Januari 2003
ENERGY VALLEY MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
Reitdiepskade 4 9718 BP Groningen T: 050 360 44 33 F: 050 360 48 18 www.vanwerven.com
[email protected]
MANAGEMENT SAMENVATTING
1- Energy Valley De bestaande concentratie van activiteiten op energiegebied in Drenthe, Fryslân en Groningen biedt mogelijkheden voor de uitbouw van de energiesector op een zodanige wijze dat er een internationaal concurrerende cluster van energiegerelateerde bedrijvigheid kan ontstaan, die onderscheidend is in Nederland en ook daarbuiten. Het doel van deze studie is om de herkende groeikansen nader te onderbouwen en de mogelijkheden ervoor uit te werken. Hiertoe is een studie verricht naar de structuur van de energiesector in (Noord) Nederland en zijn beleidsontwikkelingen en markttrends geanalyseerd. Voorts zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van bedrijven en instellingen die actief zijn in op energiegebied. Op basis van de verkenningen zijn groeikansen voor de energiesector geïdentificeerd en zijn suggesties voor uitwerkingen hiervan gedaan. Voorgesteld wordt om door samenspel van de aanwezige actoren en door gerichte investeringen een innovatief klimaat te scheppen waarin kennisontwikkeling en initiatieven op het gebied van duurzame energie samengaan met de uitbouw van productie-, transport- en handelsactiviteiten, zowel op het gebied van gas, elektriciteit als duurzame energie. De verschillende maatregelen zijn er op gericht om een omgevingsklimaat te creëren, dat uitnodigt tot innovatie en samenwerking tussen de in Noord Nederland sterk geconcentreerde energieactiviteiten; vandaar ook de naam Energy Valley1. Kernwoorden daarbij zijn: duurzaamheid, kennisontwikkeling en uitbouw van de bestaande bedrijfsactiviteiten. 2- Economische betekenis Het overgrote deel van de Nederlandse activiteiten op het gebied van aardgas (winning, transport, behandeling, handel en research) is in Noord Nederland geconcentreerd. Daarnaast zijn er belangrijke activiteiten op het vlak van de elektriciteitsproductie en -distributie en duurzame energie. Dominant in de activiteiten is een aantal grote spelers (NAM, Gasunie, Essent, Nuon, Electrabel), waar omheen zich een breed pallet aan toeleveranciers, uitbestedingsrelaties en spin-offs bevindt. De wijze waarop de bedrijvigheid is georganiseerd, maakt dat men kan spreken van een cluster van gerelateerde bedrijfsactiviteiten. Het werkgelegenheidseffect van dit cluster is aanzienlijk, op basis van studies van NEI en Policy Research Corporation schatten we de gerelateerde werkgelegenheid in Drenthe, Fryslân en Groningen op 14.000 banen.
1
Energy Valley refereert daarmee aan Silicon valley I
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
SAMENVATTING
De geconcentreerde aanwezigheid van activiteiten op het gebied van energie in Noord Nederland heeft een aanzienlijke uitstraling naar de Nederlandse economie als geheel. De omzet van aardgas in 2000 is geraamd op € 9,34 miljard, waarbij een toegevoegde waarde werd gerealiseerd van ruim € 8 miljard, goed voor 2,1 % van het BBP. De totale terugvloei naar de Staat bedroegen het afgelopen jaar € 6,75 miljard. 3- Benutten van de internationale concurrentiepositie De gassector in Nederland is zeer hoog ontwikkeld qua technische kennis, duurzaamheid en veiligheid en heeft hierdoor een unieke concurrentiepositie in de wereld. Dit biedt de gelegenheid om de gassector tot een krachtig exportinstrument uit te bouwen. Niet alleen het Nederlandse gas wordt dan verkocht, maar ook geïmporteerd gas en de aanleg en het beheer van de netwerken, opslag, en behandeling. Er zijn in Nederland slechts een beperkt aantal clusters van bedrijvigheid waarin ons land in internationaal opzicht een unieke en onomstreden concurrentiepositie inneemt. Het is dan ook zaak de positie van de gascluster zo veel mogelijk te benutten. Het belang hiervan is nationaal. Er zijn meerdere mogelijkheden om de internationale concurrentiepositie uit te bouwen, zowel op het gebied van kennisontwikkeling op technologisch en financieel-economisch gebied, als op het gebied van de winning van gas en de bouw en het beheer van transportnetwerken. Ook de internationale handel in energie is een kansrijke markt. 4- Europees Beleid Het Europese energiebeleid richt zich op voorzieningszekerheid en duurzaamheid. Voor beide aspecten is het Nederlandse aardgas van groot belang. De Nederlandse aardgasvoorraden zijn de grootste binnen de EU en leveren een belangrijke bijdrage aan het in stand houden van een gediversifieerd aanbod aan energiebronnen. Aardgas wordt voorts beschouwd als een relatief milieuvriendelijke fossiele brandstof die uitstekend geschikt is als ‘transitiebrandstof’ op de lange weg naar een duurzame energiehuishouding. Op grond hiervan wordt een verdere groei van het aardgasgebruik voorspeld, waarvoor aanvullende infrastructuur zal moeten worden aangelegd (transportnetwerken, opslagvoorzieningen). Voorts is de verwachting dat de internationale handel in aardgas zal toenemen, waardoor de exportmogelijkheden toenemen. Beide aspecten versterken de positie van de Nederlandse aardgassector. 5- Liberalisering Op Europees en nationaal niveau wordt aangestuurd op voortgaande liberalisering en privatisering van de energiemarkten. Voor Noord Nederland leidt deze ontwikkeling tot belangrijke wijzigingen, onder meer met betrekking tot de activiteiten van Gasunie en de distributiebedrijven. Tezamen met andere ontwikkelingen zijn daarbij twee scenario’s te onderscheiden:
II ENERGY VALLEY
MANAGEMENT SAMENVATTING
a- Een trendscenario, waarin afbouw van werkgelegenheid optreedt, mede door een beperkte rol voor Gastransport Services en herpositionering handelsactiviteiten; b- Een doelscenario, waarin Noord Nederland wordt gepositioneerd als Energy Valley, waar gerichte activiteiten plaatsvinden ten behoeve van de uitbouw van de bestaande activiteiten onder meer door internationalisering van bedrijfsactiviteiten, uitbouw van de kennisinfrastructuur en innovatie. 6- De pijlers van Energy Valley De uitbouw van de energiecluster in Noord Nederland (doelscenario) kan plaats vinden op basis van drie pijlers: a- De ontwikkeling van duurzame energievormen; b- De uitbouw van de kennisinfrastructuur; c- Doorontwikkeling van bestaande bedrijfsactiviteiten. Uitbouw van de energiegerelateerde bedrijvigheid in Noord Nederland is het meest kansrijk als wordt gekozen voor een integrale aanpak, waarbij niet slechts wordt ingezet op afzonderlijke deelactiviteiten, maar waarin de verschillende activiteiten in samenhang met elkaar worden bezien. Van belang is dat de drie pijlers passen bij de kerncompetenties van Noord Nederland en daardoor gunstige omgevingscondities bieden voor de doorontwikkeling van de energiecluster. Hieronder worden de pijlers achtereenvolgens toegelicht. 7- Ontwikkeling van duurzame energievormen Vanwege het streven naar een duurzame energiehuishouding is er een grote economische potentie voor de activiteiten die hiervoor drager kunnen zijn. Noord Nederland is uitermate geschikt om aan deze duurzaamheidgedachte gestalte te geven. Enerzijds vanwege de rol van aardgas in de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Anderzijds vanwege de rol die, met name Fryslân, momenteel inneemt ten aanzien van PV en overige duurzame energieopwekking. De Algemene Energieraad (AER) heeft zich enkele maanden geleden gebogen over mogelijkheden voor een bijdrage van Nederland aan de opbouw van een duurzame energiehuishouding. In een advies aan het kabinet constateert de energieraad dat Nederland vier sterke punten heeft voor technologieontwikkeling ten aanzien van de transitie naar een duurzame energievoorziening: 1- Nederland Aardgasland Verdere uitbouw van de benutting van aardgas en een efficiënter gebruik ervan kunnen leiden tot een belangrijke bijdrage aan het verlagen van de CO2 -emissie. 2- Nederland aan Zee Import van biomassa ten behoeve van grootschalige opwekking van groene energie, bijvoorbeeld in de Eemshaven.
III MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
MANAGEMENT SAMENVATTING
3- Nederland CO2-opslagland De opslag van CO2 zal in de toekomst een belangrijke modus kunnen zijn om te voldoen aan de Kyoto-doelstellingen. Noord Nederland biedt uitstekende mogelijkheden voor de opslag van CO2 in leegkomende aardgasvelden. 4- Nederland Kennisland Nederland heeft een voorsprong bij de ontwikkeling van enkele energiekennisvelden. Hiertoe behoort zeker gastechnologie, geologische kennis en kennis van upstream technieken. Kansrijk op lange termijn is ook de kennis over waterstoftechnologie. Binnen de excellente kennisvelden neemt Noord Nederland een bijzonder positie in vanwege de kennis van gasvormige energiedragers. Vanwege grondstoffen, ligging, geologische structuur en kennisstructuur vormt Noord Nederland de ideale locatie om deze vier sterke punten verder uit te bouwen. Aan deze vier thema’s zijn andere kenniselementen op het gebied van duurzame energie gekoppeld. Van belang voor Noord Nederland zijn met name de benutting van waterstof, aardwarmte en zonne-energie. Van eminent belang is dat deze ontwikkelingsvelden: a- Aansluiten bij de bestaande competenties van de regio en; b- Tezamen een keten vormen, zodat er geen sprake is van incidentele ervaringsopbouw, maar er structureel wordt gewerkt aan een moderne energie-industrie op basis van gerelateerde processen. Voorgesteld wordt om de genoemde strategische ontwikkelingsvelden als speerpunt te benoemen voor het innovatiebeleid voor energie in Noord Nederland en gericht projecten op dit vlak uit te werken. Van belang is dat tussen de lokale en regionale overheden en de commerciële partijen op energiegebied als onderdeel van een strategisch convenant Energy Valley afspraken worden gemaakt. Hierin wordt vastgelegd op welke wijze handen en voeten wordt gegeven aan de doelstellingen op energiegebied en - zeker zo belangrijk - op welke wijze Noord Nederland als locatie kan gelden voor het opbouwen van kennis en ervaring op het vlak van duurzame energie met de bestaande energiekennis als springplank. Onderdeel van de samenwerking tussen overheden en de energiesector moet een bepaling zijn dat Noord Nederland ‘proeftuin’ is voor projecten op het gebied van duurzame energie. De proeftuingedachte moet daarbij breed worden ingevuld, zodat deze kan worden geïnterpreteerd als ruimte beschikbaar stellen, financiële en organisatorische bijdragen en medewerking op het gebied van regelgeving. Enkele projecten die op korte termijn kunnen worden gestart zijn: Import en vergassing van biomassa in de Eemshaven; Waterstofbijmenging bij aardgas; Onderzoek naar de mogelijkheden voor CO2-opslag; Energieneutrale opties Zuiderzeelijn; Onderzoek naar mogelijkheden voor aardwarmte; Implementatie van duurzame energieoplossingen in Meerstad; Diverse PV-projecten.
IV ENERGY VALLEY
MANAGEMENT SAMENVATTING
Een project met een bijzonder karakter is het vanuit Gastransport Services ontwikkelde ideeën om een grootschalig centrum op te richten in Lauwersoog, waar nieuw technologieën op het gebied van duurzaamheid en energie voor een groot publiek worden getoond. Het project kent een hoog ambitieniveau en zal gelden als vlaggenschip voor Energy Valley in de communicatie met bedrijven, overheden en bevolking. 8- Kennisinfrastructuur Voorgesteld wordt om in het kader van Energy Valley de aanwezige kennisinfrastructuur zodanig uit te bouwen dat Groningen het toonaangevende Europese kenniscentrum wordt op het gebied van gaskennis en alles wat daarmee samenhangt. Bijzondere aandachtspunten daarin zijn gastechnologie, waaronder nieuwe duurzame ontwikkelingen, en niet-technische aspecten van energie. Daarnaast biedt de huidige kennis en expertise ten aanzien van duurzaamheid in Fryslân de nodige ontwikkelingsmogelijkheden. Deze positionering van de kennisinfrastructuur zal een positief effect hebben op meerdere niveaus: a- In algemene zin wordt een bijdrage geleverd aan het nationale beleid om Nederland te profileren als kennisland. Er zijn maar weinig vakgebieden waarin Nederland voorop kan lopen; gasgerelateerde energiekennis is er zeker één van. Bovendien is dit thema in economisch opzicht zeer relevant. b- De uitbouw van de Noordelijke kennisinfrastructuur tot nucleus van (duurzame) energie- en gaskennis is van directe betekenis voor de in Nederland gevestigde bedrijven die in dit veld actief zijn. Kennisopbouw biedt de mogelijkheid om de concurrentieposities te versterken en te komen tot innovatie en structuurversterking. c- De uitbouw zal voorts een impuls geven aan innovatieve concepten op het gebied van duurzaamheid. Op regionaal niveau levert de versterkte positionering directe effecten op het bedrijfsleven en kan het een basis zijn voor innovatie en interessante spin-offs. d- De kennisinstellingen fungeren tevens als opleidingen voor gekwalificeerde personeel, waarvoor een groeiende vraag is. Onderzoek De basis voor de opbouw van de kennisinfrastructuur ligt in de bestaande vakgroepen van de RuG, Van Hall Instituut, Hanzehogeschool, Gasunie Research, NAM, NIDO en IVEM. De aanwezige kennis zal beter en vooral geïntegreerd worden gepositioneerd en verder uitgebouwd, zowel op technisch als niet-technisch gebied (energierecht, arbitrage, energiepolitiek, financieel-economische aspecten, etc). Voorts is bundeling van kennis van gas op nationaal niveau van belang. Om optimale clustereffecten te bereiken wordt voorgesteld Noord Nederland als bundelingsgebied aan te wijzen.
V MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
MANAGEMENT SAMENVATTING
Onderwijs Parallel aan de uitbouw van de onderzoeksactiviteiten wordt voorgesteld om specifieke opleidingen op het gebied van energie op te zetten. Momenteel is het onderwijs op energiegebied in Nederland gefragmenteerd. Voorgesteld wordt om dit radicaal te veranderen en in de gehele onderwijskolom afspraken te maken over opleidingen. Doel hiervan is om voor de Nederlandse energiegerelateerde werkgelegenheid een gerichte opleidingsstructuur op te bouwen, waarbij nationaal en internationaal prestige wordt opgebouwd Het Energy Delta Institute van de RuG en Gasunie voorziet, middels een Executive Opleiding (Natural Gas Strategy Course) in de behoefte van de Russische energiewereld aan kennis op het gebied van Energy Business Management. De plannen zijn om deze opleiding op termijn op te nemen in een volwaardig masterstraject. Daarnaast is binnen de RuG tevens een initiatief gestart om te komen tot een reguliere voltijds en postdoctorale masteropleiding op het gebied van technische en niet-technische energiekennis. In het kader van Energy Valley is besloten beide initiatieven integraal verder te ontwikkelen. Voor wat betreft het academisch onderwijs wordt derhalve voorgesteld om: Een regulier voltijds interfacultaire mastersopleiding op te zetten onder de naam Energy Business Management; Te bezien op welke wijze de technische afstudeerrichtingen een afstudeerprofiel op energieaspecten kunnen opbouwen; Een postdoctorale mastersopleiding te starten, onder de naam Energy Business Management and Sustainable Development; De Natural Gas Strategy Course uit te bouwen tot een product dat internationaal breed in de markt kan worden gezet. De RuG onderstreept de meerwaarde van bundeling van verschillende initiatieven op het gebied van energiekennis. Door de cohesie te vergroten ontstaat er een synergetisch effect dat groter is dan de afzonderlijke onderdelen. De RuG is bereid te participeren in het verdere uitwerkingsproces van de kenniscomponent. Voorts wordt voorgesteld om voor het HBO en MBO afstudeeraccenten (eventueel afstudeerrichtingen) op te zetten in overleg met het bedrijfsleven. 9- Doorontwikkeling bedrijfsactiviteiten De derde pijler van Energy Valley betreft de doorontwikkeling van bedrijfsactiviteiten, waarvoor zes kansenvelden zijn geïdentificeerd. Uitbouw en concentratie van winningsactiviteiten; Internationalisering Gastransport Services; Uitbouw handelsactiviteiten in gas; Aanwezigheid energiedistributiebedrijven; Uitbouw additionele werkgelegenheid; Energie Park Eemsmond / Delfzijl. Deze kansenvelden worden hieronder nader toegelicht:
VI ENERGY VALLEY
MANAGEMENT SAMENVATTING
10- Uitbouw en concentratie van winningsactiviteiten Voor continuering van het kleine velden beleid is verdere exploratie van futures (potentiële aardgasvoorraden) en exploitatie van nieuwe kleine velden noodzakelijk. Te constateren is dat het aantal boringen in Nederland de laatste jaren afneemt, waardoor de daaraan gekoppelde directe en indirecte werkgelegenheid in Noord Nederland onder druk staat. De afname van het aantal boringen is onder andere een gevolg van het feit dat de vergunningenprocedures aanmerkelijk ingewikkelder en langer zijn geworden, en er op bepaalde locaties (natuurgebieden) blokkades liggen. Voor continuïteit van de werkgelegenheid is het van belang dat er zicht komt op de wijze waarop met deze problematiek zal worden omgegaan, ook ten aanzien van het door het vorige Kabinet niet uitgesloten gedevieerd boren naar Waddengas. Hiervoor is het nodig om met regionale en lokale overheden afspraken te maken over de te volgen procedures en de garanties die kunnen worden gegeven voor ecologische en landschappelijke inpassing. Gezien de nieuwe rol van Energiebeheer Nederland (EBN) in de uitvoering van het kleine velden beleid is het wenselijk om ter zake relevante activiteiten van EBN in Noord Nederland te plaatsen, zodat directe samenwerking met de NAM (als operator van de Maatschap Groningen) en Gastransport Services mogelijk is. Ten behoeve van de exploitatie van de bestaande velden wordt de komende jaren fors geïnvesteerd in het plaatsen van compressoren op de gaswinningslocaties, hetgeen een positief effect heeft op de werkgelegenheid. Van betekenis is voorts, dat sprake is van een verdergaande internationalisering van winnings-werkzaamheden. Hierdoor wordt er bij de NAM niet alleen voor Nederlandse projecten gewerkt, maar is er bijvoorbeeld ook betrokkenheid bij Engelse en Noorse offshore activiteiten. Voorts spelen in Duitsland en Noorwegen processen van ontvlechting en reorganisatie van de winnings-, transport- en handelsactiviteiten van aardgas. Spelers hierbij zijn (vergelijkbaar met NAM) ExxonMobil en Shell. In dit proces treden duidelijke bewegingen naar internationale taakverdeling en concentratie van activiteiten op. Een voorbeeld van internationale samenwerking is Onegas, waarbij schaalvoordelen worden gerealiseerd door samenwerking van NAM, Shell en UK Exploration and Production. Shell, NAM en ExxonMobil oriënteren zich op de wijze waarop op een zo kostengunstig mogelijke wijze activiteiten kunnen worden gelokaliseerd. Het is interessant om te bezien welke mogelijkheden deze herstructurering biedt voor verdere concentratie van winninggerelateerde activiteiten bij NAM en welke faciliteiten (bijvoorbeeld op het gebied van kennis, onderwijs en personeel) geschapen kunnen worden om een dergelijke concentratie aantrekkelijk te maken. De positionering van Noord Nederland als Energy Valley kan een internationale concentratie zeker ondersteunen.
VII MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
MANAGEMENT SAMENVATTING
Andere potentieel kansrijke thema’s met betrekking tot ondergrondse activiteiten zijn: a- Uitbouw van de ondergrondse opslagcapaciteit. b- Onderzoek en ervaringsopbouw naar nieuwe energietechnieken als CO2-opslag en in mindere mate aardwarmte c- Het opnieuw in gebruik nemen van de oliebronnen bij Schoonebeek. Momenteel wordt de haalbaarheid daarvan door de NAM onderzocht. 11- Internationalisering Gastransport Services De opsplitsing van Gasunie als gevolg van de privatisering zal volgens de brief van minister Jorritsma aan de Tweede Kamer op 8 april 2002 er toe leiden dat het onderdeel Gastransport Services verder zal gaan als overheidsbedrijf met als primaire taak het transport van gas binnen Nederland. Deze positionering betekent een beperking van de huidige focus van Gastransport Services, dat zich ook richt op research & development en (op beperkte schaal) internationale activiteiten. Gepleit wordt voor een meer uitgebreide focus van Gastransport Services, waardoor de kwaliteiten van het bedrijf kunnen worden benut voor een groeiscenario. Gastransport Services heeft internationaal een zeer goede reputatie als kwaliteitsbedrijf, die het mogelijk maakt om internationaal te gaan opereren. Mogelijke activiteiten zijn: Consultancy, waarbij andere partijen wordt geadviseerd hoe transport en opslagfaciliteiten aan te leggen en te beheren; Uitvoering van de aanleg van faciliteiten; Verantwoordelijkheid voor het beheer van faciliteiten; Participaties in pijpleidingactiviteiten; Participaties in / overnames van buitenlandse transporteurs. Ten aanzien van de eerst genoemde activiteiten (consultancy, uitvoering, beheer en participatie) is het mogelijk integrale dienst- en productpakketten aan te bieden aan landen waar de gasmarkt in ontwikkeling is. Een mogelijkheid daarbij is het vormen van Nederlandse consortia om een zo sterk mogelijk product aan te bieden en het economisch effect te optimaliseren. Gastransport Services is in vergelijking met buitenlandse soortgenoten een relatief kleine speler, zodat volumevergroting wenselijk is. Deze kan worden gevonden door participaties in buitenlandse gastransportbedrijven. In de omliggende buurlanden zijn daarvoor meerdere opties. Voor het verwerven van een internationale positie is de door de minister aangegeven identiteit als 100 % staatsbedrijf om meerdere redenen minder gunstig. Deze aandelenstructuur kan aanleiding geven voor drempels in het buitenland. Tevens is het de vraag of de cultuur van een staatsbedrijf zodanig kan zijn, dat op een sterk concurrerende internationale markt posities kunnen worden veroverd. Dit betekent, dat nagegaan moet worden welke oplossingen voorhanden zijn om dit structuurprobleem te tackelen en Gastransport Services een ‘geloofwaardige’ positie te geven.
VIII ENERGY VALLEY
MANAGEMENT SAMENVATTING
Een andere bron van werkgelegenheidsgroei is de facilitering van de handelsactiviteiten door middel van de uitbouw van de ‘Hub’. Verwacht wordt dat de Hub in de komende jaren zal uitgroeien tot een veelbetekenend platform voor handel en in de toekomst de vorm zal krijgen van een National Balancing Point of Entry/Exit (NBP), zoals dat ook in het Verenigd Koninkrijk bestaat. Op termijn kan aan de Hub / NBP een Gas Exchange worden gekoppeld. De Eurohub in Oud Statenzijl fungeert als een dergelijke virtuele handelsplaats voor gas. De internationaliserende energiemarkt sluit samenwerking of fusies met andere Europese Hubs niet uit. Verdere optimalisatie van de Eurohub verschaft de juiste uitgangspositie om op termijn eventuele Europese Hub-activiteiten te centraliseren in Noord Nederland. 12- Uitbouw handelsactiviteiten in gas Gasunie Trade & Supply (T&S) wordt volgens de brief van de minister aan de Tweede Kamer geprivatiseerd en verdeeld tussen ExxonMobil en Shell. Aangenomen mag worden dat de handelsactiviteiten in de komende jaren vanwege de geliberaliseerde markt en de toenemende internationale leveranties snel zullen groeien. Dit betekent, dat de handelsactiviteiten een waardevol onderdeel zijn van de energiecluster in Noord Nederland. De beide nieuwe eigenaren hebben nog niet aangegeven op welke locatie zij de uitbouw van de internationale en nationale handelsactiviteiten willen plaatsen. Er zijn meerdere argumenten te noemen waarom het belangrijk is dat de activiteiten van T&S in Noord Nederland blijven. Deels zijn deze te vinden in de onderscheidende bijdrage die de regio kan leveren aan het succes van de handelsactiviteiten, hetgeen in het belang is van de aandeelhouders. Deels zijn die gelegen in de bijdrage die de handelsactiviteiten leveren aan de economische structuur van Noord Nederland. Argumenten zijn: a- Het behoud van een geconcentreerde gascluster in Nederland De geconcentreerde aanwezigheid van kennis en ervaring op het gebied van winning, transport, behandeling, handel en research maakt dat er sprake is van een sterke sector op dit vlak in de Nederlandse economie. Concentratie maakt ook gemeenschappelijke infrastructuur (bijv. kennisinstellingen) mogelijk. Ontvlechting van delen van de cluster verzwakt de positie van het geheel en is derhalve niet wenselijk. Hierboven is reeds gewezen op de sterke exportpositie van de gassector. Internationale handel in gas kan de internationale activiteiten van andere partijen zeer ondersteunen, terwijl het omgekeerde ook het geval is. b- Clustereffecten De aanwezigheid van kennis en ervaring op gerelateerde gebieden zoals transport, gaskwaliteit, duurzaamheid en een brede kennisinfrastructuur versterkt de positie van de handelsactiviteiten. Er kunnen samenwerkingsprojecten worden opgezet en er kan adequaat opgeleid personeel van de universiteit worden aangetrokken. Van belang is ook de constatering dat de handel in gas op een aantal punten direct verweven is met de andere activiteiten in Groningen zoals de aanwezigheid van de Hub, gasopslag en kennis van gaskwaliteit.
IX MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
MANAGEMENT SAMENVATTING
c- Regionale return Het gas levert een zeer substantiële bijdrage aan de welvaart van Nederland (aardgasbaten in 2001 € 6,75 miljard) en aan de winsten van onder meer Shell en ExxonMobil. Het is rechtvaardig dat de regio waar het gas gevonden wordt en daar ook de lasten (bijvoorbeeld in de vorm van bodemdaling) van ondervindt, een return heeft, onder meer in de vorm van de gerelateerde werkgelegenheid. Daarnaast is het van belang om te constateren dat de aanwezigheid van substantiële werkgelegenheid maatschappelijk draagvlak creëert resp. kan creëren voor (nieuwe) winningsactiviteiten. Men kan zich afvragen of het wijs is om het maatschappelijk klimaat te belasten met het weghalen van gerelateerde werkgelegenheid in een periode dat vergunningverstrekking voor nieuwe boringen in Noord Nederland aan de orde is. d- Omgevingskwaliteiten en Marketing Groningen biedt qua ligging (Noordzee, Oost Europa) een geschikte locatie. Voorts is de infrastructuur op ICT-gebied zeer goed. Kantoorruimte en salarissen zijn goedkoper dan in de Randstad. Ondernemingen die een vestigingsplaats hebben in Noord Nederland zijn ca 18 tot 34 procent goedkoper uit dan in de Randstad. Ziekteverzuim is aanmerkelijk lager dan het landelijk gemiddelde. Woon- en leefklimaat zijn uitstekend. Groningen = Gas, althans zo staat Groningen in de wereld bekend. De kwaliteit van het gas, Gasunie en de kennisinstellingen zijn onomstreden. Het is niet onlogisch om de handelsactiviteiten te laten profiteren van dit imago en juist daarom te kiezen voor Groningen. Van belang is ook dat de handelsactiviteiten baat hebben bij een betrouwbare uitstraling, zeker na recente crashes op de energiemarkt. Noord Nederland kan vanwege haar gelieerdheid met gasproductie en gerichte positionering (Energy Valley) deze rol uitstekend vervullen. 13- Aanwezigheid energiedistributiebedrijven Alhoewel de besliscentra van de energiedistributiebedrijven niet in Noord Nederland zijn gevestigd, is een versterking van de aanwezigheid van activiteiten van deze bedrijven mogelijk. Door: a- Projecten op het gebied van duurzaamheid De energiedistributiebedrijven zijn zeer geïnteresseerd in projecten die een bijdrage leveren aan de opwekking van groene stroom. Nuon en Essent hebben aangegeven graag te participeren in geschikte duurzame energieprojecten in Noord Nederland. De hierboven geformuleerde uitbouw van de kennisinfrastructuur en ‘proeftuingedachte’ kunnen daarbij ondersteunend zijn. b- Administratieve vestigingen De administratieve verwerking van facturen en klantencontacten (call centers) kan prima geschieden op decentrale locaties. Om redenen van efficiency, personeelsbeleid en lokale spreiding zijn veel grote dienstverleners (banken, verzekeraars) overgegaan tot decentrale clearing houses en call centers. Voor Essent en Nuon geldt dat dergelijke decentrale vestigingen een uitstekend middel zijn om contact met de regio’s te houden en een gespreide personeelsbezetting te realiseren.
X ENERGY VALLEY
MANAGEMENT SAMENVATTING
c- Concentratie gasactiviteiten in Noord Nederland De distributiebedrijven staan voor de keuze om hun handelsactiviteiten opnieuw te positioneren. Voor wat betreft de handel in gas is er aanleiding om deze in Noord Nederland te plaatsen. Voordeel is dat direct geprofiteerd kan worden van een kennisomgeving van gashandel. 14- Uitbouw additionele werkgelegenheid Achter grote spelers als NAM en Gasunie schuilt een complex van toeleverende bedrijven, uitbestedingsrelaties en spin-offs. De werkgelegenheid bij deze kleinere bedrijven uit de cluster is vele malen groter dan die bij de grote spelers zelf. Onderdeel van de clusterstrategie van Energy Valley is om ook deze kleinere bedrijven in de voorgestane groeistrategie te betrekken. Voorgesteld wordt om in overleg met de betrokken bedrijven te analyseren welke uitbestedingsrelaties in de komende periode aan de orde zijn en op welke wijze daar in Noord Nederland invulling aan kan worden gegeven. Onderdeel van deze analyse kan ook zijn de contracting van niet Noordelijke bedrijven, die wellicht in aanmerking komen voor een vestiging. Van belang is om deze analyse niet alleen te betrekken op de reguliere energieactiviteiten, maar ook op de hierboven geformuleerde inzet op duurzame energie. Juist deze nieuwe activiteit biedt de mogelijk voor innovatieve bedrijven om een marktpositie op te bouwen. De inzet op kennis en innovatieve concepten op het gebied van duurzame energie zal leiden tot nieuwe concepten en nieuwe producten. Doel is om ten aanzien van de toekomstige onderzoeks- en ontwikkelingstrajecten te streven naar spin-offs in de nabije omgeving. Soms zal dat alleen kunnen in de vorm van doorontwikkeling, maar soms zal dat ook kunnen in de vorm van maakindustrie of ICT-toepassingen. De aanwezigheid van voldoende test- en doorontwikkelingsmogelijkheden is tevens van groot belang. De hierboven geformuleerde gedachte van een proeftuinfunctie van Noord Nederland voor duurzame energieapplicaties is daarbij van zeker van betekenis. Voor de financiering van spin-offs is venture capital nodig. Om de aanjaagfunctie voor initiatieven op het gebied van energietoepassingen en duurzaamheid te bevorderen wordt voorgesteld om een Ontwikkelingsfonds voor Bedrijfsinvesteringen op het gebied van Energie en Duurzaamheid. De aanwezigheid van een bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven op het gebied van energie en duurzaamheid kan eveneens van betekenis zijn, omdat een dergelijk gebouw niet alleen betaalbare en adequaat geoutilleerde ruimte biedt, maar ook gelegenheid om verwante business te ontmoeten en tot ideeënuitwisseling en samenwerking te komen.
XI MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
MANAGEMENT SAMENVATTING
Voorgesteld wordt om een bedrijfsverzamelgebouw te ontwikkelen - vooralsnog wordt gedacht aan ca 5000 m2 - voor de volgende doelgroepen: jonge spin-off industries; kleinschalige vestigingen van partijen van elders; overdracht van kennis (bijvoorbeeld bedrijfsgericht projecten van Gasunie Research); kennisgerelateerde commerciële toepassingen. 15- Energiepark Eemshaven / Delfzijl De aanwezigheid van aardgas en zout in de Groninger bodem heeft ertoe geleid dat er in en om Delfzijl een omvangrijk cluster van procesindustrie en elektriciteitsopwekking is gegroeid met vele interdependente relaties. In het kader van Energy Valley zijn voor het Energiepark Eemshaven/Delfzijl meerdere kansen te benoemen. Deze zijn voor een belangrijk deel terug te voeren op de mogelijkheden die het gebied biedt voor het realiseren van een keten voor de energievoorziening rond vloeibare en gasvormige ‘groene’ brandstoffen. Centraal daarin staat grootschalige conversie van biomassa uit Noord-Oost Europa. Meer concreet kunnen de volgende kansen worden benoemd: a- Biomassa Door Electrabel is inmiddels een voorstel neergelegd voor een biovergassingsinstallatie in de Eemshaven. Daarnaast is een meer omvattend idee ingebracht door de provincie Groningen voor vergassing van biomassa tot waterstof en CO2-opslag in het kader van de IPO (interprovinciaal overleg) Commissie Alders. b- Groen synthese gas In plaats van het gebruik van aardgas voor de productie van methanol kan hiervoor ook biomassa worden gebruikt. Hiermee kan een belangrijke stap worden gezet in de richting van een efficiënter en duurzamer gebruik van energie. c- Ethyleenproductie Ethyleen is een belangrijke grondstof voor de chemische procesindustrie in Delfzijl en kan een belangrijke impuls vormen voor de verdere ontwikkeling van het chemisch complex. Ethyleen kan geproduceerd wordt uit ethaan. Mogelijkerwijs zijn er routes denkbaar waarin ethaan als restproduct vrijkomt. d- Vestiging energie intensieve industrie Vanwege de beschikbaarheid van gas en elektriciteit is het gebied geschikt voor de vestiging van bedrijven die energie-intensief zijn. De kwaliteit van de vestiginglocatie zou er aanmerkelijk op vooruit gaan indien het elektriciteitsnetwerk met Duitsland zou worden verbeterd. Momenteel is het lastig om stroom uit Duitsland te kopen vanwege capaciteitsgebreken in de infrastructuur. Door het aantrekken van energie-intensieve industrie te combineren met aanbod van duurzame energieoptie kan er tevens worden bijgedragen aan de gewenste CO2- reductie.
XII ENERGY VALLEY
MANAGEMENT SAMENVATTING
16 - Vervolgstappen Deze rapportage heeft tot doel een strategisch kader te bieden voor de doorontwikkeling van de energiesector in Noord Nederland. Ingezet is op een positie van de energieactiviteiten die van nationale en internationale betekenis is. De voorgestelde inspanningen kunnen in gezamenlijkheid een sterke impuls voor de energiesector in Nederland betekenen en zullen bovendien een significant werkgelegenheidseffect kunnen hebben. De rapportage dient te worden beschouwd als een startdocument, waarvan de verschillende genoemde activiteiten verder moeten worden uitgewerkt en uitgevoerd. Van belang is allereerst dat de rapportage door de betrokken partijen (overheden en bedrijfsleven) wordt vastgesteld als een ontwikkelingslijn waarlangs men verder wil werken. Aanbevolen wordt dat de opdrachtgever voor deze studie (gemeente Groningen) en de ondersteunende partijen (Provincie Groningen, Provincie Drenthe en Gasunie) hiertoe stappen ondernemen. Aansluitend is het noodzakelijk een organisatiestructuur op te bouwen, die (het bevorderen van) de verdere uitwerking en de implementatie van de verschillende voorstellen voor zijn rekening neemt. Voorts is het van belang om inzicht te verkrijgen in de (publieke en private) financieringsmogelijkheden voor de verschillende deeltrajecten. Bij wijze van voorzet is hieronder reeds een organisatiemodel weergegeven. Dit model biedt de mogelijkheid om de verschillende deeltrajecten onder de noemer Energy Valley uit te bouwen. Hierbij moet worden benadrukt dat voor elk van de deeltrajecten (en daarbinnen weer voor de verschillende onderliggende projecten) verschillende partijen eindverantwoordelijk zijn. Dit betekent dat de Energy Valley organisatie vooral een stimulerende en coördinerende functie zal krijgen. Hierdoor kan een belangrijke meerwaarde worden bereikt omdat de verschillende activiteiten integraal worden gepositioneerd en er synergie tussen de verschillende deelprojecten zal ontstaan. Voorgestelde organisatiestructuur
Stuurgroep Bedrijfsleven
Regio
Rijk
Project
Project
Project
Project
Project
Project
Programmagroep Bestaande activiteiten
Project
Programmagroep Kennisinfrastructuur
Project
Programmagroep Duurzame Ontwikkeling Project
Coördinatiegroep
XIII MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
INHOUDSOPGAVE INLEIDING........................................................................................................................................................... 3 1
TYPERING STRUCTUUR ENERGIEMARKT...................................................................................... 5 1.1 1.2
2
ENERGIEBELEID.................................................................................................................................... 15 2.1 2.2 2.3
3
KENNIS IN NOORD NEDERLAND........................................................................................................ 49 VERHOUDING TOT DE KENNIS IN DE REST VAN NEDERLAND ........................................................... 52 BELEID TEN AANZIEN VAN ENERGIEKENNIS: EOS........................................................................... 52 SCHAALVERGROTING EN INTERNATIONALISERING VANUIT NOORD NEDERLAND ......................... 53
TOEKOMSTPERSPECTIEF NOORD NEDERLAND ........................................................................ 55 6.1 6.2 6.3
7
SECTORALE CONCURRENTIEKRACHT .............................................................................................. 37 HUIDIGE ENERGIECLUSTER IN NOORD NEDERLAND ....................................................................... 39 AARDGASCLUSTER ............................................................................................................................ 42 ELEKTRICITEITSCLUSTER ................................................................................................................ 47
ENERGIEKENNIS ................................................................................................................................... 49 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
6
MARKTTRENDS.................................................................................................................................. 25 KOERS BEDRIJFSLEVEN..................................................................................................................... 30 DUURZAME ENERGIEMARKT ............................................................................................................ 32 NOORD NEDERLAND ......................................................................................................................... 34
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND ................................................................................................... 37 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
5
EUROPEES BELEID ............................................................................................................................. 15 NATIONAAL BELEID........................................................................................................................... 17 NOORD NEDERLANDS BELEID ........................................................................................................... 21
ENERGIEMARKT ................................................................................................................................... 25 3.1 3.2 3.3 3.4
4.
