fragment? Fragment
1
Spanning Locatie: vliegveld Gebeurtenissen: Ty is een aantrekkelijke jongen, met betrouwbare blauwe ogen. Hij haalt koffie voor haar, maar doet er iets in. Wat zal er verder gebeuren?
Wat moet je kennen?
32
Wat moet je kunnen?
Je weet wat ‘thema’ betekent.
Je kunt het thema in een literair fragment bepalen.
Je kent de soorten titels.
Je kunt de titel van een fragment benoemen.
Je kent de begrippen: protagonist, antagonist, figurant.
Je kunt de personages benoemen.
Je weet wat uiterlijke en innerlijke kenmerken zijn van een personage.
Je kunt een personage typeren.
Je weet wat de functie van ruimte is.
Je kunt de functie van een ruimte in een verhaal weergeven.
Je kent de begrippen: hedendaags verhaal, historisch verhaal, sciencefictionverhaal.
Je kunt zeggen in welke tijd het verhaal zich afspeelt.
Je kent de soorten verhalen.
Je kunt het genre van een verhaal achterhalen.
Je kent de begrippen versnelling, vertraging, flashback, flashforward.
Je kunt de begrippen versnelling, vertraging, flashback en flashforward illustreren met een voorbeeld.
Je weet wat vertelperspectief is en je kent de verschillende soorten vertelperspectief.
Je kunt bepalen welk vertelperspectief een verhaal heeft.
Je kent de kenmerken van het type vertelperspectief.
Je kunt de kenmerken van een bepaald vertelperspectief weergeven.
Deel 1
Vraag 5
Hangt je kader recht?
Over schrijven met taalkader als hulpmiddel
Antwoorden invullen in je werkboek, dat kun je als de beste. Maar wat als je zelf een hele tekst moet schrijven? Dan wordt het meteen wat moeilijker. Wist je dat er een heel eenvoudige manier bestaat die je op weg helpt? Zo meteen werk je met schrijfkaders en voor je het weet, kun je niet meer stoppen met schrijven! 1 Schrijfkader? 2 Leren omkaderen! 3 Anders omkaderen …
1 Schrijfkader? Opdracht 1
Plaats het passende cijfer bij de juiste natuurramp. Elke natuurramp krijgt vier cijfers. 1
Dit is een term die gebruikt wordt voor zowel het oprukken of zich uitbreiden van een woestijn, als het ontstaan van nieuwe woestijngebieden.
9
Deze ontwikkelingen kunnen zowel klimatologische als menselijke oorzaken hebben.
2
De kracht van deze ramp wordt uitgedrukt in een getal op de schaal van Richter.
10
De meeste bevingen komen voor in de aardkorst tot op een diepte van ongeveer 30 kilometer.
3
De as is een gevaar voor de luchtvaart: as kan 11 grote schade aan vliegtuigen toebrengen en straalmotoren tot stilstand brengen. Een piloot zal dan ook altijd proberen om wolken van stof te vermijden.
Er zijn uitgedoofde of dode voorbeelden van deze natuurramp of voorbeelden die al lange tijd (enkele eeuwen) geen activiteit vertonen, en slapend worden genoemd. Ten slotte zijn er de actieve exemplaren.
4
Een gebeurtenis waarbij een aanzienlijke hoeveelheid water uit een zee, rivier of meer, plaatsen bereikt die normaal gesproken niet onder water staan.
12
Als ze ontstaan onder de zeespiegel, worden ze ook wel zeebevingen genoemd; een vloedgolf of tsunami kan het gevolg zijn.
5
In tropische landen kan dit ontstaan door enorme regenval tijdens de moesson.
13
Wereldwijd zijn ze verantwoordelijk voor 40 % van alle doden door natuurrampen.
6
Dit is een opening in het oppervlak van een planeet waar gesmolten gesteente, gas en brokstukken van vast gesteente door naar buiten komen.
14
Dit wordt vooral aangetroffen in gebieden waar tektonische platen aan elkaar grenzen, dus de plaatsen waar ook aardbevingen voorkomen.
7
Dit is een trilling of schokkende beweging van de aardkorst.
15
Op verschillende manieren kan de mens voor verdroging van een gebied zorgen.
8
Orkanen behoren tot de belangrijkste oorzaken van grootschalige rampen van deze soort in kustgebieden en het daaraan grenzende binnenland.
16
De klimatologische oorzaak van deze natuurramp ligt simpelweg in het feit dat gebieden kunnen verdrogen als er minder neerslag valt.
Vraag 5 - Hangt je kader recht?
33
Vulkanisme
3,6,11,14
Watersnood
4,5,8,13
Verwoestijning
1,9,15,16
Aardbevingen
2,7,10,12
Opdracht 2 Vul nu voor een van de rampen het schrijfkader aan. TITEL: Hoewel ik wist dat …
heb ik toch een aantal nieuwe feiten geleerd.
Ik heb geleerd dat …
Bovendien weet ik nu ook …
Daarnaast heb ik ook onthouden dat …
Het interessantste dat ik vandaag leerde, is …
2 Leren omkaderen! Opdracht 3
In opdracht 2 kreeg je het schrijfkader. In deze opdracht ga je een stap verder. Ontwerp samen met je buurman voor de tekst over vulkanen je eigen schrijfkader. Het doel van de oefening is dat je straks een goede en overzichtelijke samenvatting van de tekst hebt die je zo kunt studeren. Begin met het fenomeen te omschrijven. Denk daarbij ook aan de topische vragen. Je vindt ze hier nog even op een rijtje: Wat is dit fenomeen? Wie heeft ermee te maken? Wanneer komt dit fenomeen voor? Waar komt dit fenomeen voor? Hoe gebeurt dit? Waarom gebeurt dit?
Woordverklaring
34
Deel 1
schijnsel, een fenomeen = een ver keling wik ont is, figuur, gebeurten
Algemene informatie over vulkanen Vulkaanuitbarstingen Een vulkaan is een plaats op het aardoppervlak waar vulkanisch materiaal zoals magma en vulkanische gassen (waterdamp, CO2, SO2 en H2S) het aardoppervlak bereiken. In een gemiddeld jaar vinden er ongeveer 60 vulkaanuitbarstingen plaats. Vulkanen komen niet willekeurig verspreid over de aarde voor, maar worden vooral gevonden rondom de randen van tektonische platen en rondom midoceanische ruggen. Rond de Grote Oceaan wordt er een opvallend groot aantal vulkanen waargenomen. Dat wordt ook wel de Ring van Vuur genoemd. De meeste vulkanen in Indonesië, de Filippijnen, Japan en de westkust van Amerika maken deel van uit van de Ring van Vuur. Heel veel vulkanen De aarde heeft minimaal 1 500 vulkanen, waarvan minstens zestig procent wordt gevonden op de bodem van de oceanen. Van alle vulkanen op aarde behoren er ongeveer 600 tot de actieve soort. Een vulkaan wordt geclassificeerd als een actieve vulkaan, wanneer hij af en toe tot uitbarsting komt en meetbare activiteit vertoont. Dode vulkanen zijn vaak duizenden of miljoenen jaren geleden voor het laatst uitgebarsten en vertonen geen meetbare activiteit. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat een dode vulkaan op korte tijd tot uitbarsting komt. Het grootste deel van de vulkanen op aarde behoort tot de categorie dode vulkanen. Slapende vulkanen vertonen heel weinig activiteit, maar kunnen van het ene op het andere moment weer actief worden. Zolang de vulkaan in slaapstand blijft, is er echter geen gevaar dat hij zou uitbarsten. De grootste De grootste vulkaan op aarde is waarschijnlijk Mauna Loa op Hawaii. Die vulkaan heeft zijn oorsprong onder het zeeniveau en rijst vanaf de oceaanbodem op tot een hoogte van ongeveer 9 600 meter. Ook op andere planeten, o.a. Mars en Venus, zijn erg grote vulkanen waargenomen. De Olympus Mons is de grootste vulkaan van ons zonnestelsel. Hij bevindt zich op Mars. De Olympus Mons is 24 km hoog en heeft een diameter van 500 km. Dat betekent dat hij drie keer zo hoog en vijftien keer zo breed is als de Mount Everest, de hoogste berg op aarde. Dat vulkanen op andere planeten vaak groter zijn dan de vulkanen op aarde, komt omdat de eroderende krachten (die op aarde vulkanen afbreken) in veel mindere mate aanwezig zijn op andere planeten. De naam 'vulkaan' Het woord vulkaan komt van Vulcano, een Italiaans eilandje ten noorden van Sicilië. Dat eilandje is sinds mensenheugenis vulkanisch actief en de oude Romeinen noemden hun God van het vuur, Vulcanus, naar dit eiland. Naar: www.vulkanisme.nl
Woordverklaring en, ruiken of voelen waarnemen = zien, hor n, bemerken Synoniem: gewaarworde rangschikken; n sse classificeren = in kla e ott gro r scheiden naa ijpen; wegbijten, eroderen = afknagen, afsl wegvreten
Vraag 5 - Hangt je kader recht?
35
Schrijfkaders helpen je om de tekst te structureren. Zoals je in opdracht 3 merkte, kun je altijd een eigen schrijfkader ontwikkelen. Er bestaan vaste structuren die je kunt gebruiken: 1 Verslag: een gebeurtenis navertellen 2 Beschrijving: een beschrijvende informatieve tekst 3 Instructie: instructie, te volgen werkwijze, stappenplan 4 Verklaring: duidelijke uitleg 5 Overtuigende tekst 6 Discussie Je vindt die structuren achteraan in het vademecum op pagina 626 waar je ze kunt raadplegen wanneer je een tekst moet samenvatten.
3 Anders omkaderen … Opdracht 4 Voor de laatste opdracht ga je in de omgekeerde richting te werk. 1 Kies een passend onderwerp bij een van de twee schrijfkaders die je in het vademecum of op www.knooppunt.net vindt. Werk het schrijfkader verder uit tot een vloeiende tekst die je netjes typt en van een duidelijke lay-out voorziet. Stop die in je schrijfportfolio. Kijk ook de checklist na voor de schrijfopdracht. Opgelet! Soms zul je een en ander moeten opzoeken voor je het schrijfkader kunt invullen. Hier vind je enkele suggesties voor titels ter inspiratie. Waarom kunnen pinguïns niet vliegen? Wat is het verschil tussen een auto en een vliegtuig? Waarom zijn bananen krom? Wat is het verschil tussen Vlaams en Nederlands? Waarom is ontbijten gezond? Wat is het verschil tussen een alligator en een krokodil? Waarom wordt het in de winter sneller donker ’s avonds? …
2 Heb je de tekst door iemand laten nalezen? Door wie?
36
Deel 1
3 Vond je deze opdracht gemakkelijker/moeilijker dan een eerdere schrijfopdracht?
4 Schrijf je vlotter vanuit een schrijfkader? Motiveer je antwoord.
Checklist
In de inleiding heb je vermeld wat het onderwerp is. Met de alinea’s geef je voldoende informatie over je onderwerp. Je gebruikt het gepaste register. Je hebt geen afkortingen of smileys gebruikt. Jouw alinea vertrekt vanuit een kernzin. Binnen een alinea staan alle zinnen achter elkaar. Elke zin heeft een onderwerp en een wwg/nwg. Elke zin begint met een hoofdletter. Niet elke zin begint met het onderwerp. In het slot heb je het centraal thema herhaald, een samenvatting of een besluit gemaakt of een goede raad gegeven. Je keek je tekst grondig na op spelfouten. Je hebt je opmerkingen bij de vorige schrijfopdracht(en) nagelezen en daarmee rekening gehouden.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je weet dat je een tekst gemakkelijk kunt samenvatten aan de hand van schrijfkaders.
Je kunt een tekst samenvatten aan de hand van een gepast schrijfkader.
Je weet ook dat je gemakkelijker zelf een tekst kunt opstellen door gebruik te maken van schrijfkaders.
Je kunt een tekst opstellen aan de hand van een gepast schrijfkader. Je kunt rekening houden met de criteria (zie checklist.)
Vraag 5 - Hangt je kader recht?
37
38
Deel 1
/10
Opbouw van alinea’s
/5
Titel en tussentitel bij informatieve teksten
/5
Afstemmen op situatie
/5
Afstemmen op doel
1
2
1
2
1
2
0
1
2
3
4
5
De indeling (inleiding, midden en slot) is niet terug te vinden in de tekst. Niet elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het centraal thema aan.
0
In de titel is het centraal thema helemaal niet terug te vinden. De titel/tussentitel is niet beknopt.
0
De stijl is onvoldoende aangepast aan de situatie: te plechtig/te informeel/…
0
De lezer krijgt onvoldoende informatie bij het onderwerp.
Beginner
3
3
3
6
7
8
De indeling (inleiding, midden en slot) is gedeeltelijk terug te vinden in de tekst. Bijna elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het centraal thema aan.
In de titel is het centraal thema niet duidelijk terug te vinden. De titel/tussentitel kan beknopter.
De stijl past bij de situatie. Een enkele keer is het taalgebruik te plechtig/te informeel. Bijvoorbeeld:
De lezer kan de tekst bij het onderwerp volgen. Het volgende heeft misschien meer uitleg nodig:
Gevorderde
Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op vier aandachtspunten en je zorg voor taal.
Vorderingsfiche
5
5
5
9
10
De indeling (inleiding, midden en slot) is volledig terug te vinden in de tekst. Elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het centraal thema aan.
4
In de titel is het centraal thema perfect terug te vinden. De titel/tussentitel is beknopt.
4
De stijl is perfect aangepast aan de situatie.
4
De tekst bevat voldoende informatie en is duidelijk voor de lezer.
Expert
Vraag 5 - Hangt je kader recht?
39
3
TOTAAL /30
werkpuntje letten:
Misschien kun je de volgende keer op dit
Je bent goed op weg. Dit heb je erg goed gedaan:
Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
Leverde je de taak tijdig in? Leverde je de taak netjes in?
