Secretariaat Leonard Springerlaan 23 9727 KB Groningen Postbus 481 9700 AL Groningen Telefoon: (050)-5267192 Fax: (050)-5269819 Email-adres:
[email protected] Website: www.sernoordnederland.nl
Aan de voorzitter van het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland dhr. drs. E.H.T.M. Nijpels Postbus 239 9700 AE Groningen Groningen, 26 maart 2008 Kenmerk: ongevraagd advies 081/08 Betreft: vervolgadvies energiebeleid Noord-Nederland
Geachte heer Nijpels, Op 30 oktober jongstleden heeft de SER Noord-Nederland zijn advies uitgebracht met betrekking tot het Energiebeleid Noord-Nederland. In dit advies heeft de raad aangegeven op een aantal punten terug te komen: 1. De evaluatie van Energy Valley. Deze is ons 18 januari jl. ter beschikking gekomen. 2. Het energieakkoord dat tussen Regio en Rijk is gesloten op 8 oktober jl. 3. Een strategische visie m.b.t. bodemgebruik en energie. 4. Prioritering in Energieprojecten. 5. Positionering in internationaal perspectief en wat zijn de (ruimtelijk economische) consequenties voor Noord-Nederland. Ad. 1. Evaluatie van Energy Valley. e e Energy Valley is nu aan het einde van de 2 fase. In de 1 fase is de naam “Energy Valley“ succesvol e gepositioneerd en zijn partijen bijeen gebracht. In de 2 fase heeft uitbouw plaatsgevonden van de naampositionering en is ingezet op het aanjagen en begeleiden van projecten. De raad vindt het rapport verhelderend en het geeft veel informatie. De raad ziet het concept Energy Valley als een inmiddels sterk merk; de branding heeft zeer succesvol plaatsgevonden. De groei in termen van werkgelegenheid en bedrijven is tot nu toe zeer bescheiden en de tijd lijkt nu rijp dat de inspanningen in het kader van Energy Valley tot meer bedrijvigheid en werkgelegenheid zullen leiden. De raad is echter van mening dat er nog enkele verbeteringen kunnen worden aangebracht aan de e evaluatie en ziet een aantal gewenste accentverleggingen voor de 3 fase van de Energy Valley ontwikkeling. Hierbij wordt er nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen het concept Energy Valley en de organisatie Stichting Energy Valley. In deze laatste liggen slechts de organisatorische aangelegenheden. Het concept Energy Valley De raad vindt het in de eerste plaats belangrijk dat het concept Energy Valley nog meer wordt gericht op het creëren van een werkelijke valley, waarin, als spin off van de kennisinstellingen en in samenwerking met het bedrijfsleven, allerlei kleine hoogwaardige consultancy- en adviesbedrijfjes van de grond komen gericht op de energietransitie. Energie-advies 2 SER Noord-Nederland maart 08
1
De verwachting is dat hierdoor veel werkgelegenheid ontstaat, met name door gebruik te maken van de inzet van pas afgestudeerden uit het hoger onderwijs. Deze ontwikkelingen kunnen vooral worden gestimuleerd door de opleiding en kennis goed in de internationale markt te zetten. Een van de grootste sellingpoints vanuit Energy Valley in Noord-Nederland is om opleiding, research en toepassing te bundelen (bijv. zoals GrASp) via activiteiten gezamenlijk met MBO onderwijs, HBO/WO onderwijs en dit om verschillende redenen: Er moet kennisoverdracht plaatsvinden naar het MKB waardoor een echte “valley” wordt gecreëerd met kleine bedrijven, jong talent, een hoog intellectueel gehalte, een hoog innovatief gehalte en sterkere profilering van technische opleidingen. Verspreiding van kennis naar het MKB is belangrijk, evenals het stimuleren van ondernemerschap. De kennis