Jezus roept vissers tot leerlingen - Mc 1,16-20 (ook Mt 4,18-22 en Lc 5,111) vertaling Toen Jezus langs het meer van Galilea trok, zag hij Simon en zijn broer Andreas. Ze waren bezig hun netten in het meer uit te gooien. Ze waren vissers. ‘Ga met mij mee,’ zei Jezus tegen hen, ‘ik zal jullie vissers van mensen maken.’ Meteen lieten ze hun netten liggen en volgden hem. Een beetje verder Jezus Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer. Zij waren in hun boot bezig de netten te herstellen. Toen Jezus hen zag, riep hij hen onmiddellijk. En ze lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter en gingen met hem mee.
bewerking 1
(combinatie met Jo 21,1-14)
De eerste leerlingen van Jezus zijn vissers. Een paar van hen ken je al: Petrus, Andreas, Jacobus en Johannes. Jezus houdt veel van vissers. Hij zegt hen dat Hij komt om over God te vertellen. Op een morgen gaat Jezus weer naar het meer. Petrus en Andreas zijn juist bezig hun netten schoon te spoelen. “Petrus, vaar eens met Mij het meer op om het net uit te gooien!” Petrus is moe en zegt: “Heer, wij hebben de hele nacht gevist en bijna niets gevangen.” “Probeer het nog maar eens”, zegt Jezus. Petrus wil Jezus een plezier doen en stapt met Hem de boot in. In het midden van het meer gooit hij het net uit. Na een tijd halen ze het boven. Maar wat is dat? Het scheurt bijna. Het zit boordevol vis! Petrus valt op zijn knieën en zegt tot Jezus: “Meester, ik durf niet bij jou blijven. Jij bent zo groot en heilig.” Maar Jezus zegt: “Petrus, kom en volg Mij. Ik heb jou en je vrienden nodig om naar de mensen te gaan. Je moet hen vertellen over God die van alle mensen houdt.” Ze geloofden in Jezus en volgden Hem.
bewerking 2 Jezus kon mooi vertellen. Hij vertelde verhalen aan mensen die Hij op zijn reis tegenkwam. De mensen luisterden aandachtig naar zijn boodschap en vertelden die op hun beurt weer verder. Laten we goed luisteren naar het woord van God.
Jezus wandelt langs het meer. Hij spreekt tot de mensen. Dan ziet Hij Petrus en Andreas. “Kom en volg Mij”, zegt Jezus. Petrus antwoordt: “maar wij zijn vissers; wij moeten vissen!” Jezus zwijgt en kijkt hem aan. Dan zegt Hij met zachte stem: “Kom maar, vanaf nu zullen jullie mensen vissen!” Petrus begrijpt het niet zo goed. Maar hij volgt Jezus, en Andreas ook. Een beetje verder ziet Jezus nog twee andere vissers., Jakobus en Johannes. Hij vraagt: “Komen jullie ook mee?” Ze antwoorden: “Ja, Jezus, wij gaan mee!” En ze laten hun boten achter. Samen trekken ze door het land om Jezus’ droom waar te maken. Ze vertellen aan iedereen dat God van alle mensen houdt. Dat maakt de mensen blij en ze geloven in God.
bewerking 3 Wij geven hier een voorstel van hoe het evangelie in dialoogvorm kan gelezen worden. L= lector J= priester A= apostel = liefst 2 kinderen of jongeren. Al en A2 AA = beiden gezamenlijk L:
In die dagen ging Jezus naar Galilea. Hij verkondigde er de Blijde Boodschap en sprak tot het volk:
J:
"Het Rijk van God is dichtbij. Bekeer je en geloof in de Blijde Boodschap."
L:
Toen Jezus dan bij het meer van Galilea kwam zag Hij Simon en zijn broer Andreas, die op het meer hun netten uitwierpen om te vissen.
Al:
"Wie is die man daar aan de oever?"
A2:
"Dat is Jezus, de man uit Nazaret. Hij vertelt de mensen over een goede boodschap."