2
Attitude
1
De tekst is vlot geschreven. Zinsconstructies zijn afwisselend. De tekst bevat spelfouten of opvallende taalfouten.
Heb je rekening gehouden met de opmerkingen bij vorige schrijfopdrachten?
0
Er is te weinig afwisseling in de zinsconstructies. De tekst bevat opvallende spel- en taalfouten, ook in heel eenvoudige woorden of zinnen.
Evolutie
/5
Zorg voor taal
5
Knappe prestatie: je bent een expert!
4
De tekst is vlot geschreven. Zinsconstructies zijn afwisselend. De tekst bevat geen spelfouten of opvallende taalfouten.
Spreekt je leraar soms Latijn?
Vraag 6 Over schooltaalwoorden
Taal is een belangrijk communicatiemiddel. Ook op school is taal van groot belang, niet alleen voor het vak Nederlands, maar ook voor alle andere vakken. Je leraars gebruiken wel eens moeilijke woorden zoals illustreer, interpreteer, pas toe. De vorige jaren heb je geleerd dat je die woorden schooltaalwoorden noemt. Niet iedereen begrijpt ze altijd even goed. Dat kan tot problemen leiden op toetsen en taken.
1 Struikelwoorden in de klas 2 Schooltaalwoorden? Kinderspel!
1 Struikelwoorden in de klas Opdracht 1
Schrijf deze instructiewoorden uit toetsen en taken bij de juiste omschrijving. benoem / bespreek / interpreteer / gebruik in een zin / definieer / situeer / pas toe / vergelijk / concludeer / illustreer / leg uit / bewijs
40
definieer
Omschrijf heel precies wat een woord betekent. Geef de definitie van …
bewijs
Toon aan dat iets juist is.
illustreer
Geef een voorbeeld dat de stelling duidelijker maakt.
benoem
Duid aan met een naam.
leg uit
Verduidelijk. Vertel het zo dat je toont dat je het begrijpt.
situeer
Plaats iets/iemand in de ruimte en/of de tijd.
bespreek
Vertel uitgebreid wat je van iets weet/vindt.
vergelijk
Bepaal de verschillen en de overeenkomsten tussen dingen.
interpreteer
Geef een eigen uitleg aan iets.
gebruik in een zin
Leg niet uit, maar zet in een goedgebouwde zin zodat je laat zien dat je het woord begrijpt.
pas toe
Doe wat de regel of de definitie zegt door een voorbeeld uit te schrijven. Breng iets in de praktijk.
concludeer
Kom na onderzoek of goed nadenken tot een besluit.
Deel 1
Opdracht 2 en 3 Op www.knooppunt.net vind je nog twee opdrachten rond schooltaalwoorden.
Opdracht 4 Vervolledig de zinnen met het juiste schooltaalwoord uit de lijst. baseert / overzichtelijk / sociaal / selecteren / begrippen / factoren / kritisch / signaal / noteren / relatief / standpunt / uitzondering / nagaan / permanent / regelmatig 1 Je doet er goed aan aandachtig de les te volgen, je cursus goed bij te houden, taken niet te lang te laten liggen en regelmatig
te studeren. Anders haal je het niet.
2 Achterin jouw aardrijkskundeboek staat een lijst met begrippen
. Die moet je goed
instuderen. 3 Op onze school mogen meisjes geen topjes dragen. Vind jij dat er regels over kleding moeten zijn? Wat is jouw standpunt
daarover?
4 Het is ook nooit goed! Ik heb heel hard mijn best gedaan en toch heb je nog commentaar op mijn werk. Wees toch niet zo kritisch 5 Ik kan nu niet nagaan
!
op welke dagen we vakantie hebben. Ik heb mijn agenda niet bij me.
6 Op de website vind je extra oefeningen. Je selecteert
alleen die oefeningen die jij moeilijk
vindt. 7 De bel gaat. Dat is het signaal
dat het lesuur is afgelopen.
8 Je hebt je taken deze week niet erg overzichtelijk
opgeschreven in je agenda. Wat een chaos!
Weet je nog wanneer je ze moet inleveren? 9 Wanneer je leraar een toets plant, moet je dat in je agenda noteren 10 Ik vond het proefwerk geschiedenis relatief
.
moeilijk. De leraar had gerust wat
gemakkelijkere vragen mogen stellen. 11 Kies je een opleiding Sociale Wetenschappen of Elektromechanica? Jouw interesse en talent zijn daarbij belangrijke factoren
.
12 Iemand die meer dan negentig procent op zijn proefwerk wiskunde behaalt, is een
uitzondering
. Dat komt bijna niet voor.
13 Michiel zegt dat we vrijdag het laatste uur vrij hebben. Waar baseert
hij zich op? Het
staat in ieder geval niet in ons lessenrooster. 14 Marie is niet zo sociaal
. Ze heeft bijna geen vrienden en blijft het liefst in een hoekje op
de speelplaats staan. 15 Tussentijdse toetsen of opdrachten horen nu eenmaal bij het schoolleven. Daarnaast beoordelen de leraren onze medewerking tijdens de les. Wij worden permanent
geëvalueerd.
Vraag 6 - Spreekt je leraar soms Latijn?
41
2 Schooltaalwoorden? Kinderspel! Opdracht 5 Test je kennis! Vul het kruiswoordraadsel in met schooltaalwoorden uit de vorige oefeningen. 1
I
L
L
U
S
T
R
E
R
E
N
10
S
N
2
3
P
O
E
D
4
I
N
V
O
6
E
I
T
S
R
D
E
9
T
E
N
E
U
R
R
A
E
E
G
N
N
N
E
S
D
K
T
U
P
L
U
E
L
E
E
5
C
T
N
L 12
B
14
13
U
I
E
T
E
A
G
A
R
E
L
A
T
R
Z
E
O
N T
I
E
F
D
V
E
R
B
A
N
M 7
A
D 8
R
C
E
R
11
L
O
N
M
M
A
A
G
T
A
I
A
G
E N
R
I
N
E
N
N
I P Horizontaal 1 een voorbeeld geven 5 samenhang/relatie 7 lijnen trekken om verschillende vlakken te laten uitkomen 10 uitkiezen 13 wat niet vaak voorkomt/gebeurt 14 nogal/best wel
Wat moet je kennen? Je kent de schooltaalwoorden.
42
Deel 1
Verticaal 1 in je eentje/zelfstandig 2 voortdurend 3 hetzelfde zijn 4 opschrijven 6 mening 8 met een vast ritme/op vaste tijden 9 gevolg/uitkomst 11 uitzoeken 12 belangrijk woord
Wat moet je kunnen? Je begrijpt schooltaalwoorden en kunt ze toepassen.
Vraag 7
Val jij soms ook halverwege in slaap?
Herhaling: IMS-structuur in zakelijke teksten Misschien lees je niet graag lange zakelijke teksten. Misschien ben je een tekst in het midden al een beetje beu en tegen het einde weet je eigenlijk al niet meer waarover hij ging. Uit de opmaak en de indeling van een tekst kun je echter al heel wat afleiden. Zo kom je vaak belangrijke informatie te weten nog voor je de tekst gelezen hebt. Zo kun je ook beter beslissen of de tekst wel relevant is voor jouw doel. 1 Titels 2 Lay-out
1 Titels Opdracht 1
Bekijk deze korte tekst zonder hem te lezen en beantwoord de vragen.
1 Wat valt je op? Wat is er bijzonder aan de lay-out?
De illustratie, de titel korte tekst, 2 kolommen, bron (gegevens van de doelgroep) 2 Wat vind je van de titel?
Suggesties: uitdagend / grof / grappig 3 Waarover gaat het artikel volgens jou?
Suggesties: belastingen op frieten, frietkramen … Tekst 1
WTF? Frietkottaks
5
10
Hongaren betalen chipsbelasting. Sterk gezouten of gesuikerde etenswaren worden extra belast. Eerst wilden ze er ook extra vette etenswaren bijkomend belasten, zoals in Denemarken. Maar dan zouden traditionele Hongaarse gerechten in het gedrang komen. Econoom Peter Vanden Houte: ‘Rokers en zware drinkers kosten meer aan de gezondheidsverzekering. De tak-
Woordverklaring
15
20
sen die we op tabak en alcohol heffen, compenseren die kosten voor een stuk. Ook zwaarlijvige mensen lopen meer kans op hart- en vaatziekten. Door belastingen op zwaar calorierijk voedsel, stimuleren we de bevolking om gezond te eten. Toch zouden we tegelijk gezond voedsel moeten subsidiëren. Gezonde etenswaren zijn vaak duurder dan ongezonde kost.’
entieel, aan de orde, van relevant = belangrijk, ess toepassing n belasting te betalen taksen heffen = verplichte , ) aanmoedigen , aansporen and stimuleren = (iets of iem activeren steunen subsidiëren = financieel
Naar: Maks
Vraag 7 Val jij soms ook halverwege in slaap?
43
Opdracht 2
Lees nu de korte tekst van opdracht 1 en vul de vragen aan.
1 Wat is het centraal thema van de tekst?
Calorierijk voedsel duurder maken, stimuleert de bevolking om gezond te eten. 2 Welk teksttype is dit?
Een tijdschriftartikel 3 Welke tekstsoort heb je gelezen?
Een informatieve tekst. 4 Verzin een andere titel voor het artikel.
Persoonlijk antwoord van de leerling.
2 Lay-out Opdracht 3
Bekijk de tekst zonder hem te lezen. Noteer de verschillende delen die gebruikt worden om de tekst te illustreren. Verwoord ook kort hun functie in de tekst. Denk aan wat je de vorige jaren leerde. Kies uit deze delen en ga na of ze in de tekst voorkomen: Titel Inleiding
Gebruik van kleur Illustratie
Citaat Lettertype
Lead Tussentitels
Delen van de tekst
Alinea-indeling
Functie
Titel
Geeft het centraal thema van de tekst weer
Inleiding
Geeft kort weer waar de tekst over zal gaan, vat de
Lead
tekst samen
Illustratie
Dient om de tekst te verduidelijken, de aandacht te trekken of een voorbeeld te geven
Lettertype
Geeft aan wat belangrijk (vetgedrukt) is en wat minder belangrijk is
Alinea-indeling
Geeft duidelijk weer dat er verschillende deelonderwerpen in de tekst zijn
Tussentitels
Leggen kort uit waarover de onderstaande alinea’s gaan
Woordverklaring
44
Deel 1
n, ophelderen, illustreren = verduidelijke maken ijk del dui eld met een voorbe
Tekst 2
Gamen is geweldig
5
10
Wie gewelddadige computerspelletjes speelt, stompt emotioneel af. Regelmatige spelers raken immers gewend aan gewelddadige beelden. Daardoor worden ze onverschillig voor andere vormen van geweld. Dat blijkt uit een ophefmakende studie aan de universiteit van Bonn in Duitsland. De 18-jarige Hans Van Themsche schoot vijf jaar geleden de Malinese vrouw Oulematou Niangadou en het tweejarige Belgische meisje Luna Drowart neer in Antwerpen. Van Temsche speelde regelmatig een gewelddadig computerspel. Ook Anders Breivik, de schutter die afgelopen zomer in Noorwegen dood en vernieling zaaide, was een fan van het schietspel Call of Duty. Levert de nieuwe studie nu argumenten op voor een verband tussen gewelddaden en schietspellen?
1
Psycholoog Christian Montag van de universiteit Bonn waarschuwt voor die conclusie. ‘Onze resultaten tonen enkel wat games met de hersenen doen. Dat zegt nog niets over het gedrag van de gamer.’ Toch beklemtoont Montag dat gamen wel degelijk effect heeft op de hersenen. En dat dat met hersenscans ook wetenschappelijk kan worden aangetoond. ‘Als we op televisie gruwelijke beelden zien, bijvoorbeeld van een busongeluk met slachtoffers, denken we: hoe erg! We huiveren. Tegelijkertijd worden bepaalde delen van de hersenen actief’, zegt Christian Montag. ‘Maar die reactie ontbreekt bij gamers. We scanden de hersenen van gamers, terwijl ze beelden met gewonden bekeken. Hun hersenen reageerden niet zoals we verwachtten: in bepaalde delen bleef het kalm.’
2
15
20
25
30
35
Pro en contra 3 Belangrijk is wel te vermelden dat het onderzoek zich beperkte tot twintig jongens, die allen verwoede spelers zijn van Counterstrike. Dat is een zogenaamde first person shooter, een schietspel vanuit het perspectief van één personage. Volgens Herm Kisjes, auteur van het boek It’s all in the games, is het afstompende effect vooral typisch voor gameverslaafden van schietspellen. ‘Anders dan bij televisiebeelden zit je in het verhaal, je kunt mee bepalen hoe het afloopt. ’ Daardoor ben je erg betrokken. Veel meer dan wanneer je passief naar de televisie kijkt.’ Benedict Wydooghe, onderzoeker van het expertisecentrum voor E-cultuur (Katho) beklemtoont dat de meeste spelers een strikt onderscheid maken tussen hun scherm en het echte leven. ‘Gamers zijn zich doorgaans erg bewust van het verschil tussen geweld dat een computer afbeeldt en reëel geweld. Het onderzoek zegt niet of een gamer verontwaardigd is en ingrijpt als hij een echte gewelddaad ziet.’
4
Uit: 4teens online
Woordverklaring eïnteresseerd, onverschillig = slordig, ong ongevoelig tmakend, spectaculair, ophefmakend = geruch sensationeel geïrriteerd, opgehitst, verontwaardigd = boos, verongelijkt
Vraag 7 - Val jij soms ook halverwege in slaap?
45
Opdracht 4
Alinea een, twee en vier van tekst 2 hebben geen titel. Kies voor die drie alinea’s een passende tussentitel uit de zes suggesties. Noteer in kernwoorden waarover de alinea gaat. Tussentitel
Alinea nr.
