Je kunt meer dan je bent! Kansen creëren voor Tilburgse jeugd Beleidsplan Jeugd 2015-2018
November 2014
1
Colofon Je kunt meer dan je bent! Kansen creëren voor Tilburgse jeugd
Beleidsplan Jeugd gemeente Tilburg Voor de gesprekken en verhalen voor dit beleidsplan bedankt de gemeente Tilburg: Alia, Wilfred, Sylvana, Adelmar, Frank, Ida, Maria, Irene, Candice, Gloria, Tineke, Rita, Peter, Guido, Ingrid, Karin, Marieke, Monique, Froukje, Hub, Theo, Jan, Miranda, Karin, Nassar, Ted, Jeanne, Monic, Marijke, Jolanda, Mariëtte, Krista, Hanneke, Annemarieke, Ans, Mistral, Vera, Romana, Koen, Kevin, Thomas, Jordan, Nicole, Eveline, Karim, Petra, Faysel, Amine, Wesley, Floor, Marthe, Manouk, Rick, Jeske, Achmed, Rutger, Elsemarij, Maria, Kees, Huub en de 40 Tilburgers die meewerkten aan de huis-aan-huis-gesprekken. Teksten en samenstelling: Tanja Verhoeven, Anne Czyzewski, Bob van der Schaft
2
Waar je geboren bent, bepaalt je beginpunt. En alles wat daarna komt, vult dat verder in. Daarom vind ik het belangrijk dat kinderen zelf leren regie te voeren over hun eigen leven. Dat ieder kind het leven voor zichzelf kan organiseren. Dat je talenten ontwikkeld kunnen worden. Dat je kan dromen, je eigen mogelijkheden ziet en vertrouwen in jezelf hebt om deze te durven realiseren. Ik denk dat wanneer je dat als kind kan leren, je de kracht hebt ze de rest van je leven te ontwikkelen. Met de transformatie van de jeugdhulp staan we voor een indrukwekkende verandering in onze samenleving. Een verandering in werkwijze die nodig is. Deze andere werkwijze kan en wil ik niet alleen realiseren. Het spreekt voor zich dat hier een gezamenlijke opgave ligt. De professionals en vrijwilligers, hun ervaring en inzet blijft noodzakelijk. Ook de ouders spelen een belangrijke rol. En wat de kinderen zelf belangrijk vinden, daar moeten we naar luisteren. Dit beleidsplan is gebaseerd op de gesprekken en verhalen die we hebben gehoord bij gezinnen thuis, bij het jongeren- en buurtsportwerk, binnen het onderwijs, sport- en culturele verenigingen en bij organisaties die zich inzetten voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Zelf heb ik onder andere gesproken met een meisje uit groep 8, die samen met haar oma thuis was. De ouders van het meisje zijn gescheiden en haar broertje woont bij haar vader. Ze zien elkaar niet meer door allerlei ruzies en problemen. Het meisje vertelde dat ze het daardoor niet zo goed ging op school. Toen ik vroeg wat haar mooiste moment in groep acht was vertelde ze dat haar meester Koen had gezegd dat hij trots op haar was. Professionals en vrijwilligers die kinderen als dit meisje net even dat duwtje geven zijn ontzettend waardevol. Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Jeugdwet in werking. Onderdeel daarvan is dat er periodiek een beleidsplan Jeugd is opgesteld. Voor u ligt dat plan, het nieuwe lokaal beleidsplan jeugd voor de komende drie jaar. Een plan dat onze beleidsmedewerkers met de inbreng van professionals en ervaringsdeskundigen hebben kunnen realiseren. Een plan waar ik trots op ben.
Marcelle Hendrickx Wethouder Jeugd gemeente Tilburg
3
Inhoud Inleiding
5
1. Gemeentelijke visie en rolopvatting
8
1.1 Afbakening 1.2 Uitgangspunten
9
1.3 Rolopvatting 2. Kerndoelen Tilburg
11
3. Eigen kracht en de zelfredzame burger
13
3.1 Eigen kracht
14
3.2 Financiële zelfredzaamheid
15
4. Vitale en veerkrachtige samenleving: onderwijs, sport & cultuur
17
4.1 Passend onderwijs, zorgstructuur en de toegang voor ondersteuningsvragen
18
4.2 Onderwijs: doorlopende lijn
18
4.3 Primair onderwijs l LEA 0-12 jaar
21
4.4 Voortgezet onderwijs l LEA 12-18 jaar
23
4.5 Sport
26
4.6 Cultuur
30
5. Preventie: de basisstructuur
33
5.1 Jeugdgezondheidszorg
34
5.2 Jongerenwerk: Focus op risicojeugd
36
5.3 Veiligheid
38
6. De Tilburgse Aanpak: toegang voor ondersteuningsvragen
40
6.1 De toegang voor ondersteuningsvragen 6.2 Lichte ondersteuning
44
7. Enkelvoudige ambulante hulp
46
8. Participatie
48
8.1 Interactieve beleidsvorming 8.2 Actief burgerschap
49
8.3 Jeugd en werk
51
9. Innovatie
53
10. Overzicht en financiële verantwoording
57
11. Procesverslag
59
4
Inleiding Alle kinderen en jongeren moeten hun talenten kunnen ontwikkelen, moeten gezond en veilig opgroeien en gezinnen en (jong)volwassenen moeten hun eigen keuzes kunnen maken. De gemeente Tilburg vindt het belangrijk dat ze een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij en in staat zijn de meeste vragen die ze in het dagelijks leven tegenkomen zelf of met een beetje hulp op te lossen. De inzet van de gemeente Tilburg is om samen met de inwoners van de stad en maatschappelijke partners de voorwaarden te scheppen om dit mogelijk te maken. Dit plan is samen met Tilburgers tot stand gekomen. Voorafgaand aan het maken van dit plan spraken we met een groot aantal Tilburgers. Oud en jong. Tijdens bijeenkomsten, bij mensen thuis, op straat en aan de voordeur. We beschrijven dit uitgebreid in het procesverslag (hoofdstuk 13). Deze gesprekken gaven ons inzicht in de ideeën en verwachtingen van jongeren en hun ouders. Een bron van inspiratie. We bedanken iedereen dan ook hartelijk voor hun bijdrage. De Jeugdwet De taken en bevoegdheden voor de jeugdhulp gaan over naar de gemeenten en worden samengevoegd met de bestaande verantwoordelijkheid voor voorzieningen voor jeugd en gezin. In samenhang met het regionale plan voldoen we met dit Tilburgse Jeugdplan aan de wettelijke verplichting tot het vaststellen van een plan “…dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering” (Jeugdwet, artikel 2.2). Wettelijk gaat deze transitie over kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar en de gezinnen, waarin zij opgroeien. Voor deze doelgroep is het beleidsplan Jeugd opgesteld. In de praktijk is de scheidslijn van 18 jaar niet zo scherp, ondersteuning houdt dan niet abrupt op. Daarom wordt in ons beleid en in de uitvoering meestal geen strakke grens bij de leeftijd van 18 jaar getrokken. Dit beleidsplan Dit beleidsplan gaat over de basisstructuur. De directe omgeving, die een belangrijke rol speelt in het alledaagse leven van kinderen, jongeren en ouders; familie, vrienden en buren, hun sociale netwerk. Maar ook over het consultatiebureau, de kinderopvang, het basis- en voortgezet onderwijs, de sportclub, de muziekschool, het jongerenwerk, et cetera. We schetsen hoe we met deze professionals samenwerken, hoe we ze faciliteren en/of versterken. Wat ze van ons kunnen verwachten én wat we van hen verwachten. Deze professionals, die dichtbij kinderen en jongeren staan, kunnen het verschil maken en van grote betekenis zijn. Dit plan gaat ook over de Tilburgse aanpak. De wijze waarop de toegang voor ondersteuningsvragen (voorheen frontlijn) wordt vormgegeven in Tilburg. Daar waar ouders en jongeren met een vraag om (extra) ondersteuning aankloppen en waar professionals uit de bassistructuur om advies kunnen vragen. De toegang wordt vanaf 1 januari 2015 gevormd door de GGD, IMW, MEE, Loket Z en Werk & Inkomen. Professionals van deze organisaties ondersteunen inwoners hun zelfredzaamheid te vergroten, ook door het activeren van het sociale netwerk rond deze mensen heen. Zij werken in elf zogenoemde woningmarktgebieden (wijken) en een stedelijk team. Zij zijn bekend met en in deze wijken. In de wijk werken ze al stevig samen met elkaar. Zij bekijken samen met ouders en jongeren wat zij nodig hebben om zelf met hun vragen of problemen om te gaan. Als er méér nodig is, dan bieden ze (tijdelijk) lichte ondersteuning of zorgen ze voor specialistische hulp. Het Beleidsplan Jeugd is voor de periode 2015-2018 leidend bij de uitvoering. Vertaling van dit beleid en de uitvoering daarvan vindt plaats samen met de inwoners en de partners in de stad.
5
Nieuwe taken De voorganger van dit beleidsplan, de nota Opgroeien in Tilburg dateert van 2001. In 2011 besloot de Raad op basis van de notitie Majeure opgave Jeugd 2012 en 2013 om voorlopig af te zien van de vaststelling van een kadernota c.q. strategische agenda jeugd. De aangekondigde transitie en transformatie van de jeugdhulp speelde bij dat besluit een grote rol, in combinatie met onduidelijkheid over financiële verplichtingen en kaders, die daarmee samenhingen. De jeugdhulp wordt per 1 januari 2015 integraal onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten gebracht. Deze transitie bereidt de gemeente Tilburg beleidsmatig voor in samenwerking met de andere gemeenten in de regio Hart van Brabant met als motto ‘Samen voor de jeugd.’ In maart 2014 is het gelijknamige regionale beleidskader vastgesteld door alle gemeenten in de regio Hart van Brabant. Ook de inkoop van jeugdhulp gebeurt grotendeels op bovenlokaal niveau. Onder andere de specialistische hulp en ondersteuning. Dit is reeds beschreven in het eerder vastgestelde regionale beleidskader en de diverse inkoopdocumenten. Met dit lokale plan sluiten we aan bij het regionale beleidskader. Het lokale beleidsplan gaat met name over onze verantwoordelijkheid voor de preventieve basisstructuur, het in stand houden of ontwikkelen van daarbij passende voorzieningen, de verbinding met bijvoorbeeld onderwijs, jongerenwerk en sport en de inrichting van toegang voor ondersteuningsvragen. Diversiteit In Tilburg wonen mensen met een grote diversiteit, met verschillende achtergronden en vanuit zeer veel verschillende culturen. Het Tilburgse jeugdbeleid is erop gericht om voor alle kinderen en jongeren optimale ontwikkelingskansen te bieden, ongeacht achtergrond, afkomst of cultuur. Dit vraagt van professionals en vrijwilligers die werken met kinderen en jongeren veel gevoel voor deze diversiteit, maar ook van hun kennis en houding om maatwerk te kunnen leveren. De gemeente Tilburg zet op diverse manieren in op ondersteuning en professionalisering van professionals en vrijwilligers. Doorgaande ontwikkelingslijn Tilburg zet in op een doorgaande leer-, gezondheids-, en talentontwikkelingslijn voor alle kinderen en jongeren. De doorgaande ontwikkelingslijn is dus breder dan alleen het onderwijs. Die lijn begint voor de geboorte en verloopt via consultatiebureau, peuterspeelzaal en/of kinderopvang naar het primair en voortgezet onderwijs. Uiteindelijk zetten we niet alleen in op het behalen van een relevante startkwalificatie, maar streven naar werk voor alle jongeren. De ambitie talentontwikkeling blijkt uit de titel van dit beleidsplan: Je kunt meer dan je bent. We richten ons op alle kinderen en jongeren in Tilburg. De meeste van hen krijgen thuis, op school en in hun vrije tijd alle kansen om hun talenten te ontwikkelen, maar dit is niet voor iedereen weggelegd. De gemeente investeert extra in kinderen en jongeren (en de school, vrijwillige organisaties en professionals) die niet als vanzelfsprekend hun talenten kunnen ontwikkelen. We willen eruit halen wat erin zit, op school, in werk, sport- of cultuur.
Eruit halen wat erin zit Een voetbaltrainer vertelt: Ik doe het al best wel lang. Wat ik leuk vind is ook om die kinderen wat bij te brengen, en natuurlijk vind ik voetbal zelf ook leuk. Ik ben geen sporter, maar ik vind het wel leuk om zelf te spelen en anderen iets te leren ook. En wat vooral leuk is, is dat je met die kinderen kan werken en dat je ziet dat je ze naast voetbal ook andere dingen bij kan brengen. Ja, ik vind het een hele mooie uitdaging om eruit te halen wat erin zit. Juli 2014
6
Samen doen De gemeente investeert dus in verandering en verbetering, maar kan het niet alleen. We weten dat veel Tilburgers in hun vrije tijd op allerlei manieren bijdragen aan de kwaliteit van de Tilburgse samenleving. Zij staan klaar om familie of buren te helpen, doen vrijwilligerswerk in clubs en verenigingen en participeren in tal van maatschappelijke activiteiten. Het verhaal ‘Eruit halen wat erin zit' illustreert dit. Daar zijn we trots op. En dat willen we graag zo houden. We gaan, meer dan in het verleden, een beroep doen op de vrijwillige inzet van onze inwoners. Dit houdt ook in dat het beleid niet statisch is. We willen flexibel zijn. Dat betekent dat we reageren op signalen en ontwikkelingen die zich in de stad voordoen. Dat kan inhouden dat we ons beleid moeten aanscherpen. Onze ideeën over de rol van de gemeente, de ontwikkeling en de uitvoering van beleid zijn in de afgelopen tien jaar flink veranderd. De gemeente legt meer verantwoordelijkheid bij inwoners en partners in de samenleving. We formuleren samen gemeenschappelijke uitgangspunten en onderzoeken de haalbaarheid van initiatieven. In haar advies ‘Loslaten in vertrouwen’ (2012) stelde de Raad voor het Openbaar Bestuur: de vitale samenleving bestaat al. Met het huidige burgerschap is weinig mis. Heel veel Tilburgers zetten zich in voor de publieke zaak, in de eigen buurt, in verenigingen en als vrijwilliger op allerlei plekken. De gemeente Tilburg wil inwoners de ruimte geven. Voorafgaand aan het opstellen van dit Jeugdplan hebben we ons conform het advies niet afgevraagd wanneer en in welke mate we de invloed van Tilburgers toestaan, maar wat wij kunnen doen om betrokken inwoners en (maatschappelijke) partners maximaal de ruimte te geven. En wat we als gemeente dan helemaal kunnen loslaten en faciliteren. En waar we zaken moeten (blijven) reguleren. Leeswijzer In de komende hoofstukken wordt waar mogelijk verwezen naar het Tilburgse Coalitieakkoord 2014-2018, en naar het regionale Beleidskader Jeugdhulp Hart van Brabant, waarin de gemeenten afspraken hebben gemaakt over de inrichting van de (specialistische) jeugdhulp en de toegang. Deze afspraken zijn nodig omdat specialistische jeugdhulp gezamenlijk wordt ingekocht en we een onevenredig beroep op deze dure zorg vanuit de verschillende gemeenten willen voorkomen. In dit beleidsplan staan verhalen van Tilburgers. Die verhalen houden vanzelfsprekend verband met de gemeentelijke ambities en plannen, zijn soms een treffende illustratie vanuit ‘het echte leven’, en een bron van inspiratie. Het zijn voorbeelden van zaken die goed werken en ze geven ook weer dat er nog werk aan de winkel is. Waar we de komende jaren in investeren is samengevat onder de kopjes wat gaan we doen?
Talenten Een moeder van vier kinderen vertelt: “Mieke is 16 en ze heeft een bepaalde visie op het leven, op hoe mensen met elkaar om horen te gaan, waar ik nog wat van kan leren. Als ik bijvoorbeeld onenigheid heb met iemand dan bespreek ik dat met mijn dochter. Want zij geeft mij ongezouten en duidelijk haar kijk op: oké wat is er nou precies gebeurd? En wat denk ik dat er is misgegaan en hoe kun je daarmee omgaan? Ik vind dat knap voor een meisje van 16. Daarnaast is het natuurlijk ook ontzettend een meisje van 16 met nukken van hier tot ginder.”
7
8
1. Gemeentelijke visie en rolopvatting Tilburg wil kinderen en jongeren maximaal kansen bieden om gezond en veilig op te groeien, zodat ze hun talenten volop kunnen ontplooien en straks als volwassen burgers naar vermogen kunnen participeren en hun bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Leidende vragen voor dit beleidsplan zijn: hoe kunnen we inwoners versterken in hun eigen kracht? hoe faciliteren we “het gewone leven” (de civil society) en de netwerken rond inwoners? welke preventieve basis-infrastructuur houden we in stand en hoe zetten we die in? hoe ziet “de toegang voor ondersteuningsvragen” eruit? En hoe verhoudt die zich tot bijvoorbeeld het onderwijs? hoe krijgen kinderen en gezinnen toegang tot (ambulante) vormen van jeugdhulp als dat nodig is? We gaan bij kinderen en jongeren uit van het principe van de doorgaande ontwikkelingslijn en de samenhang tussen de verschillende aspecten van het leven. Als het om zelfredzaamheid gaat komen gezondheid, werk en inkomen, een goed sociaal netwerk, school, meedoen met sport of cultuur bij elkaar. Is de balans verstoord, dan verwachten we dat er professionals zijn die breed kijken. Hierna gaan we verder in op het onderwerp van dit beleidsplan en de relatie met aangrenzende gebieden; op de uitgangspunten voor de transities in het sociale domein en de rolopvatting van de gemeente Tilburg.
1.1 Afbakening In het regionale beleidskader jeugd hebben we beschreven hoe we omgaan met het bovenste gedeelte van de piramide: de intensieve ondersteuning en specialistische (jeugd-)zorg. Dit plan is de Tilburgse aanvulling op het regionale beleidskader en gaat over het onderste deel van de piramide:
9
De toekomst van de Tilburgse kinderen en jongeren vraagt een investering. Hoe die investering er uit ziet wordt in dit plan duidelijk.
1.2 Uitgangspunten De taken en bevoegdheden voor de jeugdhulp gaan over naar de gemeenten en worden samengevoegd met de bestaande verantwoordelijkheid voor voorzieningen voor jeugd en gezin. Dat heeft de Rijksoverheid besloten, met als doel de tekortkomingen in de huidige jeugdhulp aan te pakken.
De tekortkomingen van de huidige jeugdhulp De inrichting en de werking van de hulp, ondersteuning en zorg aan de jeugd zullen de komende tijd ingrijpend veranderen. De besluitvorming over een nieuw wettelijk kader (de Jeugdwet) is in afronding en houdt in dat vanaf 1 januari 2015 alle jeugdhulp bij de gemeenten wordt ondergebracht. Het gaat daarbij om middelen en bevoegdheden voor alle vormen van hulp en zorg voor jeugd en gezin die nu zijn belegd bij provincie, rijk en zorgverzekeraars. Dus inclusief specialistische hulp als jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg), jeugd-vb (verstandelijke beperking) en gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Aanleiding voor deze grote verandering is het onvoldoende functioneren van het huidige stelsel (zie ook de memorie van toelichting bij de Jeugdwet): 1. Een te grote druk op gespecialiseerde zorg, met onvoldoende gebruik van preventieve en lichte ondersteuning, en van de kracht van de jeugdige zelf en zijn sociale omgeving; 2. Tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen, door aansturing vanuit verschillende bestuurslagen en verschillende wettelijke systemen. En door deze aansturing gescheiden financieringsstromen en verantwoordelijkheden; 3. Afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd; 4. Extra kosten door deze werkwijzen en knelpunten. Regionaal beleidskader
De gemeente wil met professionals een integrale inzet voor jeugd en gezin mogelijk maken. We gaan in op de vraag die wordt gesteld, maar kijken ook of er naast deze vraag zaken spelen in het gezin die van invloed zijn op deze vraag. Als dat nodig is betrekken we ook de andere leefdomeinen. De decentralisatie van de jeugdhulp past in de komende, grote veranderingen in het brede sociaal domein: de decentralisatie van delen van de AWBZ naar gemeenten (en aanpassingen in de Wmo) en de decentralisatie van werk en inkomen (Participatiewet). Daarnaast wordt binnen het onderwijs het nieuwe stelsel voor Passend onderwijs ingevoerd. Gemeenschappelijke uitgangspunten hierbij zijn: meer zelfredzaamheid; inwoners die het dagelijks leven zo veel mogelijk zelf organiseren; mensen die (kunnen) meedoen in de maatschappij; het terugdringen van professionele zorg en individuele voorzieningen; integratie van het sociaal domein, van deeloplossingen naar integrale oplossingen; en dat alles binnen de toekomstige financiële taakstelling.
1.3 Rolopvatting De rolopvatting van de gemeente Tilburg is sinds het verschijnen van de vorige kadernota Jeugdbeleid “Opgroeien in Tilburg” (2001) verschoven. Lag het initiatief toen vooral bij de gemeente, en konden inwoners en maatschappelijke organisaties ‘instappen’, nu wil de gemeente veel meer aansluiten bij wat er in de Tilburgse samenleving (al) gaande is. En ideeën vooral uit de samenleving laten komen. Niet vanuit het stadskantoor, vanachter het bureau. Maar vanuit de dagelijkse werkelijkheid. De gemeente sluit aan en faciliteert, als partner in de Tilburgse samenleving. Zoals in de inleiding gesteld: wat kunnen we doen om inwoners en organisaties maximaal de ruimte te geven?
10
Wij maken serieus werk van overheidsparticipatie. Dat betekent dat de gemeente meedenkt en meedoet met burgers en organisaties die verantwoordelijkheid nemen voor hun omgeving. Coalitieakkoord 2014-2018
De ambitie van Tilburg is samen met de Tilburgse samenleving het jeugdbeleid te ontwikkelen, uit te voeren en te verbeteren. De gemeente is niet alleen verantwoordelijk voor de leefbaarheid en het welzijn van kinderen, jongeren en gezinnen. We verwachten van kinderen, jongeren en gezinnen dat ze ook zelf een waardevolle bijdrage leveren. In de praktijk is dit eerder regel dan uitzondering. De gemeente heeft een bloeiend verenigingsleven dat draait op vrijwilligers. En de meeste mensen kunnen een beroep doen op familieleden, vrienden, buren of mensen uit de wijk. Dat koesteren we en blijven we stimuleren.
