Jeugd Op het Rechte Pad in gemeente Leidschendam-Voorburg Een toekomstbestendige aanpak?!
Drs. T. Tudjman Drs. A. van de Vooren Y. Seidler, MA
i
ii
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .............................................................................................. i Samenvatting .............................................................................................. 3 Hoofdstuk 1
Jeugd op het Rechte Pad ................................................... 9
1.1
Aanleiding .............................................................................................. 9
1.2
Probleemstelling en onderzoeksmethoden ........................................... 9
1.2.1
Probleemstelling ................................................................................. 9
1.2.2
Onderzoeksmethoden....................................................................... 10
1.2.3
Onderzoeksactiviteiten...................................................................... 11
1.3
Leeswijzer ............................................................................................ 14
Hoofdstuk 2
Werkwijze JORP ................................................................ 15
2.1
Doel JORP project ............................................................................... 15
2.2
Van aanmelding tot monitoring ............................................................ 16
2.2.1
Fasen JORP aanpak ......................................................................... 16
2.2.2
Voorportaal JORP ............................................................................. 18
2.3
Organisatie JORP project .................................................................... 18
2.3.1
Gremia .............................................................................................. 18
2.3.2
Instanties: Input en rol....................................................................... 19
Hoofdstuk 3 3.1 3.1.1
Analyse van JORP aanpak ............................................... 23
Werkwijze JORP: doelen, activiteiten en resultaten ............................ 23 Doelen SMART formuleren ............................................................... 23
3.2
Activiteiten van JORP .......................................................................... 31
3.3
Effecten van JORP .............................................................................. 33
3.4
Beantwoording onderzoeksvragen 1 en 2 ........................................... 36
i
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4
Methodes van jeugdinterventies ..................................... 37
4.1
Inleiding ................................................................................................ 37
4.2
Algemeen werkzame factoren ............................................................. 37
4.3
Literatuuronderzoek: 12 min ................................................................ 40
4.4
Literatuuronderzoek: 12 plus ............................................................... 42
4.5
Vergelijking met andere gemeenten .................................................... 45
4.6
Beantwoording onderzoeksvragen 3 en 4 ........................................... 47
Hoofdstuk 5
Verbeterpunten en toekomst scenario’s......................... 49
5.1
Verbeterpunten werkwijze JORP ......................................................... 49
5.2
Toekomstscenario’s ............................................................................. 51
Literatuurlijst ............................................................................................ 55 Bijlage 1
Respondentenlijst ............................................................. 59
Bijlage 2
Voorbeelden effectieve jeugdinterventies ...................... 60
ii
Samenvatting Inleiding en probleemstelling De gemeente Leidschendam-Voorburg is vanaf 2011 begonnen met de aanpak Jeugd op het Rechte Pad (JORP) om de jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit in Leidschendam-Voorburg terug te dringen met een sluitende ketenaanpak. De belangrijkste troef hierin is het convenant dat door alle betrokken partijen (vanuit de justitiële, gemeentelijke en zorgaanbieders hoek), ondertekend is. In dit convenant is geregeld dat alle partijen informatie uit hun eigen systeem met elkaar kunnen uitwisselen. Aan onderzoeksbureau Risbo (EUR) is gevraagd om de JORP aanpak nader te analyseren op zowel programmaniveau als procesniveau. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd: 1. SMART maken van de doelstelling van het project: het verminderen van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit. 2. Is de JORP uitvoer effectief? Wat wordt ingezet en wat levert het op? 3. Welke methodes (evidence based) voor jeugdinterventies zijn er, die voor de gemeente zouden kunnen werken? 4. Wat kunnen we preventief inzetten voor de jeugd onder de 12 jaar?
De onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van de theory of change methode door middel van 18 diepte-interviews met sleutelpersonen, een kwantitatieve en kwalitatieve analyse naar doelen, activiteiten en beoogde effecten en een literatuurstudie naar evidence based methoden voor de aanpak van kinderen (12-) en jongeren (12+).
Aanmelding tot monitoring In het voorportaal bekijkt de politie welke jongeren die wonen in Leidschendam-Voorburg overlast veroorzaken. Afhankelijk van de zwaarte van de overlast, komt een jongere in aanmerking voor de JORP aanpak (fase 1). In het JORP uitvoeringsoverleg bespreken de projectleider en casemanagers van JORP samen met politie welke jongeren worden uitgenodigd voor een gesprek (fase 2). Er wordt zoveel mogelijk informatie over de jongere verzameld (fase 3). Alle geïdentificeerde ‘JORP jongeren’
3
Samenvatting
worden met hun ouders uitgenodigd voor een gesprek op het politiebureau (fase 4). In de gesprekken wordt duidelijk gemaakt dat een jongere zijn/ haar gedrag moet veranderen. Er zijn diverse interventiemogelijkheden die aan de jongere aangeboden kunnen worden, afhankelijk van de wil om mee te werken en de behoefte (fase 5). Gedurende de looptijd wordt periodiek contact onderhouden en de plannen van aanpak worden gemonitord door de casemanager (fase 6). Als een jongere na een jaar niet meer in beeld bij de politie is geweest, dan wordt een jongere van de JORP lijst afgehaald.
Analyse De samenwerking tussen JORP partners verloopt goed, er is sprake van een sterke vertrouwensband en enthousiasme over de aanpak en inzet. De tweeledige doelstelling van JORP is SMART geformuleerd: a) de overlast in de gemeente Leidschendam-Voorburg terugdringen en b) zorgen dat JORP jongeren, al dan niet via een zorgtraject, doorstromen naar een nuttige dagbesteding, te weten studie of een baan. Voor de korte en lange termijn dienen er realistische indicatoren opgesteld te worden. Te denken valt aan: Welk percentage jongeren dient na een jaar niet meer met politie in contact te zijn geweest? en ”Hoeveel jongeren zijn er geplaatst in een zorgtraject of geholpen aan een zinvolle dagbesteding?” Deze indicatoren dienen gemonitord en na afloop van de termijn geëvalueerd te worden. Dat maakt bijstelling van de opdracht en het hebben van realistische verwachtingen mogelijk. Ook maakt het SMART opstellen van doelen het mogelijk voor ketenpartners om tot een gezamenlijke definition of the situation te komen om JORP ook op lange termijn goed te laten functioneren. Hierin is het van belang dat de gemeente haar capaciteiten juist benut. Ze moet de regierol nemen en zorgen dat de mensen met de juiste capaciteiten en kennis de uitvoering van de aanpak op zich nemen.
Gedragsverandering bewerkstellingen is een belangrijke taak voor JORP. Gedragsverandering bij de JORP jongeren vindt alleen plaats als aan drie voorwaarden voldaan wordt: motivatie van de jongere, capaciteitsvaardigheden aanleren en de gelegenheid krijgen om te werken aan toekomstperspectief (zie Poiesz, 1999).
4
Samenvatting
Effecten van JORP Ten aanzien van de behaalde resultaten kunnen we stellen dat: -
JORP partners enthousiast zijn over hun samenwerking en over JORP als project: informatie wordt goed gedeeld en de communicatielijnen zijn kort.
-
Actiepunten en informatie over doorverwijzing is volop aanwezig, maar kunnen tijdens het JORP overleg nog diepgaander en gestructureerder besproken en uitgevoerd worden.
-
De overlast is zichtbaar afgenomen, van ruim 1400 meldingen in 2010 naar ongeveer 750 in 2011.
-
Het werken aan persoonlijke (sub)doelen van jongeren is work in progress. Hier blijkt dat het goed volgen van jongeren en de follow-up belangrijk zijn in een succesvolle aanpak voor jongeren.
Evidence based jeugdinterventie methodes en preventiemaatregelen Op basis van verschillende studies is een lijst opgesteld met algemeen werkzame factoren die als randvoorwaarden gelden voor elk type interventie. Daarnaast zijn er verschillende methodes besproken die zich richten op kinderen onder de 12 jaar en boven de 12 jaar. In vier vergelijkbare gemeenten is bekeken hoe de projecten rondom jongerenoverlast georganiseerd worden. Er zijn overeenkomsten te vinden met betrekking tot het gebruik en verwerking van verzamelde informatie over jongeren en het overstappen op het GCOS datamanagementsysteem. Daarnaast zijn er ook flinke verschillen: JORP spreekt met álle jongeren en ouders, het project combineert regie en uitvoering. In de andere gemeenten beperkt de gemeente zich tot regisseur en wordt de uitvoering aan partners uit het veld overgelaten. Verder is in de onderzochte gemeenten wel aandacht voor jonge kinderen, maar er is geen specifiek beleid geformuleerd gericht op jonge kinderen.
Verbeterpunten Er is een aantal verbeterpunten geformuleerd voor de werkwijze van JORP. 1. Het ontwikkelen van een gestandaardiseerde werkwijze voor het eerste gesprek en voor de bespreking van de jongere in het casusoverleg.
5
Samenvatting
2. Werken naar een uniform registratie- en informatiesysteem ter verbetering van het overzicht, inzage in de voortgang en monitormogelijkheden. 3. Bij professionals is meer inzicht en kennis nodig in van de culturele achtergronden van cliënten. 4. Daadwerkelijk een jongere een effectief (zorg-, werk-, scholing)traject aanbieden en dit ook monitoren. Dat vraagt om een duidelijke regierol van de gemeente ten opzichte van de lokale partners. 5. Een preventie aanpak is vaak effectiever en minder kostbaar. Dat vraagt naast JORP om een aanpak die zich richt op de ‘meelopers’, de jeugd onder 12 jaar en ouders, broertjes en zusjes van JORP jongeren. Toekomstscenario’s Er zijn twee scenario’s geschetst om de duurzaamheid van de JORP aanpak in de toekomst te borgen
Scenario 1: JORP blijft een volledig lokale aanpak Hierin blijft de regie volledig in handen van de lokale regievoerder in samenwerking met de lokale partners met als voordeel korte lijnen, betere zichtbaarheid van acties. Dat vraagt wel van bovenlokale partners dat zij lokaal moeten gaan werken, dat kan lastig zijn. In dit scenario zijn twee organisatievormen mogelijk, die ieder weer twee varianten hebben (zie onderstaande tabel):
Scenario 1 Volledig lokale aanpak
Organisatievorm a Regie en organisatie binnen gemeente
Organisatievorm b Regie gemeente, uitvoering lokale partner
Variant I
Ingedaald binnen een reguliere organisatie van de gemeente met aparte JORP medewerkers
Regie en uitvoering zijn volledig gescheiden
Variant II
Ingedaald binnen een reguliere organisatie van de gemeente met medewerkers “jeugd en veiligheid”
Regie en uitvoering zijn deels gescheiden: gemeente en partners maken afspraken wie wat doet.
6
Samenvatting
Scenario 2: JORP opgesplitst in lokale en bovenlokale aanpak JORP jongeren worden lokaal aangepakt en geholpen, maar voor de harde kern jongeren blijkt de lokale aanpak ontoereikend gezien de ernst van de problematiek. De groep die hieronder valt zou, na lokaal uitbehandeld te zijn, opgeschaald kunnen worden naar bovenlokaal niveau, zoals het regionaal Veiligheidshuis Haaglanden.
7
Hoofdstuk 1
1.1
Jeugd op het Rechte Pad Aanleiding De gemeente Leidschendam-Voorburg, en dan met name de wijk Prinsenhof, heeft vanaf 2010 in toenemende mate te maken met jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit. Eind 2010 namen de burgemeester, politie en het OM (de lokale driehoek) het besluit om een meer integrale ‘veiligheidshuisachtige’ aanpak van de problematiek toe te passen.
Volgens een telling van februari 2012 ging het om een groep van 95 jongeren in de gehele gemeente Leidschendam-Voorburg. Van deze groep hielden 65 jongeren zich in de wijk Prinsenhof op, waarvan er 44 als crimineel aangemerkt werden en 21 als overlastgevend. Een kwart van hen zijn zogeheten ‘ leiders’, de rest zijn ‘volgers’. In het projectplan Aanpak jeugd (9 maart 2011) werd geconstateerd dat de huidige aanpak van overlastgevende en criminele jeugdgroepen niet voldeed om aan deze ontwikkeling een eind te maken. Een meer integrale (keten)aanpak, waarbij informatie tussen alle betrokken partijen uitgewisseld kan worden, zou tot betere resultaten moeten leiden. Het hoofddoel was om tot een sluitende ketenaanpak te komen van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit in Leidschendam-Voorburg. Doel van de aanpak was: a) overlast en criminaliteit in de wijk Prinsenhof terugdringen en b) het afglijden van de jeugd onder de twaalf jaar voorkomen. Deze aanpak is bekend geworden onder de naam Jeugd op het Rechte Pad (JORP).
1.2 1.2.1
Probleemstelling en onderzoeksmethoden Probleemstelling De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft onderzoeksbureau Risbo gevraagd om de JORP aanpak nader te analyseren op zowel
9
Hoofdstuk 1
programmaniveau als procesniveau. Specifiek wil zij de volgende onderzoeksvragen beantwoord zien: 1. SMART maken van de doelstelling van het project: het verminderen van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit. 2. Is de JORP uitvoer effectief? Wat wordt ingezet en wat levert het op? 3. Welke methodes (evidence based) voor jeugdinterventies zijn er, die voor de gemeente zouden kunnen werken? 4. Wat kunnen we preventief inzetten voor de jeugd onder de 12 jaar?
1.2.2
Onderzoeksmethoden De onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van de theory of change methode. Risbo heeft deze evaluatiemethode vertaald en toegepast vanuit de Amerikaanse naar de Nederlandse context (Weiss, 1995; Tudjman, de Jong & Snel, 2010 en Tudjman, 2012). Een belangrijk uitgangspunt in de theory of change evaluatiemethode is de aanname dat sociale programma’s (daaronder vallen ook jeugdinterventies) gebaseerd zijn op expliciete en impliciete assumpties (“theories”) over hoe en waarom een programma werkt. De evaluatie richt zich dan op het zichtbaar krijgen van deze assumpties en subassumpties. Met ‘theory’ wordt het geheel aan assumpties over een interventie en de te realiseren doelen daarvan bedoeld zoals die spelen in de interventiepraktijk zelf. Het zogenaamde idee achter een bepaalde aanpak. Een belangrijk punt in de theory of change methode is dat niet alle betrokkenen dezelfde ideeën hebben over wat een interventie beoogt te bewerkstelligen: beleidsmedewerkers kunnen hierover andere ideeën hebben dan uitvoerders en/of hun cliënten. Met andere woorden, verschillende betrokkenen hebben veelal verschillende definitions of the situation: verschillende inzichten over de aard van een problematiek en de manier waarop een interventie daarin verandering probeert te brengen. De theory of change-aanpak van evaluatieonderzoek is daarom per definitie ook een participatieve aanpak. Alle betrokken partijen kunnen hun eigen ideeën hebben over het doel en de werkingskracht van interventies en moeten daarom in de evaluatie worden gehoord. Belangrijk element van de theory of change is dat de doelstellingen zodanig geformuleerd worden dat de implementatie en effectiviteit ervan gemeten kunnen worden door middel van gezamenlijk vastgestelde en meetbare indicatoren. Door daarover gegevens te verzamelen kan nagegaan worden
10
Jeugd op het Rechte Pad
wat wel en niet werkt en waarom. Daartoe worden binnen de theory of change doelen en activiteiten fijnmazig uiteengerafeld in assumpties, hypothesen en subdoelen. Daarmee wordt de betrouwbaarheid dat de resultaten daadwerkelijk het gevolg zijn van het interventieprogramma en niet van andere, buiten het programma om staande effecten vergroot.