Kernwoorden
Bewuste gamers! Dood en vernieling! Geen reactie … Hersenkalm … Onderscheid? Verband tussen schietspellen en geweld?
Een zakelijke tekst is opgebouwd uit een titel, tussentitels en een aantal alinea’s. De eerste alinea heet de inleiding. De auteur geeft er meer info over het onderwerp van de tekst. De inleiding dient ook om belangstelling te wekken. Daarom start een auteur zijn tekst met een opvallend citaat, een actuele gebeurtenis, een concrete aanleiding of een leuke anekdote.
Opdracht 5 1 Duid in tekst 1 en 2 de inleiding, het midden en het slot aan. 2 Ga na welke techniek in de teksten werd gebruikt in de inleiding en in het slot. Kies uit de lijst: Reden
Vraag
Deskundige aan het woord
Advies
Anekdote
Samenvatting
Voorbeeld
Conclusie
Topische vragen
Citaat
a Tekst 1 Inleiding: samenvatting/reden Slot: conclusie/advies b Tekst 2 Inleiding: voorbeeld/deskundige aan het woord Slot: deskundige aan het woord/samenvatting
46
Deel 1
Opdracht 6 1 Alinea’s schrijf je niet zomaar achter elkaar, maar verbind je met elkaar door signaalwoorden of verwijswoorden. Markeer in tekst 2 de signaalwoorden. Denk aan wat je de vorige jaren leerde. 2 Noteer de signaalwoorden in de tabel en zoek ook het verband dat ze uitdrukken. Je vindt hulp in het vademecum op p. 574. Signaalwoord
Verband
Daardoor
Oorzaak/gevolg
Ook
Opsomming
Toch
Tegenstelling
Daardoor
Oorzaak/gevolg
In het midden van de tekst staan verschillende alinea’s met elkaar in verbinding via signaalwoorden en verwijswoorden. De eerste of laatste zin drukt meestal de hoofdgedachte van zo’n alinea uit. Een andere belangrijke alinea is het slot. Afhankelijk van het tekstdoel kan de schrijver daar een eindoordeel, advies, vooruitblik of samenvatting kwijt.
Opdracht 7
Herschrijf de inleiding en het slot van tekst 2 en voeg het resultaat toe aan je schrijfportfolio.
1 Gebruik een andere techniek dan de auteur. 2 Vergeet de passende verwijs- of signaalwoorden niet. 3 Maak je inleiding en slot niet te lang (elk maximaal 5 regels).
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je weet uit welke delen een tekst bestaat en welke elementen er zijn om een tekst op te maken en te illustreren.
Je kunt zelf een boeiende inleiding of passend slot schrijven aan de hand van de technieken die je leerde.
Je kent de functie van de elementen die er zijn om een tekst op te maken en te illustreren.
Vraag 7 - Val jij soms ook halverwege in slaap?
47
Vraag 8
Helpt een bril als je ziende blind bent?
Herhaling: kenmerken poëzie
In een toets wiskunde kreeg je deze opdracht: ontbind 5 – 20 y² in factoren. Je kon de oefening niet oplossen. Waarom niet? Omdat je niet zag dat je 5 eerst moest afzonderen om zo tot het resultaat 5(1 – 2y)(1 + 2y) te komen. Zo is het ook met poëzie. Zien is meer dan gewoon kijken. In deze les leer je zien wat de dichter je wil tonen.
1 Propere ruiten 2 Zet je poëziebril op 3 In vuur en vlam
1 Propere ruiten Opdracht Bekijk 1 en beluister de videoclip Propere ruiten van Yevgueni. En we kijken naar buiten Jij ziet niet wat ik zie Zoek jij de waarheid Dan zie ik de fictie Hoor jij de vogels Zie ik de treinen Zie jij de parels Dan hoor ik de zwijnen En we hebben geen geld Maar we kijken naar buite n Jij zegt het zou nog zovee l mooier zijn Met propere ruiten En we sparen een auto En we rijden naar zee Onze kroost is onzichtbaar Maar ze rijden al mee En ik zie grijze wolken Jij ziet de gouden rand En je zegt het is altijd sle chter In het binnenland
48
Deel 1
En we hebben geen geld Maar we kijken naar buite n En jij zegt het zou nog zov eel mooier zijn Met propere ruiten En ik heb geen reden Om jou niet te geloven Kijk jij naar beneden Dan kijk ik naar boven Zie ik de vogels Zie jij de vissen Zo zijn we zeker Dat we samen niks misse n En we hebben geen geld Maar we kijken naar buite n En ik hecht geen belang Aan propere ruiten We hebben geen geld Maar we kijken naar buite n En eindelijk snap ik het be lang Van propere ruiten
1 Geef je mening over dit lied. Clip
Muziek
Tekstinhoud
Opdracht 2 Beantwoord de vragen. 1 Wat zie je in de clip?
– Een man in een auto – Een meisje op een rots – Hij neemt lifters mee. – Ze wassen de ruiten. 2 Welke gelijkenissen zijn er tussen een lied en een gedicht?
Zowel in een lied als in een gedicht zijn er verzen en strofen. Hier herken je drie strofen. Een lied heeft meestal een refrein dat herhaald wordt. Een gedicht kan dat ook hebben. Hier: ‘En we hebben geen geld…’ 3 Waarover gaat het lied? Toon aan met voorbeelden uit de tekst.
Over twee mensen die naar zee rijden en anders tegen de dingen aankijken: – Jij ziet wat ik niet zie
– Grijze wolken/gouden rand
– Waarheid/fictie
– Beneden/boven
– Vogels/treinen
– Vogels/vissen
– Parels/zwijnen 4 Welke stijlfiguur gebruikt de zanger daarvoor?
Een tegenstelling
Vraag 8 - Helpt een bril als je ziende blind bent?
49
5 Wat bedoelt de zanger met ‘propere ruiten’? Geef zowel de letterlijke als de figuurlijke betekenis.
Letterlijk: ruiten die gewassen zijn en waardoor je goed naar buiten kunt kijken Figuurlijk: positief in het leven staan, niet alleen het slechte zien, maar het mooie in het leven 6 Hoe kijk jij tegen het leven aan: eerder positief of eerder negatief?
Persoonlijk antwoord van de leerling 7 Welke beeldspraak is ‘propere ruiten’? Kies uit: vergelijking, personificatie, metafoor.
Metafoor 8 Een dichter speelt met taal, met woorden en klanken. Zoek in het lied voorbeelden van: dichterlijke vrijheid, eindrijm, alliteratie, assonantie. Dichterlijke vrijheid
Eindrijm
Alliteratie
Geen leestekens
Buiten/ruiten
Vogels/vissen
Ziet/niet/zie
Ieder vers begint
Reden/beneden
Geen geld
Geen reden
met een hoofd
Geloven/boven
Zo zijn we
letter
Vissen/missen
zeker
Zee/mee
Jij zegt het
Rand/binnenland
zou nog zoveel mooier zijn
9 Herlees de eerste strofe hardop. Noteer een besluit over het spelen met klanken. – Welke klank overheerst? – Vind je dat geslaagd? Waarom? – Kiest de zanger vooral voor ‘korte’ of ‘lange’ klanken?
50
Assonantie
Deel 1
2 Zet je poëziebril op Opdracht 3
Lees deze gedichten. 1
Ik schrijf ze op
Changement de décor
2
Zodra de dag als een dreigbrief In mijn kamer wordt geschoven, Worden de rode zegels van de droom Door snelle messen zonlicht losgebroken. Huizen slaan traag hun bittere ogen op En sterren vallen doodsbleek uit hun banen. Terwijl de zwijgende schildwachten, Nachtdroom en dagdroom, haastig Elkaar hun plaatsen afstaan, Legt het vuurpeloton van de twaalf Nieuwe uren bedaard op mij aan.
3
Ellen Warmond
Zwart
Uit: Kaalslag, Querido Amsterdam 1999
Een vrouw in de trein, bleek een racist te zijn. Ze maakte een neger, uit voor straatveger. De zwarte heer in de trein, bleek een humorist te zijn. Hij at zonder berouw, ’t kaartje van mevrouw.
Dit is een poëzieposter van Plint. Gedicht: Koos Meinderts/beeld: Hele Frik © plint www.plint.nl
De conducteur in de trein, bleek meedogenloos te zijn. , De vrouw werd zwartrijden verweten . eten en ze werd de trein uitgesm
5
Martien Rijlaarsdam
4
De ware De ware Hoe kan het dat de ware nooit ver weg is? Is dat toeval of zijn er zov eel liefdes als er plaats is om je heen? Ik ben nerge ns, of onderweg. Alleen. Als liefde enig is, kan er oo k maar één ware zijn. Die is niet hier. Dus ik mo et reizen en zoeken, al is die ene ook op zoek naar mij. Misschien Kan ik beter blijven om elk aar niet mis te lopen. Vind mij. Ik roep het: ik be n hier! Ted Van Lieshout
Uit: Hou van mij, Leopold
2009
Kwijt
Kwijt Zo kwijt als d ood mag je niet g aan. Hoe ruim ik op als ik niet ee ns kan bellen, vr agen of je onze fo to nog wel w il? Dan blijft he t eeuwig stil in huis en be n je niet eens we g, maar dood . Nee, als ik je verlies, dan hoop ik dat ik op mijn zakk en sla, een poosje zo ek en dan ineen s bedenk dat jij allang gevonden b ent door wie je lie ver ziet. Dan zal ik ku nnen rusten . Anders niet. Bart Moeyaer t Uit: Verzamel de liefde, Querido 2003
Vraag 8 - Helpt een bril als je ziende blind bent?
51
Opdracht 4 Vorm duo’s en beantwoord de vragen. 1 Wat is het thema van de gedichten? Noteer het in de tabel bij oefening 2. 2 Noteer met eigen woorden waarover het gedicht gaat. Gedicht
Thema
1
Inhoud
Bv.: De ik-persoon wordt wakker van het zonlicht. Er breekt een nieuwe dag aan. Hij/zij vindt dat niet leuk. Alles komt weer tot leven.
2
Bv.: De ik-persoon schrijft in alle kleuren op hoeveel hij van iemand houdt. Hij doet dat op een speciale manier.
3
Bv.: De vrouw haat vreemdelingen. De vreemdeling doet haar treinkaartje verdwijnen. De conducteur zet de vrouw uit de trein omdat ze zwartrijdt, geen treinkaartje heeft.
4
Bv.: De ik-persoon is op zoek naar de ware liefde. Misschien is die ware liefde ook op zoek naar de ware. Moet hij reizen of blijven wachten?
5
Bv.: De ik-persoon hoopt dat de andere iemand ont moet die hem/haar liever ziet. Dan pas zal hij verder kunnen leven.
3 Onderzoek ook in deze gedichten de klanken. Zoek voorbeelden van: eindrijm, alliteratie, assonantie. Gedicht 1
Eindrijm
Alliteratie
Afstaan/aan
Assonantie
Geschoven/gebroken Haastig/twaalf Snelle/messen
2
52
Deel 1
Pen/ken
Potlood/pen
Mooier/mooiste/
Stift/schrift
Liever/liefste
woorden
Blauw/jou
Houer/hou
3
Trein/zijn Neger/straatveger Berouw/mevrouw Verweten/uitgesmeten
4
Beter/blijven
Ver/weg Nergens/onderweg
5
wil/stil
Liever/ziet
ziet/niet
4 Zoek voorbeelden van beeldspraak in gedicht 1: vergelijking, metafoor, personificatie. Gedicht 1
Vergelijking
De dag als een dreigbrief
Metafoor – De rode zegels van de droom – Snelle messen zonlicht – Zwijgende schildwachten – Vuurpeloton van de twaalf nieuwe uren
Personificatie
Huizen slaan ogen op Nachtdroom en dag droom staan plaat sen af
5 Zoek voorbeelden van dichterlijke vrijheid in gedicht 1 en 2. Noteer ze hier. Gedicht
Dichterlijke vrijheid
1
Elk vers met een hoofdletter, ook al staat er een komma
2
Woorden die je niet in het woordenboek vindt: ik houer hou van de allerjouste jou
Vraag 8 - Helpt een bril als je ziende blind bent?
53
3 In vuur en vlam Opdracht 5
Lees de volgende gedichten, ze verschenen beide in Artistiek Tijdschrift Ambrozijn, 28e jaargang, 2010-2011, nummer 1, pagina 11. Gesloten Vandaag ben ik gesloten ik doe even niet mee ik sluit langzaam mijn ogen gedachten worden zee.
Mijn onderwaterwereld wacht zacht tot ik er ben hier hoef ik niet te scoren hier telt alleen maar zen.
Een woelig woud van woorden – en ik daar middenin – ik hou de boel gesloten: vandaag even – geen zin –.
Cas Dejonckheere 1e prijs Ambrozijn poëziewedstrijd Jeugd Ieper
Vuur We stonden bij het fietsenrek toen jij mijn hand vast nam miljoenen mieren op mijn arm ze kropen langs mijn oor omhoog mijn hart in vuur en vlam
en sprakeloos keek ik je aan je stem een melodie mijn hartslag, dronken als een trom, sloeg werkelijk voor drie
Cas Dejonckheere 1e prijs Ambrozijn poëziewedstrijd Jeugd Ieper
Opdracht 6
Noteer of het gedicht je kon bekoren of juist niet. Waarom (niet)? Gedicht Gesloten
Vuur
54
Deel 1
Waarom?
ik ben verbaasd hoe goed dit voelt mijn hand in die van jou niets kan me ooit nog raken nu geen angst, geen straf, geen kou.
Wat moet je kennen? Je weet wat een thema is.
Wat moet je kunnen? Je kunt het thema van een gedicht weergeven. Je kunt de inhoud van een gedicht met eigen woorden weergeven.