AARDGAS ............................................................................................................................................. 5 ELEKTRICITEIT ................................................................................................................................. 11
INVLOEDSFACTOREN ......................................................................................................................... 55 TRENDSCENARIO ............................................................................................................................... 55 DOELSCENARIO ................................................................................................................................. 57
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND .................................................... 61 7.1 DE EERSTE PIJLER: DUURZAAMHEID............................................................................................... 63 7.2 DE TWEEDE PIJLER: KENNISSTRUCTUUR ........................................................................................ 67 7.3 DE DERDE PIJLER: DOORONTWIKKELING BEDRIJFSACTIVITEITEN ................................................ 72 7.3.1 Uitbouw en concentratie van winningsactiviteiten................................................................. 72 7.3.2 Internationalisering Gastransport Services ............................................................................ 74 7.3.3 Uitbouw handelsactiviteiten in gas ......................................................................................... 75 7.3.4 Aanwezigheid energiedistributiebedrijven .............................................................................. 79 7.3.5 Uitbouw additionele werkgelegenheid .................................................................................... 79 7.3.6 Energiepark Eemshaven / Delfzijl .......................................................................................... 81 BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE III BIJLAGE IV BIJLAGE V BIJLAGE VI BIJLAGE VII
OVERZICHT GESPREKSPARTNERS EN DEELNEMERS WORKSHOP ..................................... 87 PRIORITEITSPROJECTEN EUROPESE ENERGIE-INFRASTRUCTUUR.................................... 89 PORTERS SECTORALE COMPETETIVITEITSTHEORIE ......................................................... 91 GEHANTEERDE BEDRIJFSTAKKEN ENERGIESECTORANALYSE .......................................... 95 INSCHRIJVINGEN ENERGIESECTOR HANDELSREGISTER KVK........................................... 97 ONDERZOEKSINSTITUTEN IN NEDERLAND ......................................................................... 99 INTEGRALE AANPAK ENERGY VALLEY ............................................................................ 107
1 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
LIJST
MET FIGUREN
Figuur 1.1 Figuur 1.2 Figuur 1.3 Figuur 1.4 Figuur 1.5 Figuur 1.6 Figuur 1.7 Figuur 1.8 Figuur 1.9 Figuur 1.10 Figuur 1.11 Figuur 1.12 Figuur 1.13 Figuur 1.14
Hoofdstructuur aardgassector in Nederland ............................................................................... 5 Onshore en offshore gasvelden op het Nederlandse Continentale Plat ...................................... 6 Nederlandse aardgasreserves per 1 -1- 2002 .............................................................................. 6 Aardgasvraag en -aanbod in de periode 2002 – 2011................................................................. 7 Aardgasexploitanten in Nederland ............................................................................................. 8 Herkomst en bestemming van aardgas op de Nederlandse gasmarkt ......................................... 9 Netbeheerders en vergunninghouders gas in Noord Nederland................................................ 11 Hoofdstructuur elektriciteitssector in Nederland...................................................................... 11 Elektriciteitsproductie in Nederland ......................................................................................... 12 Productievermogen elektriciteitscentrales in Nederland (4de kwartaal 2001)........................... 12 Ontwikkeling elektriciteitsverbruik .......................................................................................... 13 Ontwikkeling elektriciteitsaanbod............................................................................................ 13 Hoofdtransportnetten voor gas en elektriciteit.......................................................................... 14 Netbeheerders en vergunninghouders elektriciteit in Noord Nederland................................... 14
Figuur 3.1 Figuur 3.2 Figuur 3.3
Gasopslagcapaciteit in Nederland ............................................................................................ 29 Marktverschuivingen Europese energiebedrijven .................................................................... 30 Verdeling duurzame energiebronnen in Nederland in 2000 ..................................................... 33
Figuur 4.1 Figuur 4.2 Figuur 4.3 Figuur 4.4 Figuur 4.5 Figuur 4.6
Porters competitiviteitsmodel ................................................................................................... 38 Opbouw energiecluster Noord Nederland ................................................................................ 39 Huidige aardgascluster in Noord Nederland............................................................................. 42 Niveaus aardgascluster ............................................................................................................. 42 Organisatorische splitsing N.V. Nederlandse Gasunie ............................................................. 45 Huidige elektriciteitscluster in Noord Nederland ..................................................................... 48
Figuur 6.1
Overzicht Scenario’s ................................................................................................................ 59
Figuur 7.1
Pijlers Energy Valley................................................................................................................ 61
2 ENERGY VALLEY
INLEIDING A- Achtergrond en kader De energiesector bevindt zich momenteel in een dynamische overgangsfase. Het streven naar een verregaande liberalisering van de energiemarkt en de transitie naar een duurzame energiehuishouding vormen daarbij belangrijke ingrediënten. De gemeente Groningen onderkent het regionale belang van de energiesector en het daaromheen opgebouwde cluster van bedrijvigheid. In het Economisch Business Plan (EBP, 1999) is de energiesector met de daaraan gerelateerde bedrijvigheid benoemd tot speerpuntcluster voor de economische ontwikkeling van Groningen. De gedachte daarachter was dat de energiesector in het Noorden een belangrijke pijler van de werkgelegenheid is, waar gerichte aandacht aan dient te worden besteed. Het EBP constateert daarbij dat ontwikkelingen als de liberalisering en de transitie naar een duurzame energievoorziening zowel kansen als bedreigingen met zich mee brengen voor de economische ontwikkeling van de regio. Ook in het Provinciaal Omgevingsplan (POP) is de energiesector als ontwikkelingssector aangewezen. De gemeente heeft daarom besloten een verkenning uit te laten voeren naar de mogelijkheden voor versterking van de energiecluster in Noord Nederland. Het initiatief wordt daarbij gesteund door de provincies Groningen en Drenthe en door Gasunie. Het onderzoek is uitgevoerd door Van Werven – Locale en Regionale Economische Ontwikkeling, in samenwerking met KNN Milieu. B- Doel Doel van het onderzoek is een verkenning van de strategische ontwikkelingsmogelijkheden van de energiesector in Noord Nederland, waarbij aanbevelingen worden gedaan voor concrete invullingen van de geïdentificeerde kansenvelden. Ten aanzien van de korte termijn richt de studie zich op mogelijkheden om bestaande bedrijvigheid te behouden en versterken. Daarbij gaat het om bedreigingen zoals een eventuele verplaatsing van de handelsactiviteiten van Gasunie en om kansen zoals de start van internationale opleiding op het gebied van Energy Business Management (een samenwerking van Gazprom, Gasunie en de Rijksuniversiteit Groningen). Ten aanzien van de lange termijn worden ontwikkelingen in kaart gebracht die kunnen bijdragen aan de verdere uitbouw van de energiecluster in Noord Nederland. Hierbij wordt ingegaan op de uitbouw van bedrijfsactiviteiten op het gebied van productie, transport en handel in energie. Bijzondere aandacht gaat uit naar de mogelijkheden op het gebied van duurzame energie en het uitbouwen van een faciliterende kennisinfrastructuur.
3 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
INLEIDING
C- Aanpak De informatie die gehanteerd is voor dit onderzoek is enerzijds afkomstig uit bestaande databronnen en anderzijds afkomstig van een groot aantal gesprekken met ingewijden op energiegebied in (Noord) Nederland1. De eerste bevindingen zijn getoetst middels een Workshop2. Het onderstaande figuur geeft de gehanteerde werkwijze visueel weer. ONDERZOEKSMODEL Typering huidige energiestructuur (H1)
Energiebeleid (H2)
Energiemarkt (H3)
Energie in Noord Nederland (H4)
Gesprekken met cruciale energieactoren in (Noord) Nederland
Contouren Energy Valley Noord Nederland (H7)
EINDRAPPORTAGE ENERGY VALLEY
Toetsing middels workshop
Energiekennis (H5)
1 2
Bijlage I geeft een overzicht van de personen waarmee is gesproken. Bijlage I geeft een overzicht van de deelnemers van de Workshop
4 ENERGY VALLEY
1
TYPERING
STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Om het belang van de energiegerelateerde bedrijvigheid in Noord Nederland op waarde te kunnen schatten is allereerst inzicht in de situatie op nationaal niveau noodzakelijk. In dit hoofdstuk is een korte typering gegeven van de huidige energiemarkt in Nederland. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen aardgas en elektriciteit. 1.1
AARDGAS
Het onderstaande figuur geeft de hoofdstructuur van de aardgassector in Nederland weer. Hoofdstructuur aardgassector in Nederland
AARDGASEXPLORATIE EN -EXPLOITATIE (UPSTREAM) Aardolie- en Energie Beheer Nederland (namens de Staat) aardgasmaatschappijen
HOOFDTRANSPORT EN HANDEL Gastransport Services Gasunie Trade & Supply (centrale netbeheerder) en andere handelaren
GASDISTRIBUTIE EN -LEVERING (DOWNSTREAM) Regionale netbeheerders Regionale (Essent Netwerk, Continuon, leveringsbedrijven(Essent Gasbedrijf, etc.)
DIENST TOEZICHT EN UITVOERING ENERGIE (DTE)
Figuur 1.1
Energie, N.V. Nuon, N.V. Eneco, etc.)
A- Aardgasproductie Aardgas komt zowel op het Nederlandse territoir - onshore - als op het Nederlandse deel van het Continentale Plat - offshore - voor. De onshore aardgasvelden zijn hoofdzakelijk in Noord Nederland te vinden (zie onderstaande figuur). Vanaf begin jaren ’60 is de productie van aardgas in Nederland op gang gekomen. In eerste instantie betrof het enkel het Groningenveld, een bijzonder groot veld met aanvankelijk meer dan 2600 miljard m3 aardgas. Begin jaren ’70 zijn, als gevolg van het kleine velden beleid, daar ook andere velden bij gekomen. Tot het jaar 2000 werd in totaal bijna 2500 miljard m3 Nederlands aardgas geproduceerd waarvan naar schatting een kwart afkomstig is uit kleine velden. De huidige aardgasreserves worden geschat op 2060 miljard m3.
5 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Het huidige productietempo van ongeveer 70 miljard m3 per jaar, betekent een totale resterende productietijd van 30 jaar. Dit is overigens sterk afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van productietechnieken, macro-economie en aardgasbeleid. Figuur 1.2
Onshore en offshore gasvelden op het Nederlandse Continentale Plat
Bron: www.exxonmobil.com
De verdeling van de Nederlandse aardgasvoorraad is in de onderstaande tabel weergegeven3. Figuur 1.3
Nederlandse aardgasreserves per 1 -1- 2002
Volumina in mld. m3 (in Groningen equivalenten) Groningenveld Non-Groningenvelden ontdekt Nog te ontdekken (toekomstige reserves, ‘futures’) Totaal
1074 653 333 2060
Kleineveldenbeleid Uit het oogpunt van voorzieningszekerheid en leveringszekerheid heeft de Nederlandse regering in 1974 besloten het opsporingsbeleid naar (kleinere) gasvelden in Nederland te stimuleren. Het kleine velden beleid verhoogt de totale capaciteit van de in Nederland winbare hoeveelheid aardgas en vergroot de levensduur van het Groningenveld. Invoering van het kleine velden beleid heeft ertoe geleid dat een groot deel van het hedendaagse gasaanbod in Nederland wordt gewonnen uit kleine velden. Voor de periode 2002 – 2011 is geprognosticeerd dat ca 55% van het totale aanbod aan aardgas afkomstig zal zijn uit de kleine velden4.
3 4
Aardgasstromen in Nederland – TNO NITG (2002) Aardgasstromen in Nederland – TNO NITG (2002)
6 ENERGY VALLEY
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Figuur 1.4
Aardgasvraag en -aanbod in de periode 2002 – 2011
Volumina in mld. m3 (in Groningen equivalenten) VRAAG Binnenland Export Totaal
420 400 820
AANBOD Non-Groningenvelden Groningenveld Import Totaal
450 270 100 820
De prognose voor de totale binnenlandse productie in de periode 2002 – 2011 bedraagt 720 miljard m3. Gemiddeld neemt de productie op het vasteland hiervan ongeveer 80% voor haar rekening. Het Groningenveld is voor de komende 5 jaar goed voor een productie van totaal 100 miljard m3, over de 5-jaar periode daarna is de prognose dat de productie 170 miljard m3 zal bedragen. Het Groningenveld verzorgt, samen met ondergrondse opslagfaciliteiten, een belangrijke balansfunctie. Door middel van fluctuaties in de productie van het Groningenveld worden aardgasvraag en aanbod op elkaar afgestemd. De publieke taak van Gasunie ten aanzien van de uitvoering van het kleine velden beleid komt in de nieuwe structuur te liggen bij de Maatschap Groningen (NAM en EBN). Het staatsbedrijf Energie Beheer Nederland B.V. zal het gas van nieuwe kleine velden inkopen als daarom door de producenten wordt gevraagd. De verzekerde afzet van het kleine velden gas maakt de exploratie en exploitatie van kleine velden commercieel mogelijk. Exploitatiemaatschappijen Om in Nederland naar aardgas te zoeken dient door een exploitatiemaatschappij een opsporingsvergunning te worden aangevraagd bij de Staat. De Staat verleent vervolgens pas een winningsvergunning (offshore) of concessie (onshore) wanneer bewezen is dat er een economisch winbare hoeveelheid aardgas aanwezig is. Voorwaarde voor het verkrijgen van een dergelijke vergunning of concessie is dat de exploitatiemaatschappij een Maatschap sluit voor gezamenlijke exploitatie met het EBN. In totaal zijn er 8 exploitatiemaatschappijen in Nederland die gemachtigd zijn om aardgas uit de Nederlandse bodem te halen5. De onderstaand tabel geeft de acht maatschappijen die in Nederland actief zijn weer6.
5 6
Aardgasstromen in Nederland – TNO-NITG (2002) op basis van handelsregister Kamer van Koophandel (april 2002) – bewerking Van Werven (2002) 7
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Figuur 1.5
Aardgasexploitanten in Nederland
Exploitatiemaatschappij
Vestigingen
Fulltimers
NAM British Pertroleum Totalfinaelf Wintershall / Clyde Gaz de France Lasmo Unocal Veba Totaal
Assen, Hoogezand-Sappermeer, Velsen, Den Helder en Schiedam Den Haag en Alkmaar Den Haag, Garyp, Den Helder en Harlingen Den Haag Den Helder Hoofddorp Voorburg Den Haag
2424 143 284 144 45 30 40 14 3124
De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is verreweg de grootste maatschappij die in Nederland actief is. Twee vestigingen, waaronder het hoofdkantoor in Assen, zijn in Noord Nederland gesitueerd, deze zijn goed voor ruim 70% van de totale werkgelegenheid van de NAM. De NAM produceert ongeveer driekwart van de totale Nederlandse aardgasproductie, hetgeen exclusief aan Gasunie wordt geleverd. De aandeelhouders Shell en ExxonMobil bezitten elk 50% van de aandelen. De NAM is, naast exploitant van vele kleinere velden, tevens verantwoordelijk voor de exploitatie van het Groningenveld. Rol overheid Het staatsbelang bij de exploitatie van aardgas wordt behartigd door EBN. EBN is gevestigd in Heerlen en biedt werk aan ca 50 mensen. Een exploitatieovereenkomst tussen een exploitatiemaatschappij en EBN betekent in de praktijk dat EBN, namens de Staat, voor 40% zal participeren in het consortium dat de gevonden hoeveelheid aardgas gaat winnen. EBN betaalt bij overeenstemming een inbrengvergoeding ten aanzien van de reeds gemaakte kosten in de exploratiefase. Daarnaast kan EBN, op verzoek van de exploitatiemaatschappij, ook deelnemen in verdere exploratie van het vergunninggebied. EBN kan sinds enige tijd deelnemen in de opsporingsvergunning. Op deze wijze wordt getracht de aantrekkelijkheid van opsporing in Nederland te vergroten om zo de concurrentiepositie ten opzichte van omringende landen te verbeteren. Naast de Staatsdeelneming door EBN is de overheid ook als toezichthouder nauw betrokken bij de energiemarkt. Ten aanzien van aardgas zijn Europese richtlijnen vastgesteld in de Nederlandse Gaswet. De Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) is, namens de overheid, verantwoordelijk voor de uitvoering en toezicht op naleving van deze wet. B- Aardgasverbruik Aardgas is de belangrijkste primaire energiebron in de Nederlandse energiehuishouding. Bijna de helft van de huidige inzet van primaire energie in Nederland betreft aardgas. De verdeling van de andere primaire energiebronnen in Nederland is: aardolie (36%), steenkool (11%) en overige primaire energiebronnen (4%). Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat de prominente positie van aardgas binnen de Nederlandse energiehuishouding zal verminderen.
8 ENERGY VALLEY
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Gevoed door natuurlijke aardgasreserves in de Nederlandse bodem zijn er de afgelopen decennia aanzienlijke investeringen gedaan ten aanzien van aardgasontsluiting en aardgastoepassingen (zowel particulier als in het bedrijfsleven). Hierdoor is er in Nederland een grote mate van aardgasafhankelijkheid ontstaan. Aardgas is bovendien één van de schoonste fossiele brandstoffen. Het wordt beschouwd als de transitiebrandstof naar een duurzame energievoorziening. De huidige inzet op een verdere verduurzaming van de energiehuishouding zal zeker in de beginperiode de prominente Europese en nationale positie van aardgas versterken. Ook de trend naar decentrale elektriciteitsopwekking (STEG, WKK) versterkt de positie van aardgas in Nederland. C- Aardgasaanbod De binnenlandse gasafzet en -productie en de gasexport vanuit Nederland is de afgelopen jaren vrij stabiel gebleven, terwijl het importaandeel is gestegen. Desondanks is Nederland netto een exporterend aardgasland (zie onderstaande figuur). Figuur 1.6
Herkomst en bestemming van aardgas op de Nederlandse gasmarkt Herkomst (in miljarden m3)
Bestemming (in miljarden m3)
100
100
80
80
60
60
40
40
20
20
0
0 1998 Groningenveld
1999 Kleine velden
2000 Import
1998 Export Grootverbruikers
1999
2000 Elektriciteitscentrales Kleinverbruikers
Bron: Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002)
Ongeveer de helft van de totale afzet van het Nederlandse aardgas vindt plaats in het buitenland. Met 44% van de totale uitvoer is Duitsland het belangrijkste exportland. In 2001 was de export van aardgas circa 9,5 miljard m3 hoger dan in 2000. Gasunie verzorgde 93% van de export, waaronder de gehele uitvoer naar Duitsland, Frankrijk en Italië. Door de aanwezigheid van het Groningenveld gecombineerd met drie ondergrondse opslaglocaties kan Nederland beschouwd worden als een flexibele en betrouwbare leverancier van aardgas. D- Economische betekenis De omzet van de olie- en aardgasproductie is voor 2000 geraamd op € 9.335 miljoen. Hierbij werd een toegevoegde waarde gerealiseerd van € 8.015 miljoen, goed voor 2,1% van het Bruto Binnenlands Product. De directe werkgelegenheid die gemoeid gaat met de productie van aardgas was in het jaar 2000 bijna 3700 fulltime equivalenten7.
7
Visie op aardgasproductie in Nederland in de 21ste eeuw – Policy Research Corporation (2002) 9
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Het betreft voornamelijk Nederlanders met een bovengemiddeld opleidingniveau. De NAM is verreweg de grootste directe werkgever binnen deze sector. Indirect wordt de werkgelegenheid geraamd op 7600 personen, hetgeen inhoud dat circa 11.000 personen direct of indirect betrokken zijn bij de productie van aardgas8. Uit de winning van aardgas, door vergunningen en concessies, ontvangt de Nederlandse Staat belangrijke opbrengsten. Deze aardgasbaten bedroegen in de periode 1980 - 2000 € 113 miljard. In het jaar 2001 waren de aardgasbaten € 6.1 miljard. Naast deze directe baten vloeit er tevens middels belastingen nog een aanzienlijk aandeel naar de Staat. De totale terugvloei bedroeg derhalve € 6.75 miljard in 2001. E- Distributie en levering van aardgas Gasunie kent 23 vestigingen in Nederland met in totaal meer dan 1600 werknemers9. Dit betreft zowel werknemers die zich bezighouden met het beheer en exploitatie van het hoofdtransportnet (Gastransport Services) als medewerkers belast met de handelsactiviteiten van Gasunie (Gasunie Trade & Supply). Het aantal puur handelsgebonden werknemers wordt ingeschat op ca 100 werknemers. Van de totale werkgelegenheid bij de Gasunie is ca 70% (ca 1100 werknemers) in Noord Nederland gesitueerd. Het hoofdtransportnet voor gas is in figuur 1.13 weergegeven. Zoals het zich nu laat aftekenen zullen door de voorgestelde splitsing van Gasunie er twee handelsbedrijven (Shell en ExxonMobil) ontstaan die de handelsactiviteiten voor hun rekening gaan nemen. Daarnaast zullen er door de liberalisering ook andere handelsbedrijven in Nederland actief kunnen worden. Naast Gasunie zijn er 98 bedrijven actief op het gebied van handel en transport van aardgas, elektriciteit en warm water. Dit zijn regionale energiedistributie en -handelsondernemingen. Essent, Nuon en Eneco hebben hierbinnen verreweg de meeste vestigingen. In totaal betreft de directe werkgelegenheid in deze sector in Nederland bijna 16.000 werknemers, Noord Nederland neemt hierbinnen ca 9% (ca 1400 werknemers) voor zijn rekening10. Liberalisering van de energiemarkt vereist scheiding van de energielevering en het beheer van de energienetten. De neteigenaar (lokale overheid) wijst, met toestemming van de toezichthouder DTe, een netbeheerder aan. Daarnaast wordt er een leveringsvergunning verstrekt aan energiebedrijven die reeds voor het liberaliseringproces energie leverden in een bepaalde gebied. Deze vergunning geeft het alleenrecht om aan gebonden afnemers in dit gebied (tot 2004) energie te leveren. De onderstaande figuur geeft een overzicht van de netbeheerders en vergunninghouders voor gas in de drie noordelijke provincies11.
8
Visie op aardgasproductie in Nederland in de 21ste eeuw – Policy Research Corporation (2002) op basis van Handelsregister Kamer van Koophandel (april 2002) 10 op basis van Handelsregister Kamer van Koophandel (april 2002) 11 Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002) 9
10 ENERGY VALLEY
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Figuur 1.7 Provincie Groningen Fryslân
Netbeheerder gas Essent Netwerk Noord N.V. Essent Netwerk Fryslân NW-ZO N.V. N.V. Continuon Netbeheer N.V. Gasbedrijf Noord-Oost Fryslân RENDO Netbeheer B.V. Essent Netwerk Noord N.V.
Drenthe
1.2
Netbeheerders en vergunninghouders gas in Noord Nederland Leveringsbedrijf (vergunninghouder gas) Essent Energie Noord N.V. Essent Energie Fryslân NW-ZO N.V. NUON N.V. Eneco Energie Noord-Oost Fryslân N.V. RENDO Essent Energie Noord N.V.
ELEKTRICITEIT
Het onderstaande figuur geeft de hoofdstructuur van de elektriciteitssector in Nederland weer. Figuur 1.8
Hoofdstructuur elektriciteitssector in Nederland
(Electrabel, Reliant, EON, etc)
(WKK, zonne/windstroom, etc)
HOOFDTRANSPORT EN HANDEL (MIDSTREAM) TenneT Contracten en Amsterdam Power Exchange (APX) (centrale netbeheerder)
GASDISTRIBUTIE EN -LEVERING (DOWNSTREAM) Regionale netbeheerder Regionale leveringsbedrijf (Essent Netwerk, Continuon, Gasbedrijf etc.)
DIENST TOEZICHT EN UITVOERING ENERGIE (DTE)
ELEKTRICITEITSPRODUCTIE (UPSTREAM) Centrale productie Decentrale productie
(Essent Energie, N.V. Nuon, N.V. Eneco etc.)
A- Elektriciteitsproductie Bij de Nederlandse elektriciteitsproductie (zowel centraal als decentraal) speelt aardgas een prominente rol. Het overgrote deel van de centrale elektriciteitopwekking in Nederland is gasgestookt. In Frankrijk en België ligt de nadruk op nucleaire energie en in Duitsland hebben kolengestookte centrales de overhand (zie onderstaande figuur). De totale productie van elektriciteit bedroeg in 2000 ca 82.000 TWh, hiervan is ruim 63% centraal opgewekt. Decentrale productiemiddelen kunnen worden onderverdeeld in installaties die zowel elektriciteit als warmte opwekken, de WKK-installaties (ca 35% van de totale elektriciteitsopwekking) en installaties die alleen elektriciteit opwekken. De laatste categorie bevat installaties die gebruik maken van duurzame energiebronnen zoals zon, wind en waterkracht (ca 2% van de totale elektriciteitsopwekking).
11 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Figuur 1.9
Elektriciteitsproductie in Nederland Brandstofmix bij productie van elektriciteit (2000) Nucleair
Nederland
Kolen
Frankrijk
Olie
Duitsland
Gas
België
Waterkracht 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Hernieuwbaar
Bron: Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002)
Het productievermogen van de elektriciteitscentrales in Nederland lag in het laatste kwartaal van 2001 rond 14.000 MW. Naast de genoemde vermogens zijn er nog een aantal reserveeenheden die zodanig onderhouden zijn dat ze snel kunnen worden ingezet, de twee elektriciteitscentrales in Noord Nederland (de Eemscentrale en Centrale Bergum) zijn samen goed voor bijna 22% van de het Nederlandse centrale elektriciteitsproductievermogen. Figuur 1.10 Productievermogen elektriciteitscentrales in Nederland (4de kwartaal 2001) 1
Eemscentrale (2400 MW)
2
Centrale Bergum (664 MW)
3
Centrale Harculo (350 MW)
4
Flevocentrale (513 MW)
5
W/K-centrale Almere (120 MW) +warmte
6
Centrale Gelderland (602 MW) + warmte
7
Lage Weide (512 MW) + warmte
8
Merwedekanaal (456 MW) + warmte
9a
Velsen (hoogovenmenggas, 965 MW)
9b
Velsen (gasolie, 26 MW)
10a Hemweg 7 (gas, 599 MW) 10b Hemweg 8 (kolen, 630 MW) 11
Diemen 33 (250 MW)+ warmte
12
Purmerend (68 MW) + warmte
13
Leiden (81 MW)+ warmte
14
Den Haag (78 MW) + warmte
15
Delft (93 MW) + warmte
16
Rotterdam Galileïstraat (209 MW)+warmte
17
Roca (249 MW) + warmte
18
Maasvlakte (1040MW)
19
Amercentrale (1245 MW) + warmte
20
Dongecentrale (121 MW)
21
Moerdijk (339 MW)
22a Borssele (gas, 18 MW) 22b Borssele (kolen, 403 MW)
Bron: www.energie.nl
22c Borssele (kern, 449 MW) 23
Clauscentrale (1280 MW)
24
Swentibold (231 MW) + warmte
25
Buggenum (253 MW)
12 ENERGY VALLEY
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
B- Elektriciteitsverbruik Het verbruik van elektriciteit in Nederland vertoont vanaf 1996 tot 2000 een stabiele groei. Met name de industrie en de overige grootverbruikers laten een gestage groei zien. Figuur 1.11 Ontwikkeling elektriciteitsverbruik Elektriciteitsverbruik (in TW h) 120 100 80 60 40 20 0 1996
Overig grootverbruik Industrie Overige Kleinverbruik 1997
1998
1999
2000
Huishoudens
Bron: Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002)
C- Elektriciteitsaanbod De landen rondom Nederland produceren relatief goedkope elektriciteit door productie middels bruinkool, steenkool en kerncentrales. Hierdoor is de elektriciteitsimport de afgelopen jaren behoorlijk gestegen. De toename in elektriciteitsimport is met name ten kosten gegaan van de centrale productie. De decentrale productiegroei gaat sinds 1998 gelijk op met de vraaggroei en ligt in 2000 op ongeveer een kwart van het totale aanbod (zie onderstaande figuur). Nederland is netto-importerend ten aanzien van elektriciteit. Figuur 1.12 Ontwikkeling elektriciteitsaanbod Elektriciteitsaanbod (in TW h) 120 100 80 60 40 20 0 1996
Decentrale productie Import (saldo)
1997
1998
1999
2000
Centrale productie
Bron: Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002)
D- Distributie en levering van elektriciteit TenneT is verantwoordelijk voor het beheer van het hoogspanningsnet (centrale distributienetwerk) voor elektriciteit in Nederland. De aandelen van TenneT zijn voor 100% in handen van de Nederlandse Staat. Sinds 2001 veilt TenneT importcapaciteit die niet gebruikt wordt voor bestaande contracten en verplichtingen. De opbrengsten van deze veilingen worden gebruikt om een capaciteitsvergroting van het leidingennet te bewerkstelligen om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar buitenlandse stroom. In de onderstaande figuur is het hoogspanningsnet voor elektriciteit en het centrale distributienet voor aardgas in Nederland weergegeven.
13 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TYPERING HUIDIGE STRUCTUUR ENERGIEMARKT
Figuur 1.13 Hoofdtransportnetten voor gas en elektriciteit
Bron: Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies
Met de liberalisering van de elektriciteitsmarkten in Europa in het vooruitzicht is, door middel van de oprichting van de Amsterdam Power Exchange (APX), een handelsplaats voor elektriciteit te gecreëerd. Daarnaast wordt in de geliberaliseerde energiemarkt elektriciteit tevens verhandeld door middel van contracten. Zoals in de vorig paragraaf reeds stond aangegeven is in het kader van de liberalisering van de energiemarkt een scheiding tussen energiedistributie en energielevering vereist. Ook voor de regionale distributie en levering van elektriciteit geldt deze regeling. Net als bij aardgas wijst de neteigenaar (lokale overheid), met toestemming van de toezichthouder DTe, een netbeheerder aan en wordt er een vergunning verstrekt die het alleenrecht geeft om aan gebonden afnemers in een gebied (tot 2004) energie te leveren. Voor het beheer van elektriciteitsnetten geldt overigens een geografische monopolie; er kan voor een bepaald gebied slechts één netbeheerder bestaan. De onderstaande figuur geeft een overzicht van de netbeheerders en vergunninghouders voor elektriciteit in de drie noordelijke provincies12. Figuur 1.14 Netbeheerders en vergunninghouders elektriciteit in Noord Nederland Provincie
Netbeheerder elektriciteit
Groningen Fryslân
Essent Netwerk Noord N.V. Essent Netwerk Fryslân NW-ZO N.V. NuonNet i.o. RENDO Netbeheer B.V. Essent Netwerk Noord N.V.
Drenthe
12
Leveringsbedrijf (vergunninghouder elektriciteit) Essent Energie Noord N.V. Essent Energie Fryslân NW-ZO N.V. N.V. NUON Energielevering N.V. RENDO Essent Energie Noord N.V.
Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002)
14 ENERGY VALLEY
2
ENERGIEBELEID
Vanwege de enorme maatschappelijk en financiële belangen van energie is de invloed van de overheid op de energiesector altijd zeer omvangrijk geweest. De veranderende verhoudingen tussen publieke en private partijen hebben het accent van de overheidsinvloed door de jaren heen verschoven. Maar nog steeds wordt de energiemarkt sterk beïnvloed door Europese, nationale en regionale beleidsvoornemens. Hieronder worden de beleidsaspecten voor Europa, Nederland en Noord Nederland op een rij gezet. 2.1
EUROPEES BELEID
Het Europese energiebeleid kent drie pijlers: Voorzieningszekerheid Liberalisering van de energiemarkt Transitie naar een duurzame energievoorziening A- Voorzieningszekerheid Een eerste aanzet voor Europees beleid ten aanzien van voorzieningszekerheid is vastgelegd in het Groenboek13. Doel was het op gang brengen van een brede maatschappelijke discussie omtrent de voorzieningszekerheid van energie in de EU. Deze discussie is inmiddels afgerond en heeft geleid tot een breed scala aan ‘richtlijnen’ van Brussel op het gebied van energiebeleid. Aanleiding voor het Groenboek was de constatering van de Europese Commissie (EC) dat Europa in toenemende mate afhankelijk wordt van energie-import. De productie van fossiele energie binnen de EU neemt gestaag af terwijl de vraag naar energie voortdurend toeneemt. Daarnaast nadert voor een belangrijk deel van de Europese elektriciteitscentrales het einde van de levensduur. Op korte termijn moeten omvangrijke vervangingsinvesteringen worden gedaan die internationale strategische beslissingen vergen. Zeker gezien de Kyotodoelstellingen ten aanzien van CO2-reductie14 is het van groot belang dat er tijdig wordt nagedacht over de consequenties van dergelijke investeringsbeslissingen. De elektriciteitssector is overigens voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor het huidige Europese CO2-emissieniveau. De EU pleit in de eerste plaats voor (handhaving van) een gediversifieerd aanbod van energiebronnen. Daarnaast worden maatregelen getroffen om de interne productie zoveel mogelijk op peil te houden. Bijvoorbeeld door steunmaatregelen voor winning van kolen. Ook het kleineveldenbeleid in Nederland past in een dergelijke strategie. Kernenergie wordt ook aangemerkt als een noodzakelijke vorm van diversificatie. Voordeel van kernenergie is dat deze vorm van energieopwekking bijdraagt aan het bereiken van de Kyoto-doelstellingen. Belangrijk is daarbij wel dat er structurele oplossingen moeten worden gezocht voor het kernafval. De EU ziet ook duurzame energiebronnen als een belangrijke bijdrage om de afhankelijkheid van import van (fossiele) brandstoffen te verminderen.
13 14
Groenboek naar een Europese strategie voor een continuïteit van de energievoorziening, EC (2000). In de periode 2008 – 2012 wordt gestreefd naar een CO2-emissiereductie van 8% ten opzichte van 1990. 15
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEBELEID
Risico’s van een sterke importafhankelijkheid kunnen verder worden verminderd door het realiseren van nieuwe energie-infrastructuur, zoals voor het transport van vloeibaar aardgas (Liquefied Natural Gas, LNG). De EU constateert daarbij dat het van belang is om, net als in het geval van olie, strategische reserves aan te leggen. Alle EU lidstaten zijn inmiddels in meer of mindere mate verplicht aardgasreserves aan te leggen. De EU ziet er op toe dat congestie en knelpunten in de Europese energie-infrastructuur zoveel mogelijk worden verholpen. De in dit kader genomen maatregelen15 zijn noodzakelijk voor de voorzieningszekerheid en ter bevordering van de interne markt. De nadruk ligt daarbij sterk op capaciteitvergroting van cross-country verbindingen. Voor Nederland zijn twee prioriteitsprojecten van belang: Versterking van de elektriciteitsnetwerken om veelvuldige congestieproblemen in de Benelux op te lossen (as: Frankrijk, België, Nederland, Duitsland) Verbeteren van de interoperabiliteit van Europese gasleidingennetwerken om een continue gasvoorziening te verzekeren. B- Liberalisering energiemarkt Het interne marktbeleid van de EU kent twee Europese richtlijnen met betrekking tot het realiseren van een vrije energiemarkt. De richtlijnen bevatten gemeenschappelijke regels voor interne markten voor aardgas en elektriciteit. Naast het verbeteren van de concurrentiekracht van de sector hebben de richtlijnen tot doel het vrije verkeer van energie en de continuïteit van de voorzieningen te waarborgen. Belangrijk aspect daarbij is het genereren van een ‘level playing field’ met gelijke kansen voor alle Europese marktpartijen. Momenteel is er nog geen sprake van een ‘level playing field’, de EU brengt daarom de harmonisatiebehoeften in kaart. Een verregaande scheiding tussen handel, transport en productie en een vrije toegang van derden tot de transportnetten (Third Party Access, TPA) vormen belangrijke onderdelen hiervan. Het Europese beleid ten aanzien van de liberalisering van de energiemarkt hangt nauw samen met het voorzieningszekerheidbeleid. Binnen dit beleid wordt verder gewerkt aan de harmonisatie van transportsystemen en het verder diversifiëren van energiebronnen en importmogelijkheden. C- Transitie naar een duurzame energievoorziening Het 6e milieuactieprogramma16 van de Europese Gemeenschap omschrijft de aanpak van de klimaatproblematiek, de doelstelling is drieledig: In de periode 2008 – 2012 wordt gestreefd naar een reductie van broeikasgasemissie van 8% in vergelijking met het niveau van 1990 (Kyoto-doelstelling); Ten opzichte van 1990 een wereldwijde uitstootreductie van 20 – 40% in 2020; Op langere termijn uitstootreductie van ca 70% ten opzichte van 1990.