Stukje opvoeden Een hockeytrainer vertelt: Kijk, de vereniging heeft ook een aantal houding-en gedragsregels, met betrekking tot respect en dergelijke. En dat draag je als trainer wel uit. En daar word je ook als coach, maar ook door de ouders, op gewezen. Kijk, als er gevloekt wordt, dan zeg je daar meteen iets van. En rommel op een veld gooien of een leeg flesje laten liggen, dan is het meteen van: jongens, raap even op, ruim op. We ruimen samen dingen op en we zorgen dat het netjes achter blijft. En ook niet naar andere teams toe vervelend doen. Ik vind dat we daar wel echt een taak in hebben. Ja, dat is wel een stukje opvoeden. Juli 2014
11
2. Kerndoelen Tilburg We willen weten wat de effecten en resultaten zijn van onze inzet op de eigen kracht van de Tilburgse inwoners, op de basisvoorzieningen, de lichte ondersteuning, de Toegang en onze ambitie om in te zetten op het versterken van maatschappelijke zelfredzaamheid, talentontwikkeling en een gezonde en veilige opgroei omgeving. Daarom formuleren we een beperkt aantal kerndoelen. Per kerndoel benoemen we steeds een beperkt aantal indicatoren en gaan daar op monitoren. Deze kerndoelen zijn gebaseerd op de regionaal geformuleerde doelen voor het lokale basisaanbod en de lokale toegang tot specialistische jeugdhulp (zie bijlage 4), die door het College zijn vastgesteld. Hieronder worden dus algemene kerndoelen en bijbehorende indicatoren benoemd. Op de verschillende beleidsthema’s beschikken we over meer en gedetailleerder informatie, bijvoorbeeld via de Stadsmonitor en andere bronnen (kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken). Vanzelfsprekend maken we daar gebruik van bij de voorbereiding en evaluatie van beleid. De kerndoelen met bijpassende indicatoren en de bron zijn: 1.
Kinderen en jongeren groeien veilig en gezond op en nemen actief deel aan het sociale, economische en culturele leven We kijken naar aspecten als gezondheid, veiligheid en participatie, omdat die uiteindelijk van invloed zijn op de zelfredzaamheid van (jong-)volwassenen. We kiezen een aantal indicatoren die al gemeten worden via de Jeugd- en jongerenmonitoring. Aan deze indicatoren hangen we normen. De voorgestelde indicatoren zijn: 1.1 gezond % kinderen en jongeren met overgewicht 1.2 veilig % kinderen en jongeren in aanraking met huiselijk geweld 1.3 deelnemen % lidmaatschap sport en/of cultuur 1.4 deelnemen % jongeren met startkwalificatie
2.
Gezinnen, kinderen en jongeren zijn zelfredzaam en maken gebruik van hun sociale netwerk bij het oplossen van opgroei- en opvoedproblemen Zelfredzaamheid is een kernbegrip in dit beleidsplan. We verbinden het met het vermogen van inwoners om alledaagse vragen zelf op te lossen, eventueel met hulp van hun sociale netwerk. Als dit niet lukt is soms (blijvend) professionele hulp nodig. We meten of het door de gemeente ingezette totaalaanbod als voldoende wordt ervaren. 2.1 zelfredzaam 2.2 zelfredzaam
3.
% gezinnen met behoefte aan meer (informele) opvoedondersteuning uit sociale netwerk % gezinnen met behoefte aan meer professionele opvoedondersteuning of hulp
Gezinnen, vrijwilligers en professionals weten waar ze terecht kunnen voor informatie, advies en ondersteuning, en met zorgen en signalen/meldingen Kinderen, jongeren, gezinnen, vrijwilligers en professionals moeten de weg weten als ze advies willen, ondersteuning zoeken, hulp nodig hebben of een melding willen doen. We willen voorkomen dat mensen onnodig lang blijven rondlopen met vragen en dat vragen uitgroeien tot problemen. We pakken problemen zo vroeg mogelijk aan. Maar ook als het echt mis is moeten mensen hun weg eenvoudig vinden zodat er snel geschakeld kan worden.
12
Indicatoren voor ‘de weg weten’ zijn: 3.1 weten 3.2 weten
% kinderen en jongeren en ouders dat weet waar ze terecht kunnen met vragen en problemen % doelgroep dat weet waar ze terecht kunnen met zorgen/signalen/ meldingen
Wat gaan we doen? Bovenstaande indicatoren meten we via de (aangepaste) jeugd- en jongeren monitor en via aanvullend kwalitatief onderzoek; we voeren in 2015 een nulmeting uit op de thema’s gezondheid, veiligheid en participatie en bepalen op basis daarvan de ambitie voor 2016 en verder. Dit is onderdeel van de reeds besloten (0)meting op de doelstellingen, die in het kader van het regionale beleidskader zijn vastgesteld.
13
3. Eigen kracht en de zelfredzame burger
Met de meeste Tilburgse kinderen, jongeren en gezinnen gaat het goed. Maar zoals het nieuwe coalitie akkoord 2014-2018 stelt: “Een deel van onze inwoners profiteert nog onvoldoende van de positieve ontwikkeling van Tilburg op het terrein van vestigingsklimaat en leefbaarheid. Er is relatief veel armoede in de stad, er zijn veel lager opgeleiden, er is een bovengemiddelde ongezonde levensstijl en de sociale samenhang is niet sterk. De opgave is hier om een brug te slaan tussen de nieuwe economische kansen en de sociale versterking van de stad. Daarom zetten we stevig in op onderwijs, de relatie onderwijs-arbeidsmarkt en maatschappelijke participatie.” Omdat het met de meeste Tilburgers goed gaat kennen we een gerichte aanpak voor mensen die (nog) niet voldoende eigen kracht hebben. Dat doen we via onze wijkaanpak en via gerichte inzet van het sociaal werk. Ook zetten we stevig in via ons armoedebeleid en gezondheidsbeleid. We bieden ook ruimte voor initiatieven van en voor jongeren. In dit hoofdstuk gaan we in op de voorzieningen die we treffen om de zelfredzaamheid van gezinnen te bevorderen. Het gaat over inzet in de wijken, gericht op participatie en inzet van inwoners. Het gaat ook over alles dat we doen om gezinnen met weinig geld zoveel mogelijk mee te laten doen: op school en aan vrijetijdsbesteding.
Kermisgeld Een moeder vertelt: Ja m’n dochter moest nieuwe schriften en dat soort dingen. Ja, die ga je maar bij de Action halen. Ik zeg: die ga ik niet online bestellen, dat is veel te duur. Dat is 29 cent per schrift, maar bij de Action heb je ze voor 10 cent per schrift. Nou oké, maar ze wou dan wel die hele goede potloden hebben, dat goede merk, want daar doe je heel lang mee. Ik zeg: die mag je dan bestellen, want die waren ook niet zo heel duur. Maar voor de rest heb ik zoiets van: naar de Action. Ja, het groeit me ook niet op de rug. Stond ze mooi hier: wanneer krijg ik mijn kermisgeld? Ik zeg: sorry, de kermis is volgende week pas. Ja, maar wanneer krijg ik mijn geld dan? Ja, we hadden gezegd: je krijgt van ons wel een beetje kermisgeld. Maar ja, ik kan ook niet veel missen, ik heb er nog twee. Zij denkt vaak: ik ben maar alleen. Maar dat is echt die puberfase denk ik. Juli 2014
14
3.1 Eigen Kracht
Eigen kracht, zelfredzaamheid en regie Wij gaan uit van de eigen kracht van de burger. Dit is een belangrijke verandering van de transitie én transformatie van het jeugdstelsel; het terugleggen van de regie bij de burger en cliënten en het versterken van hun eigen mogelijkheden en die van de directe omgeving. We willen het nieuwe jeugdstelsel daadwerkelijk opbouwen vanuit het ‘gewone’ leven. Ondersteuningsaanbod, organisatie en beleid zijn gericht op de dagelijkse praktijk van kinderen, jongeren en ouders en hun sociale netwerk. Regionaal beleidskader
Wij gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners. Dit is een belangrijke verandering van de transitie én transformatie van het jeugdstelsel; het terugleggen van de regie bij de inwoner en cliënten en het versterken van hun eigen mogelijkheden en die van de directe omgeving. We willen het nieuwe jeugdstelsel daadwerkelijk opbouwen vanuit het ‘gewone’ leven. Ondersteuningsaanbod, organisatie en beleid zijn gericht op de dagelijkse praktijk van kinderen, jongeren en ouders en hun sociale netwerk. We verwachten van ouders en jongeren dat ze eerst proberen zelf hun problemen op te lossen, met hulp van familie, vrienden en anderen uit hun sociaal netwerk. De meeste Tilburgers kunnen dat ook heel goed en hebben de hulp van de gemeente of instellingen niet nodig. Door de sociale omgeving te versterken en hierin te investeren, wordt het ‘gewone leven’ het eerste vangnet voor kinderen, jongeren en ouders. Dat betekent een veilige, stimulerende en corrigerende omgeving creëren met partijen die daarin een rol hebben: peuterspeelzaal, kinderopvang, school, , buurthulp, kinder- en jeugdwerk en welzijnswerk. Maar ook kerk/pastoraal werk, moskee, sportclub en muziekvereniging. Daarnaast kent elke wijk sleutelpersonen, ervaringsdeskundigen en lokale middenstanders. Samen stimuleren we het meedoen van ‘kwetsbare’ kinderen, jongeren en ouders aan het gewone dagelijkse leven. Het zijn tevens belangrijk voorwaarden voor talentontwikkeling. Pleeggezinnen Het beste voor ieder kind is om op te groeien in het eigen gezin. Maar soms kan een kind voor korte of langere tijd niet thuis wonen. Voor deze kinderen bestaan gelukkig pleeggezinnen waar ze rust en veiligheid vinden en zich kunnen ontwikkelen. Deze gezinssituatie lijkt het meest op een "normale" gezinssituatie. Pleegouders zorgen (tijdelijk) voor het kind van een ander en leveren daarmee zeer belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van deze, vaak kwetsbare, kinderen en jongeren. En bieden daarmee deze kinderen en jongeren een plek om gezond en veilig op te groeien. Alle 210.000 Tilburgers In Tilburg is de inwoner, en dus ook elke jongere, zelf aan zet. Jongeren hebben inspraakmogelijkheden, maar we vragen hen ook de ruimte en de kansen die we als gemeente creëren te benutten. De rol van de overheid verandert: de gemeente ontwikkelt zich tot partner die bij voorkeur aanjaagt, stimuleert, verbindt en faciliteert. Meer dan voorheen bieden we ruimte voor burgerinitiatieven en burgerparticipatie. ( meer hierover in het hoofdstuk Participatie). We ondersteunen informele zorg, vrijwilligers en mantelzorgers. En we zorgen voor een goede sociale basisstructuur, zoals onderwijs, gezondheidsbeleid, welzijnswerk, sport en cultuur etc. Uit de wijktoets van juni 2014 bleek het thema sociale cohesie een speerpunt te zijn. Bewoners geven aan dat zij betrokkenheid bij hun wijk belangrijk vinden. Daarnaast vormen overlast- en armoedebestrijding ook speerpunten. De gemeente investeert hier ook met maatwerk op via de Tilburgse wijkaanpak. Per wijk is, op basis van wijktoets 2014, een actieplan opgesteld waarmee we, samen met de wijk en onze partners, op maat aan de slag te gaan.
15
3.2 Financiële zelfredzaamheid Financiële problemen veroorzaken vaak spanning binnen een gezin. Tussen ouders onderling en tussen ouders en hun kind. Geen of (te) weinig geld beïnvloedt de relatie van een jongere met zijn of haar vrienden; uiteindelijk kan sociaal isolement het gevolg zijn. Kinderen uit een ‘arm’ gezin kunnen immers vaak niet aan alle activiteiten meedoen zoals schoolreisjes. Maar ook het lidmaatschap bij een aan sport- of muziekvereniging is vaak niet mogelijk. In 2012 leefde 13,1% van alle kinderen in Tilburg in een huishouden met een inkomen op minimumniveau. Dat 1 is 0,2% meer dan in 2011 en 0,8% meer dan in 2010 . Onder de groep kinderen van niet‐westerse allochtone herkomst leeft 35,7% in een huishouden met een inkomen op minimumniveau. In de Kruidenbuurt en Stokhasselt wonen meer dan twee keer zoveel huishoudens met een inkomen op minimumniveau dan het stedelijk gemiddelde. Ten opzichte van eerdere jaren zijn de wijzigingen in deze wijken gering: het wordt niet slechter, maar ook niet (veel) beter. Met onze inzet op financiële zelfredzaamheid willen we bereiken dat: inwoners/gezinnen kunnen goed met geld omgaan; inwoners/gezinnen worden zo nodig gecompenseerd voor onvermijdelijke persoonlijke uitgaven; inwoners/gezinnen krijgen alle inkomensondersteuning waar zij recht op hebben; iedereen kan participeren op het maatschappelijk, sportief of cultureel vlak. Kinderen mogen niet de dupe worden van de financiële problemen binnen een gezin. We geven Tilburgse kinderen en gezinnen daarom een basis om naar vermogen mee te doen aan de samenleving: op school, door werk, en in hun vrije tijd. We bieden ruimte voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden en talenten. Zo nodig ondersteunen we hen ook financieel. Tilburg zet in hiermee een ‘gemeentelijke plus’ op het rijksbeleid. Het verhaal ‘Grote mannen van de baan slaan’ hieronder illustreert het belang van ondersteuning van gezinnen waar de mogelijkheden ontbreken hun kinderen te laten sporten.
Grote mannen van de baan slaan Een moeder vertelt: Stichting Leergeld betaalt dus de sporten voor mijn kinderen. Mijn dochtertje zit op zwemles, de jongste. Nou, mijn middelste doet hier tennissen. Die heeft PDDNOS en hij vindt het helemaal geweldig om te tennissen. Die heeft eindelijk een sport gevonden wat ie leuk vindt om te doen. Want dat is heel lastig voor zo’n kind, maar dit vindt ie helemaal geweldig. Hij kan het heel goed. Hij heeft les, maar het is net alsof ie al jaren tennist. Dat zeggen ze daar ook hè, zelfs die grote mannen, die slaat ie gewoon van de baan af. Dat is toch onvoorstelbaar. Kind heeft net zeven lessen gehad of zo. Maar door zijn PDD-NOS stond hij heel vaak te kijken, voordat hij op tennis zat. Hij slaat dat allemaal op, die techniek. Want door zijn autisme kan hij dat heel goed opslaan, hoe het allemaal moet. Dus ja, zet hem dan in die baan, ja dan gaat dat automatisch. Dus dat is wel heel leuk. Juli 2014
1
Armoedemonitor 2012
16
Alle maatregelen en activiteiten die we (onder)nemen zijn terug te vinden in het door de Raad vastgestelde Beleidskader Aanpak armoede 2013 - 2017 'Financiën op orde, ruimte om mee te doen' en bijbehorend uitvoeringsprogramma. We lichten er een paar uit: Vanaf 1 januari 2015 kunnen kinderen uit een gezin met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum een KinTpakket aanvragen. Het KinTpakket omvat: o de Meedoenregeling: voor alle gezinsleden wordt 100 euro per jaar per persoon beschikbaar gesteld voor sportieve, culturele en andere sociale activiteiten; o het aanbod van Stichting Leergeld: om kinderen deel te laten nemen aan een sportclub, muziekschool of andere vereniging (sport of cultuur). Het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds zijn toegankelijk via de Stichting Leergeld; o zwemlessen; o een gratis bibliotheekpas voor jongeren tot 18 jaar; o een TJIP-pas (kortingspas voor gemeentelijke sportactiviteiten). Per jaar kunnen circa 100 jongeren met schulden worden begeleid door professionals van schuldhulpverlening in samenwerking met R-Newt en het ROC. Zij worden geholpen hun financiën weer op orde te krijgen én te houden. Per jaar kunnen 210 aanstaande middelbare scholieren een startersbox aanvragen en nog eens 40 kinderen een startersbox-plus. Hun ouders hebben een inkomen tot 110% van het minimum. Ze krijgen een pakket bestaande uit schoolbenodigdheden, schoolkosten en agenda. In de plusvariant verstrekken we ook een fiets. Wat gaan we doen? Uit bestaande middelen continueren we succesvol beleid (Beleidskader Aanpak armoede 2013 - 2017 'Financiën op orde, ruimte om mee te doen'): de Meedoen-regeling, Stichting Leergeld, gratis bibliotheekpas tot 18 jaar, TJIP-pas (kortingspas voor gemeentelijke sportactiviteiten), begeleiding bij schulden voor max. 100 jongeren, startersbox voor (max 210) aanstaande middelbare scholieren en startersbox-plus (max 40)
17
4. Vitale en veerkrachtige samenleving: onderwijs, sport & cultuur
De gemeente Tilburg wil de vitaliteit en de veerkracht van de Tilburgse gemeenschap behouden en versterken. Het Coalitieakkoord 2015-2018 zegt het als volgt: “Mensen moeten vooruit kunnen, ambities waar kunnen maken, talenten kunnen benutten. Mensen hebben werk nodig, een behoorlijk inkomen en moeten hun hele leven lang kunnen leren. Wij ondersteunen en faciliteren ontwikkelingen op deze gebieden. Voor ons staan mensen centraal, niet de organisaties. We willen de kennis en de kracht van wat er in de stad aanwezig is gebruiken.” Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang, sport en cultuur dragen bij aan de vitaliteit en veerkracht van kinderen en jongeren en van gezinnen in wijken en buurten. Het zijn ook belangrijke vindplaatsen en plekken vanwaar uit een bijdrage kan worden geleverd aan de oplossing van problemen. In dit hoofdstuk laten we zien hoe we om willen gaan met het onderwijs en vrijetijdsbesteding. Naast het gezin zijn dit de alledaagse leefwerelden van de meeste kinderen en jongeren. In de paragraaf over het onderwijs geven we inhoud aan het principe van de doorgaande ontwikkelingslijn door de verbinding te maken met voor-en vroegschoolse educatie en voor- en buitenschoolse opvang. Het verhaal ‘Blij, verdrietig of boos?’ hieronder illustreert de meerwaarde van een goede communicatie tussen opvang, de school en het gezin zelf. Voor een stevige doorgaande ontwikkelingslijn is deze verbinding cruciaal.
Blijf, verdrietig of boos? Een leidster van de buitenschoolse opvang vertelt: We hebben nou bijvoorbeeld een stagiaire pedagogiek, en we hebben één kind, een kleintje nog van vier, die heel snel heel heftig gaat huilen. De eerste paar keer denk je: er is iets heel ergs gebeurd, maar dan kom je er vrij snel achter dat het allemaal wel meevalt. Nou lijkt het erop dat ie zijn emoties niet goed onder woorden kan brengen. Onze stagiaire heeft nu kaartjes gemaakt met tekeningen: blij, verdrietig en boos. En dat vindt ie helemaal geweldig, die kaartjes heeft ie bij zich als hij hier op de opvang is. En als hij dan heel hard gaat huilen, zeg ik: nou, pak die kaartjes er eens bij, wat is er nu aan de hand? Ben je verdrietig, ben je boos? En dan kan hij dat beter uitleggen. Dus dat werkt bij hem heel goed en hij vindt het ook helemaal geweldig, die kaartjes. En nou wilde mama thuis die kaartjes ook, en school wilde ze ook. Dus dat is dan toevallig door een stagiaire pedagogiek, maar dat komt dan bij iedereen voor wie het kind belangrijk is terecht. Mei 2014
18
4.1 Passend onderwijs, zorgstructuur en de toegang voor ondersteuningsvragen Het onderwijs is, net als het jeugdveld, flink in beweging als gevolg van de invoering van het passend onderwijs. Het zijn parallelle processen die leiden tot een herijking van de zorgstructuur in en om de school, met als vertrekpunt: ‘Wat hebben kinderen nodig?’. Om elk kind een passende onderwijsplek te bieden werken scholen in de regio samen. Dit gebeurt in de regionale samenwerkingsverbanden Primair Onderwijs 2 (plein 013) en Voortgezet Onderwijs (Portvolio), die bestaan uit alle scholen in een regio . Het samenwerkingsverband verdeelt het budget voor passend onderwijs. Ook moet het verband zorgen voor de toewijzing van extra onderwijsondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor de overige ondersteuning en specialistische zorg die kinderen nodig hebben. Elke school beschikt over een interne zorgstructuur waar afspraken worden gemaakt over de ondersteuning van zorgleerlingen met cognitieve en/of sociaal-emotionele problemen met een lichamelijke handicap en of een verstandelijke beperking. Tussen de zorgstructuur op de school en (lichte) jeugdhulp en/of de toegang voor ondersteuningsvragen (zie hoofdstuk 8) is een goede verbinding een voorwaarde. In de afgelopen jaren hebben onderwijs en de gemeente geïnvesteerd in deze verbinding. Op elke school maken zowel het schoolmaatschappelijk werk als de jeugdverpleegkundigen onderdeel uitmaken van die interne zorgstructuur. Ook verlenen zij op school kortdurend jeugd- en opvoedhulp. In het schooljaar 2014/2015 werken we, in overleg met het onderwijs en de partners van de gemeente die de toegang voor ondersteuningsvragen vormen, uit hoe de samenwerking tussen de zorgstructuur op scholen en de (nieuwe) teams in de wijken kan worden geoptimaliseerd. We willen dat de toegang en school in die gevallen waarin dat nodig is effectief en efficiënt samenwerken. Met als resultaat voor kind en gezin: één integraal onderwijs-zorg arrangement. Dit geldt voor alle leeftijdsgroepen en schooltypen. Deze integrale samenwerking is belangrijk om een goede afstemming tussen de inzet van begeleiding en zorg te krijgen. Een voorbeeld waarbij het onderwijs en de toegang van elkaar afhankelijk zijn is dyslexiezorg. De noodzaak voor deze inzet komt vrijwel altijd naar boven binnen de schoolse setting. De toekenning van ondersteuning en begeleiding van ernstige enkelvoudige dyslexie is een taak van de toegang en zal in 2015 tot 2018 onder de huidige voorwaarden voortgezet worden. Samenwerking met de toegang voor ondersteuningsvragen Medewerkers van de toegang zijn verbonden met de interne zorgstructuur op de scholen. De school is immers een belangrijke vindplaats van beginnende problemen, die ook zoveel mogelijk in de vertrouwde omgeving van de school aangepakt moeten worden. We investeren in vaste gezichten op school en in deskundige medewerkers van de toegang. Vaak zijn dit de huidige schoolmaatschappelijk werker en jeugdgezondheidszorgwerker. Deze professionals maken deel uit van het team in de wijk en fungeren als vooruitgeschoven post en ‘verbindingsofficieren’ van de toegang tot ondersteuning. Het primair en voortgezet onderwijs zet IB-ers, zorgcoördinatoren en ambulant begeleiders vraaggericht in. Vanuit de toegang sluiten we daar, als dat nodig is, bij aan. Van het onderwijs verwachten we dat ze, vanuit het belang van het kind, bijdragen aan hulp- of ondersteuningstrajecten voor zorgleerlingen die vanuit de toegang worden geïnitieerd. Voor zorgleerlingen richten we een doorlopende zorglijn in. In samenspraak met het onderwijs richten we een goede, warme overdracht van voorschoolse voorzieningen (0-4 jaar) naar 4+ onderwijs, en van zorgleerlingen van Primair naar Voortgezet Onderwijs in. Daarnaast zetten we in op het verbeteren van de overdrachtsmomenten in het algemeen. Er is vaak praktische en waardevolle informatie beschikbaar bij voorschoolse voorzieningen of het onderwijs voor een aansluitende opvang of onderwijsinstelling. Hier wordt 2
De samenwerkingsregio PO omvat naast Tilburg uit de gemeenten Goirle, Oisterwijk, Hilvarenbeek en de kern Alphen van de gemeente Alphen-Chaam. De regio voor het VO bestaat uit dezelfde gemeenten, aangevuld met de gemeente Dongen.