Je kent de kenmerken van poëzie.
Je kunt de kenmerken benoemen.
Je weet wat eindrijm is.
Je kunt klanken in gedichten onderzoeken en bespreken.
Je weet wat alliteratie en assonantie is.
Je kunt eindrijm/alliteraties/assonanties terugvinden in een gedicht.
Je weet wat beeldspraak is en je kent de soorten beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie.
Je kunt beeldspraak terugvinden in een gedicht en benoemen.
Je kent de kenmerken van dichterlijke vrijheid.
Je kunt de kenmerken van dichterlijke vrijheid terugvinden en benoemen.
Vraag 8 - Helpt een bril als je ziende blind bent?
55
Vraag 9
Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst?
Over werken met inhoudsopgave, lijst, tabel Maak een lijstje met jouw vijf favoriete zangers of popgroepen. Noem de acteurs/actrices met wie je een date zou willen. Ken je het verlanglijstje voor Sinterklaas van je kleine zus? Vertel. Om de opdrachten uit te voeren moet je telkens een lijst aanleggen. Je lijst meer op dan je denkt. Ken je ook de uitdrukking: op de zwarte lijst staan? Een zwarte lijst is een lijst of registratie van ongewenste personen of zaken. Je kunt dus bij je leraar maar beter niet op de zwarte lijst staan, want dat wil zeggen dat je om één of andere reden niet gewenst bent.
1 Lijst 2 Inhoudsopgave 3 Tabel
1 Lijst Opdracht 1
Als je een uitnodiging voor je verjaardag wilt versturen, maak je om te beginnen een lijst van de vrienden of vriendinnen die je erbij wilt. Dat doe je om te weten hoeveel mensen je gaat aanschrijven.
Wat kun je nog oplijsten? Wat lijst je zelf zoal op?
adressen, verlanglijstjes (geboorte, communie, huwelijk …), boeken, muziek, films, recepten, wensen, prijzen …
Een lijst kan een opsomming namen, woorden of getallen zijn.
Woordverklaring
56
Deel 1
= niet gewenst zijn op de zwarte lijst staan ten oplijsten = in een lijst zet
Opdracht 2
Om structuur in de lijst te brengen zodat hij overzichtelijk wordt, kun je verschillende methodes bedenken. Hoe ga jij te werk?
1 Je hebt veel muziek op je pc staan. Om een overzicht te krijgen, wil je een lijst maken.
Persoonlijk antwoord van de leerling, bv. : – alfabetisch rangschikken op uitvoerder/lied – verschillende soorten muziek groeperen – op jaartal rangschikken (van 1990 tot 2000 …)
2 Je gaat boodschappen doen en je mama dicteert wat je moet meebrengen. Hoe orden jij je boodschappenlijstje?
Persoonlijk antwoord van de leerling, bv.: – rekening houdend met de plaats waar ik de aankopen vind in de winkel – afhankelijk van de manier waarop mama de boodschappen dicteert – niet – rekening houdend met de dingen die ik samen nodig heb, bv. eerst alles voor het avondmaal, dan iets lekkers voor morgenmiddag, …
3 Je gaat met vakantie en maakt een lijstje met wat je allemaal wilt meenemen. Je wilt een ordelijke lijst krijgen en niets vergeten. Enkele voorbeelden: fototoestel, toiletartikelen, reisdocumenten …
Persoonlijk antwoord van de leerling, bv.: Ik maak onderverdelingen in mijn lijst, bv. – strandkledij: – bikini – short
– pareo
gaan eten: – jurk
– vest
– schoenen
Welkom
Karl Bruninx
– kledij om een stadje te bezoeken/te
2 Inhoudsopgave
HALLOWEEN
Veel plakpret met de gratis stickers
LIB_4212_004_OTH_s
tick_MKO.indd
5
78 14/09/12
15:23
Extra warmte in huis: de mooiste open haarden
Koele tips voor
Lekkere keuken
Opdracht 3
Lees de inhoudsopgave en beantwoord de vragen.
1 Bekijk pagina 3 uit Libelle. Hoeveel categorieën vind je in deze Libelle terug? zes
Aan tafel Culifiches 3 x pompoen De heerlijkste gratins
64
Gevulde pompoen op z’n lekkerst
55 61 64
Echte verhalen
56
Kabeljauw met herfstgroenten
Mijn buren maken mijn leven kapot 16 Interview met Karen Damen van K3 32 Het complete slaapdoss ier 39 Stem voor de Libelle Vrouw 2012 70 Chatlijn voor tieners met problemen 82
Gewoonweg mooi
Karen Damen van K3
Kleurkick! Fleurige herfstense mbles 8 Mooi-mix 20 Heerlijk, badtijd! 50
”Nee hoor, ik ben niet zwanger, ik ben gewoon een heel emotioneel type’”
Praktisch & creatief
Halloween brengt sfeer
Gezellig thuis
32
in huis
vlammen kijken in de open
Samen weg
2 Welke? Markeer ze.
haard
Kom naar de Libelle Winterfair Cinque Terre, het échte Italië
84
La vita è bella in Cinque Terre
En ook...
100%
fit
WEKEN
24
78
46 84
Blocnote 4 Mijn verhaal 22 Hulplijn 75 Extra! 95 Geronimo kidspagina 97 Horoscoop 99 Service & verkoopinfo 100 Tv-programma’s 104 Puzzelen 121 Anne Davis’ column 122
39
Dossier slaapproblemen Up-to-date info
24
Het is Halloween!
3
Vraag 9 - Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst?
57
Kar
de gratis stickers
LIB_4212_004
_OTH_stick_M
3 Hoe kun je bij het observeren al zien dat dat belangrijke informatie is?
Ze is vetgedrukt en in grotere letters geschreven. 4 Welk middel heeft de redacteur gebruikt om een logische volgorde in de inhoudsopgave te brengen?
64
56
Hij heeft bij de naam van de artikels een Gev ulde pompoen op z’n lekkerst
paginanummer vermeld.
Kabeljauw met herfstgroenten
5 Volgen die cijfers op? Karemekaar n Dame n van K3 Waarom wel/waarom niet?
”Nee hoor, ik ben niet zwanger, ik ben onder eengealgemene woon eentitel, heelmaar staan verspreid over emhet otiotijdschrift. neel type’”
Nee. De artikels staan in de inhoudsopgave
32
6 Zou het niet beter zijn dat de artikels die bijvoorbeeld bij ‘mode & beauty’ horen, ook na mekaar in het tijdschrift voorkomen? Verklaar je antwoord.
Nee, dat zou eentonig worden. Zoals het nu
Koele tips voor
Lekkere keuken
Aan tafel Culifiches 3 x pompoen De heerlijkste gratins
55 61 64
Echte verhalen
Mijn buren maken mijn leven kapot Interview met Karen Dam en van K3 Het complete slaapdossie r Stem voor de Libelle Vro uw 2012 Chatlijn voor tieners me t problemen
16 32 39 70 82
Gewoonweg mooi
Kleurkick! Fleurige herfste nsembles 8 Mooi-mix 20 Heerlijk, badtijd! 50
Praktisch & creatief
Halloween brengt sfeer in huis
24
vlammen kijken in de ope n haard
78
Kom naar de Libelle Win terfair Cinque Terre, het échte Italië
46 84
Gezellig thuis
Samen weg
100%
fit
WEKEN
84
Een inhoudsopgave is een lijst in onder meer een (school)boek, een tijdschrift … Naast En ook... Blocnote 4 Mijn verhaal 22 Hul plijn 75 de La titels van de hoofdstukken of artikels telkens het paginanummer vermeld. Extra! 95 Gerwordt vita è bella in onimo kidspagina 97 Hor oscoop 99 Service & ver Cin koode que pinfo 100 Je vindt de gewoonlijk naTv-de enPuz het voorwoord, maar vóór Terinhoudsopgave re protitelpagina gramma’s 104 zelen 121 Anne Davis’ colu mn 122 eigenlijke tekst. In de inhoudsopgave vind je alles wat je in het boek/tijdschrift kunt lezen, weergegeven in een duidelijke structuur. Je vindt er de titels en tussentitels terug die je ook in de tekst zelf tegenkomt. Met dat overzicht vind je gemakkelijk informatie over de inhoud terug.
Woordverklaring
Deel 1
5
Extra warmte in de mooiste ope
is, wordt er voor afwisseling gezorgd.
58
KO.indd
observeren = bekijken die schrijft voor een redacteur = iemand krant een blad, een tijdschrift, een i saa = ig eenton
39
Dossier slaapproblemen Up-to-date info
24
Het is Halloween!
3
Opdracht 4
Lees de inhoudsopgave en beantwoord de vragen. Via Wikipedia wil je iets meer te weten komen over tennis. Dit is wat op het scherm verschijnt:
Bij ‘Inhoud’ vind je deze inhoudsopgave:
Waar vind je een antwoord op de vraag:
2.2 – Aan welke voorwaarden moet een tennisbal voldoen? 3.1 4 – Hoe tel je punten? 7.1 – Wie heeft de snelste opslag ooit geslagen? – Wat is een volley?
3 Tabel Opdracht 5
Bekijk de tabel en beantwoord de vragen. GS
W
V
G
P
1
Genk
10
6
3
1
51
2
Standard
10
8
0
2
51
3
Anderlecht
10
3
5
2
44
4
Club Brugge
10
4
2
4
43
5
AA Gent
10
0
6
4
33
6
Lokeren
10
1
6
3
31
GS : gespeelde matchen W : winst V : verlies G : gelijkspel P : punten
Vraag 9 - Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst?
59
1 Wat wordt weergegeven in de eerste kolom?
De plaats die de ploeg bereikt heeft 2 Verwoord de vierde rij aan de hand van de gegevens.
Club Brugge heeft tien matchen gespeeld waarvan het er vier gewonnen heeft en twee verloren. De ploeg heeft vier keer gelijk gespeeld. Ze behaalde tot nog toe 43 punten. 3 Welke weergave biedt je het snelst de informatie: de tabel of de verwoording uit de vorige vraag? Waarom?
Persoonlijk antwoord leerling 4 Probeer de stand op een andere manier voor te stellen. Vergelijk jouw voorstel met de tabel uit de krant. Welke voorstelling is beter? Waarom?
Een tabel is een verzameling van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale regels, die kolommen genoemd worden. Meestal gebruik je een tabel om gegevens overzichtelijk te presenteren.
60
Deel 1
Opdracht 6
Bekijk de tabel en beantwoord de vragen. Voorbeeld: festivalkalender juni 2011 JAAR
FESTIVAL
LOCATIE
DATA
LAND
2011
Rock Am Ring
Nürburgring
3-5 juni
D
2011
Rock around the bridge
Sas van Gent
17-18 juni
NL
2011
Glastonbury festival
Glastonbury
22-26 juni
GB
2011
Zoksfestival
Venlo
24-25 juni
NL
2011
Grensrock
Menen
24-25 juni
B
2011
Graspop Metal Meeting
Dessel
24-25-26 juni
B
2011
Couleur Café
Brussel
24-25-26 juni
B
2011
Verdur Rock
Namur
25 juni
B
2011
Tropiscala
Overijse
25 juni
B
2011
Parkpop
Den Haag
26 juni
NL
2011
Pennenzakkenrock
Mol
28 juni
B
2011
Popeiland
Wachtebeke (Prov. Domein)
29 juni
B
2011
Rock Werchter
Werchter
30 juni - 1-2-3 juli
B
2011
Roskilde Festival
Roskilde
30 juni - 1-2-3 juli
DK
Naar: www.rockfestivals.com
1 Welke gegevens vind je in de verschillende kolommen?
Jaar – festival – locatie – data – land 2 Waarop zijn de rijen gebaseerd?
Op de data waarop de festivals plaatshebben – chronologisch gerangschikt 3 Waarom zijn de namen van de festivals zelf onderstreept?
Dit is een fragment van het internet en de strepen wijzen op een hyperlink. Dat betekent dat je, wanneer je op het onderstreepte woord klikt, extra uitleg krijgt bij dat woord. 4 Ook van lijsten, zoals adressenlijsten, kun je tabellen vormen. Hoe zou jij dat doen?
In de eerste kolom zet je bijvoorbeeld de namen van je verschillende contacten. In de volgende kolommen voeg je achtereenvolgens de straat, het huisnummer, de postcode, de woonplaats of nog andere gegevens zoals telefoonnummer of e-mailadres toe.
Vraag 9 - Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst?
61
Opdracht 7
Bekijk de tabel en beantwoord de vragen. Reisadvies
1 Wat is het vertrekstation? Antwerpen-Centraal 2 Wat is het eindstation? Oostende 3 Hoe laat vertrekt de trein waarmee je het snelst je bestemming bereikt? Om 08.34 u. 4 Hoelang reis je als je de traagste verbinding neemt? 2 uur en 4 minuten 5 Hoeveel treinen moet je nemen je als je voor de tweede verbinding kiest?
3 (zie de icoontjes): je moet twee keer overstappen Opdracht 8
In deze tabel vind je meer details over de tweede verbinding uit de tabel bij Opdracht 7. Bekijk ze en beantwoord de vragen. Details
1 In welke stations moet je overstappen? Gent-Sint-Pieters en Brugge
62
Deel 1
2 Kun je op de trein een uiltje knappen van een uur?
Nee, want je reist maximaal 50 minuten aan één stuk. 3 Op welk perron neem je in Gent-Sint-Pieters de verbinding naar Brugge? op perron 10
Opdracht 9
Maak een gegevenstabel van je klasgenoten.
1 Waar schrijf je de namen van je klasgenoten? in de eerste kolom 2 Wat schrijf je in kolom 2, 3, 4, 5 enzovoort? – hun geboortedatum (hun verjaardag) – hun gsm-nummer – hun adres – hun e-mailadres – … 3 Vul de tabel in zodat je een volledig overzicht krijgt van de gegevens van je klasgenoten. Als je de tabel plastificeert, kun je ze gemakkelijk bewaren in je schrijfportfolio.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent de begrippen lijst, inhoudsopgave en tabel.