1.2.3
Onderzoeksactiviteiten Het onderzoek bestaat uit 3 stappen, die hieronder worden toegelicht.
1. Doelstelling JORP SMART formuleren Onderstaand schema geeft het voortdurende proces weer van doelstelling tot maatschappelijk effect tot nieuwe doelstelling. Aan de hand van de maatschappelijke situatie worden beleidsdoelen geformuleerd. Bij JORP is het beleidsdoel om de jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit op een acceptabel niveau te krijgen.
Om de uitvoering zo optimaal mogelijk te laten verlopen, is het ‘SMART’ formuleren van de beleidsdoelstellingen een vereiste. SMART staat voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.
11
Hoofdstuk 1
Om doelstellingen SMART te formuleren hebben we gesprekken gevoerd met betrokkenen op basis van de theory of change methodiek. Het is belangrijk dat er consensus bestaat of komt over de invulling van het traject JORP. Verschillende professionals kunnen namelijk een andere definitie hebben van wat bereikt moet worden en op welke wijze. Welke reikwijdte heeft bijvoorbeeld het begrip ‘acceptabel’? Dat zal per professional verschillen. In overleg met de opdrachtgever hebben er 18 interviews plaatsgevonden met (groepen) personen die op verschillende manieren en niveaus bij JORP betrokken zijn. Er is met leden uit de stuurgroep, projectgroep en het casusoverleg gesproken (zie bijlage 1). Tijdens de gesprekken is gevraagd naar de achterliggende doelen, activiteiten, indicatoren en assumpties van de JORP aanpak. Dit om een gemeenschappelijke probleemanalyse te bereiken die een reële basis biedt voor zinvolle veranderingen en daardoor ook voldoende draagvlak heeft. Vanuit deze gemeenschappelijke probleemanalyse zijn de doelstellingen SMART geformuleerd (zie paragraaf 3.1).
2. Effecten: kwantitatieve en kwalitatieve analyse Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden is zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve analyse uitgevoerd, hierna beschreven in stap 2a en stap 2b.
2a. Korte inventarisatie van het JORP Aanpak Systeem op bruikbaarheid voor een kwantitatieve effectanalyse. In het JORP Aanpak Systeem worden op een centrale manier de trajectvoortgang en de achtergrondkenmerken bijgehouden van geregistreerde jongeren. Tijdens deze stap is gekeken of het systeem voldoende informatie bevat voor een (indicatieve) kwantitatieve analyse van de effectiviteit van de sporen.
2b. Kwalitatieve effectevaluatie Een belangrijk onderdeel binnen de theory of change methodiek komt voort uit de antwoorden op de vraag: welke effecten probeert men te bereiken op de korte en lange termijn? Om te kunnen bepalen of die onderliggende (delen van) aannames van het JORP traject (on)houdbaar zijn, is een beoordeling van deze aannames
12
Jeugd op het Rechte Pad
nodig. De beoordeling van het interventietraject volgt, volgens de theory of change, uit twee invalshoeken: Kwalitatief participatieonderzoek door middel van semigestructureerde diepte-interviews met de genoemde actoren onder stap 1. Hierbij wordt de mate van effectiviteit van de interventie afgemeten aan de praktijkervaringen van betrokkenen. Het doel is hier dan niet zozeer om het causale verband aan te tonen tussen de interventie en het resultaat, maar om de aard en de betekenis van de interventie bloot te leggen zodat informatie wordt verschaft over waarom en hoe een bepaalde uitkomst wordt behaald of niet behaald. Raadplegen wetenschappelijke bronnen en effectstudies om de geldigheid van bepaalde veronderstellingen van de interventie te toetsen op hun effectiviteit, zoals ‘best practices’ in veiligheidshuizen in de regio (Den Haag, Rotterdam). Ook hebben we de databank voor Effectieve Sociale Interventies van MOVISIE en de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) nader bekeken en geanalyseerd. De JORP aanpak die teruggrijpt op een bepaalde methodische grondslag, is op basis van deze inzichten uiteindelijk beoordeeld als effectief, minder effectief, of onwenselijk.
3. Preventieve aanpakken voor jeugdigen onder 12 jaar Om de Prinsenhof op het gebied van veiligheid ook toekomstbestendig te maken is, naast de curatieve en repressieve interventies voor overlastgevende en criminele jongeren, ook aandacht voor preventie geboden. Er is volgens de gemeente een grote groep kinderen in de wijk (tussen de 8 en 15 jaar) die behoort tot een zogeheten risicogroep. Om tot een evidence based methode en instrumentarium te komen ter voorkoming van afglijden van deze groep is enerzijds gezocht in de databanken van MOVISIE en NJI naar bewezen effectieve interventies voor jonge kinderen. Tevens is gebruik gemaakt van (inter)nationale wetenschappelijke artikelen toegankelijk via de Erasmus Universiteit Rotterdam. Anderzijds zijn vier telefonische interviews afgenomen met gemeenten die in meer of mindere mate ervaring hebben met interventies voor deze doelgroep.
De telefonische interviews vonden plaats ná de interviews met betrokkenen van JORP. Derhalve konden de positieve punten en verbeterpunten van de
13
Hoofdstuk 1
JORP aanpak besproken worden met de vertegenwoordigers van de gemeenten. In de telefonische interviews is gevraagd of deze punten werden herkend en zo ja, hoe de betreffende gemeente ermee is omgegaan.
1.3
Leeswijzer Het rapport start in hoofdstuk 2 met een inzage in de operationele werkwijze van JORP. Tevens wordt de organisatiestructuur van het project weergegeven. In hoofdstuk 3 volgt de analyse van de JORP aanpak; hier passeren de SMART omschreven doelstellingen, de activiteiten en de (beoogde) resultaten de revue. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de algemene en specifieke werkzame factoren afkomstig uit evidence based methodes en interventies die ingezet kunnen worden bij problemen met kinderen onder 12 jaar en problemen met jongeren ouder dan 12 jaar. Daarnaast zijn beleidsaanpakken uit vier gemeenten vergeleken met de JORP aanpak en worden overeenkomsten en verschillen aangegeven. In het laatste hoofdstuk komen de verbeterpunten voor de werkwijze van JORP aan de orde en worden twee mogelijke scenario’s voor de JORP aanpak in de toekomst geschetst.
14
Hoofdstuk 2
2.1
Werkwijze JORP Doel JORP project De JORP aanpak is, zoals in de Inleiding aangegeven, ontstaan vanuit de niet toereikende aanpak van overlast gevende jongeren in de wijk Prinsenhof. Er miste slagkracht om daadwerkelijk iets te kunnen veranderen aan de situatie. De JORP aanpak richt zicht op het verbeteren en versimpelen van de samenwerking tussen alle betrokkenen. De belangrijkste troef hierin is het convenant dat door alle betrokken partijen ondertekend is. In dit convenant is geregeld dat alle partijen informatie uit hun eigen systeem met elkaar kunnen uitwisselen. Op deze manier kan op snelle en adequate wijze informatie gedeeld worden waarna actie kan worden ondernomen. Er zijn binnen dit convenant echter geen samenwerkingsafspraken gemaakt tussen partijen. Er wordt per casus bekeken wat er nodig is.
Bij de aanpak ligt de eerste prioriteit bij het opstellen van een JORP-lijst. De jongeren die aanmerking komen voor de aanpak worden geïdentificeerd met behulp van informatie afkomstig van politie. Er wordt zowel gekeken naar jongeren met antecedenten (strafbare feiten) als naar overlastgevende jongeren zonder antecedenten. Vervolgens zijn dossiers opgebouwd van de jongeren die op de JORP-lijst staan. De ketenpartners verzamelen deze informatie en delen deze kennis met elkaar tijdens het casusoverleg. Het casusoverleg wordt voorbereid door de secretariële ondersteuner van het JORP-project. Tijdens het overleg bespreken de partners de dossiers van JORP-jongeren en worden er afspraken gemaakt over de te nemen acties. De secretariële ondersteuner houdt in de gaten of actiepunten worden nagekomen en maakt verslagen van de bijeenkomsten.
JORP heeft op dit moment een drieledig karakter: repressief: overlast terugdringen, curatief: gericht op gedragsverandering preventief: voorkomen dat jongeren verder afglijden. Over het algemeen zijn de betrokken medewerkers het erover eens dat het meeste resultaat behaald kan worden onder jongeren die nog niet volledig in
15
Hoofdstuk 2
het criminele circuit zijn beland. Voor de absolute harde kern jongeren wordt aangenomen dat deze aanpak minder effectief zal zijn.
2.2 2.2.1
Van aanmelding tot monitoring Fasen JORP aanpak Er is een min of meer vaststaande werkwijze ontstaan om jongeren die overlast veroorzaken in kaart te brengen en aan te pakken. De aanpak is gericht op overlastgevende jongeren woonachtig in Leidschendam-Voorburg. Afhankelijk van de zwaarte van de overlast, komt een jongere in aanmerking voor de JORP aanpak. Er zijn zes fasen te onderscheiden in de JORP aanpak:
Fase 1: Aanmelding Politie, leerplicht, woningbouwcorporaties of andere ketenpartners melden een jongere aan voor de ketenaanpak. Dit gebeurt naar aanleiding van signalen van bijvoorbeeld wijkagenten, het onderwijsveld of het zorgnetwerk.
Fase 2: Uitvoeringsoverleg JORP Maandelijks komen de vertegenwoordigers van gemeente - projectleider JORP en de casemanagers - en politie bij elkaar om te bespreken welke jongeren worden uitgenodigd voor een gesprek. Wanneer besloten wordt een jongere op de lijst te plaatsen wordt fase 3 gestart.
Fase 3: Informatie inwinnen Ten eerste wordt alle beschikbare basisinformatie verzameld. Hierbij moet gedacht worden aan informatie over: woonadres, familieleden, school(verzuim), werk, inkomen etc. Daarnaast kijken de ketenpartners welke informatie over een jongere zij in hun systeem hebben; relevante informatie wordt gedeeld met de andere ketenpartners. De gemeente is aan 1
het overstappen op het informatiesysteem GCOS , dat bedoeld is om ketenpartners te ondersteunen bij het casusoverleg. Wanneer alle informatie verzameld en geïnventariseerd is, wordt de jongere en zijn/haar ouders formeel op de hoogte gesteld en spoedig daarna uitgenodigd voor een gesprek. 1
16
Generiek Casus Ondersteunend Systeem
Werkwijze JORP
Fase 4: Uitnodiging en eerste gesprek De jongere en zijn/haar ouders ontvangen een aangetekende brief van de gemeente, namens alle ketenpartners waarin zij uitgenodigd worden voor een gesprek op het politiebureau. Bij dit gesprek zijn vertegenwoordigers van de politie en de gemeente aanwezig en eventueel een ketenpartner. Wanneer de jongere en/of de ouders niet verschijnen voor de afspraak op het politiebureau dan gaan de ketenpartners naar het woonadres van de jongere toe.
Gesprekken met de jongere en ouders/verzorgers hebben tot doel duidelijk te maken dat het gedrag van de jongere niet acceptabel is en ook niet (meer) getolereerd wordt. Er worden afspraken gemaakt over het te volgen traject. Als de jongere en zijn ouders/verzorgers het probleem willen erkennen en met (extra) hulpverlening instemmen dan kunnen diverse interventiemogelijkheden in gang worden gezet, afhankelijk van de behoefte. Een mogelijke uitkomst van het gesprek kan ook zijn dat de jongere het probleem niet erkent en/of dat de ouders het probleem niet erkennen. Er zijn dan diverse interventie strategieën mogelijk om druk uit te oefenen op de jongere en/of de ouders. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld een Persoons Gerichte Aanpak (PGA). Een andere mogelijkheid is om in overleg met de woningcorporatie te kijken of de huurovereenkomst ingezet kan worden om medewerking af te dwingen. Wanneer de situatie dreigt te escaleren of te verergeren en er lokaal geen mogelijkheden meer zijn dan kan worden opgeschaald naar het regionale Veiligheidshuis in Den Haag. Met het OM worden de mogelijkheden voor justitiële maatregelen verkend.
Fase 5: Casusbespreking Op basis van de bevindingen uit het eerste gesprek wordt in samenspraak met de ketenpartners een plan opgesteld. Tijdens het overleg is een aantal partijen standaard aanwezig: Politie, OM, OOV, Leerplicht, Bureau Jeugdzorg/jeugdreclassering, casemanager van de gemeente en projectleider JORP. Daarnaast worden, casusafhankelijk, partijen uitgenodigd om de casus te bespreken en wordt gezamenlijk de aanpak en uit te voeren acties besproken, bijvoorbeeld het inschakelen van het jongerenwerk, het houden van een familieberaad, het inzetten van een test.
17
Hoofdstuk 2
Fase 6: Monitoring en vervolgacties Gedurende de looptijd wordt periodiek contact onderhouden en de plannen van aanpak worden gemonitord door de casemanager. Wanneer het verloop van het traject niet voldoet kan er door de casemanager actie worden ondernomen. De jongere wordt herhaaldelijk in het casusoverleg besproken indien daar aanleiding voor bestaat.
Afsluiting casus Indien de jongere minimaal een jaar niet bij de politie in beeld is geweest en is toegeleid naar een zorgtraject of een andere vorm van dagbesteding, wordt in het casusoverleg besloten of deze jongere van de JORP lijst kan worden afgevoerd.
2.2.2
Voorportaal JORP De politie investeert momenteel in het ‘Voorportaal JORP’. Zodra er een signalering wordt gedaan in een wijk van verdachte activiteiten van jongeren die nog niet op de JORP lijst staan gaat de wijkagent op huisbezoek. Van het voorportaal gaat een preventieve werking uit, met als doel te voorkomen dat jeugdigen het criminele pad op gaan.
2.3 2.3.1
Organisatie JORP project Gremia De volgende gremia zijn te onderscheiden binnen het JORP-project:
Stuurgroep: Strategisch overleg met burgemeester, projectleider, ambtelijk opdrachtgever, politie (bureauchef), Officier van Justitie OM. Uitvoeringsoverleg: gemeente (casemanagers en projectleider en politie,. Overleg met woningcorporaties: gemeente, politie en woningcorporaties Casusoverleg: maandelijkse informatie-uitwisseling met contactpersonen van alle betrokken instanties.