die hier aanwezig is moet worden ontwikkeld als een opleidings- en trainingsfunctie t.a.v. bijvoorbeeld Rusland. Ook het Energy Delta Institute (EDI) kan hier als trainingsinstituut en als brug tussen de universiteit en het bedrijfsleven, een rol in vervullen. We hebben hier voor wat betreft zowel de ‘oude’ als ‘nieuwe’ energie een situatie waar voor we mensen vanuit het buitenland kunnen trainen. De aanwezige energiekennis moet de motivatie worden voor studenten om te kiezen voor studeren in Groningen. Hier gebeurt het wat energie en techniek betreft! Ook de technische opleidingen hier moeten sterker geprofileerd worden. e
Daarnaast vindt de raad het belangrijk om in de 3 fase het internationale perspectief sterker te ontwikkelen dan nu het geval is. In Nederland is de naam gevestigd, nu liggen de uitdagingen buiten Nederland, zowel richting Midden- en Oost-Europa, maar ook richting Brussel. e
Tot slot vindt de raad dat de 3 fase Energy Valley zich in hoofdzaak zou moeten richten op de transitie naar energiebronnen die nu (nog) niet rendabel en economisch verantwoord zijn maar waar brede innovatie kan plaatsvinden. Met de basis van aardgas als ‘reliable fuel’ in Noord-Nederland, bestaat daarnaast de ruimte om met nieuwe energiebronnen door innovatie ook tot een ‘reliable’ niveau te komen en dus een economisch perspectief te hebben. Deze innovaties zullen tien tot twintig jaar in beslag nemen; daarom is het belangrijk daar nu op in te zetten. De raad is contact met de ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden in de Eemshaven, waar een aantal grote ontwikkelingen en investeringen plaatsvinden die zullen leiden tot meer werk en bedrijvigheid. Als voorbeeld kunnen de initiatieven van de NUON, de RWE en BioMCN worden genoemd. De evaluatie methodiek Voor waar het gaat om de aard van het verhaal is het rapport geen evaluatiestudie in de zuivere zin van het woord. In een evaluatiestudie worden doelstellingen omgezet in meetbare output en wordt vervolgens onderzocht, door middel van meting, in welke mate voldaan is aan de doelstellingen; het rapport volgt niet echt deze lijn. Ook wordt een regionale vergelijking met andere regio’s in Nederland gemist; hoe onderscheidend zijn wij kwalitatief en kwantitatief? Een evaluatiestudie moet zakelijk en e inhoudelijk te verantwoorden zijn. Wij adviseren dan ook in de 3 fase van Energy Valley om een evaluatiestudie in de zuivere zin van het woord uit te (laten) voeren. Daartoe is het noodzakelijk dat op korte termijn concrete (kwantitatieve) doelen worden geformuleerd en een nulmeting wordt gedaan zodat duidelijk wordt welke resultaten over enige jaren zijn behaald. In de tekst van het evaluatierapport wordt verwezen naar een netto werkgelegenheidseffect in 2006. Er wordt hieraan weinig aandacht besteed in de evaluatie en niet duidelijk is hoe de kosten van een netto arbeidsplaats zich verhouden tot cijfers genoemd in de Kompas evaluatie. Wel is de raad zich er van bewust dat het op dit moment moeilijk is om gekwantificeerde werkgelegenheidseffecten te bepalen. Er zijn veel besluiten genomen en ontwikkelingen in gang gezet binnen de Energiesector in Noord-Nederland die pas werkgelegenheidseffecten zullen sorteren in de toekomst. Ook merkt de raad op dat het succes van het concept Energy Valley niet alleen afgemeten kan worden aan de bijdrage die de overheid hieraan zou leveren. De belangrijkste bijdrage wordt geleverd door de private partijen die internationaal actief zijn.