Je kunt gegevens in een lijst, een inhoudsopgave en een tabel terugvinden. Je kunt een lijst, een inhoudsopgave en een tabel samenstellen.
Woordverklaring ten, even slapen een uiltje knappen = rus
Vraag 9 - Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst?
63
Vraag 10
Hoe gek ben jij op dieren?
Herhaling: werkwoord
Wat doe je als je ’s morgens wakker wordt met een ratelslang in je slaapzak? Weet je wel hoe je voor een paard moet zorgen? Ken je een kater die rijk werd door een erfenis? Of wil jij ook wel eens hond of das eten? Als je gek bent op vreemde histories waarin levende of dode dieren een rol spelen, dan zul je vast genieten van enkele waargebeurde dierenverhalen. Ondertussen poets je je kennis van de werkwoordspelling op.
1 Wat is hier het probleem? 2 Hoe zit het nu? 3 Hoe was het vroeger? 4 Los het zelf op! 5 Help, een Engels werkwoord! 6 Mengelmoes
1 Wat is hier het probleem? Opdracht 1
Bekijk bij het onlinelesmateriaal de strip van Kabouter Wesley en beantwoord de vragen.
1 Wat is het tekstdoel? amuseren 2 Vertel kort waarover de strip gaat.
Kabouter Wesley verbergt een varken met varkenspest voor twee inspecteurs die het varken komen afmaken. 3 Waarover discussiëren de inspecteurs onderling?
Over de spelling van de ww: moet je de werkwoorden met een d, een t of met dt schrijven? 4 Wat is de truc volgens de ene inspecteur?
Hij zegt dat hij dt-fouten hoort. 5 Heeft hij gelijk? Verklaar je antwoord.
Persoonlijk antwoord leerling 6 Hoe los jij het op als je niet weet hoe je een werkwoord schrijft?
Persoonlijk antwoord leerling. Bv. woordenboek, vragen aan iemand, vademecum, Groene Boekje, vergelijken met een ww als ‘smurfen’ …
64
Deel 1
Bekijk enkele tekeningen in detail. Uit: J onas Geirnaert, Het Kleine Kabouter Wesley Boek
Opdracht 2
1
1 Beantwoord de vragen bij tekening 1. a Bekijk de spelling. Wat valt je op?
Er zijn geen hoofdletters, geen leestekens. b Wat is het onderwerp in deze zin? (Over wie of waarover wordt er in de zin iets gezegd?)
Het voortvluchtige varken c Voert in de zin één personage de handeling uit of gaat het over meer dan één personage?
Eén personage d Spreek je in dat geval over enkelvoud of meervoud? enkelvoud getal van het onderwerp.
Dat noem je het
e Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je het onderwerp vervangen? het f Welke persoon is dat? 3e persoon (enkelvoud) g Heeft deze zin een wwg of een nwg? Uit welke delen bestaat het?
De zin heeft een nwg, bestaande uit de pv (lijkt) en een nwd. h Wat is de persoonsvorm in deze zin? lijkt i Verander het getal van de zin. Welke zinsdelen pas je ook aan?
De voortvluchtige varkens lijken op een slecht getekende poes. Het onderwerp en de persoonsvorm veranderen. j Vervang ook in de aangepaste zin het onderwerp door een persoonlijk voornaamwoord.
Zij lijken op een slechtgetekende poes. k Welke persoon is dat? 3e persoon meervoud
Uit: Jonas Geirnaert, Het Kleine Kabouter Wesley Boek
2 Bekijk tekening 2 en beantwoord de vragen.
2
a Wat is het onderwerp in de zin Wij zoeken dus een varken dat dringend moet worden afgemaakt? wij b Bepaal het getal en de persoon. 1e persoon mv c Hoe vervoeg je het werkwoord in de ott? 1e persoon meervoud: stam + en
Vraag 10 - Hoe gek ben jij op dieren?
65
d Verander het getal.
Ik zoek dus een varken dat dringend moet worden afgemaakt. e Hoe vervoeg je dan het werkwoord in de ott? 1e persoon enkelvoud: stam f Hoeveel werkwoordelijke gezegdes of naamwoordelijk gezegdes zie je in de oorspronkelijke zin?
2 (zoeken, moet worden afgemaakt) g Hoe noem je zo’n zin? Een samengestelde zin. h Zijn beide werkwoordelijke gezegdes evenwaardig? Leg uit.
‘zoeken’ is belangrijker dan ‘moet worden afgemaakt’, omdat dat een deel is van het lv bij ‘zoeken’. i Wat is het onderwerp in de zin Wij hebben niets gezien? wij j Bepaal het getal en de persoon van deze zin. 1e persoon meervoud k Herschrijf de zin naar de 2e persoon enkelvoud. Jij hebt niets gezien. l Maak een vraag van je zin. Heb jij niets gezien? m Hoe schrijf je de pv in de 2e persoon enkelvoud?
stam + t, behalve als jij/je als o achter de pv staat, want dan gebruik je alleen de stam n Heeft de zin een wwg of een nwg? Uit welke delen bestaat het?
wwg: pv + vd (hebben gezien) o Noteer de inf van het werkwoord dat de meeste informatie geeft in de zin. zien hoofdwerkwoord.
Dat is het
p Hoe noem je het andere werkwoord? Wat is de taak van dat werkwoord?
Hulpwerkwoord: het helpt het voltooid deelwoord vervoegen. q Welke functie heeft het zinsdeel ‘niets’ in de zin? Het is een lv. r Wat is het o in de zin Wij zijn gewoon kabouters? Bepaal getal en persoon. wij: 1e persoon meervoud s Herschrijf de zin in de 2e persoon meervoud. Jullie zijn gewoon kabouters. t Heeft de zin een wwg of een nwg? Uit welke delen bestaat het? nwg: pv + nwd (zijn kabouters) u Wat is de taak van het werkwoord in deze zin?
Het koppelt een eigenschap aan het o. v Tot welke werkwoordsoort behoort het? Het is een koppelwerkwoord. w Herschrijf de zin met een ander werkwoord van dezelfde soort.
Wij blijven/lijken/schijnen/worden/… kabouters.
De vervoegde vorm van het werkwoord heet persoonsvorm. Die komt in persoon en getal overeen met het onderwerp en is een deel van het wwg of nwg.
66
Deel 1
2 Hoe zit het nu? Opdracht 3
Schrijf de infinitieven tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.
Stoofpotje van … platgereden rat Wanneer de Britse Arthur Boyt (°1940) met zijn auto onderweg (zijn),
is
(speuren) hij steevast de straten af, op zoek naar een lekkere maaltijd. Niet dat
speurt
de man voortdurend restaurants (bezoeken), integendeel zelfs. In elke dode
bezoekt
rat, verpletterde das of platgereden egel (zien) Arthur een nieuw gerecht
ziet
voor het kookboek dat hij binnen afzienbare tijd (willen) publiceren. Dat boek
wil
(zullen) alleen gerechten bevatten waarvan het essentiële ingrediënt een dier
zal
(zijn) dat op straat werd doodgereden.
is
De bizarre kok (weten) intussen hoe de meeste platgereden beesten smaken:
weet
vossen, muizen, ratten, fazanten, duiven, otters, egels, katten, vleermuizen, herten en eekhoorns. Zelfs een egel pronkte ooit op zijn bord. Kat (vinden)
vindt
hij niet zo lekker. Een aanrader (noemen) Arthur wat hij enkele jaren geleden
noemt
met kerst (hebben) klaargemaakt: een stoofpotje van das, konijn en fazant.
heeft
Volgens de inmiddels bejaarde Boyt (smaken) dat heel bijzonder als je het
smaakt
(bereiden) met uien, aardappelen, raapjes, spruiten en noten.
bereidt
Wat de meeste mensen vies (vinden), (zijn) volgens Arthur Boyt gewoonweg
vinden
gezond, aangezien er geen kleurstoffen of conserveermiddelen (zitten) in het
zitten
vlees dat hij (eten).
eet
En aan al wie zijn gewoonte maar vreemd (noemen), (melden) hij dat
noemt
iedereen het perfect normaal (achten) om afgevallen fruit op te eten, maar
acht
blijkbaar niet om een dood dier dat langs de kant van de weg (liggen) klaar
ligt
/is
/meldt
te maken. Zelfs zijn vegetarische vrouw Sue (geven) toe dat haar man om zijn
geeft
eetgewoonten te verdedigen een argument (gebruiken) waar zij niet
gebruikt
tegenop (kunnen): voor het vlees dat hij
kan
(eten), (moeten) geen enkel dier
eet
/moet
geslacht worden. Ze zijn allemaal letterlijk per ongeluk gestorven.
bereid
(Bereiden) jij binnenkort ook een recept uit het kookboek van Arthur Boyt? Naar: Guy Didelez en Frank Pollet, Man eet hond en andere bizarre dierenverhalen
Woordverklaring jd steevast = geregeld, alti binnenkort = tijd e binnen afzienbar isbare onm e, rijk ang bel = essentiële
Vraag 10 - Hoe gek ben jij op dieren?
67
tip
Opdracht 4
Als je twijfelt over de spelling van een werkwoord in de tegenwoordige tijd, raadpleeg dan het vademecum. Daar vind je alle regels op een rijtje. Ook voor de verleden tijd en de imperatief (zie verder) kun je daar terecht. Beschrijf in enkele zinnen wat je medeleerlingen doen. Gebruik de ott. Je klasgenoot noteert de vervoegde werkwoorden op een kladblad. Bespreek telkens of de schrijfwijze correct is.
3 Hoe was het vroeger? Opdracht 5
Schrijf de infinitieven tussen haakjes in de verleden tijd.
Een ratelslang in een slaapzak In augustus 1957 (zijn) Douglas Butler op expeditie in het tropisch
was
regenwoud van Colombia. Hij (worden) vergezeld door Manuel, een
werd
indiaanse gids. Niet direct het leukste gezelschap, volgens Douglas. De gids (zeggen) de hele reis bijna geen woord. Dat (werken) Douglas op de
zei
/werkte
zenuwen.
overnachtten
Bovendien (overnachten) Douglas en Manuel in hetzelfde kleine tentje. Niet ideaal als je niet goed
was
overeenkomt! De spanning (zijn) dan ook om te snijden. Op een ochtend (staan) Douglas als eerste op. Hij (willen) wat koffie
stond
/wou
zetten en (maken) een eenvoudig ontbijt klaar voor hen beiden. Toen
maakte
alles klaar was, (roepen) hij Manuel. Die (komen) echter zijn slaapzak niet
riep
/kwam
uit. Douglas (gaan) een kijkje nemen. Hij (zien) Manuel in zijn slaapzak
ging
/zag
liggen. Met wijd opengesperde ogen (staren) hij bewegingloos voor zich
staarde
uit. Douglas (vragen) hem wat er aan de hand (zijn). Als enig antwoord
vroeg
(richten) de ogen van de indiaanse gids zich op zijn buik. Daar, onder de
richtten
slaapzak, (tekenen) zich een vage vorm af. In een flits (snappen) Douglas
tekende /snapte
wat er aan de hand (zijn). Een slang! ‘s Nachts (zijn) er een ratelslang
was
in Manuels slaapzak gekropen. Ze (hebben) zich knusjes op zijn buik
had
/was
/was
opgerold.
Woordverklaring
68
Deel 1
tenschappelijke een expeditie = een we onderzoekingstocht
Douglas (begrijpen) onmiddellijk het gevaar. Ratelslangen zijn immers
begreep
giftig. Ze kunnen door het minste opgeschrikt worden en bijten. Als dat gebeurt, dan kun je het wel vergeten. Een snelle dood volgt ongetwijfeld. Douglas (blijven) kalm en (denken) goed na.
bleef
Hij (moeten) Manuel kunnen redden, want zonder gids zou hij in de jungle
moest
/dacht
reddeloos verloren zijn. Een ding (zijn) duidelijk. Manuel (mogen) zich niet verroeren.
was
/mocht
Hij (mogen) zelfs geen woord spreken, want de minste beweging (kunnen)
mocht
/kon
De slang doodschieten (zijn) ook geen optie, dus ze (moeten) daar verjaagd
was
/moest
worden. Tegelijk (mogen) het dier niet het gevoel hebben dat het verjaagd
mocht
(worden).
werd
Douglas (breken) zich het hoofd over dit probleem. Wat (kunnen) hij doen?
brak
/kon
(Moeten) hij gewoon wachten tot het dier haar slaapplaats (verlaten)? Maar dat
moest
/verliet
(kunnen) nog heel lang duren.
kon
Manuels hand (liggen) buiten de slaapzak. Met een vinger (wijzen) hij naar
lag
de doos gemalen koffie. Douglas (weten) niet wat zijn gids hem duidelijk
wist
(proberen) te maken. Dan (gaan) hem een lichtje op.
probeerde /ging
Misschien (willen) Manuel iets in de koffie schrijven? Douglas (strooien)
wou
fataal zijn.
/wees
/strooide
de gemalen koffie uit op het tentzeil, vlak onder de hand van Manuel. In het koffiegruis (schetsen) de indiaanse gids een zonnetje. Het (duren)
schetste /duurde
even voor Douglas (begrijpen) wat Manuel daarmee (willen) zeggen. Dan
begreep /wou
(snappen) hij de bedoeling en (gaan) snel aan het werk.
snapte
/ging
De tent (staan) op een open plek in het oerwoud. De zon (beginnen)
stond
/begon
al fel te schijnen. Heel voorzichtig (breken) Douglas de tent af. Manuel
brak
(proberen) zich intussen nog altijd niet te verroeren. Even later (schijnen)
probeerde /scheen
de zon pal op de slaapzak van Manuel. En jawel hoor … Een beetje daarna (glippen) de slang uit de slaapzak. Omdat het buiten warm
glipte
(worden), (moeten) ze niet meer de warmte van de slaapzak opzoeken.
werd
Douglas en Manuel (kunnen) eindelijk weer vrijuit ademhalen. Misschien
konden
(hebben) Manuel toch gelijk om zo weinig te zeggen. Hun woordeloze
had
samenwerking (hebben) hen allebei het leven gered.
had
/moest
Naar: Guy Didelez en Frank Pollet, Man eet hond en andere bizarre dierenverhalen
Woordverklaring reddeloos = helemaal verroeren = bewegen pal = juist, precies
Vraag 10 - Hoe gek ben jij op dieren?