19
nog onvoldoende gebruik van gemaakt. We zien het zorgteam in kinderopvang, peuterspeelzalen en primair onderwijs als belangrijke vindplaatsen voor de teams in de wijken die de toegang voor ondersteuningsvragen vormen.
Het is maar drie minuten, maar dat is wel belangrijk Een kleuterjuf vertelt: Er is hypermobiliteit geconstateerd bij dat kind, toen hij heel jong was. Dus daar krijgt hij nu ook allerlei medische aanpassingen voor, en fysiotherapie. Het is echt heel complex. En de ouders zijn hartstikke lief, maar heel onmachtig. Ja, we hebben al heel wat uren met die mensen gesproken. Dikwijls met de IB’er erbij, en dan wordt daar ook wel steeds verslag van gemaakt en zo, met afspraken erin voor de volgende keer. Je kent dat wel, maar je wilt ook wel eens gewoon tussen de bedrijven door met de ouders kletsen. Al is het maar gewoon even kletsen, om het contact goed te houden. Die moeder haalt dat jochie tussen de middag altijd op. Want de rest gaat tot half drie naar school, maar hij trekt dat niet met zijn hypermobiliteit. Het is net een lappenpop en hij is ook heel snel moe. Moeder wacht dan heel netjes op de gang. Want als ze in de klas komt, dan maakt hij een heel theaterstuk ten overstaan van alle klasgenoten. Dus we hebben gezegd: nou, je moeder wacht op de gang. En dan komen wij wel even met je naar de gang. En dan neemt hij afscheid en gaat mee naar huis. Dus dan staat hij zijn spulletjes in te pakken in de klas, en intussen klets ik heel eventjes met moeder. Gewoon over het weer, of over het schoolreisje, of gewoon, zo. Het is maar drie minuten, maar dat is wel belangrijk. Mei 2014
Speciaal voor jongeren vanaf 12 jaar wordt een stedelijk team (Team 12+) opgezet, want jongeren zijn op die leeftijd niet meer aan de wijk gebonden. De Zorg Advies Teams (ZAT’s) op het Voortgezet Onderwijs (VO) en de ROC’s worden verbonden aan dit stedelijk jongerenteam. In het schooljaar 2014/2015 werken we de relatie en de werkwijze tussen de zorgteams op de scholen en het stedelijk jongerenteam gezamenlijk verder uit.
4.2 Onderwijs: doorlopende lijn
Goed onderwijs is de poort naar werk, inkomen en maatschappelijk welzijn. In het onderwijs kunnen mensen hun talenten ontplooien. Dat geldt voor iedereen, van jong tot oud. Wij vinden het belangrijk dat ouders werk en opvoeden met elkaar kunnen combineren. Dat vraagt om brede scholen die breed zijn in aanbod en openingstijden. Coalitieakkoord 2015-2018
Onderwijs is de basis voor iedereen die wil meedoen in de maatschappij. Op school ontdek je wat je kunt en waar je goed in bent. School stimuleert je om je grenzen te verleggen en verder te kijken. Goed onderwijs stimuleert en motiveert kinderen en jongeren om een opleiding te beginnen en af te maken, passend bij hun niveau, competenties en interesses. Het draagt ertoe bij dat kinderen en jongeren hun talenten ontwikkelen, na school en studie de arbeidsmarkt kunnen betreden en zichzelf kunnen redden. Samen vormen zij de toekomstige motor voor de economische ontwikkeling in deze regio. Zo zijn leren en werken dus dé sleutel tot sociale stijging.
20
Stefanie (12 jaar, groep 8 bassischool) vertelt: het mooiste van afgelopen jaar vond ik dat meester Koen had gezegd dat hij trots op me is.
De gemeente Tilburg wil met haar onderwijsbeleid het volgende bereiken: een brede ontwikkeling van ieder kind; een stimulerende en veilige omgeving waarin elk kind zijn of haar talenten kan ontwikkelen; een doorlopende leerlijn van peuterspeelzaal, kinderopvang, onderwijs naar participatie en werk. Naast de doorlopende leerlijn binnen het onderwijs, spelen voor- en vroegschoolse educatie en buitenschoolse opvang en naschoolse activiteiten een belangrijke rol in de totale ontwikkelingslijn van een kind. Dit wordt onder andere uitgewerkt en vorm gegeven binnen de Integrale Kind Centra. Een IKC is echter niet voor iedere school het eindbeeld. Het onderwijs gaat vanaf 2015 een start maken met integrale locatieplannen. Aan de hand van een analyse (vooral gebruik makend van gegevens die er al zijn) komt de locatiedirecteur tot een plan waarin hij 'binnen'schools en 'buiten'schools aan elkaar verbindt. Dit doet hij niet alleen: hij gebruikt daarvoor de kennis en inzet van betrokkenen uit de wijk. De jongerenwerker, de schoolmaatschappelijk werker en wellicht ook de voorzitter van de naast zijn school gelegen voetbalvereniging. We zouden deze integrale locatieplannen ook buurtplannen jeugd kunnen noemen. De meeste kinderen doorlopen het onderwijs zonder problemen. Een kleine minderheid heeft ondersteuning nodig om verder te komen. Kinderen en jongeren kunnen op verschillende momenten, van vroege jeugd tot jongvolwassenheid, te maken krijgen met belemmeringen die de schoolloopbaan kunnen frustreren. Bijvoorbeeld omdat ze een taalachterstand hebben bij de start van het primair onderwijs (soms nog eerder) of juist hoogbegaafd zijn. Ook kan het gebeuren dat ze niet meer aan leren toekomen vanwege problemen in de gezinssituatie. En als jongeren tijdens de schoolloopbaan uitvallen kan het zijn dat zij uiteindelijk zonder een startkwalificatie de arbeidsmarkt moeten betreden. Talentontwikkeling en innovatie zijn de pijlers waarop we de intensivering van het onderwijsbeleid en de impulsen op het gebied van aansluiting onderwijs naar arbeidsmarkt vormgeven. Versterking van de samenwerking tussen de verschillende onderwijstypen We versterken, samen met scholen, de samenwerking tussen de verschillende onderwijstypen. Zo garanderen we een doorlopende leerlijn voor onze jeugd. We nemen met onze onderwijspartners de loopbaanpaden van leerlingen en studenten als uitgangspunt. We investeren in de ontwikkeling van Integrale Kindcentra. En we gaan de overgangen tussen het primair en voortgezet onderwijs verbeteren. Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Samen met onze partners werken we aan een verbetering in de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Dit doen we vanuit twee perspectieven: 1) de aandachtsgroepen en 2) de regionale economische structuur. 3
We willen jongeren die vanuit een kwetsbare positie de arbeidsmarkt betreden zoveel mogelijk perspectief bieden. Zo voorkomen we instroom in de bijstand. 3
In de praktijk zijn dit jongeren die het praktijkonderwijs, het speciaal onderwijs of een Entree-opleiding richting het MBO volgen
21
Daarnaast ondersteunen we andere groepen, zoals niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders) en jongeren vanaf 23 jaar voor wie het behalen van een startkwalificatie niet realistisch is. Een sterke regionale economische structuur vraagt om nauwere verbindingen tussen het onderwijs en de speerpuntsectoren (aerospace en maintenance, leisure, care, logistics). Met de onderwijsinstellingen en werkgevers willen we verkennen hoe we opleidingen beter aan kunnen laten sluiten op de (toekomstige) vraag op de arbeidsmarkt, zowel wat betreft inhoud (kwaliteit) als kwantiteit. Met het onderwijs maken we nadere afspraken om bovenstaande ambities in de praktijk gezamenlijk vorm en inhoud te geven. Uitwerkingsafspraken leggen we vast in de nieuwe Lokaal Educatieve Agenda’s (LEA’s), samen met onze onderwijs partners. Er is een LEA voor 0 - 12 jarigen waar ook de kinderopvang aan + deelneemt en een LEA 12 . De LEA's worden voor vier jaar afgesloten. De nieuwe LEA voor de periode 2015 t/m 2018 wordt in januari 2015 vastgesteld. Daarin beschrijven we uitgebreid en concreet waar we in de periode 2015-2018 op inzetten en hoe dat gaan bereiken.
4.3 Primair onderwijs | LEA 0-12 jaar In de huidige LEA voor de jongste jeugd worden verschillende speerpunten benoemd: de doorlopende leerlijn en de bestrijding van onderwijsachterstand. Over deze punten wil de gemeente ook voor de komende jaren afspraken maken in de nieuwe LEA
Alia (32), moeder van een dochter van 4 vertelt: ‘Ik bepaal wel zelf hoe ik mijn dochtertje opvoed, maar ik vind de school erg belangrijk in de opvoeding. Ze zit wel de helft van de tijd daar.’
Doorlopende leerlijn Nederland kan zich volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het best op de toekomst voorbereiden door het verdienvermogen van Nederland te versterken: het vermogen om toekomstige kansen te benutten en bedreigingen het hoofd te bieden. Een lerende economie kan hiervoor zorgen. Die lerende economie 4 stelt eisen aan onderwijs en kinderopvang. Stabiliteit en doorgaande ontwikkelingslijnen zijn nodig voor een goede ontwikkeling van kinderen. Dit wordt ondersteund door recent onderzoek: “… er is bewijs gevonden voor de positieve effecten van één pedagogisch beleid op de continuïteit in het leven van kinderen en het verminderen van ouderstress door het verruimen van openingstijden. De resultaten wijzen op een verwacht 5 positief effect van continuïteit op veilige hechting en het verminderen van ouderstress op probleemgedrag.” Een doorlopende leerlijn is van groot belang: een ononderbroken, brede ontwikkelingslijn vanuit één pedagogische visie en aansturing. Voor de uitwerking van deze ambitie nemen we met onze partners de loopbaanpaden van leerlingen als uitgangspunt. Om een doorlopende leerlijn te garanderen, versterken we de samenwerking tussen onderwijs en opvang. Dat doen we door te investeren in de ontwikkeling van Integrale Kindcentra (IKC's): samenwerkingsverbanden van peuterspeelzalen, kinderopvang en basisscholen waarbij ook zorg en welzijn zijn aangesloten. Onderstaand verhaal ’20 verschillende voorschoolse voorzieningen’ geeft weer dat er nog ruimte voor verbetering is in de samenwerking tussen opvang en onderwijs.
4
WRR advies ‘Naar een lerende economie’ 2013
5
Wel is aanvullend onderzoek nodig. Zie: M. Antonides Oriënteren op het Integraal Kind Centrum ( pagina 2).
22
20 verschillende voorschoolse voorzieningen Een intern begeleider vertelt: Er is sprake van een overdrachtsmoment, maar op dit moment is dat heel beperkt. Als we leerlingen krijgen en we weten van ouders waar het kind op de voorschoolse opvang heeft gezeten, dan vragen we altijd of ouders akkoord zijn dat we bellen. En ouders moeten eigenlijk ook voor akkoord tekenen, want we hebben gewoon die informatie nodig. Maar goed, tot nu toe is het nog steeds op initiatief van ons, wij gaan dan bellen. Terwijl het mooi zou zijn, ik hoop ook dat we daar in de toekomst naartoe gaan, dat VVE-instellingen zeggen: oké, wij horen van de ouders dat het kind naar die school gaat, wij zorgen voor een soort overdrachtsdossier. Nou goed, ouders tekenen dat natuurlijk en het overdrachtsdossier gaat naar die school toe die het kind aanneemt. Zo is het nog niet. En dat is wel jammer. Wij krijgen kinderen vanuit wel, nou ik geloof vanuit wel 20 verschillende voorschoolse voorzieningen – waar ook gastouders bijzitten hoor, dus het is niet allemaal kinderopvang. Mei 2014
Van brede scholen naar IKC’s In 2015 wordt de intermediaire Stichting Brede School Tilburg afgebouwd. Gelijktijdig met de overdracht van het eigenaarschap van de stichting naar de locatieleiding van onderwijs en kinderopvang. De coöperatie Tprimair wordt als coördinerend rechtspersoon verantwoordelijk voor de doorontwikkeling van brede scholen naar Integrale Kindcentra (IKC’s). Deze doorontwikkeling is expliciet als thema opgenomen in de huidige LEA voor 0 tot en met 12‐jarigen (2010-2014) en in de nota IKC, die in mei 2013 is vastgesteld. Een IKC stelt kinderen in staat het maximale uit zichzelf en hun omgeving te halen, niet alleen op cognitief vlak, maar ook sociaal-emotioneel, cultureel en sportief. IKC’s zijn innovaties in zichzelf. We helpen ze de IKC’s lerende wijs op te bouwen. Hierin is een belangrijke rol voor de locatiedirecteuren van de scholen weggelegd. Omdat we mikken op duurzame resultaten, accepteren we dat ze niet in een handomdraai zijn te 6 realiseren. We bieden ruimte voor experimenten en lokaal maatwerk. De IKC’s werken immers buurtgericht. . Onderwijsachterstand voorkomen We zetten in op versterking van voor- en vroegschoolse educatie (VVE), zoals overeengekomen in afspraken met het Rijk en met onze partners in de LEA. We doen dat nu nog onder de vlag van Klemtoon op Taal (KoT). Het programma KoT eindigt in 2015. Dit betekent dat we zowel met het Rijk als in de nieuwe LEA met het onderwijs afspraken gaan maken over de voortzetting van het onderwijsachterstandenbeleid. We stimuleren samenwerking tussen de voorschoolse voorzieningen onderling en met het primair onderwijs. Verhalen als onderstaand voorbeeld willen we zoveel mogelijk voorkomen:
6
Nota IKC subsidiering Kinderopvanggroep ten behoeve van Integrale kindcentra (hierbij maken we melding van de acht pilots), Tilburg, mei 2013.
23
Dan denk je dat wel, maar daar doe je vervolgens niet zoveel mee Een leidster van de buitenschoolse opvang vertelt: Op een gegeven moment moest een kind weg bij ons. Door wanbetaling van de ouders, die hadden niet betaald. En dat was een kind met een behoorlijke gebruiksaanwijzing. Was een geweldig kind, maar als je hem voor de eerste paar keer meemaakt, heb je zoiets van: oh, mijn god, wat is dit? Het was gewoon een heel leuk kind, maar je moet wel weten hoe je ermee omgaat. Hij kon gigantisch exploderen en gillen. Terwijl, als je duidelijke en kleine stapjes maakt, gaat het best goed. Ja, uiteindelijk hadden we gewoon een heel specifieke manier van omgaan met dat kind. Vervolgens stopt de opvang dus vanwege niet betalen. Toen hebben we gehoord dat ie daarna naar een andere kinderopvang in de buurt is gegaan. En toen dacht ik wel zo van: oh, dan komt ie daar en die kennen hem helemaal niet. Dan denk je dat wel, maar daar doe je vervolgens niet zoveel mee, want ja, met dat andere kinderdagverblijf heb je geen samenwerking. Maar dat maakt eigenlijk niet uit, het is een kind. Het zou ten behoeve van het kind wel goed zijn geweest om het even door te spreken. En dat bedenk ik nu dus eigenlijk wel. Juni 2014
4.4 Voortgezet onderwijs | LEA 12-18 jaar Het voortgezet onderwijs heeft deels te maken met dezelfde uitdagingen als het primair onderwijs. Daarnaast heeft het voortgezet onderwijs te maken met verschillende schooltypen en met jongeren die soms andere zorg vragen, of andere onderwijsbegeleiding nodig hebben. De VO-scholen moeten er met de bassischolen voor zorgen dat de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs voor jongeren zo soepel mogelijk verloopt, zonder afstroom naar lagere niveaus en uitval in latere jaren. Ook moeten zij ervoor zorgen dat kinderen met een hoog niveau voldoende uitgedaagd worden. Inspanningen in het VO zijn erop gericht jongeren toe te leiden naar een vervolgopleiding of hun kans op een plek op de arbeidsmarkt te optimaliseren met behulp van een startkwalificatie. Ook hier is de doorgaande leer- en ontwikkelingslijn het uitgangspunt. In de huidige LEA voor het VO hebben we verder afspraken gemaakt over de bestrijding van 1) voortijdig schoolverlaten en de 2) zorg om een veilig schoolklimaat. Overgang van primair naar voortgezet onderwijs Ondanks alle inspanningen stromen jaarlijks in het werkgebied van het Samenwerkingsverband Portvolio (voortgezet onderwijs Midden-Brabant) ongeveer 250 leerlingen (zogenaamde zij-instromers) af naar een 7 lager niveau in het voortgezet onderwijs . Het gaat hierbij vooral om leerlingen die na de basisschool zijn gestart op een schooltype dat voor hen niet haalbaar bleek. De ambitie van de gemeente Tilburg is om ervoor te zorgen dat iedere jeugdige eruit kan halen wat er in zit. Daarom streven we naar de beste onderwijsplek voor iedere jeugdige. Dit is een aandachtspunt voor de gemeente én het onderwijs. De gemeente faciliteert hierin via schoolloopbaanbegeleiding.
7
Lokale Educatieve Agenda 2011-2013 Voortgezet onderwijs Tilburg, blz.4; op basis van DOD-gegevens.
24
Voortijdig schoolverlaten
Wij willen een einde maken aan het voortijdig schoolverlaten. En zullen alles op alles zetten om er, met het onderwijs, voor te zorgen dat onze jongeren een diploma halen waarmee ze daadwerkelijk aan het werk gaan. We hebben een sterk beroepsonderwijs in de stad en de regio. Samen met het onderwijs en het bedrijfsleven zetten we in op een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. Ook voor herintreders en mensen die al actief zijn op de arbeidsmarkt kan scholing een belangrijke rol spelen in het verbeteren van hun kansen op werk. Coalitieakkoord 2015-2018
In de afgelopen periode zijn gemeenten en scholen in de regio Midden Brabant er in geslaagd het aantal 8 jongeren dat jaarlijks het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie met een derde te verminderen. Deze trend zetten we graag door.
Ik ga haar echt niet uitschrijven Een docente van het ROC vertelt: Ik heb in leerjaar één een meisje begeleid die echt behoorlijke privéproblemen had, die het echt niet meer zag zitten. Ze heeft het een paar weekjes volgehouden en op een gegeven moment wilde ze echt helemaal stoppen met school. Ze moest geld gaan verdienen en ze wilde gewoon een gezinsleventje starten, want ze had al twee kinderen gekregen. En alles in mijn onderbuikgevoel, want ik doe niet altijd alles heel professioneel, zei: ik moet dat meisje niet laten gaan. Dus ik heb heel vaak gevraagd: weet je het zeker? Ja, ik weet het zeker. Ik zeg: oké, dan kom je nu naar school en dan gaan we je uitschrijven. Dat was eigenlijk gewoon een lokkertje. Ik denk: ik ga haar echt niet uitschrijven, ga ik gewoon niet doen. Want alles zei in mij zei: dat kan gewoon echt niet, ik zag in haar echt een goede pedagogisch medewerker. Ik heb haar er in het eerste jaar doorheen getrokken. Ik heb haar ‘s morgens gebeld van: je moet nu echt naar school komen, en dan kwam ze uit bed. En nu gaat zij diplomeren, ze heeft gewoon in drie jaar tijd haar niveau drie diploma gehaald. Juni 2014
Een gebleken krachtig instrument is de het multidisciplinair samenwerkingsverband van het onderwijs, de toegang en Route 35 (het RMC loket). Het heeft als doel jongeren op school te houden en uitgevallen jongeren weer terug te leiden naar het onderwijs. We ontwikkelen trajecten om jongeren tijdens de schoolloopbaan te begeleiden vanuit de invalshoek van de studiekeuze, maar ook vanuit zorg op school. In het onderwijs is men het erover eens dat de bestrijding van voortijdig schoolverlaten de verantwoordelijkheid is van iedere onderwijsmedewerker op school. Voortijdig schoolverlaters die uit beeld dreigen te raken, zoeken we actief op. Zij ontvangen waar nodig direct lichte ondersteuning. Dit traject is ooit als pilot gestart, maar is inmiddels structureel verankerd. De gemeente Tilburg heeft met de leerplichtambtenaren en met de trajectbegeleiders van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie ongeoorloofd verzuim en (dreigend) voortijdig schoolverlaten in Tilburg en de regio Midden Brabant direct kunnen aanpakken. Aanvullend zijn Route 35 en jongerenloket Blink aan elkaar
8
Dit is een HAVO, VWO of MBO diploma vanaf niveau 2.