18
Werkwijze JORP
2.3.2
Instanties: Input en rol In tabel 2.1 worden de verschillende instanties die zich aan JORP hebben verbonden genoemd waarbij aangegeven wordt wat hun kerntaak is en welke bijdrage zij aan JORP leveren:
19
Hoofdstuk 2
Tabel 2.1 Instanties, kerntaken en bijdrage aan JORP Instantie
Kerntaak
Bureau Jeugdzorg
Indicatietaak. Zorg regelen voor jeugdigen met Deelname casusoverleg. Informatie uitwisseling: stand van zaken bij BJZ, ernstige opvoed- en opgroeiproblemen tot 18 jaar. geschiedenis van het gezin. Indicatie voor GGZ en geïndiceerde Casemanagement. jeugdhulpverlening. JIT-trajecten(aparte tak BJZ).
Florence team thuisbegeleiding
hulp bieden in gezinnen met kinderen en jongvolwassenen van 0 - 23 jaar. Door middel van praktische begeleiding en gesprekken werken zij samen met de thuisbegeleider aan de gewenste verandering.
Deelname casusoverleg (op uitnodiging).Aanbieder van trajecten.
Gemeente:
Uitvoeren leerplichtwet.
Informatie uitwisseling. Bijdrage aan casusoverleg.
Leerplicht
Uitvoering wetgeving en gemeentelijk beleid op terrein van Werk en inkomen.
W&I
Bijdrage aan JORP
HALT
Halt zorgt voor bewustwording en Deelname casusoverleg (op uitnodiging).Aanbieder van trajecten. gedragsbeïnvloeding van jongeren en hun ouders. Vaste onderdelen zijn gesprekken met jongere en ouders, excuus aanbieden, terugbetalen van de schade en uitvoeren van een leeropdracht. Soms krijgen jongeren ook een werkopdracht.
Jeugdformaat
(Zwaar) geïndiceerde zorg, met name multi probleemgezinnen. Ambulante hulpverlening.
Expertise inbrengen. Informatie uitwisseling. Aanbieden van zorgtrajecten.
Jeugdreclassering
Begeleiden van jongeren die een verplichte jeugdreclasseringsmaatregel opgelegd hebben gekregen. →
Informatie leveren en krijgen via casusoverleg (diverse JR-medewerkers zijn betrokken). Thuisbezoek.
Recidive verminderen.
Jeugd Interventie Team (JIT) NPT (nazorg) JIT preventief Jongerenwerk Disck
20
Begeleiding van (ex-gedetineerde) jongeren die terugkeren naar de gemeente, gericht op voorkomen van recidive.
Deelname casusoverleg. Aanbieden van begeleidingstrajecten.
Ambulant werk in de wijk. Activiteiten organiseren voor jongeren.
bijdrage leveren aan casusoverleg.
Werkwijze JORP
Instantie
Kerntaak
Bijdrage aan JORP
Officier van Justitie OM
Strafrechtelijke handhaving rechtsorde. Richting geven aan opsporingsonderzoekendoor politie en andere opsporingsinstanties. Vervolgingsbeslissingen. Onderhouden netwerken in het kader van opsporing en vervolging. Afgeleide taak: Aandacht voor criminele jeugdgroepen.
Maakt onderdeel uit van stuurgroep JORP, met burgemeester en bureauchef. Gezamenlijk vormen ze lokale driehoek. Wijk Prinsenhof is aangewezen als belangrijke prioriteit door de driehoek. Strafrechtelijk onderzoek uitvoeren naar jongeren in de Prinsenhof.
Palier
Aanbieden forensische en intensieve zorg.
Parketsecretaris OM
Juridisch medewerker OM. Bewerkt strafzaken voor Deelnemen aan casusoverleg. Informatie verstrekken vanuit OM. (“kort en maakt tenlasteleggingen. Specifieke taak: lijntje”). Informatie over geprioriteerde jeugdgroep doorspelen naar OM. vertegenwoordiger van OM in Veiligheidshuis Den Haag.
Politie
Handhaving van de openbare orde. Handhaving van de rechtsorde. Hulpverlening. Handhaving speciale wetten. Afgeleide taak: terugdringen jeugdcriminaliteit.
Raad voor de Kinderbescherming
wordt ingeschakeld als de omstandigheden van Deelname casusoverleg. Aanbieden van begeleidingstrajecten. een kind en gezin zorgelijk zijn, de geboden vrijwillige hulpverlening niet (meer) voldoende is of het gezin geen hulp accepteert.
Reclassering Nederland
Gedrag van daders en verdachten positief Deelname casusoverleg. Aanbieden van begeleidingstrajecten. beïnvloeden en risico’s beheersen. Zij adviseren, houden toezicht, organiseren gedragstrainingen en zien toe op de uitvoering van werkstraffen. Daarnaast stimuleren ze daders en verdachten hun gedrag positief te veranderen
William Schikker Groep
Begeleiden (verplicht kader) van jongeren merendeel met licht verstandelijke beperking. Gericht op terugkeer in de maatschappij.
Bijwonen casusoverleg. Uitwisselen van informatie. Begeleiding bieden aan JORP-jongeren (vrijwillig kader). Wordt bekeken door gedragswetenschapper, afhankelijk van IQ.
Woningbouwcorporaties: Vidomes, Wooninvest
Zorgen voor leefbaarheid in de wijken, planmatig onderhoud, coördinatie, communicatie met bewoners.
Praktische informatie (bijv. over huurschulden) leveren aan casusoverleg. Logboek met calamiteiten leveren aan gemeente. Deelname aan projectteam. Uitnodiging voor gesprek gebeurt mede namens woningcorporaties. Incidenteel bijwonen van gesprekken met politie en gemeente, m.n. als er sprake is van woonoverlast.
21
Informatie inwinnen, dossieropbouw. Partners informeren. Jongeren worden mede namens politie uitgenodigd voor gesprek op het bureau. Gesprekken voeren met JORP-jongeren. Eventueel huisbezoeken.
Hoofdstuk 3
Analyse van JORP aanpak In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de JORP aanpak. In paragraaf 3.1 worden de doelstellingen volgens het Smart-principe uitgewerkt en wordt geanalyseerd welke effecten de JORP aanpak sorteert. Ook wordt aangegeven op welke punten de JORP aanpak efficiënter ingericht zou kunnen worden. Hiermee worden de eerste twee onderzoeksvragen beantwoord.
3.1
Werkwijze JORP: doelen, activiteiten en resultaten Bij elk project is het van belang goed te weten wat men met het project beoogt. Veelal hebben verschillende actoren verschillende doelen voor ogen, maar is het de vraag of al deze doelen realistisch en haalbaar zijn. Activiteiten zijn onlosmakelijk aan doelen verbonden, maar als doelen onhelder geformuleerd zijn of er zijn meerdere doelen, dan is onzeker of activiteiten bijdragen aan het gestelde doel of juist tot een ander resultaat leiden. Bij resultaten is het van belang te kijken of zij de uitkomst zijn van de uitvoer van het projectdoel of de uitkomst zijn van andersoortig beleid. Het is daarom belangrijk om goed zicht te hebben op de doelen en de daaraan verbonden activiteiten. In deze paragraaf wordt stil gestaan bij de SMARTdoelen, activiteiten en beoogde effecten van het project JORP.
3.1.1
Doelen SMART formuleren Doelen kan men het beste Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden (SMART) formuleren. Dat zorgt ervoor dat je doel sturend is. Specifiek geeft aan dat er een concrete en ondubbelzinnige omschrijving van de activiteit gegeven wordt. De meetbaarheid geeft vervolgens aan onder welke meetbare/ observeerbare voorwaarden het doel (resultaat) bereikt wordt. Het idee voor de activiteit dient gedragen te worden door iedereen, dan is het
23
Hoofdstuk 3
acceptabel en aanvaardbaar. Realistisch geeft weer of de planning en uitvoer van de activiteit echt kunnen en haalbaar zijn, binnen de gestelde tijd (tijdgebonden).
Specifiek De geïnterviewden is gevraagd welke doelen beoogd worden met de JORP aanpak. Over het geheel genomen wordt de doelstelling als tweeledig beschouwd. De aanpak is ontstaan vanuit een toename van jeugdoverlast en criminaliteit. Het voornaamste doel van JORP is dan ook het terugdringen van de overlast en criminaliteit in de wijken van de gemeente Leidschendam-Voorburg door middel van een sluitende ketenaanpak. Dit staat ook in het projectplan vermeld. Tegelijkertijd benadrukken de partners dat er binnen JORP getracht wordt om ook zorg te verlenen aan de jongere en ook het gezin door hen eventueel toe te leiden naar een hulpverleningstraject en uiteindelijk naar een zinvolle dagbesteding. Door middel van het geven van een dagbesteding tracht men met de JORP aanpak te bereiken dat jongeren geen overlast meer veroorzaken en/of crimineel gedrag vertonen. Kenmerkend voor de JORP aanpak is dan ook een combinatie van de harde kant (politie/OM) en de zachte kant (welzijn/zorg). Er worden dan ook verschillende subdoelstellingen door partners geformuleerd als aanvulling op de hoofddoelstelling of als mogelijke richting van het doel van JORP: Vanuit de ‘harde kant’: Alle overlastgevende en/of criminele jongeren van tot en met 27 jaar in kaart brengen/in het oog hebben. Overlast en crimineel gedrag in de wijk verminderen (woninginbraken, jeugdoverlast, jeugdcriminaliteit, overlast terugdringen). JORP is er vooral om de schil om de harde kern van jongeren aan pakken. Het creëren van een beheersbare situatie in de wijk. Korte termijn doel is het voorkomen van recidive. Lange termijn doel is de jongeren op het rechte pad te houden. Normalisering verhouding jeugd – politie
24
Analyse van JORP aanpak
Vanuit de ‘zachte kant’: Adequate hulpverlening aan de jongere/ het gezin bieden zodat er sprake is van een gedragsverandering. De hulpverlening te centraliseren (één verantwoordelijke binnen gezin/voor jongere). Het voorkomen van afglijden van jeugd onder de 12 jaar: preventie. Korte termijn doel is de jongere een zorgtraject bieden. Lange termijn doel is dat de jongere zijn/haar school afmaakt met diploma en/of een baan vindt.
De JORP aanpak kenmerkt zich door een bepaalde gretigheid, maar de hoeveelheid aan (sub)doelen maakt het lastig een duidelijke richting te bepalen. Geconcludeerd kan worden dat doelstellingen zijn gaan ‘schuiven’. Ging het bij de oprichting met name om het terugdringen van overlast en criminaliteit door middel van ofwel stafrechtelijke vervolging ofwel het verlenen van zorg; tijdens de uitvoer werd duidelijk dat ook het bieden van een toekomstperspectief aan jongeren een belangrijk aanvullend doel werd. Niet alleen om hen van ‘de straat’ te houden, maar ook om de jongere op een gezonde manier volwaardig aan de samenleving te laten deelnemen, alsmede zijn/haar broertjes of zusjes. Dit gaat verder dan zorg alleen, dit gaat ook over school, werk, dagbesteding, woonruimte, bijbaan en uitkering.
Om richting te geven in deze doelen en hun uitwerking, moeten ze SMART worden geformuleerd. Dat doen we zowel voor de ‘overlastbestrijding’ (Traject A) als voor het bieden van een ‘toekomstperspectief’ voor jongeren (Traject B).
Specifiek wil zeggen dat de volgende vragen beantwoord worden:
Wat willen we met JORP bereiken? A) We willen dat de overlast en criminaliteit van jongeren in de leeftijd van t/m 27 jaar in de Prinsenhof vermindert. B) We willen dat JORP jongeren, indien zij meewerken, in een zorgtraject geplaatst worden en uiteindelijk doorstromen naar een nuttige dagbesteding, te weten studie of een baan.
325
Hoofdstuk 3
Wie zijn erbij betrokken? A) alle JORP partners B) gemeente en zorgaanbieders
Waar voeren we het uit? A) gemeente Leidschendam-Voorburg B) idem
Waarom willen we dit? A) om een veilige buurt te creëren waar het aangenaam wonen en leven is B) om jongeren een toekomst te geven waar zij wat aan hebben en de samenleving niet op onnodige kosten te jagen.
Meetbaar In de huidige opzet van JORP zijn de doelen nog niet op een dusdanige manier afgebakend dat deze goed meetbaar zijn. De aanpak is in eerste instantie opgestart omdat de toenmalige aanpak van jeugdoverlast en –criminaliteit niet voldeed. Daardoor zijn er vooraf geen concrete of harde doelen geformuleerd. Het ontbreekt om deze reden aan indicatoren voor succes. In de interviews worden de volgende indicatoren genoemd: “ Een jaar geen overlast veroorzaken op basis van politiegegevens” . “JORP is geslaagd wanneer de overlast minder is en als ze niet meer met politie in aanraking komen, maar ook als de jongere iets anders doet dan dat hij daarvoor deed. Als zij werken, op school zitten of een ander toekomstperspectief hebben”. Belangrijk is te komen tot meetbare doelen met een te behalen percentage (indicatie), dat uiteraard aangepast kan worden afhankelijk van de gemeentelijke beleidsfocus.
A) Wat betreft de overlastbestrijding wordt een korte termijn en een langere termijn doelstelling voorgesteld: JORP jongeren mogen een jaar lang niet meer met politie en justitie in contact komen. Binnen twee jaar is er sprake van een afname van X % van overlast en criminaliteit in de wijk.
26
Analyse van JORP aanpak
B) Ook voor het toekomstperspectief wordt een korte termijn en een langere termijn doelstelling geformuleerd: Van het aantal besproken JORP jongeren is X % binnen een jaar in een zorgtraject geplaatst Na twee jaar heeft X % een maatschappelijke geaccepteerde dagbesteding, te weten studie of een baan.
Acceptabel Bij de indicator acceptabel wordt gekeken naar draagvlak en de overeenstemming tussen betrokkenen over de aanpak. Uit de gesprekken is gebleken dat er voldoende draagvlak is onder alle betrokkenen om gezamenlijk het JORP traject uit te voeren. Alle ketenpartners zijn positief over de aanpak. Daarnaast is ook vanuit de stuurgroep en de opdrachtgevers voldoende bestuurlijk draagvlak voor de JORP aanpak. Er gaan echter wel stemmen op om de JORP aanpak in de toekomst op een andere manier in te bedden. Het projectmatige karakter van JORP moet veranderen in een structurele beleidsaanpak die op meerdere plekken uitvoerbaar is. Een zeer sterk punt van de JORP aanpak is de eensgezindheid tussen de partners. Opvallend voor JORP is de bevlogenheid van een groot aantal betrokkenen. Het convenant dat door alle betrokkenen getekend is onderstreept dat. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat alle partners bereid zijn kennis te delen en gezamenlijk verantwoordelijkheid op zich te nemen. Uit de indicator ‘specifiek’ werd duidelijk dat er verschillende (interpretaties van) (sub)doelen gesteld worden door de ketenpartners. Dat is een logisch gevolg van werken met verschillende ketenpartners. Dat is echter niet zonder risico: het draagvlak en de richting waarin JORP zou willen bewegen kan in gevaar komen. Daarom is het van belang tot een gezamenlijke definition of the situation te komen waarin elke ketenpartner zich kan vinden. Daarnaast is ook van belang te weten of de ontplooide activiteiten daadwerkelijk binnen de reikwijdte van de JORP aanpak passen. Dit zal in paragraaf 3.2 besproken worden.