69
Opdracht 6 Vertel je buur wat je vorig weekend deed. Gebruik daarvoor de ovt. Je buur noteert de vervoegde werkwoorden op een kladblad. Bespreek telkens of de schrijfwijze van de werkwoorden correct is.
4 Los het zelf op! Opdracht 7
Bekijk de teksten en beantwoord de vragen.
Uit: Jim Davis, Garfield Pocket 38, Loeb uitgevers Amsterdam/A.W.Bruna uitgevers B.V. Utrecht
1 Tot welk teksttype behoren deze teksten? Het zijn cartoons. 2 Wat is het tekstdoel van deze teksten? Ontspannen/amuseren 3 Wie is het hoofdpersonage? Vertel iets meer over hem.
Garfield is een dikke, luie kat. Hij houdt ontzettend veel van lasagne, hij haat maandagen, hij houdt niet van de hond Odie … 4 Wie is de auteur? Jim Davis 5 Welke soort zinnen zie je? Bevelende zinnen 6 Welke reactie verwacht een zender als hij zulke zinnen gebruikt?
Een bepaald gedrag, een antwoord 7 Schrijf hier de belangrijkste werkwoorden uit de teksten.
Schop (schoppen), noteer (noteren), eet (eten)
70
Deel 1
8 In welke vorm zijn deze werkwoorden geschreven? In de imperatief 9 Hoe schrijf je deze werkwoordvorm? Je noteert de stam van het werkwoord. 10
Hoeveel zinsdelen telt deze zin? 4 Onderstreep en benoem ze. Eet nooit een goudvis vlak voordat je naar bed gaat.
wwg bwb Opdracht 8
lv
bwb
Schrijf de infinitieven tussen haakjes in de imperatief.
Hoe verzorg je een paard? Zorg
(Zorgen) voor huisvesting De meeste paarden hebben genoeg aan een wei met beschutting tegen wind en regen, maar ook tegen de
Verdeel
brandende zon. (Verdelen) een groot stuk grond in twee stukken. Je paard kan op het ene stuk grazen, terwijl het gras op het andere stuk de kans krijgt om te groeien. Een groot paard heeft een stal van minimaal 3,5 bij 3,5 meter nodig. De stal van een pony mag natuurlijk kleiner zijn. (Zorgen) dat je paard ook op stal
Zorg
altijd voldoende frisse lucht heeft, maar (voorkomen) dat er tocht
voorkom
ontstaat. (Verwijderen) mest
Verwijder
Staat je paard in een stal, (verwijderen) dan iedere dag de verse
Verwijder
drollen. (Leggen) extra stro of houtkrullen op de natte plekken voor
Leg
een droge bodem. (Halen) ten minste één keer in de week met een
Haal
kruiwagen en riek de hele stal leeg en (verdelen) dan een hele baal
verdeel
stro of een zak houtkrullen over de bodem. (Poetsen) je paard
Poets
(Borstelen) je paard vlak voor je gaat rijden. (Beginnen) met
Borstel
/Begin
een rubberen rosborstel om het vuil in de vacht los te maken. (Stimuleren) meteen de bloedsomloop van je paard door ronde
Stimuleer
bewegingen te maken. (Pakken) daarna een harde borstel waarmee
Pak
je het vuil uit de vacht borstelt en van de benen verwijdert. (Gebruiken) ten slotte een zachte borstel voor de laatste restjes vuil
Gebruik
en het hoofd van je paard.
Woordverklaring werktuig, een riek = een landbouw den tan drie t een vork me
Vraag 10 - Hoe gek ben jij op dieren?
71
(Krabben) de hoeven uit voor je gaat rijden: (vermijden) zo dat je
Krab
/vermijd
paard kreupel wordt als er scherpe steentjes in de hoeven zitten. (Voeren) je paard
Voer
(Geven) je paard niet in één keer heel veel eten. (Voederen) het
Geef
/Voeder
aan gras. (Bijvoeren) het … met hooi, kuilgras, brood of wortelen als
Voer
/bij
de wei kaal wordt. (Maken) stoffig hooi eerst nat.
Maak
(Zorgen) voor beweging
Zorg
(Rijden) elke dag met je paard, ongeacht het weer. (Zetten) je paard
Rijd
geregeld kleine porties, een paard heeft immers een kleine maag. Een paard dat buiten staat en weinig werk doet, heeft voldoende
/Zet
een paar uur in de wei als je geen tijd hebt om ermee te gaan rijden. (Voorkomen) ook op die manier dat je paard al zijn extra
Voorkom
energie er meteen uitbokt als jij net een ontspannen ritje wilt gaan maken. (Houden) je paard gezond
Houd
(Houden) het inwendige paard gezond door het voldoende
Houd
en gevarieerd te voeren. (Geven) een paar keer per jaar een
Geef
ontwormingskuur om te voorkomen dat de darmen van je paard geïnfecteerd worden door wormen. (Besparen) geen geld op de hoefsmid. (Bijkappen) de hoeven van
Bespaar
je paard iedere twee maanden … om scheuren in de hoef en
bij
een verkeerde beenstand te voorkomen. (Laten) de hoefsmid er
Laat
/Kap
hoefijzers onder slaan als je geregeld over de verharde weg rijdt. (Aarzelen) niet om een dierenarts te bellen als je twijfelt aan de
Aarzel
gezondheid van je paard. Naar: www.hoedoe.nl
Opdracht 9
Neem een kladblad en een potlood. De ene klasgenoot beveelt de andere om een tekening te maken. Hij vertelt daarvoor welke lijnen de tekenaar moet zetten en in welke richting die moeten lopen. Gebruik de imperatief. Als de tekening klaar is, dan wissel je de rollen om.
Woordverklaring
72
Deel 1
end, mank kreupel = gebrekkig lop ling gevarieerd = met afwisse met geïnfecteerd = besmet fijzers smeedt en paarden hoefsmid = smid die hoe beslaat
5 Help, een Engels werkwoord! Opdracht 10
Bekijk de tekening en de tekst en beantwoord de vragen.
1 Welk teksttype is dit? een cartoon 2 Wat is het tekstdoel? amuseren 3 Waarin schuilt de humor?
Het werkwoord hacken betekent figuurlijk een computer kraken, maar in deze prent is het letterlijk gebruikt. 4 Uit welke taal is het werkwoord hacken afkomstig? Uit het Engels 5 Door welk Nederlands woord kun je het vervangen? Schrijf de zin over.
Toen kraakte ze z'n laptop. 6 Wat is het onderwerp van dat Engelse werkwoord?
Ze (3e persoon enkelvoud) 7 Hoe spel je de verleden tijd van een werkwoord uit het Engels?
Net zoals een Nederlands werkwoord (In dit geval: stam + te) 8 Zet de zin om naar de tegenwoordige tijd, eerst met het Engelse werkwoord, daarna met de Nederlandse tegenhanger.
Ze hackt z'n laptop. Ze kraakt z'n laptop. 9 Hoe spel je de tegenwoordige tijd van een werkwoord uit het Engels?
Net zoals een Nederlands werkwoord (In dit geval: stam + t) Opdracht 11
Bekijk deze cartoons.
Vraag 10 - Hoe gek ben jij op dieren?
73
1 Ook hier zie je werkwoorden die uit het Engels komen. Welke eigenaardigheid merk je op aan de vervoeging?
De vervoeging is net hetzelfde als in het Nederlands, maar de -e blijft staan omwille van de uitspraak. In de verleden tijd komt daar nog eens –te bij. Dat geeft soms vreemde woordbeelden. 2 Zet de zinnen in de verleden tijd.
Je gamede offline. Hij skatete al heel lang. 3 Wat is de stam van het Engelse werkwoord in deze cartoon? paintball
4 Waarom staat er een dubbele medeklinker in die stam? De dubbele medeklinker is nodig voor de juiste uitspraak van de stam.
Werkwoorden van Engelse herkomst volgen de regels van de Nederlandse werkwoorden. Het is belangrijk dat je altijd vertrekt van de stam van het werkwoord. Houd er rekening mee dat letters die de uitspraak van de stam bepalen, blijven staan.
6 Mengelmoes Opdracht 12
Noteer de gevraagde vorm van de infinitieven tussen haakjes. Schrijf je antwoord naast het artikel (tt = tegenwoordige tijd/vt = verleden tijd).
Kater Tommasino (erven, tt) bijna 12 miljoen euro
erft
De Italiaanse kater Tommasino (worden, vt) het op twee na rijkste dier ter
werd
wereld omdat zijn baasje hem het volledige familiekapitaal (nalaten, vt). In
naliet
totaal (gaan, tt) het om 11,7 miljoen euro. Maria Assunta (sterven, vt) vorige
gaat
maand op 94-jarige leeftijd. Ze (hebben, vt) geen familieleden meer en
had
(zijn, vt) een echte dierenliefhebber.
was
/stierf
Woordverklaring
74
Deel 1
mogen, familiekapitaal = het ver ilie het geld van de fam
Aangezien Tommasino niet (geven, tt) om materiële zaken, (gaan, tt) het
geeft
grootste deel van het geld waarschijnlijk naar een goed doel. Dat (zeggen,
zei
/gaat
vt) Assunta’s advocaat aan de krant Daily Mail. Tommasino (zijn, tt) echter niet het enige diertje dat al (mogen, vt) erven
is
/mocht
van zijn baasje. Het rijkste dier ter wereld (blijven, tt) Gunter, een Duitse
blijft
herder, die ongeveer 105 miljoen euro (krijgen, vt) van zijn baasje.
kreeg
Naar: www.nieuwsblad.be
Opdracht 13
Opdracht 14
Schrijf de werkwoorden in de ott. (breakdancen) Thomas heeft een opa die ___.
breakdancet
(finishen)
Sigrid __ als derde bij de stratenloop.
finisht
(sprayen)
Voor de match ___ hij vlug nog wat deodorant.
sprayt
(piercen)
Mijn nicht ___ haar kleren met speciale knopen.
piercet
(scoren)
Hij ___ laag voor theoretische vakken, maar blinkt uit in praktijk!
scoort
Schrijf de werkwoorden in de ovt. (timen)
Je ___ toch hoelang hij deed over één ronde?
timede
(updaten)
Justine ___ haar website gisteren.
updatete
(downloaden) Hij kreeg een fikse boete omdat hij talloze films illegaal ___.
downloadde
(toasten)
toastten
Met een glaasje champagne ___ ze op hun verloving.
shakete
(shaken) Tot vorige maand ___ mijn oom elke dag eigenhandig een lekkere cocktail.
Opdracht 15
Schrijf de werkwoorden in de imperatief. (timen)
___ hoelang de leerlingen doen over de evacuatie.
Time
(zappen)
___ eens naar die nieuwe tv-zender.
Zap
(mailen)
___ me de oplossingen van dat vraagstuk eens door!
Mail
(updaten)
___ je website, want die is compleet verouderd.
Update
(deleten)
___ onbetrouwbare e-mails om problemen te vermijden.
Delete
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent de regels voor de spelling van de tt, de vt en de imperatief.
Je kunt de werkwoorden correct vervoegen in de tt, de vt en de imperatief.
Je weet waar je de regels voor de spelling van de werkwoorden kunt raadplegen.
Je kunt de regels opzoeken in je vademecum.
Vraag 10 - Hoe gek ben jij op dieren?
75
Woordencocktail 1 Woorden heb je dagelijks nodig: om een gesprek te kunnen aanknopen, om iets te begrijpen … Zonder woorden ben je niks. In de eerste lessen leerde je al heel wat nieuwe woorden. Hier herhaal je ze nog eens.
Schatkisten en sleutelwoorden Opdracht 1
Combineer een woorddeel uit de eerste schatkist met een woorddeel uit de tweede schatkist en vorm woorden die je kunt invullen in de krantenkoppen.
Klacht tegen cafébaas wegens verbaal Nieuw fenomeen
dankzij de crisis: moeskopperij
Steeds meer kreupele Facebook relevant
geweld
honden door brokkenvoeding voor het vinden van een baan
Gevaren van chatten met onbekenden op een forum Rihanna te vulgair
voor reclamecampagne Nivea
Uit eten gaan gaat tegenwoordig steevast Poolreiziger onderneemt expeditie The Voice is een variant Margot Moeseke is nieuwe redacteur
gepaard met een update op Facebook naar Groenland
op Idool bij Het Laatste Nieuws
Woordverklaring
76
Deel 1
len van groenten, moeskopperij = het ste den vel fruit of gewassen van
Opdracht 2 1 Kies een woord uit het kader en vul het in de juiste zin in. Pas de vorm van het woord aan de context aan. stimuleren / riek / ophefmakend / subsidiëren / non-verbaal / observeren / classificeren / narcotiseren / taks / acht / hyperlink / lijst / verontwaardigd / familiekapitaal / pal 1 De vechtersbaas staat in die discotheek op de zwarte lijst
en is daar niet meer
welkom. (3 , 8) 2 Mijn enthousiasme stimuleerde
mijn vriendin om ook verpleegkunde te studeren. (5 , 4)
3 De professor bedwelmt ratten en kijkt dan hoe ze in hun genarcotiseerde
toestand reageren
op bepaalde prikkels. (11 , 2) 4 Na de ophefmakende
reportage op de televisie waarin er heel wat aan het licht kwam over
een arts met verkeerde bedoelingen, werd de arts in kwestie meteen ontslagen. (4 , 9) 5 De overheid stort maandelijks een groot bedrag op de rekening van de gesubsidieerde organisatie. (7 , 5) 6 Tijdens het proefwerk moest de leraar de leerlingen goed observeren
zodat ze geen
kans zagen om te spieken. (10 , 16) 7 De overheid wil meer taksen
heffen op autowegen. Met die inkomsten kunnen ze
de werken aan het wegdek financieren. (6 , 11) 8 De boer gebruikte de riek
om de stal uit te mesten. (3 , 15) + (3 , 1)
9 De leerling zocht informatie op het internet en classificeerde
die: de belangrijkste en
interessantste artikels zou hij eerst lezen; de minder interessante hield hij achter de hand. (2 , 6) 10 De regels op het internaat moet je strikt in acht
nemen; anders word je geschorst.