25
gekoppeld om jongeren die een uitkering komen aanvragen in beeld te houden en waar mogelijk naar het onderwijs te leiden. Extra uitdagingen Voor de kinderen en jongeren met een hoger niveau dan gemiddeld is het belangrijk dat het onderwijs extra uitdagingen biedt. Zo kunnen zij zich optimaal ontwikkelen en blijft school ook voor hen interessant. Het primair onderwijs biedt bijvoorbeeld topklasjes op diverse basisscholen. Daarnaast is er voor kinderen van expats volledig Engelstalig onderwijs op de internationale basisschool mogelijk. Ook het voortgezet onderwijs biedt extra uitdagingen. In Tilburg wordt dat op verschillende manieren gedaan. Voorbeelden hiervan zijn tweetalig (Engels) onderwijs op 2College Cobbenhagen en het Beatrix College, het Technasium op het 2College Cobbenhagen Lyceum en de TOM klas op het Theresialyceum. Veiligheid Een veilige school is primair de verantwoordelijkheid van het onderwijs zelf, in nauwe samenwerking met de politie. Scholen en onderwijsmedewerkers vallen onder de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling en hebben daarmee een signalerende en handelende verantwoordelijkheid. De scholen moeten de code invoeren en hun medewerkers hierop toerusten. Van belang is dat zij de weg naar het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) kennen. In november 2014 tekenen politie, OM, onderwijs en de gemeente het convenant Veilige School. Voortijdig schoolverlaten is een van de risicofactoren die kunnen leiden tot crimineel gedrag. Het is daarom een belangrijk aandachtspunt in ons veiligheidsbeleid. In het Zorg- en Veiligheidshuis, waarin 21 partners met elkaar samenwerken, wordt nadrukkelijk de koppeling gelegd tussen verzuim, uitval en een problematische thuissituatie of leefomgeving. De leerplichtambtenaar vormt de verbinding tussen het Zorg- en Veiligheidshuis en de school. Deze zorgpartners maken onder regie van de gemeente één integraal en bindend plan van aanpak voor deze jongeren. Onderwijs en arbeidsmarkt Jongeren die na het voortgezet onderwijs de arbeidsmarkt betreden, gunnen we een werk dat aansluit bij hun mogelijkheden en talenten. Dus niet alleen een startkwalificatie voor iedere jeugdige, maar vooral een zinvolle startkwalificatie met perspectief op werk. In de nieuwe LEA komen we tot nadere afspraken om stevig in te zetten op deze aanpak. Gemeentelijk speerpunt is de verbetering van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Jongeren die het praktijkonderwijs, het speciaal onderwijs of een Entree-opleiding richting het mbo volgen, vormen vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt de meest kwetsbare groep leerlingen. Samen met onderwijsinstellingen en werkgevers investeren we in de overgang van deze onderwijsvormen naar de arbeidsmarkt. Zo willen we deze jongeren zoveel mogelijk perspectief bieden en instroom in de bijstand voorkomen. Wat gaan we doen? Uit bestaande middelen (waaronder de middelen die we van het Rijk krijgen voor de aanpak van onderwijsachterstanden, RMC functie en aanpak VSV) continueren we succesvol beleid: We versterken de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang met de nadruk op een goede overdracht. Voortijdig schoolverlaters die uit beeld dreigen te raken zoeken we actief op. Zij ontvangen waar nodig direct lichte ondersteuning. Dit traject was als pilot gestart maar is structureel verankerd. We zetten in op de versterking van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). In samenspraak met het onderwijs onderzoeken we hoe we de verschillende financieringsstromen kunnen ontschotten.
26
De nieuwe middelen vanuit het coalitieakkoord 2014-2018 zetten we in op twee onderwerpen: 1. Verbetering van de looppaden binnen het onderwijs. Concreet betekent dit investering op de doorontwikkeling van de IKC's en investering op de overgang van leerlingen van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs. 2. Verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. In januari 2015 stellen we samen met de kinderopvang, het primair en voortgezet onderwijs, en het middelbaar beroepsonderwijs de nieuwe LEA's vast. Daarin worden in ieder geval de thema’s uit deze paragraaf uitgewerkt.
4.5 Sport Sport is goed voor de gezondheid, fijn voor de sociale contacten en sport verbetert het saamhorigheidsgevoel. Sporten draagt bij aan participatie voor jong en oud. Wij kunnen en willen mensen niet dwingen om te sporten. Wij kunnen sport wel zo toegankelijk mogelijk maken door de sportverenigingen te faciliteren en onze gemeentelijke sportvoorzieningen voor iedereen toegankelijk te houden. Coalitieakkoord 2015-2018 Sport zorgt ervoor dat kinderen en jongeren gezonder en fitter zijn. Daarnaast leren zij tal van vaardigheden 9 10 door te sporten, zoals samenwerken en verbetert sport de motoriek en zelfregulatie . Vaardigheden die onder andere een positief effect hebben op de schoolprestaties. Er is inmiddels veel onderzoek gedaan dat uitwijst dat sport en bewegen positief effect heeft op de concentratie en daardoor op leerprestaties. De gemeente biedt alle kinderen en jongeren de gelegenheid om aan sport te doen. Daarvoor zijn de vele verschillende soorten sportlocaties en –accommodaties in de stad. We stimuleren kinderen en jongeren die nog niet sporten en bewegen actief om dat vooral wél te doen. Sporten is meedoen, ontdekken en laten zien waar je goed in bent. Het is ook winnen, verliezen, samen doen en (leren) incasseren. De sportdeelname is hoog onder jongeren in Tilburg. Er zijn in Tilburg 180 actieve sportverenigingen, die voor een groot deel draaien op duizenden vrijwilligers. De gemeente ondersteunt en faciliteert de sportclubs. De sportverenigingen vormen het belangrijkste maatschappelijke kapitaal voor het sportaanbod in de volle breedte. Daarom stelt de gemeente de sportclubs in staat om een kwalitatief, betaalbaar aanbod te realiseren voor een breed publiek met een deels veranderende vraag. 11
Het pedagogisch klimaat en de kwaliteit van de sportleiders is erg belangrijk blijkt uit onderzoek . Zoals ook blijkt uit onderstaand verhaal ‘Voetbaltrainer en maatschappelijk werker’ kunnen trainers veel voor hun kiezen krijgen. Om verenigingen de mogelijkheid te bieden om zich op pedagogisch vlak te ontwikkelen of (af en toe) te laten ondersteunen zal de huidige subsidieregeling 'deskundigheidsbevordering vrijwilligers' verbreed worden. Van de Tilburgse jongeren van 6 t/m 11 jaar sport 79% minimaal 2 maal per week een uur. Bij de groep 12 t/m 17 jarigen is dat 74%. We zitten dus op de goede weg met onze inzet op sport als instrument voor gezondheidsbevordering. Daarbij hanteren we als uitgangspunt: het minimum aantal van twee keer per week sporten voor de jeugd. We verbinden sport daarom zoveel mogelijk met school. Zo stimuleren we de jeugd duurzaam om te gaan sporten. Zoals onderstaand verhaal illustreert is de stap naar een reguliere vereniging niet altijd makkelijk: 9
NISB, www.nisb.nl Verwey Jonker Instituut, De maatschappelijke waarde van sport, 2011 11 Verwey Jonker Instituut, De maatschappelijke waarde van sport, 2011 10
27
De beste hardloper van de school Een combinatiefunctionaris vertelt: Vorig jaar had ik bijvoorbeeld een meisje en die kon supergoed rennen, echt de beste hardloper van de school. En ze zit in groep 5, dus ik zei tegen de ouders: misschien is het leuk om bij atletiek te gaan? Nou, ze doet jaarlijks gelukkig al mee met een atletiek toernooi, dus dat hebben we voor elkaar, maar om bij die atletiekvereniging te gaan is een stap te ver. Omdat die ouders atletiek qua sport niet zo goed kennen en het is te ver weg. Dus ze moeten dat meisje altijd brengen. Ik heb wel uitgelegd van als je eenmaal kinderen daar kent, dan kun je misschien samen rijden en dat soort dingen, maar die stap is voor sommige ouders gewoon te groot. En eigenlijk zonde, want het meisje heeft echt talent ervoor. Dus het zou leuk zijn als ze daar in uitgedaagd wordt. Plus dat daar die talenten ook tot zijn recht komen. Juli 2014 De gemeente stimuleert op verschillende manieren de deelname van kinderen en jongeren aan sport (zoals vastgelegd in de `kadernota Sport’). We maken sporten financieel en facilitair mogelijk, we organiseren activiteiten en binden de strijd aan tegen overgewicht door bewegen actief in zetten . De gemeente heeft hiervoor diverse subsidies en instrumenten. Enkele hiervan lichten we nader toe. Buurtsport Buurtsport wil zo veel mogelijk jongeren die buiten op straat zijn mee laten doen aan sportactiviteiten. De activiteiten worden veelal in de wijk georganiseerd, maar ook stedelijk. Vanuit buurtsport zijn een nauwe verbindingen met jongerenwerk, sportverenigingen en diverse scholen. Eén van de programma's is het opleiden van citytrainers. Hier worden jongeren die in de wijk een bepaald aanzien genieten en bepaalde kwaliteiten hebben opgeleid tot trainer. Om vervolgens zelf wijkactiviteiten te organiseren voor jongeren. Dat buurtsport een positief effect heeft op de sociale cohesie in de buurt illustreert het verhaal ‘Goh, gezellig!'. Het versterken van de sociale cohesie kwam ook al eerder als speerpunt naar voren in de wijktoets (hoofdstuk 3).
Goh, gezellig! Een buurtsportwerker vertelt: Nou, ik sta daar op het veldje, op dinsdag en donderdagavond. Ik heb een mannetje of 30 die daar standaard naar toe komt. Omdat het een stedelijke activiteit is, heb ik daar jongeren vanuit allerlei culturen lopen. En wat je eigenlijk ziet is dat er jongeren uit allerlei wijken komen. Die zouden normaal langs elkaar lopen in de stad. Die ontmoeten elkaar door sport omdat dat de gemene deler is. En die leren elkaar kennen en die denken van: hé, leuk, en zo ontstaat begrip. En dan zie je ook nog de mensen langs het veld lopen, de statige burger zeg maar, en die zie je dan bij de hekken genieten van: goh, gezellig! Voor mij is het niet interessant dat Michael Jordan daar opstaat. Maar voor mij is het wel interessant dat daar een goede sfeer hangt en voor mij is het spelplezier dus nummer 1. We hebben nu dus de Ramadan. Dan zie je dus wel jongens zelfs nog in de Ramadan komen. En dan biedt een andere jongen aan: hé, moet je water? Nee gast, het is Ramadan, weet je wel. Oh ja, snap ik. En dan zoom je daar weer een beetje op in van: wow, ik kan niet zonder anderhalve liter water met dit weer en jij drinkt niks. Petje af, weet je wel. Augustus 2014
28
Combinatiefunctionarissen sport Combinatiefunctionarissen zijn vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Zij zorgen voor de verbinding tussen onderwijs en sport. Zij werken inmiddels op 35 basisscholen, waaronder alle Brede Scholen. De combinatiefunctionaris zet in op beter bewegingsonderwijs, goede naschoolse sportactiviteiten (samen met sportverenigingen) en toeleiding naar georganiseerde sport. De combinatiefunctionaris is de spil voor sport en bewegen op en rond de school. Ze besteden ook (samen met de JGZ) aandacht aan leefstijl, voeding en bewegen, en dragen daarmee bij aan de ontwikkeling van gezonde scholen. De combinatiefunctionarissen zijn of worden geschoold in motorische remedial teaching. Ze zorgen voor een vroegtijdige screening van kinderen met lichte motorische ontwikkelingsstoornissen. Ze laten kinderen op jonge leeftijd (4 - 8 jaar) oefenen met relatief eenvoudig te organiseren oefenprogramma's. Op die manier kunnen nare gevolgen in de ontwikkeling van een kind worden voorkomen. De combinatiefunctionaris heeft ook oog voor talent. Het ontwikkelen van talent begint met het ontdekken ervan. De combinatiefunctionaris verwijst talenten door naar een passende sportvereniging. Het verhaal ‘Duimpje omlaag’ illustreert de meerwaarde van de combinatiefunctionarissen. Niet alleen op sportief gebied, maar ook als het gaat over gedragsnormen en opvoeden.
Duimpje omlaag Een combinatiefunctionaris vertelt: Een jongetje bij mij, die wil ontzettend graag profvoetballer worden. Maar zijn gedrag is verschrikkelijk. Motorisch is het een talent. En bij mij krijgen ze op school een beweegrapport. Ze krijgen ze dus niet één cijfer. Nee, balanceren, spel, van alles en nog wat, klimmen, klauteren, maar ook gedrag. En hij scoorde natuurlijk motorisch fantastisch, maar gedrag was allemaal: duimpje omlaag. Papa kwam naar me toe en die zei: nou, dat motorische stukje, daar ben ik heel blij mee, maar met het gedrag niet en ik vind dat juist belangrijk. Want hij had zijn zoon laten zien: nou, dit is je gymrapport. Ja, maar papa dit is allemaal goed. Ja, maar ik ben niet tevreden over je gedrag, dus daar wil ik even met de juf over praten. Ja, maar ik wil profvoetballer worden, dus dat is niet erg. En hij zegt: ja, maar als dit niet goed is, kom jij nooit in zo’n profvoetbalteam. Ja, dat geloofde hij niet, dus papa vroeg aan mij: wil jij eens even met mijn zoon praten, want jij bent voor hem een held, een icoon: de gymdocent. Zou je dat willen doen, want hij luistert gewoon niet naar mij. Ik heb hem apart genomen en een week daarna kwam papa inderdaad terug en hij zei: wat jij hebt verteld, nu snapt hij het inderdaad ook. En zijn gedrag is ook 180 graden omgedraaid en nou heeft hij zijn eindrapport gekregen en had hij wel allemaal duimpjes omhoog. Omdat hij wist van: oh ja, ik moet ook nog op mijn gedrag letten, ja dat hoort er ook bij. Juli 2014
Sportstimulering Vanuit de basisscholen wordt deelname aan sportactiviteiten op verschillende manieren gestimuleerd. Onderstaande activiteiten worden door de gemeente in samenwerking met het onderwijs bij alle kinderen in de klas op school onder de aandacht gebracht: Try Out Sports(TOS) Dit biedt kinderen uit het primair onderwijs de gelegenheid voor een kleine vergoeding verschillende sporten gedurende drie lessen kunnen uitproberen. De uitvoering wordt door de verenigingen gedaan. Jaarlijks doen hier ongeveer 3.200 kinderen aan mee.
29
Vakantietoernooien voor het basisonderwijs In de schoolvakanties worden voor verschillende sporten diverse vakantietoernooien georganiseerd. De uitvoering wordt door de verenigingen gedaan. Hieraan nemen ongeveer 4.400 kinderen op jaar deel. Sportcoach Deze professional wordt ingezet binnen het speciaal onderwijs en zoekt samen met kinderen met een beperking naar een geschikte sportclub.
Verder heeft de gemeente subsidies die meerdere keren per jaar bij alle sportverenigingen schriftelijk onder de aandacht worden gebracht via een nieuwsbrief. Vanaf 2015 zullen de verenigingsondersteuners van Sportbedrijf Tilburg deze subsidies nogmaals onder de aandacht brengen in hun gesprekken met de verenigingen; Jeugdsportsubsidie Met deze subsidie kunnen sportverenigingen toegankelijk en aantrekkelijk blijven voor kinderen en jongeren. De subsidie mag voor dit doel op verschillende manieren worden ingezet. Elke sportclub kan deze subsidie aanvragen. Subsidie deskundigheidsbevordering vrijwilligers Op deze subsidie kunnen sportverenigingen een beroep doen als zij vrijwilligers willen (bij)scholen. Kaderopleidingen zijn, via het ROC, mogelijk in Tilburg. Voor kinderen en jongeren van 4 tot 18 jaar hebben we de Tjippas. Met deze pas kunnen zij met korting sporten en één keer in de week gratis zwemmen. Talentontwikkeling Naast het stimuleren van kinderen die een impuls nodig hebben, stimuleren we hen hun talenten in de sport te ontwikkelen. Voor talentontwikkeling is een ketenaanpak nodig waarbij diverse partners intensief samenwerken. De gemeente levert ook een bijdrage aan talentontwikkeling in de sport in Tilburg. Dit doen we aan de hand van onderstaande beleidsuitgangspunten (nota "SportTalent centraal in Tilburg"): We leggen een sterke basis door een veelzijdig aanbod van up‐to‐date sportaccommodaties in Tilburg. En investeren vervolgens vooral via de breedtesport en de inzet van combinatiefunctionarissen. Bij verdere ontwikkeling van talenten nemen we vooral een faciliterende en stimulerende verantwoordelijkheid door sportverenigingen te ondersteunen en begeleiden op het terrein van talentontwikkeling en -herkenning in de sport. We subsidiëren stichting Topsportopleiding Tilburg die het mogelijk maakt voor talenten om topsport en onderwijs te combineren. We handhaven onze huidige inzet ten behoeve van talentontwikkeling, met uitzondering van de ondersteuning van topsporters. In plaats daarvan stimuleren we de totstandkoming van Regionale Trainingscentra (RTC's) in Tilburg (Collegeregeling "Stimulering talentontwikkeling door middel van RTC's"). Wat gaan we doen? Vanuit bestaande algemene middelen continueren en versterken we bestaand beleid: continueren en ontwikkelen van de activiteiten van Sportbedrijf Tilburg en verbinden van activiteiten daar waar mogelijk; we streven, samen met het onderwijs, naar het meedoen van alle 60 basisscholen aan de inzet van de combinatiefunctionaris sport.
30
Vanuit de jeugdhulp zijn middelen gereserveerd voor innovatie. Uit deze middelen zetten we aanvullend beleid in: we verbreden de huidige subsidieregeling 'deskundigheidsbevordering vrijwilligers', zodat verenigingen het pedagogisch klimaat kunnen versterken bij hun vereniging.
Voetbaltrainer en maatschappelijk werker Een voetbaltrainer vertelt: Ik had een team en dat was ook een beetje een bij elkaar geraapte zooi. Dat waren ook geen talenten, zal ik maar zeggen en dat was dat was voor mij echt een uitdaging. Omdat ik toen voor het eerst merkte dat je naast trainer ook soms maatschappelijk werker kunt zijn. Omdat je allerlei problemen van mensen in een team krijgt. Minstens de helft zat aan de pillen van Ritalin of dat soort spul allemaal. Die hadden ADHD of allerlei aanverwante dingen. Ik had er eentje bij die kon niet tegen schreeuwen. Die andere jongen was juist heel erg aan het schreeuwen. Dus die ene zat de hele tijd met z’n handen voor z’n oren en de andere die kon geen veters strikken. Dus nou, dat was echt een ramp inderdaad. En het grootste probleem in die groep was nog een andere jongen. Die liep tijdens de training ineens het veld af. En ja, ik moest er achteraan want die ging de parkeerplaats op en ik denk: wacht even, ik heb wel de verantwoordelijkheid over die jongens. Ik kan moeilijk die jongen nou zo de straat op laten lopen. Want ja, hoe oud zou hij zijn geweest, ik denk een jaar of 9 ofzo. En toen bleek dus dat ie wat meer problemen had. Hij zat 20% van de tijd op het speciaal onderwijs en 80% op het regulier onderwijs, en dan zat hij ook al bij de psychiatrie. Op zijn leeftijd. En dat hadden die ouders mij nooit verteld, en dat had de club mij ook niet verteld. Ze waren wat aan het experimenteren met medicijnen voor hem en ze hadden net nieuwe medicijnen gehad. Dat hoorde ik allemaal achteraf weet je wel. Dus daarom was zijn gedrag veranderd. Ik heb dan wel een vriend van mij, die zit in het speciaal onderwijs, dus ik had wel wat tips en trucs meegekregen, maar ja. En toen merkte ik dus ook dat de club daar niet voldoende mee overweg kon eigenlijk. Ze hadden die jongen bij mij in het team gezet en wisten eigenlijk ook niet zo goed wat ze er mee aan moesten. Daar is ook niet een speciaal team voor, waar ze die jongens bij elkaar kunnen zetten. Maar daar had ik vanuit de club wel meer support in verwacht. Juni 2014
4.6 Cultuur Net als bij sport biedt de gemeente ook op het gebied van cultuur alle kinderen en jongeren in Tilburg de mogelijkheid om deel te nemen aan culturele activiteiten. We vinden het belangrijk dat kinderen met kunst en creativiteit in aanraking komen en leren zelf te creëren: muziek maken, knutselen, schilderen en andere creatieve uitingen. Cultuureducatie speelt een belangrijke rol in de brede ontwikkeling van kinderen. Naast het feit dat cultuur leuk is, plezier kan geven als vrijetijdsbesteding, leert het cultuur kinderen hun talenten te ontdekken, te experimenteren en stimuleert het jongeren om hun creatieve capaciteiten te ontwikkelen. Doelen binnen het (primair) onderwijs van cultuureducatie zijn; het versterken van het receptief vermogen, het creërend vermogen en het reflectief
31
st
vermogen. Dit zijn belangrijke competenties met het oog op het ontwikkelen van '21 century skills' die in de toekomstige, kennis-economische maatschappij van onze jeugd worden gevraagd. Daarom willen we dat alle kinderen en jongeren, binnen en buiten het onderwijs, de mogelijkheid krijgen hun creatieve talenten te ontplooien en te tonen, en dat iedereen in Tilburg de kans krijgt actief aan cultuurbeoefening te doen en kunstactiviteiten te bezoeken. Niet elk kind krijgt dit van huis uit mee. Daarom gaan we er als gemeente actief aan meewerken dat alle kinderen de gelegenheid krijgen te ontdekken waar ze goed in zijn en waar ze zich verder in willen ontwikkelen en bekwamen. De gemeente stimuleert op verschillende manieren de deelname van kinderen en jongeren aan cultuur. Via Factorium en CiST zorgen we voor een breed en kwalitatief goed aanbod cultuureducatie, ook op wijkniveau. Daarbij vragen wij om samenwerking met (commerciële) cultuur-educatieve organisaties als De Zuivelfabriek en zzp-ers. Wij streven ernaar het aanbod cultuureducatie nadrukkelijker te verbinden met andere onderwijsdoelen (doorlopende leerlijnen). We willen cultuur in de wijken nog meer stimuleren. Dit doen we onder andere door te experimenteren met financiële ondersteuning voor eigen initiatieven van wijkbewoners op het culturele vlak. We denken na over het inrichten van een buurtcultuurfonds om deze wijk oriëntatie verder te versterken. Artfact, het servicepunt voor de amateurkunst, ondersteunt het verenigingsleven en culturele activiteiten in stad en wijk, met bijzondere aandacht voor community art met jongerenprojecten. Cultuureducatie met Kwaliteit Met het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit wil het ministerie van OCW de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs waarborgen. Speerpunten zijn de ontwikkeling van doorgaande leerlijnen, het verbeteren van deskundigheid van leerkrachten en medewerkers van culturele instellingen, en een meer op de vraag van scholen gericht cultuur-educatief aanbod. Dit moet leiden tot een koppeling van (culturele) activiteiten binnen school en daarbuiten. We laten ons hierbij inspireren door de werkwijze in het sportdomein, waar de uitvoering in één hand wordt gelegd bij combinatiefunctionarissen. Voor de toeleiding naar de vrije tijd laten we ons onder meer inspireren door Try Outs Sports. Aan het vierjarige project Cultuureducatie met Kwaliteit nemen nu 34 scholen deel. 2015 en 2016 gebruiken we om de positieve bevindingen die deze pilot nu al laat zien structureel vorm te geven en in te bedden in ons beleid. In 2016 zal een evaluatie plaatsvinden. Op het terrein van cultuureducatie heeft CiST een spilfunctie als verbinder tussen onderwijs en culturele veld. Cultuur in School Tilburg (CiST) CiST bemiddelt tussen het culturele veld en het onderwijs om cultuureducatie een vaste plaats te geven in het onderwijs. CiST adviseert en ondersteunt scholen bij het verwerven van subsidie en verzorgt trainingen en scholing. Ook op Brede Scholen is CiST actief in een bemiddelende en begeleidende rol bij naschoolse activiteiten. CiST kan iedere school in de gemeente Tilburg adviseren. Bijvoorbeeld over cultuureducatie en het opzetten van dagprojecten. Eerder schreven we al dat we in Tilburg inzetten op doorlopende leerlijnen voor alle kinderen en jongeren in Tilburg. Daarom stimuleren we ook een samenhangend cultuurcurriculum op school. CiST is hiervoor projectleider. De wijze waarop scholen invulling geven aan het cultuurcurriculum laten we vrij. Scholen kunnen zich concentreren op één speerpunt, zoals theater, of kiezen voor een breed aanbod. Musea en podia We willen de drempel om musea en podia te bezoeken zo laag mogelijk maken voor kinderen en jongeren. Zo hanteren diverse musea en podia gereduceerde tarieven voor kinderen en jongeren en zijn er kortingsregelingen voor scholen en andere niet-commerciële partijen. Ook stimuleert de gemeente cultuureducatie binnen musea. Het Textiel- en Natuurmuseum zijn hier voorbeelden van. In 2015 bekijken we de mogelijkheden om de toegang tot musea en podia nog meer laagdrempelig te maken en het bereik daarmee te vergroten.