327
Hoofdstuk 3
Realistisch Bij de indicator ‘realistisch’ wordt gekeken of het doel haalbaar is, of er een uitvoerbaar plan is, of de betrokkenen de gevraagde resultaten daadwerkelijk kunnen behalen en of er voldoende kennis, capaciteit, middelen en bevoegdheden zijn om de aanpak succesvol te laten zijn.
Regierol In het JORP projectplan is een aantal randvoorwaarden voor succes opgenomen. Uit deze randvoorwaarden wordt duidelijk dat men zich binnen JORP bewust is dat personele capaciteit en voldoende budget vereist zijn om de aanpak te laten slagen. Uit dezelfde interne risicoanalyse blijkt echter dat de kans op capaciteitstekort en te weinig budget groot is. Het budget voor 2014 is nog niet veilig gesteld. Dat betekent dat de gemeente moet gaan nadenken over de rol die zij bekleedt binnen JORP. In hoofdstuk 5 (paragraaf 5.2 “Toekomstscenario’s”) wordt hier verder op in gegaan.
Overlastbestrijding en zorg De JORP aanpak kan als geslaagd worden beschouwd als de overlast en criminaliteit onder de doelgroep terug is gedrongen. Vanuit het oogpunt van de jongere is de aanpak echter pas geslaagd, als hij/zij een acceptabel toekomstperspectief heeft. Zoals een geïnterviewde treffend zei: “De bedoeling is dat je ze natuurlijk uit het groepje trekt en inderdaad alternatieven biedt want daar gaat het gewoon om, want je kan wel leuk met ze praten en een uitkering regelen en zorgen dat ze in stand kunnen houden wat ze al jaren doen, maar ze moeten perspectief hebben en dat perspectief is altijd werk of scholing.” Het is echter moeilijker gebleken om een passend (zorg)traject te verlenen aan de jongeren binnen de aanpak. Het lijkt te ontbreken aan een eenduidige lijn. Op dit moment lijkt het erop dat er nog teveel wordt gekeken naar wat er op het moment voorhanden is in plaats van dat wordt bekeken wat er op de lange termijn bereikt moet worden. (zie ook hoofdstuk 4, “algemeen werkzame factoren”).
Tijdgebonden De laatste dimensie binnen de SMART-formulering is ‘tijdgebonden’. Wanneer beginnen de activiteiten, wanneer is het doel bereikt? Wanneer is de JORP-aanpak niet meer nodig?
28
Analyse van JORP aanpak
Jongeren verdwijnen van de JORP lijst op het moment dat hij/zij voor een periode van minimaal een jaar niet in beeld zijn geweest bij politie of justitie. Dit criterium kan ervoor zorgen dat er een scheef beeld ontstaat over de effectiviteit van JORP. Indien niet alleen de overlastvermindering, maar ook de toeleiding naar een maatschappelijk geaccepteerde dagbesteding een doel van de JORP aanpak is, dan dient daar in de afsluiting van een traject rekening mee gehouden te worden. Het gehanteerde criterium, een jongere moet een jaar buiten beeld van politie zijn, hoeft niet te betekenen dat een jongere daadwerkelijk de beoogde zorg krijgt die hij nodig heeft voor hij uit de JORP aanpak verdwijnt. Onder het kopje meetbaar is een voorstel gedaan voor een korte en een lange termijn doelstelling met een tijdsindicatie. Na deze tijdsperiodes dient JORP geëvalueerd te worden. Daarna zullen opnieuw (SMART) doelen moeten worden geformuleerd voor de volgende periode om goed aan te kunnen sluiten bij de veranderende wijkcontext.
In onderstaande tabel (3.1) worden de bevindingen uit dit hoofdstuk schematisch weergegeven:
329
Hoofdstuk 3
. Tabel 3.1: SMART doelstellingen JORP aanpak Specifiek
Meetbaar
A.
Korte termijn
Lange termijn
A. een jaar lang geen contact politie en justitie.
A. In 2 jaar X% afname overlast en criminaliteit in de wijk.
B.
Het realiseren van een sluitende ketenaanpak (samenwerken met alle JORP partners) in het terugdringen van overlast en criminaliteit van jongeren in de leeftijd t/m 27 jaar in de probleemgebieden in Leidschendam-Voorburg. JORP jongeren, indien zij meewerken, in een (zorg)traject plaatsen en uiteindelijk laten doorstromen naar een nuttige dagbesteding, te weten studie of een baan.
B. Binnen een jaar X% jongeren in zorgtraject of dagbesteding
B. Na 2 jaar X% JORP jongeren studie of baan
Acceptabel
Realistisch
Tijdgebonden
Draagvlak, Eensgezindheid, Overeenstemming tussen ketenpartners.
Gemeente neemt de regierol.
Korte termijn
Lange termijn
Het gaat om overlast/criminaliteit verminderen én toekomstperspectief bieden aan de jongeren.
Evaluatie na een jaar of doelen behaald zijn. Bijstellingen doorvoeren.
Evaluatie na twee jaar of doelen behaald zijn en nieuwe smart doelen opstellen
Bestuurlijk draagvlak JORP aanpak. Convenant waarborgt samenwerking en inzet.
d
Inzichtelijk maken welke (zorg)trajecten er zijn en het verloop daarvan monitoren.
Het is een gezamenlijke opdracht, anders werkt het niet.
f Opmerkingen: o
Over deze huidige doelstellingen dient overeenstemming te worden bereikt.
o
Daarbij moet de vraag gesteld worden welke delen van de doelstelling essentieel zijn.
o
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Het ontbreekt aan indicatoren voor succes. In samenspraak tussen gemeente en partners dienen afspraken gemaakt te worden over te behalen percentages.
Ketenpartners moeten tot een gezamenlijke definition of the situation komen om JORP op lange termijn te laten functioneren.
Dit kan alleen als er voldoende personele capaciteit is en voldoende budget.
Elke casus is uniek; voor elk individu wordt een plan van aanpak gemaakt. Dat vraagt om maatwerk en specifieke tijdsafspraken.
De aanpak voor jeugd jonger dan 12 jaar is op dit moment nog niet ontwikkeld.
Daarbij moeten zij bereid zijn om kennis te delen en gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen.
Projectmatige karakter moet veranderen in een structurele beleidsaanpak.
30
De gemeente moet met name de regie voeren en zorgen dat de mensen met de juiste capaciteiten en kennis de jongeren benaderen en behandelen.
Over een aanpak voor ouders moet worden nagedacht.
Analyse van JORP aanpak
3.2
Activiteiten van JORP In hoofdstuk 2 is de werkwijze van JORP besproken. In deze paragraaf zullen we de activiteiten nader analyseren en de moeilijkheden en keuzemogelijkheden bij die activiteiten aangeven.
Het eerste gesprek is bepalend voor welke richting de jongere opgaat en daarmee voor het hele JORP proces. De gemeente neemt hierin het voortouw in samenwerking met politie. Het gesprek aangaan met een jongere (en zijn/haar ouders) is belangrijk. Allereerst om deze jongere uit de anonimiteit te halen en het gevoel te geven dat er op hem/haar gelet wordt, maar tevens ook om de jongere een handreiking te doen en naar het rechte pad te loodsen. Het betreft een persoonsgerichte aanpak waarin gedragsverandering centraal staat.
Poiesz (1999) geeft in zijn boek gedragsmanagement aan dat alleen jongeren activeren en stimuleren niet tot verandering zal leiden. Dat gebeurt alleen als er aan drie factoren tegelijkertijd voldaan wordt, deze factoren zijn: Motivatie, Gelegenheid en Capaciteit. Poiesz heeft dit tot een model uitgebouwd: het Triademodel, zie figuur 3.2.
Het Triade-model van Poiesz gaat uit van de veronderstelling dat (verandering van) gedrag het gevolg is van de samenhang tussen drie vaste hoofdoorzaken:
331
Hoofdstuk 3
Figuur 3.2: Het triademodel van Poiesz
Motivatie: de mate waarin een jongere belangstelling heeft voor (het resultaat) van het gedrag. Bij jongeren zou het hier kunnen gaan om hun intrinsieke behoefte een bestendige toekomst op te kunnen bouwen, waarin voor ‘rondhangen, niks doen en overlast veroorzaken’ geen ruimte meer is. Capaciteit: capaciteit is gedefinieerd als de mate waarin iemand beschikt over de fysieke en mentale mogelijkheden en hulpmiddelen om het gewenste gedrag te vertonen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kennis, ervaring, vaardigheden, geld, instrumenten, informatie. Hier liggen aanknopingspunten voor hulpverlening en welzijnswerk om jongeren in staat te stellen mee te kunnen doen aan de samenleving. Gelegenheid: de factor gelegenheid is de mate waarin de omgeving het gedrag (on)mogelijk maakt; is er bijvoorbeeld de mogelijkheid om te werken aan een toekomstperspectief en tegelijkertijd een uitkering te krijgen?
Het model laat zien dat als één van de drie factoren niet aanwezig is, het gewenste gedrag ook niet vertoond zal worden. Dit hebben wij vaker in dergelijke kwetsbare wijken teruggezien, zoals de wijken Pendrecht en Beverwaard in Rotterdam. Daar lukte het de hulpverleners en buurtwerkers vaak wel om bewoners te stimuleren iets te ondernemen (factor motivatie). De gemeente bood ruimte om projecten neer te zetten of om activiteiten te organiseren (factor gelegenheid), maar het gewenste gedrag bleef uit. Dit model leert ons dat dit komt doordat de factor capaciteit nog niet vervuld is. Bewoners en ook jongeren moeten vaak vaardigheden worden bijgebracht
32
Analyse van JORP aanpak
om hen in staat te kunnen stellen een ander, meer wenselijk, gedrag te kunnen vertonen.
Doorverwijzing (o.a. om die capaciteiten te leren) is daarom erg belangrijk. De gemeente zal goede afspraken moeten maken met zorgverleners over wat zij verwachten zodat recidive zoveel mogelijk beperkt wordt. Uiteraard zullen er jongeren zijn die keer op keer de fout ingaan. Voor hen dient de politie er steeds dicht op te zitten en blijvend te investeren om deze jongeren een zet in de goede richting te geven. Ook andere partners kunnen aan deze mentaliteitsverandering bijdragen: bijvoorbeeld de woningcorporatie die met huisuitzetting kan dreigen of de uitkeringsinstantie die kan korten op de uitkering. Een slim samenspel van betrokken organisaties kan ertoe leiden dat een jongeren gaat bewegen, in de richting die de maatschappij wenselijk acht. Er wordt veel gesproken over een Ketenaanpak van jeugd. Uit de interviews blijkt dat hierbij soms middel en doel door elkaar lopen. Een ketenaanpak opzetten is altijd een middel om tot een jeugdbeleid te komen dat werkt; niet het doel op zich.
3.3
Effecten van JORP Een belangrijke vraag van de gemeente in het kader van dit onderzoek was of de JORP aanpak ook effectief is. Hiervoor is de overlegstructuur van JORP nader bekeken. Tevens is naar de feitelijke cijfers gekeken die beschikbaar waren. De interviews en observaties geven vervolgens duiding aan deze cijfers. Deze cijfers worden, volgens de theory of change methode, in de juiste context geplaatst zodat beoordeeld kan worden of het beoogde effect van JORP behaald is.
Overlegstructuur JORP Partners verbonden aan JORP zijn enthousiast, de informatie wordt goed gedeeld, de communicatielijnen zijn kort en partners zijn altijd bereikbaar. Men ziet JORP en daarmee het overleg als een toegevoegde waarde voor hun eigen organisatie. Het wordt als prettig ervaren dat de gemeente de trekkersrol vervult. De overleggen verlopen goed, maar kunnen volgens een aantal partners wel gestructureerder verlopen. Er zou meer in termen van
333
Hoofdstuk 3
concrete actiepunten gesproken moeten worden. Ook de terugkoppeling van actiepunten kan verbeteren. Conclusie is dan ook dat er een stevige basis voor een sluitende ketenaanpak ligt. Het is nu zaak om informatie te zo te delen dat (JORP) jongeren niet alleen in beeld zijn, maar ook gevolgd worden en aangepakt worden waar nodig.
Overlast Het eerste doel wat JORP zich gesteld heeft is een overlast- en criminaliteitsreductie. Vrijwel alle betrokkenen zijn van mening dat sinds de JORP aanpak van kracht is, de jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit in de wijk Prinsenhof teruggebracht is. Jongeren zijn niet meer zo vaak op verdachte plekken. Dit blijkt ook uit de cijfers; het aantal overlastmeldingen is teruggelopen van ruim 1400 in 2010 naar ongeveer 750 in 2011 en onder de 600 overlastmeldingen in 2012. Volgens de projectleider is door de JORP aanpak “het een en ander bereikt doordat er veel integraler wordt samengewerkt tussen jongerenwerkers,buurtpreventieteams en wijkagenten er veel proactiever op af gaan.”
JORP Aanpak Systeem: kwantitatieve data Het tweede doel wat door JORP gesteld wordt is het werken aan persoonlijke doelen van jongeren in een zorgtraject waarmee de stap wordt gemaakt naar een gezond toekomstperspectief voor de jongere. Uit een gesprek met de project-assistent is gebleken dat op het moment van onderzoek het JORP nog niet genoeg cases zijn behandeld/afgesloten om op basis van deze informatie een effectanalyse te doen. Toch kan met behulp van de theory of change methodiek een beoordeling worden gegeven van de cijfers als deze worden gecombineerd met kwalitatieve inzichten. Bekijken we de resultaten van ruim één jaar, dan zijn er 47 jongeren uit 37 gezinnen op de JORP lijst terecht gekomen. Per jongere zijn verschillende subdoelen gesteld. In onderstaande tabel (3.3) wordt aangegeven welke doelen dit waren en hoeveel jongeren hun doel behaald hebben. Van deze groep jongeren is bekend dat er tien gerecidiveerd zijn.
