J a a r ve rs l a g 2 0 1 1 J a a r ve rs l a g 2 0 1 1
Stichting Pensioenfonds UWV
Stichting Pensioenfonds UWV
J a a r ve rs l a g 2 0 1 1 Stichting Pensioenfonds UWV
2
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Inhoud
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
5
Bestuursverslag9 1
Woord van de voorzitter
10
2
Algemene informatie
13
2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia
13 13 14
3
18
Financiële positie en beleid in 2011
3.1 3.2
Financiële opzet en positie Beleid en beleidskeuzes 3.2.1 Toeslagbeleid 3.2.2 Financieringsbeleid 3.2.3 Beleggingsbeleid 3.3 Risicobeheer
4
18 21 21 22 23 29
Beleggingen33 3
4.1 Marktontwikkelingen 4.2 Beleggingsresultaat 2011 4.3 Transitie liquide portefeuille 4.4 ESG, Proxy Voting en Engagement 4.5 Individueel Pensioenbeleggen
5
33 34 38 39 40
Pensioenen44
5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
Stichting Pensioenfonds UWV
44 44 46 47 48
jaarverslag 2011
6
Actuariële analyse
53
7
Besturing en naleving wetgeving
55
7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.3.1 Deelnemersraad 7.3.2 Verslag van de visitatiecommissie 7.3.3 Verslag van het verantwoordingsorgaan 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.6 Gedragscode 7.7 Commissie van Beroep 7.8 Compliance met wet- en regelgeving 7.9 Organisatie en uitvoering 7.10 Statutenwijziging
55 55 56 57 57 58 59 60 61 61 62 62 63
8
64
Verwachte gang van zaken
Jaarrekening67 9
4
Jaarrekening68
9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 68 9.2 Staat van baten en lasten 69 9.3 Kasstroomoverzicht 70 9.4 Toelichting op de jaarrekening 71 9.4.1 Bepalingen wet- en regelgeving 71 9.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 71 9.4.3 Toelichting op de balans 76 9.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 92 9.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten 93 9.4.6 Verbonden partijen 98
Overige gegevens
101
10
102
Overige gegevens
10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 102 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 102 10.3 Actuariële verklaring 103 10.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 105 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 107
Bijlagen109 Bijlage 1 Bijlage 2
Stichting Pensioenfonds UWV
Deelnemersbestand110 Begrippenlijst 111
jaarverslag 2011
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
Bedragen x € 1.000
2011
2010
2009
2008
2007
Deelnemers, actief en voortgezet
22.333
24.206
23.681
18.753
19.515
Gewezen deelnemers
19.795
18.754
18.224
19.563
19.803
Ingegane pensioenen
9.317
8.680
8.403
8.132
7.818
51.445
51.640
50.308
46.448
47.136
Aantal verzekerden(per eind van het jaar)
Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie
193.421
167.411
156.487
102.907
104.631
Gedempte kostendekkende premie
139.411
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Feitelijke premie (incl. IPB)
192.993
185.668
173.631
135.362
142.954
Uitvoeringskosten pensioenbeheer Uitvoeringskosten pensioenbeheer per deelnemer (actief en uitkerend) bedrag x € 1,00 * Uitkeringen
4.478
4.282
4.288
3.912
3.026
141,48
130,20
133,65
145,51
110,71
105.859
99.156
96.224
88.373
82.134
0,00%
0,20%
0,00%
3,22%
1,50%
Reguliere toeslagverlening Actieven Niet-actieven
0,00%
0,00%
0,00%
1,19%
1,43%
Ex-Cadans
1,35%
0,07%
2,82%
1,19%
1,43%
17.458
200.492
301.229
-15.151
919.320
Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131)
194.777
166.664
138.296
160.544
126.901
Vereist eigen vermogen (PW art. 132) **
498.428
623.834**
590.390
563.748
558.555
4.593.807
3.857.972
3.301.565
3.210.870
2.525.155
100,4%
105,2%
109,1%
99,5%
136,4%
Vermogen en solvabiliteit (op basis van marktwaarde; RTS) Aanwezig eigen vermogen
Technische voorzieningen *** Aanwezige dekkingsgraad in % Minimaal vereiste dekkingsgraad in %
104,2%
104,3%
104,2%
105,0%
105,0%
Vereiste dekkingsgraad in %
110,9%
116,2%**
117,9%
117,6%
122,1%
Gemiddelde duration Rentetermijnstructuur (RTS)
17,9
17,3
16,1
17,4
15,1
2,93%
3,79%
4,14%
4,00%
4,94%
4.588.449
4.040.004
3.583.481
3.131.293
3.391.730
464.648
367.255
332.463
-293.627
43.176
Beleggingen voor risico pensioenfonds Balanswaarde (inclusief liquide middelen ING en derivaten) Beleggingsopbrengsten
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
5
Bedragen x € 1.000
2011
2010
2009
2008
2007
16,5%
23,5%
23,9%
18,5%
32,2%
Beleggingsportefeuille voor risico pensioenfonds**** Aandelen Grondstoffen
1,8%
1,8%
1,8%
0,7%
0,9%
Converteerbare obligaties
1,0%
2,4%
2,4%
2,1%
2,4%
67,7%
61,3%
58,2%
64,2%
47,7%
Vastrentende waarden Vastgoed
6,8%
8,1%
10,8%
13,0%
12,8%
Liquide middelen *****
6,2%
2,9%
2,9%
1,5%
4,0%
Beleggingsrendement (total return) voor risico pensioenfonds 11,6%
10,6%
10,9%
-8,3%
1,6%
Gemiddeld afgelopen vijf jaar
Jaarrendement portefeuille
5,3%
4,4%
4,7%
4,1%
7,9%
Gemiddeld afgelopen jaren vanaf 2003
7,1%
6,6%
6,0%
5,2%
7,9%
14.721
11.482
9.181
9.012
9.462
Uitvoeringskosten vermogensbeheer *
De uitvoeringskosten pensioenbeheer stegen met 4,6% , terwijl het aantal deelnemers (actief en gepensioneerd) afnam met 3,8%. De kosten per deelnemer stegen daardoor met 8,7%. ** Eind december 2010 heeft het bestuur besloten tot het invoeren van een nieuwe beleggingsstrategie en is opdracht gegeven om begin januari 2011 te starten met de implementatie daarvan. Als gevolg van de invoering van de nieuwe beleggingsstrategie daalde het vereist eigen vermogen van € 624 miljoen op grond van de actuele situatie per 31 december 2010 naar € 495 miljoen. De vereiste dekkingsgraad per 31 december 2010 wijzigde daardoor van 116,2% naar 112,8%. *** De technische voorzieningen en de dekkingsgraad zijn met ingang van 2007 weergegeven exclusief de deelvermogens (voorziening voor risico deelnemers). Met ingang van 2010 is de overige technische voorziening inbegrepen in de technische voorzieningen en in de berekening van de dekkingsgraad. **** De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat in dit overzicht de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën, terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond (zie verder pagina 25). ***** Exclusief de liquiditeiten bij ING in beheer bij TKP. Betreft liquiditeiten in beheer bij vermogensbeheerders, inclusief het saldo overlopende beleggingstransacties. 6
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
7
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bestuursverslag
1 Woord van de voorzitter
2 0 1 1 was een m o eilijk jaar 2011 was een bijzonder moeilijk jaar voor pensioenfondsen en ook voor ons pensioenfonds. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds, het met een grote mate van zekerheid kunnen uitbetalen van toegezegde pensioenen, is daarmee onder druk komen te staan. Dat geldt ook voor het zo veel als mogelijk aanpassen van de pensioenen aan de inflatie (uitkeringen) dan wel loonontwikkeling (aanspraken actieve deelnemers). Voor het derde jaar op rij blijft de aanpassing aan de inflatie/loonontwikkeling achterwege, omdat de financiële positie van het fonds daarvoor geen ruimte biedt. Wij realiseren ons dat dit een ongewenste situatie is voor alle deelnemers en voor de gepensioneerden in het bijzonder. Het uitblijven van een Pensioenakkoord zowel landelijk als op de cao-tafel bij UWV, maakt dat het bestuur een inmiddels niet meer realistische regeling moet uitvoeren omdat de kosten van de pensioenregeling boven het premieplafond uitkomen. Dit wordt slechts voor een deel veroorzaakt door de economische situatie waarvan verwacht mag worden dat het een tijdelijk karakter heeft. Veel structureler is het feit dat mensen langer leven. Hierdoor moet het pensioenfonds veel langer uitkeringen uitbetalen dan dat er aan middelen zijn ingelegd. Dit zal kunnen worden opgelost door de toezeggingen lager te maken; dan wel door de leeftijd waarop de toezeggingen ingaan later te gaan stellen; dan wel extra stortingen van premie of anderszins. Meest voor de hand ligt om de pensioenregeling aan te passen. Bij het te lang uitblijven van een nieuw Pensioenakkoord zal het bestuur haar verantwoordelijkheid nemen.