Energie-advies 2 SER Noord-Nederland maart 08
2
De organisatie Energy Valley e Het is belangrijk dat de bovengenoemde gewenste accenten in Energy Valley 3 fase zorgvuldig worden doorvertaald in aanpassingen in de organisatie structuur van het Energy Valley coördinatiecentrum. Het evaluatierapport spreekt van een de wens tot focus en een expliciete strategische visie over de uitrol van (operationele) projecten. Ook wordt op een gebrek aan referentiekader gewezen. Om het concept Energy Valley tot een echte valley te ontwikkelen zal nadrukkelijker aandacht moeten worden besteed aan de organisatie van de Stichting Energy Valley en de genoemde punten van kritiek in het evaluatierapport. Voor wat betreft de organisatiestructuur van Energy Valley is de raad overigens van mening dat het publiek/private concept van Energy Valley moet worden voortgezet. Ad. 2. Energieakkoord. In het eerdere advies van de SER Noord-Nederland heeft de raad het belang van het sluiten van een akkoord an sich onderstreept. De raad heeft zich in haar eerste advies gericht op een economisch programma, maar nog niet op het akkoord omdat dat ten tijde van het eerdere advies nog niet was ondertekend. Het energieakkoord richt zich met name op de bijdrage van Noord-Nederland aan het nationale klimaatbeleid. De raad vindt het een goed initiatief, maar vraagt zich af welk voordeel aan de toezegging kan worden ontleend door Noord-Nederland zelf. Immers de tekst bevat wel tal van toezeggingen van de zijde van Noord-Nederland, maar betrekkelijk weinig concreets van de zijde van de centrale overheid. Dat doet wrang aan in het licht van het kort daarna afblazen van het plan om te komen tot een Zuiderzeelijn. Als het energieakkoord zoals dat er ligt moet worden uitgevoerd, dan zal er een grote inspanning moeten worden geleverd, met name op het gebied van woningbouw, planologie en energiebesparing. De raad adviseert om concreet te maken hoe men zich voorstelt de toegezegde prestaties te zullen leveren en om daartoe (deel)verantwoordelijkheden toe te wijzen aan partijen, om de gewenste resultaten te behalen. Zonder een dergelijke concrete uitwerking blijft immers onduidelijk hoe men in Noord-Nederland de toegezegde resultaten denkt te kunnen realiseren. Bovendien zullen de doelstellingen van het akkoord in de gehele regio breed moeten worden gedragen. Ook is het belangrijk dat het grote publiek zich bewust wordt van de betekenis van het energieakkoord, zodat het concreet gaat worden en mensen zien waar men mee bezig is. Hiervoor zijn aanspreekbare, zichtbare en operationeel uitgewerkte initiatieven belangrijk van bedrijven en instellingen waarbij de medewerkers en de burgers zelf worden betrokken. Hiermee ontwikkel je breed draagvlak en worden de doelstellingen ook daadwerkelijk gehaald. Wij verwijzen hiervoor ook naar ons eerdere advies. Ad. 3. Strategische visie m.b.t. bodem en energie. Noord-Nederland heeft een groot potentieel gebied van ondergronds bodemgebruik voor bijvoorbeeld Carbon Capture and Storage (CCS), maar ook andere toepassingen zoals aardwarmte, luchtcompressie, gasopslag en natuurlijk ook gaswinning. Daarom juicht de raad het toe dat binnenkort een integrale bodemvisie Noord-Nederland wordt opgesteld. De raad concentreert zich in dit advies op Carbon Capture and Storage (CCS) en plaatst deze visie in het voornemen van de Europese Commissie om rond 2015 een kennisnetwerk op basis van diverse grootschalige en gevarieerde demo’s actief te hebben op het gebied van CCS in Europa. Binnen Nederland circuleren er inmiddels enkele initiatieven: een initiatief in Noord-Nederland rond de Eemsmond en het “Clinton Initiative” in Rijnmond. De vraag is of het gaat lukken deze twee initiatieven in Nederland snel van de grond te krijgen. Ook is nog onduidelijk of, en zo ja, hoeveel middelen vanuit Brussel voorhanden zullen komen voor deze demo-initiatieven en welke staatssteun hiervoor beschikbaar mag komen. Ook is niet duidelijk of er twee demo’s mogelijk zijn vanuit Nederland. De raad vindt dat het doel in Noord-Nederland moet zijn om een sterk demo-initiatief in NoordNederland te ontwikkelen. Dit betekent inzet op het beste plan, de best gesloten gelederen en de sterkste bundeling van krachten. De bundeling van krachten zal plaats moeten vinden op alle aspecten van CCS: afvang, transport en opslag (dus ook inclusief partijen als NAM en Gasunie) maar ook op andere technieken van CO2 binding, zoals via algenteelt, groene chemie e.d.