32
Wat gaan we doen? Vanuit de bestaande middelen continueren en versterken we het ingezette beleid: met de betreffende rijksmiddelen borgen we de inzet op Cultuureducatie met Kwaliteit en stimuleren we de totstandkoming van een samenhangend cultuurcurriculum op school; we bieden financiële ondersteuning aan de wijk voor culturele activiteiten in de lijn van de versterking cultuureducatie in het onderwijs; we bekijken de mogelijkheden en zoeken een vorm om de toegang tot musea en podia te vereenvoudigen.
33
5. Preventie: de basisstructuur
Vrijwilligerswerk, mantelzorg en verenigingsleven vormen een stevige basis voor kinderen, jongeren en gezinnen in Tilburg. Makkelijk een (opvoed)vraag kunnen stellen, elkaar ondersteunen en vrijetijdsbesteding dragen bij aan het gezond opvoeden en opgroeien van kinderen. Met de basisstructuur bedoelen we de algemene (collectieve) voorzieningen die de eigen kracht en het netwerk van gezinnen bevorderen. Dit zijn bijvoorbeeld de huisarts, vrijwilligersverenigingen, scholen en kinderopvang. Dit vormt een stevig fundament voor bijvoorbeeld vragen over de opvoeding, zorgvragen en voor sociale activiteiten in de buurt. We willen zoveel mogelijk vragen beantwoorden en problemen oplossen in de basisstructuur. Hiermee geven we gezinnen zoveel mogelijk zelf de touwtjes in handen. Professionele zorg is lang niet altijd nodig. Daarmee besparen we ook kosten. Vroegtijdig signaleren en aanpakken, om te voorkomen dat vragen uitgroeien tot problemen, is een belangrijke taak van professionals. Ook om duurdere zorg te voorkomen. Dat betekent dat professionals soms snel moeten handelen, zodat oplosbare problemen niet uitgroeien tot (bijna) onoplosbare problemen. De voorzieningen die hieraan vanuit de basisstructuur een bijdrage leveren zijn de jeugdgezondheidszorg, het jongerenwerk en het Zorg- en Veiligheidshuis. In dit hoofdstuk bespreken we ze één voor één.
Preventie en signalering Kinderen, jongeren en ouders hebben vragen, ervaren problemen bij het opgroeien en opvoeden of kunnen even niet volledig meedoen. Preventieve activiteiten zoals het aanbieden van informatie en advies, kunnen helpen om problemen voor te zijn of erger te voorkomen. Het signaleren én bespreken van vragen, problemen en zorgen is cruciaal. Signaleren kan iedereen. Beroepskrachten die te maken hebben met jeugdigen, hebben die verantwoordelijkheid in ieder geval, net als het signaleren en handelen bij kwetsbare of bedreigende situaties. De Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geeft scherp aan welke verantwoordelijkheid beroepskrachten en organisaties op dit punt hebben. Gemeenten verwachten naleving van de wet en een effectieve implementatie door de partijen die zij financieren. Daarnaast hebben de beroepskrachten de verantwoordelijkheid om risico’s te melden in de Verwijsindex Zorg voor Jeugd. Het Rijk legt aansluiting van de gemeenten op de Verwijsindex Risicojeugd (VIR) op. Om aan deze eis te voldoen continueren we de in de regio ingevoerde verwijsindex, en zien we toe op het gebruik ervan. Regionaal beleidskader
34
5.1 Jeugdgezondheidszorg De publieke gezondheidszorg is er voor het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van iedereen, met speciale aandacht voor risicogroepen. Onderdeel van de publieke gezondheidszorg is de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). De JGZ (0 - 19 jaar) bewaakt de ontwikkeling van kinderen en ondersteunt ouders bij het opgroeien en opvoeden van hun kind. Als er risico's zijn die een gezonde en veilige ontwikkeling van het kind in de weg kunnen staan, kijkt de JGZ samen met de ouders hoe die te voorkomen zijn en/of biedt zij lichte ondersteuning. Als dat onvoldoende is, leidt de JGZ toe naar zorg. Twee belangrijke ontwikkelingen binnen de Jeugdgezondheidszorg, het nieuwe basispakket JGZ (landelijk) en de participatie in de toegang voor ondersteuningsvragen (lokaal), staan in deze paragraaf beschreven. Nieuw basispakket Jeugdgezondheidszorg 12 Sinds 1 januari 2012 is de GGD Hart voor Brabant de uitvoerder van de integrale Jeugdgezondheidszorg (0 19 jaar). De JGZ is publieke zorg en daarmee een basisvoorziening voor alle kinderen. Tot nu toe kregen alle kinderen op gelijke wijze gezondheidsbeschermende, -bewakende en -bevorderende activiteiten aangeboden waaronder: de hielprik/gehoorscreening, het Rijksvaccinatieprogramma, monitoren lengte en gewicht, spraak/taal ontwikkeling, oogtest. Deze worden ofwel op het consultatiebureau, of op de scholen uitgevoerd. De JGZ heeft een groot bereik: ze ziet bijna alle gezinnen en heeft daarmee een belangrijke signalerende en preventieve taak Naar aanleiding van de ontwikkelingen in het sociaal domein en een uitgebreide evaluatie is door het Rijk een nieuw basispakket JGZ vastgesteld. Dit treedt op 1 januari 2015 in werking. Dit nieuwe basispakket biedt meer flexibiliteit, begeleiding op maat waar nodig en ruimte voor samenwerking binnen het sociaal domein. Met als doel het versterken van de preventieve kracht en minder kinderen toeleiden naar zwaardere zorg. Het nieuwe basispakket JGZ bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Basiscontactschema: dit wordt aan alle kinderen vanaf de geboorte aangeboden. Hierin zijn de vaccinaties, screenings en onderzoeken opgenomen zoals landelijk in de richtlijnen is vastgelegd. Dit onderdeel valt binnen de preventieve basisstructuur. 2. Begeleiding op maat: wordt ingezet als er risico's zijn in het gewone opgroeien en opvoeden. Altijd in nauwe afstemming met ouders, jongeren en partners. Het doel is het normaliseren en versterken van de eigen kracht van ouders en jongeren, maar zo nodig leidt de JGZ toe naar zorg en hulp door andere instellingen. Dit is onderdeel van de toegang en lichte ondersteuning. 3. Samenwerking: is van belang om informatie over kinderen en gezinnen te verzamelen en te delen zodat er een integraal beeld ontstaat van de opgroei- en opvoedsituatie van een kind. In afstemming met partners moet onder één regie het gezin versterkt worden en/of ondersteund worden. Hiermee is samenwerking een basisfunctie van de JGZ binnen de toegang. Wat verandert: een kleiner aantal vaste contactmomenten voor alle kinderen; begeleiding op maat voor kinderen en gezinnen die iets meer aandacht nodig hebben bij het normaliseren, versterken van eigen kracht of het voorkomen van het groter worden van problemen. Dus meer investeren in preventie bij de groep met grotere risico's; een sterkere inbedding in, en meer ruimte voor samenwerking in het lokale sociaal domein, gezondheidszorg en (voor)school; doorlopende lijn 0 - 12 jaar: JGZ-teams 0 - 12 (en waar mogelijk tot 19 jaar) zien alle kinderen tot 12 jaar op het consultatiebureau (dus geen overdracht/knip meer bij 4 jaar).
12
Tot 2012 was Thebe de uitvoerder van de JGZ 0 - 4 jaar en de GGD van de JGZ 4 - 19 jaar.
35
Pubercontactmoment Met ingang van 2013 heeft het Rijk extra middelen beschikbaar gesteld voor de invoering van een pubercontactmoment. Omdat in de regio Midden-Brabant niet alle gemeenten een VO school hebben, is besloten deze middelen regionaal in te zetten. De middelen zijn niet voldoende om alle pubers te zien. In overleg met het onderwijs is gekozen om risicogericht jongeren op te roepen. De twee samenwerkingsverbanden VO in Midden-Brabant hebben beiden aangegeven dat er bij de scholen veel behoefte is aan extra inzet vanuit de JGZ bij verzuimbegeleiding. Verzuim is vaak een indicator voor onderliggende problematiek waarbij sociaal medische expertise nodig is. Eind 2014 zal de inzet van dit jaar worden geëvalueerd. Vanwege de belangrijke taak van de JGZ op preventie en vroegsignalering en het grote bereik geven we in Tilburg de JGZ een grote rol binnen de toegang. Om deze reden heeft de GGD, samen met het IMW, opdracht gekregen om samen als trekkers de ontwikkeling en implementatie van de toegang op zich te nemen. In 2014 bereiden zij een stadsbrede implementatie van de toegang voor. Inclusief deskundigheidsbevordering, het inrichten van werkprocessen en aansturing van de teams in de wijken. Op 1 januari 2015 is toegang in alle wijken operationeel. Collectieve preventie Naast de JGZ (die individueel wordt aangeboden) kennen we ook collectieve preventieprogramma’s (zowel voor volwassenen als jeugd). De inzet is de komende jaren op de volgende thema’s gericht: versterken van de opvoedvaardigheden van ouders (cursussen en themabijeenkomsten); een preventief programma gericht op risicoscreening van aanstaande moeders via een eenduidig instrument en prenatale voorlichting (HP4all); JOGG: Jongeren Op Gezond Gewicht (zie ook paragraaf 4.2); preventie alcoholgebruik bij jongeren: in het kader van de nieuwe Drank- en Horecawet is in 2014 een alcoholpreventieplan gericht op jongeren vastgesteld.
Hele gezin als plaatje Een combinatiefunctionaris vertelt: Ja, dat was een moeder die eigenlijk bij me kwam over het feit dat haar tweede kindje op school zou komen. Ze vroeg wat hij motorisch al zou moeten kunnen zeg maar. Daar begon ze mee. En gaandeweg het gesprek ging het eigenlijk over haar oudste dochter die wat zwaarlijvig is. Van: nou, hoe kan ik dat dan thuis eigenlijk gaan veranderen? Uiteindelijk kwam zelfs de vraag van: nou ja, ik vind van mezelf ook wel dat ik een beetje zwaarlijvig ben, hoe kan ik dat dan aan gaan pakken? Dus uiteindelijk hadden we eigenlijk het hele gezin als plaatje. We gingen doornemen van: waar kan mama gaan sporten, waar kan het kind allemaal terecht, welke sporten zijn dan leuk voor meiden? Maar waar valt ze dan ook een beetje bij af? Dus ja, ze begon eigenlijk met het zoontje van: oh, hij komt zo meteen op school en dan mag hij ook bij jou gymmen en leuk… En vervolgens draait het gesprek eigenlijk helemaal ergens anders om. Dat is ook niet erg, ik vind het juist wel goed dat ouders dat op die manier proberen in ieder geval. Juli 2014 Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) De JOGG-aanpak is een lokale aanpak om de stijging van het aantal jongeren met overgewicht om te zetten in een daling. Binnen JOGG werken lokale partijen uit o.a. onderwijs, kinderopvang, zorg, sport, bedrijfsleven en welzijn samen om gezond eten en bewegen voor jongeren gemakkelijk en aantrekkelijk te maken. Gezond eten en drinken, dagelijks bewegen en sporten moet de gewoonste zaak van de wereld worden. JOGG is geen
36
nieuw project, maar een paraplu van bestaande acties en activiteiten, die hierdoor beter op elkaar zijn afgestemd en elkaar versterken. Een gezond gewicht is belangrijk voor kinderen. Kinderen met overgewicht hebben meer kans op allerlei gezondheidsproblemen, zowel op jonge als op latere leeftijd. Kinderen met overgewicht lopen ook meer 13 risico op pesten en uitsluiting . Tilburg is sinds juni 2013, in ieder geval voor 3 jaar, JOGG-gemeente. Maar als we echt willen zorgen voor verminderen van overgewicht bij jongeren dan is het van belang dat JOGG een structurele meerjarige aanpak wordt. Pas dan kunnen we meetbare en structurele effecten realiseren. We richten ons in eerste instantie op kinderen van 0 tot 12 jaar, hun ouders en omgeving. We stimuleren bewustwording bij alle Tilburgse instellingen die zich met jeugd bezighouden. Maar ook private partijen en uiteraard de ouders. Een gezamenlijke aanpak is nodig voor een gezond gewicht bij de jeugd. Deze lokale samenwerking leidt tot betere signalering en doorverwijzing van kinderen met overgewicht en het realiseren van een betere samenwerking (ketenaanpak) tussen preventie en zorg. In de JOGG-wijk Stokhasselt is al veel gebeurd in de afstemming tussen organisaties en het uitvoeren van activiteiten. Concreet willen we dat alle kinderen in Stokhasselt: iedere dag minimaal 1 uur bewegen of sporten; iedere dag groente en fruit eten en water drinken. Tilburg breed gaan we met maatschappelijke instellingen (welke betrokken zijn bij jeugd) een convenant sluiten. Hierin verklaren de deelnemende partijen dat zij zich inzetten voor een gezonde leefstijl en/of voorkomen van overgewicht bij de jeugd. Ook in de afzonderlijke (subsidie)afspraken met deze instellingen komt te staan dat van hen verwacht wordt dat zij een bijdrage leveren aan JOGG. Dit is in de meeste gevallen eenvoudig in hun dagelijks werk in te passen. Met name het onderwijs en kinderopvang zien we als grote, belangrijke partners. Zij hebben een invloedrijke rol op kinderen en jongeren. Met een gezonder aanbod in kantines, regels voor gezonde voeding en aandacht voor bewegen kunnen zij een grote bijdrage leveren aan de bewustwording van het belang van een gezond gewicht. Samen met het onderwijs werken we hieraan in ons gezondheidsbeleid. Wat gaan we doen? We sluiten een convenant met de betrokken maatschappelijke instellingen om een gezond gewicht bij kinderen en jongeren te stimuleren. We maken afzonderlijke afspraken met maatschappelijke instellingen over hun bijdrage aan de JOGG-aanpak.
5.2 Jongerenwerk: Focus op risicojeugd Zoals al eerder benoemd in hoofdstuk 3 geven inwoners in de Wijktoets 2014 onder andere aan dat zij overlast van anderen willen terugdringen. De laatste jaren is landelijk sprake van een tendens waarbij de gemeente het jongerenwerk steeds meer inzet om overlast van jongeren tegen te gaan en de veiligheid en leefbaarheid in wijken te bevorderen. Deze trend is ook in Tilburg waarneembaar. Net als bij de omslag naar risico gestuurd werken binnen de JGZ (paragraaf 5.1), staan activiteiten van het jongerenwerk in het teken van het voorkomen en oplossen van problemen. De focus van het jongerenwerk is verschoven van de brede groep van jongeren, naar jongeren uit risicogroepen.
13
Onderzoek Erasmus MC, Pediatrics 25 augustus 2014
37
De kracht en het onderscheidende van het jongerenwerk is gelegen in de aanwezigheid in het publieke domein en de presentie in de vrije tijd van jongeren. Een afgeleide meerwaarde vormen de werktijden van jongerenwerkers: zij werken op momenten dat jongeren op straat zijn. Er zijn maar weinig andere instellingen die buiten kantoortijden actief zijn voor jongeren. Het jongerenwerk is bedoeld voor een specifieke groep jongeren: de groep van kwetsbare en overbelaste jongeren (risicojongeren) die ongeveer 10% van de totale jongerenpopulatie uitmaakt en die gebaat is bij ondersteuning in hun vrije tijd. Deze interventies zorgen ervoor dat problemen niet verergeren en leveren een bijdrage aan de zelfredzaamheid van jongeren. Zoals Jelle in het verhaal ‘Pingpongen'
Pingpongen Een jongerenwerker vertelt: Ik had pas een jongen, Jelle heet ie, die kwam ook bij mij. Die moeder maakte zich hartstikke zorgen, want hij zat al 5 jaar te gamen op zijn kamer. Kwam zijn kamer niet meer af, ook veel overgewicht. Ja, dat manneke heeft gewoon niks mee. En de eerste weken was ie heel erg stil en zei niks. En de laatste keer dat hij bij mij was toen zei hij van: ik wil pingpongen. Twee weken niks gezegd hè, gewoon alleen maar heel stil daar zitten en hij zegt opeens: ik wil pingpongen. Dus dan ga je pingpongen. We doen allerlei dingen en dan vraag ik de jongens aan het begin van de avond altijd: wat willen we doen? En dat schrijven we op een papiertje en dan mag iemand kiezen: vanavond gaan we dit doen. En hij zegt ineens: pingpongen. Dus hij wordt assertief. Dus ik denk: oké, hartstikke goed. Niks zeggen, gaan pingpongen. Vervolgens zitten we buiten en dan zeg ik tegen hem: goed man! Weet je wel, dat is het begin. Augustus 2014 Het jongerenwerk faciliteert op wijkniveau ontmoeting en recreatie, stimuleert participatie en talentontwikkeling en verzorgt vormings-, educatieve en voorlichtingsactiviteiten in de vrije tijd van jongeren. Het jongerenwerk signaleert in een vroeg stadium problemen en zorgen bij jongeren en leidt ze toe naar de juiste instelling (zorg, onderwijs, re-integratie) om erger te voorkomen en perspectief te bieden. Het jongerenwerk kan deze doelen alleen realiseren door aanwezig te zijn op de plekken en tijdstippen die contact met risicojongeren vergemakkelijken. En door het aanbieden van een aantrekkelijk en divers aanbod voor de doelgroep. Het jongerenwerk moet goed aangesloten zijn op de toegang om bij geconstateerde problematiek toe te kunnen leiden naar de juiste zorg. Daar ligt nadrukkelijk óók de kracht van het jongerenwerk. Concreet zet de gemeente Tilburg het jongerenwerk in op preventieve ondersteuning van risicojongeren vanuit het domein vrije tijd, in samenwerking met partners: sport, cultuur, Hall of Fame, politie, Novadic, Kentron, IMW, Zorg- en Veiligheidshuis, GGD en onderwijs. Daarop aansluitend is er R-Newt plus, dat zich richt op overlast gevende groepen jongeren in de openbare ruimte en hierop extra inzet.
5.3 Veiligheid Vroegsignalering De gemeente is verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van de Tilburgse kinderen en jongeren. Die verantwoordelijkheid ligt ook bij instellingen en professionals die met ouders, kinderen en jongeren werken, zoals vastgelegd in de Wet Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld.