10
Het jaar 2011 begon hoopvol. De dekkingsgraad was bij het begin van het verslagjaar 105,2% en deze herstelde in de loop van het eerste half jaar tot bijna 108%, waardoor een herstel tot het vereiste niveau van 113% mogelijk leek. Vanaf dat niveau zou het fonds weer ruimte hebben gehad om toeslagen te verlenen op de pensioenen waarmee de loonen prijsontwikkeling (ten dele) kan worden gevolgd. In de loop van de tweede helft van het jaar leidde de crisis in de Eurozone echter tot een sterk dalende rente en tot dalende aandelenkoersen. Hoewel er in de beleggingen van het fonds ook lichtpuntjes waren, met name de beleggingen in staatsobligaties rendeerden goed, was het goede beleggingsrendement van 11,6% niet genoeg om de gestegen waarde van de verplichtingen voor toekomstige pensioenbetalingen te compenseren; deze stegen namelijk meer. De dekkingsgraad daalde in juli en augustus tot onder het wettelijk verplichte minimum van 104,2%. Door de voortdurende crisis in de Eurozone daalde de dekkingsgraad verder tot een niveau van net boven de 100% aan het eind van het verslagjaar. In tegenstelling tot een aantal andere pensioenfondsen heeft het bestuur niet hoeven aan te kondigen dat de pensioenen moeten worden verlaagd, maar het risico dit het bestuur dat in komende jaren alsnog zal moeten doen mag niet worden uitgesloten. De gedaalde rente heeft ook invloed op de premie die in 2012 noodzakelijk is om de nieuwe opbouw van pensioenen voor actieve deelnemers te financieren. De benodigde premie ligt boven het maximum niveau van 20% van de loonsom dat op grond van de cao beschikbaar is. Het bestuur heeft daarom besloten de nieuwe opbouw van pensioen in 2012 te gaan korten tot een niveau dat met een premie van 20% van de salarissom kan worden gefinancierd.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
H e rs t e lp lan Omdat de dekkingsgraad onder het wettelijke vereiste minimum van 104,2% daalde, moest het bestuur een herstelplan opstellen. Het herstelplan bevat een aantal pijnlijke maatregelen die naar de mening van het bestuur noodzakelijk zijn om het pensioenfonds financieel weer gezond te maken. Het bestuur heeft de pijn zo goed mogelijk verdeeld over alle bij het pensioenfonds betrokken partijen, te weten de deelnemers, de gepensioneerden, de gewezen deelnemers en de werkgever. Het beleggingsbeleid blijft op grond van het herstelplan defensief van karakter, om de kans te verkleinen dat de financiële positie verder verslechtert. Het bestuur heeft de pensioenpremie voor de komende jaren op het maximum van 20% van de salarissom vastgesteld zolang de dekkingsgraad beneden de 104.2% blijft. Hiermee dragen de werkgever en de actieve deelnemers bij aan het herstel. Bij een dekkingsgraad onder 105% worden er geen toeslagen verleend op de aanspraken van actieve deelnemers en gewezen deelnemers en op pensioenenuitkeringen van pensioengerechtigden. Ook de gepensioneerden dragen dus bij aan het herstel. Gedurende de looptijd van het herstelplan zal het bestuur toetsen of het herstel volgens plan verloopt. Zo nodig zal in het ultieme geval het bestuur over moeten gaan tot het verlagen van ingegane pensioenen en opgebouwde pensioenaanspraken. A fs p raken aan d e c ao - t af el n o o d zakelijk Uit analyses die het bestuur heeft laten uitvoeren blijkt dat er structurele wijzigingen in de pensioenregeling zullen moeten komen om een solide financiële opzet van het pensioenfonds tot stand te brengen. Met name door de gestegen levensverwachting in de laatste jaren zijn de kosten van pensioenopbouw sterk gestegen. Als gevolg daarvan is er in de premie geen ruimte meer om tegenslagen op de financiële markten, bijvoorbeeld de lage rente, op te vangen. De oplossing hiervoor is te zorgen voor een evenwicht tussen de ambitie in de pensioenregeling en de financiële middelen die beschikbaar zijn voor pensioenopbouw. De verantwoordelijkheid en de bevoegdheid hiervoor ligt niet bij het bestuur van het pensioenfonds, maar bij de werkgever en de vakorganisaties die samen de cao afsluiten. Het bestuur heeft cao-partijen daarom gevraagd afspraken te maken die ertoe leiden dat premie en pensioenambitie structureel, dus voor een langere termijn, met elkaar in evenwicht komen. Inmiddels hebben cao-partijen afspraken gemaakt die daarin voorzien en heeft het bestuur besloten de korting op de pensioenopbouw in 2012 niet door te voeren. B e l e g g in gen De financiële problemen van pensioenfondsen hebben geleid tot het – begrijpelijke – misverstand dat pensioenfondsen slechte beleggers zouden zijn. De beleggingen van het pensioenfonds zijn echter niet het echte probleem. Dat moge blijken uit de beleggingsresultaten van de afgelopen jaren. In het crisisjaar 2008 was het rendement weliswaar sterk negatief (- 8,3%), maar in de jaren daarna is die schade meer dan ingehaald. In 2009 tot en met 2011 bedroegen de beleggingsopbrengsten respectievelijk 10,9%, 10,6% en 11,6%. Het gemiddelde rendement van het pensioenfonds sinds de oprichting in 2003 bedraagt 7,1% . Niet de beleggingen, maar de verplichtingen zijn het probleem. Dit probleem wordt veroorzaakt door de lage rente en de gestegen levensverwachting. Het bestuur heeft maatregelen genomen om zich grotendeels in te dekken tegen het risico van de lage rente. De stijgende levensverwachting zullen deelnemers echter zelf moeten dragen in de vorm van lagere pensioenen of hogere premie. G o e d b es t u u r Het wordt onder de hiervoor geschetste omstandigheden steeds moeilijker om een pensioenfonds goed te besturen. Het kabinet heeft daar terecht aandacht voor gevraagd en heeft een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend om het bestuur van pensioenfondsen te versterken. Het bestuur van pensioenfonds UWV zal in overleg met de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan in de loop van 2012 maatregelen nemen om de bestuurlijke inrichting van het fonds in overeenstemming te brengen met de zware eisen die daaraan gesteld moeten
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
11
worden. In dat verband kan niet onvermeld blijven dat in 2011 een visitatie is uitgevoerd naar het functioneren van het bestuur door een onafhankelijke commissie van externe deskundigen. Deze visitatiecommissie heeft een groot aantal nuttige aanbevelingen aan het bestuur uitgebracht. Het algemeen oordeel van de Visitatiecommissie over het functioneren van het bestuur is overwegend positief. De commissie stelt vast dat “het functioneren van het fonds (..) naar de mening van de commissie duidelijk (is) verbeterd sinds de vorige visitatie in 2009 en verloopt naar tevredenheid. De procedures en processen voor bestuur en beleid zijn in grote lijnen goed doordacht en verlopen naar behoren.” C o mmu n ic at ie Het bestuur vindt goede communicatie met onze deelnemers en gepensioneerden van groot belang. De laatste jaren heeft het bestuur al verbeteringen in het communicatiebeleid aangebracht, wat onder meer tot uitdrukking komt in onze nieuwe website www. uwvpensioen.nl die vanaf november 2011 in de lucht is. Voor de verdere versterking van ons communicatiebeleid heeft het bestuur een gerenommeerde organisatie voor pensioenfondscommunicatie ingeschakeld. Met deze nieuwe samenwerkingspartner zal het fonds het communicatiebeleid en de uitvoering ervan op een hoger plan tillen. In het middellange termijnplan van het fonds zet het bestuur daarom in op betere communicatie en service, met een goed oog voor beheersing van de uitvoeringskosten. To e ko ms t In 2012 zal het bestuur een dialoog starten met de Raad van Bestuur en onze deelnemersraad over de rol die Pensioenfonds UWV voor haar belanghebbenden in de toekomst kan spelen. Het bestuur beseft dat het pensioenfonds geen doel op zichzelf is. Het bestuur staat open voor de mogelijkheid dat andere oplossingen voor het uitvoeren van een pensioenregeling voor UWV mogelijk zijn. Het bestuur is er zich van bewust dat het voortbestaan van het fonds alleen zinvol is als het fonds toegevoegde waarde heeft vergeleken bij die andere mogelijkheden. Het bestuur is overtuigd van de meerwaarde van een eigen fonds en staat open voor suggesties tot verbeteringen. Amsterdam, 19 april 2012 Mr. drs. J.J.A. Hylkema, voorzitter 12
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
2 Algemene informatie
2 .1 Jurid isch e st r u ct u u r Stichting Pensioenfonds UWV, statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 1 januari 2003. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 34183728. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel van UWV. Tevens biedt het pensioenfonds aan werkgever en werknemers de mogelijkheid tot het sluiten van vrijwillige overeenkomsten tot aanvulling op de rechten op pensioen. De pensioenregeling van het fonds is een (voorwaardelijk) geïndexeerde middelloonregeling (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het fonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad). De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever. De werknemers dragen hun aandeel in de premie bij op basis van cao-afspraken. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn de werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao van UWV en de leden van de Raad van Bestuur. Ultimo boekjaar heeft het pensioenfonds ruim 51.000 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden en een belegd vermogen van bijna 4,6 miljard euro.
2 .2 Doelst e llin g Stichting Pensioenfonds UWV heeft ten doel het verstrekken of doen verstrekken van pensioenen en/of andere uitkeringen ter bescherming tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden van werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden. Uit het doel vloeien onder meer de onderstaande doelstellingen voort die het fonds in opdracht van de cao-partijen beoogt te bereiken: 1) Het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven naar het welvaartsvast houden van de opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers en het waardevast houden van de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden; 2) Het zorgdragen voor een duidelijke en klantgerichte communicatie met belanghebbenden, onder wie deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Om deze doelstellingen te bereiken, heeft het bestuur van Stichting Pensioenfonds UWV beleid ontwikkeld dat onderscheiden kan worden in financieringsbeleid, toeslagbeleid, beleggingsbeleid en communicatiebeleid. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de financiële positie van het fonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 3.2. In hoofdstuk 5.2 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid. De aansturing van het fonds, het toezicht hierop en de wijze waarop door het bestuur verantwoording wordt afgelegd, kortweg de governance-structuur van het pensioenfonds, wordt
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
13
toegelicht in hoofdstuk 7.3. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt tenslotte ingegaan op de verwachte gang van zaken.
2 .3 Perso n a lia Ben oemd d o o r we r kg eve r (UWV ): Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
Mr. drs. J.J.A. Hylkema
Voorzitter
01-03-2006
01-07-2012
directeur HRM UWV (tot 1 januari 2012)
Dr. J.A.M. de Kruijf
Bestuurslid
01-01-2006
01-07-2013
controller bij afd. Planning, Control en Analyse FEZ UWV
Drs. J.H.M. van Raak
Bestuurslid
01-01-2006
01-07-2015
senior adviseur arbeidsvoorwaarden/UWV
Ben oemd n a me n s d e (g ewe ze n ) d e e l ne m e rs :
14
Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
Drs. E.M. Berendsen RI
Plv. bestuurslid
01-07-2009
01-07-2013
senior kennisadviseur UWV
A. Hazekamp
Secretaris tot 01-07-2011
31-12-2002
01-07-2011
register arbeidsdeskundige/UWV
J. de Kat BA CPC
Bestuurslid
01-01-2006
01-07-2013
beleidsadviseur HRM Adviesgroep/UWV
T.H.J. Keunen
Bestuurslid
21-04-2006
01-07-2013
businesscontroller UWV Werkbedrijf
Drs. F.J. Lemkes
Plv. bestuurslid
01-07-2009
01-07-2013
manager Planning Control & Analyse FEZ UWV
Drs. ing. J.H. Sengers
Secretaris vanaf 01-07-2011
08-06-2007
01-07-2014
arbeidsdeskundige/UWV
Drs. Th.J.G.J. Wentink
Plv. voorzitter
01-08-2006
01-07-2013
parttime bedrijfsarts, manager claim UWV
Benoemd n a me n s d e (p re )p e n sio e ng e re c ht i g d e n: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
A.W.M. Kok
Bestuurslid en plv. secretaris
01-07-2009
01-07-2013
gepensioneerd
Drs. F.M. Koks
Bestuurslid
01-07-2009
01-07-2011
gepensioneerd
J.H.E. Paffen
Bestuurslid
01-01-2006
01-07-2013
gepensioneerd
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
N even fu n ct ie s va n a ct ieve b e st uurs l e d e n o p 31 d e c e m be r 2011: Naam
Nevenfunctie(s)
Mr. drs. J.J.A. Hylkema
- voorzitter van het bestuur van Vut-fonds UWV.