15 16
Zie bijlage II Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze, EC (2001)
16 ENERGY VALLEY
ENERGIEBELEID
De Europese Commissie onderscheidt op hoofdlijnen vijf actiepunten om deze doelstellingen te verwezenlijken: 1. Internationale overeenstemming over het Kyoto-protocol en het in praktijk brengen van de afspraken; 2. Afspreken van doelstellingen ten aanzien van emissiereductie in de voornaamste bedrijfstakken; 3. Vaststellen van een programma voor emissiehandel binnen de EU tegen 2005 4. Steunen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (o.a. zonne- en windenergie); 5. Lidstaten helpen bij de voorbereiding op de gevolgen van klimaatverandering. Het actieplan van de EC ten aanzien van de transitie naar een duurzame energievoorziening is weergegeven in het Witboek17. Er wordt ingezet op een aandeel van duurzame energiebronnen in de energievoorziening van ca 12% in 2010. Verder wordt geconstateerd dat de transitie naar een duurzame energievoorziening een forse bijdrage kan leveren aan de groei van de werkgelegenheid. Op basis van het Witboek zijn de volgende richtlijnen uitgevaardigd met betrekking tot klimaatbeleid: Elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen: van lidstaten wordt verwacht dat zij een systeem opzetten om de herkomst van ‘groene’ elektriciteit te garanderen. Bovendien moeten maatregelen worden genomen om het marktaandeel van ‘groene’ elektriciteit te vergroten. Doel is dat in 2010 ca 22% van de elektriciteitsconsumptie in de EU geproduceerd wordt uit hernieuwbare energiebronnen. Energiebesparing in gebouwen: door middel van wettelijke kaders wordt lidstaten de mogelijkheid geboden om energiegebruik in bebouwde omgeving terug te dringen. Wettelijke en fiscale voorstellen ter bevordering van biobrandstoffen: met als doel om in 2005 een aandeel van ca 2%, en in 2010 een aandeel van ca 5,75%, van de totale energieconsumptie te bereiken. Op de langere termijn moeten biobrandstoffen een aandeel van ca 20% halen in het brandstofgebruik van de transportsector. 2.2
NATIONAAL BELEID
Het nationale energiebeleid is afgeleid van het Europees beleid. Het Ministerie van EZ voert derhalve een energiebeleid gericht op het realiseren van voorzieningszekerheid voor de lange termijn, het liberaliseren van de energiemarkt en, in samenwerking met het Ministerie van VROM, het aanpakken van de klimaatproblematiek. A- Voorzieningszekerheid De gaswinning is in het kader van de voorzieningszekerheid in Nederland in het bijzonder van belang. Nederland speelt een essentiële rol binnen de gasvoorziening in Europa. Nederland beschikt binnen de EU over veruit de grootste gasvoorraden. Ongeveer één vijfde van de in totaal ca 400 miljard m3 gas die jaarlijks in Europa verbruikt wordt is afkomstig uit Nederland. 17
Energie voor de toekomst: Duurzame energiebronnen. Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan, EC (2000) 17 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEBELEID
Het kleine velden beleid geeft voor gaswinning voorrang aan de productie uit kleine velden boven productie uit het Groningenveld, om zo op de lange termijn zo veel mogelijk gas uit de Nederlandse bodem te halen. Zoals het er nu naar uitziet wordt het kleine velden beleid na de liberalisering van de gasmarkt gecontinueerd door EBN. B- Liberalisering energiemarkt De nieuwe elektriciteitswet uit 1998 en de gaswet uit 2000 vormen de kaders van het beleid ten aanzien van de opening van de energiemarkten in Nederland. Met de invoering van de nieuwe energiewetgeving is voldaan aan de invoerdata die zijn gesteld in de Europese energierichtlijnen. Deze richtlijnen vereisen een uiteindelijke marktopening van 33%, Nederland zal beide energiemarkten in fasen volledig vrijmaken. Aanvankelijk was het de bedoeling dat alle klanten in 2007 hun energieleverancier zouden kunnen kiezen. De Tweede Kamer heeft echter ingestemd met een versnelde openstelling van de elektriciteits- en gasmarkt. De versnelling houdt in dat de keuzevrijheid uiterlijk vanaf 2004 voor iedereen gaat gelden. De keuzevrijheid wordt in een aantal stappen gerealiseerd: Grote klanten van gas en elektriciteit hebben nu al keuzevrijheid; Kopers van groene elektriciteit kunnen vanaf 1 juli 2001 hun leverancier kiezen; De groep middenverbruikers verkreeg keuzevrijheid op 1 januari 2002; Consumenten en kleine bedrijven krijgen keuzevrijheid op uiterlijk 1 januari 2004. Beleidsonderdeel van de liberalisering is de privatisering van energiebedrijven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het netbeheer en de overige activiteiten van een energiebedrijf. Het economisch eigendom van het netbeheer dient te rusten bij de netbeheerder. Het juridische eigendom van de energienetwerken blijft in handen van publieke aandeelhouders (overheden). De economische exploitatie van het netwerk wordt door de publieke aandeelhouders in handen gegeven aan de netbeheerder via een overeenkomst of concessie. Privatisering van de regionale netwerkbedrijven is voorlopig tot 2004 stopgezet, pas na volledige liberalisering worden de mogelijkheden voor eventuele privatisering verder bekeken18. Bijzondere aandacht heeft het voorstel om het gasgebouw in drieën te splitsen (een transportnet en twee handelsentiteiten). Daarbij gaan de handelsentiteiten over naar Shell en ExxonMobil. De Staat neemt het eigendom van het transportnet over, waarbij de Gasunie netwerkbeheerder wordt en de economische exploitatie in handen krijgt. De landelijke beheerder van het hoogspanningsnet, TenneT, is ook in handen van de Nederlandse Staat. Een belangrijk toekomstig beleidsinstrument ten aanzien van de liberalisering van de energiemarkt is verplichte stroometikettering. De consument krijgt daarmee een goed inzicht in de ‘kwaliteit’ en herkomst van het product dat wordt geleverd, zodat deze op basis daarvan een goede keuze kan maken. Dat komt de transparantie van de markt ten goede en vormt mogelijk ook een stimulans voor de inzet van duurzame energie. Stroometikettering leidt tot extra administratieve werkzaamheden voor energiebedrijven, die dan verplicht worden om de kwaliteit en herkomst van de stroom nauwkeurig bij te houden. Overigens is het de intentie om stroometikettering alleen tegelijkertijd met andere Europese landen in te voeren (EU initiatief). 18
Vervreemding regionale netwerkbedrijven energie, Minister van EZ (9 september 2002)
18 ENERGY VALLEY
ENERGIEBELEID
C- Energie- en klimaatbeleid Energiebesparing en duurzame energie Het in 1997 opgestelde Kyoto-protocol is door Nederland geratificeerd. Uit het protocol vloeit onder meer de verplichting voort om in 2010 6% minder CO2 uit te stoten. Derhalve zijn in het energiebeleid doelstellingen geformuleerd voor energiebesparing en duurzame energie. In de periode 1995 – 2020 moet één derde van het totale energieverbruik bespaart worden. Dat betekend (volgens een nieuwe protocoldefinitie) een besparing van 1,8% per jaar. Een tiende van het totale energiegebruik in Nederland moet in 2020 uit duurzame energie bestaan. De Uitvoeringsnota Klimaatbeleid kent een tussendoel geformuleerd van 5% in 2010. In 2000 bedroeg de productie van duurzame energie in Nederland 1,2% van het totale energiegebruik. Het grootste deel daarvan komt voort uit de productie van duurzaam opgewekte elektriciteit, voornamelijk uit biomassa en wind. Bovenop de binnenlandse productie wordt ook duurzame energie geïmporteerd. Import van duurzame energie bedroeg in 2000 0,3% van de energieconsumptie. De Nederlandse overheid heeft meerjarenafspraken (MJA’s) gemaakt met een groot deel van het bedrijfsleven met betrekking op de reductie van CO2-emissies. In dit kader is ook de handel in CO2-emissies van belang als instrument om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Momenteel worden de mogelijkheden daartoe onderzocht. In het beleid van het vorige kabinet werd ten aanzien van de vergroting van de kansrijkheid van duurzame energieopties voornamelijk ingezet op fiscale regelingen (investeringspremies e.d.), subsidies en Regulerende Energie Belasting (REB) vrijstelling. Dit instrumentarium zal waarschijnlijk wijzigen onder invloed van de afspraken in het nieuwe regeerakkoord. Hoewel de doelstellingen ten aanzien van het energie- en klimaatbeleid blijven bestaan, lijkt er te worden bezuinigd op de fiscale regelingen en wordt de REB vrijstelling voor duurzaam opgewekte elektriciteit afgeschaft. Anderzijds wordt er mogelijk meer ingezet op meer marktgeoriënteerde instrumenten zoals CO2-emissiehandel en stroometikettering. Deze instrumenten worden echter in Europees verband ingezet en zijn voorlopig nog niet ‘marktrijp’. Klimaatneutrale energiedragers In het energie en klimaatbeleid is er bijzondere aandacht voor energiedragers waarbij geen of weinig CO2 naar de atmosfeer wordt geëmitteerd (klimaatneutrale energiedragers). Dat kan door in de keten van fossiele bron naar eindverbruik de bij de omzetting geproduceerde CO2 op te vangen en vervolgens weg te bergen onder condities die ongecontroleerde ‘lekkage’ naar de atmosfeer uitsluiten. Ook brandstoffen op basis van biomassa vallen hieronder. De Nederlandse overheid stimuleert het gebruik van klimaatneutrale energiedragers19 door gedeeltelijke vrijstelling van de Regulerende Energie Belasting (REB). Emissiereductie in het buitenland De Nederlandse CO2-reductiedoelstelling zoals die voortkomt uit het Kyoto-protocol, hoeft niet volledig in het binnenland te worden gerealiseerd. De Nederlandse overheid heeft gekozen voor een maximum van 50% emissiereductie in het buitenland. 19
Evaluatienota klimaatbeleid, Ministerie van VROM (2002) 19
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEBELEID
Daarbij zijn er voor Nederlandse bedrijven subsidiemogelijkheden op emissiereducerende projecten buiten Nederland (Tender Erupt en Cerupt) via EZ en VROM. Emissiereductie die voort komt uit expertise- en kennisexport van emissiebesparende technieken kan worden bijgeschreven bij de Nederlandse Kyoto-doelstellingen. Investeringen komen in aanmerking voor (ca 5%) subsidie in het kader van de genoemde Tender-procedures. Het aanwenden van expertise van Gastransport Services, om de weglek van methaan in het Russische leidingennet te beperken, is een voorbeeld die in aanmerking zou kunnen komen voor een dergelijke subsidie. De Nederlandse overheid loopt voorop in de bovengenoemde methodiek om tot emissiebesparing te komen. Andere landen (zoals Oostenrijk, Zwitserland, België) tracht dezelfde methode naar Nederlands voorbeeld toe te passen. Post-Kyoto De Algemene EnergieRaad (AER) heeft aan het ministerie van EZ inmiddels een eerste advies uitgebracht over een post-Kyoto beleid voor de periode na 2010. De door de AER waarschijnlijk geachte voortzetting van het klimaatbeleid na 2010 betekent dat verdere maatregelen moet worden genomen om de broeikasemissies te verminderen. De AER constateert vier sterke punten ten aanzien van technologieontwikkeling voor de transitie naar een duurzame energievoorziening en het realiseren van een sterke energiesector: 1. Nederland Aardgasland: Aardgas wordt gezien als de belangrijkste transitiebrandstof naar een CO2-arme energiehuishouding. Gezien de emissieverlagende werking van efficiënte aardgastechnieken is er in Europa nog een groot potentieel voor de verdere inzet en infrastructuur van aardgas. Het Nederlandse kennissurplus over alle aspecten van aardgas kan hierbinnen een belangrijke rol vervullen. 2. Nederland aan Zee: Rotterdam biedt als grootste Europese haven voor bulkgoederen een prima uitgangspunt voor aanvoer, omzetting en doorvoer van biomassa. Ook de Eemshaven kan, in beperktere mate, van belang zijn op dit gebied. 3. Nederland CO2-opslagland: Nederland heeft goede mogelijkheden voor de CO2opslag van (aardgasvelden, geologische kennis). Geconcentreerde CO2-stromen in de Nederlandse procesindustrie en elektriciteitssector bieden potenties voor CO2-afvang, als transitie naar de “schoon fossiel” route, respectievelijk waterstofinzet. 4. Nederland Kennisland: Energiegerelateerde kennis is in Nederland uitermate sterk vertegenwoordigd. In de vorige drie punten is kennis al een aantal maal genoemd: geologische kennis en kennis van upstream technieken; kennis omtrent aanleg van (gas)infrastructuur; gas- en brandertechnologie; kennis van chemische omzettingen van energie, inclusief uit kolen en biomassa. Daarnaast beschikt Nederland tevens over een voorsprong bij de ontwikkeling van zonnecellen. Uitvoering energie- en klimaatbeleid De nationale overheid acht provincies en gemeenten van groot belang bij de uitvoering van het energie en klimaatbeleid. De overheid heeft daarom begin dit jaar het Klimaatconvenant afgesloten met gemeenten en provincies.
20 ENERGY VALLEY
ENERGIEBELEID
Doel van het convenant is te stimuleren dat, gerekend naar het aantal inwoners, 60% tot 70% van de gemeenten en provincies hun klimaatbeleid intensiveren, teneinde daarmee een bijdrage te leveren aan de realisatie van de Nederlandse klimaatdoelstellingen. Verder heeft de overheid een bestuursovereenkomst landelijke ontwikkeling windenergie (BLOW) afgesloten met provincies en gemeenten. Doel van deze overeenkomst is het realiseren van 1500 MW windenergie (op land) en een optimale verdeling van dit vermogen over de verschillende provincies. Dit beleid wordt ook door het nieuwe kabinet verder gecontinueerd. Provincies en gemeenten krijgen ruimere bevoegdheden bij de uitvoering van het energie- en klimaatbeleid. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe deze beleidsvoornemens uitgewerkt zullen worden. 2.3
NOORD NEDERLANDS BELEID
A- Beleidskaders voor lokaal energie- en klimaatbeleid Onder invloed van het Klimaatconvenant20 en de bestuursovereenkomst windenergie (BLOW)21 worden regionale overheden gestimuleerd om lokaal energiebeleid te voeren. Het ministerie van VROM verwacht op de volgende punten een actieve rol van provincies: Handhaving Benchmark energie-efficiency grote energiegebruikers; Handhaving nieuwe generatie meerjarenafspraken energie (MJA’s) overige industrie; Opnemen energiebesparing in milieuvergunningen. Om lokale overheden te ondersteunen heeft de Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu (NOVEM) zogenaamde menukaarten klimaatbeleid ontwikkeld. De provinciale menukaart duurzame energie en energiebesparing is een instrument dat provincies kunnen gebruiken om ambities vast te leggen ten aanzien van het klimaatbeleid. Voor de onderstaande aandachtsvelden kan een provincie aangeven of het ambitieniveau intensivering, voorlopend of innovatief is: Energie in beleid; Energie in eigen huis; Energie in wet milieubeheer vergunning; Energie en duurzaam ondernemen; Energie in nieuwbouw; Energie in bestaande bouw; Energie in de landbouw; Energie in verkeer en vervoer; Duurzame energie; Energie in het buitenland. B- Hoofdpunten klimaatbeleid Noordelijke provincies In Noord Nederland voeren alle drie de provincies een actief energiebeleid. In de provincie Drenthe is in 2001 de Nota Energiebeleid vastgesteld. De nota is een uitwerking van de hoofdlijnen van het energiebeleid zoals dat in het Provinciaal Omgevingsplan Drente22 is vastgelegd. Deze hoofdlijnen bestaan uit: 20
Convenant uitvoering klimaatbeleid, (18 februari 2002) Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (2002) 22 Provinciaal Omgevingsplan (POP) Drenthe, Provincie Drenthe (1998) 21
21 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEBELEID
Terugdringen van CO2-emissies en overige broeikasgassen; Verduurzamen van het energieaanbod; Stimuleren van energiebesparing en duurzame energie. In de nota is de door NOVEM ontwikkelde menukaart verder ingevuld en is veel aandacht voor mogelijkheden voor energiebesparing. Ten aanzien van duurzame energie zet de provincie met name in op PV-systemen en biomassa. Het Groningse energie- en klimaatbeleid wordt momenteel herzien. De basis voor dit beleid is neergelegd in het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Ten aanzien van het klimaatprobleem is vastgelegd dat de provincie Groningen een evenredige bijdrage wil leveren aan het nakomen van de internationale afspraken over het terugdringen van de CO2-emissie als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen. De provincie wil energiebesparing (en daarmee beperking van de CO2-emissie) bij bedrijven in de provincie ondersteunen en stimuleren. In het POP wordt tevens onderkent dat de bestaande energiecluster in Groningen (bedrijven, infrastructuur, kennis en diensten en mogelijkheid voor ondergrondse opslag) het potentieel heeft om uit te groeien tot een strategische schakel in de internationale energiemarkt. Benutting en versterking van de bestaande energiekennis en -infrastructuur moet leiden tot profilering als energieprovincie. Een op te richten noordelijk energieplatform van (energie)bedrijven, kennisinstituten en de provincie Groningen moet een strategische visie ontwikkelen ten aanzien van de toekomstige positie van de provincie in de internationale energiehuishouding. Uit de visie moet blijken hoe daarbij gebruik kan worden gemaakt van de huidige energiekennis en -infrastructuur. Het provinciale energie- en klimaatbeleid wordt verder vormgegeven conform de reeds genoemde menukaarten klimaatbeleid. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan het continueren en verbreden van het zogenaamde Duurzame Energieconvenant. Dit convenant, waarin de provincie afspraken maakt met (energie)bedrijven en de gemeente Groningen, is gericht op het realiseren van energiebesparing en duurzame energieprojecten en op het stimuleren van werkgelegenheid op deze gebieden. In Fryslân wordt de nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid en de voorbeeldfunctie van de overheid. In een gezamenlijk initiatief hebben de provincie en alle 31 Friese gemeenten een gezamenlijk inkoopcontract afgesloten voor de afname van elektriciteit. Het contract, waarin een zeer hoog percentage groene stroom is overeengekomen, levert alle deelnemers een aanzienlijk voordeel op. Het Friese initiatief toont aan dat naast financiële voordelen ook duurzaamheiddoelstellingen door middel van collectieve inzet bereikt kunnen worden. Een belangrijke constatering is dat de Noordelijke provincies inzetten op een integraal energie- en klimaatbeleid, waarbij meer en meer gekozen wordt voor een insteek vanuit de economische ontwikkeling. De provincies zoeken uitdrukkelijk naar mogelijkheden om de transitie naar een duurzame energievoorziening samen te laten gaan met een versterking van de regionale economie.
22 ENERGY VALLEY
ENERGIEBELEID
C- Gemeentelijk klimaatbeleid in Noord Nederland Een aantal noordelijke gemeenten voeren een actief energiebeleid. Met name de gemeenten Haren, Leeuwarden en Groningen zijn zeer actief op dit punt. Uitgangspunt van het gevoerde beleid is daarbij in eerste instantie het klimaatconvenant. De gemeente Leeuwarden mag zichzelf energiegemeente van Nederland noemen en heeft daarvoor al verschillende prijzen in de wacht gesleept. Dit jaar is Leeuwarden met het project ‘De gemeente als kadermaker’ voor de vierde achtereenvolgende keer genomineerd voor de Energy Award, een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt door de Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu (NOVEM). De voorgaande jaren won Leeuwarden Energy Awards voor het project ‘Leeuwarden energiegemeente’ (1999), het gemeentelijke energiebeleid (2000) en het project ‘Duurzame energie stevig in de molen’ (2001). Leeuwarden hanteert in het beleid tot CO2-reductie het principe van goed voorbeeld doet goed volgen. In vergelijking met andere gemeente koopt Leeuwarden de meeste ‘groene’ energie in, en daarnaast lopen er talrijke vooruitstrevende PV-projecten binnen de gemeentegrenzen. Alle stroom voor gebouwen, gemalen, bruggen en openbare verlichting wordt opgewekt uit duurzame bronnen. Tevens stelde de gemeente Leeuwarden bij de aanbesteding van het openbaar vervoer hoge energiebesparingseisen. Andere gemeenten in Noord Nederland waar in het kader van het klimaatconvenant actief gewerkt wordt aan lokaal energie- en klimaatbeleid zijn: Harlingen, Skarsterlan, Stadskanaal en Veendam. D- Experimenteerruimte Met het oog op de versterking van de energiecluster in Noord Nederland zijn een aantal lokale initiatieven in het bijzonder interessant. De provincie Groningen wil in het beleid meer en meer toe naar het creëren van een experimenteerruimte voor initiatieven op het gebied van energie en klimaat. Een van de ideeën daarbij is de Eemsmond Pilot, voorgesteld door de Commissie Alders. De commissie ziet mogelijkheden voor het realiseren van een duurzaam bedrijventerrein met een energievoorziening op waterstof23. De initiatieven van de provincie Groningen om glastuinbouw aan te trekken in de Eemsmond regio passen ook uitstekend binnen deze strategie. Deze ontwikkeling biedt kansen voor toepassing van CO2 en warmte uit aanwezige energiecentrales. Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) ontwikkelt vanuit het Adviescollege voor de markt initiatieven op energiegebied. Daarnaast hebben noordelijke Milieufederaties, in samenwerking met de noordelijke provincies en marktpartijen, het initiatief genomen om het nationale transitiebeleid naar een duurzame energiehuishouding vorm te geven. Dit heeft geleidt tot de oprichting van een Noord Nederlands energiesamenwerkingsverband (EnergieKompas). Dit initiatief sluit nauw aan bij het genoemde energie- en klimaatbeleid van de provincies Groningen en Drenthe. Een dergelijk samenwerkingsverband vormt een goede stimulans voor het uitvoeren van energie-experimenten in Noord Nederland.
23
Duurzame ontwikkelingspolitiek in de regio. Provinciale aanpak voor hardnekkige milieuproblemen, IPO (2002) 23 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
24 ENERGY VALLEY
3
ENERGIEMARKT
De energiemarkt is momenteel zeer dynamisch. In het vorige hoofdstuk is aangeven dat de Nederlandse regering streeft naar een verdere liberalisering van de energiemarkt. Deze marktopening betekent dat de betrokken bedrijven zich in een commerciële omgeving (opnieuw) moeten positioneren hetgeen tal van organisatorische en technische werkzaamheden met zich meebrengt. Daarnaast moet het bedrijfsleven tegelijkertijd zijn positie bepalen in een omgeving waarin gestreefd wordt naar een duurzame energievoorziening. Deze veranderingen vragen om een strategische heroriëntatie van de energiegerelateerde bedrijvigheid. Dit hoofdstuk beschrijft de veranderende marktomstandigheden en de posities die bedrijven innemen. 3.1
MARKTTRENDS
A- Liberalisering Nederland bevindt zich momenteel in een overgangsfase naar een vrije energiemarkt. Voordat het liberaliseringproces in werking trad was de energievoorziening in handen van de overheid. Openstelling van de energiemarkt moet de concurrentie bevorderen waardoor, op basis van vraag en aanbod, concurrerende prijzen tot stand kunnen komen en consumenten hun eigen leverancier vrij kunnen kiezen. Daarnaast moet de liberalisering grensoverschrijdende transacties vereenvoudigen. Met de invoering van de Elektriciteitswet in 1998 en de Gaswet in 2000 is de gefaseerde opening van de energiemarkten in Nederland van start gegaan. De EU energierichtlijnen vereisen een marktopening van 33%, de Nederlandse regering streeft zelfs naar een complete marktopening voor elektriciteit en gas. Voor midden- en grootverbruikers van energie is de markt reeds vrijgegeven en sinds juli 2002 hebben kleinverbruikers de vrijheid hun eigen leverancier van groene stroom te kiezen. Vanaf 2004 moet de gehele energiemarkt geliberaliseerd zijn. De Dienst uitvoering en Toezicht energie (DTe) moet de liberalisering van de Nederlandse energiemarkt in goede banen leiden. De DTe is een door de overheid in het leven geroepen onafhankelijke organisatie. Voorwaarde van de marktopening is dat energieleveringen en netbeheer niet door hetzelfde bedrijf mag worden uitgevoerd. Binnen de elektriciteitssector is deze ‘unbundling’ reeds in een vergevorderd stadium. De verticale scheiding van levering en transport en het aanstellen van een toezichthouder moet de markttransparantie bevorderen en de kans op (misbruik van) economische machtsposities verkleinen. Om te voldoen aan de eisen van de liberalisering is Gasunie opgedeeld in een transportpoot (Gastransport Services) en een handelspoot (Trade & Supply). Hierdoor wordt voor de gassector invulling gegeven aan de bij de liberalisering vereiste verticale scheiding van levering en transport. B- Privatisering De Nederlandse overheid beschouwde tot voor kort gedeeltelijke of gehele privatisering van energiebedrijven als onlosmakelijk onderdeel van het liberaliseringproces. Met de kabinetswisseling is deze mening enigszins genuanceerd. 25 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEMARKT
Bij privatisering wordt onderscheid gemaakt tussen netbeheer en overige activiteiten. Doel is om de infrastructuur (lees de verschillende gas en elektriciteitsnetwerken) in ieder geval in overheidshand te houden. Terwijl de overige activiteiten (m.n. distributie en handel) door marktpartijen mogen worden verricht. Voor de gassector is een voorstel gemaakt voor een verdere ontbundeling van het gasgebouw. In een brief24 aan de Tweede Kamer heeft de Minister van EZ de beoogde structuur hiervoor aangegeven, hoofdlijnen daarvan zijn: Voor de NAM veranderd in de nieuwe situatie weinig: - NAM blijft operator van het Groningenveld. De concessie daarvoor is in handen van de Maatschap Groningen (Shell, ExxonMobil en EBN); - Sturing van de Groningenproductie en de functie van dit veld voor het kleineveldenbeleid blijven intact. Gasunie wordt opgesplitst in een transportdeel (Gastransport Services) en twee handelsdelen: - Shell en ExxonMobil nemen ieder het eigendom van de handelsactiviteiten voor hun rekening; het door NAM gewonnen gas zal door deze beide handelsentiteiten op de markt worden gebracht. Daarnaast nemen deze partijen de bestaande inkoopverplichtingen (van andere exploitanten van Nederlandse kleine velden) en de importcontracten (Noorwegen, Rusland, etc.) over. - Gastransport Services wordt een staatsbedrijf. De door EZ nagestreefde verticale scheiding van levering en transport zal onder de huidige beleidsvoornemens worden uitgebouwd door de handelsactiviteiten van Gasunie te privatiseren. Shell en ExxonMobil zullen beide een gedeelte van de handelsactiviteiten voor hun rekening nemen. Naast deze twee spelers ontstaat er door de voorgestelde structuur ook voor andere gashandelsbedrijven meer plaats op de Nederlandse energiemarkt. Het beheer en onderhoud van het hoofdtransportnet voor aardgas in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van Gastransport Services, die als transporteur voor alle handelaren zal optreden. De Staat zal als eigenaar van Gastransport Services optreden. Op termijn is niet uitgesloten dat de Staat (een deel van) de aandelen zal vervreemden. Het hoogspanningsnet is momenteel 100% Staatseigendom en wordt beheerd door TenneT. TenneT is verantwoordelijk voor de veilige, betrouwbare werking van het hoofdtransportnet. Daarnaast heeft TenneT als landelijk netbeheerder tevens de taak om de energiebalans te handhaven, om op die manier de leveringszekerheid te kunnen waarborgen. Het ministerie van Economische Zaken sluit, in het energierapport 2002, een gedeeltelijke of gehele privatisering van TenneT op termijn zeker niet uit. Staatsaandeelhouderschap van energiebedrijven in een geliberaliseerde markt wordt niet gezien als de manier om het publieke belang te waarborgen. Voor de distributiebedrijven geldt dat het economische eigendom van het netwerk in handen is van de netbeheerder en dat de juridische eigendom van de energienetwerken in handen blijft van provinciale en lokale overheden. De privatisering is bij elektriciteitsbedrijven en energiedistributiebedrijven reeds in een vergevorderd stadium. 24
Herstructurering Gasgebouw, Minister van EZ (april 2002)
26 ENERGY VALLEY
ENERGIEMARKT
Regionale netwerkbeheerders, voorheen volledig eigendom van de lagere overheden, verzorgen het transport van gas en elektriciteit naar de uiteindelijke eindverbruikers. Het huidige overheidsbeleid heeft, in ieder geval tot 2004, privatisering van de aandelen van de regionale netbeheerders stopgezet. Vervreemding van regionale netwerkbedrijven wordt vanaf 2004 mogelijk onder de voorwaarde dat de wetgeving op energiegebied is aangescherpt en doorgevoerd. Eerst liberalisering en dan pas privatiseren25. C- Veranderende energiehandel Europese elektriciteitsmarkten zijn op verschillende manieren vormgegeven. Nederland kent een elektriciteitsmarkt, de Amsterdam Power Exchange (APX), met daarnaast een bilaterale contractenmarkt. De APX, in handen van TenneT, is de Nederlandse spotmarkt waar korte termijn handel in elektriciteit plaatsvindt. De APX kent behoorlijke prijsfluctuaties, deze worden veroorzaakt door een grote importafhankelijkheid, en door een drietal eigenschappen van het elektriciteitssysteem, die resulteren in een inelastische elektriciteitmarkt26: Elektriciteit moet voortdurend in balans zijn (vraag en aanbod in evenwicht); Elektriciteitsopslag is praktisch onmogelijk (er kan geen voorraad worden opgebouwd) De elektriciteitsvraag is op korte termijn ongevoelig voor prijswijzigingen. De eindverbruikersprijzen voor gas en elektriciteit bestaan uit de commodityprijs, een handelsmarge, een transporttarief en eventuele energieheffingen. De Nederlandse transporttarieven voor elektriciteit zijn gereguleerd en liggen voor grootverbruikers aanzienlijk lager dan voor kleinverbruikers. De structuur, en daarmee de hoogte van de transporttarieven zijn binnen Europa voor elk land verschillend. Daarnaast zijn discrepanties in commodityprijs en heffingen verantwoordelijk voor elektriciteitsprijsverschillen tussen verschillende Europese landen. Met de liberalisering van de gasmarkt kunnen ook andere gasbedrijven het Nederlandse gas inkopen, gas importeren en exporteren, waarmee de monopolierol voor Gasunie verdwenen is. Een handelsplatform - in de gaswereld hub genoemd - moet de ‘vrije handel’ in aardgas vereenvoudigen. Een hub is gesitueerd op een knooppunt van gasstromen en verzorgt de randvoorwaarden die nodig zijn voor gashandel. De gasverkoper brengt (virtueel) gas naar de hub en neemt de transportkosten voor zijn rekening. Op de hub kan het gas meerdere malen van eigenaar verwisselen. De uiteindelijk koper neemt de transportkosten vanaf de hub voor zijn rekening. Hoewel handel niet bij de hub hoeft te geschieden (schermenhandel) kan de ontwikkeling van een hub wel degelijk voor additionele werkgelegenheid zorgen. Diensten gerelateerd aan een hub zullen over het algemeen ook nabij de hub worden gevestigd. Sinds begin 2002 biedt Gastransport Services de service ‘title transfer’ - overdracht van eigendomsrechten - aan in het gasnetwerk Oude Statenzijl / Emden. De dienst wordt verzorgd door de dochteronderneming Eurohub, die gevestigd is in Groningen. Door de hubdiensten uit te breiden kan er een volwaardige handelsplaats voor gasstromen ontstaan.