34
Analyse van JORP aanpak
Tabel 3.3 JORP jongeren en hun subdoelen. Gestelde subdoelen (N)
Behaald
Nog bezig/ niet behaald
School (16)
10
6
Werk (7)
3
4
Dagbesteding (11)
4
7
Therapie (4)
4
0
Woning (3)
0
3
Bijbaantje (3)
0
3
Uitkering (3)
3
0
Totaal (47)
24
23
Analyse context Uit tabel 3.3 blijkt dat in 50% van de gevallen jongeren binnen één jaar hun gestelde doel bereiken. Uit de relatief hoge recidivecijfers blijkt hoe moeilijk deze doelgroep is en als gevolg daarvan is het bereiken van een goed resultaat ook lastiger. Geïnterviewden geven aan dat de invloed van de omgeving op de JORP jongere groot is en dat het tijd kost om jongeren hieruit los te weken. Een respondent zegt hierover: “De bedoeling is dat je ze een voor een natuurlijk uit het groepje trekt en inderdaad alternatieven biedt want daar gaat het gewoon om, want je kan wel leuk met ze praten en een uitkering regelen en zorgen dat ze in stand kunnen houden wat ze al jaren doen, maar ze moeten perspectief hebben en dat perspectief is altijd werk of scholing.” De follow-up is daarmee erg belangrijk: welke zorgorganisatie/ traject gaat met deze jongeren aan de slag en hoe brengen zij het ervan af? Voor JORP is belangrijk ook het proces ná het huisbezoek te regisseren en te monitoren. Een complicerende factor daarbij is dat hulp bieden aan de jongeren alleen niet voldoende is. Ook de thuissituatie dient bekeken te worden en in veel gevallen aangepakt te worden als dat nodig is. Als de thuissituatie niet in evenwichtig is, dan zal een interventie die alleen gericht is op de jongere waarschijnlijk niet tot het gewenste resultaat leiden.
335
Hoofdstuk 3
3.4
Beantwoording onderzoeksvragen 1 en 2 In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de eerste twee onderzoeksvragen: 1) Het SMART maken van de doelstelling van JORP en 2) Is de JORP uitvoer effectief? Wat wordt ingezet en wat levert het op? Het is van belang dat erkend wordt dat er grofweg twee doelen zijn: de overlast vermindering in de wijk aanpakken en zorgen dat JORP jongeren uiteindelijk goed terecht komen. Vervolgens dienen er realistische indicatoren bepaald te worden voor beide doelen op de korte termijn en op de lange termijn.
De activiteiten van JORP zijn in essentie gericht op gedragsverandering. Gedragsverandering bij de JORP jongeren vindt alleen plaats als aan drie voorwaarden voldaan wordt: motivatie van de jongere, capaciteitsvaardigheden aanleren en de gelegenheid krijgen om te werken aan toekomstperspectief.
Ten aanzien van de behaalde resultaten kunnen we stellen dat: De samenwerking tussen JORP partners goed verloopt, er is sprake van een sterke vertrouwensband en enthousiasme over de aanpak en inzet. Actiepunten en informatie over doorverwijzing kunnen tijdens het JORP overleg nog diepgaander en gestructureerder besproken en uitgevoerd worden. De overlast is zichtbaar afgenomen, van ruim 1400 meldingen in 2010 naar ongeveer 750 in 2011. Het werken aan persoonlijke (sub)doelen van jongeren is work in progress. Hier blijkt dat het goed volgen van jongeren en de follow-up belangrijk zijn in een succesvolle aanpak voor jongeren.
36
Hoofdstuk 4
4.1
Methodes van jeugdinterventies Inleiding In dit hoofdstuk geven wij een overzicht van de methodes en interventies die gebruikt worden bij de behandeling van probleemkinderen en –jongeren. Tevens wordt aangegeven wat de algemene- en specifieke werkzame factoren zijn binnen interventies en welke aanpak in welke gevallen gebruikt kan worden. Hiermee wordt antwoord gegeven op onderzoeksvraag 3: “Welke methodes (evidence based) voor jeugdinterventies zijn er, die voor de gemeenten zouden kunnen werken?” . Daarnaast geeft dit hoofdstuk antwoord op onderzoeksvraag 4: “Wat kunnen we preventief inzetten voor de jeugd onder 12 jaar?”
Binnen elke paragraaf wordt verduidelijkt welke inzet het meeste effect heeft op een bepaalde doelgroep (specifiek werkzame factoren). Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de doelgroepen ‘ jonger dan 12 jaar’ en ‘12 jaar en ouder’. Elke paragraaf start met een overzicht van de belangrijkste werkzame factoren zoals is gebleken uit onderzoek. Daarna worden deze factoren verder uitgewerkt. In bijlage 3 wordt een uitgebreider overzicht gegeven van interventies die in Nederland in praktijk zijn gebracht en welke effecten daarbij behaald worden (indien dit bekend is). Hierbij is specifiek gekeken naar interventies die zich richten op dezelfde doelgroep als JORP en is er gekeken naar interventies voor kinderen jonger dan 12 jaar. Er is gebruik gemaakt van de databanken van onder andere het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) en onderzoeksbureau MOVISIE.
4.2
Algemeen werkzame factoren In zowel Nederland als in het buitenland bestaat een lange traditie van onderzoek naar interventies onder kinderen en jongeren (bijvoorbeeld Van Yperen, Booy & Van der Veldt, 2003; Hermans e.a., 2005). Uit ons literatuuronderzoek komt naar voren dat verschillende problemen, leeftijden en situaties een verschillende aanpak vragen. Desondanks blijkt uit
37
Hoofdstuk 4
verscheidende onderzoeken (Foolen, Ince & De Baat, 2012) dat er een aantal specifieke factoren waaraan een interventie moet voldoen voordat deze daadwerkelijk als effectief kan gelden. Deze ‘ Algemeen werkzame factoren’ zijn elementen en randvoorwaardes geldend voor alle interventies, ongeacht doelgroep of problematiek. Ze zijn in onderstaand kader weergegeven:
Algemeen werkzame factoren. Ga uit van een goede theoretische onderbouwing Hanteer een heldere opbouw en fasering. Zorg voor afstemming op het ontwikkelingsstadium van het kind Zorg voor afstemming op de ernst van de problematiek en het risico op verergering van de problemen. Zorg voor afstemming op de mogelijkheden van ouder(s) en kind, op culturele achtergrond, intelligentie en motivatie. Creëer zo min mogelijk obstakels voor deelname voor moeilijk bereikbare groepen. Hanteer een activerende aanpak, met als doel opnieuw grip krijgen op het eigen leven. Streef naar een goede relatie tussen hulpverlener(s) en ouder(s). Zet goed opgeleid en gemotiveerd personeel in dat in staat is de interventie zo uit te voeren als deze ontworpen is. Richt je op meerdere aandachtsgebieden (bv. kind, ouders, school, leefomgeving).
Hierna worden de algemeen werkzame factoren toegelicht: Een interventie of aanpak moet allereerst een goede theoretische onderbouwing hebben die is getoetst door middel van wetenschappelijk onderzoek. Hoewel er in de praktijk vaak verlangd wordt dat er snel gehandeld wordt, is het een vereiste om eerst vast te stellen op welke factoren van gedragsproblemen een interventie gericht is. Dit voorkomt dat er teveel tegelijk ingezet wordt of dat een onsamenhangende interventie gestart wordt. Eerst moet in kaart gebracht worden welke problemen er bestaan en welke problemen prioriteit dienen te krijgen. Daarnaast moet een interventie een heldere opbouw en fasering kennen. Een heldere structuur zorgt voor duidelijkheid in de uitvoer en overzicht bij
38
Methodes van jeugdinterventies
betrokkenen. Hetzelfde geldt voor het faseren van een interventie. Het faseren van een interventie schept eveneens duidelijkheid bij betrokkenen en maakt daarnaast duidelijk of de gestelde doelen daadwerkelijk behaald worden. Bij deze keuze voor een bepaalde aanpak of interventie moet het ontwikkelingsstadium van de jongere en de ernst van de problematiek centraal staan. Voordat er actie ondernomen wordt, moet er duidelijk zijn wat er precies speelt om zodoende de juiste aanpak te kiezen. Hierbij moet een analyse gemaakt worden van de specifieke risico- en beschermende factoren die spelen bij de problematiek zodat de best passende oplossing gekozen kan worden. Tevens dient men zich ervan bewust te zijn hoe groot het risico is dat de problemen verergeren zodat hier indien nodig rekening mee gehouden kan worden. De eerder genoemde factoren dienen ervoor te zorgen dat de interventie een goede fundering heeft en aansluit bij de problematiek. Daarnaast is van belang dat de interventie ook aansluit op de mogelijkheden van de ouders en kinderen op het gebied van culturele achtergrond, intelligentie en motivatie. In sommige gevallen kan het zo zijn dat er rekening gehouden dient te worden met bepaalde culturele tradities bij het benaderen van een jongere/gezin. In deze gevallen kan het verkeerd verlopen van het eerst contact direct zorgen dat de kans van slagen binnen de interventie sterk gereduceerd wordt. Een factor die erg belangrijk is binnen de JORP doelgroep, is ‘motivatie’. Hoe wordt er omgegaan met jongeren die niet gemotiveerd zijn om mee te werken aan een interventie. Welke pressiemiddelen zijn er beschikbaar indien een jongere niet mee wil werken? Behalve motivatie moet ook de factor ‘kunnen’ ingevuld worden. Gezinnen en jongeren moeten zo min mogelijk drempels hebben om deel te kunnen nemen aan een interventie. Hoe lager de drempel hoe groter de kans van slagen (zie Triade-model). Als onderdeel van de interventie kan bijvoorbeeld ondersteuning geboden worden bij het regelen van een oppas, het regelen van vervoer etc. Het spreekt voor zich dat personeel goed opgeleid en gemotiveerd moet zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de interventie wordt uitgevoerd zoals deze bedoeld is. Tot slot dient de interventie op meerdere aandachtgebieden gericht te zijn. In vrijwel alle gevallen is er sprake van een veelvoud aan problemen. Wanneer een interventie zich op een enkel aspect richt, leidt dit vaak niet tot een
339
Hoofdstuk 4
daadwerkelijke verbetering van de situatie omdat een jongere/gezin op andere leefgebieden nog problemen kent.
4.3
Literatuuronderzoek: 12 min In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen interventies voor jongeren ouder en jonger dan 12 jaar. Bij kinderen tot 12 jaar zijn interventies behalve op aandacht voor de jongere, vooral gericht op de ouders/verzorgers. De gedachte hierachter is dat bij kinderen jonger dan twaalf, ouders/verzorgers grote invloed op hun kinderen kunnen uitoefenen. Tevens blijkt uit onderzoek (Perkins-Dock, 2001) dat de problemen van kinderen onder de 12 jaar vaak een opvoedkundige oorzaak hebben. Interventies richten zich veelal op het trainen van de opvoedkundige vaardigheden van de ouders in combinatie met het trainen van het kind (Donkervoet e.a., 2002; Lipsey, Landenberger & Wilson, 2007). Ook voor interventies gericht op kinderen jonger dan 12 jaar geldt een aantal specifiek werkzame factoren, weergegeven in onderstaand kader. Specifiek werkzame factoren jonger dan 12 jaar. Hoe vroeger een interventie ingezet kan worden des te beter, bij kinderen tot 12 jaar worden de grootste effecten geboekt. Train ouders in opvoedvaardigheden (ook sensitiviteit). Wanneer oudertrainingen weinig effect hebben, zet dan ook cognitieve gedragstherapie in. Combineer het trainen van opvoedvaardigheden van ouders met het trainen van zelfcontrolevaardigheden bij kinderen.
40
Methodes van jeugdinterventies
De focus op de behandeling van jonge kinderen moet in de eerste plaats liggen op het trainen van de ouders. Door de ouders gedragstherapeutische training aan te bieden, zou het gedrag van het kind moeten verbeteren. Deze zogenaamde gedragstherapeutische oudertraining gaat uit van het principe dat bij kinderen in de basisschool leeftijd, betere resultaten behaald worden bij het trainen van de opvoedvaardigheden van de ouders dan door het kind zelf te trainen. In veel gevallen komt het gedrag van het kind voort uit ontoereikende of onverantwoorde opvoeding. Binnen veel interventies die op de ouders gericht zijn, leren ouders regels stellen en handhaven, daarnaast leren ze positief gedrag bevorderen. Bovendien is er vaak aandacht voor het consistent leren opvoeden, uitbreiden van de opvoedvaardigheden, vergroten van de positieve interactie tussen ouder en kind, het vergroten van de emotionele communicatievaardigheden en ouders leren een time-out te gebruiken. Het is belangrijk dat de hulpverlening zo vroeg mogelijk ingrijpt. Uit verschillende onderzoeken (Foolen, Ince & De Baat, 2012) blijkt dat de positieve effecten het grootst zijn bij kinderen tot ongeveer 12 jaar. Wanneer problemen in een vroeg stadium aangepakt worden zijn deze nog relatief beperkt en daardoor beter behandelbaar. Bij kinderen tot 12 jaar is het daarnaast vooral belangrijk om de ouders te trainen. Interventies die zich richten op het verbeteren van de opvoedkundige kwaliteiten van de ouders boeken betere resultaten dan interventies die zich richten op de kinderen (individueel). Wanneer bij kinderen tussen de 8 en 12 jaar de interventie weinig tot geen positieve resultaten heeft, is het wenselijk op naast oudertraining ook cognitieve gedragstherapie voor het kind in te zetten.
341
Hoofdstuk 4
4.4
Literatuuronderzoek: 12 plus Onderzoek toont aan dat cognitieve gedragstherapie de meest effectieve behandeling is bij jongeren van 12 jaar en ouder met gedragsproblemen en/of gedragsstoornissen (Konijn, 2003; Lipsey, 2009). Interventies gericht op afschrikking en disciplinering, zoals ‘bootcamps’, survival tochten, evenals interventies gericht op psychotherapie lijken weinig tot geen positief effect te hebben op het gedrag van jeugdigen (Chorpita e.a., 2002; Petrosino, Turpin-Petrosino & Buehler, 2003). Wanneer de problemen van de jongere relatief beperkt zijn, kunnen goede resultaten behaald worden met het inzetten van mentors. De mentors gaan met de aan hen toegewezen kinderen op stap en vervullen een voorbeeldrol voor de jeugdigen. Deze interventievorm helpt bij het voorkomen en verminderen van gedragsproblemen van kinderen (Tolan, Henry Schoeny & Bass, 2008). Omdat er bij jongeren die op de JORP lijst staan vaak sprake is van ernstige overlast, richten wij ons verder op cognitieve gedragstherapie.
De belangrijkste graadmeter voor de effectiviteit interventies waarbij cognitieve gedragstherapie wordt gebruikt, is het percentage dat recidiveert. In veel onderzoeken wordt er gebruikt gemaakt van een controle groep. Bij deze studies krijgt één groep cognitieve gedragstherapie en de controle groep, die uit een vergelijkbare populatie bestaat als de behandelde groep, krijgt geen therapie. Door de recidive te vergelijken tussen te controlegroep en de onderzoekspopulatie, kan er gekeken worden naar de effectiviteit van de interventies. In onderstaand kader staan de specifiek werkzame factoren voor jongeren van 12 jaar en ouder opgesomd.