Dr. J.A.M. de Kruijf
- plaatsvervangend bestuurslid van Vut-fonds UWV; - universitair docent bedrijfseconomie publieke sector, Universiteit Twente, (sinds 1999, hoofdfunctie); - lid Rekenkamercommissie Aalten, Oost Gelre, Winterswijk (sinds 2006); - penningmeester ‘De Basis’, stichting voor openbaar onderwijs Arnhem (sinds 2007).
Drs. J.H.M. van Raak
- plaatsvervangend voorzitter van Vut-fonds UWV.
Drs. E.M. Berendsen RI
- geen
J. de Kat BA CPC
- secretaris van de Stichting Bijzonder Vakantiefonds UWV; - bestuurslid Vut-fonds UWV.
T.H.J. Keunen
- geen.
Drs. F.J. Lemkes
- penningmeester / voorzitter bestuur bibliotheek Langedijk (sinds 2006) - voorzitter werkgeversstichting bibliotheek Bergen / Heiloo / Langedijk (sinds 2007)
Drs. ing. J.H. Sengers
- secretaris van Vut-fonds UWV, met ingang van 1 juli 2011.
Drs. Th.J.G.J. Wentink
-
A.W.M. Kok
- bestuurslid Gepensioneerdenvereniging UWV (sinds 2007).
Drs. F.M. Koks
- geen
J.H.E. Paffen
- lid van de externe bezwarencommissie Soza van de gemeente Echt-Susteren
plaatsvervangend secretaris van Vut-fonds UWV; regiocoördinator vrijwilligers Memisa; arts Zonnebloem Rijncruises; luchtvaartgeneeskundig adviseur.
Bestuursbu re a u Drs. J. de Winter, Directeur P.C. Molenaar RBA, Adviseur beleggingen (tot 1 februari 2011) F. Hand, ad interim Investment Controller (tot 1 februari 2011) Mw. mr. A. van Hespen, Hoofd Pensioenbeheer Drs. M.R. Wüst, Hoofd Finance & Control (tot 1 september 2012) Mw. F. Wang CFA, Hoofd Strategy & Riskmanagement Mw. J.P.H. de Graaf, secretaresse 15
Commiss ie va n Be ro e p L. van der Borg H.J.F.M. Sterken MBA Mr. G.B. Suurmond (voorzitter)
Beleggin g sa d vie sco mmissie Drs. E.M. Berendsen RI A. Hazekamp (tot 1 juli 2011) J. de Kat BA CPC Dr. J.A.M. de Kruijf (voorzitter) Drs. ing. J.H. Sengers Mw. A. Gram MBA CFA extern lid Prof. dr. Th.E. Nijman extern lid Adviseur: Allianz Global Investors
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Communica t ie co mmissie J. de Kat BA CPC (voorzitter) J.H.E Paffen Drs. J.H.M. van Raak
Finan ciële co mmissie T.H.J. Keunen (voorzitter) Drs. F.J. Lemkes Drs. Th.J.G.J. Wentink
Ju ridisch e co mmissie J. de Kat BA CPC A.W.M. Kok (voorzitter) Drs. J.H.M. van Raak Drs. ing. J.H. Sengers
Verantwoo rd in g so rg a a n F. van Galen RA en drs. P. Ploegsma MBA, namens de werkgever B. van Eunen en H.W.J. de Groot RA, namens de actieve deelnemers Ing. M. Passieux en A.J. Slootweg, namens de pensioengerechtigden
V isitatieco mmissie Mr. W.F.E. Klaassen Mw. drs. G.A.C. Leegwater Ir. J.T.van Niekerk (voorzitter)
Deeln emersra a d
16
J.J.M. van der Burg (secretaris) B. van Eunen T.F.H. Fransen (tot 15 januari 2011) Drs. J.W.A.M. Fraza mw. drs. D.M.C. Garvels-Mulder H.W.J. de Groot RA Ing. A. Huizenga J. de Jager Ing. J.W. de Jong N.A. Keijzer H.H.M. van Lith (plv. secretaris) Mr. P.H.C.M. Minkenberg Mw. W. Nijman (vanaf 22 maart 2011) Mw. C.E.M. van Noorden-Vos W.T. den Ouden Ing. M. Passieux (plv. voorzitter) R. Rijnaars A.J. Slootweg J.T. Wielinga (voorzitter) P.A. van Willigen T.P.M. van der Zee
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
U itvoerd e rs Het pensioenbeheer van het fonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door diverse gespecialiseerde vermogensbeheerders. In januari 2011 heeft een transitie van het vermogen plaatsgevonden naar nieuwe gespecialiseerde vermogensbeheerders. Allianz Global Investors is aangesteld als coördinerend vermogensbeheerder. BNYMellon is aangesteld als custodian en collateral manager voor het fonds.
Certificee rd e rs PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Towers Watson, externe actuaris
Comp lia n ce of f ice r Mr. G.L. van Duijvendijk (per 1 december 2010 )
17
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
3 Financiële positie en beleid in 2011
3 .1 Fin ancië le o p ze t e n p o sit ie D e k k in g sgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven.
Dekkingsgraad per 1 januari
2010
%
%
105,2
109,1
Effect premies
0,4
0,9
Effect uitkeringen
0,2
0,3
Effect toeslagverlening
0,0
0,0
-14,6
-10,6
10,5
9,6
0,0
-3,6
-1,3
-0,5
100,4
105,2
Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect beleggingsresultaat (incl. renteafdekking) Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken 18
2011
Dekkingsgraad per 31 december
Ef f e c t p rem ies Het fonds baseert de feitelijke premie op het dynamisch financieringssysteem (DFS). Daarin wordt beoogd dat, rekening houdend met de toekenning van toeslagen, binnen een periode van 15 jaar het eigen vermogen groeit naar het vereist eigen vermogen. Omdat de DFS premie uitstijgt boven het, binnen de cao overeengekomen, maximum van 20% van de salarissom, is deze premie praktisch niet van toepassing geweest. In 2010 is voor 2011 de maximale premie van 20% vastgesteld. Het nieuwe herstelplan, dat in oktober 2011 bij De Nederlandsche Bank (DNB) is ingediend, voorziet in de prolongatie van dit premieniveau gedurende de periode van een dekkingstekort. De kostendekkende premie is lager dan de feitelijk betaalde premie en draagt daarom nog positief bij aan het resultaat. In 2011 is geen sprake geweest van aanvullende vermogensdotaties. R e n t e t e r m ijn st r u ct u u r De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door DNB
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
gepubliceerd. Een lagere RTS betekent een hogere voorziening en vice versa. De sterke daling van de RTS leidde in 2011 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Indien de RTS niet zou zijn gemiddeld dan zou de dekkingsgraad ultimo 2011 3,4%-punt lager zijn uitgekomen op 97,0% Voor het verantwoorden en de analyse van de mutaties wordt het gehele jaar gerekend met de gewogen gemiddelde rente uit de rentecurve ultimo vorig boekjaar, waarna aan het eind van het jaar omrekening naar de dan geldende rentetermijnstructuur plaatsvindt. Het effect van deze omrekening wordt verantwoord in de staat van baten en lasten. Voor de bepaling van de benodigde intrest over 2011 is uitgegaan van de éénjaars zero-rente. Ef f e c t ren t eafd ek k in g en b eleggingsresultaat Het negatieve effect van de daling van de rente op de dekkingsgraad door de hogere waarde van de verplichtingen werd gedeeltelijk gecompenseerd door het positieve effect van de renteafdekking via renteswaps. De bijdrage van deze renteafdekking aan het rendement was door de daling van de rente positief. Het effect van de afdekking door middel van vastrentende waarden is inbegrepen in het effect van het beleggingsresultaat. Het rendement op de beleggingen, inclusief de renteafdekking, was positief en droeg daarom positief bij aan de dekkingsgraad. In paragraaf 4.2 (resultaat beleggingen) wordt dit nader toegelicht. A an p as s in g leven sver wach t in g Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. In november 2010 heeft het bestuur besloten om met ingang van 31 december 2010 deze prognosetafel voor de waardering van de pensioenvoorziening te hanteren en tevens om daarbij rekening te houden met de zogenaamde ervaringssterfte. Door het meenemen van ervaringssterfte wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. De ervaringsterfte is bepaald op basis van een vergelijking van het verzekerdenbestand van het fonds en de landelijke statistieken van het Centrum Verzekeringsstatistiek. Deze grondslagen zijn ook in 2011 van kracht. O n t w ik kelin gen h erst elp lan In oktober 2011 heeft het fonds een nieuw herstelplan ingediend bij DNB. Het oude herstelplan dateert van begin 2009. De dekkingsgraad van het fonds bedroeg eind 2008 99,5%. Volgens het oude herstelplan zou de financiële positie van het fonds zich binnen 5 jaar herstellen. Dat ging goed tot halverwege 2011. Zo stond de dekkingsgraad op 107% eind juni 2011. Vanaf augustus 2011 verslechterde de situatie zich snel. Hoewel het belegd vermogen van het fonds fors toenam in 2011 stegen de verplichtingen, als gevolg van de gedaalde rente, nog meer. Vanaf augustus 2011 ligt de dekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen. Het bestuur had de mogelijkheid om het oude herstelplan te laten herleven of een nieuw herstelplan in te dienen bij DNB. Het oude herstelplan ging uit van herstel tot het minimaal vereist eigen vermogen aan het eind van 2014. Gezien de huidige marktomstandigheden acht het bestuur het reëel dat dit niet wordt bereikt. Een nieuw herstelplan geeft een jaar extra tijd om te herstellen uit een dekkingstekort. Naast deze verlengde hersteltermijn heeft het bestuur meer en krachtigere instrumenten aan het
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
19
herstelplan toegevoegd. Hierdoor krijgt het fonds meer beleidsruimte om tijdig te herstellen, waardoor het korten van bestaande rechten mogelijk kan worden voorkomen. Binnen het oude herstelplan had het bestuur een premie vastgesteld van 19,1%. Dit premieniveau was destijds voldoende om bij te dragen tot herstel. Gegeven de lage stand van de rente is dat niet langer het geval. In het nieuwe herstelplan is de premie om die reden verhoogd naar 20%, de maximale premie die betaald kan worden volgens de afspraken in de cao van UWV. Recente studies wijzen uit dat zelfs dit niveau onvoldoende is om de regeling en de daarin geformuleerde ambities ten aanzien van toeslagen te financieren. De cao-partijen zijn gewezen op deze situatie. Ook als gevolg van het in juni 2011 gesloten pensioenakkoord is een reglementaire aanpassing noodzakelijk. Zolang die nieuwe pensioenregelingen nog niet zijn ingevoerd, heeft het fonds een eigen verantwoordelijkheid voor de financiële positie van het fonds. In het nieuwe herstelplan heeft het bestuur ten opzichte van het oude herstelplan aanvullende, en meer expliciete, maatregelen geformuleerd die van kracht worden op het moment dat herstel achterblijft op het plan. Daarbij is zorgvuldig gekeken naar een evenwichtige verdeling van de lasten tussen actieve deelnemers, pensioengerechtigden en ex-werknemers van UWV (‘slapers’). De belangrijkste kenmerken van het nieuwe herstelplan zijn: • Verondersteld rendement op beleggingen van 4,9% (5,9% in het oude herstelplan); • Premie van 20% van de salarissom (19.1% in het oude herstelplan); • Vereist eigen vermogen 113,0% (117,6% in het oude herstelplan); • In de periode van dekkingstekort, korting van opbouw indien betaalde premie minder is dan benodigde premie; • Bij achterblijvend herstel concrete invulling over het korten van bestaande rechten; • Geen toename van het risico in de beleggingsportefeuille tenzij de dekkingsgraad daartoe ruimte biedt (DSP-strategie); • Geen toeslagverlening in situatie van dekkingstekort. In de volgende tabel wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 afgezet tegen de verwachte ontwikkeling volgens het in oktober 2011 ingediende nieuw herstelplan. Volgens nieuw herstelplan (in %)
20
Dekkingsgraad* per 31 december 2010
Sturings-middelen
105,2
105,2
Premie
0,3
0,3
Indexatie
0,0
0,0
Beleggingen (inclusief renteafdekking)
2,3
10,6
-6,5
-14,7
Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, actuariële grondslagenkans- en waardeoverdrachten.