25 26
Vervreemding regionale netwerkbedrijven energie, Minister van EZ (9 september 2002) Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies 27
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEMARKT
Noord Nederland is hiervoor uitermate geschikt aangezien hier gasstromen afkomstig uit Nederland, Noorwegen, Duitsland en Rusland passeren en omdat in de regio veel gasopslagfaciliteiten aanwezig zijn27. Wellicht dat het Hub-systeem over enige tijd zal worden uitgebouwd naar een National Balancing Point (NBP), zoals dat in het Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt. Een fusie van meerdere Europese hubs is op termijn derhalve niet onwaarschijnlijk. De vestigingslocatie daarvan zou door Gastransport Services kunnen worden verzorgd, waarbij Groningen een logische vestigingsplaats kan zijn. Het transporttarief en heffingen bij kleinverbruikers van gas maken een relatief groter gedeelte van de eindverbruikersprijs uit dan voor grootverbruikers. De eindverbruikersprijs voor kleinverbruikers wordt voor ongeveer een kwart bepaald door de commodityprijs, voor grootverbruikers is dat ongeveer 80%. Vanaf 2002 zijn de tarieven van diensten en services van Gasunie niet meer afstandsafhankelijk, wel blijft het tarief afhankelijk van de bedrijfstijd. Gemiddeld genomen zal het nieuwe tarief niet sterk afwijken van het oude systeem28. D- Toenemende energie-import en -export De import van elektriciteit is door de opening van de energiemarkt, en de prijsverschillen ten opzichte van omringende landen, de laatste jaren toegenomen. Nederland is derhalve een netto-importerend elektriciteitsland. Ook de import van aardgas is enigszins toegenomen, dit wordt met name veroorzaakt door de versterkende doorvoerfunctie die Nederland heeft ten aanzien van aardgas. Netto is Nederland dan ook nog een duidelijke exporterend aardgasland. Gasunie heeft een zeer belangrijke positie op de Nederlandse gasmarkt, niet alleen voor de binnenlandse gasvoorziening,maar zeker ook voor de doorvoer van aardgas. Recentelijk heeft Gasunie een contract afgesloten voor de import van jaarlijks vier miljard m3 Russisch gas. Daarnaast heeft Gasunie tevens een contract afgesloten met het Britse Centrica, waardoor vanaf 2005 voor de komende 10 jaar tachtig miljard m3 aardgas naar het Verenigd Koninkrijk geëxporteerd gaat worden. Cruciaal hierbij is de rol van het transport. Zonder adequate, betrouwbare internationale verbindingen loopt de gashandel vertragingen op, hetgeen schadelijk is voor de positie van Nederland binnen de internationale markt. Het is van doorslaggevend belang dat Nederland zijn centrale positie in het Europese gastransportnet behoud, en waar nodig versterkt. Een belangrijke ontwikkeling hierbinnen is de in studie zijnde nieuwe verbinding tussen Rusland en Europa (North Transgas Pipeline, NGT). Kruising van deze verbinding met Noord Nederland ondersteunt de centrale positie aanzienlijk. E- Toenemend belang gasopslag Traditioneel is gasopslag bedoeld om fluctuaties in de vraag naar gas op te vangen. Twee soorten gasopslag kunnen worden onderscheiden: seizoens- en piekopslag. Seizoensopslag heeft betrekking op grote hoeveelheden gas die gedurende een periode met relatief weinig vraag (zomer) worden opgeslagen voor de levering in periode met een relatief hoge vraag (winter). Voor seizoensopslag wordt meestal gebruik gemaakt van oude olie- en gasvelden en waterhoudende grondlagen (aquivers). Bij het opvangen van vraagfluctuaties gedurende korte perioden (peak shaving) worden kleinere hoeveelheden gas opgeslagen in zoutcavernes en in tanks als Liquefied Natural Gas (LNG). 27 28
Eurohub services, Boersema (2002) Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies
28 ENERGY VALLEY
ENERGIEMARKT
De opkomst van gas-to-gas concurrentie verandert de rol van gasopslag. Behalve voor het balanceren van vraag en aanbod, gaat gasopslag ook een belangrijke rol spelen binnen de gashandel. Gasopslag maakt het voor gashandelaren mogelijk om gedurende een periode met relatief weinig vraag een gasvoorraad op te bouwen, om deze gedurende perioden met een toenemende vraag weer te verkopen. Vanwege deze veranderende rol wordt er gestreefd naar ontbundeling van transport en opslag, om de markt zo transparant mogelijk te houden. Nederland kent momenteel 4 gasopslagfaciliteiten. De Noord Nederlandse opslagfaciliteiten in Norg en Grijpskerk genereren samen verreweg de meeste capaciteit (zie figuur). Figuur 3.1
Gasopslagcapaciteit in Nederland
Opslagcapaciteit (miljoen m3), eigenaar en locatie BP Amoco Alkmaar 500
NAM Norg 3000
NAM Grijpskerk 1500
Gasunie Maasvlakte 72
Bron: Energie Markt Trends 2001, ECN Beleidsstudies – Bewerking Van Werven (2002)
Gezien de vele ‘natuurlijke’ mogelijkheden voor opslag in gasvelden en zoutcavernes heeft Noord Nederland duidelijk potentie om de groeiende vraag naar (ondergrondse) gasopslag te faciliteren. Het belang van strategische voorraden en de aanwezigheid van de hub in Oude Statenzijl draagt bij aan de kansrijkheid van gasopslag in Noord Nederland. De Europese Commissie ziet in Liquefied Natural Gas (LNG) strategische belangen met betrekking tot de voorzieningszekerheid in Europa. Met name voor Zuid Europa lijkt LNG een belangrijk alternatief. Toch is LNG ook in Noord Europa in opkomst. Door verschillende partijen worden voorbereidingen getroffen voor levering van LNG, onder meer vanuit het Midden-Oosten. In Zeebrugge wordt bijvoorbeeld de capaciteit van LNGopslag vergroot en heeft een reder een aantal hervergassingsschepen aangeschaft. Verder bouwt het Noorse Statoil een LNG productie-installatie aan de Noorse kust. F- Stijgende klantenmigratie De effecten van de liberalisering beperken zich momenteel met name tot de energiesector en de grootzakelijke afzetmarkt. Vanaf 1 januari 2004 hebben ook kleinverbruikers de vrijheid om hun eigen energieleverancier te kiezen. Voor groene stroom is deze regeling inmiddels van kracht. Het openen van de kleinverbruikersmarkt brengt veel extra werkgelegenheid met zich mee. Naast de additionele inspanningen op het gebied van reclame en marketing zorgt de beoogde klantenmigratie tevens voor een sterk stijgend aandeel van zakelijke diensten bij elektriciteit- en gasleveringen. 29 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEMARKT
Daarbij moet gedacht worden aan energieverbruikmetingen, gegevensuitwisseling tussen energiebedrijven, ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën, etc. Afhankelijk van de bedrijfsstrategie die bij de liberalisering wordt gehanteerd zal een deel van deze werkgelegenheid door middel van outsourcing worden ingevuld door gespecialiseerde bedrijven. 3.2
KOERS BEDRIJFSLEVEN
A- Internationalisering De energiemarkt is in toenemende mate een internationale markt aan het worden. Het Europese liberalisatieproces versterkt deze internationalisering aanzienlijk. Energieleveringen of -afnamen over de grens worden steeds meer gemeengoed. Ook in Nederland is deze toenemende internationalisering merkbaar. De elektriciteitsproductiebedrijven in Nederland zijn in grote mate in handen van internationaal opererende bedrijven. Ook bij de distributie en levering van energie wordt de noodzaak tot internationalisering erkent. Om in de openende energiemarkt het hoofd boven water te houden is het absoluut noodzakelijk om op Europese schaal te opereren. Alleen op deze manier kan voldoende kritische massa worden verkregen om de concurrentie aan te kunnen gaan. B- Schaalvergroting De hierboven geformuleerde toenemende internationaliserende concurrentie heeft geleid tot een schaalvergrotingtrend door fusies en overnames op Europees niveau. In de onderstaande figuur zijn de verschuivingen binnen de energieleveranciers op Europees niveau zichtbaar. Meerdere energieleveranciers fuseren tot zeer grote internationale bedrijven die zich zowel met de levering van gas als van elektriciteit bezighouden. De schaalvoordelen binnen de energiemarkt zijn dusdanig dat een continuering van deze trend noodzakelijk zal blijken om te kunnen concurreren op de Europese markt. Figuur 3.2
Marktverschuivingen Europese energiebedrijven
Oude situatie Europese energieleveranciers (2000, in miljarden m3 equivalenten) Elektriciteit
T ractabel
Huidige situatie Europese energieleveranciers (2000, in miljarden m3 equivalenten) Elektriciteit
T ractabel
Gas
GdF
Gas
ENEL
ENEL
Centrica
Centrica Ruhrgas
ENI / SNAM
ENI / SNAM
Gasunie
Gasunie
RWE / VEW
RWE / VEW
BP
EdF
EdF / GdF
E.ON / Powergen
Ruhrgas / E.ON / Powergen
BP 0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
0
20
40
60
80
100 120
140 160
180
Bron: Lezing Dirk Benschop (general manager Gasunie Trade & Supply) – Bewerking Van Werven (2002)
30 ENERGY VALLEY
ENERGIEMARKT
Ook bij de Nederlandse energiedistributiebedrijven is sprake van een schaalvergrotingtrend, zoals in de afgelopen jaren is gebleken. Tot nu toe heeft de schaalvergroting van bedrijven zich grotendeels binnen de eigen landsgrenzen afgespeeld. De verwachte continuering van de opschaling zal waarschijnlijk in toenemende mate op Europese schaal plaatsvinden. Derhalve wordt ook voor energiebedrijven in Nederland een verdere Europese schaalvergroting, door middel van fusies of overnames, onontbeerlijk geacht. C- Inkoopstrategieën Ten aanzien van de inkoop van energie kunnen een aantal aspecten worden onderscheiden die leiden tot veranderende strategieën bij bedrijven en organisaties: Leveringszekerheid en prijsfluctuaties; Kostprijsverlaging; Duurzame energievoorziening. Waar voorheen sprake was van vaste contracten en een duidelijke prijs is er, vanwege de vrije marktwerking, sprake van toenemende prijsonzekerheid. Om de prijszekerheid te verbeteren en maximaal te kunnen profiteren van de voordelen van day trading is geïntegreerd risico- en energiemanagement noodzakelijk. De inkoop van energie en het bijbehorende management wordt daarom in toenemende mate uitbesteed aan gespecialiseerde bedrijven. GTI / Tractebel is een voorbeeld van een bedrijf dat op deze markt inspringt. Een dergelijke energiemanagement is voor kleinere afnemers niet interessant of veel te ingewikkeld. Een mogelijkheid ligt echter in het samenbrengen van meerdere kleinere verbruikers voor de gezamenlijke inkoop van energie, waardoor de onderhandelingspositie wordt versterkt. In Fryslân hebben gemeenten en provincie gezamenlijk elektriciteit ingekocht. In het contract zijn daarbij ook afspraken gemaakt over het plaatsen van productiecapaciteit voor groene energie. Voor gemeenten is een dergelijke strategie interessant vanwege de afspraken in het klimaatconvenant. Op deze manier kan bij gezamenlijke energie-inkoop zowel economische winst (besparing energiekosten) als ecologische winst (toename groene stroom) worden geboekt. D- Bedrijfsprofilering De rol van de traditionele energiebedrijven is door de liberaliserende energiemarkt compleet veranderd. De toenemende concurrentie maak een steeds grotere klantoriëntatie noodzakelijk. Naast een drastische efficiëntievergroting vraagt de vrije energiemarkt om een duidelijke profilering in de markt. De grotere energiedistributiebedrijven hanteren daarvoor verschillende strategieën. Essent verkiest een duidelijke multi-utility strategie. Naast de levering van elektriciteit, warmte en gas wordt een breed pakket van additionele producten en diensten aangeboden. Door deze brede marktstrategie tracht Essent de klanten op meerdere gebieden aan zich te binden. Nuon hanteert een minder brede multi-utility strategie en profileert zich met name op het gebied van duurzaamheid. Eneco richt zich hoofdzakelijk op de retailmarkt en het business-tot-business segment van energieleveringen. Ook voor energielevering aan grote afnemers (distributiebedrijven, industrieën) zal de concurrentie door de vrije markt toenemen. Dit betekent voor de handelaren ook op dit terrein een toenemend belang van marktprofilering. 31 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEMARKT
Naast een concurrerende prijs is het aanbod van additionele diensten en services een onderscheidende factor. Derhalve zal afdoende kennis en expertise een steeds belangrijker onderdeel worden voor deze bedrijven. E- Assetfree handelen De geliberaliseerde energiemarkt biedt ruimte voor pure handelaren (zonder eigen assets: productiefaciliteiten e.d.). De hype van het assetfree ondernemen lijkt echter enigszins voorbij te zijn, mede veroorzaakt door het faillissement van Enron. Assetfree handelen wordt als te riskant beschouwd. Daarnaast is het voor pure handelaren vaak lastiger om toegang te krijgen tot transportnetten dan productiebedrijven. De markt is in dat opzicht nog onvoldoende ‘open’. Op de Nederlandse elektriciteitsmarkt mogen energiebedrijven met minder dan 60 MW eigen productievermogen, niet meedoen aan de (lucratieve) FrequentieVermogensRegeling29 (FVR) van TenneT. Nuon heeft bijvoorbeeld om die reden, na eerst haar belangen in grootschalig productievermogen te hebben afgestoten, het eigen productievermogen weer fors vergroot tot boven de 60 MW. Niettemin is de komende jaren een beperkte toename van het aantal handelaren op de markt voor elektriciteit en gas te verwachten. 3.3
DUURZAME ENERGIEMARKT
A- Huidige situatie Gestimuleerd door marktvooruitzichten op lange termijn, richten steeds meer energie(productie)bedrijven zich op het ontwikkelen en verkennen van de duurzame energiemarkt. Bedrijven als Shell en BP zijn op dit gebied voorlopers met betrekking tot wind- en zonne-energie. Maar ook elektriciteitsproducenten en de distributiebedrijven richten zich in toenemende mate op het produceren van groene stroom. De verwachting van bedrijven is over het algemeen dat de duurzame energie pas op de langere termijn een rol van betekenis zal gaan spelen. De kansrijkheid van duurzame energieopties staat niet op zichzelf maar is in sterke mate afhankelijk van omgevingsfactoren zoals het gevoerde beleid en technologische en economische ontwikkelingen. De doelstellingen in de EU richtlijnen op het gebied van duurzame energie zijn zeer ambitieus. Dit ambitieniveau vraagt wel om intensivering of wijziging van beleidsinspanningen van de sommige lidstaten. Landen als Spanje, Duitsland en Nederland geven op dit terrein het goede voorbeeld. De markt voor duurzame energie is voor een belangrijk deel ‘kunstmatig’ van aard. De markt wordt gecreëerd door een actief overheidsbeleid, gericht op het vergroten van de vraag naar en het aanbod van duurzame energie. Gezien de relatief hoge productiekosten van duurzame energie, is deze overheidsbemoeienis vooralsnog cruciaal. De kansrijkheid van de meeste duurzame energieopties is daarmee in sterke mate afhankelijk van het gevoerde beleid.
29
In het transportnet moeten vraag en aanbod voortdurend met elkaar in evenwicht zijn. Als landelijk netbeheerder is TenneT verantwoordelijk voor het handhaven van die balans. Wanneer er op een bepaald moment sprake is van onbalans in de vraag en aanbod van elektriciteit, zorgt TenneT er via de FVR voor dat de goedkoopste aanbieder van dat moment vermogen inschakelt. 32 ENERGY VALLEY
ENERGIEMARKT
Enerzijds vormt dit een bedreiging, bijvoorbeeld wanneer de overheid bepaalde faciliteiten wegbezuinigt. Anderzijds vormt de actieve overheidsbemoeiing de enige kans voor grootschalige productie van duurzame energie. Zonder deze bemoeiing zou het gebruik van duurzame energie nauwelijks van de grond komen. Van de duurzame energiebronnen kan momenteel alleen waterkracht op een rendabele wijze geproduceerd worden. In 2000 bedroeg het aandeel duurzame energie in de Nederlandse energievoorziening 1,5% (inclusief import). In de onderstaande figuur is weergegeven hoe de verschillende duurzame energiebronnen zich tot elkaar verhouden. Figuur 3.3
Verdeling duurzame energiebronnen in Nederland in 2000
Biomassa 44% Afvalverbranding 31%
Overig 3% Waterkracht 3%
Windenergie 18%
Zonne-energie 1%
Bron: ministerie van EZ, 2002 De belangrijkste duurzame energieopties zijn bio-energie en windenergie. Bio-energie (duurzame energie uit verbranding van het organische gedeelte van afval, uit verbranding van biomassa en uit biomassavergisting) nam 75% van de totale duurzame energievoorziening in Nederland voor haar rekening, windenergie ruim 18%. Het aandeel zonne-energie is zeer klein. Ten opzichte van 1999 is de uitgespaarde fossiele brandstof door winning van zonneenergie (PhotoVoltaisch) in 2000 echter met 50% toegenomen. Het groeipotentieel van zonne-energie is dus zeer aanzienlijk. B- Verwachtingen voor de toekomst De verwachting is dat tot 2010 bio-energie de meest toonaangevende duurzame energiebron blijft. Daarna zal windenergie waarschijnlijk de grootste duurzame energieoptie worden. Zonne-energie (vooral PhotoVoltaisch maar ook thermisch) blijft hierbij achter wat betreft de absolute uitgespaarde fossiele brandstof, alhoewel de groei wel zal doorzetten.
33 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEMARKT
3.4
NOORD NEDERLAND
A- Effecten van liberalisering Hoewel liberalisering van de energiemarkt een Europees verschijnsel is, zijn de huidige dynamische ontwikkelingen op dit gebied van zeer groot belang voor Noord Nederland. De positie van de NAM is daarbij nauwelijks aangetast, de structuur en werkwijze blijven dezelfde. Wel kan door de schaalvergrotingstrend ook voor de NAM op termijn een intensivering van samenwerkingsverbanden noodzakelijk blijken. Dit betekent dat met name op internationale schaal voordelen zullen worden gezocht, bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden met Engelse, Noorse en Duitse activiteiten. In deze laatste twee landen spelen ook processen van ontbundeling, waardoor internationale samenwerking op het gebied van winning wellicht makkelijker mogelijk wordt. Voor Noord Nederland kan dit concentratie, maar ook verdamping, van werkgelegenheid betekenen. Daarnaast biedt het toenemende belang van gasopslag mogelijkheden voor de NAM tot activiteitenuitbreiding. Gasunie wordt vooral beïnvloed door de huidige markttrends. Door de beoogde structuur voor de geliberaliseerde gassector zal het transportdeel overwegend in overheidshanden blijven. Het handelsdeel zal worden opgesplitst in twee geprivatiseerde handelsentiteiten. In eerste instantie zal dit tot een toename van de werkgelegenheid leiden. Voor Transport Services geldt dat er een eigen commerciële afdeling moet worden opgezet en voor de beide handelsbedrijven geldt dat er twee zelfstandig opererende bedrijven moeten worden gevormd, hetgeen eveneens tot een beperkte stijging van de werkgelegenheid zal leiden. Voor Gasunie Research ontstaan door de liberaliserende energiemarkt nieuwe mogelijkheden. Gasunie Research kan in de nieuwe constellatie op contractbasis diensten aanbieden. Dit betekend dat, naast de ondersteuning van Gastransport Services, de expertise ook op andere wijze vermarkt kan worden. De liberalisering biedt Gasunie Research de mogelijkheid om zich als commercieel (gas)technisch consultant in de markt te profileren. Gezien de expertise en reputatie van Gasunie Research biedt de liberalisering goede marktperspectieven. Verder is onzeker of Shell en ExxonMobil de handelsactiviteiten op termijn in Groningen willen houden. Samenvoeging met andere handelsactiviteiten en daardoor verplaatsing naar elders is niet ondenkbaar. Tegelijkertijd biedt de geliberaliseerde situatie kansen voor uitbouw van activiteiten. Hierboven zijn reeds genoemd: de internationale handel, de uitbouw van de hub / National Balancing Point, internationale samenwerking bij winning, etc. Noord Nederland heeft door de aanwezige clustering van aardgasgerelateerde bedrijven en faciliteiten een goede uitgangspositie voor de verdere uitbouw van deze activiteiten. Voor wat betreft de activiteiten van de energiedistributiebedrijven geldt de regionale distributiebedrijven zijn opgegaan in Essent en Nuon. Het blijkt dat deze bedrijven zich in de afgelopen jaren qua werkgelegenheid in hoge mate uit Noord Nederland hebben teruggetrokken. Essent heeft bijvoorbeeld circa 11.000 medewerkers op energiegebied. Hiervan werken er bij Essent Noord circa 500. Aansturing en strategische activiteiten vinden vooral plaats vanuit Arnhem en Den Bosch. Voor Nuon geldt dat in Leeuwarden een beheersafdeling aanwezig is. Qua aanwezigheid en structuur wijkt de situatie bij Nuon echter niet wezenlijk af van Essent. 34 ENERGY VALLEY
ENERGIEMARKT
Centrale elektriciteitsproductie in Noord Nederland vindt plaats bij de Eemshavencentrale, Centrale Bergum (Electrabel) en Delesto (Akzo Nobel / Essent). Voor wat de productie betreft, kan geconstateerd worden dat de aanwezige grootschalige productiefaciliteiten omvangrijk zijn en vooralsnog niet bedreigd of bevorderd worden door veranderende omstandigheden ten gevolge van de liberalisering. In de hierna volgende hoofdstukken wordt de structuur van de energiegerelateerde bedrijvigheid in Noord Nederland meer gedetailleerd beschreven en zullen de kansen en bedreigingen verder worden uitwerken. B- Duurzaamheid Ten aanzien van duurzame energie geldt dat Noord Nederland, en met name Fryslân, vooroploopt op het gebied van toepassing van windenergie en zonne-energie (PhotoVoltaisch). Bijna 2% van de boerenbedrijven in Fryslân maakt gebruik van windenergie, terwijl in bijna alle andere provincies dit aandeel ver beneden de 1% ligt. Het gebruik van zonne-energie komt op Friese boerderijen zelfs vijf keer zoveel voor als gemiddeld in Nederland (CBS 2000) Het PV-project ‘de Leguanen van Stavoren’ biedt de mogelijkheid om in de praktijk verschillende PV-systemen onderling te vergelijken. Op deze manier worden onderzoek, kennisuitwisseling en publieksvoorlichting met elkaar verenigt. Op de Nederlandse Duurzame Energie Conferentie mocht dit project de zonne-energieprijs 2002 in ontvangst nemen. In samenwerking met de gemeente Leeuwarden en de Friese Milieufederatie is het MegaPVproject tot stand gekomen. Dit project is erop gericht om in samenwerking met vele partijen het gebruik van PV in Noord Nederland te stimuleren. Het projectbureau MegaPV begeleidde in 2001 enkele tientallen plaatsingen van dakvullende PV-systeem. Naast de bevordering van zonne-energie is dit project er tevens op gericht om de ontwikkeling van kennis en technologie omtrent PV te stimuleren. Ook de Stichting van Dorpshuizen in Friesland (SDF) stimuleert in samenwerking met Nuon en met behulp van rijkssubsidie (NOVEM) onder de noemer ‘Friesland massaal op zonne-energie’ de toepassing van PV in Fryslân. De gemeente Leeuwarden is zeer vooruitstrevend op het gebied van duurzaamheid en behoort tot één van de steden met de meeste PV-projecten in Nederland. Leeuwarden profileert zich duidelijk als PV-stad en is het de gemeente met het hoogste aandeel groene stroom. CO2-opslag wordt gezien als een instrument voor de transitie naar een duurzame energievoorziening. Noord Nederland biedt (uitstekende) mogelijkheden voor CO2-opslag. Wel zijn er nog aanzienlijk technologische uitdagingen als het gaat om het (kosteneffectief) opvangen en transporteren van CO2 naar ondergrondse opslaglocaties. Daarnaast bestaan er ernstige twijfels omtrent de duurzaamheidbijdrage van CO2-opslag. Het nuttig toepassen van CO2, in bijvoorbeeld de glastuinbouw, kan commercieel als kansrijker worden beschouwd.
35 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEMARKT
Daarnaast biedt ook bio-energie ontwikkelingsmogelijkheden. Vergassen van biomassa in combinatie met CO2-opslag is een kansrijk project. Als resultante van de vergassing ontstaat waterstof dat toegepast zou kunnen worden voor bijmenging in het aardgasleidingnet. Hiermee kan een concrete stap worden gezet in de richting van een groter aandeel van waterstof in de energie-economie. De gemeente Vlieland streeft er zelfs na om binnen enkele jaren volledig duurzaam te zijn. Het eiland wil een autonome energievoorziening uit golven, wind en zon. Het Franse elektriciteitsbedrijf (Electricité de France, EdF) heeft het eilandbestuur aangeboden te helpen bij het bereiken van hun doelstellingen. De Fransen willen Vlieland als voorbeeld voor de rest van de wereld gebruiken. C- Overheidsbeleid Zoals reeds aangegeven is het overheidsbeleid een belangrijke factor voor de ontwikkeling van de energiesector in Noord Nederland. Dit geldt allereerst de medewerking aan de winning en het transport van aardgas en de bouw van energieproductie-units (biomassacentrales, windmolens, etc). De opstelling van regionale en lokale overheden en de daaraan gerelateerde afwikkeling van vergunningentrajecten bepalen in hoge mate wat er aan winning en productie plaats vindt. Specifiek voor duurzame energie geldt dat de Rijksoverheid de uitvoering van het duurzaam energiebeleid in toenemende mate overlaat aan decentrale overheden. In de praktijk komen vele duurzame energieopties niet van de grond vanwege beleidsmatige problemen bij de uitvoering. Door de verschillende beleidskaders in Noord Nederland te bundelen tot één centraal beleid ten aanzien van de ontwikkeling van (duurzame) energie kan er op dit gebied aanzienlijk winst worden geboekt. Duidelijke afkadering van de beleidsdoelstellingen en het centraliseren van subsidiemogelijkheden op Noord Nederlands niveau vergroot de kans van slagen aanzienlijk. Naast een toegespitst energiebeleid is meer duidelijkheid omtrent de toekomstige markt voor duurzame energie noodzakelijk. Verkenning van nieuwe markten vraagt om inzicht in de eigenschappen die nieuwe producten moeten bezitten, de prijs waartegen het product moet worden aangeboden en via welke kanalen dat plaats moet vinden. Ontwikkeling van nieuwe technologieën en producten is veelal niet voldoende. Alleen wanneer bedrijven zich kunnen toespitsen op een institutionele infrastructuur waarbinnen de nieuwe technologie of producten een plaats moeten krijgen dan kan daadwerkelijk groei verwacht worden30. Een brede regionale inzet op bepaalde facetten van duurzame energie kan een belangrijke bijdrage aan leveren aan de creatie van de juiste institutionele infrastructuur.
30
Gebaseerd op het ‘entrepreneurial framework’ dat door Prahalad en Hamel is ontwikkeld. De drie belangrijkste stappen bij het creëren van nieuwe markten volgens deze theorie zijn: - Strategische intentie en inzicht in de toekomst; - Strategische architectuur, ontwikkeling van kerncompetenties en kernproducten; - Creatie van nieuwe concurrentieruimte en de ontwikkeling van nieuwe ondernemingen.
36 ENERGY VALLEY
4.
ENERGIE
IN
NOORD NEDERLAND
De aanwezigheid van fossiele brandstoffen (m.n. aardgas) in Noord Nederland heeft ervoor gezorgd dat er een netwerk van bedrijvigheid rond de winning, het transport en de verhandeling ervan is ontstaan. Dit bedrijvennetwerk levert een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid en de economische ontwikkeling van de regio. Het aardgas wordt onder meer gebruikt als brandstof voor de opwekking van elektriciteit en als basisgrondstof voor de chemische industrie. Beide activiteiten zijn in Noord Nederland prominent aanwezig. Daarnaast is er in Noord Nederland sprake van energiedistributie en kleinschalige opwekking van duurzame energie. Voorts is er sprake van de aanwezigheid van allerlei afgeleide activiteiten die tot op zekere hoogte samenhangen met bovengenoemde activiteiten, zoals de bouw van ketels, WKK’s, afsluiters en andere energiegerelateerde producten. Van groot belang voor al deze bedrijfsactiviteiten is de aanwezigheid van een toegespitste kennisinfrastructuur. In Noord Nederland is deze te vinden bij de institutionele kennisinstellingen en bij de kennisafdelingen van het bedrijfsleven (met name Gasunie en NAM). In dit hoofdstuk wordt de aard en de omvang van deze activiteiten beschreven en het belang ervan voor de werkgelegenheid onderzocht. In de daarop volgende hoofdstukken zullen de mogelijkheden voor de versterking ervan worden beschreven. De verschillende bedrijfsactiviteiten zijn sterk van elkaar afhankelijk en vertonen op meerdere wijzen een sterke samenhang, waardoor er tot op zekere hoogte gesproken kan worden van een ‘cluster van energiegerelateerde activiteiten’. In onze zoektocht naar mogelijkheden voor versterking van de activiteiten hebben we gestreefd naar een integrale benadering, door de bedrijfsactiviteiten in hun onderlinge samenhang, maar ook overheidscondities, kennisinfrastructuur en marktontwikkelingen mee te nemen. Een theoretisch kader voor een dergelijke benadering wordt geboden door Michael E. Porter. Reden waarom we eerst kort bij zijn theorie voor versterking van de sectorale concurrentiekracht stil staan31. 4.1.
SECTORALE CONCURRENTIEKRACHT
Binnen de hedendaagse theorievorming met betrekking tot concurrentiekracht van landen en regio’s kan de Amerikaanse hoogleraar Michael E. Porter als toonaangevend worden beschouwd. Binnen zijn competitiviteitbenadering wordt er van uitgegaan dat de productiviteit van mensen, kapitaal en natuurlijke bronnen bepalend is voor de sectorale concurrentiekracht van een land of regio. Porter stelt dat “…de omstandigheden op de thuisbasis verantwoordelijk zijn voor de verschillen in concurrentiekracht.” De determinanten: economische orde, marktvraag, productiefactoren en clustervorming en twee aanvullende variabelen: overheid en toeval, beïnvloeden de productiviteit, en daarmee de sectorale concurrentiekracht. Sectoren in een land of regio zijn succesvol of juist zwak als gevolg van deze zes factoren, die elkaar als systeem versterken (zie onderstaande figuur).
31
In bijlage III zijn de onderdelen van de theorie van Porter nader uitgewerkt. 37
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
Figuur 4.1
Porters competitiviteitsmodel
Toeval
Economische orde
Productiefactoren
Marktvraag
Bedrijvenclusters Bron: SMO 1990 – bewerking Van Werven (2002)
Overheid
Deze integrale benadering wijkt af van de klassieke benaderingen die de aan- of afwezigheid van concurrerende sectoren primair verklaren op grond van goedkope productiefactoren (grondstoffen, loonkosten, rentestanden, schaalvoordelen etc.). Hoewel Porters theorie zich toespitst op de concurrentiekracht van sectoren op nationaal niveau (macro-economisch) kennen de beïnvloedende factoren veelal een regionale inbedding. Van primair belang is dat een strategie voor versterking van een sector alle factoren in het systeem in beschouwing moet nemen en dat er evenwicht is in de maatregelen die worden geformuleerd. Fundamenteel is ook het besef dat bedrijven en instellingen in een situatie moeten zijn dat ze met elkaar kunnen samenwerken en concurreren. Pas dan kan er sprake zijn van competitieve innovatie en van versterking van de activiteiten. Spreiding en andere vormen van gebrek aan samenhang leiden tot verzwakking van de concurrentiepositie. Centraal in de benadering van Porter is het element innovatie. Research en Development, maar vooral interactie tussen concurrerende bedrijven dragen zorg voor innovatie. De overheid heeft in de beleving van Porter een belangrijke rol om innovatie te bevorderen. In onze analyse van de energiecluster in Noord Nederland zijn we uitgegaan van de genoemde integrale benadering door ook niet commerciële elementen als overheidshandelen, duurzaamheid en productiefactoren als kennisinstellingen en infrastructuur in het onderzoek te betrekken. Ook de voorgestelde maatregelen en acties hebben betrekking op dit gehele pallet. De opbouw van de kennisstructuur en de bijdrage die deze kan leveren aan innovatieve bedrijfsactiviteiten is een nadrukkelijk onderdeel van de analyse.
38 ENERGY VALLEY
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
4.2.
HUIDIGE ENERGIECLUSTER IN NOORD NEDERLAND
A- Clusteropbouw De aardgas- en elektriciteitsector kunnen worden beschouwd als de kernactiviteiten van de energiecluster. Rondom deze kernactiviteiten bestaat een netwerk van bedrijven en instellingen die diensten en materialen aan de kernactiviteiten leveren en aan elkaar (zie onderstaande figuur). De energiecluster kan in vier niveaus worden onderverdeeld: Kernactiviteiten Toeleverings- en uitbestedingsbedrijven Kennisinstellingen Afnemers Figuur 4.2
Opbouw energiecluster Noord Nederland
ENERGIECLUSTER AAARDGASCLUSTER Aardgassector
Bedrijven en instellingen
Aardgasafnemers
ELEKTRICITEITSCLUSTER Elektriciteitssector
Bedrijven en instellingen
Elektriciteitafnemers
De toeleverings- en uitbestedingsbedrijven zijn in meer of mindere mate afhankelijk van opdrachten die vanuit de kernactiviteiten beschikbaar komen. Anderzijds zijn de kernactiviteiten ook tot op zekere hoogte afhankelijk van de expertise die externe bedrijven en (kennis)instellingen kunnen leveren. De onderlinge afhankelijkheid neemt toe naarmate de specialisatiegraad van de geboden en gevraagde diensten en materialen toeneemt. De energieafnemers complementeren de cluster. Geografische nabijheid vergroot de afstemming tussen de verschillende niveaus waardoor efficiënter, en dus competitiever, te werk kan worden gegaan. Het blijkt dat de aardgascluster in Noord Nederland veel omvangrijker en complexer is en een grotere wederzijdse afhankelijkheid kent dan de elektriciteitscluster. De aardgascluster is op het gebied van toeleverings- en uitbestedingsrelaties en kennisoverdracht aanzienlijk hechter en derhalve sterker ingebed in de noordelijke provincies dan de elektriciteitssector. Dit neemt niet weg dat ook in de elektriciteitssector met name waar het gaat om centrale en decentrale productie en afname belangrijke interdependente relaties zijn te onderscheiden.
39 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
B- Omvang directe werkgelegenheid Aan de hand van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (april 2002) is de omvang van de energiecluster in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen geanalyseerd. De aardgas- en elektriciteitsector bestaan uit de volgende bedrijfstakken32: Aardolie- en aardgaswinning; Diensten voor aardolie- en aardgaswinning; Aardolieverwerking; Productie van elektriciteit en warmte door centrales; Productie van elektriciteit door windenergie; Overige productie van elektriciteit en warmte en biogas; Beheer en exploitatie van transport voor elektriciteit, aardgas en warmte; Handel en distributie van elektriciteit, aardgas en warmte; Tussenhandel in minerale olieproducten en brandstof. Deze bedrijfstakken bestaan uit 117 inschrijvingen met circa 6400 werkzame personen33. Meer dan één derde van de inschrijvingen betreft windmolens. De provincie Fryslân neemt het overgrote aandeel van deze inschrijvingen voor haar rekening. Wanneer de inschrijvingen zonder werkzame personen buiten de analyse worden gehouden dan huisvesten Groningen, Fryslân en Drenthe samen circa 20% van de inschrijvingen in de Nederlandse aardgas- en elektriciteitssector. Drie van de tien grootste nationale werkgevers binnen deze sectoren zijn in Noord Nederland terug te vinden. De vestigingen van de Gasunie, de Nederlandse Aardolie Maatschappij en Essent zijn gezamenlijk goed voor ca 4000 directe arbeidsplaatsen. Deze cijfers behoeven wel een nuancering. De vestiging van Essent in Groningen kent naast de energiegerelateerde werkgelegenheid tevens een aanzienlijk aantal werknemers (± 600) dat zich exclusief bezighoudt met de kabelactiviteiten van Essent. Deze nuancering is in de gegevens van de Kamer van Koophandel niet nader gespecificeerd. De vestigingen van Gasunie en de NAM zijn de belangrijkste spelers. Deze twee bedrijven voorzien in verreweg het merendeel van de directe werkgelegenheid die de energiecluster genereert. Binnen de aardgassector is tevens een groep bedrijven te onderscheiden die diensten levert voor de winning van aardgas- en aardolie. Deze bedrijven zijn met name in Drenthe gehuisvest. De elektriciteitsector is aanzienlijk minder sterk vertegenwoordigd in de drie noordelijke provincies. Naast een omvangrijke groep windmolens kent deze sector slechts een beperkt aantal grotere inschrijvingen. Er zijn drie grote elektriciteitscentrales in Noord Nederland gevestigd. Twee in de provincie Groningen (Eemscentrale een Delesto B.V.) en één in Fryslân (Centrale Burgum). De drie grote energiebedrijven (Essent, Nuon en Eneco) hebben alleen vestigingen met een regionale distributiefunctie in Noord Nederland. De elektriciteitssector in Noord Nederland blijft over het algemeen beperkt tot centrale en decentrale productie van elektriciteit en het uitvoeren van administratieve handelingen die met de distributie van elektriciteit gepaard gaan. 32 33
zie bijlage IV zie bijlage V
40 ENERGY VALLEY
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
C- Omvang indirecte werkgelegenheid De jaarlijkse werkgelegenheid van de NAM bij derden wordt voor de periode 1997 - 2001 geschat op gemiddeld 17,5 arbeidsjaren per mln. euro besteed in Nederland34. Deze werkgelegenheid bij derden bestaat uit twee componenten: een direct effect en een indirect effect. Het directe effect is de werkgelegenheid die ontstaat doordat de NAM bepaalde activiteiten bij externe bedrijven uitbesteed. Het indirecte effect komt voort uit leveringen en bestedingen van de externe bedrijven (intermediaire leveringen en bestedingseffect). Het jaarlijkse totale werkgelegenheidseffect van de NAM voor derden wordt voor de periode 1997 - 2001 geschat op gemiddeld ca 10.000 arbeidsjaren. Een aanzienlijk deel van deze werkgelegenheid komt voort uit investeringen die gedaan zijn ten behoeven van onderhoud / renovatie van bestaande productielocaties of ontwikkeling van nieuwe productielocaties. Hierbij geldt dat de gecreëerde werkgelegenheid grotendeels ten goeden komt aan de regio waarin deze werkzaamheden verricht moeten worden. Gezien de geografische spreiding van de huidige toeleverings- & uitbestedingrelaties van de NAM en de oververtegenwoordiging van boorlocaties in het noorden, is de prognose dat ongeveer de helft van de werkgelegenheid bij derden in Drenthe, Fryslân en Groningen terechtkomt. Dit betekend dat de investeringen van de NAM jaarlijks goed zijn voor ca 5000 arbeidsjaren bij derden in Noord Nederland. Samen met de ca 2300 direct werkzame personen bij Noord Nederlandse vestigingen van de NAM betekent dit een totale jaarlijkse werkgelegenheid (direct en bij derden) van ca 7300 banen voor Noord Nederland. Wanneer de bovenstaande redenatie voor Gasunie wordt doorgetrokken dan genegeerd Gasunie, bij een investeringsprogramma van 200 miljoen euro per jaar, een totale jaarlijkse werkgelegenheid bij derden van 3500 arbeidsjaren. De activiteiten van Gasunie zijn wel meer evenredige over Nederland verdeeld dan bij de NAM. Derhalve wordt uitgegaan van een regionale werkgelegenheidseffect van 20%. Dit houdt in dat Gasunie investeringen per jaar goed zijn voor ca 700 arbeidsjaren bij derden in Noord Nederland. Deze werkgelegenheid bij derden is, samen met de directe werkgelegenheid van de Noord Nederlandse vestigingen van Gasunie, goed voor jaarlijks 1700 banen in Noord Nederland. NAM en Gasunie zijn samen reeds goed voor jaarlijkse ca 9000 banen in Noord Nederland. Daar komt de overige energiegerelateerde werkgelegenheid (direct en indirect) in Drenthe, Fryslân en Groningen nog bij. De overige directe energiegerelateerde werkgelegenheid bedraagt 3000 banen (totale directe werkgelegenheid minus directe werkgelegenheid NAM en Gasunie). Een gedeelte van deze overige directe werkgelegenheid is reeds verdisconteerd in de indirecte werkgelegenheid van NAM en Gasunie. Uitgaande dat 500 banen reeds verdisconteerd zijn dan blijven er nog 2500 overige directe banen over. Met een gemiddelde multiplier van 2 betekend dit een totale werkgelegenheidseffect (direct en indirect) van de overige energiegerelateerde bedrijvigheid in Noord Nederland van 5000 banen. De energiegerelateerde activiteiten in Drenthe, Fryslân en Groningen zijn in totaliteit (direct en indirect) goed voor ca 14.000 banen. 34
Evaluatie werkgelegenheidseffecten van NAM – NEI (1997) 41
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
4.3.
AARDGASCLUSTER
A- Clusterstructuur Het onderstaande figuur geeft een schematische weergave van de huidige aardgascluster in Noord Nederland. Figuur 4.3
Huidige aardgascluster in Noord Nederland AARDGASKETEN
AARDGASAFNAME
NAM
N.V. GASUNIE
Winning & Exploitatie
Gasunie Trade & Supply
GASCONSUMPTIE Grootverbruikers Middensegment Particulieren
Gastransport Services
Underground Gas Storage
ENERGIEBEDRIJVEN Essent, Nuon, Eneco en Rendo
TOELEVERINGS- EN UITBESTEDINGSBEDRIJVEN Civiele diensten
Leveranciers
Dienstverlening
Aanleg / onderhoud infrastructuur, opbouw boortorens, boorbedrijven etc. (o.a. Stork , Visser Hanab, Tebodin, BAM, KWS, Deutag, Nacap etc.)
Gasdrukmeters, boorbeitels, pijpleidingen, ketels, geisers etc. (o.a. Baker, Nefit, Corlido Cameron, CEBO etc.)
Bodemonderzoek, mudtechnologen, marktonderzoek ICT, callcenters, reclame, marketing, beveiliging etc. (o.a., Atos Origin, GTI, Albron, CMG, GOM, etc.)