38
“Er eerder bij te willen zijn”. Vanuit deze ambitie heeft de gemeente Tilburg grootschalig ingezet op het toerusten van professionals in de jeugdsector met kennis en vaardigheden rond vroegsignalering. Tussen 2010 en 2014 zijn meer dan 5.000 professionals in Midden Brabant getraind, waarvan 2.390 professionals werkzaam zijn in het onderwijs. Met de organisaties zijn afspraken gemaakt over borging. Uit de evaluatie van deze trainingen is gebleken dat vooral professionals in het onderwijs behoefte hadden aan een vervolg op deze training, zodat ze goed zijn toegerust zijn om hun verantwoordelijkheid vanuit de Wet Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld in de praktijk vorm te geven. De gemeente onderschrijft dit. In de nieuwe LEA zullen de gemeente en het onderwijs hierover afspraken maken. De gemeente stimuleert een tijdige signalering van problemen bij opvoeden en opgroeien, onder meer door vanuit de toegang te adviseren aan aandachtsfunctionarissen in het onderwijs, de kinderopvang en bij verenigingen (sport, scouting, etc.). Aanvullend is er in regionaal verband een Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK), waar vragen van inwoners en professionals worden beantwoord en vermoedens kunnen worden gemeld. Positie en taken van het AMHK zijn uitgewerkt in het regionaal beleidskader. Risicojeugd Bij de aanpak voor risicojeugd, overlast gevende jeugd en problematische jeugdgroepen, werken meerdere partners samen om bij problemen zo snel mogelijk tot een oplossing te komen. Betrokken partners zijn verschillende disciplines en ook partners uit de zorg- en de veiligheidsketen. Onder hen bestaat de overtuiging dat, als er in de omgeving en/of de aanleg van het kind zoveel risicofactoren aanwezig zijn voor het ontwikkelen van crimineel gedrag, het vroeg(er) signaleren en aanpakken van deze risico's meerwaarde kan hebben voor zowel de jongere als voor de omgeving. De gemeente Tilburg deelt deze opvatting. De teams in de wijken bieden kansen om meer en eerder te signaleren. Om sneller en meer 'binnen het dagelijks leven' ondersteuning of hulp te bieden, maar ook snel en kort specialistische hulp in te zetten als dat echt nodig is. In 2015 gaan we bestaande methoden beoordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid en de effecten onderzoeken. Bestaande methoden zijn onder meer de Amsterdamse PIT-aanpak, ProKid (politie), Basta (JSO) en de werkwijze die het ministerie van VenJ ontwikkelt. We kijken ook in welke mate een methode (of combinatie) binnen onze gemeente toepasbaar is en welke aanpassingen eventueel nodig zijn.
Voeten zo zwart Een combinatiefunctionaris vertelt: Nou, van de week nog, er was een meisje en die rook echt niet fris. En als je dan vraagt: goh, wanneer ben jij voor het laatst in bad geweest, of onder de douche? En ze zegt: ik kan het me niet meer herinneren juf. Ja, dan weet je al genoeg. Dat is bijna tegen verwaarlozing aan. Nou weet ik toevallig: mama was net bevallen, nieuw kindje, ze is de oudste, ze hebben er al 4 thuis zitten…, dus ik kan wel begrijpen dat ze dan in dat opzicht soort van verwaarloosd wordt. Je mag dat niet zeggen, maar daar denk ik dan aan. De groepsleerkracht die vond het ook. Ze had haar gymspullen niet bij zich, dus ze mocht op blote voeten van mij gymmen. Nou, die voeten waren zo zwart als… ja, dat zijn schrijnende gevallen. Ik heb het dus aan die groepsleerkracht doorgegeven en die gaat het weer met haar ouders bespreken. En wellicht komt het dadelijk nog in het zorgteam terecht. En sowieso wordt er altijd opgeschreven: bij gym is ontdekt dat het meisje niet zo lekker fris rook, we hebben gevraagd wanneer ze voor het laatst onder de douche is geweest en ze kan het zich niet meer herinneren. Als het gisteren was geweest dan weet je dat. Het was gisteren niet. Nou, vandaag was het ook niet. Juli 2014
39
Zorg- en Veiligheidshuis Het Zorg- en Veiligheidshuis Midden-Brabant werkt aan de veiligheid en leefbaarheid in de regio MiddenBrabant. Hiertoe zijn de krachten van twintig organisaties gebundeld. Zij streven naar een gezamenlijke aanpak vanuit straf en zorg met als motto: één gezin, één plan. Het Zorg- en Veiligheidshuis richt zich op de volgende doelgroepen: jeugd, veelplegers, slachtoffers en plegers van huiselijk geweld en personen met een meervoudige en complexe problematiek. Voor de doelgroep jeugd treft het Zorg- en Veiligheidshuis preventieve maatregelen om overlastgevend gedrag en jeugdcriminaliteit terug te dringen. Jeugdgroepen worden in beeld gebracht en gevolgd. Het kind maakt deel uit van een gezin; bij het maken van een plan van aanpak worden alle gezinsleden onder de loep genomen. Halt Ongeveer de helft van de jongeren die de politie aanhoudt, gaat naar Halt voor een Halt afdoening. Halt is actief op het gebied van advisering, voorlichting en de ontwikkeling en uitvoering van preventieprojecten. Halt is een regionale voorziening, met als werkgebied de veiligheidsregio Zuid-West Nederland. Halt is ook een partner in het Zorg- en Veiligheidshuis Midden-Brabant. De gemeente verwacht van Halt Zuid-West Nederland dat ze bijdraagt aan het, waar noodzakelijk, verbeteren van het normen- en waardenbesef van kinderen en jongeren, het voorkomen van jeugdcriminaliteit, het vergoten van de bewustwording onder kinderen en jongeren van de risico´s van de digitale wereld (in het bijzonder digitaal pesten) en de mogelijkheden om deze risico´s te vermijden. Halt en het Zorg- en Veiligheidshuis moeten zo goed mogelijk aansluiten op het jongerenwerk en op de toegang, vooral in die wijken waar, zoals het Coalitieakkoord stelt, “Wijkbewoners … de controle over de eigen wijk (lijken) te verliezen en jongeren worden verleid tot snel geld verdienen in plaats van hun school af te maken.” Zowel in de opdracht van de toegang als in die van het jongerenwerk wordt deze aansluiting opgenomen. Wat gaan we doen? Vanuit het jeugdhulpbudget zijn middelen gereserveerd voor lokale innovatie. Een deel daarvan zetten we in op: verbetering vroegsignalering door investering op samenwerking peuterspeelzaal, kinderopvang, onderwijs en de toegang; vroegsignalering op basis van risicofactoren.
40
6. De Tilburgse Aanpak: toegang voor ondersteuningsvragen
We organiseren de ondersteuning en hulp aan kinderen, jongeren en ouders herkenbaar en bereikbaar. Dit doen we door een deel van deze ondersteuning lokaal, in onze eigen gemeente, en vooral op maat te organiseren voor onze eigen burgers. (…) Om dat te bereiken maken we met elkaar verplichtende afspraken over onze investering in een effectief en passend lokaal aanbod. In dat basisaanbod worden ten minste de volgende functies uitgevoerd: • Voorlichting, advies en informatie; • Signaleren en vraagverheldering; • Lichte ondersteuning van gezinnen en jongeren; • Toeleiding naar gespecialiseerde zorg, zoals diagnostiek en observatie, specialistische hulp en justitiële maatregelen; • Coördinatie van ondersteuning en/of zorg waar meerdere partijen betrokken zijn bij één gezin en Waar het oplossend vermogen van de opvoeder(s) of jeugdige(n) tekortschiet. Regionaal beleidskader
6.1 De toegang voor ondersteuningsvragen De boodschap van het Rijk aan inwoners is: ga met vragen over zorg, werk en jeugd naar uw gemeente. Tilburg neemt die verantwoordelijkheid en geeft in nauwe samenwerking met een aantal bekende organisaties handen en voeten aan deze omslag. De partners zijn: GGD Hart voor Brabant, IMW Tilburg, MEE
41
en Loket Z en de afdeling Werk & Inkomen van de gemeente. Zij vormen, samen met de wijkverpleegkundigen, de toegang voor ondersteuningsvragen (voorheen de frontlijn). Deze partners werken samen volgens de Tilburgse Aanpak. Zij dragen een herkenbaar ‘label’ dat zegt: wij kennen elkaar, werken op dezelfde manier, betrekken elkaar als het nodig is en zorgen ervoor dat de inwoner niet van het kastje naar de muur gestuurd wordt: wij verwijzen niet, maar zorgen dat de juiste professionals erbij gehaald worden. Kenmerken van de Tilburgse aanpak Dit zijn de kenmerken van de Tilburgse Aanpak. Hiermee geven we lokaal invulling aan de genoemde maatschappelijke doelen en de opgaven van het Rijk. De genoemde partners werken samen vanuit deze uitgangspunten: dichtbij, in de wijk, met oog voor eigenheid, aansluitend op wat de inwoner zelf kan of met hulp van het eigen netwerk; gebruikmaken van bestaande structuren, geen nieuw loket; de partners van de Tilburgse Aanpak hebben dezelfde werkwijze, mindset en instrumenten; regie bij de inwoner zelf (in de zin van eigen verantwoordelijkheid, niet van totale keuzevrijheid); ruimte bieden vanuit vertrouwen in de professionals; investeren in het lerend vermogen van deze professionals; het gaat om alle 210.000 inwoners, iedereen doet mee! Bij de organisaties die gezamenlijk de toegang voor ondersteuningsvragen in Tilburg organiseren kunnen kinderen, jongeren en ouders met al hun ondersteuningsvragen (ook digitaal) op het gebied van zorg, welzijn, jeugdhulpverlening, werk en inkomen terecht.
Kwalitatieve, goed georganiseerde zorg kan mensen helpen om mee te blijven doen in de maatschappij. (…) De frontlijnteams zijn hierbij cruciaal. Zij zorgen voor hulp en ondersteuning dichtbij en in een zo vroeg mogelijk stadium, zodat specialistische hulp alleen maar nodig is als het niet anders kan. De Jeugdzorg heeft onze grote aandacht. We willen stimuleren dat ieder kind in Tilburg zijn talent kan ontwikkelen. Coalitieakkoord 2015-2018
In de Tilburgse aanpak is een prominente rol weggelegd voor de professionals van GGD, MEE, IMW, Loket Z, W&I en de wijkverpleegkundigen. Zij ondersteunen de inwoners om hun zelfredzaamheid te vergroten, ook door het activeren van het sociale netwerk rond deze mensen. De professionals van de toegang werken wijkgericht (elf woningmarktgebieden in Tilburg) en vormen per wijk een netwerk. Hierdoor ontstaan korte lijnen. Zo kan in geval van meervoudige problematiek optimaal samengewerkt wordt. Alle professionals van de toegang hebben dezelfde opdracht en werken volgens dezelfde aanpak. De professionals van de toegang zijn generalisten met ieder hun eigen specialisme: (school)maatschappelijk werkers, jeugdgezondheidswerkers, medewerkers werk en inkomen, Wmo-adviseurs, MEE consulenten in nauwe samenwerking met de huisartsen en wijkverpleegkundigen. De professionals van de toegang kijken breed naar alle leefdomeinen en werken op logische vindplaatsen zoals school, het consultatiebureau, in de wijk, de kinderopvang en bij het gezin thuis. De bestaande ingangen tot ondersteuning en hulp blijven voor inwoners hetzelfde.
42
Met de inrichting van de toegang willen we nadrukkelijker aansluiting vinden bij het ‘gewone’ leven, waarbij we in samenspraak met het gezin bekijken welke ondersteuning nodig is. Zij zoeken altijd eerst zelf naar oplossingen binnen het gezin of in de omgeving. Indien nodig zetten we lichte of meer specifieke ondersteuning op maat in. Hiermee voorkomen we dat een individuele voorziening in de vorm van specialistische ondersteuning wordt ingezet waar dat niet nodig is. In wijken, bij doelgroepen of op scholen waar bovenmatige problematiek aanwezig is kan de plusaanpak ingezet worden. De plusaanpak is een intensieve vorm van de basisaanpak, waar extra expertise, capaciteit of andere noodzakelijke extra inzet wordt toegevoegd aan de toegang. Naast de elf teams in de wijken is er ook één stedelijk team, het Team 12+. Speciaal voor de doelgroep jongeren. Dit team bestaat uit professionals die werken vanuit het VO en nauw samenwerken met het jongerenwerk. Jongeren bewegen zich immers stedelijk en niet alleen rondom school of hun woning. Taken en verantwoordelijkheden De professionals zoeken in samenspraak met jeugdige of gezin naar passende integrale oplossingen. De belangrijkste taken van de toegang zijn: het analyseren van de ondersteuningsvraag en het vaststellen wat de inwoner zelf of met hulp van zijn omgeving kan doen en of aanvullend nog ondersteuning op maat nodig is; indien nodig, direct inzetten van lichte ondersteuning. Denk aan maatschappelijk werk, opvoedingsondersteuning, maar ook aan hulpmiddelen en persoonlijke dienstverlening (basisaanbod). maximaal richten op zelfoplossend vermogen van de inwoner (en zijn omgeving), maar ook vroegtijdig signaleren en handelen bij meervoudige problematiek. bij meervoudige problematiek zorgen voor op elkaar afgestemde ondersteuning, één regisseur (zoveel mogelijk de inwoner zelf) en zo weinig mogelijk overdrachtsmomenten (oftewel 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur); organiseren van de toegang tot de intensievere en specialistische ondersteuning; waar nodig outreachend werken: inwoner en gezinnen worden actief opgespoord en geactiveerd; indien nodig, bieden van nazorg als specialistische ondersteuning wordt afgesloten. De uitvoering van bovenstaande taken worden in 2015 en verder doorontwikkeld en verbeterd. De professionals in de teams worden adequaat toegerust, zowel op regievoering als op de toegangstaken. Daarin blijven we de komende jaren investeren. Expertiseteam Soms is specialistische kennis nodig om de goede ondersteuning op maat te kunnen bepalen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen, aard en zwaarte van psychiatrische problematiek, etc. Voor de professionals van de toegang is het belangrijk dat zij, indien nodig, gemakkelijk een consultatie of advies kunnen inwinnen bij de vakspecialisten die het expertiseteam vormen. Bij de opzet van het expertiseteam (december 2014) wordt bepaald wanneer de professional een consultatie op kan vragen en wanneer hij een consultatie moet vragen (tweede paar ogen). Samenwerking huisartsen Op 19 november 2014 wordt het convenant samenwerking met huisartsenvoorzieningen, jeugdgezondheidszorg en de medisch specialisten getekend. In dit convenant staan de precieze afspraken over samenwerking en bijvoorbeeld verwijzingen beschreven om een eenduidige aanpak en samenwerking in de toegang te borgen.
43
De huisartsenvoorzieningen hebben aangegeven dat voor hen de jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en wijkverpleegkundigen de meest aangewezen personen zijn om in de toegang mee samen te werken. Zij zien in veel gevallen de JGZ als voorliggende voorziening bij de beoordeling van wel of geen noodzaak tot inzet van specialistische jeugdhulp. Samenwerking onderwijs Op dit moment functioneren er vijf Zorg Advies Teams in Tilburg. Wanneer een school of kinderdagverblijf een vraag of situatie niet zelf kan oplossen, kan opgeschaald worden naar het Zorg Advies Team. In het schooljaar 2014-2015 handhaven we deze teams en sluiten ze aan op de toegang. In de komende jaren onderzoeken we samen met onze partners de mogelijkheid van integratie in de toegang voor ondersteuningsvragen. Van oud naar nieuw De belangrijkste verandering is dat we dichtbij, integraal en gezinsgericht gaan werken waarbij de professionals zich op het hele systeem waarin het gezin woont, werkt en leeft richten. We geven hier een aantal voorbeelden van deze nieuwe werkwijze. De schoolmaatschappelijk werker is een professional die primair op school is te vinden. Scholen hebben zo een vast aanspreekpunt binnen hun eigen school. De schoolmaatschappelijk werker zoekt ook de verbinding naar buiten, bijvoorbeeld op het speelplein in de wijk, na schooltijd. Om jongeren en gezinnen goed te kunnen ondersteunen moet deze professional goed weten wat de jongeren doen, ook na schooltijd. Het consultatiebureau heeft een bereik van 95% onder kinderen, jongeren en gezinnen en is daarmee een zeer belangrijke vindplaats. Meer dan in het verleden verwachten we van deze professionals dat ze breder kijken dan de gezondheid van het individuele kind. We vragen een systemische blik, waarbij alle leefgebieden van kind en gezin worden betrokken. De instrumenten quick scan en de integrale vraaganalyse zijn hierbij belangrijke hulpmiddelen. We willen overdrachtsmomenten zoveel mogelijk beperken. Juist op overgangsmomenten zoals de overstap van consultatiebureau naar opvang, van opvang naar de basisschool, van basisschool naar middelbare school en van middelbare school naar (jong)volwassenheid, is een vertrouwd gezicht en het laagdrempelig kunnen stellen van vragen belangrijk. Zoals het verhaal ‘Ik sta ook maar aan de zijlijn’ illustreert, kan overdracht voor ruis en verwarrende of zelfs geen communicatie zorgen. Wat gaan we doen? Vanuit het jeugdhulpbudget zijn middelen gereserveerd voor lokale innovatie. Een deel daarvan zetten we in op de versterking van de professionals van de toegang: we gaan de professionals stevig toerusten op de taken die samenhangen met regievoering en toegang: passende hulp inschakelen, terugkoppelen, coördinatie, nazorg; we zorgen dat de professionals goed bekend zijn met de afgesproken werkwijze in de toegang en deze op eenzelfde wijze uitvoeren. Dit realiseren we onder andere door continue bijscholing en coaching on the job; we versterken de Tilburgse aanpak op scholen, door de samenwerking tussen de leerkrachten/intern begeleider en de professionals in de zorgteams te optimaliseren. Ook hierbij denken we aan coaching/begeleiding bij deze samenwerking; samen met het onderwijs zijn we verantwoordelijk om jonge kinderen, met specifieke zorgbehoefte, in het kader van het passend onderwijs een goed op elkaar afgestemd aanbod te bieden van onderwijs en zorg. Vanwege de extra belasting door de nieuwe rol van de jeugdartsen, zetten wij, evenals het samenwerkingsverband Plein 013, als impuls in 2015 extra medische expertise in;
44
we zorgen dat de jeugdgezondheidswerkers, jeugdarts en jeugdverpleegkundigen, voldoende kennis hebben over de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd
6.2 Lichte ondersteuning Met ‘lichte ondersteuning’ bedoelen we ondersteuning die korter dan één jaar duurt en/of steun- en leuncontacten zijn. Het gaat om ondersteuning in de vorm van advisering en begeleiding; het gaat niet om behandeling of verblijf. We streven naar een toegang met professionals die in beginsel vragen op alle leefdomeinen kan beantwoorden: gezinssituatie, financiële situatie, gezondheid, dagbesteding/ participatie en de leef- en woonomgeving. De professionals hebben mandaat om direct lichte ondersteuning in te zetten; het is geen individuele voorziening waarvoor een beschikking van de gemeente nodig is. Als het kan biedt de professional zelf lichte ondersteuning. e
Onderstaande figuur maakt de verhouding duidelijk tussen 0 lijn (voorveld), de toegang en specialistische zorg en ondersteuning. Per 1 januari 2015 komt een aantal medewerkers van het huidige Bureau Jeugdzorg, die nu werkzaam zijn in de toegang, in dienst van het IMW.
Bron: Programmaplan Frontlijn en Lichte Ondersteuning, Gemeente Tilburg/IMW&GGD, mei 2014 (versie 2) Uit een in opdracht van de gemeente Tilburg uitgevoerde inventarisatie bleek dat het aanbod lichte ondersteuning in de gemeente gekenmerkt wordt door een grote diversiteit en dat dit aanbod geleverd wordt door een groot aantal aanbieders. De inventarisatie liet tevens zien dat er sprake is van een vrij grote mate van overlap, terwijl er ook lacunes zijn. We benutten de komende periode om het aanbod te ordenen, waar mogelijk in te dikken en kwalitatieve verbetering en innovatie stimuleren. Ook werken we aan een goede verbinding van dit aanbod met de toegang. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Het CJG is geen organisatie, maar een naam van een samenwerkingsverband waaronder alle organisaties van de toegang vallen. In 2015 gaan de informatie- en adviestaken van het CJG over naar de toegang. Daarmee verdwijnt het CJG als naam en apart adviespunt. GGD is onderdeel van de toegang met als specialisme
45
opvoeden en opgroeien. De GGD heeft nu al de coördinatie van het CJG. Als logisch vervolg hierop beleggen we de taak van het CJG, om telefonisch en per mail bereikbaar te zijn voor vragen over opvoeden en opgroeien, op stedelijk niveau bij de GGD. Fysieke gesprekken met ouders, kinderen en jongeren met een ondersteuningsvraag worden gevoerd door de professionals in de wijken en op scholen. In 2014 krijgt de toegang van Bureau Jeugdzorg gemiddeld vijftien telefoontjes per dag binnen met uiteenlopende vragen. Vanaf 2015 worden deze telefoontjes doorgeleid naar de GGD. De GGD zal de eenvoudige opgroei- en opvoedvragen telefonisch beantwoorden. Vragen, waarvoor een gesprek nodig is, zullen op een warme manier worden overgedragen naar een professional van het team in de wijk of de school. Mandaat en doorverwijzen De inzet van individuele voorzieningen (meer gespecialiseerd dan de lichte ondersteuning) loopt altijd via de professionals van de toegang, de jeugdarts, huisarts of een medisch specialist. Zij hebben de bevoegdheid om naar deze specialistische zorg te verwijzen. Inwoners kunnen dus niet zelf rechtstreeks een beroep doen op deze zorg. Als de veiligheid van kind en/of gezin in het geding is wordt opgeschaald. Dat kan via het Zorg- en Veiligheidshuis en door een melding via het AMHK. In 2015 monitoren we of de gemaakte afspraken werken en waar eventueel bijsturing nodig is. Wat gaan we doen? Vanuit het jeugdhulpbudget zijn middelen gereserveerd voor lokale innovatie. Een deel daarvan zetten we in op het vereenvoudigen van het aanbod: we gaan, op basis van gemaakte inventarisatie, aangevuld met gebruikservaringen, het aanbod lichte ondersteuning en specialistische ambulante jeugdhulp waarderen, ordenen en indikken. We nodigen partijen uit in lacunes te voorzien en met een innovatief aanbod te komen.
46
7. Enkelvoudige ambulante jeugdhulp
Enkelvoudige ambulante jeugdhulp onderscheidt zich van lichte ondersteuning (zie par. 6.2) door haar meer specialistische karakter. Het zijn vormen van jeugdhulp die zowel specialistische begeleiding omvatten, als behandeling van de jeugdige in de context van de thuissituatie en de directe omgeving van de jeugdige (systemische benadering). De professional van de toegang werkt in overleg met de specialistische aanbieders een gezamenlijke aanpak uit om het "op- en afschalen" van deze benodigde specialistische zorg vorm te geven. We contracteren de enkelvoudige ambulante hulp lokaal in de gemeente Tilburg, dus niet in regionaal verband.