(4 , 7) 11 Het kind maakte non-verbaal
duidelijk dat het geen zin meer had om te eten: het perste
de lippen stevig op elkaar en schudde hardnekkig van nee. (3 , 3) 12 Omdat zijn ouders gestorven waren en hij enig kind was, erfde hij op zijn achttiende het volledige
familiekapitaal
. (8 , 10)
13 Hij klikte op de hyperlink
en kwam zo op een andere website terecht. (3 ,13)
14 Toen de werknemer beschuldigd werd van diefstal, reageerde hij verontwaardigd
. Hij had
zelfs nog nooit een balpen mee naar huis genomen. (8 , 12) 15 Ik kneep mijn ogen tot spleetjes omdat de zon pal
in mijn ogen scheen. (1 , 14)
Woordencocktail 1
77
2 Met bepaalde letters uit de ingevulde woorden maak je een slotbegrip. Het slotbegrip is een uitdrukking. Dat doe je zo: achter elke zin zie je twee cijfers. – Het eerste cijfer zegt je welke letter van het ingevulde woord je nodig hebt. – Het tweede cijfer duidt de plaats aan waar je die gevonden letter moet noteren in het rooster met het slotbegrip. Voorbeeld: De duinen zijn geërodeerd door water en wind. (6 , 2) Hier heb je de zesde letter nodig (d) en die vul je dan in het rooster in het tweede vakje in. Slotbegrip
e
e
n
u
i
l
t
j
e
k
n
a
p
p
e
n
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
3 Weet je ook wat de uitdrukking betekent?
Een dutje doen
Woordenschatlijst classificeren eroderen expeditie familiekapitaal fenomeen forum hyperlink in acht nemen kreupel
78
Deel 1
narcotiseren non-verbaal observeren op de zwarte lijst staan ophefmakend pal redacteur relevant riek
steevast stimuleren subsidiëren taksen heffen variant verbaal verontwaardigd vulgair
Zelftoets 1
Wat heb je geleerd en wat weet je daar nog van? Werk samen met een partner. Maak elke opdracht eerst afzonderlijk. Vergelijk daarna jullie oplossingen en bespreek de verschillen. Als je twijfelt, kun je je leraar om hulp vragen.
Mondelinge taalvaardigheid 1 Zet een kruisje in de juiste kolom.
/3 Verbaal signaal
Non-verbaal signaal
Iemand kussen Een gesprek afronden
x x
Verrast kijken
x
Schrijfvaardigheid 1 Geef twee redenen waarom het beter is een schrijfkader te gebruiken als je met een tekst wilt werken.
/2
Het helpt de tekst te structureren. Je kunt gemakkelijker de belangrijkste informatie terugvinden. 2 Lees deze tekst en vul het schrijfkader aan.
/7
Hagel Hagel ontstaat wanneer kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onderkoelde waterdruppels. Het bovenste deel van een buienwolk, waar het meer dan 20 °C vriest, bevat ijskristallen, terwijl het onderste deel, met temperaturen tussen -10 en -20 °C, onderkoelde druppels bevat. Dalende en stijgende luchtbewegingen in de wolk jagen ijsdeeltjes door niveaus met veel onderkoeld water. Zo komen ze in botsing met andere onderkoelde druppels en ijs. De onderkoelde druppels zetten zich af op de ijskristallen, die groeien om ten slotte als hagel uit de wolk te vallen. De kans dat de hagel op weg naar de aarde nog smelt, is klein en de druppels vallen dus in bevroren vorm op de grond.
Zelftoets 1
79
Een gemiddelde hagelsteen heeft een doorsnede van vijf millimeter, maar er zijn ook hagelstenen die zo groot zijn als tennisballen. Hagelstenen kunnen aanzienlijke schade veroorzaken en zijn dus gevaarlijk. Ze beschadigen daken, glas en auto’s, maar ook de natuur moet het ontgelden. Gewassen en planten worden vernield, mensen raken gewond, en dieren, bijvoorbeeld vogels, kunnen dodelijk worden getroffen. Bij ons komt hagel geregeld voor. Hagel met een diameter van twee centimeter of meer zie je gemiddeld vijf keer per jaar ergens in ons land. Bijna elk jaar komen lokaal ook grotere hagelstenen naar beneden. Ze zijn door hun gewicht gevaarlijker dan kleine. Bovendien slaan ze met grotere snelheid in. Snelheden van vijftig tot driehonderd kilometer per uur zijn niet ongewoon. Een ander gevaar is de vorm van de hagelstenen. Hagelstenen met langwerpige uitsteeksels zijn schadelijker dan de stenen die helemaal rond zijn. Hagelstenen zijn niet samendrukbaar en zien er half doorzichtig en half ondoorzichtig uit. Varianten op hagel zijn korrelhagel (kleine hagelbolletjes) en korrelsneeuw, vaak begint een hagelbui daar ook mee. En ja, ook in de tropen komt hagel voor, terwijl het juist boven de poolgrens zeldzaam is, omdat zware buien daar haast niet voorkomen. Naar: wikipedia.org
hagel ontstaat. Ik wil uitleggen hoe …
Als kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onder-
koelde waterdruppels dan ontstaat hagel. Dus het bovenste deel van een buienwolk bevat ijskristallen, het onderste deel
bevat onderkoelde druppels.
Dan zullen de dalende en stijgende luchtbewegingen de ijsdeeltjes door de ver-
schillende niveaus jagen (met veel onderkoeld water).
Dat veroorzaakt botsingen met andere onderkoelde druppels en ijs.
Daardoor zetten de onderkoelde druppels zich af op de ijskristallen die zo groeien
en uiteindelijk als hagel uit de wolken vallen.
80
Deel 1
Zakelijk lezen – Literatuur – Poëzie 1 Vul aan.
/2
Een zakelijke tekst bouw je op uit verschillende delen, namelijk titels, tussentitels en alinea’s . De eerste alinea is de inleiding het midden
want die wekt de belangstelling van de lezer op. Dan volgt
en ten slotte het slot
.
2 Welke functie hebben de onderstaande lay-outelementen in een tekst? – Alinea-indeling – Titel – Illustraties
/3
3 Schrijf een passend slot voor de tekst uit vraag 7, opdracht 1: WTF? Frietkottaks. Gebruik daarbij een techniek uit het Vastgeschroefd-kader. Denk aan samenvatting, anekdote, citaat …
/5
4 Beschrijf hoe een inhoudsopgave eruitziet. Welke delen vind je erin terug?
De hoofdstukken (titels) of artikels met paginanummers en soms ook koppen en tussentitels
5 Bekijk de tabel en beantwoord de vragen. Prijslijst Megacopy MEGACOPY
Zwart/wit
Kleur
A4
A3
A4
A3
1-49
0,17
0,35
1,49
2,38
50-99
0,12
0,25
1,12
1,78
100-499
0,09
0,18
0,87
1,39
500-999
0,08
0,16
Prijs per print:
prijs op aanvraag
Alle prijzen zijn inclusief btw en gebaseerd op 80 g wit papier voor zwart-witprints en 100 g gesatineerd papier voor kleurenprints. Toeslagen (enkele voorbeelden) 120 g wit
0,07
0,15
0,07
0,15
160 g wit
0,12
0,25
0,12
0,15
Uit: nl.wikibooks.org
a Waarvoor wordt de tabel gebruikt?
Als prijslijst
Zelftoets 1
81
b Als je 734 zwart-witkopieën laat maken op A4-formaat en 63 in kleur op A3-formaat, hoeveel moet je dan betalen? Welke gegevens heb je nodig?
170,86 euro < prijs A4 zwart-wit, A3 kleur, aantallen
c Als je van de 63 kopieën op A3-formaat 22 kopieën op papier van 160 g wilt, hoeveel toeslag betaal je dan? Welke gegevens heb je hier nodig?
3,3 euro < prijs A3 kleur op 80 g en op 160 g, aantallen
6 Lees het fragment en beantwoord de vragen.
5
10
15
20
25
30
35
82
Ik stap uit de auto en loop naar de achterdeur. In de achtertuin zie ik Arturo steaks barbecueën. Ik hoop binnen te komen zonder dat hij me ziet. Ik ben nog niet klaar voor de discussie waarvan ik weet dat hij zal komen en ik heb meer tijd nodig om zijn vragen te voorzien en mijn antwoorden uit mijn hoofd te leren. Maar Aurora roept naar hem van bij de achterdeur. ‘Sorry, dat we zo laat zijn. We kwamen in de file terecht.’ Hij antwoordt zonder om te kijken. ‘Ik zag nog geen eten opstaan, daarom dacht ik dat ik maar wat op de barbecue moest leggen.’ ‘Ik zal de salade maken,’ zegt Aurora, en ze gaat naar binnen. Ik wil ook naar binnen gaan als Arturo zegt: ‘Kan ik je even spreken, Marcelo?’ Ik loop zo langzaam als ik maar kan. Arturo staat met een reusachtige vork in het rode vlees te prikken. ‘Nog niet klaar,’ zegt hij. Hij doet het zware deksel weer op de barbecue en gaat op een van de witmetalen stoelen zitten. ‘Kom even zitten.’ Hij trekt een stoel bij. ‘Hoe was het met dokter Malone?’ ‘Goed.’ Ik sta nog steeds. Ik kijk naar de rode naald van de thermometer die aan de barbecue zit. Hij schuift langs de honderdvijftig graden. ‘Marcelo,’ hoor ik hem roepen. Hij houdt een glas halfvol robijnrode wijn in zijn hand. Ik weet dat Arturo niet blij is met mijn bezoekjes aan dokter Malone. Hij gelooft dat de tests impliceren dat er iets mis is met mij, wat volgens hem niet zo is. ‘En, wat heeft de goede dokter ditmaal met je uitgespookt?’ ‘De hersenen werden gescand terwijl Marcelo naar muziek luisterde.’ ‘Probeer dat nog eens te zeggen.’ ‘Mijn hersenen werden gescand terwijl ik naar muziek luisterde.’ Ik houd mezelf voor dat ik niet in de derde persoon over mezelf moet praten. Ook moet ik eraan denken hem niet met Arturo aan te spreken. ‘Dank je. O ja? Echte muziek of het soort dat alleen jij kunt horen?’ Als we over de IM praten wordt Arturo daar zenuwachtig van, heb ik gemerkt. Ik probeer van onderwerp te veranderen. ‘Na dokter Malone zijn we naar de pasgeboren pony op Paterson gaan kijken.’ ‘Dat is leuk. Maar je hebt nog geen antwoord gegeven.’ Het lukt je nooit van onderwerp te veranderen bij Arturo. ‘Echte muziek,’ zeg ik. Dat is geen leugen. De IM is net zo echt als welke muziek ook. ‘Hoe lang duren die bezoeken?’ ‘Twee uur, ongeveer.’ ‘Nee, dat bedoelde ik niet. Ik bedoel: hoe lang gaan die experimenten of observaties nog door?’ Voor ik antwoord kan geven zegt hij: ‘Ik heb een voorstel dat ik met je wil bespreken.’