42
Methodes van jeugdinterventies
Specifiek werkzame factoren voor 12 jaar en ouder. Richt de interventie op de jongere zelf, niet de opvoeders. Biedt cognitieve gedragstherapie aan, deze training is het meest effectief wanneer gericht op het verbeteren van zelfcontrole en agressieregulatie. Als de problemen bij jongeren ernstig zijn, dient er naast training van de jongere ook geïntervenieerd te worden in het gezin. Als er sprake is van een groepsinterventie/-aanpak is het belangrijk dat er ook individuele aandacht is. Interventies op school zijn bewezen effectief. Wanneer naast de jongere ook het sprake is van training van leerkrachten in positief klassenmanagement dan heeft dit een positief effect op de jongere. Hoe hoger de intensiteit van de interventie des te beter de resultaten. Het gebruik maken van rolspellen, feedbacksessies en huiswerkopdrachten zijn effectieve methodes binnen interventies.
Interventies gericht op jongeren zijn veelal gericht op de jongere zelf en bestaan vaak uit (cognitieve) gedragstherapieën. In tegenstelling tot de doelgroep tot 12 jaar, moet de interventie naarmate de jongere ouder wordt, gericht zijn op het individu en niet op de opvoeders. Uit onderzoek blijkt dat de invloed van de opvoeders vanaf 12 jaar (sterk) afnemend is (Bank, HicksMarlowe, Reid, Patterson & Weinrott, 1991). Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat met cognitieve gedragstherapie gemiddeld genomen positieve effecten behaald worden. Van de jongeren met gedragsstoornissen/-problemen die cognitieve gedragstherapie hebben gehad, ontwikkelt 70 tot 80 procent zich positiever ten opzichte van jongeren die geen interventie hebben gedaan (Sukhodolsky e.a. 2003). De verschillende onderzoeken laten onderling echter grote verschillen zien. Dit kan deels veroorzaakt worden doordat er veel inhoudelijke verschillen zitten tussen interventies. Uit onderzoek van Landerberger en Lipsey (2005) komt naar voren wat er zoal onder cognitieve gedragstherapie verstaan wordt. In onderstaande tabel staat weergegeven op welke gebieden cognitieve gedragstherapie gericht kan zijn.
343
Hoofdstuk 4
Tabel 4.1 Elementen van cognitieve gedragstherapie Training gericht op
Doel
Cognitieve vaardigheden
Het aanleren en verbeteren van algemene vaardigheden en het nadenken over en nemen van beslissingen. Stilstaan bij wat je doet voor je handelt.
Cognitieve herstructurering
De jongere in laten zien wat hij/zij fout doet bij het maken van bepaalde beslissingen. Deze fouten leren herkennen en het denkpatroon aanpassen.
Probleemoplossende vaardigheden Het leren omgaan met groepsdruk, conflicten en een eigen mening formuleren. Woede beheersing
Het leren controleren van boosheid en zich bewust worden van welke factoren/situaties woede opwekken.
Sociale vaardigheden
Bewust worden van de sociale context en omgeving en zich daarop aan kunnen passen.
Moreel redeneren
Bewust worden van goed en fout gedrag en zodoende de morele ontwikkeling stimuleren.
Aandacht voor slachtoffer
De jongere leren welk effect zijn gedrag/daden heeft voor andere en hem/haar daarmee confronteren.
Voorkomen van terugval
De deelnemer laten inzien bij welke situaties er een risico is voor terugval, deze situaties leren herkennen en daarmee terugval voorkomen.
Bij Interventies waarbij een van de bovenstaande elementen wordt behandeld is de terugval 25 procent lager dan bij de controle groep. Het bleek echter dat een aantal elementen effectiever zijn dan andere. Bij interventies die gericht zijn op cognitieve herstructurering, woede beheersing en die naast een groepsaanpak ook een individueel traject uitvoeren de recidive tot maximaal 50 procent lager lag dan bij de controle groep (Landenberger & Lipsey 2005). Rolspellen, feedbacksessies en huiswerkopdrachten zijn effectieve methodes die binnen interventies gebruikt kunnen worden om de jongere de stof eigen te laten maken. Cognitieve gedragstherapie is vooral effectief bij jeugdigen met een milde of gematigde gedragsstoornis zonder geschiedenis van gewelddadig gedrag. Uit onderzoek van Sukhodolsky et al (2004) komt naar voren dat cognitieve gedragstherapie minder effectief is bij een populatie met minimale of juist ernstige problemen. Wanneer er sprake is van agressie is, moet de interventie in elk geval inzetten op agressie beheersing. Wanneer er sprake is van een zeer ernstige gedragsstoornis dient ook gekeken te worden naar de leefomgeving van de jongere. Er zijn aanwijzingen dat justitiële vervolging van jongeren geen afschrikkend effect heeft. Vervolgde jeugdigen gaan in veel gevallen juist meer delinquent verdrag vertonen naar justitiële vervolging (Petrosino, Turpin-Petrosino & Gluckenburg, 2010). Uit onderzoek van Lipsey (2009)
44
Methodes van jeugdinterventies
komt naar voren dat sekse, etnische achtergrond en de context waarin de interventie gegeven wordt, niet uitmaakt voor de effectiviteit.
4.5
Vergelijking met andere gemeenten Om een goed beeld te krijgen van ‘practices’ met betrekking tot de aanpak van jeugdcriminaliteit en –overlast, hebben er binnen dit onderzoek vier telefonische interviews plaatsgevonden met andere gemeenten. Tijdens deze gesprekken is er gevraagd naar hoe de aanpak van jongerenproblematiek georganiseerd is in betreffende gemeenten. In deze paragraaf worden de verschillen tussen de JORP aanpak en de overige gemeentelijke aanpakken vergeleken.
Overleg met ketenpartners De aanpak om jongerenoverlast tegen te gaan is in veel gemeenten in grote lijnen hetzelfde georganiseerd als in Leidschendam-Voorburg. Er vindt een overleg plaats met ketenpartners waarbinnen jongeren aangedragen worden. Vervolgens wordt een passende interventie gezocht voor de jongere. De ketenpartners die bij een ketenoverleg aanwezig zijn, betalen dit in de meeste gevallen vanuit hun eigen budget. In één gemeente wordt er per wijk een jeugdnetwerkbijeenkomst gehouden, daarnaast wordt voor de jongeren met zwaardere problemen een apart overleg gevoerd waar, in samenwerking met de ketenpartners, informatie wordt uitgewisseld en besloten wordt welk vervolgacties er ingezet worden.
Tweeledige aanpak In alle gemeenten is de aanpak tweeledig. De jongeren worden vaak in een overleg aangedragen omdat zij betrokken zijn bij een hinderlijke of overlastgevende groep. Een aantal gemeenten geeft aan dat het in eerste instantie van belang is dat de overlast verdwijnt. Om dit te bereiken wordt er vaak gekeken of het mogelijk is om een geschikte dagbesteding voor een jongere te vinden.
Datamanagement Op het gebied van datamanagement is er een aantal verschillen. In één gemeente is een speciaal datasysteem ontwikkeld waarbinnen de voortgang
345
Hoofdstuk 4
van het overleg bijgehouden wordt. Gemeente en ketenpartners kunnen deze data bijhouden en inzien. In een andere gemeente wordt de voortgang bijgehouden in excelbestanden die bewaard worden in het Veiligheidshuis. Twee gemeenten hebben een datamanagement systeem dat vergelijkbaar is met JORP. Medewerkers houden dossiers bij en slaan ze in ‘word’ format op. Gemeenten geven aan dat het lastig kan zijn om het overzicht te bewaren en dat er vaak geen goed beeld is van de fase waarin een interventie/traject zich bevindt. Dit bemoeilijkt volgens hen het evaluatieproces. In één gemeente is men bezig om, net zoals bij JORP het geval is, op korte termijn over te schakelen op het GCOS datamanagementsysteem.
Aanpak minderjarigen In drie gemeenten kent men eenzelfde aanpak voor minderjarige kinderen als binnen JORP het geval is. De focus ligt niet primair op minderjarige kinderen, zij worden meegenomen als tijdens huisbezoeken blijkt dat er ook ingegrepen moet worden bij de kinderen van een gezin. Het ontbreekt dus wel vaak aan een gestructureerde, eenduidige aanpak voor jonge kinderen. In een andere gemeente zijn een aantal trajecten opgestart waarbij aandacht is voor jonge kinderen met gedragsproblemen bijvoorbeeld ‘Ambulant Kinderwerk’, ‘Doelbewust’, ‘Contactmoeders’ en ‘Eye Eye’. Er wordt ook ‘Intensieve gezinscoaching’ aangeboden, dat is een interventie gericht op multi-problem gezinnen waarbinnen het hele gezin geholpen wordt. Als er binnen een dergelijk gezin jonge kinderen zijn, dan worden zij ook meegenomen in de aanpak.
Regierol gemeente Alle gesproken gemeenten hebben binnen de aanpak van jeugdcriminaliteit een regierol aangenomen. Zij sturen de uitvoerende instanties aan en houden in de gaten of de beoogde zorg daadwerkelijk uitgevoerd wordt. We zien een verschil met de rol van de gemeente Leidschendam-Voorburg die naast regierol ook een uitvoerende taak heeft (namelijk de gesprekken voeren met de JORP jongeren bij de ‘intake’). In een andere gemeente wordt aangegeven dat er in sommige gevallen met de jongere gesproken wordt maar dat dit niet gebruikelijk is.
46
Methodes van jeugdinterventies
Kritische succesfactoren De gemeenten zijn van mening dat het succes van hun aanpak staat of valt met de bevlogenheid van de betrokkenen. Daarnaast is het van belang dat er door de ketenpartners wordt meegewerkt. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat de bestuurders van de ketenpartners zich (intern) uitspreken over volledige medewerking aan een overleg, aldus een gemeente. Tekenend voor de aanpak van jeugdoverlast in de verschillende gemeenten is dat deze vaak zijn ontstaan als reactie op een ernstige gebeurtenis of escalatie van de overlast in de wijk. Eén gemeente geeft aan dat de monitoring van het succes van het project daardoor niet overzichtelijk is georganiseerd. In eerste instantie was het prioriteit om de overlast aan te pakken. Het in kaart brengen van de successen zou beter kunnen. Dit hangt vaak ook samen met de manier waarop de dataopslag georganiseerd is.
4.6
Beantwoording onderzoeksvragen 3 en 4 In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op onderzoeksvragen drie en vier: 3) Welke methodes voor jeugdinterventies zijn er die voor de gemeente Leidschendam-Voorburg zouden kunnen werken? 4) wat kan er preventief ingezet worden voor de jeugd onder 12 jaar?
Allereerst is in wetenschappelijke literatuur gekeken naar een aantal algemeen werkzame factoren die gelden als algemene randvoorwaarden voor elk type interventie. Hier kwam uit naar voren dat een goede theoretische onderbouwing, opbouw, fasering en afstemming met zo min mogelijk obstakels vereist is voor een succesvol interventie. In paragraaf 4.3 is vervolgens ingegaan op interventies voor kinderen jonger dan 12 jaar. Interventies voor deze doelgroep zijn vaak gericht op het verbeteren van de opvoedcompetenties van de ouders al dan niet in combinatie met het trainen van zelfcontrole vaardigheden bij het kind. Interventies die zich (preventief) richten op kinderen zijn: Opvoeden en zo, Peuters in zicht, Triple-P, PAD, Taakspel, SPRINT, PMTO etc. Voor een uitgebreidere beschrijving van de interventies wordt verwezen naar bijlage 3 van dit rapport. In paragraaf 4.4 is gekeken naar interventies gericht op jongeren vanaf 12 jaar. Interventies voor deze doelgroep bestaan veelal uit cognitieve gedragstherapie, in sommige gevallen gecombineerd met gezinstherapie.
347
Hoofdstuk 4
Cognitieve gedragstherapie moet gericht worden op aspecten van zelfcontrole en agressieregulatie en kan ook binnen een schoolsetting goede resultaten bieden. Interventies zoals survival tochten en ‘bootcamps’ lijken weinig effectief te zijn bij de behandeling van jongeren. Interventies gericht op jongeren vergelijkbaar met de JORP populatie zijn: ART, WSART, Sociale Vaardigheden op Maat, EQUIP, Functional Family Therapy en Jeugdhulp Thuis (zie ook bijlage 3). In de paragraaf 4.5 is de JORP aanpak vergeleken met de jongerenaanpak in 4 andere gemeenten. Hierbij is gekeken naar data-management, rol van de gemeente, de aanpak gericht op jonge kinderen en de monitoring van de zorg. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat de aanpak in andere gemeenten in grote lijnen overeenkomt met de JORP aanpak maar er zijn een aantal verschillen. Het ontbreekt vaak aan een gestructureerde, eenduidige aanpak voor jonge kinderen. Ook is er vaak geen specifiek beleid gericht op jonge kinderen. Daarnaast is in de meeste gemeenten het data-management hetzelfde georganiseerd als bij JORP. Op computers van de gemeente worden de cases bijgehouden. Ketenpartners hebben vaak geen toegang tot dit systeem. Gemeenten geven aan dat het hierdoor lastig kan zijn om het overzicht te bewaren en dat er vaak geen goed beeld is van de fase waarin een interventie/traject zich bevindt.
48
Hoofdstuk 5
Verbeterpunten en toekomst scenario’s In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.1 een aantal verbeterpunten voor de werkwijze van JORP gegeven. In paragraaf 5.2 worden mogelijke toekomstscenario’s voor JORP besproken.
5.1
Verbeterpunten werkwijze JORP Gestandaardiseerde werkwijze eerste gesprek en casusoverleg Het is aan te bevelen om een gestandaardiseerde werkwijze te ontwikkelen voor zowel het eerste gesprek met een JORP jongere als voor de bespreking van de jongere in het casusoverleg. Op deze manier wordt de kwaliteit van de aanpak constanter en is de kans dat er iets vergeten wordt kleiner. Ook wordt de aanpak minder afhankelijk van bepaalde personen. Deze werkwijze kan bestaan uit: Voorafgaand aan het eerste gesprek: Een inventarisatie van alle trajecten en interventies die eerder zijn ingezet rondom de jongere en/of het gezin. Een gespreksleidraad voor het eerste gesprek. Dit heeft als voordeel dat steeds dezelfde aandachtspunten voor het gesprek aan de orde komen, onafhankelijk van wie het gesprek voert. Een uniforme werkwijze om casussen te registreren. Hiervoor is reeds gestart met GCOS. Een standaard wijze waarop de casussen worden besproken tijdens het casusoverleg. Hierdoor is het minder afhankelijk van de voorzitter of een casus uitputtend wordt besproken en weten de aanwezigen beter wat er van ze gevraagd wordt in het casusoverleg. Deze standaard bespreekwijze moet vooraf aan alle deelnemers kenbaar worden gemaakt. Een checklist voor casemanagers. Deze checklist bevat een standaardlijst die op casusniveau moet worden afgewerkt, zodat er geen informatie verloren gaat of over het hoofd wordt gezien. Het gaat hierbij om een overzicht van: -
49
vragen die per casus beantwoord moeten worden
Hoofdstuk 5
-
acties die moeten worden uitgevoerd,
-
betrokkenen die moeten worden geïnformeerd,
-
onderzoeken die eventueel kunnen worden uitgevoerd
-
expertise die kan worden ingewonnen.