We organiseren de ondersteuning en hulp aan kinderen, jongeren en ouders herkenbaar en bereikbaar. Dit doen we door een deel van deze ondersteuning lokaal, in onze eigen gemeente, en vooral op maat te organiseren voor onze eigen burgers. Centraal staat het tijdig signaleren en een zo vroeg mogelijke, en zo licht en kort mogelijke interventie. Regionaal beleidskader
Op korte termijn (voor 2015) staat de continuïteit van de zorg voorop. Kinderen en jongeren die op 31 december 2014 zorg ontvangen en waarvoor deze zorg op grond van de indicatie ook in 2015 nodig is, kunnen erop rekenen dat ze die zorg in 2015 ontvangen. Voorwaarde daarvoor is continuïteit van de infrastructuur: we maken vooralsnog gebruik van de huidige aanbieders van enkelvoudig ambulante jeugdhulp. Op termijn willen we ook nieuwe aanbieders toelaten tot deze ‘markt’ en onderzoeken we de mogelijkheid het aantal te contracteren aanbieders van enkelvoudige ambulante jeugdhulp te beperken. Om een beeld te schetsen van de hoeveelheid geven we hieronder weer van de situatie in 2010-2012. De thans beschikbare CBS-cijfers geven niet meer dan een indicatie van de aantallen cliënten die een vorm van ambulante jeugdhulp (‘zorg zonder verblijf’) ontvangen. Gebruik ambulante jeugdhulp in Tilburg 305: 15% 735: 36%
990: 49%
AWBZ ZV PNB
Het gaat om in totaal 2.030 kinderen en jongeren, waarvan in 2011 bijna de helft AWBZ-gefinancierde jeugdhulp ontving. Het betreft overwegend begeleiding van en zorg voor kinderen en jongeren met een beperking.
47
Een fors deel (36%) betreft de ambulante eerstelijnshulp vanuit de jeugd-geestelijke gezondheidszorg, gefinancierd door de zorgverzekeraars. De toegang tot de jeugd-ggz wordt gevormd door huisarts, psychiater en Bureau jeugdzorg. Het merendeel van de verwijzingen naar de jeugd-ggz komt van de huisarts. De overige ambulante jeugdhulp (‘opvoed- en opgroeihulp’) bekostigt de provincie Noord-Brabant tot en met 14 2014. De toegang verloopt tot 1 januari 2015 doorgaans via Bureau Jeugdzorg; daarna hoofdzakelijk via de toegang voor ondersteuningsvragen. Voor Tilburgse kinderen en jongeren zijn vele aanbieders actief. In een uitvraag in juni 2014 hebben zich ruim 350 aanbieders gemeld die in de regio Hart van Brabant actief zijn. De gemeente Tilburg wil nadrukkelijk ruimte bieden voor nieuwe aanbieders. We nemen hiervoor de keuzevrijheid van de cliënt als belangrijk uitgangspunt. De cliënt kan kiezen tussen Zorg in natura en een pgb. Met name via het pgb kunnen nieuwe aanbieders toetreden. Bovendien is 3,5 % van het budget gereserveerd voor innovatie binnen de jeugdhulp. Ook uit deze gelden kunnen we nieuwe aanbieders contracteren. Zorg van 17 naar 18+ Op het moment dat een jongere 18 wordt, valt deze jongere niet meer onder de jeugdwet. Voor veel jongeren betekent dit niet dat zij de zorg, die ze op dat moment ontvangen, niet meer nodig hebben. Bij de contractering e van de zorgaanbieders wordt daarom een verplichting ingebouwd. De zorgaanbieder moet ruim voor de 18 e verjaardag, in samenspraak met de jongere en zijn ouders, de ondersteuning en/of zorgbehoefte na de 18 verjaardag in beeld brengen. Deze ondersteuning en/of zorg wordt tevens door de zorgaanbieder voorbereid, zodat de jongere niet in een gat valt.
14
Een deel van de verwijzingen zal via de huisarts verlopen. Over de samenwerking van de toegang met de huisartsen zijn afspraken gemaakt.
48
8. Participatie
De gemeenten in Midden-Brabant ontwikkelen mogelijkheden en instrumenten waarmee burgers en cliënten inbreng kunnen hebben bij regionaal beleid en beleidsbeslissingen. Regionaal beleidskader
''Een goed samenspel met burgers en samenwerkingspartners is belangrijker dan ooit. De kans voor de komende periode is de kracht van initiatieven buiten de overheid beter te benutten en de invloed van burgers op de ontwikkeling van de stad te vergroten'', aldus beschreven in het coalitieakkoord 2014-2018. De gemeente Tilburg wil dat inwoners meedoen. Meedoen kan op twee manieren, namelijk via interactieve beleidsvorming of actief burgerschap. Met interactieve beleidsvorming bedoelen we het betrekken van inwoners bij de voorbereiding, bepaling, uitvoering en evaluatie van beleid. Niet enkel door het organiseren van inspraakavonden, maar ook door actief op zoek te gaan naar inwoners en professionals en met hen in gesprek gaan. We hebben hierbij oog voor de belangen van inwoners en organisaties. Participeren kan ook betekenen dat inwoners zelf initiatieven nemen, iets voor een ander, voor hun buurt of hun vereniging doen. Dit noemen we actief burgerschap. In Tilburg borrelt het van ideeën en initiatieven. Het is aan de gemeente om, waar nodig, de ideeën en initiatieven vooruit te helpen. Dat doen we door samen te werken met onder andere de wijkregisseurs die de oren en ogen in de wijk zijn. Er is een Aanjaagfonds burgerinitiatieven waarmee we kunnen stimuleren. Jeugdparticipatie in Tilburg richt zich op het bevorderen van de actieve betrokkenheid (participatie) en binding van jeugd met de samenleving. De Tilburgse samenleving moet zich vanzelfsprekend ook instellen op de participatie van jongeren. Actieve jongeren zijn op een positieve manier beeldbepalend en zijn of worden inwoners met verantwoordelijkheidsgevoel. Zeker zo belangrijk is dat jongeren actief zijn in hun eigen leefomgeving, contacten en relaties met anderen aangaan en daarmee hun talenten en competenties ontwikkelen. Dit vergroot uiteindelijk de kansen van de jongeren in de samenleving. Een goed voorbeeld hiervan is de Hall of Fame, ontstaan uit een jongereninitiatief. De Hall of Fame Next is een plek waar activiteiten plaatsvinden en diensten verleend worden die bijdragen aan de participatie van jongeren in de maatschappij.
8.1 Interactieve beleidsvorming De gemeente Tilburg wil dat jongeren meedenken over het gemeentelijk beleid. De wijze waarop dit Jeugdplan tot stand is gekomen (zie hoofdstuk procesverslag) is een voorbeeld van de manier waarop de gemeente Tilburg haar inwoners, en dus ook kinderen en jongeren, betrekt bij beleid. Niet door het organiseren van inspraakavonden, maar door actief in gesprek te gaan met inwoners en professionals. Door te luisteren, vragen te stellen en ervaringen te delen ontstaat een beeld waar de gemeente echt iets mee kan. Overheidsparticipatie is de houding waarop de gemeente ook de uitvoering van het jeugdbeleid wil vormgeven. De gemeente zal in samenwerking en in samenspraak met inwoners, kinderen en jongeren
49
beleid vormgeven en uitvoeren. Zo weten we wat de behoeften van de inwoners van Tilburg zijn, maar ook wat jongeren zelf willen en kunnen. Dit doen we onder andere door gebruik te maken van de tips die we hebben gekregen van ervaringsdeskundige jongeren (zie hieronder), bevragen van het burgerpanel, het digitaal jongerenpanel, de jongerenambassadeurs en via verenigingen en op scholen jongeren te vragen naar hun mening.
Hoe denken jongeren over inspraak? • • • • • •
Laat ervaringsdeskundigen meehelpen bij het maken van beleid. Ze halen de onlogische zaken er uit. Praktijkkennis werkt beter dan theorie. Jongeren kunnen advies gevraagd én ongevraagd geven Organiseer bijeenkomsten met de jongeren op locatie Nodig jongeren uit voor bijeenkomsten en geef hen spreektijd Faciliteer de inspraak door lokale begeleiding van bijvoorbeeld buurtteams mét ervaringsdeskundigen Zorg voor (lokale) media aandacht, waarbij alle kanten worden belicht Promoot de mogelijkheden voor inspraak Zorg voor een gelijkwaardige basis van wethouder /ambtenaar en jongere Inspraak is alleen interessant als jongeren vroeg in de beleidscyclus betrokken worden, dus ver voor dat er een notitie is Bron: tips van jongeren aan gemeenten in Midden-Brabant Zorgbelang juni 2014
We willen het beschikbare budget inzetten op het ophalen van opvattingen en ideeën van jongeren over voor hen relevante maatschappelijke thema's. Doelstelling is politieke participatie. De activiteiten die we hiervoor ondersteunen zijn: Debatten (doelgroep mbo/vmbo): jaarlijkse verstrekt de gemeente subsidie voor het bieden van een podium aan de jongeren voor maximaal 4 debatten. De opzet, uitvoering en het educatieve component vallen onder verantwoordelijkheid van het ROC. De jongeren leren onder verantwoordelijkheid van de school debattechnieken aan, maar net zo belangrijk is het motiveren en enthousiasmeren van jongeren. Digitaal jongerenpanel: een digitaal jongerenpanel is een instrument dat snel en goedkoop op actuele maatschappelijke thema's kan worden ingezet en waarmee een brede groep jongeren wordt bereikt. Het digitaal studentenpanel is hierin geïntegreerd. Jongerenambassadeurs: de jongerenambassadeurs bestaan sinds 1999 en zijn inmiddels een begrip in de stad. Naast het zijn van een vast aanspreekpunt voor de gemeente, waarbij zij de brugfunctie tussen gemeente en jongeren vervullen, weten instellingen en organisaties hen te vinden als het gaat om het adviseren over de wensen en behoeftes van jongeren waarbij zij ook de competentieontwikkelingen van jongeren stimuleren en vergroten. Wat gaan we doen? Vanuit bestaande middelen blijven we de participatie-instrumenten, debatten, digitaal jongerenpanel en jongerenambassadeurs, ondersteunen. We zetten deze instrumenten actief in bij de ontwikkelingen en uitvoering van het Tilburgse jeugdbeleid.
8.2 Actief burgerschap Jongeren die bijdragen aan de leefbaarheid van hun wijk, ideeën aandragen, of zich bijvoorbeeld inzetten voor de Hall of Fame vallen onder de noemer actief burgerschap. Een goed initiatief is Social Brokers Tilburg. Zij helpen jongeren die ze al kennen (familie of vrienden) door te luisteren en te adviseren, maar met de ondersteuning van andere brokers en professionals via internet. Actief burgerschap kan dus groot, of in het klein. Het verhaal hieronder, 'Prullenbakken schoonmaken', is een mooi voorbeeld van actief burgerschap.
50
Prullenbakken schoonmaken Een jongerenwerker vertelt: Met talentontwikkeling is het heel erg het gevaar dat je het woord letterlijk neemt. En dat je puur met talent bezig bent. Dan ben je misschien alleen maar met de Henny Huisman soundmixshow bezig. Maar die jongens hier zijn bijvoorbeeld al blij als ze mee kunnen helpen prullenbakken leeghalen. Want dan krijgen ze een stukje vertrouwen. Hé, iemand vertrouwt mij. Dus het kan zo basaal zijn. Zo’n simpel iets, maar zo'n jongen krijgt dan ineens een taak of verantwoordelijkheid. Wat ie normaal gesproken van niemand ooit krijgt, omdat hij een LVB-er is en bijvoorbeeld niet met geld om kan gaan. Ja, die jongens zochten gewoon een dagbesteding. Die wilden heel graag meehelpen omdat ze in een Wajong uitkering zitten, dus die hoeven eigenlijk niks te doen. Ze schamen zich voor de Wajong uitkering omdat ze dondersgoed weten dat ze die krijgen omdat ze anders zijn. Want zo zien ze het. En ze willen gewoon iets doen. En zij en ik weten allebei dat ze ook bepaalde dingen niet kunnen doen. Dus laten we op zoek gaan naar wat je wel kan. Nou, in dit geval waren dat hele simpele dingen: een prullenbak schoonmaken, thee zetten, koffie zetten. Telefoon opnemen hebben we geprobeerd en dan merk je al: dat wordt wat moeilijker. Maar daar kun je aan gaan werken. Dat is talentontwikkeling. Augustus 2014 De gemeente Tilburg zet in op actief burgerschap onder jongeren. Contourde Twern kan hierbij een belangrijke rol spelen. Contourde Twern heeft de opdracht om zelfredzaamheid, zelfsturing en actieve participatie van inwoners te faciliteren. Dit doen zij onder andere door interactie, dialoog en motivatie van niet-participerenden, zelfraadzaamheid te vergroten door mensen aan te spreken op hun eigen kracht of het opzetten en ondersteunen van collectieve organisatie. In samenwerking met Contourde Twern zetten we extra in op actief burgerschap van jongeren. Innovatie belonen Daarnaast wil de gemeente naast het actief aanzetten tot actief burgerschap, het spontane actieve burgerschap graag belonen. Dit doen we door innovatieve initiatieven vanuit de jongeren financieel te ondersteunen. Hiervoor komt een regeling voor burgerinitiatieven ten behoeve van kinderen en jongeren. Op deze regeling kan een beroep worden gedaan specifiek voor initiatieven voor en/of door jongeren, die op een positieve manier bijdrage aan de buurt, de stad of de maatschappij. Wat gaan we doen? Vanuit het jeugdhulpbudget zijn middelen gereserveerd voor lokale innovatie. Een deel daarvan zetten we in op een regeling voor burgerinitiatieven ten behoeve van kinderen en jongeren
51
8.3 Jeugd en werk
De ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid baart ons zorgen. Wij gaan daar extra middelen voor inzetten met als doel een regio die jeugdwerkloosheidsvrij is. Dat vraagt preventief beleid, werkervaringsplaatsen, leerwerkplekken en mogelijkheden tot verder leren. We zullen nieuwe instrumenten ontwikkelen. Dat vereist intensieve en vernieuwende samenwerking tussen opleidingsinstellingen, gemeenten, uitkeringsinstellingen, ondernemers en jongeren zelf. (Alliantie van Brabant 2014). Coalitieakkoord 2015-2018
Er zijn twee wegen gecreëerd om jeugdwerkloosheid tegen te gaan: 1) Heeft een jongere een diploma, maar geen werk. Dan kan hij zich melden bij de poort van Werk & Inkomen. Van hieruit krijgt de jongere begeleiding naar werk. 2) Heeft een jongere geen startkwalificatie, dan komt hij bij Route 35. Hier krijgt de jongere begeleiding naar onderwijs. Als een jongere zonder startkwalificatie in staat is te leren, krijgt hij geen uitkering. Als begeleiding van een jongere zonder diploma naar onderwijs niet mogelijk blijkt wordt, dit uitgesloten bij Route 35. Plan van aanpak jeugdwerkloosheid Naast onze reguliere instrumenten van in het kader van de Participatiewet en Route 35 voorziet het Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid in een palet van initiatieven als extra impuls om jongeren naar de arbeidsmarkt te leiden op een ruime arbeidsmarkt. Het Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid richt zich op niet werkende en niet schoolgaande jongeren, schoolverlaters, schoolgaanden met stage‐ of leer‐ en werkplicht, werkende, met ontslag bedreigde jongeren en kwetsbare jongeren. Daarvoor hebben wij met partners in de stad en regio projecten in het leven geroepen om specifieke projecten op te zetten. Enkele voorbeelden: Het project ROC Operator in de Techniek en Logistiek, waar bij jongeren via een BBL-traject werk vinden met een startkwalificatie. Het ondernemerslab Midden Brabant, waarin jongeren zich het ondernemen en ondernemerschap eigen maken en zo worden gestimuleerd zelfstandig ondernemer te worden. Mbo solliciteert waarbij jongeren tijdens hun opleiding al leren hoe zij zich verbaal schriftelijk moeten presenteren aan het bedrijfsleven om succesvol naar een baan te solliciteren. Daarnaast is de Startersbeurs een succesvol project waarbij jonge starters hun entree kunnen maken op de arbeidsmarkt waarbij zij ervaring en vaardigheden opdoen en bedrijven jong en gemotiveerd personeel kennis laten maken met hun onderneming. Jongeren met een handicap doen ook mee De Participatiewet vraagt aan gemeenten om jongeren met een beperking zo goed mogelijk mee te laten doen in de samenleving door hen naar een reguliere werkplek op de arbeidsmarkt te begeleiden. Ook werkgevers hebben een verantwoordelijkheid om dit te realiseren. Hiervoor zijn landelijk “banenafspraken” gemaakt die in de regio, via een Regionaal Werkbedrijf (is in ontwikkeling), worden georganiseerd. Vanaf januari 2015 houden we rekening met een groep van ongeveer 110 jongeren die elk jaar aankloppen bij 15 de gemeente . De voorbereiding van deze nieuwe activiteiten voor de gemeente is in volle gang. Met de experts in Tilburg (o.a. UWV, scholen en begeleidingsorganisaties) hebben we via co-creatie een goede
15
Raadsvoorstel Uitvoering Participatiewet Tilburg en “Beleidsnota Uitvoering Participatiewet Tilburg” (26/8/2014).
52
16
aanpak ontwikkeld. We bereiden, proactief, jongeren met een handicap voor op de arbeidsmarkt . Deze aanpak houdt in dat er op school al een sterke verbinding wordt gemaakt tussen de talenten en de talentontwikkeling van de jongere en een geschikte werkplek. Het is de bedoeling dat de overgang van school naar werk een doorgaande lijn wordt en dat de organisaties die hierbij betrokken zijn samenwerken om dat mogelijk te maken. Dit vraagt nieuwe vormen van samenwerking tussen de betrokken onderwijsinstellingen, het team 12+, de NOMA dienstverlening via het Jongerenloket Blink, de begeleiding en werkgeversdienstverlening. Als een jongere aan het werk gaat wordt via een proefplaatsing gekeken naar de “loonwaarde” op de werkplek. De verantwoordelijkheid van de gemeente houdt niet per definitie op als de jongere naar werk uitstroomt. De gemeente blijft betrokken bij jongeren met een verminderede loonwaarde via nazorg, jobcoaching en loonkostensubsidie aan de werkgever. Dit is maatwerk voor de jongere en voor de werkgever. Jongeren met een beperking vanaf 18 jaar kunnen vanaf 2015 ook bij de gemeente een studietoelage aanvragen die naast de studiefinanciering wordt verstrekt. Dit als stimulans en omdat het moeilijker is voor deze groep om hetzelfde bij te verdienen als jongeren zonder beperking. De hoogte van de studietoelage wordt nog door de Raad vastgesteld. Van belang voor het succes zijn ook de positieve inzet van ouders, werkgevers en collega’s op de werkvloer. Het gaat erom dat de kracht van de jongere en de omgeving zo goed mogelijk wordt benut en verder ontwikkeld. Hiermee kan het doel: een volwaardige plek in de samenleving voor jongeren met een handicap realiteit worden.
16
Beleidsnota Uitvoering Participatiewet Tilburg
53
9. Innovatie De gemeenten hechten groot belang aan innovatie om de transformatie-opgave mogelijk te maken. Van het totale decentralisatiebudget worden middelen afgezonderd (indicatief 7%), die hiervoor zullen worden ingezet. Daarnaast verwachten de gemeenten van de aanbieders dat zij ook binnen hun regulier aanbod met eigen middelen transformeren. We zullen voorstellen ontwikkelen voor de wijze van inzet vanuit het innovatiebudget, waarbij we specifiek aandacht vestigen voor een optimale borging en effectiviteit van de ingezette middelen. Het eerste jaar na de transitie bestaat de veranderopgave vooral in de totstandkoming van de toegang per gemeente, zodat de inzet vanuit het innovatiebudget in 2015 met voorrang wordt gericht op deze lokale opgave. Regionaal beleidskader
De transitie van de jeugdzorg is ingezet om tot vernieuwing en verbetering van het stelsel te komen (transformatie). Deze transformatie raakt ook het lokale jeugdbeleid en de partijen die lokaal inhoud geven aan vernieuwing en verbetering van de basisstructuur en de toegang voor ondersteuningsvragen. Het coalitieakkoord 2015-2018 stelt: “We krijgen minder geld dan tot nu toe beschikbaar was. Wij zullen nieuwe manieren van werken stimuleren, waarbij kwaliteit boven kwantiteit moet staan. Eigen ervaringen en ideeën van de mensen die het betreft staan centraal. Van professionals verwachten we creativiteit en een innovatieve houding.” Regionaal zijn er middelen gereserveerd voor innovatie. Deze middelen worden afgezonderd van het totale budget dat gemeenten overkrijgen voor de transitie jeugdzorg. Besloten is om 50% van het gezamenlijke innovatiebudget 2015 naar rato aan de deelnemende gemeenten toe te wijzen, ten behoeve van de lokale doorontwikkeling, versterking en innovatie van de toegang en het lokale jeugdveld. Voor de gemeente Tilburg gaat dat in totaal om € 1.950.600,-. We streven duurzame vernieuwing na en accepteren daarmee dat echte innovatie tijd kost. Preventie en toegang tot ondersteuning We willen een deskundige en voldoende stevige toegang voor ondersteuningsvragen, waardoor professionals in staat zijn het merendeel van de vragen dat op hen afkomt te beantwoorden met inzet van relatief lichte interventies. We willen voorkomen dat kinderen onnodig doorgeleid worden naar intensieve en duurdere tweedelijnszorg. In de toegang tot jeugdhulpverlening gaat veel veranderen. Het mandaat tot toegang van specialistische ondersteuning wordt vanuit de gemeente belegd bij de professionals van de toegang. In deze teams werken generalistische professionals met als specialisme jeugd. Denk aan de jeugdgezondheidswerkers, MEE consulenten, schoolmaatschappelijk werkers en de voormalige toegangsfunctionarissen van Bureau Jeugdzorg (onder gebracht bij maatschappelijk werk). Toch zal door alle wijzigingen in wet- en regelgeving en veranderde werkwijze extra geïnvesteerd moeten worden in versterking van de toegang tot ondersteuning. Dat betekent verdieping en bijscholing over de nieuwe aanpak, het vergroten van kennis van het jeugdhulpaanbod en de ontwikkelingen hierop en investeren relatieopbouw en samenwerking. Om de samenwerking tussen huisartsen en jeugdverpleegkundigen, de inzet van de professionals van de toegang op de scholen en het overdrachtsmoment tussen opvang en de basisschool te verbeteren is het van belang dat geïnvesteerd wordt in de relatie met de mensen waarmee moet worden samengewerkt. Maar ook de inhoudelijke kennis van elkaars expertise is van belang.