Overige Subtotaal
-0,3
-1,0
101,0
100,4
Aanpassing gestegen levensverwachting
0,0
Dekkingsgraad per 31 december 2011 *
Werkelijk 2011 (in %)
101,0
100,4
De dekkingsgraad op 31 december 2011 is vastgesteld op basis van de gemiddelde rentetermijnstructuur over de laatste drie maanden van 2011. De dekkingsgraad op 31 december 2010 is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 december 2010.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
3 .2 Bele id e n b e le id ske u ze s Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die overeengekomen is tussen de cao-partijen.
Pensioenregeling
Financiële positie
Beleggingsbeleid
3.2.1
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
To eslagb eleid
De hoogte van de toeslag van pensioenen is reglementair gekoppeld aan: • voor actieve deelnemers de algemene loonontwikkeling binnen de UWV-cao; • voor slapers en pensioengerechtigden de Consumenten Prijsindex (CPI) Alle Huishoudens afgeleid; • de aanwezige middelen van het fonds; • het advies van de actuaris. 21
Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten zal het bestuur overgaan tot het verstrekken van toeslagen. Het betreft een voorwaardelijke toeslag. Dit betekent dat er geen recht op toeslag is en het is ook op lange termijn niet zeker of en in welke mate toeslagverlening zal plaatsvinden. Het fonds heeft geen middelen gereserveerd voor toeslagen. Voor de pensioengerechtigden van ex-Cadans, die of met pensioen zijn gegaan of uit dienst zijn getreden vóór 1 januari 1996, geldt een onvoorwaardelijke aanpassing van hun pensioen op basis van de Consumenten Prijs Index Alle huishoudens, afgeleid. Het fonds heeft hiervoor een reservering op de balans opgenomen. Deze pensioenen zijn per 1 januari 2011 met 1,35% verhoogd. Gelet op de financiële positie van het fonds heeft het bestuur besloten per 1 januari 2011 de aanspraken van de actieve deelnemers in het fonds niet te verhogen. De pensioenen en premievrije rechten voor slapers en pensioengerechtigden worden hierdoor eveneens niet verhoogd.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
3.2.2
Fin an cier in gs b eleid
F in an c ie r in gssys t eem en ABT N In het premiebeleid wordt in beginsel uitgegaan van een actuariële premie, op basis van een dynamisch financieringssysteem (DFS). Daarin wordt beoogd dat, rekening houdend met de toekenning van toeslagen, binnen een periode van 15 jaar het eigen vermogen groeit naar het vereist eigen vermogen. Daardoor ontstaat in de DFS premie een positieve marge ten opzichte van de kostendekkende premie die dient ter financiering van toeslagen en herstel van het eigen vermogen. De cao partijen zijn evenwel tevens overeengekomen dat de maximaal te betalen premie niet meer bedraagt dan 20% van de salarissom. De kostendekkende premie representeert de feitelijke waarde van alle in een jaar toegezegde pensioenen. Daaronder wordt tevens verstaan alle op risicobasis verzekerde pensioenen, zoals het risico van arbeidsongeschiktheid (premievrijstelling en arbeidsongeschiktheidspensioen) en het risico op overlijden vóór de pensioendatum. Tevens omvat de kostendekkende premie een opslag ter dekking van de administratie- en uitvoeringskosten van 2% en een opslag van 1% ter dekking van excassokosten. De waardering van nieuwe pensioenrechten wordt in principe vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur. DNB staat evenwel, onder voorwaarden, ook toe dat een gemiddelde rente wordt gebruikt voor de waardering van de nieuwe rechten. In 2010 is de ABTN gewijzigd waarmee het fonds de mogelijkheid heeft gekregen deze demping toe te passen. De rente die voor de gedempte kostendekkende premie wordt gehanteerd bedraagt thans 4,9% voor het fonds. Jaarlijks wordt geanalyseerd of genoemde opslagen voldoende zijn en of de feitelijk ontvangen premie hoger is dan de (gedempte) kostendekkende premie. Voornamelijk als gevolg van de lage rente en de gestegen levensverwachting, ligt de DFS premie sinds enige jaren boven het maximum van 20%. Ook de continuïteitsanalyse, die in oktober 2011 is uitgevoerd in opdracht van het bestuur, geeft de indicatie dat de financiële opzet op gespannen voet staat met de regeling en de daarin geformuleerde ambities. Juist vanwege de lage rentestand is de situatie dat de ongedempte kostendekkende premie boven de 20% uitkomt.
22
Hoewel formeel nog geen afscheid genomen is van de DFS premie, speelt deze premie, door het structureel overschrijden van het gestelde maximum, in praktische zin de afgelopen jaren geen rol. Het bestuur heeft deze problematiek onderkend en schrijft in het jaarverslag over 2010 dat zij, in samenhang met wijzigingen in de pensioenovereenkomst, de mogelijkheden zal onderzoeken van een passende financiering, zodat wederom sprake zal zijn van een consistent geheel. Zij opereert in deze problematiek echter niet zelfstandig. Cao partijen zijn verantwoordelijk invulling te geven aan de regeling. Dit zal in overeenstemming moeten zijn met het Pensioenakkoord, waarvan de hoofdlijnen in 2011 bekend zijn geworden en op onderdelen nog verdere invulling behoeft. Zolang de dekkingsgraad hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen staat DNB toe dat de toetsing van de feitelijk ontvangen premie geschiedt op basis van de gedempte methode. Dat wil zeggen dat de actuariële waarde van de nieuw op te bouwen rechten gewaardeerd mogen worden op een gemiddelde rente. Voor het fonds bedraagt deze rente thans 4,9%. Bij dergelijke renteniveaus ligt de waarde van de nieuw op te bouwen rechten onder 20% van de salarissom, zodat de feitelijke premie de toets van DNB doorstaat. In gevallen waarin evenwel de dekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt, dient toetsing van de premie te geschieden op basis van de werkelijke rentetermijnstructuur. Hiermee dwingt DNB af dat de premie positief bijdraagt aan herstel van de dekkingsgraad tot het minimaal vereist niveau. Vanaf augustus 2011 ligt de dekkingsgraad van het fonds onder het minimaal vereist eigen vermogen (dekkingstekort), zodat demping volgens de richtlijnen van DNB niet is toegestaan. In dezelfde periode is de rentetermijnstructuur weggezakt naar een niveau waarbij de benodigde premie op basis van de rentermijnstructuur boven 20% van de salarissom uitstijgt. Het bestuur
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
is daarop in overleg getreden met de werkgever om alle in de ABTN geformuleerde maatregelen te bespreken. Uit dit overleg werd duidelijk dat geen extra premie beschikbaar werd gesteld boven het gemaximeerde percentage van 20% om het financiële verschil tussen de feitelijke en de kostendekkende premie te dichten. Het bestuur zag zich derhalve geconfronteerd met een situatie waarbij zij zich moest voorbereiden gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid om de opbouw over 2012 te korten. Op 19 oktober 2011 heeft DNB zijn richtlijnen ten aanzien van de toetsing van de premie verruimd. Dit biedt fondsen in een dekkingstekort onder bepaalde omstandigheden toch de ruimte om de premie te toetsen met behulp van de gedempte methode. Eén belangrijke voorwaarde die DNB aan deze mogelijkheid heeft verbonden is dat in 2012 een consistente financiële opzet van de pensioenregeling wordt geformuleerd. Het bestuur is voor deze bepaling afhankelijk van cao partijen en heeft derhalve haar eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van een toereikende premie. Het is daarom tot het besluit gekomen dat de opbouw in 2012 zal worden gekort tot een niveau waarbij de feitelijke premie hoger of minimaal gelijk is aan de benodigde premie op basis van de rentetermijnstructuur. Deze korting zal echter niet worden geëffectueerd indien vóór 1 april 2012 de cao partijen voldoende reële stappen hebben gezet om in 2012 te komen tot een nieuwe, financieel consistente, regeling. Alsdan zal het fonds gebruik maken van de door DNB geopende mogelijkheid de premie te toetsen op basis van de gedempte methode. Zodra duidelijkheid bestaat over de aard van de nieuwe regeling zal het bestuur opnieuw studeren op een passende premiesystematiek om deze regeling te financieren. 3.2.3
Beleggin gs b eleid
St rat e gisc h b eleggin gs b eleid 2011 en 2 0 1 2 Het primaire doel van het fonds is op korte en lange termijn te kunnen voldoen aan de pensioenverplichtingen. Er wordt gespreid belegd, zowel naar beleggingscategorie alsook naar regio, hoofdzakelijk in liquide en deels in minder liquide beleggingscategorieën en financiële instrumenten, zodanig, dat naar verwachting op lange termijn binnen de gekozen risicogrenzen een maximaal resultaat behaald wordt. Het risicoprofiel kan als behoudend worden gekenschetst. Het bestuur stelt aan de hand van een periodieke Asset– en Liability Management studie (ALM) een Strategische Benchmark Portefeuille (SBP) vast. De SBP bestaat uit drie deelportefeuilles. De Liability Matching portefeuille (LMP) heeft als doel een gelijk rendement te halen als de verplichtingen. De Return Portefeuille (RP) en de Alternatieve Beleggingen Portefeuille streven naar een rendement dat op lange termijn kan bijdragen aan de ambitie tot indexering. De uiteindelijke gewichten van de LMP en de RP zijn de belangrijkste sturingsmechanismen om het risico – rendement profiel dynamisch aan te passen aan de financiële situatie (dekkingsgraad) van het fonds. Deze gewichten worden dynamisch beheerd door de dynamische risico overlay strategie (DSP). D e s t rat egisc h e ren t eafd ek k in g bedraagt 6 0 % van de verplichtingen. In 2010 en 2011 heeft het bestuur ALM studies uitgevoerd. In de ALM studie van 2010 lag de nadruk op het deel van de portefeuille waar de verplichtingen mee gematched worden (LMP) en de return portefeuille. In de aanvullende studie in 2011 is de gewenste samenstelling van de alternatieve portefeuille onderzocht. L iab il it y M at c h in g Po r t ef eu ille De LMP heeft als doel met zo min mogelijk risico de waardeontwikkeling van de toekomstige verplichtingen (exclusief de effecten van indexatie en verandering van actuariële grondslagen) in de waardeontwikkeling van de beleggingen op te vangen. Om de waarde van de toekomstige verplichtingen te bepalen worden deze verdisconteerd tegen de door DNB gepubliceerde
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
23
rentetermijnstructuur. De LMP belegt in staatsobligaties Eurozone AAA en inflation linked obligaties. Met ingang van 2012 maken ook hypotheken onderdeel uit van de LMP. De uiteindelijke rentehedge bestaat uit twee delen, namelijk de beleggingen in de matching portefeuille aangevuld met posities in renteswaps. De rente swap posities worden zodanig gestructureerd dat in combinatie met de obligatieportefeuilles de gewenste renteafdekking wordt bereikt. R e t u r n Po r t ef eu ille De RP heeft als doel een hoger rendement te behalen dan de waardeontwikkeling van de verplichtingen. Deze outperformance wordt behaald door het realiseren van aantrekkelijke risicopremies, en wordt gebruikt ter financiering van de indexatie van de pensioenaanspraken en pensioenrechten. De RP bestond in 2011 uit aandelen (ontwikkelde markten en opkomende markten), obligaties (bedrijfsobligaties en staatsobligaties van opkomende landen) en converteerbare obligaties. De volgende tabel geeft de verdeling van de verschillende beleggingscategorieën van de RP weer. Tab e l : R et u r n Po r t ef eu ille Asset class