Energie-advies 2 SER Noord-Nederland maart 08
3
In het Noorden bestaan momenteel een aantal potentiële redelijk omvangrijke initiatieven in de sfeer van CCS: de NUON Magnum, de initiatieven rond het AKZO chemiepark en die rond de voorgenomen RWE centrale. De beschikbaarheid van opslagcapaciteit in de nabijheid van puntbronnen wordt meestal gezien als een kritische succesfactor voor CCS. Noord-Nederland heeft in dat verband van nature een sterke uitgangspositie. Indien er een succesvol breed gedragen demo-initiatief van de grond komt, kan het Noorden uitgroeien tot Europese expertiseregio voor CO2 opslag. De raad adviseert om - op korte termijn - te onderzoeken of de grote spelers die op het gebied van CCS actief zijn ofwel aangegeven hebben dit te willen worden in het gebied Delfzijl/Eemshaven, de gelederen kunnen sluiten en zich kunnen verenigen rond een Noord-Nederlands CCS initiatief. Wij zien hier – indien er draagvlak bestaat voor een dergelijke coalitie - nadrukkelijk een regierol weggelegd voor de Commissaris van de Koningin van de provincie Groningen. In aansluiting op bovenstaande wil de raad een aantal aanvullende opmerkingen maken: Er ligt voor de raad een nadrukkelijke meerwaarde om naast de reguliere afvang en opslag van CO2 ook innovatie kansen te onderzoeken door CO2 voor andere doeleinden te gebruiken, zoals voor de groei van algen, groene chemie e.d. Daarnaast liggen er interessante kansen voor het beter beschikbaar maken van biomassa voor bijstook in de nieuwe centrales. Ook wijst de raad nogmaals nadrukkelijk op het belang van consistent ondersteunend beleid van provincies en gemeenten, zoals genoemd in ons eerder energieadvies. Tot slot vraagt de raad nadrukkelijk aandacht voor het belang van begeleiding van het maatschappelijk draagvlak en het zorgvuldig omgaan met maatschappelijke acceptatie van energieontwikkelingen in Noord-Nederland met onder andere aandacht voor garanties in de sfeer van veiligheid, werkgelegenheid, etc. Ad. 4. Prioriteiten in Energie Projecten. In het eerdere advies heeft de raad aangegeven dat zij de focus legt in het energiebeleid op drie speerpunten: aardgas en aardgasgerelateerde activiteiten, grootschalige elektriciteitsproductie en biomassa. De raad heeft daarnaast een aantal overige ontwikkelingen genoemd die interessant kunnen zijn voor Noord-Nederland. De raad legt de focus op de drie speerpunten en met name op de transitieaspecten en transitieexperimenten daarvan. Belangrijk is dat we onderdelen redelijk snel ontwikkelen, zoals CCS, groengas, syngas, de koppeling van energiesystemen met ICT, groene chemie en in het algemeen het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden. Daar moeten we ons als regio op richten en daar ontstaan dan ook verbindingen tussen de drie genoemde speerpunten, zoals bijvoorbeeld het maken van groen gas uit biomassa, waarbij je kunt kijken of je groen gas kunt invoeren in het leidingennet of dat je het separaat kunt toepassen etc. Gas en elektriciteit kun je koppelen (bijvoorbeeld via micro WKK) en onderzocht kan worden in hoeverre gas een bufferende functie kan vervullen in de balanceringsproblematiek van elektriciteit en hoe men tot energie-systeemoptimalisatie kan komen. Deze koppeling tussen de 3 speerpunten vormt ook de focus van het voornoemde GrASp researchprogramma rond gastoepassingen, energietransitie en duurzaamheid. Ad. 5. Positionering in internationaal perspectief en de (ruimtelijk economische) consequenties voor Noord-Nederland bij de keuze voor een regionale energievisie. De raad