Al:
"Kijk, Hij wenkt ons!"
L:
Jezus roept de twee vissers en vraagt hen
J:
"Willen jullie Mij helpen om aan alle mensen het Blijde Nieuws over God te vertellen. Kom mee en volg Mij!"
AA:
"Ja, Jezus, wij willen graag met U meegaan."
J:
"Ik zal maken dat jullie vissers van mensen worden. De mensen zullen ook naar jullie toekomen om het Blijde Nieuws van God te horen."
AA:
"Maar dat kunnen wij niet, hoor."
J:
"Jawel, want Ik zal jullie alles leren over mijn Vader in de hemel."
L:
Een eindje verder zag Jezus nog twee vissers, Jacobus en Johannes, die hun netten aan het herstellen waren. Hij vroeg hen:
J:
"Willen jullie ook Mijn vrienden zijn? Willen jullie ook meehelpen om mensen het Blijde Nieuws te vertellen? Gaan jullie met Mij mee?"
AA:
"Ja, Jezus, wij gaan met U mee! Wij willen goed zijn voor mensen en hopen dat Jij ons vertelt hoe wij dat kunnen."
L:
Zij namen onmiddellijk afscheid van hun vader, Zebedeüs, en volgden Jezus.
bewerking 4 Verteller: bidden.
Jezus heeft de hele nacht doorgebracht in het gebergte om er te
Pauline:
Vroeg in de morgen wandelt Hij langs het meer. Vandaag is Jezus opvallend stil. Hij denkt diep na. Hij denkt aan de droom van zijn hemelse Vader: VREUGDE EN VREDE VOOR ALLE MENSEN! Dit goede nieuws wil Jezus graag aan alle mensen vertellen! Plots blijft Jezus staan. Hij kijkt glimlachend naar de vissers die hun boot binnenhalen en hun netten spoelen.
Jezus:
Ik blijf niet alleen, ik zoek vrienden die ook over God willen vertellen. Niemand hoeft bang te zijn, want God ziet elke mens graag.
Verteller:
De vissers zijn druk in de weer. Jezus stapt naar hen toe en roept hen één na één.
Jezus:
Dag..., mijn vriend. Ik heb je nodig. Wil je met Mij meegaan? Wil je Mij helpen om de mensen over de goede Vader te vertellen?
Pieter-Jan: Ja, Jezus, ik ga met Jou mee! Jezus: Elisha: Jezus: Yordy:
… jij kan zo goed luisteren naar de anderen. Ga je mee? Ja, Jezus ik ga met Jou mee! … jij kan zo goed de handen uit de mouwen steken en helpen. Ja, Jezus, ik ga met Jou mee!
Jezus:
… jij met je lieve glimlach, wil je mee helpen?
Timon:
Ja, Jezus, ik ga met Jou mee.
Jezus:
… jij die zo stil van mooie dingen kunt genieten, ga je mee?
Vincent:
Ja, Jezus, ik ga met Jou mee!
Verteller:
Zo groeit de vriendenkring van Jezus. Iedereen is welkom. Iedereen telt mee!
Jezus:
Dank U, lieve vrienden, dank U voor uw jawoord. Het is fijn dat ieder van U mee wil gaan. Kom, wij gaan samen aan het werk. Wij vertellen aan alle mensen, hoe groot, goed en trouw God, onze hemelse Vader, is.
bewerking 5 V.
Op zekere dag ging Jezus naar het meer van Galilea. Het was mooi weer. De zon schitterde aan de hemel. Er waren vissers aan het werk; sterke mannen. Ze gooiden hun netten uit in het water. Jezus keek heel vriendelijk naar de vissers en Hij dacht…
P.
Wat hou Ik veel van die vissers. Misschien willen ze met me mee gaan om alle mensen over mijn goede Vader te vertellen.
V.
Jezus hoorde de vissers praten met elkaar.
V1.
Kijk, daar is Jezus!