24
Ult. 2011 (in %)
Strategisch (in %)
Aandelen EMU
3,6
4,0
Aandelen Europa ex EMU
2,0
2,1
Aandelen VS
3,9
4,0
Aandelen Japan & Pacific
2,2
2,4
Aandelen Opkomende Markten
4,0
4,2
Inflatie gelinkte Obligaties
3,9
4,5
Bedrijfsobligaties Investment Grade (EUR)
3,6
4,0
Bedrijfsobligaties Investment Grade (USD)
3,4
3,5
Bedrijfsobligaties High Yield
1,2
1,3
Bedrijfsobligaties High Yield (USD)
1,7
1,7
Obligaties Opkomende markten (lokale valuta)
2,8
3,0
Obligaties Opkomende markten (harde valuta)
1,3
1,5
A l t e r n at i eve p o r t ef eu ille De alternatieve portefeuille is eind 2011 op strategisch niveau bepaald. In de loop van 2012 wordt een aanvang gemaakt met de daadwerkelijke invulling. Dit proces zal naar verwachting enkele jaren in beslag nemen. Voor de invulling van de alternatieve portefeuille zijn op basis van de investement beliefs van het fonds de volgende doelstellingen geformuleerd: • Bijdragen aan diversificatie • Bijdragen aan bescherming tegen inflatie • Profiteren van de premie die verkregen wordt bij een lagere liquiditeit Daarnaast zijn er criteria vastgesteld waaraan bij de selectie van de daadwerkelijke beleggingen in de alternatieve portefeuille zal worden getoetst: • Behalen van absoluut rendement door stabiele opbrengst bij lage volatiliteit • Minimaliseren van reputatierisico door rekening te houden met het ESG beleid van het fonds • Deelnemen in de onderliggende economie; echte beleggingen, geen afgeleide producten • Redelijke kosten. Een voldoende opbrengst na alle kosten inclusief fee’s
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
• Minimaliseren van administratieve complexiteit (waardering, verslaglegging, fiscaliteit). De toepassing van deze criteria in de uitgevoerde ALM-studie en in een kwalitatieve beoordeling heeft ertoe geleid dat enkele categorieën voor alternatieve beleggingen die in het beleggingsplan 2011 worden genoemd zijn afgevallen, te weten de categorieën “goud” en “duurzaamheidthema’s”. Goud is opgenomen in de categorie grondstoffen en is niet afzonderlijk gemodelleerd. Daarnaast zijn aan goud ESG- en beheersproblemen verbonden. Ten aanzien van duurzaamheidthema’s is de overweging dat dit geen echte beleggingscategorie kan zijn en dat het zinvoller is om de criteria voor maatschappelijk verantwoord beleggen (waaronder duurzaamheid) als zwaarwegende criteria bij de selectie van de daadwerkelijke beleggingen te hanteren. Tevens is besloten de categorieën “private equity”- en “hedge” funds in de analyse mee te nemen, omdat deze potentieel kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstellingen. Bij de invulling van de alternatieve portefeuille zijn de volgende beleggingscategorieën onderzocht: • Grondstoffen • Vastgoed • Landbouw en bosbouw • Infrastructuur • Herwinbare energie (als onderdeel van infrastructuur) • Private equity • Hedge funds Op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve analyses is besloten de alternatieve portefeuille als volgt samen te stellen: Tab e l : st rat egisc h e p o r t ef eu ille 20 1 2 – alternatieve portefeuille Asset class Indirect Onroerend Goed
Allocatie (in %) 10,0
Infrastructuur
3,0
Grondstoffen
2,0
Private Equity
2,0 25
Deze verdeling wijkt af van de alternatieve portefeuille zoals deze feitelijk was samengesteld aan het eind van 2011: Tab e l : feit elijke alt er n at ieve p o rtefeuille op 3 1 december 2 0 1 1 Asset class
Allocatie (in %)
Direct en indirect Onroerend Goed
7,6
Hypotheken
5,5
Grondstoffen
1,8
Converteerbare obligaties
2,0
De hypothekenportefeuille en de converteerbare obligaties hadden geen plaats in de strategische beleggingsportefeuille 2011, maar waren nog wel onderdeel van de feitelijke portefeuille op basis van beleggingskeuzen in voorgaande jaren. Het bestuur heeft op basis van de uitgevoerde ALM analyse vastgesteld dat beide beleggingscategorieën bijdragen aan een betere spreiding van risico. Daarom is besloten om de hypothekenportefeuille in de strategische portefeuille 2012 onder te brengen bij de matching portefeuille en de converteerbare obligaties in de return portefeuille. Dit in overeenstemming met het karakter van deze beleggingen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De feitelijke invulling van de alternatieve portefeuille zal naar verwachting een aantal jaren kunnen duren. Dit is het gevolg van het feit dat de beleggingscategorieën indirect vastgoed, infrastructuur en private equity, illiquide beleggingscategorieën zijn. De selectie van de beheerders zal in 2012 plaatsvinden. De feitelijke beleggingen vinden plaats op afroep van de beheerder. De mate waarin zal worden afgeroepen, wordt mede bepaald door het economische klimaat. Dat betekent dat 2012 begonnen wordt met een portefeuille die bestaat uit al bestaande mandaten in indirect vastgoed en grondstoffen. De (strategische) portefeuille is daarmee als volgt samengesteld: Strategische Beleggingsportefeuille 2011 (in %)
Feitelijke allocatie per 31/12/11 (in %)
Strategische Beleggingsportefeuille 2012 (in %)
Totaal Matching Portefeuille
51,3
52,9
51,3
EURO AAA Staatsobligaties
46,8
49,0
41,3
Inflation Linked Obligaties
4,5
3,9
4,0
-
-
6,0
Totaal Return Portefeuille
31,7
29,7
31,7
Aandelen Wereld ontwikkelde markten en opkomende markten
16,7
15,7
13,7
Risico obligaties Investment Grade, High Yield en opkomende markten
15,0
14,0
15,0
-
-
3,0
17,0
16,9
17,0
Direct Onroerend goed
4,0
7,6
10,0
Infrastructuur
3,0
-
3,0
Grondstoffen
2,0
1,8
2,0
Goud
2,0
-
-
Land-/bosgrond
3,0
-
-
Duurzaamheidsthema’s
3,0
-
-
Beleggingscategorie
Hypotheken
Converteerbare obligaties Alternatieve Portefeuille:
26
Private Equity
-
-
2,0
Hypotheken
-
5,5
-
Converteerbare obligaties
-
2,0
-
Cash Totaal
0,4 100,0
100,0
100,0
In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dit betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden. Dit geldt eveneens voor de beleidsmatige asset categorieën Convertibles en Commodities (in de jaarrekening bij aandelen). In onderstaand overzicht (beleggingen voor risico pensioenfonds) is het verschil tussen de economische toerekening van de derivaten (conform de kerncijfers en het beleggingsbeleid) en de derivaten zoals gepresenteerd in de jaarrekening te zien (bedragen x € 1.000)
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Jaarrekening
Toerekening derivaten
Economisch
787.674
-32.371
755.303
2.749.323
344.591
3.093.914
328.065
-16.325
311.740
Converteerbare obligaties
0
45.919
45.919
Grondstoffen
0
82.389
82.389
Overige beleggingen
275.331
-275.331
0
Derivaten activa
347.690
-347.690
0
Derivaten passiva
-35.393
35.393
0
Liquide middelen exclusief de door TKP beheerde bankrekeningen ING
121.420
163.425
284.845
4.574.110
0
4.574.110
Bedragen x € 1.000 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed
Totaal vermogensbeheer
D yn ami sc h r isic o b eh eer In 2011 besloot het bestuur ook een dynamische overlay strategie te integreren in de portefeuille. Deze strategie (Dynamische Strategie Portefeuille, DSP) heeft de doelstelling om het risico van grote verliezen in de dekkingsgraad ten opzichte van de Strategische Benchmark Portefeuille (SBP) te reduceren en daarbij een zelfde verwacht rendement te behalen op de lange termijn als de SBP. De DSP is een puur op regels gebaseerde strategie. Elke kwartaal wordt op basis van het verwachte surplusrendement van de beleggingsportefeuille ten opzichte van enerzijds de strategische beleggingsportefeuille en anderzijds van het rendement van de verplichtingen een nieuwe strategie vastgesteld. Per maand vindt bovendien een aanpassing van de DSP plaats. Dit gebeurt niet door in de onderliggende mandaten te kopen en verkopen, maar met behulp van derivaten. De derivaten die worden gebruikt voor de DSP zijn: • Euro rente swaps • Cash en valuta forwards • credit default swaps • Genoteerde valuta futures • Op de beurs genoteerde aandelenindex futures • Op de beurs genoteerde obligatie en geldmarkt futures Sinds de invoering in juli 2011 is door de daling van de dekkingsgraad de portefeuille defensiever gepositioneerd dan de SBP. Deze defensievere positionering kwam tot stand door de renteafdekking te verhogen en de weging van de return portefeuille te verlagen. De DSP kan het risico in de beleggingsportefeuille ten opzichte van de SBP doen toenemen of doen afnemen, afhankelijk van de omstandigheden op de financiële markten en de dekkingsgraad van het fonds. De bandbreedtes waarmee het risico kan worden verhoogd of verlaagd zijn asymmetrisch met een nadruk op afnemend risico.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
27
Risico
Laag
SBP
Hoog
100,0%
60,0%
40,0%
RP Aandelen
0,0%
16,8%
33,5%
RP Obligaties
0,0%
15,0%
15,0%
Staatsobligatie met Inflatie Link (ILB)
1,5%
1,5%
1,5%
17,0%
17,0%
17,0%
Rente afdekking (Matching portefeuille inclusief renteswaps)
Illiquide activa / Direct vastgoed
Als uit hoofde van de DSP strategie een groter deel van de verplichtingen met swaps moet worden afgedekt, wordt in verband met de overschrijding van 100% allocatie een negatieve cash positie aangegaan. De DSP strategie is per 1 juli 2011 geïmplementeerd. Het bestuur heeft vanaf april 2011 pro actief een dialoog met DNB gezocht over de werking van de strategie. DNB heeft het bestuur de vraag voorgelegd of het bestuur de strategie in voldoende mate kan doorgronden en of het bestuur in voldoende mate in control is over de uitvoering ervan. Het bestuur is ervan overtuigd dat dit het geval is. De dialoog met DNB is hierover in het eerste kwartaal van 2012 voortgezet. M aat s c h ap p elijk Veran t wo o rd Beleggen Met ingang van 1 januari 2011 is pensioenfonds UWV medeondertekenaar van de UNPRI, de United Nations Principles for responsible Investing. Daarnaast neemt het pensioenfonds bij het beoordelen van een onderneming op hun ESG beleid de principes van de UN Global Compact als uitgangspunt. Het pensioenfonds gaat er vanuit dat financieel en maatschappelijk rendement op lange termijn samengaan. Dit beleid komt tot uitdrukking in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar reputatieschade te voorkomen door het voeren van een uitsluitingbeleid. Het pensioenfonds probeert de ESG prestatie (ESG staat voor Environmental, Social en Governance) van de bedrijven waarin belegd wordt te verbeteren door het voeren van een actief benaderingsbeleid (engagement) en door te stemmen op jaarvergaderingen (proxy voting). Aanvullend worden ESG criteria gehanteerd bij het invullen van de alternatieve portefeuille.