KENNISINSTELLINGEN Rijksuniversiteit Groningen
Energy Delta Institute
Gasunie Research
Universiteit Twente
Opvallend is de verscheidenheid van de activiteiten die met de winning en verwerking van het aardgas zijn verbonden. Het gaat zowel om primaire productie van grondstoffen, basisindustrie, hoogwaardige industriële productie, zakelijke diensten en kennisopbouw. Daarmee omvat de cluster alle te onderscheiden niveaus in de waardeketen. Figuur 4.4
Niveaus aardgascluster
PRIMAIR
SECUNDAIR
TERTIAIR
Quartair
productie en transport van aardgas
productie, leveranciers en civiele diensten
handel en zakelijke dienstverlening
kennis en opleidingen
42 ENERGY VALLEY
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
Het primaire schaalniveau wordt gedomineerd door de NAM en Gasunie, die als de Nederlandse regiespelers op dit gebied kunnen worden beschouwd. De grootschaligheid en de kapitaalintensiviteit maakt verbreding van de horizontale dimensie op dit schaalniveau slechts zeer beperkt mogelijk. Wel vormt dit schaalniveau een belangrijke basis voor de verticale clusterdimensie. Binnen het secundaire niveau is onderscheid te maken tussen aardgasgerelateerde productie, leveranciers en ondersteunende technische diensten. De aardgasgerelateerde productie kan in twee delen worden opgesplitst. Enerzijds is er sprake van grootschalige procesindustrie met aardgas als belangrijke grondstof. Tot deze afnemers behoren de grote elektriciteitscentrales in Noord Nederland, maar ook de aardgasverwerkende industrie op Chemie Park Delfzijl. Naast de procesindustrie vormt de productie van artikelen die samenhangen met de winning van aardgas (afsluiters, drukregulatoren, pompen, etc) of met de verwerking van aardgas (geisers, ketels, WKK’s) een tweede tak van de aardgasgerelateerde productie. Het blijkt dat in Noord Nederland een aantal bedrijven zijn gevestigd die zich op dergelijke productie hebben toegelegd. Het gaat daarbij doorgaans om hoog gespecialiseerde technologische bedrijvigheid (Honeywell, Nefit-Buderus, etc.). Toch is het niet zo dat Noord Nederland ten opzichte van andere landsdelen een duidelijke oververtegenwoordiging van aardgasafgeleide productie kent. In het verleden is ook niet gestuurd op het opbouwen van een dergelijke competentie, door bijvoorbeeld vindingen van Gasunie Research (hoogrendementsketel, branders, ICT-toepassingen in verbrandingstechnologie) in eigen regio in productie te nemen. Uitbouw van deze activiteiten zou een fundamentele versterking van de verticale dimensie van de aardgascluster betekenen. De leveranciers en de technische en civiele diensten zijn de belangrijkste toeleverings- en uitbestedingsrelaties van NAM en Gasunie. Met name ten aanzien van gespecialiseerde leveringen en civiele diensten, wordt met een vaste groep van leveranciers en bedrijven gewerkt. Zowel de NAM als de Gasunie hanteren geen regionaal acquisitiebeleid voor deze activiteiten. De geleverde producten hebben veelal een dergelijk hoge specialisatiegraad dat er nationaal of internationaal slechts enkele aanbieders bestaan. Een belangrijk deel van deze aanbieders heeft echter vestigingen in Noord Nederland, van waaruit de activiteiten voor NAM en Gasunie worden uitgevoerd. Civiele diensten worden uitbesteed aan partners (ingenieursbureaus, aannemersbedrijven) die de werkzaamheden op locatie laten uitvoeren. Vanwege de aard van de werkzaamheden worden hiervoor vrijwel altijd bedrijven genomen die in de nabijheid van de werkzaamheden gevestigd zijn, hetgeen tot een belangrijke groei van civiele bedrijven in Noord Nederland heeft geleid. Civiele werkzaamheden buiten Noord Nederland (bijvoorbeeld aanleg van een pijpleiding) worden ook uitgevoerd door bedrijven buiten Noord Nederland. Voor de meer hoogwaardige werkzaamheden moet speciaal opgeleide mankracht naar de werkplek toe worden gebracht. Het tertiaire niveau kent een omvangrijke hoeveelheid toeleveringen van diensten met name op ICT-gebied. Verwacht wordt dat de liberalisering tot een belangrijke toename zal leiden van administratieve handelingen. Bij toenemende gas-tot-gas competitie zal de facilitering van deze handel toenemen. De Hub kan in dit proces een belangrijke rol vervullen.
43 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
Een andere belangrijke bron van groei van administratieve werkgelegenheid is gelegen in de keuzevrijheid van afnemers van gas en elektriciteit. Deze keuzevrijheid zal leiden tot een flexibel marktsysteem, waarbij de consument op verschillende tijdstippen kan kiezen uit meerdere aanbieders van energie, met elk een administratief systeem. B- NAM De Nederlandse Aardoliemaatschappij, 50% Shell en 50% ExxonMobil, staat aan het begin van de aardgasketen in Nederland. De NAM houdt zich op het Nederlandse deel van het Continentaal Plat bezig met de exploratie en exploitatie van aardolie en aardgas. De NAM vervult een duidelijke regierol binnen de aardgasproductie in Nederland. Circa driekwart van de totale gasproductie in Nederland wordt momenteel door de NAM geproduceerd, de totale productie wordt door Gasunie afgenomen35. De NAM is het sterkst vertegenwoordigd in de provincie Drenthe. Met de vestigingen in Assen (± 1200 werkzame personen) en Emmen (± 600 werkzame personen) is het een zeer grote werkgever. Ook in de provincie Groningen is een grote vestiging van de NAM gesitueerd, de vestiging in Hoogezand-Sappermeer biedt nog eens werk aan ruim 500 mensen. In totaal is meer dan driekwart van de directe werkgelegenheid van de NAM in Noord Nederland gevestigd36. De overige werkgelegenheid is te vinden in Velsen, Den Helder en Schiedam. Zoals aangegeven is rond de NAM een omvangrijk netwerk van toeleverings- en uitbestedingsrelaties ontstaan. Deze zijn te splitsen in drie groepen: de exploratie van aardgas; de productie van aardgas; faciliterende diensten voor de verschillende kantoorvestigingen. De exploratie van aardgas tevens een grote hoeveelheid hoogopgeleid, gespecialiseerde indirecte werkgelegenheid. Deze hoogwaardige toeleverings- en uitbestedingsrelaties zijn overwegend nabij de winninglocaties gevestigd. Voordat op een potentiële aardgaslocatie kan worden geboord, vindt er eerste een intensief seismologisch bodemonderzoek plaats om de ondergrond tot in detail in kaart te brengen. Vervolgens moet, alvorens met proefboringen kan worden gestart, eerst de winningslocatie gereed worden gemaakt. Aan een bouwbedrijf wordt de opdracht gegeven om de benodigde infrastructuur aan te leggen. Wanneer de winningslocatie goed ontsloten is, kan een boorbedrijf een proefboring verrichten (o.a. Deutag). Om te boren zijn een groot aantal subcontractors nodig. Gedacht moet worden aan boortorenopbouwers (o.a Vos), leveranciers van boorpijpen en boorbeitels (o.a.Cameron) en technologen (o.a. Halliburton). Naast deze specialistische werkzaamheden zijn ook andere zaken, zoals transport, catering, beveiliging van belang. Wanneer vervolgens de winningslocatie geschikt blijkt voor exploitatie, dient deze verder te worden uitgebreid voor een meer permanent gebruik.
35 36
www.nam.nl Handelsregister KvK (april 2002)
44 ENERGY VALLEY
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
Na aanleg van de benodigde elektronica voor de monitoring van de productie (o.a GTI, Stork) zal de winningsite productieklaar worden gemaakt. Hiervoor zijn grote hoeveelheden productiepijp, productiebeveiligingsapparatuur (o.a. Halliburton, Cameron), test-apparatuur (o.a Nowsco) etc. noodzakelijk. Pas na zeer uitvoerig testen kan het aardgas uiteindelijk worden verkocht aan de distributeur. Daarnaast vergt het onderhoud van boorputten en compressiestations, en het monitoren van bestaande exploitatielocaties een grote hoeveelheid technische en zakelijke dienstverleners. In 1997 is de NAM het investeringsprogramma Groningen Long Term (GLT) gestart. Dit programma heeft betrekking op de onderhoud en renovatie van alle productie-installaties van het Groningenveld. De werkzaamheden worden uitgevoerd door het consortium Stork GLT dat vanuit Sappermeer wordt aangestuurd. Dit NAM compressieproject bedraagt een totale investering van ruim 1,5 miljard euro gedurende 15 jaar. Een groot deel van de toeleverings- en uitbestedingsrelaties zit in Drenthe, Friesland en Groningen of heeft een vestiging hier gesitueerd. Met name de indirecte werkgelegenheid die gemoeid gaat met de facilitaire dienstenverlening en de exploitatie van aardgas komt ten goede aan de regio. De indirecte werkgelegenheid die gemoeid is met de exploratie van aardgas is sterk gebonden aan de locatie waar de exploratie plaatsvindt. C- Gasunie De N.V. Nederlandse Gasunie is een handels- en transportonderneming die aardgas inkoopt in Nederland en andere landen. Gasunie is de exclusieve afnemer van het Nederlandse aardgas dat door de NAM wordt geproduceerd. Gasunie heeft voorts een afnameplicht voor het gas uit, de niet door NAM maar door andere maatschappijen geëxploiteerde, kleine velden. In het kader van de liberalisering heeft er op 1 januari 2002 een organisatorische splitsing van de Gasunie plaatsgevonden (zie onderstaande figuur) in een handelsdeel (Gasunie Trade & Supply) en een transportdeel (Gastransport Services). De huidige aandeelhouders van de N.V. Nederlandse Gasunie zijn: EBN (40%), Shell en ExxonMobil (ieder 25%) en de Nederlandse Staat (10%)37. Figuur 4.5
Organisatorische splitsing N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie
Gasunie Trade & Supply
Gastransport Services
Bron: www.nvnederlandsegasunie.nl - bewerking Van Werven (2002)
In de vorige hoofdstukken is reeds stil gestaan bij de voorgenomen privatisering. Zoals het zich nu laat uitzien zal de Gasunie in drie stukken worden verdeeld. Gastransport Services zal verder gaan als staatsbedrijf en Trade & Supply zal worden opgesplitst in een Shell deel en een ExxonMobil deel. Energie Beheer Nederland (EBN) zal de uitvoering van het kleineveldenbeleid voor haar rekening nemen. 37
www.nvnederlandsegasunie.nl 45
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
De N.V. Nederlandse Gasunie heeft in alledrie de Noordelijke provincies één of meerdere vestigingen, het hoofdkantoor is in Groningen Stad gevestigd. De directe werkgelegenheid van Gasunie in Noord Nederland bedraagt circa 1000 werkzame personen (67% van de totale werkgelegenheid van Gasunie)38. Gasunie Trade & Supply Gasunie Trade & Supply is de handelsonderneming voor de in- en verkoop van aardgas in Nederland en daarbuiten. Gasunie Trade & Supply is goed voor circa 80% van de gasverkoop in Nederland. Naast de directe levering aan circa 400 grootverbruikers in Nederland wordt het gas verkocht aan de energiebedrijven die fungeren als distributiebedrijf voor de midden- en kleinverbruikers. Daarnaast vormt het exporteren van gas een belangrijk onderdeel van de activiteiten van Trade & Supply39. In de liberaliserende energiemarkt krijgt de aardgashandel steeds meer het karakter van korte termijn handel. Deze korte termijn handel vraagt om constante informatie voor zowel de verkoper als afnemer en een goede registratie van de transacties. Sinds begin 2002 biedt Gastransport Services de service ‘title transfer’ - overdracht van eigendomsrechten - aan in het gasnetwerk Oude Statenzijl / Emden. De dienst wordt verzorgd door de dochteronderneming Eurohub, die gevestigd is in Groningen. Noord Nederland is de plek bij uitstek gezien de internationale gasstromen en de aanwezigheid van gasopslagfaciliteiten. De goed ontwikkelde ICT-branche in Noord Nederland kan een belangrijke rol spelen in de verdere ontwikkeling van het verkrijgen en de verwerking van deze informatie. Trade & Supply maakt momenteel reeds intensief gebruik van de ICT-kennis in Noord Nederland (o.a. Atos Origin). Het toenemende aantal handelaren en de internationalisering van de aardgasmarkt vraagt niet alleen om een groeiende informatiebehoefte maar brengt tevens een vergroting in administratief en juridisch werk met zich mee. De verschillende relaties moeten middels duidelijke contractuele verbintenissen hun rechten en plichten vastleggen. Dit betekend toenemende werkgelegenheid voor contactopstellers en juristen etc. Daarnaast heeft de gashandel in steeds grotere mate te maken met internationale regelgeving, hetgeen vraagt om een toenemend aantal gekwalificeerd personeel. De Rijksuniversiteit Groningen kan een duidelijk opleidingsrol vervullen in het leveren van gekwalificeerd personeel om de stijgende vraag op te vangen. Gastransport Services Het hoge druk leidingnet voor gastransport ligt door heel Nederland. De centrale commandopost is in de gemeente Groningen gesitueerd (onder het hoofdkantoor). Gastransport Services is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het Nederlandse leidingennet. Momenteel beperken de activiteiten van Gastransport Services zich tot het Nederlandse grondgebied. 38 39
Handelsregister KvK (april 2002) Nederland is een aardgasland
46 ENERGY VALLEY
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
Voor het onderhoud en beheer van het transportnet wordt veelal gewerkt met een vaste groep aannemers. De bedrijven die hiervoor worden ingeschakeld zijn min of meer over heel Nederland verspreid De werkgelegenheid die hiermee gemoeid gaat wordt voornamelijk lokaal gefaciliteerd.. De facilitaire diensten, engineering en ICT zijn activiteiten die wel een bepaalde regionale inbedding kennen. Dus zowel voor Trade & Supply als voor Gastransport Services geldt dat met name de zakelijke diensten in sterkere mate regionaal worden uitbesteed. 4.4.
ELEKTRICITEITSCLUSTER
Op drie plaatsen in Noord Nederland vindt grootschalige energieopwekking plaats. De Eemscentrale (ca 1700 MW) is de grootste centrale van Nederland en een van de meest geavanceerde van Europa. Daarnaast is er een kleinere centrale in Bergum (ca 700 MW) die momenteel alleen voor piekcapaciteit wordt ingeschakeld. Beide centrales zijn gasgestookt en eigendom van Electrabel in Zwolle. Electrabel is onderdeel van Tractabel, dat eigendom is van de moedermaatschappij SUEZ in Frankrijk. Electrabel heeft ambities om in de nabije toekomst nieuwe initiatieven te ontplooien in Noord Nederland. Met name duurzame energieopwekking wordt daarbij van belang geacht. De derde eenheid voor grootschalige energieopwekking is Delesto in Delfzijl. Delesto bestaat uit een 5-tal WKK-unit (ca 550 MW). Delesto is eigendom van Akzo Nobel Energy, waarvan de organisatorische aansturing buiten Noord Nederland is gevestigd. Gezamenlijk zijn deze drie centrales goed voor circa 300 directe arbeidsplaatsen. De directe werkgelegenheid van Electrabel in Zwolle bestaat uit ruim 200 werknemers. Op het gebied van decentrale (duurzame) elektriciteitsopwekking is in Noord Nederland vooral mini-WKK, zonne-energie, windenergie en biomassa relevant. Het werkgelegenheidseffect van deze decentrale elektriciteitproductie is moeilijk te traceren. Ten aanzien van de plaatsing van WKK’s geldt dat er specifieke deskundigheid voor de productie en plaatsing aanwezig is (o.a. Waukesha Engineering). Ook voor ten aanzien van PVsystemen is, met name in Fryslân, de nodige expertise en kennis aanwezig (Leguanen van Stavoren, MegaPV). Voor wat betreft de plaatsing van windmolens geldt dat productie en plaatsing voornamelijk door partijen van elders plaatsvindt. In Noord Nederland zijn alledrie de grote energiedistributiebedrijven actief (Essent, Nuon en Eneco). Voor deze bedrijven geldt dat de hoofdkantoren die verantwoordelijk zijn voor de aansturing elders in Nederland gevestigd. Daarnaast is in een gedeelte van Drenthe Rendo N.V. actief, het hoofdkantoor van Rendo staat in Hoogeveen. Uiteraard genereren de distributieactiviteiten de nodige werkgelegenheid. In totaal verschaffen de distributiebedrijven in Noord Nederland circa 1400 directe banen. Gezien het ontbreken van hoofdvestigingen betreft dit veelal onderhoudsactiviteiten en administratieve werkzaamheden. De vestiging van Essent in Groningen heeft nog wel een beperkte regionale aansturingfunctie.
47 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIE IN NOORD NEDERLAND
De indirecte werkgelegenheid die met distributiebedrijven gemoeid is komt voort uit netwerkonderhoud en ICT werkzaamheden. Er is een duidelijke trend waarneembaar bij de distributiebedrijven om het onderhuid uit te besteden aan onderaannemers die in de regio zijn gevestigd. Het onderstaande figuur geeft een schematische weergave van de cluster van bedrijvigheid zoals die in Noord Nederland kan worden onderscheiden. Figuur 4.6
Huidige elektriciteitscluster in Noord Nederland ELEKTRICITEITSPRODUCTIE
ELEKTRICITEITSAFNAME
CENTRAAL
DECENTRAAL
ELEKTRICITEITCONSUMPTIE
Electrabel Nederland N.V.
Duurzaam
Grootverbruikers
Zonne-energie
Middensegment
Eemscentrale
Particulieren Windenergie
Centrale Bergum Biomassa
ENERGIEBEDRIJVEN
Delesto B.V.
Mini-WKK
Essent, Nuon, Eneco en Rendo
KENNISINSTELLINGEN
TOELEVERINGS- EN UITBESTEDINGSRELATIES
Rijksuniversiteit Groningen
Civiele en zakelijke diensten
Energy Delta Institute
Universiteit Twente
Onderhoud / aanleg decentraal leidingnet, particuliere elektrische ontsluiting, beveiliging, dataverzameling, ICTondersteuning, catering, etc.
48 ENERGY VALLEY
5
ENERGIEKENNIS
Kennisontwikkeling en kennistoepassing worden algemeen beschouwd als belangrijke motoren voor de Nederlandse economie. Voor een kennisintensieve samenleving zoals in Nederland is gedegen onderzoek en onderwijs cruciaal. De Algemene EnergieRaad (AER) concludeert in haar advies aan het Ministerie van EZ dat Nederland een sterke positie in Europa heeft wat betreft kennis op het gebied van energie. Deze positie vormt een belangrijke basis voor de versterking van de energiesector in Nederland. De AER identificeert een aantal terreinen binnen de energiekennis waarin Nederland een vooraanstaande positie bezit. Een aanzienlijk deel van deze kennis is geconcentreerd in Noord Nederland. De facetten van energiekennis waar, door de AER, in Nederland een voorsprong is geïdentificeerd zijn40: Zonnecellen. Geologische kennis (aardgaswinning) Kennis van upstream technieken; Kennis omtrent aanleg van (gas)infrastructuur; Gas- en brandertechnologie; Kennis van chemische omzettingen van energie, inclusief uit kolen en biomassa. Noord Nederland beschikt over een belangrijk kennispotentieel met betrekking tot energie. De aanwezigheid van een aantal toonaangevende kennisinstellingen op het gebied van de energiekennisontwikkeling zijn van vitaal belang voor dit kennisniveau. Tevens zijn deze instellingen van belang voor het aanbod van voldoende, goed geschoolde en gekwalificeerd personeel. Zowel op het gebied van fundamenteel onderzoek als op het gebied van uitvoerende werkzaamheden binnen de energiecluster zijn deze kennisinstellingen onmisbaar. Onderstaande zullen de belangrijkste kennisinstellingen in Noord Nederland met betrekking tot de energiecluster kort worden toegelicht. 5.1.
KENNIS IN NOORD NEDERLAND
De basis voor de Noord Nederlandse energiekenniscluster wordt gelegd door de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool Groningen en het Van Hall Instituut in Leeuwarden. Ook bedrijven als Gasunie Research en de NAM (waar veel geologische kennis geconcentreerd is) zijn van fundamenteel belang voor het kenniscluster. Voorts is de T.U. Twente en, ten aanzien van duurzaamheid, het NIDO in Leeuwarden van belang. Bij de Rijksuniversiteit Groningen is een belangrijke concentratie van met name gastechnische kennis aanwezig. Verschillende onderzoeksgroepen zijn betrokken bij onderzoek op het gebied van brandertechnologie en biomassaconversie. Een toonaangevend instituut is het Stratingh instituut dat nauw samenwerkt met Gasunie research. Ook bedrijven zijn actief betrokken bij het onderzoek ten aanzien van de conversie van biomassa tot gasvormige en vloeibare brandstoffen.
40
Post-Kyoto energiebeleid, Advies aan de minister van Economische Zaken. Algemene Energieraad (2002). 49
MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEKENNIS
Genoemd kunnen worden Paques (een bedrijf in biologische zuiveringsinstallaties), North Refinery (olieraffinage) en Methanor (een productiebedrijf voor methanol). Bij de Rijksuniversiteit Groningen is tevens het onderzoek naar de verdere ontwikkeling van PV-systemen een interessant aandachtspunt. Dit onderzoek vindt plaats binnen het Materials Science Centre. De projecten Leguanen van Stavoren en MegaPV in Fryslân zijn toonaangevend ten aanzien van de ervaringsontwikkeling op PV-gebied. Deze projecten zijn erop gericht om de toepassing van verschillende PV-systemen onderling te vergelijken en om de implementatie van zonne-energie in het dagelijkse gebruik te stimuleren. Op het terrein van duurzaamheid wordt daarnaast toonaangevend onderzoek uitgevoerd binnen het Centre for Development Studies (CDS) en binnen het IVEM (het Interfacultair Centrum voor Energie en Milieukunde). Het gaat daarbij om interdisciplinair onderzoek waarin met name ook de niet-technische kennis hoog ontwikkeld is. Het Van Hall Instituut (VHI) in Leeuwarden verzorgt HBO-opleidingen op thema’s als natuurlijke omgeving, milieu, water, zorg voor dieren en grondstoffen, duurzaamheid en voeding. De Projectgroep Duurzaamheid van het Van Hall Instituut Business Center is frequent betrokken bij innovatieve en vernieuwende projecten die toonaangevend zijn op het gebied van duurzaamheid. Belangrijk onderdeel van het werkterrein van het VHI is onder andere de strategieontwikkeling op het gebied van groene energie. Vanuit het CDS en het IVEM zijn in dat verband lijnen ontwikkeld naar onderdelen van de Rijksuniversiteit Groningen die zich bezighouden met vraagstukken op terreinen als economie, bedrijfskunde, psychologie, communicatie, recht, beleid en bestuurskunde. Voor deze niet-technische kant van het energieonderzoek biedt met name ook de Hanzehogeschool een goede infrastructuur voor verdere uitbouw van de kennisinfrastructuur in Noord Nederland. Daarbij kan vooral worden gedacht in de richting van managementstudies. Noord Nederland is met name sterk op de door de AER onderscheiden kennisgebieden die een belangrijke bijdrage moeten leveren aan de verdere versterking van de Nederlandse energiesector. Tot deze kennisgebieden behoren kennis van upstream technieken, kennis omtrent aanleg van (gas)infrastructuur, gas- en brandertechnologie, kennis van chemische omzettingen van energie, kennis van zonnecellen en geologische kennis. Daarbij gaat het in eerste instantie vooral om technologische en exporteerbare kennis. Echter, ook op de niet-technische terreinen (economisch, politiek / bestuurlijk, juridisch, management) vormt de aanwezigheid van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool een stevige basis voor verdere uitbouw van de kennisinfrastructuur. Vanuit de markt is reeds aangegeven dat er in toenemende mate behoefte is aan specifieke managementopleidingen op het gebied van energie. Vanuit een internationaal perspectief dient in dit verband zeker het Energy Delta Institute, een gezamenlijk initiatief van Gasunie Research, de Rijksuniversiteit Groningen en Gazprom, te worden genoemd. In het vervolg van dit hoofdstuk zal hier nadere aandacht aan worden besteed.
50 ENERGY VALLEY
ENERGIEKENNIS
Een sterk kenmerk van de Noord Nederlandse kennisinfrastructuur is de nauwe samenwerking tussen instituten die fundamenteel onderzoek uitvoeren (met name op het gebied van brandertechnologie en zonnecellen) en bedrijven en instellingen die meer toegepast onderzoek doen. Op deze wijze wordt de lange termijn basis voor de positie van Noord Nederland in de energiewereld gewaarborgd. Gasunie Research Gasunie Research is wereldleider op het gebied van kennisontwikkeling bij gasverbranding en gastransport. Bij Gasunie Research werken momenteel ruim 100 mensen. Dit aantal is groeiende. Gasunie Research zal zich in de toekomst als zelfstandige business unit bij Gastransport Services ontwikkelen en zal commerciële projecten met een potentieel hoge spin-off genereren. In het verleden heeft Gasunie Research belangrijke innovaties gedaan, waaronder de ontwikkeling van de hoog rendementsketel. In het verleden werd de ontwikkelde technologie niet benut voor het ontwikkelen van spinoffs, maar ter beschikking gesteld aan de rest van de wereld ter bevordering van het doelmatige gebruik van aardgas. In de toekomst zullen de spin-offs zelf worden geëxploiteerd, dan wel in joint ventures worden vermarkt. Momenteel is Research betrokken bij studie naar het gebruik van waterstof, dat mogelijk als toekomstige massabrandstof kan gaan gelden. Een eerste gebruiksmogelijkheid betreft het mengen van waterstof met aardgas. NIDO In Leeuwarden is het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO) gehuisvest, een ICES/KIS-initiatief ter versterking van de Nederlandse kennisinfrastructuur. NIDO is een netwerkorganisatie die bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen bij elkaar brengt ter bevordering van duurzame ontwikkeling. NIDO heeft als doel om een structurele koppeling te leggen tussen economische groei en verbetering van de ecologische en sociale kwaliteit van de leefomgeving. In samenwerking met verschillende partijen worden veelbelovende programma’s ten aanzien van duurzame ontwikkeling verder uitgewerkt. NIDO vervult hierbij een regisserende, (financieel) ondersteunende en controlerende rol. Een kerntaak van NIDO is het overbrengen van de opgedane kennis op de Nederlandse samenleving middels publicaties, website, nieuwsbrief, conferenties en leergangen. Universiteit Twente Op de Universiteit Twente wordt vooraanstaand onderzoek gedaan op het gebied van biomassa. De leerstoel “Thermische Conversie van Biomassa” richt zich op onderzoek naar efficiënte en nieuwe conversiesystemen om biomassa om te zetten in bijvoorbeeld elektriciteit, warmte, bio-olie, methanol of waterstof. Deze toepassingsmogelijkheden kunnen een belangrijke duurzame aanvulling vormen op de Nederlandse energiehuishouding. Het Centrum voor Schone Technologie en Milieubeleid (CSTM) is een instituut verbonden aan de Universiteit van Twente dat onderzoek verricht op het gebied van milieubeleid en andere beleidsterreinen die relevant zijn voor duurzame ontwikkeling.
51 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEKENNIS
5.2.
VERHOUDING TOT DE KENNIS IN DE REST VAN NEDERLAND
Naast een belangrijke concentratie van energiekennis in Noord Nederland is de Nederlandse energiekennis voor een groot deel aanwezig bij het ECN en bij TNO. Vanuit de universitaire wereld wordt daarnaast belangrijk onderzoek verricht bij de TU Delft en de Universiteit Utrecht41. Een belangrijke recente ontwikkeling is het wegvallen van onderzoeksbudgetten van de energiedistributiebedrijven42, waardoor instituten als Gastech (het voormalige Gasinstituut) en Kema een aanmerkelijke budgetdaling hebben ondergaan. Deze instituten richten zich met name op toepassingen van kennis en zijn nu gedwongen zich te heroriënteren. Deels geschiedt dit door inkomsten te zoeken uit commerciële initiatieven, zoals consultancy. De diverse onderzoeksinstituten en -organisaties werken veel samen. Tegelijkertijd is er evenwel ook sprake van een sterke versnippering van de aanwezige kennis. Dat laatste lijkt, zeker in een liberaliserende energiemarkt, een kwetsbaar punt in de Nederlandse kennisinfrastructuur. Een goede coördinatie is van belang om er voor te zorgen dat de kennisinfrastructuur in Nederland tot de wereldtop blijft behoren. Gelet op de aanwezige kennis(infrastructuur) in Noord Nederland, en op het bestaande niveau van samenwerking in, kan Noord Nederland hierin een belangrijke rol vervullen. Overigens heeft de overheid via de Energie Onderzoek Strategie (EOS) inmiddels een eerste aanzet gegeven voor een betere coördinatie op het gebied van energiekennis. 5.3.
BELEID TEN AANZIEN VAN ENERGIEKENNIS: EOS
Een belangrijk deel van het Nederlandse beleid ten aanzien van energiekennis is vastgelegd in de Energie Onderzoek Strategie (EOS). EOS gaat over die publieke middelen waar de overheid directe verantwoordelijkheid voor heeft en invloed kan hebben op de te maken inhoudelijke keuzes. De universiteiten vallen tot op zekere hoogte buiten de invloedssfeer van EOS. Het initiatief tot EOS is genomen vanwege de dreigende focus op korte termijnonderzoek in een liberaliserende energiemarkt. Daardoor dreigt het lange termijnonderzoek, en daarmee de vooraanstaande positie van Nederland in de energiewereld, te worden ondermijnd. Publieke financiering van het onderzoek moet gericht zijn op speerpunten en kennisimport thema’s. Middelen voor het specifieke energieonderzoeksbeleid dienen versterkt te worden ingezet op lange termijnonderzoek en demonstraties. Mogelijke speerpunten in de Nederlandse kennisontwikkeling zijn volgens EOS: De toekomstige gasinzet; Offshore windenergie; Biomassa; Elektriciteits- en gasinfrastructuur; Energiegebruik in energie-intensieve sectoren en in de gebouwde omgeving. 41
Zie bijlage VI voor een nadere precisering van de diverse onderzoeksrichtingen. Als gevolg van de privatisering zijn de energiedistributiebedrijven genoodzaakt rendementseisen te stellen aan investeringen en derhalve minder bereid middelen te fourneren voor lange termijn onderzoek. 42
52 ENERGY VALLEY
ENERGIEKENNIS
Verder wordt geconcludeerd dat internationale samenwerking sterk moet worden gestimuleerd. In dit verband kan het 6de kader programma van de Europese Unie worden aangemerkt als een belangrijk uitgangspunt voor ontwikkelingen op het gebied van kennis. Door de wens om een geïntegreerde Europese onderzoeks- en onderwijsruimte te creëren leidt het Europese beleid tot een behoorlijke schaalvergroting in de kennissector. Belangrijk daarbij is dat de EU samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven wil stimuleren. Een aspect dat verder centraal staat in het Europese beleid is de internationalisering van de kennissector door de koppeling tussen energie en mondiale vraagstukken, bijvoorbeeld als gevolg van Kyoto, de emissiehandel en gerelateerde kennis en technologie transfer naar ontwikkelingsen transitie-landen. 5.4.
SCHAALVERGROTING EN INTERNATIONALISERING VANUIT NOORD NEDERLAND
Vanuit een strategische oriëntatie bieden de aan elkaar gekoppelde ontwikkelingen van schaalvergroting en internationalisering Noord Nederland goede kansen voor verdere versterking van de kennisinfrastructuur. In het bijzonder de reeds bestaande samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en grote bedrijven in Noord Nederland bieden hiervoor goede uitgangspunten. Ten aanzien van de schaalvergroting kan hier bij wijze van treffende illustratie worden genoemd de coördinerende rol van de Rijksuniversiteit Groningen (Centre for Development Studies (CDS)) in het initiatief voor het project Klimaatpolitiek, energie technologie transfers en duurzame ontwikkeling. Het CDS heeft dit project via een Expression of Interest ingediend bij het 6de kaderprogramma van de EU. Het CDS werkt daarbij samen met vele onderzoeksen kennisinstellingen in Europa. Daarnaast is het Energy Delta Institute, een gezamenlijk initiatief van Gasunie Research, de Rijksuniversiteit Groningen en Gazprom, een uniek voorbeeld van internationale samenwerking en kennisuitwisseling. Het Energy Delta Institute is een opleidingscentrum op het gebied van gashandel en gastransport en is in Groningen gevestigd vanwege de sterke kennispositie van Groningen op deze beide gebieden. Het instituut kan zich verheugen in een enorme internationale belangstelling. EOS kiest voor een samenhangende en geconcentreerde ontwikkeling van kennis op energiegebied. In samenhang met het streven om in te zetten op internationaal onderscheidend onderzoek en niet in elk land alle niches te bezetten, lijkt een geconcentreerde inzet op onderzoek naar aardgastoepassingen en andere gasvormige energietoepassingen wenselijk. Gezien de prominente plaats die Groningen op dit gebied inneemt lijkt een verdere uitbouw van onderzoek in Groningen logisch. Bezien kan worden of het wenselijk is om in dat kader over te gaan tot een verdere concentratie van onderzoek naar toepassing van gassen op energiegebied.
53 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
ENERGIEKENNIS
Een ander aspect betreft de kennisopbouw voor de energiesector op niet technologisch gebied. Nergens in Nederland (en ook niet in Europa) is er momenteel sprake van geconcentreerde kennisopbouw op het gebied van de liberalisering van de energiemarkten en alle activiteiten die daarmee samenhangen, zoals de werking van de internationale energiemarkten, strategieën van liberalisering en privatisering, de werking van de toezichthouders, energiepolitiek, internationaal energierecht, energy business management, energiemarketing, etc. Gezien de ontwikkelingen in de markt lijkt een geconcentreerde ontwikkeling van niet technische kennis wenselijk. In aansluiting op de kennis die momenteel reeds bij de RuG op dit gebied beschikbaar is; en ook in vervolg op de hierboven genoemde initiatieven van CDS en Energy Delta Institute lijkt verdere kennisopbouw op dit vlak in Groningen mogelijk en ook wenselijk.
54 ENERGY VALLEY
6
TOEKOMSTPERSPECTIEF NOORD NEDERLAND
6.1
INVLOEDSFACTOREN
Zoals is in de vorige hoofdstukken is aangegeven zal de vraag naar energie in de komende jaren blijven stijgen. Dit geldt zowel aardgas als elektriciteit. Op basis van deze verwachting mag worden verondersteld dat Noord Nederland ook in de komende decennia belangrijk blijft als productiegebied voor beide. Dit betekent dat er in de komende periode sprake zal blijven van winning en transport van aardgas en de productie van stroom, zowel centraal als decentraal. Voor de economische structuur van Noord Nederland is niet zozeer het gegeven dat er in de komende jaren energieproductie plaatsvindt van belang, maar vooral de wijze waarop dit gebeurt. De vorm waarin de productie, verwerking en verhandeling van de energie wordt georganiseerd kan zeer verschillen, al naar gelang regiefuncties voor Noord Nederland behouden blijven en er wordt ingezet op nieuwe activiteiten. Hierbij zijn twee scenario’s te onderscheiden: a- Een scenario, waarin ontwikkelingen ten gevolge van verschuivende marktverhoudingen door onder meer liberalisering en privatisering als gegevenheden worden beschouwd. In dit scenario treedt inkrimping van de werkgelegenheid op. Vanwege de waarschijnlijkheid dat het scenario optreedt indien geen gerichte inspanningen wordt gepleegd, hebben we dit scenario het ‘trendscenario’ genoemd. b- Een scenario, waarin de verschuivende marktverhouding aanleiding zijn voor een hernieuwde positionering. Vanwege de wenselijkheid van behoud van werkgelegenheid en versterking van de economische structuur hebben we dit scenario het ‘doelscenario’ genoemd. Hieronder worden beide scenario’s toegelicht. 6.2 TRENDSCENARIO In dit scenario zijn een aantal mogelijke ontwikkelingen die samenhangen met de privatisering van de energiemarkten opgenomen. Het scenario is ‘volgend’ van karakter. De verschillende ontwikkelingen zijn afzonderlijk wellicht te overleven; in gezamenlijkheid beteken ze een fors verlies aan profiel van het Noorden als energieregio. Bepalend in het trendscenario is met name het verlies aan ‘regiefuncties’, waardoor hoogwaardige werkgelegenheid verdwijnt en de activiteiten zich beperken tot productie en transport. Belangrijke ontwikkelingen zijn: A- Wegvallen van de handelsactiviteiten van Gasunie De privatisering van de handelsactiviteiten, waarbij het organisatieonderdeel Trade & Supply wordt overgedragen aan Shell en ExxonMobil, draagt het gevaar in zich dat deze activiteiten op termijn worden geïntegreerd in reeds bestaande handelsafdelingen van de maatschappijen in respectievelijk Den Haag, Londen en Breda. Eventueel vertrek betekent: 55 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TOEKOMSTPERSPECTIEF NOORD NEDERLAND
Het vertrek van een gezichtsbepalende activiteit; Het verlies van circa 150 arbeidsplaatsen; Verlies van toekomstige werkgelegenheidsgroei (internationale handel in aardgas lijkt een groeimarkt). B- Beperking van taken Gastransport Services tot nationale netwerkbeheerder De kerntaak van Gastransport Services zal in het voorstel van minister Jorritsma bestaan uit het verzorgen van het transport van aardgas, zoals dat door de aanbieders wordt gevraagd. Gastransport Services wordt daarmee een nutsbedrijf met een neutrale en publieke taak. Bij een dergelijke functie past de voorgestelde positie als 100% overheidsbedrijf. In vele opzichten zal Gastransport Services in deze rol te vergelijken zijn met TenneT. Gastransport Services krijgt daarmee het karakter van een ‘stil water company’. In de huidige situatie kan Gastransport Services veel breder opereren, hetgeen zichtbaar is op onderzoeksgebied, bij internationale activiteiten en bij bijzondere initiatieven, zoals het Energy Delta Institute. In de nieuwe situatie zal Gastransportservices haar regiefunctie op het gebied van activiteiten op het gebied van gastransport en gaskennis verliezen, waarmee een belangrijk deel van de glans van het bedrijf verloren gaat. C- Sterke inkrimping Gasunie Research, vergelijkbaar met Kema en Gastec; De privatisering van de energiedistributiebedrijven heeft geleid tot een sterke afname van de afdracht van middelen aan onderzoeksinstellingen als Gastec en Kema. Deze instituten verrichten onderzoek naar toepassingen van elektriciteit en aardgas en werden hoofdzakelijk gefinancierd met middelen van de energiebedrijven. De energiebedrijven zien het in de huidige situatie niet als hun taak om onderzoek te financieren, waarvan de rendementen op korte termijn niet zichtbaar zijn. Het wegvallen van deze geldstroom heeft geleid tot aanzienlijke inkrimpingen bij de betreffende instituten en een gewijzigde bedrijfsoriëntatie. Voor een toekomstig nutsbedrijf als Gastransport Services en ook voor de beide handelsondernemingen is er weinig aanleiding om een groot onderzoeksapparaat als Gasunie Research in het leven te houden. Het op termijn wegvallen van de financiering zou een forse reductie van de researchafdelingen kunnen opleveren hetgeen de positie van Groningen als kennisstad op energiegebied aanmerkelijk zou aantasten. D- Vertraging gaswinning uit nieuwe velden, uitval activiteiten door internationalisering De werkgelegenheid bij NAM (en andere concessiehouders) is tot op zekere hoogte te splitsen in twee delen: De exploratie van nieuwe gasvelden en het geschikt maken van deze velden voor productie; (De continering van) de winning van gas uit reeds geschikt gemaakte velden. Ten aanzien van de eerstgenoemde activiteiten is het kleine velden beleid van groot belang. Vertraging bij het in uitvoering nemen van werkzaamheden in nieuwe velden door bijvoorbeeld oponthoud bij vergunningsprocedures, betekent gemis aan investeringen en verlies van werkgelegenheid. Een belangrijk deel van de investeringen van NAM (en andere concessiehouders) en de toeleveranciers is juist gefocussed op deze activiteiten. 56 ENERGY VALLEY
TOEKOMSTPERSPECTIEF NOORD NEDERLAND
Indien de vertragingen te ver oplopen zullen ondernemingen die nu in Noord Nederland vestigingen ten behoeve van de gaswinning hebben, hun activiteiten afbouwen. Gezien de terugval in vergunningverleningen voor de exploratie van nieuwe velden is dit gevaar bepaald niet denkbeeldig. Tegelijkertijd is duidelijk dat er ten aanzien van de winningsactiviteiten processen van internationalisering spelen, waarbij activiteiten ten behoeve van de winning in de Noordzee en de gebieden daaromheen worden geconcentreerd. Een recent voorbeeld daarvan is Onegas waarin recentelijk activiteiten van NAM, Shell en UK Exploration en Production zijn ondergebracht. Deze trend van internationale taakverdeling en concentratie kan leiden tot wijzigingen in de functie van NAM. Indien draagvlak voor de huidige NAM activiteiten wegvalt door het uitblijven van winningsactiviteiten in Nederland, wordt de positie van NAM (Assen) voor de vestiging van internationale activiteiten er niet sterker op. Dit proces zal kunnen leiden tot verdere afbouw van de werkgelegenheid in Noord Nederland. Ten aanzien van de activiteiten is het Groningen Long Term project (GLT) van belang, waarbij gaswinningslocaties worden voorzien van compressoren ten einde de levering voorlopig zeker te stellen. GLT is zeer kapitaalsintensief. De investering bedraagt ca € 1.5 miljard, dewelke over de komende tien jaren wordt verspreid. E- Beperking activiteiten energiebedrijven tot regionale servicefunctie In de afgelopen jaren zijn de energiebedrijven van de Noordelijke Provincies in een keten van fusies uiteindelijk opgenomen in Essent en Nuon. Terwijl ook Eneco beperkt aanwezig is43. Deze fusies hebben geleid tot het vertrek van de hoofdkantoren uit Noord Nederland.44 Hiermee is veel hoogwaardige werkgelegenheid uit de regio verdwenen. De resterende werkgelegenheid is met name gericht op de onderhoudsfunctie en administratieve afwikkeling. Het uiteindelijke beeld van deze ontwikkelingen is niet alleen een reductie van de energie gerelateerde werkgelegenheid, maar bovenal een fors verlies aan profiel als energie regio. Met name bepalend is het vertrek van regiefuncties in zowel de gas als de electriciteitssector. 6.3 DOELSCENARIO In dit scenario worden liberalisering en privatisering van de energiemarkten niet als bedreiging gezien, maar als een vertrekpunt voor verdere groei van de activiteiten. De benadering van dit scenario is ‘actief’, hetgeen betekent dat er op meerdere terreinen gerichte inzet nodig is. In het scenario wordt ervoor gekozen om de bestaande sterkten van de regio uit te bouwen op basis van een integrale aanpak. Basiselementen daarvoor zijn: Doorontwikkeling van de bestaande bedrijfsactiviteiten; Uitbouw van de kennisinfrastructuur; Inzet op duurzame energieontwikkeling.