-
Algemeen werkzame factoren jeugdinterventies
Terugkoppeling vanuit casemanager naar relevante (JORP)betrokkenen casus. Relevante informatie over het verloop van een casus wordt standaard teruggekoppeld aan alle relevante (JORP)betrokkenen.
Registratie en documentatie Een ander terrein voor mogelijke verbetering is de wijze waarop geregistreerd en gedocumenteerd wordt. Op dit moment is er geen uniform informatiesysteem in gebruik en worden de dossiers bijgehouden in ‘Word’ bestanden op een computer van de gemeente. Ketenpartners hebben geen inzicht in de bestanden wanneer zij dat zouden willen. Daarnaast moet het registratiesysteem dienen om de voortgang van de behandelde jongeren bij te houden. Op dit moment is het lastig te zien in welke behandelfase een jongere zich bevindt. Op het moment van uitvoering van dit onderzoek, wordt er gekeken of er binnen JORP over gegaan kan worden op het GCOSregistratiesysteem. Een registratiesysteem is uiteraard ook noodzakelijk om effecten van de JORP aanpak te kunnen monitoren.
Kennisopbouw culturele achtergronden casussen Om een betere aansluiting te vinden bij de JORP jongeren en de gezinnen waaruit ze afkomstig zijn, is meer inzicht nodig in hun culturele achtergrond. Op die manier kan er effectiever hulp worden geboden en komt de hulp voor deze jongeren en hun gezinnen ook beter aan. Dit wordt bereikt door zo goed mogelijk aan te sluiten bij de context waarin een jongere of gezin leeft. ‘Maatwerk’ bieden en sensitiviteit zijn voor de context van het gezin tonen zijn daarbij sleutelbegrippen.
Aanbieden van effectieve trajecten en deze monitoren. De JORP aanpak is een succes als gekeken wordt naar de samenwerking tussen de gemeente en alle betrokken partners. Ook in het bereiken van
50
Verbeterpunten en toekomst scenario’s
overlastgevende jongeren en het terugdringen van overlast mag de JORP aanpak een succes worden genoemd. Echter, als het gaat om jongeren daadwerkelijk een traject bieden, bijvoorbeeld een hulpverleningstraject of een opleiding, werk of een andere dagbesteding, blijven concrete resultaten nog achter. De inzet zou erop gericht moeten zijn dat alle jongeren die aangeven hulp te willen bij het bereiken van hun toekomstdroom, binnen een vastgestelde tijd een traject aangeboden krijgen. Dat vraagt om een duidelijke regierol van de gemeente richting de zorgsector. Bovendien zou er periodiek gemonitord moeten worden of dit traject effectief is, wat de bijdrage is van de instanties die daarbij betrokken zijn, wat de inzet van de jongere en het gezin is in het traject en of er wellicht wijzigingen in het traject moeten worden aangebracht. Op deze wijze kan snel en adequaat worden ingegrepen wanneer het geboden traject niet voldoet, om welke reden dan ook.
Inzetten op preventie Een preventieve aanpak is vaak effectiever en minder kostbaar dan een harde repressieve aanpak. Dat betekent dat er naast JORP een effectieve aanpak onder gemeentelijke regie moet komen gericht op: de schil van jongeren om de harde kern heen; jeugd onder de 12 jaar (zie ook hoofdstuk 4); opvoedondersteuning voor ouders om te voorkomen dat broertjes en zusjes van de JORP jongeren hetzelfde pad op zullen gaan.
5.2
Toekomstscenario’s Hierna worden enkele scenario’s geschetst ten aanzien van de wijze waarop de goede elementen van de JORP aanpak in de toekomst (na 2013) behouden kunnen blijven voor de gemeente Leidschendam-Voorburg.
Scenario 1: JORP blijft een volledig lokale aanpak De voordelen van dit scenario zijn dat de regie volledig in handen blijft van de lokale regievoerder en lokale partners. Er is geen onnodige vertraging in de aanpak, de lijnen zijn kort en de voortgang van acties is beter zichtbaar.
351
Hoofdstuk 5
De lokale jongeren worden lokaal opgespoord en aangepakt, waardoor de effecten meteen zichtbaar zijn voor de gemeente Leidschendam-Voorburg.
Het nadeel is dat bovenlokale partners, zoals het OM, ook lokaal moeten gaan werken. Dit kan onevenredig veel kosten of inzet met zich meebrengen voor deze organisaties. Wanneer echter gezocht wordt naar een werkbare oplossing voor beide partijen, zou deze hobbel genomen moeten kunnen worden. De gemeente als regievoerder zou bijvoorbeeld vooroverleg kunnen voeren met het OM, zodat het niet aanwezig hoeft te zijn bij het casusoverleg. Wanneer gekeken wordt naar de organisatie van deze lokale aanpak, zijn er twee organisatievormen, met twee varianten, mogelijk:
Organisatievorm 1a: lokale aanpak, regie en organisatie binnen gemeente Binnen deze organisatievorm blijft de gemeente de regievoerder van JORP, met nauwe betrokkenheid van de politie. JORP blijft een projectorganisatie binnen de gemeente, om de importantie ervan te benadrukken. Immers, indien de JORP-organisatie indaalt in de reguliere gemeentelijke organisatie, ontstaat het gevaar dat de druk van de ketel gaat, de lijntjes langer worden en er minder snel en adequaat gereageerd gaat worden bij calamiteiten.
Een variant voor de projectorganisatie is dat JORP indaalt binnen een reguliere afdeling van de gemeente, maar dat er aparte JORP-medewerkers worden ingezet die volledig zijn ingevoerd in de aanpak. Zij vallen onder verantwoordelijkheid van het hoofd van de betreffende afdeling. Voordeel hiervan is dat de relatief hoge kosten van een projectorganisatie zullen afnemen. Nadeel hiervan is dat de JORP aanpak moet concurreren met andere belangrijke dossiers die binnen een afdeling spelen.
Een tweede variant is dat de JORP aanpak indaalt in een reguliere afdeling van de gemeente en dat er geen aparte JORP medewerkers worden ingezet, maar dat alle medewerkers die “jeugd en veiligheid” in hun takenpakket hebben ingevoerd zijn in de aanpak. Nadeel is dat expertise verdund wordt over meerdere mensen. Voordeel is dat gaten opgevangen kunnen worden en dat de aanpak niet afhankelijk is van enkele mensen.
52
Verbeterpunten en toekomst scenario’s
Organisatievorm 1b: lokale aanpak, regie gemeente, uitvoering lokale partner Om het onderscheid te houden tussen de regievoerder en de uitvoerder van de JORP aanpak, wordt de uitvoering belegd bij een lokale partner. Dit zou bijvoorbeeld het Centrum voor jeugd en gezin kunnen zijn, maar ook de voorpost van Bureau jeugdzorg zou een optie kunnen zijn. Het voordeel hiervan is dat professionals in de jeugdhulpverlening meer aan het roer komen te staan en hun verantwoordelijkheid in het bieden van hulp aan jongeren en gezinnen nemen. De gemeente blijft dan meer bij haar kerntaak: regie voeren over het lokale jeugd- en veiligheidsbeleid.
De taakverdeling zou als volgt kunnen zijn: Gemeente heeft het convenant afgesloten met de partners, organiseert het casusoverleg, houdt de JORP-lijst bij oefent toezicht uit op de uitvoerende instantie.
De uitvoerende instantie draagt op casusniveau zorg voor: informatie inwinning registratie van informatie uitvoering van het eerste gesprek in samenwerking met de politie en eventuele andere partners, terugkoppeling ontwikkelingen naar het casusoverleg monitoring van de geboden zorg.
Het nadeel van deze organisatievorm is dat de gemeente voor de effectiviteit van deze aanpak afhankelijk is van de uitvoerende instantie. Een andere mogelijkheid zou zijn om de uitvoerende taken deels bij de gemeente te beleggen en deels bij een uitvoerende instantie. In tabel 5.1 wordt een overzicht gegeven van de mogelijke organisatievormen en varianten van scenario 1:
353
Hoofdstuk 5
Tabel 5.1 Overzicht organisatievormen en varianten scenario 1 Scenario 1 Volledig lokale aanpak
Organisatievorm a Regie en organisatie binnen gemeente
Organisatievorm b Regie gemeente, uitvoering lokale partner
Variant I
Ingedaald binnen een reguliere organisatie van de gemeente met aparte JORP medewerkers
Regie en uitvoering zijn volledig gescheiden
Variant II
Ingedaald binnen een reguliere organisatie van de gemeente met medewerkers “jeugd en veiligheid”
Regie en uitvoering zijn deels gescheiden: gemeente en partners maken afspraken wie wat doet.
Scenario 2: JORP opgesplitst in lokale en bovenlokale aanpak De JORP aanpak werkt vooral voor jongeren die nog niet behoren tot de harde kern groep. Zij vallen in de categorie ‘meelopers/volgers’ en zijn meer bereid om mee te werken aan een traject waarmee ze een positieve wending aan hun leven kunnen geven. Deze jongeren kunnen op lokaal niveau worden aangepakt en geholpen. Echter de harde kern jongeren die inmiddels een hele criminele carrière hebben opgebouwd, zijn een stuk minder vatbaar voor de JORP aanpak. Deze groep zou, na lokaal uitbehandeld te zijn, opgeschaald kunnen worden naar het bovenlokale niveau. Voor de gemeente Leidschendam-Voorburg is dat het Regionaal Veiligheidshuis Haaglanden. Daarin zijn organisaties met veel ervaring met deze zware doelgroep vertegenwoordigd, waardoor bepaalde aanpakken, trajecten of oplossingen eerder in beeld komen. Bovendien kunnen jongeren uit Leidschendam-Voorburg die buiten de gemeente overlast veroorzaken daarvoor ook aangepakt worden. Nadeel is dat de gemeente een deel van de regie uit handen moet geven en meer op afstand de ontwikkelingen rondom deze groep jongeren moet volgen. Ook het monitoren of de geboden trajecten voor deze jongeren effectief zijn zal lastiger gaan. Bovendien zou dit scenario ertoe kunnen leiden dat bovenlokale partners niet meer lokaal willen werken, waardoor ook de lokale aanpak minder effectief wordt. Goede afspraken tussen lokale en bovenlokale afspraken en een aanhoudende regierol van de gemeente, ook bij bovenlokale casussen is dan ook zeer gewenst.
54
Literatuurlijst Bank, L., Hicks Marlowe, J., Reid, J.B., Patterson, G.R. & M.R. Weinrott (1991). A comparative evaluation of parent-training interventions for families of chronic delinquents. in Journal of Abnormal Child Psychology, Vol. 19, no. 1, 15-33.
Chorpita, B.F., Yim, L.M., Donkervoet, J.C., Arensdorf, A., Amundson, M.J., McGee, C., Serrano, A., Yates, A., Burns, J.A. & P., Morcelli (2002).Towards large-scale implementation of empirically supported treatments for children: a review and observations by the Hawaii Empirical Basis to Services Task Force. in Clinical Psychology: Science and Practice, 9 (2), 165-190.
Hermans, J., Ory. F. & G. Schrijvers (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Een advies over vroegsignalering en interventies bij opvoed- en opgroeiproblemen. Utrecht: NJI.
Foolen, N., Ince, D. & M. de Baat (2012).Wat werkt bij gedragsproblemen en gedragsstoornissen. Utrecht: NJI. Zie www.nji.nl/watwerkt.
Ince, D (2011). Wat werkt in opvoedondersteuning? Utrecht: NJI. Zie www.nji.nl/watwerkt.
Konijn, C. (red) (2003). Internationaal overzicht effectieve interventies in de jeugdzorg, Utrecht: NJI.
Landenberger, N.A., & M.W. Lipsey (2005). The positive effects of cognitivebehavioral programs for offenders: a meta-analysis of factors associated with effective treatment. in Journal of Experimental Criminology, Vol. 1 (4), 451-476.
Lipsey, M.W., Landenberger, N.A. & S.J. Wilson (2007) Effect of Cognitive Behavioral Programs for Criminal Offenders, Campel Systematic Reviews.
55
Literatuurlijst
Lipsey, M.W (2009). The Primary Factors that Characterize Effective Interventions with Juvenile Offenders: A Meta-Analytic Overview. in Victims and Offenders, 4,p.124-147.
Perkins-Dock, R (2001). Family interventions with incarated youth: a review of the literature. in International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 45, p.606-625.
Sukhodolsky D.G., Kassinove, H. & B.S. Gorman (2004). Cognitivebehavorial therapy for anger in children and adolescents: a meta-analysis. in Agressions and Violent Behavior, 9,p.247-269.
Petrosino, A., Turpin-Petrosino, C. & J. Buehler (2003). Scared Straight and other juvenile awareness programs for preventing juvenile delinquency. in The Campbell Collaboration Reviews of Intervention and Policy Evaluations, Philadelphia.
Poiesz, T.B.C. (1999). Gedragsmanagement: waarom mensen zich (niet) gedragen. Wormer: Inmerc.
Tolan, P., Henry, D., Schoeny, M. & A. Bass (2008). Mentoring Interventions to Affect Juvenile Delinquency and Associated Problems. Philadelphia: Campbell Collaboration.
Tudjman, T., W. de Jong & E. Snel (2010). Gezinsbegeleiding achter de voordeur. Een evaluatie volgens de methode theory of change. Utrecht: Anraad.
T. Tudjman, T., Y. Seidler, A.M. Weltevrede & J. de Boom (2013). De Sociale Aard van de Beverwaard. Een onderzoek naar de oorzaken van en oplossingsrichtingen voor de huidige problemen van de Beverwaard. Rotterdam: Risbo, EUR
Weiss, C.H. (1995). Nothing as practical as a good theory: exploring theorybased evaluation for comprehensive community initiatives for children and families. in J.Connell, A.C. Kubisch, L.B. Schorr & C.H. Weiss (Eds) New
56
Literatuurlijst
Approaches to Evaluating Community Initiatives: Concepts, methods and contexts, Washington DC.
Yperen, T.A. van, Booy, Y. & M.C. van der Veldt. (2003). Vraaggerichte hulp, motivatie en effectiviteit jeugdzorg, Utrecht: NIZW.
357
Bijlage 1
Respondentenlijst
1. Projectleider JORP 2. Casemanagers JORP 3. Medewerker Oov 4. Teamleider Wijkagenten Politie 5. Wijkagenten B 6. Bestuurlijk opdrachtgever 7. Ambtelijk opdrachtgever 8. Bureau Jeugdzorg; medewerker toegang 9. Medewerker Jongerenwerk Disck 10. Medewerker Jeugd Interventie team; NPT en Preventief 11. Medewerker Jeugdreclassering en Reclassering 12. Kwadraad; gezinscoach, Jeugdformaat 13. Ambulant begeleider William Schikker Groep 14. Wijkmanager Prinsenhof 15. Medewerkers Woningbouwcorporaties; Vidomes en Wooninvest 16. Officier van Justitie 17. Parketsecretaris 18. Medewerker Ministerie van Veiligheid en Justitie, Regiocoördinator actieprogramma Problematische Jeugdgroep
59
Bijlagen
Bijlage 2
Voorbeelden effectieve
jeugdinterventies Interventies jeugd 12 min
Preventief algemeen Opvoeden en zo Voor: ouders in de basisschoolleeftijd met opvoedingsvragen of beginnende opvoedingsproblematiek. Doel: Opvoedcompetenties van de ouders vergroten door hen bewust te maken van de mogelijkheden om het gedrag van hun kinderen positief te beïnvloeden. Middel: Zes groepsbijeenkomsten van twee uur waarin per bijeenkomst een opvoedvaardigheid centraal staat.