28
U it s l u it ingen Het fonds heeft een initiële lijst met bedrijven opgesteld die uitgesloten zijn. Hierop staan in ieder geval ondernemingen die actief zijn in de productie en/of verkoop van clusterbommen, landmijnen, nucleaire wapens, munitie van verarmd uranium en bedrijven waarvan bekend is dat zij de mensenrechten op navrante wijze schenden. De uitsluitingenlijst wordt periodiek aangepast. En g ag e men t P r in cip es U N Glo b al Compact De principes van de UN Global Compact (www.unglobalcompact.org) dienen als uitgangspunt voor deze engagement. Doel van deze engagement is om ondernemingen die in strijd handelen met de UN Global Compact principes te benaderen en te bewegen hun beleid aan te passen. Daarnaast kunnen andere Corporate Governance thema’s aanleiding zijn om contact te leggen met ondernemingen. De engagement wordt namens het pensioenfonds uitgevoerd door Allianz Global Investors, de coördinerende vermogensbeheerder. Het is om praktische redenen onmogelijk om alle ondernemingen die in de portefeuille aanwezig zijn te screenen en te benaderen. Daarom is de scope van het engagement beperkt tot Europese ondernemingen die zijn opgenomen in de MSCI Europe index. Maximaal worden ongeveer 25 ondernemingen, inclusief alle NL ondernemingen in deze index tegelijkertijd actief benaderd. Urgente thema’s zullen altijd worden opgepakt.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Het engagement proces behelst 4 stappen: • problemen aankaarten bij de onderneming • erkenning krijgen van de onderneming dat er een issue is • ontwikkeling van beleid door de onderneming om het probleem op te lossen • uitvoering van dat beleid en behalen vooraf gestelde doelstellingen Val u t a b eleid De Liability Matching Portefeuille is een portefeuille in Euro’s en en dus is valutabeleid niet van toepassing. Van de Return Portefeuille worden de drie belangrijkste valuta (USD, GBP en JPY) voor 100% afgedekt wanneer het gaat om obligaties, en 50% afgedekt wanneer het gaat om aandelen. Een eventuele verdere afbouw van valutarisico wordt meegenomen in de DSP. Daar kunnen ook andere valuta’s dan Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen worden afgedekt.
3 .3 R isico b e h e e r In 2010 is door het fonds een start gemaakt met een continu risicomanagementsysteem. De verschillende typen risico’s zijn voor de monitoring toebedeeld aan de relevante commissies. Op die manier wordt gerealiseerd dat er sprake is van een continue monitoring van de risico’s. In 2011 heeft het bestuur een integrale risico-analyse uitgevoerd. In 2012 zal een doorlopend integraal risicomanagementproces worden geïmplementeerd. Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s zoals de toezichthouder DNB die benoemt in hun risico-analysemodel en wordt een korte beschrijving gegeven van bestaande beheersmaatregelen. M at c h in g- en ren t er is ic o Het risico als gevolg van het niet afstemmen zijn van activa en passiva (inclusief offbalanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. Door het fonds was in 2011 60% van het renterisico op strategisch niveau afgedekt met behulp van de vastrentende waarden portefeuille en aanvullende swaps. Op grond van de van de marktontwikkelingen in de tweede helft 2011 heeft de Dynamische Surplus Protectie (DSP-strategie, zie 3.1.3. beleggingsbeleid) het risico in de portefeuille afgebouwd en is de renteafdekking opgelopen tot ca 90%. De renteafdekking via de vastrentende waardeportefeuille heeft als gevolg van de oplopende spread op vooral Franse staatsleningen, in het laatste kwartaal van 2011 minder bijgedragen aan de rentematching met de verplichtingen. Het bestuur onderzoekt alternatieven om de werking van de rentematch te verbeteren. Het inflatierisico is niet afgedekt. De indexatie is echter voorwaardelijk. Door het fonds is in 2011 onderzocht of het inflatierisico via afgeleide instrumenten kan worden beperkt. Hiervoor is echter geen overtuigend instrument gevonden. Het bestuur heeft er daarom voor gekozen inflatieprotectie als belangrijk criterium te hanteren bij de invulling van de alternatieve portefeuille. Het valutarisico voor waarden uitgegeven in dollar, yen of pond wordt 100% afgedekt voor vastrentende waarden en voor de internationale aandelenportefeuille wordt in beginsel de helft afgedekt. In 2011 is de Dynamische Surplus Protectie strategie geïmplementeerd die tot doel heeft het neerwaarts risico van de dekkingsgraad verder te verminderen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
29
M ar k t r is ico Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen de portefeuille. Hieronder vallen onder meer de volatiliteit van de marktprijzen, de mate van verhandelbaarheid van de portefeuille en het concentratie- en correlatierisico. Bij de vaststelling van de strategische portefeuille met behulp van de ALM studie en scenarioanalyse is de mate van afwijking van het rendement van de beleggingsportefeuille van het rendement van de verplichtingen een belangrijke maatstaf geweest. Deze ‘tracking error’ is ongeveer 6,5% voor pensioenfonds UWV. Dit is laag in vergelijking met het gemiddelde in de markt. De portefeuille is defensief samengesteld zodat er een lage beweeglijkheid van de dekkingsgraad mag worden verwacht. Desalniettemin is er een risico dat de verwachte risicoreducerende effecten van de spreiding van de portefeuille onder extreme marktomstandigheden minder optimaal zullen zijn dan op voorhand is verondersteld. De DSP heeft een risico-reducerende werking, maar het bestuur onderkent dat DSP bij zijwaarts bewegende markten minder goed werkt. De mate van verhandelbaarheid van de portefeuille is goed. Het grootste gedeelte van de portefeuille (circa 85%) is belegd in zeer liquide beleggingen. Het resterende gedeelte is minder liquide. Dit betreft met name de beleggingen in vastgoed- en hypotheekfondsen. Het bestuur heeft in de ALM studie van 2011 een stress-test op de liquiditeitsbehoefte uitgevoerd. De uitkomst van de analyse is dat de portefeuille voldoende liquide is, ook onder extreme omstandigheden. De portefeuille is gespreid samengesteld waarbij gelet is op het beperken van het correlatierisico.