43
Naast deze drie landelijk opererende distributiebedrijven is ook Rendo actief. Rendo is een zelfstandig operend lokaal energiedistributiebedrijf in de omgeving van Hoogeveen. 44 Opgemerkt wordt dat Essent Kabelcom zijn hoofdkantoor in Groningen heeft staan. 57 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
TOEKOMSTPERSPECTIEF NOORD NEDERLAND
De combinatie van de verschillende elementen zal moeten leiden tot een ‘vriendelijk klimaat’ voor energiegerelateerde activiteiten, zowel wat betreft toepassingen van het opwekken van duurzame energie als traditionele winningsactiviteiten t.b.v. exploitatie van kleine velden. In convenanten tussen overheden en bedrijven zullen hierover afspraken moeten worden gemaakt. Het doelscenario is erop gericht om de bedreigende elementen uit het trendscenario in een ander daglicht te plaatsen en op de betreffende punten te komen tot positieverbetering in plaats van positieverslechtering. Belangrijke elementen in het doelscenario zijn: A- Integrale positionering van de Noord Nederland als Energy Valley Basis voor het realiseren van het doelscenario is het positioneren van Noord Nederland als gebied waar hoogwaardige productie van gas en elektriciteit plaatsvindt, waar research en kennisopbouw is gecentreerd en waar innovatie plaatsvindt op het gebied van energieproductie, onder meer met betrekking tot duurzaamheidsaspecten. Op basis van deze positionering is het in dit scenario mogelijk om bedreigde activiteiten te behouden en uit te bouwen tot internationaal concurrerende bedrijfsactiviteiten. B- Behoud en uitbouw van de activiteiten van Gasunie In het doelscenario worden de bedreigingen en beperkingen ten aanzien van de activiteiten van Gasunie, zoals opgenomen in het trendscenario, overkomen. De handelsactiviteiten van Shell en ExxonMobil worden zodanig gefaciliteerd door onder meer de uitbouw van de kennisstructuur en de uitbouw van de Hub, dat deze in Groningen uitgroeien tot breed georiënteerde internationale activiteiten op het gebied van de handel in gas. De activiteiten van Gastransport Services blijven niet beperkt tot de nutsfunctie van het transporteren van aardgas in opdracht van handelaren. Gastransport Services wordt een actieve onderneming die haar unieke kennis en ervaring breed en internationaal vermarkt. Gasunie Research en de Rijksuniversiteit bouwen hun activiteiten op energiegebied uit, zowel op technisch gebeid als op het terrein van sociaal-economische en juridische kennis. De samenwerking tussen deze twee krijgt een bijzondere status voor wat betreft de gasmarkt, vergelijkbaar met TNO en ECN. Gasunie Research weet zich daarnaast succesvol te profileren als commercieel bureau op het gebied van energietoepassingen. C- Voorspoedige uitvoering van het kleine veldenbeleid In dit scenario wordt aangestuurd op behoud en uitbouw van de winningsactiviteiten, mede door exploratie en exploitatie van nieuwe velden. Ten aanzien van de proceduregang worden afspraken gemaakt, zodat partijen weten waar ze aan toe zijn. D- Inzet op projecten voor duurzame energie Duurzaamheid wordt een centraal thema voor de te ontwikkelen activiteiten. Hierbij wordt aangesloten op de bestaande competenties van de regio. E- Activiteiten van de energiedistributiebedrijven Het profiel van Energy Valley zal zodanig aantrekkelijk moeten zijn dat de energiedistributiebedrijven delen van hun activiteiten in Noord Nederland concentreren, gedacht kan worden aan duurzaamheidsprojecten, kennisopbouw en gedecentraliseerde backoffices.
58 ENERGY VALLEY
TOEKOMSTPERSPECTIEF NOORD NEDERLAND
Het Doelscenario streeft naar een hernieuwde positionering van de Noord Nederland ten gunste van energieactiviteiten. De hierboven genoemde elementen passen daarin, maar er zijn veel meer mogelijkheden. Van belang is dat de strategie integraal van opzet is. Elementen waarop wordt ingezet hebben betrekking op: het overheidsbeleid; de kennisinfrastructuur; de bedrijfsactiviteiten; het maatschappelijk draagvlak; duurzaamheid. In het hiernavolgende hoofdstuk zijn al deze elementen verder uitgewerkt. Figuur 6.1
Overzicht Scenario’s
TRENDSCENARIO Elementen a- Wegvallen van de handelsactiviteiten van Gasunie b- Beperking van taken Gastransport Services tot nationale netwerkbeheerder c- Sterke inkrimping Gasunie Research, vergelijkbaar met Kema en Gastec d- Vertraging gaswinning uit nieuwe velden e- Beperking activiteiten energiebedrijven tot regionale servicefunctie DOELSCENARIO Elementen a- Integrale positionering van de Noord Nederland als Energy Valley b- Behoud en uitbouw van energiegerelateerde werkgelegenheid c- Aansluiten bij regionale kerncompetenties d- Voortbouwen op actuele ontwikkelingen
59 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
60 ENERGY VALLEY
7
CONTOUREN
VAN
ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de potenties die Noord Nederland biedt voor doorontwikkeling van de energieactiviteiten. Kansenvelden worden beschreven en aan de hand van voorbeelden voor programma’s en projecten nader uitgewerkt. Uitbouw van de energiegerelateerde bedrijvigheid in Noord Nederland is het meest kansrijk als wordt gekozen voor een integrale aanpak, waarbij niet slechts wordt ingezet op afzonderlijke deelactiviteiten, maar waarin de verschillende activiteiten in samenhang met elkaar worden bezien. Uiteraard zijn de individuele bedrijfsactiviteiten en de daaraan verbonden toeleverings- en uitbestedingsrelaties van belang. Om de sector structureel uit te bouwen tot een kerncompetentie van Noord Nederland, die ook op lange termijn stand houdt, is echter meer nodig. Gezocht is naar mogelijkheden om structurele doorgroei te faciliteren. Daarbij blijken drie factoren van cruciaal belang: a- Inspanningen op het gebied van duurzame energieontwikkeling; b- Uitbouw van de kennisinfrastructuur; c- Doorontwikkeling van de bestaande bedrijfsactiviteiten op het gebied van de productie, transport en handel in energie. Van belang is dat deze factoren passen bij de kerncompetenties van Noord Nederland, dat gunstige omgevingscondities biedt voor de doorontwikkeling van de energiecluster. De factoren mogen worden beschouwd als de pijlers waarop Energy Valley zal worden gebouwd. Figuur 7.1
Pijlers Energy Valley ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Duurzame energieontwikkeling
Uitbouw kennisinfrastructuur
Doorontwikkeling bestaande bedrijfsactiviteiten
GUNSTIGE OMGEVINGSFACTOREN
Ter toelichting hierop het volgende: A- Duurzaamheid De energie-industrie is zeer nauw betrokken bij de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Inzet op duurzame energie betekent inzet op toekomstige economische activiteit. Inzet op duurzame energie betekent ook het faciliteren van verbeteringen in bestaande energievormen die in Noord Nederland sterk zijn vertegenwoordigd.
61 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
B- Kennis Kennis is de drager van innovatie in het bedrijfsleven en ligt aan de basis van de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Kennis op energiegebied is in Noord Nederland in hoge mate aanwezig, zowel in praktische als theoretische zin. Doel is de aanwezige kennis verder uit te bouwen en te benutten voor structurele versterking van het bedrijfsleven en voor een duurzame ontwikkeling. C- Doorontwikkeling van de activiteiten van het bestaande bedrijfsleven De aanwezige activiteiten bieden voldoende basis voor verdere doorgroei, mits de aanwezige kansen worden benut. Ondersteuning door kennis en een in maatschappelijk opzicht vriendelijk economisch klimaat zijn daarbij cruciaal. Belangrijke mogelijkheden voor doorontwikkeling van de bedrijfsactiviteiten liggen er in de volgende thema’s: 1. Behoud en uitbouw winningsactiviteiten; 2. Internationalisering Gastransport Services; 3. Uitbouw handelsactiviteiten in gas; 4. Aanwezigheid energiedistributiebedrijven; 5. Uitbouw additionele werkgelegenheid; 6. Energie Park Eemsmond / Delfzijl. Vrijwel alle punten die samenhangen met de uitbouw van de bedrijfsactiviteiten (punt 1 t/m 6) hebben betrokkenheid met kennis en duurzaamheid. Om echter enige ordening aan te brengen is er voor gekozen om tot op zekere hoogte de verschillende aspecten separaat te behandelen. Bij de uitwerking van de drie hierboven genoemde pijlers van Energy Valley is gestreefd naar een integrale aanpak die verschillende aspecten van de maatschappelijke en economische werkelijkheid met elkaar in verband brengt. Dit vanuit de gedachte dat alleen een dergelijke aanpak tot werkelijke structuurversterking kan leiden, overeenkomstig de analyses van de econoom Porter. De keuze van de drie pijlers hangt samen met deze benadering. In bijlage VII is aangegeven op welke wijze de voorgestelde maatregelen passen in het model van Porter. De voorgestane integrale aanpak van de energiecluster in Noord Nederland zal ook organisatorisch vertaald moeten worden. Voorgesteld wordt om daar nadere afspraken over te maken tussen de marktpartijen, de kennisinstellingen en de overheid (Rijk, provincies en gemeenten). Daartoe zou bijvoorbeeld een convenant Energy Valley kunnen worden opgesteld. Voorts is het van belang dat partijen elkaar blijven ontmoeten en dat voortgang actief wordt gemonitored. Een platform Energy Valley is daartoe een mogelijkheid. Voorts zal er concreet invulling moeten worden gegeven aan de hierna te noemen programmapunten. Daarvoor zijn de partijen waarop de programmapunten betrekking hebben in eerste instantie zelf verantwoordelijk. Dit neemt niet weg dat het wenselijk is om een motor in te bouwen door capaciteit vrij te maken voor het ondersteunen van initiatieven. Tot slot de opmerking dat een integrale aanpak van de energiecluster zoals hier voor gesteld allereerst voor zichzelf moet spreken en anderen van de voordelen ervan moet overtuigen. 62 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Dit neemt niet weg dat daarnaast via voorlichtingsinstrumenten de positionering van Noord Nederland als Energy Valley voor het voetlicht moet worden gebracht. Dit betekent dat een gezamenlijke promotie en positioneringscampagne zal moeten worden opgezet. Ter vergelijking kan worden opgemerkt dat het succes van Groningen als ICT-stad mede werd gedragen door gerichte campaigning. Voor het overige willen we op dit moment nog geen organisatorische suggesties doen, één en ander kan in een latere fase worden uitgewerkt. 7.1
DE EERSTE PIJLER: DUURZAAMHEID
De ontwikkeling van nieuwe duurzame energievormen en het verbeteren van de milieuvriendelijkheid van bestaande energiedragers is een belangrijk middel om de economische positie van Noord Nederland te versterken. De Europese Unie en ook Nederland hebben zich vastgelegd op een energiebeleid waarin in toenemende mate duurzame energievormen de rol van traditionele energievormen zullen overnemen. Daarbij is een transitietraject voorzien waarin ook de bestaande fossiele energiedragers zo schoon mogelijk moeten worden ingezet. Dit betekent dat energiebedrijven, industrieën en consumenten in de komende periode zullen worden geconfronteerd met een voortschrijdend beleid, waarin er niet alleen efficiënter met energie moet worden omgegaan, maar waarbij ook de milieu-onvriendelijke emissies drastisch omlaag gaan. De huidige doelstellingen zijn in dit proces slechts een eerste stap. Deze ontwikkeling betekent dat er een snel groeiende markt is voor methoden die leiden tot een efficiëntere benutting van energie en dat er een toenemende behoefte is aan energievormen die voldoen aan de milieucriteria. Het relatief schone aardgas wordt daarbij gezien als een goede transitiebrandstof. Dit impliceert dat er een grote economische potentie is voor die activiteiten die drager zijn voor een verbeterde energiehuishouding. Noord Nederland is het belangrijkste productiegebied van energie van ons land. Dit geldt zowel voor minerale brandstoffen (gas en olie) als de productie van elektriciteit. Tevens zijn in Noord Nederland belangrijke spelers gevestigd ten aanzien van distributie en handel in energieproducten. Ook is er sprake van een actief beleid van de drie provincies op duurzame energie, waarbij met name de belangrijke positie van Fryslân op het gebied van de productie van groene energie opvalt. Deze situatie maakt dat inzet op duurzaamheid een belangrijke steun kan zijn voor de marktpositie van deze spelers op langere termijn en dat kennis- en ervaringsopbouw op dit vlak een belangrijke stimulans kan zijn voor de doorontwikkeling van de energiesector in onze regio op langere termijn. De Algemene EnergieRaad heeft zich in 2002 gebogen over mogelijkheden voor een bijdrage van Nederland aan de opbouw van een duurzame energiehuishouding. In een advies aan het kabinet constateert de energieraad dat Nederland vier sterke punten heeft voor technologieontwikkeling ten aanzien van de transitie naar een duurzame energievoorziening:
63 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
1. Nederland Aardgasland Verdere uitbouw van de benutting van aardgas en een efficiënter gebruik ervan kunnen leiden tot een belangrijke bijdrage aan het verlagen van de CO2 -emissie. In Europa wordt verhoging van het aandeel van aardgas in de energievoorziening nagestreefd, waardoor er kansen voor hogere internationale inzet van aardgas zijn. 2. Nederland aan Zee Import van biomassa ten behoeve van grootschalige opwekking van groene energie. Deze optie biedt kansen voor de Eemshaven, die qua bereikbaarheid en beschikbare ruimte uitstekend geschikt is voor de verwerking van biomassa uit Oost Europa. 3. Nederland CO2-opslagland De opslag van CO2 zal in de toekomst een belangrijke modus kunnen zijn om te voldoen aan de Kyoto-doelstellingen. Noord Nederland biedt uitstekende mogelijkheden voor de opslag van CO2 in leegkomende aardgasvelden. In de transitie naar een waterstofeconomie kan opslag van CO2 voortkomend uit de productie van waterstof uit aardgas een belangrijk middel blijken om snel de vereiste schaalgrootte te bereiken die nodig is voor de opbouw van waterstof-infrastructuur. In deze transitie zal de productie van waterstof uit aardgas geleidelijk aan kunnen worden verdrongen door productie van waterstof uit hernieuwbare bronnen, zoals zonne-energie. 4. Nederland Kennisland Nederland heeft een voorsprong bij de ontwikkeling van enkele energiekennisvelden. Hiertoe behoort zeker gastechnologie, geologische kennis en kennis van upstream technieken. Kansrijk op lange termijn is ook de kennis over waterstoftechnologie. Binnen de excellente kennisvelden neemt Noord Nederland een bijzonder positie in vanwege de kennis van gasvormige energiedragers. Vast kan worden gesteld dat Noord Nederland vanwege grondstoffen, ligging, geologische structuur en kennisstructuur de ideale locatie is om deze vier sterke punten verder uit te bouwen. Aan deze vier thema’s zijn andere kenniselementen op het gebied van duurzame energie gekoppeld. Van belang voor Noord Nederland zijn met name de al eerdere genoemde transitie naar een waterstofeconomie. Waterstof leent zich voor menging met aardgas, kan gewonnen worden uit biomassa en zonne-energie (PhotoVoltaisch ofwel PV) en gecombineerd worden met CO2-afvang. Naast efficiëntievergroting en verduurzaming van reguliere, fossiele brandstoffen vormt de implementatie van alternatieve duurzame energiebronnen een belangrijk onderdeel van de Europese en nationale energiedoelstellingen. Voor Noord Nederland is de productie van windenergie een optie. Echter de kans dat de kennis- en ontwikkelingsstructuur rond windenergie prominent in Noord Nederland wordt gevestigd, wordt vanwege de reeds ingenomen posities door Denemarken, USA en Duitsland zeer klein geacht.
64 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Zonne-energie biedt nadrukkelijk meer mogelijkheden. Bij de RuG vindt, binnen het Materials Science Centre, onderzoek plaats naar de verdere ontwikkeling van PV-systemen. Met name in Fryslân beschikt men over uitgebreide ervaring op het gebied van de toepassing van PV-systemen. In Fryslân lopen een aantal belangwekkend projecten om het gebruik van zonne-energie te stimuleren. De plannen om het Friese deel van de afsluitdijk te voorzien van zonnepanelen hier een voorbeeld van. De toepassing van PV biedt tevens mogelijkheden voor het maken van waterstof; daarnaast is de regio een geschikte vestigingsplaats voor productie van PV-applicaties Tot slot biedt de geologische kennis bij NAM en RuG de mogelijkheid om projecten uit te voeren met aardwarmte. En de expertise omtrent verbranding en samenstelling van gas kan worden aangewend voor de productie en implementatie van biogas. De kennisopbouw daarvan sluit aan bij aardgasproductie. Op grond van deze overwegingen wordt voorgesteld om met name op de volgende strategische ontwikkelingsvelden in te zetten: Aardgas; Import en vergassing van biomassa; CO2-afvang en opslag; Waterstoftoepassing; Aardwarmte; PV. Van eminent belang is dat deze ontwikkelingsvelden: Aansluiten bij de bestaande competenties van de regio en; Tezamen een keten vormen, zodat er geen sprake is van incidentele ervaringsopbouw, maar er structureel wordt gewerkt aan een moderne energie-industrie op basis van gerelateerde processen. Consequentie zou ons inziens moeten zijn dat technologieën die geen directe relatie hebben met bovengenoemde speerpunten en waarvan de kennisbasis in de regio ontbreekt als nietprioritair worden aangewezen. Voorbeelden hiervan zijn: kernenergie, biofuels (olie uit lijnzaad), witte steenkool en getijdenenergie. Voorgesteld wordt om de strategische ontwikkelingsvelden als speerpunt te benoemen voor het innovatiebeleid voor energie in Noord Nederland en gericht projecten op dit vlak uit te werken. Van belang is dat tussen de lokale en regionale overheden en de commerciële partijen op energiegebied als onderdeel van het strategisch convenant Energy Valley afspraken worden gemaakt. Hierbij moet wordt vastgelegd op welke wijze handen en voeten wordt gegeven aan de doelstellingen op energiegebied en - zeker zo belangrijk - op welke wijze Noord Nederland als locatie kan gelden voor het opbouwen van kennis en ervaring op het vlak van duurzame energie met de bestaande kennis op het gebied van energie als springplank. Momenteel kent de provincie Groningen een dergelijke overeenkomst. Voorgesteld wordt deze in het kader van Energy Valley uit te bouwen op Noord Nederlands niveau.
65 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Onderdeel van de samenwerking tussen overheden en de energiesector moet een bepaling zijn dat Noord Nederland ‘proeftuin’ is voor projecten op het gebied van duurzame energie. Hierbij gaat het om ervaring op te doen met nieuwe technologieën om de kans op succes in de latere implementatiefase te maximaliseren. De proeftuingedachte moet daarbij breed worden ingevuld, zodat deze kan worden geïnterpreteerd als ruimte beschikbaar stellen, financiële en organisatorische bijdragen en medewerking op het gebied van regelgeving. In het convenant zal ook gerichte aandacht moeten worden geschonken aan de economische component. Wat betekent het programma voor de structuurversterking van de nationale en regionale economie; wat zijn regionale werkgelegenheidseffecten? Voorts is het wenselijk om in het convenant outputcriteria te definiëren ten aanzien van het economische effect (werkgelegenheid) en duurzaamheid (reductie CO2-uitstoot). Op basis van de hierboven genoemde speerpunten zijn in het kader van de proeftuingedachte de volgende kansrijke projecten te benoemen: Import en vergassing van biomassa in de Eemshaven, Inmiddels is door Electrabel een voorstel neergelegd voor een biomassacentrale in de Eemsmond. De procedure daarvoor loopt. Daarnaast is een meer omvattend idee ingebracht door de provincie Groningen voor vergassing van biomassa tot waterstof en CO2-opslag in het kader van de IPO (interprovinciaal overleg) Commissie Alders. Waterstofbijmenging bij aardgas In veel van de toekomstscenario’s speelt waterstof een centrale rol. Toepassing van waterstof kan beginnen met bijmenging bij aardgas. Inmiddels is een projectvoorstel ontwikkeld om te onderzoeken hoe deze menging kan plaatsvinden. In Noord Nederland zal een proefgebied moeten worden aangewezen. CO2-opslag In het kader van het hierboven genoemde IPO-voorstel zal onderzocht worden op welke wijze CO2 kan worden afgevangen en in bodemlagen worden opgeslagen. In uitgeputte aardgasvelden in Nederland kan theoretisch 12 gigaton CO2 worden opgeslagen. Dit komt overeen met 60 keer de totale jaarlijkse Nederlandse CO2uitstoot. Energieneutrale opties Zuiderzeelijn De provincie Groningen bereidt een onderzoek voor naar de wijze waarop de energievoorziening van de Magneetzweefbaan/HSL op duurzame wijze kan worden vorm gegeven. Aardwarmte Een onderzoek naar toepassingsmogelijkheden van aardwarmte in Noord Nederland, bijvoorbeeld ten behoeve van stadsverwarming voor nieuwe Vinex locaties of voor glastuinbouw.
66 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Diverse PV-projecten De provincie Drenthe en Essent zijn voornemens een 1 megawatt PV centrale te bouwen. Daarnaast zijn RuG en Gasunie Research voornemens hun kennisniveau op PV-gebied uit te bouwen. Shell Solar heeft aangegeven de eerste toepassingen van dunne film techniek in Groningen te laten plaatsvinden. Tevens bestaan er mogelijkheden voor productievestigingen van fabricage van nieuwe generatie zonnepanelen. Fryslân loopt landelijke gezien vooraan in de implementatie van zonne-energie in het dagelijkse energiegebruik. Projecten als ‘de Leguanen van Stavoren’, ‘MegaPV’ en “Friesland massaal op zonne-energie’ stimuleren de implementatie van PV-systemen middels voorlichting en begeleiding. In Leeuwarden zijn momenteel reeds 25 projecten gerealiseerd met zonne-panelen. Dit betekent dat Leeuwarden behoort tot één van de steden met de meeste PV-projecten. De voornemens zijn om voor 2005 in totaal tienduizend m² PV-panelen te plaatsen in de gemeente Leeuwarden. Een project met een bijzonder karakter is het door Gastransport Services ontwikkelde ideeën om een grootschalig centrum op te richten in Lauwersoog, waar nieuw technologieën op het gebied van duurzaamheid en energie voor een groot publiek worden getoond. Het Centrum zal worden geplaatst op de grens van Waddenzee en vaste wal, in de nabijheid van de gasvelden. De opzet van het centrum is gericht op een grootschalige recreatieve publieksvoorziening, dat tevens als bezoekerscentrum voor de Lauwersmeer en de Waddenzee geldt. Het ambitieniveau is hoog; gestreefd wordt naar uitstraling op internationaal en nationaal niveau, vergelijkbaar met het Groninger Museum. Het project zal tevens gelden als vlaggenschip in de communicatie met bedrijven, overheden en bevolking inzake Energy Valley. 7.2
DE TWEEDE PIJLER: KENNISSTRUCTUUR
In de vorige hoofdstukken is gebleken dat Noord Nederland over een unieke positie beschikt ten aanzien van kennis op het gebied van gas en (duurzame) energie. Deze kennis bevindt zich bij de onderzoeksinstellingen van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG), NIDO, het Van Hall Instituut (VHI), Hanzehogeschool, Gasunie Research (GuR) en uiteraard ook in de bedrijven (met name NAM en Gasunie). De kennisopbouw bij RuG en GuR (en bij de bedrijven) is manifest op technologisch gebied. Het gaat dan om zaken die te maken hebben met fysische aspecten van energie in het algemeen en gas in het bijzonder (energiedragers, samenstelling van het gas, transport, verbranding, enz). Maar ook op niet-technisch gebied is er sprake van kennisopbouw die voor de energiesector van groot belang is, onder meer op het gebied van economische, bedrijfskundige, juridische en politieke aspecten. De gecombineerde praktijkkennis van de bedrijven tezamen met de theoretische kennis van de RuG en de GuR is van een dusdanig hoog niveau, dat het heel goed mogelijk is om Groningen als prominent centrum voor aardgaskennis te positioneren.
67 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Ondanks de goede naam van bepaalde onderzoeksgroepen en breed geroemde kwaliteit van de betrokken bedrijven is deze kennis in het verleden voornamelijk intern ingezet en is daardoor nog onvoldoende van de gelegenheid gebruik gemaakt om de kennisstructuur integraal te positioneren. Voorgesteld wordt om in het kader van Energy Valley de aanwezige kennisinfrastructuur zodanig uit te bouwen dat Groningen het toonaangevende Europese kenniscentrum wordt op het gebied van gaskennis en alles wat daarmee samenhangt. Bijzondere aandachtspunten daarin zijn gastechnologie, waaronder nieuwe duurzame ontwikkelingen en niet technische aspecten van energie. Deze positionering van de kennisinfrastructuur zal een positief effect hebben op meerdere niveaus: a- In algemene zin wordt een bijdrage geleverd aan het nationale beleid om Nederland te profileren als kennisland. Er zijn maar weinig vakgebieden waarin Nederland voorop kan lopen; gasgerelateerde energiekennis is er zeker één van. Bovendien is dit thema in economisch opzicht zeer relevant. b- De uitbouw van de Noordelijke kennisinfrastructuur tot nucleus van energie- en gaskennis is van directe betekenis voor de in Nederland gevestigde bedrijven die in dit veld actief zijn. Kennisopbouw biedt de mogelijkheid om de concurrentieposities te versterken en te komen tot innovatie en structuurversterking. De uitbouw van technische kennis op het gebied van de productie van energie -waaronder gas- is voor de Nederlandse energie-industrie van direct belang. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van kennis op juridisch, bedrijfskundig, politiek / bestuurlijk en financieel-economisch gebied. c- De uitbouw zal voorts een impuls geven aan innovatieve concepten op het gebied van duurzaamheid. Gas is de belangrijkste transitiebrandstof op de lange weg naar een duurzame energiehuishouding. Verbeteringen van de wijze waarop gas kan worden gebruikt leveren dan ook een directe bijdrage aan een duurzame samenleving. Daar komt bij dat belangrijke alternatieve duurzame energiebronnen gasvormig zijn (biogas, waterstof, methaan). Hetzelfde geldt voor de oplossingen voor de meest prominente vervuilingsbronnen (ontkolen van fossiele energie en CO2-opslag). d- Op regionaal niveau levert de versterkte positionering directe effecten op het bedrijfsleven en kan het een basis zijn voor innovatie en interessante spin-offs. e- De kennisinstellingen fungeren tevens als goed geëquipeerde opleidingen voor personeel en vervullen daarmee een cruciale functie in het voldoen aan de groeiende vraag naar gekwalificeerde mensen. De uitbouw van de kennisinfrastructuur is te splitsen in een onderzoeks- en een opleidingskant.
68 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Onderzoek De kennisopbouw op energiegebied bij de RuG spreidt zich over meerdere vakgroepen en individuen. Daarnaast liggen er belangrijke kennisinitiatieven bij Gasunie Research, dat nauw samenwerkt met technische vakgroepen bij de RuG. Voorgesteld wordt: a- De bestaande kennisstructuur naar buiten toe scherper als eenheid te profileren en Groningen nadrukkelijk als kenniscentrum op energiegebied te positioneren. b- Niet-technische aspecten van kennisopbouw ten aanzien van energiemarkten en duurzaamheid uit te bouwen. Belangrijke velden daarbij zijn: internationaal recht, arbitrage, energiepolitiek, financieel economische aspecten van energie, energy business management, energiemarketing. c- Nieuwe onderzoeksinitiatieven met name op het gebied van gas en duurzaamheid te bevorderen. Hiertoe vindt afstemming met marktpartijen plaats. d- Noord Nederland te benutten als proeftuin voor initiatieven op het gebied van uitbouw van de energiecluster in het bijzonder betreffende projecten op gasgebied en duurzaamheid. Zoals aangegeven moet de term ‘proeftuin’ daarbij breed worden opgevat en kan deze betrekking hebben op ‘ruimte geven’, maar ook op wet- en regelgeving, organisatorische en financiële aspecten. Hiertoe zullen afspraken met de regionale overheden moeten worden gemaakt. e- Kennis op het gebied van gas en gasgerelateerde duurzame op nationaal niveau te bundelen. Hiertoe zullen afspraken met de rijksoverheid en de andere kennisinstellingen moeten worden gemaakt. De kenniscluster in Groningen krijgt van het Rijk een bijzondere status op het vlak van gas en gasgerelateerde kennis. In het bijzonder is hierbij afstemming met TNO en ECN nodig. Onderwijs De kennisinstituten in Noord Nederland kennen momenteel geen specifieke opleidingen op het gebied van energie. Ook elders in Nederland is het onderwijs in energieaspecten gefragmenteerd. Voorgesteld wordt om dit radicaal te veranderen en in de gehele onderwijskolom afspraken te maken over opleidingen. Doel hiervan is om voor de Nederlandse energiegerelateerde werkgelegenheid een gerichte opleidingsstructuur op te bouwen, waarbij Noord Nederland nationaal en internationaal prestige opbouwt als onderwijscentrum voor energie en duurzaamheid. Door de nauwe samenwerking met de energiebedrijven zoals NAM en Gasunie, zullen deze opleidingen een grote meerwaarde kunnen krijgen. In het kader van Energy Valley kunnen er twee initiatieven worden geïdentificeerd die gericht zijn energiegerelateerd onderzoek en onderwijs: a- De RuG en Gasunie zijn de oprichters van het Energy Delta Institute (EDI) dat als doel heeft zich te ontwikkelen tot een mondiaal toonaangevende instituut voor energiebeleid en duurzame economische ontwikkeling. Het eerste opleidingstraject van EDI is met name toegesneden op de behoefte van het Russische Gazprom aan kennis op het gebied van energy business management.
69 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
In september 2002 is door EDI de Natural Gas Strategy Course (NGSC) gestart met een vier weken durende Executive Opleiding ten aanzien van de bedrijfseconomische aspecten van de gaswaardeketen, voor circa 30 deelnemers van Gazprom, het Russische Ministerie van Energie, Shell Moskou en Gasunie. Deze korte Executive Opleiding moet een onderdeel gaan vormen van een volwaardige masterstraject, met meerdere opleidingen geschikt voor de open opleidingsmarkt. De opleidingen moeten nog nader worden uitgewerkt en het gehele programma moet worden geaccrediteerd door de RuG. Uiteindelijk moet EDI uitgroeien tot International Business School & Research Centre for Natural Gas dat naast de RuG kan opereren. De nadruk van het opleidingsinstituut moet komen te liggen op technische, economische, juridische en politieke aspecten van de waardeketen van gaswinning en -exploitatie. Academici en mensen uit het bedrijfsleven zullen worden aangetrokken als docenten voor dit instituut. b- Parallel aan het EDI speelt er vanuit de RuG een ander initiatief op het gebied van energiekennis. Vanuit de bestaande academische structuur wordt gestreefd naar een interfacultaire energieopleiding met de nadruk op de niet-technische kennis van de energiemarkten naast de technische (gas)kennis. De vooruitzichten zijn dat in 2003 gestart gaat worden met een zogenaamde pilot-master en dat vanaf 2004 er een volledig geaccrediteerde reguliere voltijds masterstraject beschikbaar komt. De voorbereidingen voor dit onderzoeks- en opleidingstraject zijn momenteel in volle gang. De bedoeling is om tot een geïntegreerd aanbod van alfa, bèta en gamma opleidingen op het gebied van energie te komen, en zo gezamenlijk meerwaarde te bieden. Voorgesteld wordt om het geheel als een interfacultaire opleidingsschool vorm te geven. Aanvullend op de reguliere voltijds mastersopleiding zijn er plannen voor een postdoctorale mastersopleiding met nadruk op energiemanagement en -beleid. Uitgaande van voldoende technische basis bij de deelnemers zal de nadruk komen te liggen op de niet-technische aspecten van energie. Hierbij moet gedacht worden aan juridische, economische en politieke aspecten. De docenten voor het doctorale en postdoctorale opleidingstraject zullen vanuit de RuG zelf worden aangetrokken. Tevens wordt erna gestreefd om jaarlijks circa 5 tot 10 promovendi te faciliteren. In het kader van Energy Valley is besloten om de beide initiatieven gezamenlijk te laten optrekken. Op deze manier wordt het draagvlak vergroot en kan de onderlinge synergie optimaal worden benut. Energy Valley garandeert de samenhang tussen de verschillende kenniscomponenten en zorgt voor een integrale ontwikkeling van beide initiatieven. Samenvattend wordt derhalve voor wat betreft het academisch onderwijs voorgesteld om: a- Een regulier voltijds interfacultaire mastersopleiding op te zetten onder de naam Energy Business Management. Deze opleiding richt zich met name op niet-technische aspecten, hoewel een basiskennis van fysica noodzakelijk is.