wijst op de bestaande relaties met Oost-Europa en Rusland en de groeipotentie die samenwerking met deze regio’s biedt. Bijvoorbeeld de stedenband Groningen – Moermansk biedt door de ontwikkeling van het Russische Yamal-veld op termijn grote mogelijkheden. Het betreft hier met name de bestaande kennis in Nederland waar het gaswinning betreft. Energie projecten kunnen leiden tot (meer) samenwerking met Oost-Europa. Dit sluit ook aan bij punt 4. Voor wat betreft de ruimtelijke aspecten is de hoofdlijn van de raad dat als energie-ontwikkelingen en energie-experimenten in Noord-Nederland ruimte moeten krijgen, bestemmingsplannen dit tijdig moeten faciliteren. Met andere woorden, er moet vooral ook vanuit een regionale (energie)visie
Energie-advies 2 SER Noord-Nederland maart 08
4
worden gekeken naar aanpassingen van bestemmingsplannen, waarbij een goed evenwicht blijft bestaan tussen bedrijvigheid, natuur, toerisme, wooneconomie etc. Voor groen gas is bijvoorbeeld grootschalige aanlanding nodig van biomassa; het is belangrijk dat wordt nagegaan wat dit betekent voor de ruimtelijke ordening. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor kleinschalige decentrale opwekking van energie etc. Energie zou - conform het “grounds for change” concept - structureel meer mede leidend moeten zijn bij (ruimtelijke)visie ontwikkeling om de ambities van Energy Valley en het Energieakkoord waar te kunnen maken. Hierbij kan worden gedacht aan de planmatige aspecten bij het ontwikkelen van woonwijken, bedrijventerreinen maar ook bij gebiedsontwikkeling en infrastructuur. Het is belangrijk dat goed wordt gekeken hoe RO-beleid de energie-ontwikkeling maximaal kan faciliteren waarbij goede afwegingen worden gemaakt hoe dit ander beleid beïnvloedt. Lokale en regionale overheden moeten hier tijdig moed tonen door ruimte te reserveren voor toekomstige ontwikkelingen. De raad wil hier specifiek de uitbreidingsmogelijkheden in het Eemshavengebied en Delfzijl voor verdere havengebonden activiteiten noemen. Het is niet ondenkbaar dat met name de Eemshaven veel sneller vol is dan voorzien en men dus zonder tijdige aanpassingen van de bestemmingsplannen van mogelijke havenuitbreidingsgebieden in de toekomst tegen ongewenste grenzen aanloopt. De raad adviseert dergelijke situaties voor te zijn; “Maasvlakte problematiek” moet in Noord-Nederland worden voorkomen. Dit zou ook in de huidige voorbereiding van een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POP) in de provincie Groningen aandacht behoeven. De raad wil nogmaals de aandacht vestigen op het belang van afstemming van provinciaal en gemeentelijk beleid zowel in daad als in woord. Inhoud, vorm en proces moeten provinciaal en gemeentelijk op elkaar zijn afgestemd. De raad zou bijvoorbeeld graag zien dat het concept van een centraal loket voor bedrijven en concernvergunningen systematisch wordt doorgevoerd om oponthoud ten gevolge van complexe procedures te voorkomen. Ook wijst de raad hier op het belang van goed (rijks-provinciaal-gemeentelijk)subsidiebeleid waardoor ook daadwerkelijk stimulering van schone energie-investeringen plaatsvindt. Tot slot merkt de raad volledigheidshalve op dat het advies van de SER over “Kernenergie en een duurzame energievoorziening” dat 14 maart jl. is uitgekomen, niet is betrokken in bovenstaand advies. De SER Noord-Nederland heeft (nog) geen reactie op dit SER-advies geformuleerd. Met vriendelijke groet, namens de SER Noord-Nederland
Prof. Dr. G.J.E.M. Sanders, voorzitter
Energie-advies 2 SER Noord-Nederland maart 08
5