30
De matching portefeuille bestaat voor ca. 40% uit Franse staatsleningen. Dit komt neer op ca. 20% van de totale portefeuille. Het bestuur heeft onderkend dat hiermee een aanzienlijk concentratierisico bestaat, vooral gelet op de verlaging van de rating van Frankrijk zoals geëffectueerd begin 2012. Het bestuur acht de kans op een default van Frankrijk klein en op grond daarvan is besloten het aandeel Frankrijk niet aan te passen. Niettemin is er een risico dat meerdere rating bureaus Frankrijk en andere AAA-Euro landen afwaarderen. In dat geval zouden deze landen buiten de AAA-benchmark vallen en zouden de staatsleningen op grond daarvan moeten worden verkocht. In dat verband wordt de benchmark aangepast zodat ook landen met een AA-rating in de portefeuille kunnen blijven. Een AA-rating betekent nog steeds zeer kredietwaardig, zodat verkoop van deze portefeuille onnodig en ook ongewenst is. Met uitzondering van een portefeuille Italiaanse inflatiegerelateerde obligaties heeft het fonds geen beleggingen in de Zuid-Europese EU-landen. K re d ie t r i sic o Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt. Het kredietrisico is op te splitsen in het risico dat besloten is in de beleggingen (de kwaliteit van de uitgevende instelling) en de mate waarin tegenpartijen van financiële transacties, zoals Over The Counter (OTC) derivaten, niet aan hun verplichtingen zullen voldoen. Het kredietrisico in de beleggingsportefeuille is een bewust gekozen risico, omdat hier naar verwachting een extra rendement tegenover staat. De omvang van de portefeuille risicovolle obligaties is bewust uitgebreid ten koste van de aandelenportefeuille. Naar verwachting is de risico/rendement verhouding voor de kredietobligaties gunstiger dan voor aandelen. Het risico op de tegenpartijen in financiële transacties wordt ondervangen met een uitgebreid systeem van eisen die aan tegenpartijen worden gesteld, het wederzijds uitwisselen van
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
onderpand (collateral) en een dagelijkse onafhankelijke waardering van het noodzakelijke onderpand. Het aantal mogelijke tegenpartijen met voldoende kredietwaardigheid waar het fonds OTC derivaten kan afsluiten zal worden uitgebreid. De uitvoering van het collateral management is uitbesteed aan de custodian van het fonds, BNYMellon en wordt gemonitored door Allianz Global Investors. L iq u id it eit sr isic o Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet en/of niet tijdig tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. De liquiditeit van de beleggingen zal in de toekomst in toenemende mate een belangrijk punt voor het fonds worden. Het bestuur is er van overtuigd dat alternatieve minder liquide beleggingen op lange termijn een extra rendement kunnen opleveren. Echter, een groot gewicht in illiquide beleggingen in de portefeuille maakt het lastig om de gewenste asset allocatie (en daarmee het fondsrisico) te beheersen in sterk volatiele perioden of in geval het fonds een grote verandering ondergaat. Overigens is de asset categorie grondstoffen goed verhandelbaar, zodat het totale illiquide deel van de portefeuille slechts 21% van het totale vermogen bedraagt (indirect vastgoed, infrastructuur, private equity en hypotheken). Het fonds zal de ontwikkelingen die van invloed zijn op de gewenste omvang van de illiquide portefeuille monitoren. In de ALM studie 2011 is de liquiditeit van het fonds onderzocht en is ook vastgesteld wat de maximale omvang van de illiquide portefeuille zou mogen zijn, rekening houdend met stressscenario’s. De conclusie is dat het fonds de eerste jaren een ruim positief liquiditeitssaldo zal hebben en dat de maximale omvang van het illiquide deel van de portefeuille boven de 20% ligt. Uit een oogpunt van voorzichtigheid is de maximale omvang van de alternatieve portefeuille op 17% begrensd. Ve r z e ker in gs t ech n is c h r isic o Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. De twee componenten van deze risicobron zijn het langleven risico en het risico op arbeidsongeschiktheid. Dit laatste risico is bescheiden ten opzichte van de totale omvang van de voorzieningen. Jaarlijks wordt het resultaat op arbeidsongeschiktheid gemeten en zo nodig bijgesteld in de actuariële veronderstellingen. Het langleven risico is lastiger voor het pensioenfonds. Zeker in 2010 is duidelijk geworden dat de nieuwe actuariële sterftetafels flinke gevolgen hebben gehad voor de omvang van de verplichtingen. Het pensioenfonds gaat prudent om met nieuwe verwachtingen rond sterftekansen. O mg ev in gsr isic o Het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Onder deze risicocategorie vallen het juridisch kader waarbinnen het pensioenfonds opereert en de continuïteit van de werkgever. Bij de bepaling van het strategische beleid 2011 is in
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
31
kaart gebracht wat de financiële gevolgen zouden kunnen zijn van een krimp van het actieve deelnemersbestand met 30% in de komende 5 jaar. De uitkomsten waren geen reden tot het nemen van extra maatregelen. Deze analyse is in 2011 herhaald op basis van de nieuwe inzichten over de beoogde personeelsreductie van UWV. De belangrijkste uitkomsten van de analyse zijn dat de gemiddelde leeftijd van de actieve deelnemers aanvankelijk stijgt en vervolgens vanaf 2016 zal dalen. De salarissom neemt sterk af. Het ‘premiestuur’ zal verder in kracht afnemen. De totale liquiditeitspositie (saldo van premie en beleggingsopbrengsten enerzijds en uitkeringen, kapitaaloproepen en saldo waardeoverdrachten anderzijds) blijft echter naar verwachting ca. € 100 miljoen positief per jaar gedurende de komende 10 jaar. De continuïteit van het fonds is op grond van de financiële gegevens daarom niet in het geding. Wel kan er sprake zijn van gewijzigde keuzes van de werkgever met betrekking tot de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur zal in 2012 een dialoog aangaan met de werkgever over de toekomst van het fonds met het oog op het formuleren van een beleidsplan op de middellange termijn. De compliance officer en de visitatiecommissie toetsen of het pensioenfonds blijft voldoen aan de wettelijke kaders. TKP adviseert op dit gebied. O p e rat io neel r isic o ( in t er n ) Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Het fonds is zich bewust van de risico’s die samenhangen met de interne organisatie, fiatteringsbevoegdheden, personeel, kosten en dergelijke zaken. De interne organisatie wordt voortdurende tegen het licht gehouden om de risico’s hiervan te minimaliseren. U it b e s t e din gsr isic o Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad.
32
Het toezicht op de uitbestede activiteiten is een belangrijk proces voor het bestuursbureau van het fonds. Enerzijds ziet het bestuursbureau toe op een correcte uitvoering van de gemaakte afspraken in de overeenkomsten met diverse uitbestedingspartijen. Anderzijds verkrijgt het fonds onafhankelijke informatie van bijvoorbeeld een accountant (goedkeurende verklaringen bij jaarrekeningen, ISEA 3402 verklaringen of SAS70 verklaringen) of gelijkwaardige verklaringen van de uitbestedingspartijen over de werking van de organisatie en de juistheid van de verstrekte informatie. Bij het sluiten van overeenkomsten worden de uitbestedingsrichtlijnen, zoals opgenomen in de Pensioenwet, in de overeenkomsten opgenomen. I n t e g r it eit sr isic o Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Het pensioenfonds heeft een compliance officer. Deze ziet toe op de belangrijkste elementen van het integriteitsrisico en doet hiervan verslag aan de voorzitter van het fonds.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
4 Beleggingen
4 .1 M ark t o n t w ik ke lin g e n In 2011 hebben kapitaalmarkten zich ondanks een goede start in de eerste zes maanden van het jaar teleurstellend ontwikkeld. Het jaar startte voor veel landen met positieve macro economische indicatoren waardoor de zorgen over de economie en de schuldencrisis naar de achtergrond waren verdreven. De globale economie leek te herstellen na de kredietcrisis van 2008. Opkomende markten kregen te maken met oplopende inflatie en voerden een verkrappend monetair beleid en de ECB verhoogde de rente. Aandelenmarkten in ontwikkelde markten presteerden goed, terwijl de aandelen in opkomende markten door de verkrappingsmaatregelen achterbleven. In maart zorgde de ramp in Fukushima voor scherp dalende koersen in Japan. De crisis rond de overheidsfinanciën in de Eurozone trad in de loop van het jaar steeds meer op de voorgrond. De onrust startte na toekenning van het tweede steunpakket van de EU en het IMF aan Griekenland, wat in de zomer leidde tot openlijke speculatie over een mogelijk vertrek van Griekenland uit de euro. Vervolgens ontstond er twijfel over de stabiliteit van de gehele muntunie met uiteindelijk fors oplopende rentes van de perifere landen van de Eurozone. Voor de ECB was dit begin augustus aanleiding Italiaanse en Spaanse obligaties te kopen. Ook in de VS zijn zorgen over de aanpak van het tekort en in augustus volgde zelfs een verlaging van de kredietwaardigheid van de VS door Standard & Poor’s van AAA naar AA+. Dit gegeven in combinatie met het uitblijven van een geloofwaardige aanpak van de Euro crisis zorgde voor paniek onder beleggers. Vooral de Europese aandelenmarkten kregen het zwaar te verduren en onder aanvoering van cyclische sectoren en financiële waarden vielen de beurzen hard terug. Dalingen van 15% en meer voor de diverse Europese beurzen waren eerder regel dan uitzondering waarbij dalingen in de financiële sector van 30 tot 50% opliepen. In de loop van het derde kwartaal leidde de voortdurende onrust rond de overheidsschulden en de positie van financiële instellingen tot meer en meer risicomijdend gedrag onder beleggers. De beleggers reduceerden hun beleggingen in aandelen, staatsobligaties van de perifere landen en financiële instellingen en herbelegden in de meest veilige staatsobligaties van landen als Duitsland en Nederland. De rente op Duitse en Nederlandse staatsobligaties daalde dan ook tot een historisch laag niveau. Eind oktober werd op een Europese top besloten dat de Griekse schuld, voor zover in private handen, voor 50% zal worden afgeschreven. Bovendien werd besloten het noodfonds te versterken en zullen banken ook gedwongen worden hun vermogenspositie te versterken. Als gevolg van de afschrijving op de Griekse staatschuld stegen de rentes in de perifere landen tot recordhoogte. Toen duidelijk werd dat de onrust dramatische gevolgen had voor de economische activiteit in de Eurozone besloot de ECB onder aanvoering van haar nieuwe president Mario Draghi de rente te verlagen. Bovendien kondigde de ECB een ruimere kredietfaciliteit voor banken met versoepelde criteria voor onderpand aan. Aandelenmarkten leken als gevolg hiervan in combinatie met betere economische cijfers in de VS nog iets te herstellen richting het einde van 2011. Voor de lange termijn lijkt een wezenlijk herstel niet in het verschiet te liggen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
33