70 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
b- Te bezien op welke wijze de technische afstudeerrichtingen een afstudeerprofiel op energieaspecten kunnen opbouwen. Wellicht kan er ook hier een interfacultaire masters worden gecreëerd. c- Een postdoctorale mastersopleiding te starten, onder de naam Energy Business Management and Sustainable Development met een sterk accent op bestuurlijke en management aspecten van energie en duurzaamheid (incorporatie van EDI en RuG initiatieven). d- De Executive Opleiding (NGSC) van EDI uit te bouwen tot een product dat internationaal breed in de markt kan worden gezet. Voor wat betreft het HBO onderwijs wordt voorgesteld om: e- In de faculteit Economie van de Hanzehogeschool een afstudeeraccent (eventueel afstudeerrichting) te organiseren op het gebied van energie business management. De Hanzehogeschool kan zich met dit unieke accent onderscheidend profileren. f- In overleg tussen de technische faculteiten van de hogescholen (Hanze Hogeschool, Hogeschool van Drenthe en de beide Friese hogescholen) en de noordelijke bedrijven in de energiesector te bezien in hoeverre het wenselijk is om nadere afspraken te maken over opleidingen, stageplaatsen e.d. g- De aanwezige kennis op het gebied van duurzaamheid en milieu bij het Van Hall Instituut in Leeuwarden biedt de mogelijkheid om gespecialiseerde opleidingen aan te bieden op het gebied van toepassing van duurzame energie. Voor wat betreft het MBO wordt voorgesteld om: h- In overleg met de Regionale Opleidingscentra (ROC) bezien welke specifieke opleidingswensen er leven bij de bedrijven in de energiesector. Hierbij kan zowel het wensenpatroon van de primaire industrie (NAM, Gasunie) als de daarvan afgeleide bedrijvigheid worden meegenomen. Doel kan zijn om het huidige tekort aan technische operators weg te werken en de bedrijven een lange termijn perspectief te geven op instroom van voldoende gekwalificeerd personeel. De RuG speelt direct en indirect een belangrijke rol bij de initiatieven ten aanzien van energiekennis in Noord Nederland. Het belang van verdere structurering van het huidige energieonderwijs en -onderzoek wordt vanuit de universiteit onderkent. Vergroting van de cohesie tussen de verschillende initiatieven leidt tot synergie die de kennisinfrastructuur ten aanzien van energie in Noord Nederland als geheel versterkt. Daarbij is er zowel ruimte voor praktijkgerichte kennisoverdracht in samenwerking met private partijen (verg. Energy Delta Institute) als voor gebundelde ontwikkeling van fundamentele energiekennis. Deze kennistrajecten moeten parallel met elkaar oplopen en kunnen gezamenlijk onder de noemer Energy Valley verder worden ontwikkeld. De RuG ondersteunt de rol van kennis binnen Energy Valley en heeft aangegeven zeker actief te willen deelnemen in het verdere uitwerkingsproces. Een bijzonder punt van aandacht bij kennis is de rol van congressen en conferenties. Het bijeenbrengen van ingewijden en geïnteresseerden stimuleert de overdracht van kennis en leidt tot een innovatief klimaat. De aanwezige kennisstructuur en de organisatorische ervaringen van het Groninger Congres Bureau maken Noord Nederland uitermate geschikt als gastheer voor nationale en internationale bijeenkomsten op het gebied van energie. 71 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
7.3
DE DERDE PIJLER: DOORONTWIKKELING BEDRIJFSACTIVITEITEN
Hieronder worden zes kansenvelden voor de doorontwikkeling van bedrijfsactiviteiten besproken. Achtereenvolgens komen de volgende thema’s aan de orde: Uitbouw en concentratie van winningsactiviteiten; Internationalisering Gastransport Services; Uitbouw handelsactiviteiten in gas; Aanwezigheid energiedistributiebedrijven; Uitbouw additionele werkgelegenheid; Energie Park Eemsmond / Delfzijl. 7.3.1 Uitbouw en concentratie van winningsactiviteiten De gasvoorraad van Nederland bestaat uit de bekende voorraad en de zogenaamde futures, dat zijn de verwachte aardgasreserves waarvan de omvang nog niet definitief is aangetoond. Een belangrijk deel van de futures ligt in landschappelijk en ecologisch waardevol gebied (Biesbosch, Waddenzee, Tjeukemeer). De futures zijn van groot belang voor de uitvoering van het kleine veldenbeleid, omdat voor de continuering van het kleine veldenbeleid steeds nieuwe futures in exploitatie moeten worden genomen Ten aanzien van de exploratie is te constateren dat het aantal boringen in Nederland de laatste jaren afneemt, waardoor de aan exploratie gekoppelde directe en indirecte werkgelegenheid in Noord Nederland onder druk staat. Deels betreft het een afname van activiteiten door minder boringen; deels betreft het een verschuiving van werk naar offshore locaties zoals Den Helder. De afname van het aantal boringen is onder andere een gevolg van het feit dat voorraden en futures niet of sterk vertraagd kunnen worden bereikt. Dit heeft met name te maken met het feit dat de winningprocedures aanmerkelijk ingewikkelder en langer zijn geworden, en er op bepaalde locaties (natuurgebieden) blokkades liggen. Het in juli gepresenteerde regeerakkoord van het kabinet Balkenende bevat het voornemen om de fiscale mogelijkheden van willekeurige afschrijving van investeringen op het continentaal plat af te schaffen. Dit voordeel was mogelijk gemaakt in 1998, met terugwerkende kracht tot 1995. Het effect hiervan zal een afname van de offshore winningsactiviteiten zijn en een mogelijke afname van het vertrouwen van bedrijven in het Nederlands mijnbouwklimaat. Voor de werkgelegenheid in Noord Nederland zal dit een negatief effect hebben. Ten aanzien van de exploitatie van de velden geldt dat er de komende jaren fors wordt geherinvesteerd, onder meer door het plaatsen van compressiestations op de gaswinningslocaties. Deze herinvestering heeft een belangrijk werkgelegenheidseffect en zal ook in de komende zorgen voor stabiele verhoudingen in de gerelateerde werkgelegenheid. Voor het behoud en de versterking van de winninggerelateerde werkgelegenheid is het volgende van belang:
72 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
a- Voortgang van de uitvoering van het qua duurzaamheid belangrijke kleine veldenbeleid. Dit betekent dat in toekomst inzet nodig is op het ontwikkelen van nieuwe velden en het faciliteren van nieuwe boringen. Hiervoor is het nodig om met regionale en lokale overheden afspraken te maken over de te volgen procedures en de garanties die kunnen worden gegeven voor ecologische en landschappelijke inpassing. Omdat de boringen voor een belangrijk deel plaatsvinden in Noord Nederland zal ook het werkgelegenheidseffect voor Noord Nederland aanzienlijk zijn. b- Toename van de internationale handel in gas door Nederlandse partijen en leveringszekerheid daarvan versterkt de noodzaak van uitbouw van de ondergrondse opslagcapaciteit. Dit betekent dat additionele voorzieningen als Langelo en Grijpskerk nodig zijn. De aanleg en het beheer ervan vormen voor de NAM en toeleveranciers een grote bron van werkgelegenheid. Zie ook 7.4.3. c- Nieuwe energietechnieken als CO2-opslag en in mindere mate aardwarmte kunnen in de toekomst een aanzienlijke bijdrage aan de werkgelegenheid leveren, zowel bij NAM als ook bij toeleveranciers. Zie hiervoor ook 7.1 Duurzaamheid. d- Voor de NAM (en ook Shell en ExxonMobil) speelt een verdergaande internationalisering van de werkzaamheden. Hierdoor wordt er in Assen niet alleen voor Nederlandse projecten gewerkt, maar is er bijvoorbeeld ook betrokkenheid bij Engelse en Noorse offshore activiteiten. Voorts spelen in Duitsland en Noorwegen momenteel processen van ontvlechting en reorganisatie van de winnings-, transporten handelsactiviteiten van aardgas. Spelers hierbij zijn (vergelijkbaar met NAM) ExxonMobil en Shell. Voor de betreffende activiteiten geldt dat deze opnieuw moeten worden gestructureerd, waarbij uitwisseling en samenwerking met Nederlandse vestigingen zeer wel mogelijk is. Het is interessant om te bezien welke mogelijkheden er zijn voor verdere concentratie van winninggerelateerde activiteiten in Assen en welke faciliteiten (bijvoorbeeld op het gebied van kennis, onderwijs en personeel) geschapen kunnen worden om een dergelijke concentratie aantrekkelijk te maken. De positionering van Noord Nederland als Energy Valley kan een dergelijke concentratie zeker ondersteunen. Doel hiervan moet zijn om de aanwezige posities te versterken en uit te bouwen, zodat deze minder afhankelijk worden van alleen de winningsactiviteiten in Noord Nederland. Voorgesteld wordt om samen met Shell, ExxonMobil en NAM na te gaan op welke wijze de faciliteiten dienen te worden vormgegeven. e- Het opnieuw in gebruik nemen van de oliebronnen bij Schoonebeek biedt de basis voor additionele werkgelegenheid en kennisopbouw. Momenteel wordt de haalbaarheid daarvan door de NAM onderzocht. f- De kennisrelatie tussen NAM en RuG is momenteel vrij beperkt. De NAM beschikt zelf over gespecialiseerde kennis op het gebied van winningprocessen, geologie en seismiek en over uitgebreide kennis op het gebied van energierecht, energiepolitiek en financieel-economische energieaspecten. Intensivering van de kennisrelatie tussen RuG en NAM biedt mogelijkheden zowel op het gebied van onderwijs als onderzoek juist door de wisselwerking tussen theoretische en praktische kennisstructuren. 73 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
g- Het staatsbelang bij de exploitatie van aardgas wordt beheerd door Energiebeheer Nederland (EBN), dat vanwege historische gronden (steenkoolwinning) gevestigd is in Heerlen. Gezien de nieuwe rol van EBN in het kleine veldenbeleid licht het voor de hand dat de activiteiten van EBN worden verplaatst naar Noord Nederland, zodat directe samenwerking met NAM en Gastransport Services mogelijk is. Verplaatsing van EBN kan integraal of voor die activiteiten waarvoor dit noodzakelijk is; hierover dient nadere besluitvorming plaats te vinden. 7.3.2 Internationalisering Gastransport Services De opsplitsing van Gasunie in twee delen zal er volgens de brief van de vorige minister aan de Tweede Kamer er toe leiden dat het onderdeel Gastransport Services (GTS) verder zal gaan als nutsbedrijf ten behoeve van het transport van gas binnen Nederland. Dit zou een aanmerkelijk versmalling van de focus van het bedrijfsonderdeel betekenen. In de brief van de minister wordt voorgesteld Gastransport Services 100% staatseigendom te maken. In die positie zijn er voor GTS in Nederland weinig mogelijkheden om de vleugels uit te slaan. In feite wordt GTS een ‘still water company’. De verwachting is dat als gevolg van deze nieuwe positie de werkgelegenheid bij Gastransport Services op termijn licht zal afnemen, zowel op het hoofdkantoor in Groningen als elders in het land. Er is sprake van een geheel ander scenario indien GTS de internationale markt opgaat. Brussel en de verschillende nationale regeringen in Europa hebben de duidelijke wens om het gebruik van gas te bevorderen, mede om redenen van duurzaamheid en energiestrategie. Dit betekent dat gas in internationaal opzicht een belangrijke groeimarkt is. Dit geldt overigens niet alleen voor Europa, maar met name ook voor Oost Europa en het Verre Oosten (China). Gasunie heeft internationaal een zeer goede reputatie als kwaliteitsbedrijf, die het zeker mogelijk maakt om internationaal te gaan opereren45. Mogelijke activiteiten zijn: Consultancy, waarbij andere partijen wordt geadviseerd hoe transport en opslagfaciliteiten aan te leggen en te beheren; Uitvoering van de aanleg van faciliteiten; Verantwoordelijkheid voor het beheer van faciliteiten; Participaties in pijpleidingactiviteiten; Participaties in / overnames van buitenlandse transporteurs. Ten aanzien van de eerst genoemde activiteiten (consultancy, uitvoering, beheer en participatie) kunnen integrale dienst- en productpakketten worden aangeboden aan ontwikkelingslanden op gasgebied. Deze pakketten kunnen betrekking hebben op feasibility studies tot complete offertes voor aanleg en beheer van infrastructuur en energiemanagement. Een mogelijkheid daarbij is het vormen van een Nederlands consortium (bijv. met bedrijven als Nacap, Stork, Visser & Smit Hanab, etc.), dat een breed pakket aan service-elementen aanbiedt. Onderdelen daarvan kunnen zijn: 45
Overigens was er in de afgelopen jaren op bescheiden schaal al sprake van internationale activiteiten die van uit de afdeling Gasunie Engineering werden opgezet. Het totale werkgelegenheidseffect hiervan was ca 25 fte.
74 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Kennisopbouw: - Transportsystemen; - Gasopslag; - Kennis over bronnen; - Gasmarkt (aanbod, handel). Bedrijvigheid in de keten van put tot pit; Transportsystemen; Gasbehandeling; Distributie; Eindgebruikersmarkt (bijv. ombouw van kolengestookte centrales naar gasgestookte); Financiering. Ten aanzien van participaties in andere buitenlandse transportbedrijven geldt dat vergroting van het volume van GTS gewenst is. GTS is een belangrijke speler vanwege transport en export van gas in en vanuit Nederland. Tegelijkertijd is GTS vanwege de omvang van het netwerk in Nederland ook een relatief kleine speler. Dit betekent dat volumevergroting wenselijk is. Deze kan worden gevonden door participatie in buitenlandse gastransportbedrijven. In de omliggende buurlanden zijn daarvoor meerdere opties. Voor het verwerven van een internationale positie is een mogelijke toekomstige identiteit van GTS als 100% staatsbedrijf om meerdere redenen niet gunstig. Het valt te verwachten dat in andere landen een drempel kan bestaan ten aanzien van participatie van een overheidsbedrijf uit Nederland. Tevens is het de vraag of de cultuur van een staatsbedrijf zodanig kan zijn dat op een sterk concurrerende internationale markt posities kunnen worden veroverd. Dit betekent dat nagegaan moet worden welke oplossingen voorhanden zijn om dit structuurprobleem te tackelen en GTS een ‘geloofwaardige’ positie te geven. Mogelijkheden liggen onder meer in het oprichten van een zelfstandige business unit voor de internationale markt of het veranderen (lees: verminderen) van de staatsidentiteit. Voor de internationale positie van GTS is het van groot belang dat GTS een sterke positie krijgt in het internationale leidingennetwerk. Een sterk argument om deze positie te verwerven zijn de opslagmogelijkheden in de bestaande gasvelden. Vanwege de dominante exportpositie van Nederland zijn in het verleden veel internationale leidingen (connectors) om Nederland heen gelegd. Een meer zelfstandige identiteit van GTS zal overigens een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van deze situatie. Daarnaast is verdere uitbouw / participatie van GTS in het Europese transportnetwerk van belang voor de voorzieningszekerheid van Nederland en de versterking van Nederlandse positie in de toenemende aardgashandel. 7.3.3 Uitbouw handelsactiviteiten in gas Gasunie Trade & Supply (T&S) wordt volgens de brief van de minister aan de Tweede Kamer geprivatiseerd en verdeeld tussen ExxonMobil en Shell. Onduidelijk is wat deze partijen met hun aandeel in de activiteiten gaan doen. Een mogelijkheid is dat de activiteiten (op termijn) worden verplaatst naar de hoofdkantoren van Shell en ExxonMobil.
75 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Aangenomen mag worden dat de handelsactiviteiten in de komende jaren vanwege de liberaliserende markt en de toenemende internationale leveranties snel zullen groeien. Dit betekent, dat de handelsactiviteiten een waardevol onderdeel zijn van de energiecluster in Noord Nederland. Er zijn drie kansrijke thema’s voor de uitbouw van de handelsactiviteiten te benoemen: a- De snel toenemende nationale internationale handel in Gas. De verwachte groei van de internationale handel in gas zal in Groningen meerdere tientallen banen kunnen opleveren. Deze toename betreft de upstream handel in gas aan grote afnemers (transportbedrijven, distributiebedrijven). Van belang is ook dat in de geliberaliseerde markt korte termijn handel belangrijker zal worden, waarbij voorraden gas in korte termijn meerdere malen van eigenaar kunnen verwisselen. b- Een uitbreiding van leveringen aan het bedrijfsleven. Momenteel levert Gasunie behalve aan de distributiebedrijven ook direct gas aan circa 350 industriële grootafnemers. Het is voor Shell en ExxonMobil zeker mogelijk om deze leveringen uit te breiden met andere (kleinere) industrieën. Niet ondenkbaar is om de direct marketing toe te laten nemen naar de 10.000 grootste gasafnemers in Nederland. De hieraan gelieerde werkgelegenheid zal deels gespreid in Nederland terechtkomen, maar een belangrijk deel ervan (waaronder de coördinatie) kan vanuit Groningen geschieden. Ingeschat wordt dat deze optie voor Groningen een aantal honderd banen kan opleveren. Het is aan de nieuwe handelsondernemingen om te bepalen welke strategie ze hierin willen kiezen. Omdat Shell en ExxonMobil reeds bij hun downstream-activiteiten aan kleinere bedrijven en consumenten leveren is mogelijkheid niet uit te sluiten. c- De aanwezigheid van de Hub De Eurohub in Oud Statenzijl (kantoor in Groningen) fungeert als virtuele handelsplaats46 voor gas. Op termijn wordt samenwerking of fusies van Europese Hubs niet uitgesloten. Handhaving van de voorsprong van de Eurohub versterkt de positie van Noord Nederland als logische vestigingsplaats voor eventuele Europese concentratie van Hub-activiteiten. In Engeland hanteert men niet het hubsysteem, maar wordt gewerkt met een National Balancing Point of Entry/Exit (NBP). Dit systeem kent binnen de landsgrenzen geen transportkosten. Het land fungeert als het ware als gasballon. Verwacht wordt dat Nederland op den duur zal overgaan op een NBP. De vestigingslocatie daarvan kan Groningen zijn47. 46
De hub verzorgt de randvoorwaarden om in gas te kunnen handelen. De gasverkoper brengt virtueel het gas naar de hub (transport voor zijn rekening). Op de hub kan dit gas meerdere malen van eigenaar verwisselen. De uiteindelijke koper betaalt het transport vanaf de hub. 47 De met de oprichting van een NBP geassocieerde werkgelegenheid zal naar verwachting ca. 100 directe en indirecte banen betreffen.
76 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Op termijn kan aan de Hub / NBP een Gas Exchange worden gekoppeld, dat als handelsvloer gaat dienen voor de internationale gashandel. Deze handels zal voornamelijk een schermenhandel betreffen. De centrale dienstverlening, administratie en ICT-ondersteuning kunnen echter uitstekend vanuit Groningen plaats vinden. Daarnaast zal een Gas Exchange de positie van Energy Valley qua beeldvorming zeker versterken. Voor de Gas Exchange is de relatie met de niet-technische kenniscomponent bij de RuG zeer van belang (en omgekeerd). Zie ook 7.2. Er zijn meerdere argumenten te noemen waarom het belangrijk is dat de activiteiten van T&S in Noord Nederland blijven. Deels zijn deze te vinden in de onderscheidende bijdrage die de regio kan leveren aan het succes van de handelsactiviteiten, hetgeen in het belang is van de aandeelhouders. Deels zijn die gelegen in de bijdrage die de handelsactiviteiten leveren aan de economische structuur van Noord Nederland, en de Europese positie: 1. Nederland is gebaat bij een sterke gassector De geconcentreerde aanwezigheid van kennis en ervaring op het gebied van winning, transport, behandeling, handel en research maakt dat er sprake is van een sterke sector op dit vlak in de Nederlandse economie. Het is onverstandig deze concentratie te ontvlechten: dit leidt tot verzwakking. Het is verstandig om te streven naar geconcentreerde uitbouw. Het voorliggende programma Energy Valley biedt een kader om de gassector in Nederland verder uit te bouwen en te versterken. 2. Gasbusiness als exportproduct De gassector in Nederland is zeer hoog ontwikkeld qua technische kennis, duurzaamheid en veiligheid en heeft hierdoor een unieke concurrentiepositie in de wereld. Dit biedt de BV Nederland de gelegenheid om de gassector tot een krachtig exportinstrument uit te bouwen. Niet alleen het Nederlandse gas wordt dan verkocht, maar ook geïmporteerd gas en de aanleg en het beheer van de netwerken, opslag, en behandeling. Internationale handel in gas (samen optrekken) kan dit traject zeer ondersteunen. Dit pleit voor nabijheid en gemeenschappelijke infrastructuur (bijv. kennisinstellingen). 3. Clustereffecten De aanwezigheid van kennis en ervaring op gerelateerde gebieden zoals transport, gaskwaliteit, duurzaamheid en een brede kennisinfrastructuur (op het gebied van energierecht, financieel-economische zaken, energie business management) versterkt de positie van de handelsactiviteiten. Er kan samengewerkt worden met instellingen en bedrijven op gasgebied, er kunnen samenwerkingsprojecten worden opgezet en er kan adequaat opgeleid personeel van de universiteit worden aangetrokken. De hierboven voorgestelde projecten op het gebied van kennis en opleidingen zijn voor T&S relevant. Van belang is ook de constatering dat de handel in gas op een aantal punten direct verweven is met de andere activiteiten in Groningen zoals de aanwezigheid van de Hub, gasopslag en kennis van gaskwaliteit (als je handelt moet ook duidelijk zijn wat voor soort gas het is), etc.
77 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
4. Regionale return Het gas levert een zeer substantiële bijdrage aan de welvaart van Nederland (aardgasbaten in 2001 € 6 miljard per jaar). Het is rechtvaardig dat de regio waar het gas gevonden wordt en daar ook de lasten (bijvoorbeeld in de vorm van bodemdaling) van ondervindt, een return heeft, onder meer in de vorm van de gerelateerde werkgelegenheid. Destijds is deze gedachte de basis geweest voor de verplaatsing van Gasunie vanuit Scheveningen naar Groningen. Voor Noord Nederland is de aan de handelsactiviteiten gerelateerde werkgelegenheidsgroei van belang. Ook indirect zijn er belangrijke spin-offs voor de ICT-sector, de hotelsector, etc. Het gaat al met al om een werkgelegenheidsgroei van enkele honderden banen in de komende 5 jaren. Daarnaast is het van belang om te constateren dat de aanwezigheid van substantiële werkgelegenheid maatschappelijk draagvlak creëert resp. kan creëren voor (nieuwe) winningsactiviteiten. Men zich afvragen of het wijs is om het maatschappelijk klimaat te belasten met het weghalen van gerelateerde werkgelegenheid in een periode dat vergunningverstrekking voor nieuwe boringen aan de orde is. 5. Omgevingskwaliteiten Groningen biedt qua ligging (Noordzee, Oost Europa) een geschikte locatie. Voorts is de infrastructuur op ICT-gebied zeer goed, is het ziekteverzuim aanmerkelijk lager dan het landelijk gemiddelde en is de woonkwaliteit beter. Uit recent onderzoek48 is gebleken dat ondernemingen in Noord Nederland ca 18 tot 34% goedkoper uit zijn dan in de Randstad. Dit verschil in vestigingskosten wordt veroorzaakt door lagere loonkosten en huur- / grondprijzen en de beschikbaarheid van subsidies. 6. Marketing Groningen = Gas, althans zo staat Groningen in de wereld bekend. De kwaliteit van het gas, de Gasunie en de kennisinstellingen zijn onomstreden. Groningen is voorts een knooppunt van de Europese hoofdinfrastructuur voor gastransport (leidingen naar alle omliggende landen, opslagfaciliteiten). Het is niet onlogisch om de handelsactiviteiten te laten profiteren van dit imago en juist daarom te kiezen voor Groningen. Van belang is ook dat de handelsactiviteiten baat hebben bij een betrouwbare uitstraling, zeker na recente crashes op de energiemarkt. De locatie Groningen kan vanwege haar gelieerdheid met gasproductie en gerichte positionering (Energy Valley) deze rol uitstekend vervullen. 7. Uitspraken minister Economische Zaken Tot slot wijzen we op de uitspraken van de minister. In de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 8-4-2002 inzake de herstructurering van het gasgebouw staat: ‘Gasunie wordt bij de uitwerking van de voorstellen rond de splitsing nauw betrokken. Partijen zullen bij dit proces terdege rekening houden met het belang van de werkgelegenheid die met Gasunie (respectievelijk de uit Gasunie voorkomende bedrijven) is gemoeid. Dit vormt met de betekenis van Gasunie voor Groningen en het Noorden een essentieel aandachtspunt.’
48
Onderzoek Stec Groep in opdracht van VNO-NCW Noord
78 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
7.3.4 Aanwezigheid energiedistributiebedrijven In hoofdstuk 4 is al geconstateerd dat de beslisfuncties van de energiedistributiebedrijven (Essent en Nuon) grotendeels uit Noord Nederland zijn verdwenen. Wat rest zijn uitvoerende beheerstaken. Het effect hiervan is dat van de circa 10.000 werknemers van Essent op energiegebied er nog slechts circa 500 bij Netwerk-Noord in Drenthe en Groningen zijn geplaatst. Deze situatie neemt niet weg dat de energiebedrijven vanwege hun afnemers nog een regionale binding hebben en aangesproken kunnen worden op hun regionale presentie. Op drie velden is versterking van de aanwezigheid van de distributiebedrijven mogelijk: a- Duurzaamheid De energiedistributiebedrijven zijn zeer geïnteresseerd in projecten die een bijdrage leveren aan de opwekking van groene stroom. Nuon en Essent hebben aangegeven graag te participeren in geschikte duurzame energieprojecten in Noord Nederland. De onder 7.1. beschreven ‘proeftuingedachte’ spreekt hen aan. De participatie van de distributiebedrijven kan voor de projecten een belangrijke meerwaarde betekenen, gezien de kennis en de financiële slagkracht van de distributiebedrijven. b- Administratieve vestigingen De administratieve verwerking van facturen en klantencontacten (call centers) kan prima geschieden op decentrale locaties. Om redenen van efficiency, personeelsbeleid en lokale spreiding zijn veel grote dienstverleners (banken, verzekeraars) overgegaan tot decentrale clearing houses en call centers. Voor Essent en Nuon geldt dat dergelijke decentrale vestigingen een uitstekend middel zijn om contact met de regio’s te houden en gespreide personeelsbezetting te realiseren. Noord Nederland biedt voor clearing houses en call centers belangrijke vestigingsplaatsvoordelen. Dit is de reden waarom een aantal grote dienstverleners deze afdelingen reeds in Noord Nederland hebben gevestigd. c- Concentratie gasactiviteiten in Noord Nederland De distributiebedrijven staan voor de keuze om hun handelsactiviteiten opnieuw te positioneren. Voor wat betreft de handel in gas is er aanleiding om deze in Noord Nederland te plaatsen. Nadeel daarvan is dat een splitsing optreedt met handel in elektriciteit. Voordeel is dat direct geprofiteerd kan worden van een kennisomgeving van gashandel. 7.3.5 Uitbouw additionele werkgelegenheid De kern van de energiecluster in Noord Nederland wordt gevormd door de grote spelers: NAM, Gasunie, Electrabel, Essent, Nuon en de kennisinstellingen. Achter deze spelers schuilt een complex van toeleverende bedrijven, uitbestedingsrelaties en spin-offs. Daarnaast zijn er ook bedrijven die hoogwaardige producten voor de energiesector leveren zonder daarbij afhankelijk te zijn van de genoemde grote spelers. Noord Nederland herbergt bijvoorbeeld een sterke vertegenwoordiging van de elektrotechnische industrie, waarbij er meerdere bedrijven werkzaam inde bouw van verwarmingselementen, verwarmingsketels, wkk-installaties, enz. In hoofdstuk 4 zijn de uitbestedingsrelaties van NAM en Gasunie beschreven.
79 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Onderdeel van de clusterstrategie van Energy Valley is om ook deze bedrijven in de voorgestane groeistrategie te betrekken, vanuit het besef dat deze bedrijven belangrijke dragers zijn voor de activiteiten van de grote spelers en vanuit het besef dat de omvang van de werkgelegenheid van deze kleinere spelers tezamen aanmerkelijk groter is dan die van de grote spelers. Voorts blijkt dat de werkgelegenheidsgroei met name plaatsvindt bij de achterliggende spelers en niet bij de grote spelers. Voor versterking van de positie zien we de volgende concrete mogelijkheden: a- Toeleverantie- en uitbestedingsrelaties Het versterken van de positie van toeleverantie- en uitbestedingsrelaties (TxU) is van belang voor zowel de opdrachtgevers als de opdrachtnemer. In het kader van het lopende TxU-project dat wordt uitgevoerd door de NOM, worden bedrijven begeleid om te voldoen aan de hoge eisen die een opdrachtgever mag stellen, zodat de opdrachtgever op lange termijn een potentiële opdrachtnemer bij zich in de buurt heeft. Doel van het project is niet om opdrachtgevers te verleiden om contracten met suboptimale regionale opdrachtnemers af te sluiten, maar om tot een hogere kwaliteitsgraad te komen. Voorgesteld wordt om in overleg met de hierboven genoemde grote spelers te analyseren welke uitbestedingsrelaties in de komende periode aan de orde zijn en op welke wijze daar in Noord Nederland in vulling aan kan worden gegeven. Onderdeel van deze analyse kan ook zijn de contracting van niet Noordelijke bedrijven, die wellicht in aanmerking komen voor een vestiging. Van belang is om deze analyse niet alleen te betrekken op de reguliere energieactiviteiten, maar ook op de hierboven geformuleerde inzet op duurzame energie. Juist deze nieuwe activiteit biedt de mogelijk voor innovatieve bedrijven om een marktpositie op te bouwen. Het zou aan de positie van Noord Nederland als Energy Valley bijdragen indien Noordelijke bedrijven zich op basis van de ingezette duurzame energieprojecten kunnen doorontwikkelen. Bij het onderwerp internationalisering van Gastransport Services is al gewezen op de mogelijkheid van het samenstellen en aanbieden van integrale productpakketten en het vormen van consortia. b- Spin-off business De inzet op kennis en innovatieve concepten op het gebied van duurzame energie zal leiden tot nieuwe concepten en nieuwe producten. In het verleden zijn bijvoorbeeld bij Gasunie Research belangrijke verbeteren uitgevonden op het gebied van de verbrandingstechnologie, zoals de HR-ketel. De wijze waarop met deze verworven kennis is omgegaan (vrijelijke ter beschikstelling) heeft niet geleid tot additionele economische activiteiten in Groningen. Doel is om dit ten aanzien van de toekomstige onderzoeks- en ontwikkelingstrajecten anders te doen en te streven naar spin-offs in de nabije omgeving. Soms zal dat alleen kunnen in de vorm van doorontwikkeling, maar soms zal dat ook kunnen in de vorm van maakindustrie of ICT-toepassingen. 80 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Van groot belang is de aanwezigheid van voldoende test en doorontwikkeling mogelijkheden. De hierboven geformuleerde gedachte van een proeftuinfunctie van Noord Nederland voor duurzame energieapplicaties is daarbij van groot belang. Voorbeeld hiervoor zijn de test- en informatiemogelijkheden die in Stavoren ten aanzien van zonne-energie zijn gerealiseerd. Voor een deel zullen de spin-offs neerslaan als nieuwe bedrijfjes, waarin doorontwikkeling van ideeën plaatsvindt. Voorts kan ook aansluiting worden gezocht bij bestaande bedrijven, waaronder de elektrotechnische industrie, de ICT-sector, etc. Daarnaast zullen ook partijen van elders geïnteresseerd zijn en zich in Noord Nederland willen vestigen Voor de financiering van spin-offs is venture capital nodig. Om de aanjaagfunctie voor initiatieven op het gebied van energietoepassingen en duurzaamheid te bevorderen wordt voorgesteld om met de NOM en overige kapitaalsverstrekkers te bezien of voor de energiesector bijzondere maatregelen wenselijk zijn. Een mogelijkheid is het opzetten van een Ontwikkelingsfonds voor Bedrijfsinvesteringen op het gebied van Energie en Duurzaamheid. De functie van dit fonds is het verschaffen van venture capital voor kansrijke initiatieven op dit vlak. Het opzetten van een dergelijk fonds zou ons inziens niet alleen een functionele bijdrage aan de ontwikkeling van Energy Valley kunnen vormen, maar er zal ook een belangrijk promotionele uitstraling van uitgaan. Naast de reeds beschikbare vestigingsfaciliteiten zoals IPR, is het voor dergelijke bedrijven van belang dat er geschikte huisvestingsopties zijn. De aanwezigheid van een bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven op het gebied van energie en duurzaamheid kan daarbij van grote betekenis zijn, omdat een dergelijk gebouw niet alleen betaalbare en adequaat geoutilleerde ruimte biedt, maar ook gelegenheid om verwante business te ontmoeten en tot ideeënuitwisseling en samenwerking te komen. Voorgesteld wordt om een bedrijfsverzamelgebouw te ontwikkelen - vooralsnog wordt gedacht aan ca 5000 m² - voor de volgende doelgroepen: jonge spin-off industries; kleinschalige vestigingen van partijen van elders; overdracht van kennis (bijvoorbeeld bedrijfsgericht projecten van GuR); kennisgerelateerde commerciële toepassingen. Het bedrijfsverzamelgebouw heeft voorts een zekere symboolfunctie voor Energy Valley. Op 16 september j.l. is het idee door de provincie Groningen ter subsidiering ingediend bij het ministerie EZ. 7.3.6 Energiepark Eemshaven / Delfzijl De aanwezigheid van aardgas en zout in de Groninger bodem heeft ertoe geleid dat er in Delfzijl een omvangrijk cluster van procesindustrie is gegroeid met vele interdependente relaties. Het Chemiepark Delfzijl vormt het hart van dit cluster. 81 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
Daarnaast zijn er bedrijven gevestigd zoals Aldel, ESD, Dow en Methanor. Het industriegebied kenmerkt zich door een hoog energiegebruik, Aldel is één van de grootste elektriciteitsgebruikers van Nederland. Wat betreft het aanbod van energie kunnen worden genoemd de WKK-units van AKZONobel (Delesto; ca. 800 MW). Daarnaast dient de directe nabijheid van de Eemscentrale (ca. 2200 MW) hier genoemd te worden. De energieproductie geschiedt op basis van aardgas. Daarnaast is aardgas ook grondstof voor de procesindustrie (bijvoorbeeld de methanol productie bij Methanor). De huidige structuur en de aanwezige ruimte maken zowel de Eemshaven als het industrieterrein Delfzijl tot een ideale locatie voor de vestiging van energiegerelateerde activiteiten. Op het industriepark te Delfzijl is de Stichting UFO-Oosterhorn actief. Deze Stichting kent als doelstelling het bevorderen van de ontwikkeling van het industrieterrein naar hoogwaardigheid en duurzaamheid. De Stichting richt zich met name ook op het verder tot stand brengen van een utiliteiteninfrastructuur die met name ook bijdraagt aan een verdere optimalisatie van het energiegebruik op het industrieterrein te Delfzijl. In het kader van de Energy Valley gedachte zijn richting het Energiepark Eemshaven/Delfzijl meerdere kansen te benoemen. Deze kansen zijn voor een belangrijk deel terug te voeren op de mogelijkheden die het gebied biedt voor het realiseren van een keten voor de energievoorziening rond vloeibare en gasvormige ‘groene’ brandstoffen. Centraal daarin staat grootschalige conversie van biomassa uit Noord-Oost Europa. Meer concreet kunnen de volgende kansen worden benoemd: a- Biomassa Door Electrabel is inmiddels een voorstel neergelegd voor een biovergassingsinstallatie in de Eemshaven. Het gaat hierbij om een omvangrijk project dat uitgebreide logistieke functies met zich mee brengt. De procedure daarvoor loopt. Daarnaast is een meer omvattend idee ingebracht door de provincie Groningen voor vergassing van biomassa tot waterstof en CO2 opslag in het kader van de IPO (interprovinciaal overleg) Commissie Alders. Het waterstof dat ontstaat als resultante van de vergassing is eventueel geschikt voor bijmenging in het aardgasleidingnet. In combinatie met de verwachte kansen van bio-energie voor de toekomst in algemene zin lijken dergelijke initiatieven de mogelijkheden voor de Eemshaven om zich te profileren als doorvoerhaven van biomassa te versterken. b- Groen synthese gas In plaats van het gebruik van aardgas voor de productie van methanol kan hiervoor ook biomassa worden gebruikt. Hiermee kan een belangrijke stap worden gezet in de richting van een efficiënter en duurzamer gebruik van energie.
82 ENERGY VALLEY
CONTOUREN VAN ENERGY VALLEY NOORD NEDERLAND
c- Ethyleenproductie Ethyleen is een belangrijke grondstof voor de chemische procesindustrie in Delfzijl en kan een belangrijke impuls vormen voor de verdere ontwikkeling van het chemisch complex. Ethyleen kan geproduceerd wordt uit ethaan. Mogelijkerwijs zijn er routes denkbaar waarin ethaan als restproduct vrijkomt. d- Vestiging energie intensieve industrie Vanwege de beschikbaarheid van gas en elektriciteit is het gebied geschikt voor de vestiging van bedrijven die energie-intensief zijn. De kwaliteit van de vestiginglocatie zou er aanmerkelijk op vooruit gaan indien het elektriciteitsnetwerk met Duitsland zou worden verbeterd. Momenteel is het lastig om stroom uit Duitsland te kopen vanwege capaciteitstekorten in de infrastructuur. Door het aantrekken van energie-intensieve industrie eventueel te combineren met aanbod van duurzame energieoptie kan er tevens worden bijgedragen aan de gewenste CO2- reductie.
83 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
84 ENERGY VALLEY
BIJLAGEN BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE III BIJLAGE IV BIJLAGE V BIJLAGE VI BIJLAGE VII
OVERZICHT GESPREKSPARTNERS EN DEELNEMERS WORKSHOP ...................................... 87 PRIORITEITSPROJECTEN EUROPESE ENERGIE-INFRASTRUCTUUR..................................... 89 PORTERS SECTORALE COMPETITIVITEITSTHEORIE............................................................ 91 GEHANTEERDE BEDRIJFSTAKKEN ENERGIESECTORANALYSE ........................................... 95 INSCHRIJVINGEN ENERGIESECTOR HANDELSREGISTER KVK............................................ 97 ONDERZOEKSINSTITUTEN IN NEDERLAND .......................................................................... 99 INTEGRALE AANPAK ENERGY VALLEY.............................................................................. 107
85 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
86 ENERGY VALLEY
BIJLAGE I
OVERZICHT GESPREKSPARTNERS EN DEELNEMERS WORKSHOP
Gesprekspartners Akzo Energy
Dhr. G.N. Van Ingen en Dhr. H. Davidse
Aldel
Dhr. P.W. van Rij
Electrabel Nederland
Dhr. W. Wolters
Essent
Dhr. J. Hollander
ExxonMobil Benelux
Dhr. J. M. van Roost en Dhr. P.L. Kleijnen
Ministerie van EZ
Dhr. J. W. P. M. Haenen en Dhr. M.P. van der Veen
Gastec
Dhr. M. Wolters
Gasunie N.V.