Deel 1
40
45
50
55
60
65
70
Ik voel mijn borst verstrakken. ‘Ik ga niet naar Oak Ridge High.’ Ik hoor mijn stem trillen terwijl ik dat zeg. Arturo’s gezicht wordt ernstig. Ik zet me schrap. Ik weet dat hij van het ene moment op het andere kan omschakelen van vader naar advocaat. Het gezicht van Arturo de vader krijg ik minder vaak te zien dan mijn zusje, Yolanda. Ik krijg vaker Arturo de advocaat: ogen die me zonder knipperen strak aankijken, het stemvolume volkomen onder controle. Dan wordt hij iemand die zijn zelfbeheersing alleen verliest als hij dat wil. ‘Dit is wat ik zou willen voorstellen.’ Ik verwacht een pauze omdat hij sneller praat dan gewoonlijk. Maar hij blijft even snel praten als hij altijd tegen Yolanda doet. ‘Ik wil dat je deze zomer op het advocatenkantoor komt werken.’ Dat is een complete verrassing. Ik heb even tijd nodig om woorden te vinden, welke woorden dan ook. Als ik ze heb, zeg ik: ‘Ik heb een vakantiebaan op Paterson.’ ‘Je gaat in de postkamer helpen.’ Hij hoort niet wat ik zeg of verkiest dat niet te horen. ‘Ik heb al werk,’ herhaal ik. ‘Ga zitten, alsjeblieft.’ Hij wijst naar de stoel. Ik ga zitten. Hij schuift op zijn stoel naar voren zodat onze knieën elkaar bijna raken. Hij laat zijn stem zakken. Nu is hij een vader. ‘Ik wil dat je werk doet waarbij je met mensen omgaat, nieuwe dingen tegenkomt die je zelf moet uitzoeken. Op Paterson doe je toch niets waarvan je iets leert wat je nog niet kunt?’ ‘Ik ga leren de pony’s te trainen.’ ‘Maar in dit stadium van je leven moet je tussen mensen werken.’ ‘Waarom?’ ‘Dat is iets wat je eigenlijk nog nooit hebt meegemaakt. Op Paterson zit je in een beschermde omgeving. De leerlingen daar op school zijn niet … normaal. De meesten zullen hun hele leven blijven zoals ze nu zijn. Jij daarentegen bezit het vermogen te groeien en je aan te passen. Zelfs die dokter Malone van je denkt dat dat zo is. Dat zegt hij al vanaf de allereerste keer dat we hem hebben gesproken. Al die jaren was het niet echt noodzakelijk dat je op Paterson zat. Jij hoort daar eigenlijk niet thuis. Ik weet dat je dat zelf ook doorhebt. Er is niets mis met jou. Je leeft alleen in een ander tempo dan anderen van jouw leeftijd. Maar om te groeien en niet te blijven steken moet je in een normale omgeving komen. Het is er tijd voor. Dit is mijn voorstel: als je deze zomer bij mij op kantoor werkt, beslis je aan het eind ervan zelf of je je laatste schooljaar op Paterson of op Oak Ridge High doorbrengt.’ Nu pauzeert hij wel. Hij weet dat ik tijd nodig heb om het te verwerken. Eén zomer op het advocatenkantoor tegenover een heel jaar op Paterson. Ik loop Fritzy’s eerste maanden mis, maar ik kan hem volgend jaar nog wel trainen. Arturo onderbreekt mijn gedachten. ‘Eén ding.’ Ik zie hem het glas wijn pakken en naar zijn mond brengen. Ditmaal komen de woorden heel langzaam. ‘In het najaar mag je doen wat je wilt …’ Hij wacht tot onze blikken elkaar ontmoeten en gaat dan verder. ‘Maar deze zomer moet je je houden aan alle regels van de … echte wereld.’ ‘De echte wereld,’ zeg ik hardop. Dat is een van Arturo’s lievelingsuitdrukkingen.
Uit: Marcelo en de echte wereld, Francisco X. Stork
7 Markeer het juiste antwoord. a De titel Marcelo en de echte wereld is een: – thematitel – een titel die verwijst naar een persoon – een symbolische titel b Marcelo en de echte wereld is een voorbeeld van: – een vertellend ik – een belevend ik – een personele hij – een alwetende hij
/6 c Het verhaal is geschreven in de: – ovt – ott d Marcelo is: – de protagonist – de antagonist
Zelftoets 1
83
e Er is spanning door: – de weersomstandigheden – de gebeurtenissen – de locatie
f Bij de laatste zin wil je weten wat Marcelo zal doen. Dat is een voorbeeld van: – flashforward – cliffhanger
8 Beantwoord de vragen. a Noteer drie innerlijke gedragskenmerken van Marcelo. Illustreer met een voorbeeld uit het fragment.
/3
Hij spreekt in de derde persoon over zichzelf. ‘De hersenen werden gescand terwijl – Marcelo naar muziek luisterde.’ – Er is iets niet in orde met zijn hersenen. ‘Ik weet dat Arturo niet blij is met mijn bezoekjes aan dokter Malone. Wat heeft de dokter ditmaal met je uitgespookt? Her senen werden gescand.’ – Hij hoort muziek die er niet is. ‘Echte muziek of het soort dat alleen jij kunt horen?’ – Hij spreekt zijn vader niet aan met ‘papa’. ‘Arturo staat in zijn vlees te prikken.’ – Hij kan niet spontaan antwoorden. ‘Ik heb even tijd nodig om woorden te vinden.’ /5
b Beantwoord met waar/niet waar. Stelling
Waar/niet waar
Marcelo zit op een gewone school.
Niet waar
Paterson is een school voor kinderen met een leerachterstand.
Waar
Arturo vindt dat Marcelo niets bijleert in Paterson.
Waar
Marcelo kan zich vlot verdedigen.
Niet waar
Arturo vindt het belangrijk dat er tests gedaan worden.
Niet waar
9 Lees het gedicht. Markeer het juiste antwoord. Mijn broertje r Ik heb een klein broertje met wit haa en een grote snottebel, ik heb een klein broertje van twee jaar, en ‘t is een leuk ventje, dat wel. Als ie stout is krijgt ie weinig straf, want hij is ook nog zo klein. Met mij loopt dat wel anders af: ik moet verstandig zijn. Hij begrijpt er nog zo weinig van wanneer ik hem vertel, kan, dat ie niet met mijn speelgoed spelen maar ‘t is een leuk ventje, dat wel.
84
Deel 1
/4
Hij maakt wel ‘es dingen van me stuk en dat is niet zo fijn. Maar het is ook nog zo’n kleine puk, en ik moet verstandig zijn. Hij zit aan mijn meccanodoos en aan mijn voetbalspel, en soms is het wel erg hopeloos, maar ‘t is een leuk ventje, dat wel. Dat wel. Willem Wilmink
,
a Het gedicht telt 21/5 strofen. b ‘Kleine puk’ is een voorbeeld van een vergelijking/metafoor. 10
/3
Lees het gedicht. Markeer het juiste antwoord. a ‘Ik heb de pijn op de kachel gezet’ is een voorbeeld van een metafoor/vergelijking/ personificatie. b ‘Lekker vers’ is een voorbeeld van een alliteratie/assonantie. c In de laatste vier verzen komen vooral korte/lange klanken voor.
Taalsysteem 1 Ga naar www.knooppunt.net voor een oefening op werkwoorden. 2 Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm. De tijd moet je afleiden uit de context. a Vorige lente (zetten) onze hond vier leuke pups op de wereld. Nu (dartelen) en (spelen) ze er al op los! b Als we een woord niet (kunnen) schrijven, dan (spellen) de leraar het voor ons.
zette dartelen – spelen kunnen spelt
c Mijn tante (missen) haar zoontje dat momenteel op kamp is.
mist
d Juul (broeden) wekenlang op een plannetje om zijn broer Lowie
broedde
te foppen, alvorens hij het daadwerkelijk (uitvoeren). e Gisteren (brengen) ik mijn hamster naar de dierenarts.
uitvoerde bracht
Die (verdoven) mijn huisdier eerst,
verdoofde
waarna hij het vakkundig (opereren).
opereerde
Daarna (laten) hij de hamster ontwaken onder een warmtelamp.
liet
f Zo snel hij (kunnen), (rennen) de agent achter de dief die hij op heterdaad (betrappen). Uiteindelijk kreeg hij hem te pakken.
/15
kon – rende betrapte
Zelftoets 1
85
3 Schrijf de werkwoordvormen correct in de tabel.
/11
Eksters (schelden)(1) ons uit Eksters (herkennen)(2) mensen en ‘(uitschelden)(3) ze’, als het personen (zijn)(4) die hun nest (bedreigen)(5). Dat (blijken)(6) uit een onderzoek dat gepubliceerd (worden)(7) in het wetenschappelijke tijdschrift Animal Cognition. Tijdens een routine-inspectie van eksternesten in Zuid-Korea (merken)(8) een onderzoeksteam dat de vogels in staat (zijn)(9) individuen te herkennen die eerder naar een nest (zijn)(10) geklommen. Vervolgens (worden)(11) ze achtervolgd door de vogels. De onderzoekers die bezig (zijn)(12) de kuikens te meten en bloedmonsters te nemen, (kwalificeren)(13) de bevindingen eerst als ‘toevallig’. Om zeker te weten dat eksters het verschil tussen mensen konden zien, werd een reeks experimenten gedaan. Er werd gekeken naar de reactie van de vogels wanneer één van de onderzoekers (die vaker naar het nest (klimmen)(14)) in de buurt (komen)(15) en de reactie wanneer een vreemdeling dat deed. De eksters (beginnen)(16) te ‘schelden’ tegen de bekende onderzoekers, terwijl ze gewoon (wegvliegen)(17) als een vreemde hun nest naderde. De onderzoekers probeerden zelfs de eksters om de tuin te leiden door zich te verkleden, maar daar (trappen)(18) de slimme vogels niet in. De ekster is overigens niet de enige vogel die gezichten (herkennen)(19). Amerikaanse kraaien en de Amerikaanse spotlijster hebben dezelfde capaciteiten. Dr Wonyoung Lee, één van de onderzoekers, (vermoeden)(20) dat de herkenning gebeurt op basis van gezichtskenmerken, al zijn er nog onvoldoende experimenten uitgevoerd om die hypothese te staven. Naar: www.skynet.be
1
schelden
6
blijkt
11
werden
16
begonnen
2
herkennen
7
werd
12
waren
17
wegvlogen
3
schelden uit
8
merkte
13
kwalificeerden 18
trapten
4
zijn
9
waren
14
klom
19
herkent
5
bedreigen
10
waren
15
kwam
20
vermoedt
4 Leg het verschil uit tussen deze twee krantenkoppen:
Oude man beroofd
Oude man berooft
Met ‘beroofd’ wil het zeggen dat iemand de man heeft overvallen. Met ‘berooft’ staat er dat de oude man zelf een overval pleegde. Taalbeschouwing: taalgebruik 1 Leg duidelijk uit wat er mis is met deze zinnen en verbeter ze.
86
Deel 1
/4
a Dat is het schoonste meiske da’k ooit gezien heb. Uitleg: Deze zin is niet in het Standaardnederlands, maar in een tussentaal ge
schreven. Tussentaal is een informele omgangstaal, geen dialect.
Verbetering: Dat is het mooiste meisje dat ik ooit gezien heb. b Vermits u nog steeds niet betaald heeft, zal ik uw moeder moeten bellen. Uitleg: Deze zin is in schriftelijke of formele taal geschreven en klinkt ouder
wets. Bovendien wordt hier duidelijk een jongere aangesproken en het
klinkt vreemd om die met ‘u’ aan te spreken.
Verbetering: Omdat je nog altijd niet betaald hebt, zal ik je moeder moeten bellen 2 Duid aan of deze zinnen informeel of formeel zijn. Noteer daarna in welke communicatieve situatie je ze zou kunnen gebruiken. /3 a Kunt u tonen waar u die aanhoudende pijn precies voelt?
FOR / INF
Communicatieve situatie: Persoonlijk antwoord. Bv. een dokter tegen een patiënt b Ben je braaf geweest op school?
FOR / INF
Communicatieve situatie: Persoonlijk antwoord. Bv. een moeder tegen haar kind c Volgende week zullen we dit tijdens de algemene vergadering verder toelichten.
FOR / INF
Communicatieve situatie: Persoonlijk antwoord. Bv. directeur tegen zijn personeel 3 In deze zinnen herken je jongerentaal. Noteer waar deze nieuwe jongerenwoorden (cursief gedrukt) vandaan komen.
/3
a Amaai, nu zijt gij wel gejost jong. à Techniek: volledig nieuwe woorden gebruiken b Dat was echt gemaan neig. à Techniek: superlatieven gebruiken c Heb je die chick al eens goed bezien? à Techniek: Engelse woorden gebruiken 4 Lees deze waargebeurde situatie en beantwoord daarna de vragen./5 Een reporter van Terzake stelt aan Bart De Wever de volgende vraag: ‘Voelt u zich gejost door het paleis dat u geen timing hebt gekregen, geen partners die gekozen worden?’ Waarop De Wever antwoordt: ‘Het woord jossen is volgens mij tussentaal en behoort niet tot de Nederlandse spraak. Ik ga daar niet op antwoorden.’ a Wat betekent ‘jossen’?
De pineut zijn. (Er ‘bijgelapt’ worden door iemand die je goed kent, wat niet altijd slecht bedoeld is.) b Bart De Wever spreekt over ‘tussentaal’. Wat betekent die term?
Tussentaal is een taalvariant die tussen het dialect en het Standaardnederlands staat. Het is een informele omgangstaal.
Zelftoets 1
87
c Wanneer kun je wel tussentaal gebruiken? Geef drie voorbeelden.
5 Vul aan met het juiste schooltaalwoord. Je krijgt telkens de beginletter.
/5
gemakkelijk omdat je telkens de beginletter krijgt; anders was het a Deze oefening is relatief moeilijker geweest. evaluatie. Dat wil zeggen dat je het b Voor dat vak krijg je geen proefwerk, maar er is permanente hele jaar door beoordeeld wordt. c In het boek dat je moest lezen voor Nederlands, had het personage een m om die otief onbekende aan te vallen: hij had hem namelijk eerst beroofd. d De leraar maakt een o tussen wat je moet kennen en wat je moet kunnen voor een nderscheid toets. e Het t van dat verhaal is vriendschap: het gaat over twee vrienden die elkaar steeds hema trouw blijven, ondanks heel wat tegenslagen. 6 Maak zelf voorbeeldzinnen om de betekenis van de schooltaalwoorden duidelijk te maken. Creëer telkens een schoolse context. a formuleren b situeren c opsommen d benoemen e toepassen
/10
7 Vul de ontbrekende woorden in.
/5
Op dat f kun je discussiëren over de internationale politiek. Mensen van over de hele wereld orum geven online hun mening en reageren op elkaar. De dierenarts heeft de hond een n arcotiserend middel toegediend zodat de hond kan kalmeren en de dierenarts de hond rustig kan behandelen. Toen de chauffeur werd tegengehouden door de politie, begon hij te tieren en te schelden. Nu heeft hij er een tweede boete bovenop gekregen: een voor v geweld. erbaal Omdat veel iPhone-bezitters nu eenmaal per se het allernieuwste model willen hebben, zal de verkoop van iPhones in de aanloop naar de lancering van het nieuwste model vertragen. Dat is een f dat zich bij elke lancering voordoet. enomeen Veel kinderen moet je s om huiswerk te maken. Vaak hebben ze er geen zin in en doen ze timuleren het maar half. Dan moeten ouders ingrijpen en proberen hen te motiveren.
88
Deel 1