54
Daarnaast is het nodig in te zetten op het ontwikkelen van de competenties van de verschillende betrokken professionals. Het gaat onder andere om het toerusten van professionals op het herkennen en mobiliseren van de eigen kracht van gezinnen, kinderen en jongeren en hun sociale netwerk en het inzetten op talentontwikkeling. Vroegsignalering In de gemeente Tilburg (en de regio Midden Brabant) werken we sinds 1 januari 2009 met de lokale verwijsindex Zorg voor Jeugd. De volgende doelen staan centraal: hulpverleners weten elkaar snel te vinden en ondernemen snel actie; de hulp wordt afgestemd; duidelijk is wie de regie heeft over de hulpverlening. In Zorg voor Jeugd kunnen professionals aangeven dat ze betrokken zijn bij een jeugdige tot 23 jaar. We ontwikkelen Zorg voor Jeugd door om ook na de transitie jeugdzorg van toegevoegde waarde te zijn voor hulpverleners. Zo breiden we de verwijsindex bijvoorbeeld uit met een gezinsmodule. Het is dan voor hulpverleners in één oogopslag duidelijk wie er betrokken zijn bij een gezin. In 2014 start een pilot met de nieuwe verwijsindex. Ook het toerusten op het signaleren en adequaat handelen van professionals als ze vermoeden of vaststellen dat het niet goed gaat met opvoeden en/of opgroeien vraagt aandacht. Belangrijk element in die toerusting is het voeren van een open en niet-veroordelend gesprek met betrokken en verantwoordelijke opvoeder(s). Het verhaal ‘Pats!’ illustreert dat dit een behoorlijke opgave kan zijn:
Pats! Een kleuterjuf vertelt: Dat is een kind dat nu nog bij ons in de klas zit, ze gaat volgend jaar naar groep 2 en ze heeft twee kleine broertjes van drie. De ouders hebben thuis een eigen bedrijf. En ja, het zijn hartstikke aardige mensen maar het zijn geen echte, ja, ferme mensen die hun kinderen af en toe even bij zich houden, ze hebben nogal veel ruimte gekregen. En ook in materieel opzicht alles. Maar de oudste die bij ons in de klas kwam, dat was echt, oh… die liep weg, die klom op het hek, was altijd weg, waren we haar weer kwijt… alleen maar in contramine, de hele dag. Ja, en moeder was meer van: een beetje toegeven en veel praten ook wel, dingen uitleggen waarom iets niet mag, maar vader – ja het is een heel clichéverhaal – die was dan gewoon kapot na een dag werken en die kwam thuis of die had weekend, en die dacht: ja maar dit gaan we niet doen! Pats! En dat hadden wij nooit zo in de gaten, we wisten ook niet of het structureel was, maar op een gegeven moment kwam dat meisje ’s ochtends op school met zo’n dikke lip. En nou, is het ook wel een kind dat heel veel ravot, en ze was niet echt bang van lichamelijk contact, dus ik had er niet meteen iets achter gezocht. Het had natuurlijk wel gekund, maar het was niet mijn eerste idee. Maar ik vroeg het even later aan d’r. We gingen naar buiten, ik zeg: joh, wat is er nou gebeurd met die lip van jou? Ja, daar heeft papa een bal tegenaan geschopt. Dus die bal was in haar gezicht gekomen en papa was heel boos, zei ze. Ja, en toen moesten wij volgens vroeg signalering in het protocol, heb ik eerst de IB’er ingeschakeld, en die zei: jij moet dit aan ouders vertellen. Je moet ze meteen laten komen. En ja, ik sta al heel lang in het onderwijs, 19 jaar nu, en ik heb al heel wat lastige gesprekken gevoerd, maar dit is het moeilijkste wat ik ooit heb gezegd. Juni 2014
55
Zoals al in paragraaf 5.3 is beschreven heeft Tilburg hier al stevig op ingezet. Hier gaan we mee door, blijvende aandacht voor vroegsignalering én weten hoe te handelen vinden we zeer belangrijk. Daarnaast zetten we in op vroegsignalering op basis van risicofactoren. Dat betekent dat kinderen, met risicofactoren in de omgeving of in aanleg, in een vroeg stadium wat extra zorg krijgen om te voorkomen dat deze kinderen problemen ontwikkelen of crimineel gedrag ontstaat. Burgerinitiatieven stimuleren, vrijwilligers ondersteunen Tilburg wil, naast bovenstaande ambitie, het innovatiebudget inzetten om vernieuwing vanuit inwoners en jongeren zelf te stimuleren. Ook sportverenigingen en andere organisaties die zich inzetten voor de civil society willen we stimuleren om mee te denken en ideeën aan te dragen. In samenspraak met instellingen en andere deskundigen bekijken we welke ideeën en initiatieven we financieel ondersteunen. We sluiten aan bij de behoeften van vrijwilligers om hun belangrijke bijdrage aan (sport)verenigingen en de ontwikkeling van kinderen en jongeren goed te kunnen blijven uitvoeren. In 2015 breiden we de subsidie t.b.v. deskundigheidsbevordering van vrijwilligers uit. Verenigingen met jeugdafdelingen, die behoefte hebben aan tips en/of ondersteuning op jeugdgebied op locatie, kunnen hiervoor een beroep doen op deze subsidie. Zoals ook uit onderstaand verhaal ‘Ik doe het erbij’ blijkt, is er niet altijd de tijd of het besef om een beroep op ondersteuning te doen. Uitgangspunt is het ontlasten en versterken van de vrijwilligers.
Ik doe het erbij een vrijwilliger vertelt: Ik sta wel open voor tips bij het begeleiden van die jochies. Ja, dat zou ik wel goed vinden. Ja, weet je, ik sta er niet zo bij stil om dat zelf te regelen op de één of andere manier. Kijk, ik doe dat ook als vrijwilliger, ik doe het erbij, ik heb best een drukke baan. En dan ook nog twee keer training geven door de week en dan op zaterdag ook nog zo’n wedstrijd… Op de één of andere manier krijg je ook een soort van sleur wil ik niet zeggen, maar je hebt een soort van ritme om die trainingen af te werken. De club is inmiddels groot zat, je hebt daar zoveel jeugdteams. Je zou ook weleens aan een andere trainer kunnen vragen om te observeren bijvoorbeeld. En er komt ook weleens een coördinator van jouw leeftijdscategorie kijken. Maar om dan zelf ook extern te gaan kijken, ik vind die stap toch wel erg groot op de één of andere manier. Juni 2014
Onderwijs Daarnaast is er in het coalitieakkoord twee miljoen euro, waarvan één miljoen structureel en één miljoen incidenteel, gereserveerd voor innovatie van het onderwijs. Deze middelen zetten we in op twee richtingen. 1) Om de samenwerking tussen de verschillende onderwijstypen te versterken. Met als doel een doorlopende leerlijn te garanderen voor onze jeugd. In de eerste plaats door de verdere ontwikkeling van de Integrale Kindcentra (IKC’s). 2) Op het versterken van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt vanuit de perspectieven aandachtsgroepen en regionale economische structuur. Met de onderwijsinstellingen en werkgevers verkennen we hoe we opleidingen beter kunnen laten aansluiten op de (toekomstige) vraag op de arbeidsmarkt. Zowel wat betreft inhoud (kwaliteit) als kwantiteit. Daarnaast zoeken we naar financieringsvormen waarmee we onderwijs toegankelijker kunnen maken. (Hierbij denken we bijvoorbeeld aan een scholingslening)
56
In de LEA's zullen afspraken worden gemaakt over de uitwerking en uitvoering. Vereenvoudigd en vernieuwend ondersteuningsaanbod Op basis van gemaakte inventarisatie en gebruikservaringen, wordt geconcludeerd dat er in het aanbod lichte ondersteuning en specialistische ambulante jeugdhulp overlap is, maar ook gaten zitten. We vragen aanbieders het gezamenlijk aanbod te waarderen, ordenen en te indikken. Zo is het inzichtelijk voor de professionals.
57
10. Overzicht en financiële verantwoording Voor de uitvoering in dit plan genoemde voornemens worden middelen vanuit verschillende bronnen ingezet. Hieronder geven we daarvan een overzicht. Bestaande middelen We hebben geschreven over bestaand beleid dat we willen voortzetten en ontwikkelen. Dit doen we vanuit de middelen die daar nu ook voor aangewend zijn. Meten Het door de gemeente ingezette aanbod wordt kwalitatief meten. Beschreven indicatoren meten we via de (aangepaste) jeugd- en jongerenmonitors. Er wordt een 0-meting uitgevoerd op gezondheid, veiligheid en participatie bij jongeren. Financiële zelfredzaamheid De Meedoen-regeling, Stichting Leergeld, gratis bibliotheekpas tot 18 jaar, TJIPpas (kortingspas voor gemeentelijke sportactiviteiten), begeleiding bij schulden voor maximaal 100 jongeren, startersbox voor (maximaal 210 jongeren) aanstaande middelbare scholieren en startersbox-plus (maximaal 40). Basisinfrastructuur Ontwikkeling toegang voor ondersteuningsvragen (inclusief jeugdgezondheidswerk), jongerenwerk, Zorg- en Veiligheidshuis. Onderwijs Versterking van de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang met de nadruk op een goede overdracht. Voortijdig schoolverlaters die uit beeld dreigen te raken zoeken we actief op en zij ontvangen waar nodig direct lichte ondersteuning. Dit traject was als pilot gestart en hebben we nu structureel verankerd. Inzet op versterking van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in het primair onderwijs Sport
Continueren en ontwikkelen van de activiteiten van Sportbedrijf Tilburg We streven naar het meedoen van alle 57 basisscholen aan de inzet van de combinatiefunctionaris sport Stimuleren van talentontwikkeling in de sport
Cultuur We borgen de pilot Cultuur met Kwaliteit en stimuleren de totstandkoming van een samenhangend cultuurcurriculum op school. Financiële ondersteuning van de wijk voor culturele activiteiten We bekijken de mogelijkheden en zoeken een vorm om de toegang tot musea en podia te vereenvoudigen Participatie We gaan instrumenten Debatten, digitaal jongerenpanel, Jongerenambassadeurs actief gebruiken bij de ontwikkeling en uitvoering van het Tilburgse jeugdbeleid
58
Middelen vanuit het coalitieakkoord 2014-2018 (1 miljoen euro structureel en 1 miljoen euro incidenteel) Deze middelen worden ingezet voor twee onderwerpen 1) Verbetering van de looppaden binnen het onderwijs. Concreet betekent dit investering op de doorontwikkeling van de IKC's en investering op de overgang van leerlingen van het Primair Onderwijs naar het Voortgezet Onderwijs. Over de concrete inzet van deze middelen worden in de LEA nadere afspraken gemaakt. 2) Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
Lokale innovatiemiddelen vanuit het jeugdhulpbudget (± 1,9 miljoen euro) In het voorstel van de regionale deelbegroting Jeugdhulp Hart van Brabant is opgenomen dat 50% van het innovatiebudget lokaal wordt bestemd. Voor Tilburg gaat het om 1,9 miljoen euro. Het eerste jaar na de transitie bestaat de veranderopgave vooral in de totstandkoming en uitvoering van de toegang tot zorg en ondersteuning; in Tilburg via de teams in de wijken. Van de genoemde middelen zal vanaf 1 januari 2015 één miljoen specifiek worden ingezet op onderstaande onderwerpen. (Dit onder voorbehoud van goedkeuring van de raad van de programmabegroting 2015). Voor de inzet van de overige middelen worden, afhankelijk van de ontwikkelingen en behoeften, separate voorstellen ingediend. Versterking toegang voor ondersteuningsvragen op diverse fronten (600.000 euro) Regeling voor burgerinitiatieven ten behoeve van kinderen en jongeren (100.000 euro) Verbreding subsidie deskundigheidsbevordering vrijwilligers voor inzet pedagogische deskundigheid (50.000 euro) Vroegsignalering op basis van risicofactoren (50.000 euro) Vroegsignalering verbeteren door investering op samenwerking onderwijs en toegang (150.000 euro) Indikken en ordenen aanbod lichte ondersteuning en specialistisch ambulant aanbod (50.000 euro)
59
11. Procesverslag De ervaringen en ideeën van ouders, vrijwilligers, beroepskrachten en de gemeente Tilburg staan centraal in dit lokaal beleidsplan. In dit hoofdstuk is beschreven hoe dit plan tot stand is gekomen. In totaal hebben we 81 mensen actief benaderd en gesproken over opvoeden en opgroeien in Tilburg, talentontwikkeling en preventie. Daarnaast zijn we ook benaderd door diverse mensen die graag meedachten en input wilde leveren en hebben we gebruik gemaakt van de gespreksverslagen van de raadswerkgroep Transitie Jeugdzorg. Gesprekken met Tilburgers Om ervaringen en ideeën voor het lokaal beleidsplan te verzamelen heeft de gemeente Tilburgers opgezocht. We hebben er bewust voor gekozen om geen grootschalige bijeenkomsten te organiseren, maar tijd te investeren in laagdrempelige gesprekken, 26 diepte-interviews, 40 huis-aan-huis-gesprekken, een bijeenkomst voor beroepskrachten die met 0-12 jarigen werken (20 deelnemers), een bijeenkomst met ervaringsdeskundige jongeren en een bijeenkomst met het jongerenwerk en jongeren samen. Aan de gesprekken en diepte interviews werkten de volgende betrokkenen mee: ouders (ervaringsdeskundige) jongeren pleegouder vrijwilligers (sportverenigingen) IB-ers basisschooldirecteur jongerenwerkers buurtsportwerker directeur sportschool combinatiefunctionarissen sportverenigingen scouting Track 013 leidster buitenschoolse opvang directeur kinderdagverblijf kwaliteitsmedewerker kinderdagverblijf leerkrachten primair onderwijs, voortgezet onderwijs en ROC begeleider ondersteuningsplannen VO adjunct directeur speciaal onderwijs Tijdens de gesprekken en de bijeenkomst stonden de ervaringen van de geïnterviewde en hun ideeën over de toekomst centraal. De reacties op het verzoek om een interview waren positief. Zo zei een leidster van de naschoolse opvang:
“Wat fijn dat de gemeente echt naar me toe komt en vraagt hoe ik mijn werk ervaar en wat ik belangrijk vind voor de jeugd in Tilburg.”
60
De verhalen die zijn opgehaald in de interviews staan in dit beleidsplan. Ook verschillende raadsleden zijn aangesloten bij de interviews en bijeenkomsten om het proces te volgen en rechtstreeks kennis te nemen van de ervaringen en ideeën. Op vrijdag 4 juli hebben we 40 huis-aan-huisgesprekken gevoerd. In verschillende wijken hebben we bij willekeurige huishoudens aangebeld en hebben we vragen gesteld over hoe de bewoners het opvoeden en opgroeien in de wijk ervaren en wie belangrijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen (wanneer zij kinderen hebben). Wethouder Marcelle Hendrickx sloot ook aan bij de huis-aan-huis-gesprekken. Uiteraard waren sommige gesprekken kort. Het merendeel van de bewoners nam echter de tijd om in gesprek te gaan over opvoeden en opgroeien en vertelde ook openhartig over hun ervaringen. Zo kwam het stellen van vragen over de opvoeding en ontwikkeling van kinderen veelvuldig aan de orde. Een thema dat ook in dit beleidsplan is terug te vinden.
“Ik vraag de leidsters van het kinderdagverblijf soms om advies. De leidsters maken mijn dochtertje ook veel mee en hebben veel ervaring met kinderen. Het is fijn om even met iemand te overleggen over praktische dingen. Toen ze klein was bijvoorbeeld over de voeding”.
“Als we een vraag zouden hebben zou ik eigenlijk ook niet echt weten waar we naartoe zouden kunnen”.
Op een laagdrempelige manier vragen kunnen stellen op de zogenoemde ‘vindplaatsen’ is belangrijk voor opvoeders. Zo voorkomen we dat vragen die zich opstapelen en uit kunnen groeien tot een probleem. Het belang van een pedagogisch sociale omgeving is ook al in het Regionaal beleidskader benoemd en Tilburg sluit zich hier ook lokaal bij aan. Zoals al eerder benoemd in dit beleidsplan is het stellen van vragen van groot belang voor de zelfredzaamheid voor gezinnen. Weten waar je terecht kunt met een vraag is daarom ook opgenomen als indicator (zie hoofdstuk 3, Kerndoelen).
“Ik vind onszelf als ouders het belangrijkst bij de opvoeding. Ja, school ook, zodat ze de normen en waarden meekrijgen. En ook sport, onze dochters doen aan tennis en turnen. Daar leren samen dingen te doen, samen te spelen en ze bewegen.”
61
Op 25 juni vond een bijeenkomst voor beroepskrachten die met kinderen van 0-12 jaar werken plaats in het Deprez gebouw. Twintig deelnemers interviewden elkaar over de thema’s talentontwikkeling en preventie. In een aantal gespreksrondes bespraken de deelnemers hun ervaringen en ideeën over deze thema’s.
Tijdens de bijeenkomst is o.a. gesproken over de mogelijkheden om op de kinderopvang en peuterspeelzalen talentontwikkeling te versterken door muziek- en kunstworkshops. Ook is er gesproken over het belang van laagdrempelige hulpverlening in school, door bijvoorbeeld de inzet van een vaste schoolmaatschappelijk werker. De ontwikkeling van de Integrale Kindcentra is hiervoor een stevige basis. Er kunnen bijvoorbeeld opvoedcursussen in school worden georganiseerd, om de drempel voor ouders zo laag mogelijk te maken. Op 3 juli zijn we door een groep ervaringsdeskundige jongeren uitgenodigd voor een ontbijt. Dit maakte deel uit van de Ontbijttour. De jongeren hebben tijdens deze bijeenkomst hun verhalen verteld, goede en slechte ervaringen met ons gedeeld en waardevolle tips meegeven aan wethouder Marcelle Hendrickx over informatievoorziening, hulptrajecten, uitvoering, communicatie, inspraak en nazorg bij hulpverleningstrajecten. Veel van deze tips hebben betrekking op het aanbod en de werkwijze van de uitvoerende organisaties. In de programma's van eisen aan deze organisaties zal de gemeente deze tips meegeven en/of verwerken in de voorwaarden. Daar waar de tips betrekking hebben op de scope van dit beleidsplan zijn ze als toetssteen gebruikt. Gebruik maken van bestaand materiaal Binnen de gemeente hebben we geïnventariseerd welke ontwikkelingen en projecten er nu zijn voor de jeugd (op het gebied van talentontwikkeling, preventie en lichte ondersteuning). We willen positieve ontwikkelingen en goed lopende projecten doorzetten en stimuleren. Een aantal voorbeelden, zoals JOGG en Stichting Leergeld, staan in dit plan beschreven. Kortom, we hebben de bestaande kennis en beleidsnota’s gecombineerd met actuele input van Tilburgers om tot dit beleidsplan te komen. Presentatie concept beleidsplan Wat hebben we met de verzamelde informatie gedaan? Welke tips kunt u geven voor de uitvoering van het lokaal beleidsplan? Heeft u nog aanvullingen? Deze vragen stonden centraal tijdens de afsluitende bijeenkomst op 9 oktober. Wethouder Marcelle Hendrickx opende de bijeenkomst waar 50 betrokken Tilburgers aan deelnamen. Na een presentatie over de interviews en bijeenkomsten waar alle informatie is verzameld, volgde een inhoudelijke toelichting. Verschillende verhalen die in dit plan zijn opgenomen hingen in de zaal.
62
Een combinatiefunctionaris vertelt: “Wat leuk dat onze verhalen terug te vinden zijn in het beleidsplan. Fijn dat er echt geluisterd is!”
Een docent van het ROC vertelt: “leg vooral het contact met ouders in tijden van vrede. Wacht niet tot de situatie met een leerling hoog oploopt. Pas dan het eerste contact leggen is veel moeizamer dan even een belletje om te zeggen: wat ging het goed vandaag! Hoe is het met u?”
Een jongere vertelt: “Ik heb ADHD maar kan echt ook een bijdrage leveren, die kans wil ik grijpen, maar ik moet die kans wel krijgen.”
50 deelnemers gingen na de presentatie in gesprek en gaven de betrokken beleidsmedewerkers van de gemeente tips voor de uitvoering. Naast veel reeds betrokken beroepskrachten en vrijwilligers sloten tijdens deze bijeenkomst ook raadsleden, leden van cliëntenorganisaties, het jongerenpanel en beroepskrachten van specialistische jeugdzorginstellingen aan.
De betrokken Tilburgers ontvangen het definitieve beleidsplan na goedkeuring door de Raad. De gemeente wil deze betrokkenheid graag vasthouden en vergroten. Daarom willen we de komende jaren vaker ons oor te luisteren leggen bij onder andere: Alia, Sylvana, Adelmar, Frank, Ida, Maria, Irene, Candice, Gloria, Tineke, Rita, Peter, Guido, Ingrid, Karin, Marieke, Monique, Froukje, Hub, Theo, Jan, Miranda, Karin, Nassar, Ted, Jeanne, Monic, Marijke, Jolanda, Mariëtte, Krista, Hanneke, Annemarieke, Ans, Faysel, Amine, Wesley, Floor, Marthe, Manouk, Rick, Jeske, Achmed, Rutger, Elsemarij, Kees, Huub, Jos, José, Wilfred, Petra, Sjef, Kevin, Chantal, Jordan, Koen, Anne, Jasper, Jacqueline, Jan, Linda, Johan en Mary-Lou. Bedankt voor jullie bijdrage!
63