Beter omgaan met pubers Voor: Ouders van pubers in de leeftijd van 12 tot 18 jaar Doel: ouders steun bieden bij de opvoeding van hun opgroeiende kinderen. Middel: zes groepsbijeenkomsten waarin aandachtgebieden centraal staan (bv. manieren van opvoeden, communicatie ouder en kind, grenzen stellen etc.).
Peuters in zicht Voor: Ouders van kinderen van 2 a 3 jaar Doel: Ouders hebben inzicht in de ontwikkeling van peuters, zij kunnen reflecteren op de opvoedsituatie in hun gezin, zij zijn in staat om het gedrag van hun peuter effectief te beïnvloeden en zij bouwen een netwerk op van ouders van peuters in hun wijk. Middel: bijeenkomsten waarin in opvoedvaardigheden wordt onderwezen.
Triple P algemeen
60
Bijlagen
Voor: Triple P is bedoeld voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0-16 jaar Doel: Het algemene doel van Triple P is de preventie van (ernstige) emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen door het bevorderen van competent ouderschap en zelfvertrouwen van ouders. Middel: De interventie onderscheidt vijf niveaus van ondersteuning die zijn afgestemd op de verschillende behoeften van gezinnen. Samen bieden zij een samenhangend systeem van interventies dat ouders voorziet van de gewenste informatie en steun bij de opvoeding.
Preventief op school Programma Alternatieve Denk strategieën Voor: Het programma richt zich op kinderen van 4 tot 12 jaar in het regulier en speciaal basisonderwijs en in scholen voor speciaal onderwijs binnen een Regionaal Expertise Centrum. Doel: Het Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD) wil de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen stimuleren. Middel: PAD is een klassikaal leerplan waarmee scholen op systematische en planmatige wijze de sociaal- emotionele ontwikkeling van de leerlingen kunnen bevorderen. Het leerplan bestaat uit 7 mappen met 161 lessen voor de groepen 1-2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 verdeeld over 8 leerjaren. Het leerplan kent vier hoofdthema's: zelfbeeld, zelfcontrole, emoties en probleem oplossen.
Taakspel Voor: Het spel is ontwikkeld voor leerlingen van groep 4 - 8 van het basisonderwijs. Doel: Taakspel is gericht op het vermeerderen van taakgericht gedrag en het verminderen van regelovertredend gedrag bij kinderen en het bevorderen van een positief onderwijsklimaat. Uiteindelijk doel is beginnend probleemgedrag bij kinderen in een vroeg stadium te verminderen en om te buigen in positiever gedrag. Middel: Taakspel is een groepsgerichte werkwijze, waarbij leerlingen tijdens de reguliere lessen middels een spel leren zich beter aan klassenregels te houden. De klas wordt na een
361
Bijlagen
observatieperiode door de leerkracht in teams verdeeld. Leerlingen die bij elkaar in een team zitten, stimuleren elkaar zich aan de regels te houden, zodat zij als team in aanmerking komen voor een beloning.
Signaleren van en Preventieve Interventie bij Antisociaal Gedrag (SPRINT) Voor: SPRINT richt zich op kinderen in groep 4 tot en met 8 van de basisschool die openlijk en/of heimelijk probleemgedrag vertonen en/of in een bepaalde mate moeite hebben met het aanvaarden van autoriteit. De ouders vormen de intermediaire doelgroep die nodig is om bovenstaande doelgroep te bereiken. Doel: Het hoofddoel van SPRINT is het verminderen van antisociaal gedrag van kinderen. Middel: Voorafgaand aan de interventie wordt middels een getrapte screeningsmethode de juiste doelgroep geselecteerd. Door middel van gedragsoefeningen en rollenspel leren kinderen en hun ouders in twaalf individuele bijeenkomsten (nieuwe) vaardigheden.
Oudertrainingen Parent Management Training (PMTO) Voor: PMTO is een behandeling voor ouders van kinderen van 4 t/m 12 jaar die externaliserend probleemgedrag vertonen, al dan niet in combinatie met hyperactiviteit. Doel: Het algemene doel van PMTO is dat kinderen met externaliserende gedragsproblemen beter gaan functioneren en hun gedragsproblemen verminderen, doordat hun ouders meer effectieve opvoedingsstrategieën toepassen. Middel: In de behandeling wordt door middel van rollenspel geoefend met het toepassen van een vijftal clusters van opvoedingsvaardigheden: je kind stimuleren door aanmoediging, grenzen stellen, zicht en toezicht houden, met elkaar problemen oplossen en positief betrokken zijn.
Triple P niveau 4 Voor: Het Triple P programma richt zich op ouders van kinderen van 0 -12 jaar. Triple P niveau 4 richt zich op ouders die een
62
Bijlagen
gerichte training in opvoedvaardigheden nodig hebben voor het omgaan met de matige tot ernstige gedrags- en emotionele problemen van hun kind. Doel: Het Triple P programma niveau 4 heeft als doel 'het versterken van kennis, opvoedingsvaardigheden en zelfvertrouwen van ouders', zodat gedrags- en emotionele problemen bij het kind verminderen of ouders in ieder geval effectieve manieren kennen om hiermee om te gaan. Middel: Triple P traint ouders in het toepassen van de 5 basisprincipes en 17 opvoedvaardigheden voor positief opvoeden. Het programma onderscheidt vijf niveaus van ondersteuning met daarbij variabele aanbiedingsvormen. Samen bieden zij een samenhangend systeem van interventies dat ouders steun op maat kan bieden. Triple P niveau 4 is één van de intensievere niveaus.
Incredible Years Voor: Ouders van kinderen van 3 tot en met 6 jaar bij wie een oppositioneel-opstandige of gedragsstoornis (al dan niet met ADHD) is vastgesteld, of ouders van kinderen met ernstige gedragsproblemen die (nog) niet gediagnosticeerd zijn met een psychiatrische stoornis maar die wel ernstig in hun ontwikkeling bedreigd zijn. Doel: Het einddoel van de training is afname van gedragsproblemen bij kinderen en verbetering van hun sociale vaardigheden. Middel: Het programma dat in Nederland gegeven wordt is de basistraining voor ouders van kinderen van 3 t/m 6 jaar. Deze training wordt in groepsverband gegeven aan ouders van 8 tot 12 kinderen. In de Basis training wordt in 18 wekelijkse sessies van 2 uur gewerkt aan de thema's spel/ coachen, prijzen en belonen, grenzen stellen en omgaan met ongewenst gedrag.
363
Bijlagen
Oudertrainingen in combinatie met gedragstherapie kind VIPP-SD Voor: Ouders van kinderen van 1 tot en met 3 jaar met lastig gedrag. Doel: Het verminderen van externaliserende gedragsproblemen bij kinderen door het versterken van ouderlijke sensitiviteit en het bevorderen van consistente maar sensitieve disciplinering. Middel: Kern van de aanpak is het geven van positieve feedback op video-opnames van interacties tussen ouder en kind in de thuissituatie. Tijdens huisbezoeken bekijken de ouder en de ondersteuner de videoband, bespreekt de ondersteuner samen met de moeder de relevante fragmenten en komen verschillende suggesties en adviezen aan bod.
PCIT Voor: Kinderen van 2-7 jaar met gedragsproblemen en hun ouders. Doel: gedragsproblemen bij het kind te verminderen en de stress bij ouders te verminderen door de opvoedingsvaardigheden van de ouders te vergroten en de kwaliteit van de ouder-kind relatie te verbeteren. Middel: Een geprotocolleerd behandelprogramma voor jonge kinderen met gedragsproblemen en hun ouders. In PCIT worden ouders en kind samen in een spelkamer getraind, waarbij de therapeut vanachter een one-way screen de ouder coacht middels een oormicrofoontje.
Minder boos en opstandig Voor: Kinderen van acht tot twaalf jaar met een disruptieve gedragsstoornis (agressieve of opstandige gedragsstoornis, eventueel in combinatie met ADHD) en hun ouders. Doel: Vermindering van het oppositioneel-opstandig en/of antisociaal gedrag van het kind en verhoging van het prosociale gedrag door (a) verbetering van opvoedingsvaardigheden van de ouders en (b) verbetering van oplossingsvaardigheden van de kinderen in sociale situaties. Middel: Een aanpak op twee terreinen. Het eerste is: training van de ouders. Tweede terrein is: behandeling van de kinderen.
64
Bijlagen
Verspreid over 26 weken vinden 18 bijeenkomsten plaats met een groep van vijf kinderen. Een specifieke invulling van de activiteiten die past bij de problematiek van de kinderen.
Interventies jongeren 12 en ouder
Cognitieve gedragstherapie Agression Regulation Training (ART) Voor: Jongeren van 12 tot 23 jaar die problemen hebben met het omgaan met agressie, het reguleren van gedachten, gevoelens en gedrag, waardoor hun normale ontwikkeling onder druk komt te staan. Doel: Het doel van ART /Aggression Replacement Training is het bereiken van een substantiële afname van geweld bij jongeren. Middel: Groepstraining die zich richt op drie factoren die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van agressie bij jongeren.
Washington State Agression Replacement Training (WSART) Voor: Jongeren (12-18 jaar, IQ > 85) die één of meerdere delicten gepleegd hebben waarin agressie een rol speelt. Doel: Het risico op agressief of crimineel gedrag te verminderen middels het trainen van sociale vaardigheden, het aanleren van cognitieve zelfcontrole, het wijzigen van cognitieve vervormingen ('denkfouten') en het verhogen van het niveau van moreel redeneren. Middel: leertheoretische en cognitief-gedragstherapeutische principes en technieken.
Sociale Vaardigheden op Maat Voor: Jongens en meisjes in de leeftijd van 15-21 jaar met probleemgedrag dat voor een deel voortkomt uit onvermogen tot zelfstandig en adequaat hanteren van lastige sociale situaties. Doel: Het tekort aan sociale vaardigheden verminderen om zo het probleemgedrag te beïnvloeden en de kans op recidive te verkleinen.
365
Bijlagen
Middel: Cognitieve gedragsmatige aanpak met dramatherapeutische technieken, waarbij continu aandacht is voor het motiveren en het vergroten van het geloof in eigen kunnen om zo de leerbaarheid te vergroten.
Equip Voor: Jongens en meisjes in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, zowel met normale als met een lagere intelligentie (LVG), die antisociaal en/of delinquent gedrag vertonen. Doel: Jongeren met antisociaal en/of delinquent gedrag elkaar te motiveren en zodoende 'geëquipeerd' elkaar te helpen en van elkaar positief gedrag te leren. Middel: Het programma begint met het werken aan een positieve groepscultuur in een aantal zogeheten Wederzijdse Hulpbijeenkomsten (WH), waarin jongeren leren elkaar te vertrouwen en te helpen.
Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT) (Gezinsaanpak) Intensieve Orthopedagogische Thuisbegeleiding Voor: Gezinnen met kinderen van elke leeftijd die meervoudige en ernstige problemen hebben en/of een langdurige hulpverleningsgeschiedenis. Doel: Het zodanig verbeteren van het gezinsklimaat dat het kind er veilig kan opgroeien en zich kan ontwikkelen. De gezinsleden hebben meer vaardigheden om gebruik te maken van hun sociale netwerk. Middel: De hulpverlening van IOG vindt bij het gezin thuis plaats en richt zich op de volle breedte van de problematiek. Caseafhankelijk.
Jeugdhulp Thuis Voor: Gezinnen met kinderen van 0 tot 18 jaar die ernstige en complexe problemen hebben, waaronder opvoedingsproblemen (Multiproblem). Doel: Hulp bieden in de eigen omgeving van het gezin als alternatief voor een uithuisplaatsing. De hulp moet de gezinssituatie veranderen, zodat voor het kind een aanvaardbare opvoedingssituatie ontstaat.
66
Bijlagen
Middel: De hulpverlener verleent de hulp bij het gezin thuis en werkt intensief met het gezin samen. De intensiteit en het aantal uren dat een hulpverlener besteedt in een gezin zijn op maat en afhankelijk van de doelen en de afgesproken uren, vastgelegd in het hulpverleningsplan.
Praktische Pedagogische Gezinsbegeleiding Voor: Gezinnen met kinderen tussen 0 en 18 jaar waarbij de ouders problemen ervaren met de opvoeding en de omgang met hun kind (Multiproblemgezinnen). Doel: Competenties te versterken van ouders die zijn vastgelopen in de opvoeding en de balans tussen draagkracht en draaglast te herstellen. Middel: De thuisbegeleider van PPG verleent de hulp bij het gezin thuis. Hij bezoekt het gezin eens per week één tot anderhalf uur, de hulp duurt over het algemeen vijftien tot twintig weken. De vragen en problemen van de ouders zijn het uitgangspunt van de hulp.
Functional Family Therapy (FFT) Voor: Jongeren van 11 tot 18 jaar met gedragsproblemen (waaronder delinquentie) en hun gezinnen. Het gaat daarbij onder meer om gezinnen die van hulpverleningsinstellingen, waarmee zij eerder in contact waren, het label 'ongemotiveerd', 'vol weerstand' en 'disfunctioneel communicerend' hebben gekregen. Doel: Het gedrag van de jongere in het gezin en op school of werk en het functioneren van het gezin verbeteren. Daarnaast wil de therapie de kans op herhaling van crimineel gedrag verkleinen. Middel: FFT werkt in 3 fasen: 1) De verbindings- en motiveringsfase waarin de therapeut een relatie legt met de jongere en zijn gezin en ze motiveert voor de rest van de therapie. 2) De gedragsveranderingsfase. 3) De generalisatiefase waarin het gezin de resultaten van de gedragsverandering ook buiten het gezin toepast en waarin het gezin leert om terugval beter op te vangen met de geleerde vaardigheden.
367
Bijlagen
Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC) Voor: Het versterken van prosociaal gedrag en probleem-oplossend vermogen. Doel: Jongens en meisjes in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar met ernstig antisociaal gedrag, een bovengemiddeld of hoog recidiverisico en een IQ vanaf 80. Middel: Een jongere die aan MTFC-A deelneemt, woont voor de duur van 6 tot 12 maanden in een 'opvoedgezin'. Het opvoedgezin biedt een gestructureerde leefomgeving en speciaal getrainde opvoedouders geven positieve feedback op het gedrag van de jongere.
68