V2.
Ken jij Hem dan?
V1.
Ja, het is die man die zoveel goede dingen doet.
V3.
Hij is de zoon van de timmerman.
V4.
Hij houdt van iedereen.
V5.
Hij is een heel bijzondere man.
V6.
Ik wil Hem beter leren kennen.
V.
Jezus hoort hen zo praten met mekaar. Hij gaat naar hen toe en roept:
P.
Kom met Mij mee! Ik heb ander werk voor jullie.
V.
Petrus, één van de vissers, trok het visnet op de oever en riep:
V7.
Ik ga met je mee Heer. Ik wil een vriend van God en van Jou zijn.
V.
Allen liepen ze naar Jezus toe. Ze lieten alles achter. Samen met Jezus wilden ze aan alle mensen over God vertellen. Want God houdt van iedereen.
bewerking 6 Petrus vertelt: Mijn broer Andreas en ik waren vissers. We hadden een boot en we woonden vlakbij het meer. Weet je wanneer we heel vaak visten? Als het nacht was. Overdag schijnt de zon op het water. Dat maakt het water warm en dan verdwijnen de vissen naar de diepte waar het niet zo warm is. Maar als de zon weg is, dan komen de vissen weer boven. Dan kun je ze weer vangen. Daarom gingen Andreas en ik heel vaak ’s nachts vissen. Maar het gebeurde ook wel dat we dichterbij bleven en niet met de boot uitgingen. Dan vingen we de vis die aan de kant zwemt. We gooiden grote netten uit en vingen zo de vis. Op een dag waren Andreas en ik aan het vissen. Niet met de boot, maar vlak vooraan in het water. Met onze blote benen stonden we in het water. We gooiden een groot net uit en probeerden zo de vis te vangen. Op die dag kwam er iemand aan. We kenden Hem wel, want Hij woonde in ons dorp. Het was Jezus. Hij kwam naar Andreas en mij toe en Hij zei: “Kom met me mee, dan zal ik jullie vissers van mensen maken.” Nou, we keken wel vreemd op. Zomaar meegaan? Maar toch, we konden het niet laten en we zijn met Hem meegegaan. Jullie hebben natuurlijk al begrepen wie die man was die ons riep. Het was Jezus. Maar wat betekent het nu toch: “Ik zal jullie vissers van mensen maken”? Dat wil zeggen dat je niemand aan de kant laat staan, dat je niemand in de put laat zitten. Zoals je ook door Jezus in zijn net wordt opgevangen. Samen met Andreas zijn we nu vrienden van Jezus. Met Jezus vertellen we veel over God die van alle mensen houdt.
Liederen -
Jezus die langs het water liep
Zingt Jubilate, nr. 562
-
Het was op een dag bij het meer http://zangbundel.optinternet.be/Joker.pdf
-
Simon en Andreas
-
Simon en Andreas
Jan D. van Laar, Bijbelliederen, III, nr. 35
tekst en muziek: Lee Ann Vermeulen, uit CD: ‘Kom aan boord’ (tracks te beluisteren via: http://www.gospel.nl/details.php?artikelID=1199&affiliateID=4462) Simon en Andreas waren vissers op de zee Maar Jezus vroeg: “hé volg je Mij?” En ze gingen met Hem mee Ja, zij gingen met Hem mee Refr. Maar niet om vissen te vangen maar mensen te winnen voor het Koninkrijk van God voor het Koninkrijk Van God. Jacobus en Johannes waren vissers op het meer Maar Jezus vroeg: “hé, volg je Mij?” En hun antwoord was: “ja, Heer!” Ja, hun antwoord was: “ja, Heer!” Refrein Wil je net zo zijn als Simon en Andreas Wil je net zo zijn als Jacobus en Johannes Dan hoef je niet te vissen op de zee of op het meer Als Jezus vraagt: “hé, volg je Mij?” Zeg dan ook: “ja, Heer!” Zeg dan ook: “ja, Heer!”