Dhr. G. Verberg
Gastransport Services
Dhr. G. Joosten, Dhr. M. Groeneveld, Dhr. B.M. Ernens
Gasunie Trade & Supply
Dhr. A.J. Algra, Dhr. U. Vermeulen en Mw. A. Krist
Gasunie Research
Dhr. R. Bilbé en Dhr. R. Burghard
Gemeente Groningen
Dhr. J. Wallage en Dhr. A. Guikema
Hanzehogeschool
Dhr. H. Pijlman en Dhr. H. Broekhuis
NAM
Dhr. W.P Groenendijk en Mw. M. Kuiper
NOM
Dhr. F. Migchelbrink, Dhr. E. van der Beek en Dhr. A. van Dijk
Nuon
Dhr. M. Hartsema en Dhr. H. Rödel
Provincie Drenthe
Dhr. J. Koops
Provincie Groningen
Dhr. J.G.M. Alders en Dhr. P. Koegler
Rijksuniversiteit Groningen
Dhr. S.K. Kuipers, Dhr.C. Jepma, Dhr. P. Pellenbarg, Dhr. A.J.M. Schoot Uiterkamp en Dhr. P. Boele van Hensbroek
Shell
Dhr. H.G. Dijkgraaf en Dhr. P. Dekker
Telematica Instituut
Dhr. H. van Vliet
VNO / NCW
Dhr. J.N.M. Haerkens Dhr. C. Witvliet
Deelnemers Workshop Dhr. R. Bilbé Dhr. P. Boele van Hensbroek Dhr. W.P Groenendijk Dhr. M. Groeneveld Dhr. A. Guikema Dhr. U. Vermeulen Dhr. C. Witvliet
87 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
88 ENERGY VALLEY
BIJLAGE II
PRIORITEITSPROJECTEN EUROPESE ENERGIE-INFRASTRUCTUUR
Genoemde prioriteitsprojecten voor elektriciteit zijn: Frankrijk, Nederland, België, Duitsland: Versterking van de elektriciteitsnetwerken die noodzakelijk zijn om de veelvuldige congestieproblemen in de Benelux op te lossen; Grenzen van Italië met Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland: Uitbreiding van de mogelijkheden voor de onderlinge koppeling van de elektriciteitsnetten; Frankrijk, Spanje, Portugal: Uitbreiding van de mogelijkheden voor de onderlinge koppeling van de elektriciteitsnetten tussen deze (welke?) landen en voor het Iberisch schiereiland; Griekenland, de Balkanlanden: Ontwikkeling van de elektriciteitsnetten om Griekenland op het UCTE-systeem (Unie voor de Coördinatie van het Transport van Elektriciteit) aan te sluiten; Verenigd Koninkrijk, continentaal Europa en Noord Europa: Vaststelling/uitbreiding van de mogelijkheden voor de onderlinge koppeling van de elektriciteitsnetten; Ierland, Noord Ierland, Verenigd Koninkrijk: Uitbreiding van de mogelijkheden voor de onderlinge koppeling van de elektriciteitsnetten; Denemarken, Duitsland: Uitbreiding van de mogelijkheden voor de onderlinge koppeling van de elektriciteitsnetten. Genoemde prioriteitsprojecten voor gas zijn: Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Rusland: Gasleidingen die de voornaamste gasbronnen in Europa met elkaar verbinden, om zo de interoperabiliteit van de netwerken te verbeteren en een continue gasvoorziening te verzekeren; Algerijke, Spanje, Frankrijk: De aanleg van een nieuwe gasleiding van Algerije naar Spanje en Frankrijk en een toename van de mogelijkheden van de netwerken in Spanje en Frankrijk; Landen aan de Kaspische zee, het Midden Oosten, de Europese Unie: Nieuwe gaspijpleidingen richting de Europese Unie, vanaf nieuwe bronnen, met inbegrip van de gasleidingen van Griekenland naar Turkije en van Italië naar Griekenland; LNG terminals in Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië: Diversifiëring van de bronnen en van de toegangspunten; Ondergrondse opslaginstallaties in Spanje, Portugal en Griekenland: Uitbreiding van de capaciteit in Spanje en bouw van de eerste installaties in Portugal en Griekenland.
89 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
90 ENERGY VALLEY
BIJLAGE III
PORTERS SECTORALE COMPETETIVITEITSTHEORIE
Het competetiviteitsmodel van Porter identificeert een viertal determinanten (economische orde, marktvraag, productiefactoren en clustervorming) en een tweetal aanvullende variabelen (overheid en toeval) die bepalend zijn voor de concurrentiekracht van een sector binnen een regio. De determinanten en variabelen verstreken elkaar als systeem. Hieronder zijn de relevante aspecten met betrekking tot de in het model genoemde factoren nader uitgewerkt. A- Economische orde Noord Nederland en het continentaal plat hebben zich in de afgelopen 40 jaren een zeer stabiel gebied getoond voor de winning van aardgas en aardolie. Dit kan van de meeste regio’s waar olie of aardgas gewonnen wordt niet worden gezegd. Geconstateerd kan worden dat er in het Noorden een grote mate van maatschappelijk draagvlak is voor winnings- en productie activiteiten, ook wanneer dit overlast (bodemdaling, lichtoverlast, landschapsvervuiling) veroorzaakt. Een punt van overweging is wel het werkgelegenheidseffect dat met de winning en de productie samengaat. Vanuit Noord Nederland wordt nadrukkelijk gewezen op het belang van uitbouw en behoud van de gerelateerde werkgelegenheid, mede met oog op het behoud van draagvlak voor de productieactiviteiten. B- Marktvraag De Europese Unie stimuleert het gebruik van aardgas ten opzichte van andere brandstoffen, omdat aardgas wordt gezien als een belangrijke transitiebrandstof naar een duurzame energiehuishouding. Voor de komende jaren wordt in Europa (en ook Nederland) een groei in het aardgasverbruik van 3% a 4% verwacht. Gezien de voorraden in Noord Nederland betekent dit dat de regio nog lange tijd (ca 30 jaar) een cruciale rol zal spelen binnen de Europese aardgasmarkt. Daarnaast biedt de internationalisering van activiteiten mogelijkheden voor groei (import van gas uit onder meer Oost-Europa, vervulling van taken bij de winning en het transport van gas). De vooraanstaande positie en de daarmee gepaard gaande kennis en expertise die bedrijven en instellingen in Noord Nederland hebben opgebouwd op het gebied van aardgas bieden zeker mogelijkheden in de snel internationaliserende aardgasmarkt. C- Productiefactoren Productiefactoren worden ingedeeld in twee typen: de ‘basic factors’ en de ‘advanced factors’. Volgens Porter zorgen met name de geavanceerde productiefactoren voor verscheidenheid tussen regio’s en landen. Deze geavanceerde productiefactoren zijn in grote mate beïnvloedbaar door gericht beleid. Versterking van de sectorale concurrentiekracht vergt volgens Porter een maximalisatie van de basisproductiefactoren en ondersteuning en uitbouw van de geavanceerde productiefactoren. Noord Nederland beschikt over een breed aanbod van belangrijke productiefactoren ten aanzien van energie. Sommige factoren zijn fysiek aan de regio verbonden, zoals de aanwezigheid van grondstoffen, andere factoren zijn door een relatief krachtige energiecluster verder in Noord Nederland ontwikkeld. Met name het hoge energiekennisniveau draagt bij aan de competitieve kracht van de regio. In de onderstaande figuur zijn de belangrijkste productiefactoren ten aanzien van energie in Noord Nederland weergegeven. 91 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
Productiefactoren voor energie in Noord Nederland BASIC FACTORS Grondstoffen: Groningenveld kleinere velden
Geografische ligging: centrale positie binnen Europese energiemarkt
Kapitaal: hoge regionale investeringen; gunstig investeringsklimaat.
Arbeidskrachten: hooggeschoold personeel ICT-sector
ADVANCED FACTORS (ICT)-infrastructuur: relatief goede bereikbaarheid (weinig files) infrastructurele verbeteringen (magneetzweeftrein) ondergrondse infrastructuur (leidingennet) ondergrondse gasopslagmogelijkheden ICT-netwerk
Onderzoeksinstituten: Rijksuniversiteit Groningen Universiteit Twente Gasunie Research
D- Clusteropbouw Rond de kernactiviteiten (winning, transport en handel van aardgas en elektriciteitsproductie) bestaat een netwerk van toeleverings- en uitbestedingsrelaties. De activiteiten van deze bedrijven en instellingen variëren van zeer specifieke producten of diensten tot meer algemenere zaken. In de hierna volgende paragraaf zijn de verschillende activiteiten uitgebreid beschreven. Het blijkt dat de toeleverings en uitbestedingspatronen van NAM en Gasunie zich in belangrijke mate richten op bedrijven in Noord Nederland. Fysieke nabijheid maakt frequent face-to-face contact relatief eenvoudig. Formele en informele bijeenkomsten versterken de verstandhouding tussen concurrerende en toeleverende ondernemingen en hebben een synergetische werking op de regionale bedrijvigheid als geheel. Naast deze geografische dimensie zijn er vier andere clusterdimensies te onderscheiden, deze zijn49: De horizontale dimensie: bedrijven met dezelfde activiteiten binnen dezelfde branche; De verticale dimensie: complementaire bedrijven binnen een productieketen; De institutionele dimensie: bedrijven en (kennis)instellingen die gezamenlijk nieuwe technologieën voortbrengen en benutten; De diagonale dimensie: bedrijven uit verwante sectoren die vaardigheden delen te bevordering van scopevoordelen. 49
EIM (2001)
92 ENERGY VALLEY
Horizontale clustering van concurrerende bedrijven bevordert competitieve innovatie. Meerdere bedrijven met dezelfde producten of diensten verhoogd de innovativiteit, door marktgericht en vernieuwend te opereren kunnen de bedrijven zich van elkaar onderscheiden. Deze competitieve innovatie vormt een belangrijke bijdrage voor zowel de individuele als de collectieve concurrentiekracht. Verticale en institutionele clustering van complementaire bedrijven en instellingen stimuleert gezamenlijke ontwikkeling en uitwisseling van kennis. Intensief contact tussen opeenvolgende bedrijven binnen een productiekolom vergroot de adaptatiesnelheid en de ontwikkelingsmogelijkheden. Daarnaast wordt de kans op zogenaamde kennis-spillovers verkleind hetgeen de innovatiebereidheid stimuleert. Clustering bevordert adequate ontwikkeling en implementatie van kennis en innovaties. Het aanbod van voldoende geschoold en gekwalificeerd personeel is, zeker voor de hoogwaardige energiesector, van essentieel belang. Doelbewuste equipering van het regionale onderwijsapparaat verbetert het vestigingsklimaat voor energiegerelateerde bedrijvigheid. Naast het arbeidsaanbod zijn ook andere factoren van belang voor de versterking van een cluster. Optimalisatie van de regionale productiefactoren vergroot bijvoorbeeld de binding en afhankelijkheid met de omgeving waardoor clustervorming verder wordt gestimuleerd. E- Overheid Overheidsinvloed ten aanzien van energie is, gezien de publieke en financiële belangen, altijd zeer omvangrijk geweest. Door de liberalisering van de energiemarkt krijgt de overheidsrol een andere setting. Twee punten zijn in het bijzonder van belang: De continuering van het kleine velden beleid; Het regionaal economisch beleid en de daarmee samenhangende steunmaatregelen (Kompas voor het Noorden en IPR).
93 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
94 ENERGY VALLEY
BIJLAGE IV
11 1110
GEHANTEERDE BEDRIJFSTAKKEN ENERGIESECTORANALYSE
AARDOLIE- EN AARDGASWINNING EN DIENSTVERLENING VOOR DE AARDOLIE- EN AARDGASWINNING Aardolie- en aardgaswinning Deze klasse omvat: - winning van aardolie; - winning van ruwe gasvormige koolwaterstoffen (aardgas); - winning van condensaten; - verwijderen en scheiden van vloeibare koolwaterstoffracties; - vloeibaar maken en opnieuw vergassen van aardgas met het oog op het vervoer; - ontzwavelen van gas.
1120
Dienstverlening voor de aardolie- en aardgaswinning Deze klasse omvat: - proefboren t.b.v. de aardolie- en aardgaswinning; - specifieke diensten zoals: * het opbouwen, repareren, ontmantelen van boortorens; * cementeren, afdichten e.d. van olie- en gasputten.
23 2310
AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING VAN SPLIJT- EN KWEEKSTOFFEN Vervaardiging van cokesovenproducten Deze klasse omvat: - vervaardiging van cokes; - vervaardiging van cokesovengas. Deze klasse omvat niet: - vervaardiging van steen- en bruinkoolagglomoraten (1450); - vervaardiging van pek en pekcokes (2414.1).
2320 2320.1
Aardolieverwerking Aardolieraffinage Deze subklasse omvat: - vervaardiging van motorbrandstoffen: * benzine, kerosine enz.; - productie van overige brandstoffen: * lichte en zware stookolie, raffinaderijgassen als ethaan, propaan, butaan enz.; - vervaardiging van producten voor de petrochemische industrie en voor de vervaardiging van wegdekken; - vervaardiging van overige aardolieproducten: * white spirit, vaseline, paraffine enz.
2320.2
Aardolieverwerking (geen raffinage) Deze subklasse omvat: - vervaardiging van smeeroliën en vetten uit aardolie; - recycling van afgewerkte olie; - vervaardiging van aardolieproducten uit afvalolie.
2330
Bewerking van splijt- en kweekstoffen Deze klasse omvat: - vervaardiging van verrijkt uranium; - vervaardiging van splijtstofelementen voor kernreactoren; - vervaardiging van radioactieve elementen voor industrieel of medisch gebruik; - behandeling van kernafval. Deze klasse omvat niet: - winning en de opwerking van uranium- en thoriumerts (1450); - vervaardiging van gele koek (1450).
95 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
40 4000 40001
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN EN HANDEL IN ELEKTRICITEIT, AARDGAS EN WATER Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas en water Productie van elektriciteit en warm water door thermische, kern- en warmtekrachtcentrales Deze subklasse omvat: - grootschalige productie van elektriciteit door thermische centrales en kerncentrales; - productie van elektriciteit, stoom en warm water door warmtekrachtcentrales. Deze subklasse omvat niet: - productie van elektriciteit door windenergie (4000.2); - productie van elektriciteit, stoom en warm water door zonnecellen, -collectoren en andere duurzame energiebronnen ( 4000.3).
40002
Productie van elektriciteit door windenergie Deze subklasse omvat: - productie van elektriciteit door windenergie. Deze subklasse omvat niet: - productie van elektriciteit door thermische, kern- en warmtekrachtcentrales (4000.1); - productie van elektriciteit, stoom en warm water door zonnecellen, -collectoren en andere duurzame energiebronnen ( 4000.3).
40003
Productie van elektriciteit en warm water door zonnecellen, warmtepompen en waterkracht Deze subklasse omvat: - productie van elektriciteit, stoom en warm water door zonnecellen, -collectoren en andere duurzame energiebronnen, behalve windmolens; - productie van gas uit afval of in de landbouw; - productie van ruwijs. Deze subklasse omvat niet: - vervaardiging van cokesovengas (2310); - vervaardiging van industriële gassen (2411); - productie van elektriciteit door thermische, kern- en warmtekrachtcentrales (4000.1); - productie van elektriciteit door windenergie (4000.2).
40004
Exploitatie van transportnetten voor elektriciteit, aardgas en warm water Deze subklasse omvat: - beheer en exploitatie van het hoofdtransportnet voor elektriciteit; - beheer en exploitatie van regionale transportnetten voor elektriciteit; - exploitatie van regionale transportnetten voor gasvormige huisbrandstoffen; - transport van stoom en warm water voor verwarming, aandrijving en andere doeleinden. Deze subklasse omvat niet: - transport van gasvormige brandstoffen via pijpleidingen anders dan via een leidingnet (6030).
40005
Handel in en distributie van elektriciteit, aardgas en warm water Deze subklasse omvat: - handel in elektriciteit, aardgas, stoom en warm water; - handelsbemiddeling in elektriciteit, aardgas, stoom en warm water; - gespecialiseerde verkoop van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water aan grote eindverbruikers. - distributie van elektriciteit; - distributie van gasvormige huisbrandstoffen via het leidingnet; - distributie van stoom en warm water voor verwarming, aandrijving en andere doeleinden. Deze subklasse omvat niet: - beheer en exploitatie van transportnetten voor elektriciteit, aardgas en warm water (4000.4).
511201 Tussenhandel in olieproducten en brandstof
96 ENERGY VALLEY
BIJLAGE V
INSCHRIJVINGEN ENERGIESECTOR HANDELSREGISTER KVK
DRENTHE Handelsnaam
Bedrijfstak
Q16a (Groep) B.V. Ned. Aardolie Mij. B.V. Ned. Aardolie Mij. B.V. Gaszuiveringsinstallatie Emmen Redema International B.V. i.o. Well Engineering Partners B.V. Internat. Oilf. Services B.V. Litecad B.V. Deutag Nederland B.V. Atlas Tristar T.E.S. Balance Point Control B.V. Vos Wellhead Services B.V. Straatman Offshore Tiebo Nederland B.V. TW Bakker Contr. Int. B.V. HP Petrol. Engineer. Services Bergman Workover Drill. Cons. RS Operations J.W.A. Hougardy Daywood Van Asperen Consultancy Crielaard Advies Boslooper-Consultancy Schlumberger Offsh. Serv. N.V. De Braomhoeve V.O.F. Gasedon Emmen V.O.F. N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Rendo Energiebedrijf.Com B.V.
Aardolie- en aardgaswinning Aardolie- en aardgaswinning Aardolie- en aardgaswinning Aardolie- en aardgaswinning Aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Aardolieraffinage Prod. elektriciteit door windenergie Ov. prod. van elektr./warmte en biogas Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Handel/distr. elektr.,aardgas,warm water Handel/distr. elektr.,aardgas,warm water
Werkzame personen Gemeente 6 1168 631 118 1 2 2 20 110 40 3 2 6 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 35 2 11 22 88 5
Assen Assen Emmen Emmen Assen Assen Emmen Emmen Assen Emmen Emmen Emmen Emmen Hoogeveen Emmen Tynaarlo Assen Emmen Emmen Assen Aa en hunze Midden-drenthe Tynaarlo Midden-drenthe Coevorden Meppel Emmen Hoogeveen Hoogeveen Assen Bron: handelsregister KvK (april 2002)
97 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
FRYSLÂN Handelsnaam
Bedrijfstak
Chevron U.S.A. Inc., Branch Totalfinaelf E & P Ned. B.V. Totalfinaelf E & P Ned. B.V. Gep Windturbine B.V. V.O.F. Catharina Wynfang Upepo Windturbine Beabuorren Wynturbine V.O.F. Woudstra Windturbine Kriekewind Krimwalde Windturbine B.V. Andreas B. Bos Windenerg. B.V. Mega Photo Voltaics B.V. Quintus Wyn Wyncom Van der Wiel Stortgas Essent Energie Fryslân B.V. Centrale Bergum N.V. Eneco Energ. N.-O. Fr. Essent Netwerk Fryslân B.V. V.O.F. Dijkstra Bakker N.V. Nederlandse Gasunie De Walden Energy System B.V. Gascentrum N. Ned. B.V. NUON Infra Oost AKW-Energy B.V.
Aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Prod. elektriciteit door windenergie Ov. prod. van elektr./warmte en biogas Ov. prod. van elektr./warmte en biogas Ov. prod. van elektr./warmte en biogas Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Handel/distr. elektr.,aardgas,warm water Handel/distr. elektr.,aardgas,warm water Handel/distr. elektr.,aardgas,warm water
Werkzame personen 4 3 68 5 5 1 4 3 1 1 1 1 1 6 7 60 74 92 163 2 37 1 2 185 1
Gemeente Smallingerland Tytsjerksteradiel Harlingen Heerenveen Heerenveen Wunseradiel Wunseradiel Leeuwarderadeel Boarnsterhim Heerenveen Bolsward Nyefurd Littenseradiel Littenseradiel Smallingerland Sneek Tytsjerksteradiel Dongeradeel Leeuwarden Littenseradiel Boarnsterhim Tytsjerksteradiel Boarnsterhim Leeuwarden Achtkarspelen
Bron: handelsregister KvK (april 2002)
GRONINGEN Handelsnaam
Bedrijfstak
Ned. Aardolie Mij. B.V. Petrogas Minerals Int. B.V. Multigas V.O.F. North Refinery L.C.I. Productions B.V. L.C.I. Chemicals B.V. Eemscentrale Delesto B.V. Edon Groep B.V. N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie Gasunie Transport Services Essent Netwerk Noord N.V. N.V. Nederlandse Gasunie Bobru B.V.
Aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Diensten v. aardolie- en aardgaswinning Aardolieraffinage Prod. overige aardolieproducten Prod. overige aardolieproducten Prod. elektr./warmte door centrales Prod. elektr./warmte door centrales Ov. prod. van elektr./warmte en biogas Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Beh/expl transport elektr/aardgas/warmte Handel/distr. elektr.,aardgas,warm water TH in minerale olieprod. en brandstof
Werkzame personen 531 2 15 29 6 1 167 75 192 22 29 7 1370 937 1
Gemeente Hoogezand-sappemeer Groningen Pekela Delfzijl Leek Leek Eemsmond Delfzijl Groningen Delfzijl Hoogezand-sappemeer Groningen Groningen Groningen Groningen
Bron: handelsregister KvK (april 2002)
98 ENERGY VALLEY
BIJLAGE VI
ONDERZOEKSINSTITUTEN IN NEDERLAND
ECN Prioriteitsgebied: Schoon Fossiel Bij ECN Schoon Fossiel wordt een programma uitgevoerd dat zich richt op 5 hoofdlijnen: 1. Besparing en rendementsverbetering van aardgasgestookte installaties door toevoeging van elektrochemische conversie technologieën en de Stirling technologie; 2. Ontwikkeling van technieken, componenten en systemen voor elektrisch vervoer; 3. Productie van secundaire brandstoffen als synthesegas en waterstof, alsmede technologieontwikkeling voor een energievoorziening gebaseerd op koolstofarme brandstoffen; 4. Registratie, analyse en integrale beoordeling van de milieuconsequenties van de energievoorziening gebaseerd op fossiele brandstoffen; 5. Systeemanalytische onderbouwing van energieconversietechnologieën en integrale systemen Relevante onderzoeksafdelingen zijn: Waterstof Technologie & Toegepaste Katalyse PEM Brandstofcellen/ FC Systemen (energie conversie) Stirling Technologie (Micro WKK, Striling Motor) Systeemaspecten (o.a. micro WKK; Waterstoftechnologie) TNO-MEP Afdeling Energiesystemen Energiebesparing in de industrie: Praktisch onderzoek voor het in kaart brengen van energie- en stofstromen in apparaten en processen; Procesintegratie op basis van exergie pinch technologie; Optimalisatie en innovatie van energie intensieve processen met als doelstelling: verbeterde milieuprestatie, minimalisatie energieverbruik, verbeterde beschikbaarheid en productiviteit, verlaging van kosten; Ontwikkeling van innovatieve procesregelconcepten; Energiegerelateerde optimalisatie van unit operations en apparaten; Stromingstechnische expertise en mathematische modellering van fysische en chemische processen (warmte- en stofoverdracht, reacties, stroming); STIMEP-industrie: subsidie van Nuon voor industriële persluchtinstallaties. Utilitymanagement en energie infrastructuur: Technologische ontwikkelingen en verbeteringen op het gebied van elektriciteitsopslag, advisering en onderzoek m.b.t. toepassing accusystemen voor mobiele en stationaire toepassingen. Testen van brandstofcellen voor automotive / scheepstoepassingen. Ontwikkelen van systemen met elektriciteitsopslag als onderdeel. 99 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
Advisering en implementatie op het gebied van verduurzaming en efficiënt gebruik van warmte, elektriciteit en brandstoffen op locatieniveau (bedrijventerreinen, wijken, steden), optimalisatie energie-infrastructuur, energieopslag, conceptontwikkeling energieneutrale regio’s. Advisering t.a.v optimalisatie energievoorziening grote bouwcomplexen (industriegebouwen, ziekenhuizen,…). Software pakketten, advisering en implementatie op het gebied van optimalisatie van het gebruik van utilities (perslucht, stoom, elektriciteit, vacuum) door de industrie; advisering bij outsourcing van utilities. Brandstofconversie: Technologische ontwikkeling en verbeteringen op het gebied van thermische verwerking van biomassa en afvalstoffen: verbranding, vergassing, pyrolyse, liquefactie. Optimalisatie van grootschalige industriële elektriciteitsopwekking met biomassa, procesontwikkeling van de productie van biocrude en synthesegas uit biomassa. Ontwerp verbeterde verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk en vergelijkbaar afval; benutting van afvalstromen als energiebron in processen zoals cementovens. Procesoptimalisatie, processimulatie, nieuwe procesregelingsconcepten. Software, gericht op operatortraining (trainingssimulatoren). Informatie Centrum Biomassa (ICB). Gebruik van biomassa voor non food toepassingen anders dan brandstof. Afdeling Procestechnologie: Het ontwikkelen van (geoctrooieerde) duurzame processen door innovatieve scheidingstechnologie en elektrisch gedreven processen; Scheidingsprocessen gebaseerd op membranen en combinaties met membranen en andere scheidingsprocessen (hybride membraan scheidingsprocessen), kristallisatieen waskolomtechnologie: Ontwikkeling, testen en verbetering van accu’s en brandstofcellen; Zuivering van chemicaliën, processtromen; Zuivering van aardgas; Alumininiumrecycling; Drinkwaterprojecten zoals: productie van zoet water uit zeewater; CO2 -productie uit rookgas; Energieopslag via fase-overgangen en elektrochemisch; Airconditioning en anesthesiologische gaszuivering; Afvalwaterzuivering; Inmobilisatie van afvalstoffen en (her)gebruik van secundaire grondstoffen conform het Bouwstoffenbesluit
100 ENERGY VALLEY
TNO-NITG Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO Missie: Het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO is het centrale geowetenschappelijke informatie- en onderzoeksinstituut van Nederland, ten behoeve van het duurzaam beheer en gebruik van de ondergrond en de ondergrondse Natuurlijke bestaansbronnen. Kenmerken: Het Instituut is op 1 september 1997 gevormd uit twee bestaande geowetenschappelijke instituten; Het Instituut wordt geadviseerd en het beleid ervan wordt gewaarborgd door de Raad voor het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO Het Instituut vormt de Nederlandse component van de 'EuroGeoSurveys' van de Europese Unie en van de andere internationale netwerken van de publieke geoinstituten; Het Instituut heeft ca. 400 medewerkers (inclusief ca. 60 gedetacheerd) en een omzet van ruim 35 miljoen Euro per jaar. Positie: Het centrale Instituut voor de geowetenschappelijke informatie en het toegepast geowetenschappelijk onderzoek en advisering van Nederland, ten behoeve van het duurzaam beheer en gebruik van de ondergrond en de ondergrondse Natuurlijke bestaansbronnen Het publieke Instituut dat een onafhankelijke, objectief en gezaghebbend oordeel kan geven omtrent alle geowetenschappelijke en daarmee verband houdende technologische aspecten van het beheer en het gebruik van de Nederlandse ondergrond en de daarin voorkomende Natuurlijke bestaansbronnen Het Instituut dat - op basis van een krachtige positie in Nederland en mede dankzij de goede internationale reputatie van de Nederlandse geowetenschappen - een gevestigde positie heeft op het gebied van toegepast geowetenschappelijk onderzoek en advisering in Europa en daarbuiten. Afdeling Geo Energie De activiteiten van de afdeling Geo-Energie zijn gericht op toegepast onderzoek en advisering op het gebied van de exploratie en productie van aardgas en aardolie. Geothermische energie, ondergrondse opslag van energie (aardgas, warmte, koude) en energieresiduen zijn onderwerpen die de afdeling eveneens onderzoekt. In dit werk streeft de afdeling naar het duurzaam beheer en gebruik van de ondergrond en de zich daarin bevindende geoenergievoorkomens. Internationale samenwerkingsprojecten zijn onder meer gericht op de institutionele versterking van instellingen en ondernemingen in het buitenland. Afdeling Diepe ondergrond Confidentieel De afdeling Diepe Ondergrond-Confidentieel houdt zich bezig met de verwerving, kwaliteitsborging, archivering, analyse en interpretatie van aan de Mijnweg gerelateerde, vertrouwelijke, geowetenschappelijke informatie over Nederland.
101 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
De afdeling adviseert het Ministerie van Economische Zaken op het punt van de exploratie en productie van delfstoffen, geothermische energie en de opslag van stoffen in de diepe ondergrond van Nederland. Gasunie Research Binnen Gasunie Research zijn 13 kennisgebieden te onderscheiden die zijn gebaseerd op de behoeften van de verschillende Gasunie-afdelingen voor de nabije toekomst: A- Transporttechniek R&D voor innovatie op het gebied van transmissietechnologie (leidingen, kleppen, compressoren, mengunits, vloeistof- en stofafscheiders, etc.) en leidingmodellen. B- Geluid, Trillingen en Pulsaties R&D en metingen aan dynamische verschijnselen die verband houden met het gastransport en die een akoestisch oorsprong hebben (geluid en pulsatie) dan wel te maken hebben met mechanische bewegingen (trillingen). C- Conditiebewaking R&D en technische ondersteuning op het vlak van leidingintegriteit, variërend van kathodische bescherming en inspectietechnieken tot risicobeoordeling en risicobeheer. D- Veiligheid en bedrijfszekerheid R&D en ondersteuning om een veilig en bedrijfszeker gastransport te waarborgen. E- Gashoeveelheidsmeting R&D met betrekking tot alle aspecten van gasmeters en de meting van stromingssnelheden in het transportsysteem. De ijking van gasmeters, volumeconversietoestellen en hiermee samenhangende sensoren voor druk, temperatuur en dichtheid. F- Gashoedanigheidsmeting R&D met betrekking tot alle aspecten van de meting van de gassamenstelling in het transportsysteem, inclusief de noodzakelijke instrumentatie. De bereiding van kalibratiegassen en de bepaling van calorische waarde en gassamenstelling. G- Brander Technologie en Verbrandingsonderzoek R&D ten behoeve van de ontwikkeling van schone en flexibele branders voor procestoepassingen en voor de productie van warm water en stoom. Ook gericht op de 'vertaling' van fundamentele wetenschappelijke kennis van het verbrandingsproces naar vormen die bruikbaar zijn voor de ontwikkelaars van praktische verbrandingsapparatuur. H- Energie Conversietechnieken R&D die overwegend gericht is op krachtopwekkers die gebruikt worden in WK-systemen, zoals zuigermotoren, turbines, Stirling motoren, brandstofcellen en kleine warmtepompen. I- Huishoudelijke en Commerciële Gastoepassingen R&D gericht op de ontwikkeling en de invoering van kleinschalige gastoestellen voor de huishoudelijke en commerciële markt. 102 ENERGY VALLEY
J- Industriële Processen R&D aan schone en betrouwbare verbrandingssystemen om bestaande technologieën te verbeteren en nieuwe technologieën te ontwikkelen. K- Procesbesturing Brengt kennis en ervaring in bij R&D projecten op het gebied van besturings- en communicatiesystemen. L- Internationale Samenwerking Initiatie en uitvoering van relatief complexe R&D projecten met partners uit verschillende landen. M- Energie en milieu Meting en analyse van de energiestromen en emissies die vrijkomen bij gasgestookte industriële processen. Rijksuniversiteit Groningen Centrum voor Energie en Milieukunde (IVEM) Het IVEM is een interdisciplinair onderzoekscentrum dat zich richt op onderzoek op het gebied van duurzame ontwikkeling en milieukwaliteit. Het centrum kent drie onderzoeksrichtingen: Energie en materialen Landgebruik en natuur Milieu, perceptie en gedrag Op het gebied van energie en materialen hanteert IVEM een systeemdynamische benadering. De ontwikkeling van modellen staat daarbij centraal. De belangrijkste onderzoeksonderwerpen op het gebied van energie zijn: Energie analyse van huishoudelijk energiegebruik Modelleren van het energiesysteem en van reacties van dat systeem op investeringen en andere wijzigingen aan de vraag of aanbodzijde van het energiesysteem Ontwikkeling van transitie scenario's naar een duurzame energievoorziening Optimale Energie Infrastructuur op lokaal niveau Materials Science Centre (MSC) Het Materials Science Centre is een interdisciplinaire onderzoeksgroep waarbinnen het fundamentele onderzoek van de RuG op het gebied van materialen is gebundeld. Het onderzoek is gericht op het ontrafelen van de relaties tussen eigenschappen van materialen die de functionaliteit en de chemische samenstelling en structuur bepalen. Een van de onderzoeksgroepen van het centrum (Molecular Materials & Devices) doet onderzoek naar een nieuwe generatie zonnecellen. Dit onderzoek vindt plaats in samenwerking met het Stratingh Instituut (zie hieronder).
103 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
Stratingh Instituut Het Stratingh Instituut is een interdisciplinair onderzoeksinstituut op het gebied van organische en anorganische chemie en chemische technologie. Het instituut voert zowel fundamenteel als industrieel georiënteerd onderzoek uit. Onderzoeksgebieden zijn: Separations and Mass transfer processes Sustainable technology and materials Combustion Engineering Chemistry in water Nanotechnology Catalysis Ten aanzien van duurzame technologie en materialen voert het instituut onder meer onderzoek uit gericht op biomassa conversie voor energie opwekking. Op het gebied van verbrandingstechnologie werkt het instituut nauw samen met Gasunie Research. Het nanotechnologie onderzoek richt zich onder meer op de ontwikkeling van nieuwe pv cellen (in samenwerking met het MSC). TU DELFT Faculteit OCP (Ontwerp, Constructie en Productie) Energy Supplies Fuel Conversion Large scale energy supply systems Gas Turbines Thermal Waste Treatment Universiteit Twente Vakgroep Thermische Werktuigbouwkunde De leerstoel "Thermische Conversie van Biomassa" richt zich op het doen van onderzoek naar efficiënte en nieuwe conversiesystemen om biomassa om te zetten in bijvoorbeeld electriciteit, warmte, gassen, bio-olie, methanol of waterstof. Door deze vele toepassingsmogelijkheden biedt biomassa een duurzaam alternatief voor steenkool, olie en aardgas. Proces Technologie Instituut Centrum voor Schone Technologie en Milieubeleid (CSTM) Het CSTM is een instituut verbonden aan de Universiteit Twente dat onderzoek doet op het gebied van milieubeleid en andere beleidsterreinen die relevant zijn voor duurzame ontwikkeling. Doel van het onderzoek is een bijdrage te leveren aan de verbreding van de basiskennis voor ontwerp en toepassing van governance strategieën voor duurzame ontwikkeling en milieukwaliteit. Het CSTM voert in dit kader verschillende projecten uit op het gebied van energiemarkt en beleid 104 ENERGY VALLEY
Universiteit Utrecht Natuurwetenschap, techniek en samenleving (NWS) De afdeling Natuurwetenschap, techniek en samenleving maakt deel uit de faculteit Scheikunde van de universiteit van Utrecht. NWS voert een onderzoeksprogramma genaamd energie, milieu en landgebruik uit en concentreert zich daarbij op de volgende thema's: Vraag naar energie en materialen Opties voor een duurzame energievoorziening Landgebruik en biodiversiteit Milieukundig risicomanagement Utrecht Centrum voor Energie onderzoek (UCE) Het UCE bundelt het energie onderzoek van de Universiteit van Utrecht (NWS neemt ook deel aan UCE). Het UCE telt 5 onderzoeksprogramma's: Energie efficiency in de gebouwde omgeving Energie efficiency in de industrie PV systemen Schoon fossiel Bio brandstoffen KEMA De oorspronkelijk door de elektriciteitsbedrijven opgerichte KEMA heft zich vanuit een testen keuringsinstituut ontwikkeld tot een ingenieursbureau en R&D instituut. Kernactiviteiten zijn consultancy, kwaliteit en keuringen. KEMA telt 5 Nederlandse business units: KEMA Power Generation & Sustainables (KPS) KEMA Transmition & Distribution Power (T&D) KEMA Quality KEMA Facilities, Information and Technical services KEMA Consulting Arnhem
105 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND
106 ENERGY VALLEY
BIJLAGE VII INTEGRALE AANPAK ENERGY VALLEY
Economische orde: Kyoto-protocol Continuering kleineveldenbeleid Ondersteuning proeftuingedachte: - Regulerend - Financieel Publiek en privaat draagvlak Subsidiemogelijkheden
Productiefactoren:
Marktvraag:
Energieproductiestructuur Uitbouw kennisinfrastructuur Fysieke ruimte voor duurzaamheidproeftuin Uitbouw Hub / NBP ICT-kennis Omgevingsfactoren Infrastructuur CO2-opslagmogelijkheden
Internationalisering energiemarkt Toenemende vraag: - Aardgas - Elektriciteit - Duurzame energie Upstream / midstream / downstream verschuiving Vestiging energieintensieve industrie
Energiecluster: Duurzaamheid als motor van toekomstige activiteiten Internationalisering Gastransport Services Uitbouw gashandel Uitbouw en concentratie van winningsactiviteiten Uitbouw additionele werkgelegenheid - T&U relaties - Spin off business Energieconsortia Aanwezigheid energiedistributiebedrijven
107 MOGELIJKHEDEN VOOR UITBOUW VAN DE ENERGIESECTOR IN NOORD NEDERLAND