4 .2 Beleg g in g sre su lt a a t 2 0 1 1 De beleggingen van het pensioenfonds behaalden in 2011 een rendement van 11,6%. Hiermee was het rendement op de beleggingen hoger dan het rendement op de Strategische Beleggingsportefeuille (SBP). Tegenover de negatieve rendementen op aandelen EMU (-20,98% sinds start op 17 februari 2011), aandelen Azië (-12,7%) en aandelen in opkomende markten (-12%) stond een positief rendement op portefeuilles die bestaan uit Europese AAA staatsobligaties (+14,9%). De contante waarde van de verplichtingen van het pensioenfonds namen in 2011 toe met 23,2%. Het rendement op de beleggingen bleef dus achter bij de groei van de verplichtingen gedurende 2011. Een daling van de dekkingsgraad van 105,2% aan het begin van het jaar tot 97,0% (zie pagina 18) per jaar ultimo was het gevolg. Deze dekkingsgraad is vastgesteld op basis van de ongecorrigeerde dekkingsgraad en niet van het driemaands gemiddelde voor de RTS. D SP A l l o cat ies 2011 Op 1 juli 2011, de ingangsdatum van de strategie, viel de DSP allocatie samen met die van de SBP. Gedurende de rest van het jaar reageerde de DSP strategie op de dalende dekkingsgraad met een defensievere positionering dan de SBP. De weging van de Liability Matching Portefeuille (LMP) steeg met 33,9% van 60,0% begin juli tot 93,9% aan het einde van het derde kwartaal. De weging van de Return Portefeuille (RP) daalde met 25,5% van 31,7% tot 6,1%. In december bereikte de LMP uiteindelijk een weging van 89,4% en werd nog 9,6% belegd in de RP. Sinds de implementatie van de DSP strategie daalde de dekkingsgraad gebaseerd op de DSP allocatie met 7,1%. Daartegenover daalde de dekkingsgraad op basis van de Strategische Benchmark Portefeuille allocatie met 8,4%. De daling van de dekkingsgraad werd door DSP met 1,3%-punt beperkt vergeleken met de SBP. De onderstaande grafiek vergelijkt de performance van de DSP strategie en de SBP. Beide startten vanaf 1 juli 2011, de aanvang van de DSP strategie, op 100. 102,00 100,00 98,00 96,00 94,00 92,00 90,00 88,00 86,00
DSP_Surplus_Index
11 01
-1
2-
20
11 01
-1
1-
20
11 01
-1
0-
20
11 01
-0
9-
20
11 20 8-0 01
-0
7-
20
11
84,00
01
34
SBP_Surplus_Index
Pe r fo r man ce at t r ibu t ie DSP Pe r fo r man ce at t r ibu t ie M at c h in g Portefeuille en R eturn Portefeuille In de Strategische Benchmark Portefeuille (SBP) zijn, in lijn met de Investment Beliefs van het fonds, de mandaten voor de diepe liquide markten passief. Naar verwachting kunnen managers hier geen consistente outperformance genereren. Het betreft de mandaten voor de EUR staatsobligaties, EUR inflation linked obligaties (Matching Portefeuille) en de wereldwijde aandelenportefeuilles voor ontwikkelde markten (Return Portefeuille). Aan de beheerders van
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
deze portefeuilles is een beperkte tracking error meegegeven. Voor deze portefeuilles zal niet, of nauwelijks, sprake zijn van een verwacht overrendement ten opzichte van de benchmark. Het verschil met de benchmark vloeit vooral voort uit ESG-restricties waardoor de managers niet in uitgesloten ondernemingen kunnen beleggen terwijl deze ondernemingen wel in de benchmark op genomen zijn. L iab il it y M at c h in g Po r t fo lio De managers van de Euro obligatie portefeuilles en de met inflatie geindexeede obligaties portefeuille presteerden in lijn met de benchmark, of bleven door transactiekosten licht achter bij de index. Portefeuille
Benchmark
Relatieve Performance
Merrill Lynch EMU Direct Government, AAA Rated, 10+ Yrs
14,81%
14,88%
-0,07%
F&C
14,87%
14,88%
-0,01%
14,84%
14,88%
-0,05%
-2,95%
-2,97%
0,02%
Passief beheerde Obligatieportefeuilles BlackRock
Merrill Lynch EMU Direct Government, AAA Rated, 10+ Yrs State Street Merrill Lynch EMU Direct Government, AAA Rated, 10+ Yrs State Street Inflatie Link Obligaties BarCap Euro Govt EMU HICP-Linked Bond Index
R e t u r n Po r t ef eu ille Aan d elen – Passief Het pensioenfonds heeft vier passieve portefeuilles (Euro, Europa ex-EMU, Japan en de VS) die allen worden beheerd door UBS. Het algemene resultaat op aandelen is door de marktontwikkelingen negatief geweest. De relatieve prestaties van de beheerders waren wel goed. Alle mandaten presteerden voor kosten beter dan de index. Dit is te verklaren door fiscale optimalisatie van ingehouden bronbelasting. De MSCI benchmark indices gaan bij het berekenen van het rendement van de index standaard uit van het Luxemburgse belastingstelsel. Omdat Nederlandse pensioenfondsen in de praktijk een gunstiger regeling hebben, kunnen zij meer bronbelasting terugvorderen. Dit verklaart een ‘outperformance’ ten opzichte van de index. Daarnaast wordt een deel van de outperformance verklaard door het feit dat een aantal aandelen wel onderdeel uitmaken van de benchmark index maar niet in de portefeuille zijn opgenomen omdat ze op de uitsluitingslijst voorkomen. Passief Beheerde Aandelenportefeuilles UBS Aandelen EMU MSCI EMU Net TR Index UBS Aandelen Europa exclusief EMU
Portefeuille
Benchmark
Relatieve Performance
-20,98%
-21,54%
0,56%
-5,39%
-5,73%
0,34%
-1,28%
-1,85%
0,56%
-12,72%
-12,85%
0,13%
MSCI Europe ex EMU Net TR Index UBS Aandelen Noord Amerika MSCI North America Net TR Index UBS Aandelen Azië MSCI Pacific Net TR Index
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
35
R e t u rn Port efeui l l e Aandel en - Ac t ief Het pensioenfonds heeft twee aandelenportefeuilles die beleggen in aandelen in opkomende markten. De ene portefeuille wordt beheerd door Legg Mason en de andere portefeuille door Schroders. Gedurende het jaar bleek dat de door Legg Mason beheerde portefeuille te offensief was gepositioneerd wat resulteerde in een forse underperformance ten opzichte van de benchmark. Ook bleek het kwantitatieve model dat de basis vormt van de beleggingsstrategie van deze beheerder moeite te hebben met de volatiliteit van aandelenmarkten die kenmerkend was voor 2011. Uiteindelijk resulteerde deze combinatie van factoren dat de portefeuille gedurende 2011 5,02% slechter presteerde dan de benchmark index. Schroders had duidelijk minder moeite met de volatiele markten en realiseerde gedurende 2011 een outperformance ten opzichte van de benchmark van 2,03%. De landenallocatie droeg positief bij aan de relatieve performance van de portefeuille. Vooral in Zuid Korea, China en Brazilië was de aandelenselectie de grootste bron van outperformance. Gedurende het jaar is besloten een deel van het belegd vermogen van Legg Mason over te hevelen naar Schroders. Actief Beheerde Aandelenportefeuilles
Portefeuille
Benchmark (1)
Relatieve Performance
-10,17%
-12,20%
+2,03%
-16,80%
11,78%
-5,02%
Schroders Aandelen Opkomende Markten MSCI Emerging Markets TR Index Legg Mason Aandelen Opkomende Markten MSCI Emerging Markets TR Index
(1) benchmarkresultaat verschilt als gevolg van 1 dag verschil in aanvangsdatum portefeuilles (18 februari 2011 respectievelijk 17 februari 2011)
36
R e t u r n Po r t ef eu ille Ob ligat ies - Actief De Return Portefeuille (RP) bestaat naast aandelen uit bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Binnen het segment bedrijfsobligaties wordt een onderscheid gemaakt tussen “Investment Grade” en “High Yield”. De instanties die bedrijfsobligaties op kredietwaardigheid beoordelen geven elke bedrijfsobligatie een “rating”. “Investment Grade” wil dan zeggen dat de kwaliteit bovengemiddeld is. Dit in tegenstelling tot “High Yield”-obligaties, die zich aan de andere kant van het risico spectrum bevinden. Tenslotte bestaat de RP ook nog uit obligatieleningen in opkomende landen, in deze landen kan worden belegd in zowel staatsobligaties als bedrijfsobligaties. Binnen het segment Investment Grade heeft het pensioenfonds twee portefeuilles. De Europese portefeuille wordt beheerd door Schroders en de Amerikaanse portefeuille door Blackrock. De Europese Investment Grade portefeuille bleef 2,50% achter bij de benchmark. Het grootste deel van de underperformance kwam tot stand in augustus en september. Een relatieve overweging van de financiële sector droeg negatief bij aan performance. Bovendien anticipeerde de beheerder op een stijgende rente in Europa en de portefeuille kende dan ook een kortere duration dan de benchmark. De rentedaling verklaart dan ook een deel van de underperformance. Ook de door Blackrock beheerde Amerikaanse Investment Grade obligatie portefeuille bleef iets achter bij de benchmark index. De underperformance van 0,47% werd veroorzaakt doordat de beheerder verwachtte dat aantrekkende macro economische data positief zou uitwerken voor deze beleggingscategorie. De portefeuille was iets offensiever ingericht en belegde vergeleken met de benchmark meer in de financiële sector. Binnen het segment High Yield heeft het pensioenfonds ook een Amerikaanse portefeuille en een Europese portefeuille. Beide portefeuilles worden beheerd door Nordea. De Europese portefeuille presteerde beter dan de benchmark. De outperformance van 0,52% kwam tot stand
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
door een goede sectorselectie in combinatie met de selectie van de juiste debiteuren. De overweging van de discretionaire consumenten sector en de industriële sector droegen positief bij aan de relatieve performance van de portefeuille. De Amerikaanse High Yield portefeuille bleef 0,38% achter bij de benchmark index. Vooral gedurende de eerste helft van 2011 bleek de portefeuille iets te offensief gepositioneerd. De overweging van cyclische sectoren en de financiële sector en een onderweging van defensieve sectoren zijn de voornaamste oorzaak van behaalde underperformance. Het pensioenfonds heeft twee portefeuilles die beleggen in obligaties van debiteuren in opkomende landen. De ene portefeuille belegt in obligaties in harde valuta en wordt beheerd door de vermogensbeheerder Aberdeen. De beheerder behaalde een lager rendement dan de benchmark. De underperformance van 0,33% kwam tot stand ondanks een overweging van bedrijfsobligaties. Vooral de landenselectie droeg negatief bij aan de relatieve performance van de portefeuille. Morgan Stanley beheert een obligatieportefeuille die belegt in de opkomende markten, maar dan in obligaties in lokale valuta. Morgan Stanley presteerde in 2011 beter dan de benchmark. Het grootste deel van de outperformance van 0,33% was het gevolg van goede landenselectie. De portefeuille profiteerde van de relatief zware weging in de landen Brazilië en Mexico. Actief Beheerde Obligatieportefeuilles Schroders Euro Investment Grade ML EMU Corporate Index BlackRock VS Investment Grade
Portefeuille
Benchmark
Performance
-0,79%
1,71%
-2,50%
12,93%
13,40%
-0,47%
13,33%
13,67%
-0,33%
3,78%
3,45%
0,33%
-5,84%
-6,36%
0,52%
5,69%
6,07%
-0,38%
Barclays Capital US Credit Index Aberdeen Opkomende Markten JPM EM Bond Global Diversified Index + Morgan Stanley Opkomende Markten JPM GBI-EM Global Diversified Index Nordea/Capital Four Europa High Yield ML European Currency High Yield Constrained Index Nordea / Mackay Shields VS High Yield ML US High Yield Constrained Index
A l t e r n at ieve p o r t ef eu ille De vastgoedbeleggingen, de beleggingen in hypotheken, de beleggingen in converteerbare obligaties en de beleggingen in grondstoffen vormen op dit moment de alternatieve beleggingen portefeuille van het pensioenfonds. G ro n d s tof f en De grondstoffen beleggingen worden beheerd door State Street Global Advisors, en ook voor deze beleggingscategorie is gekozen voor een passieve beleggingsstijl. De grondstoffen portefeuille bleef door transactiekosten 0,02% achter bij de index. C o n ve r t eer b are o b ligat ies F&C beheert de converteerbare obligatieportefeuille. Deze portefeuille bleef in 2011 achter bij de benchmark index. Een deel van de underperformance van 2,0% was het gevolg van een debiteurenselectie binnen de financiële sector, de IT sector en de sector voor basisgoederen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
37
H yp o t h e ken Het totale rendement voor het Zakelijke Hypothekenfonds bedroeg 3,06% en voor het Particuliere Hypothekenfonds 5,78%. Het positieve rendement was een gevolg van de in 2011 gedaalde rente. Zowel het Zakelijke als het Particuliere Hypothekenfonds heeft 2011 afgesloten met een underperformance ten opzichte van de benchmark. De underperfomance van het Zakelijke Hypothekenfonds (-1,04%) is het gevolg van hertaxaties en de aanpassing van de risico-opslag in het vierde kwartaal. In het Particuliere Hypothekenfonds vond eveneens een aanpassing van de risico-opslag plaats, bij dit fonds was sprake van een underperformance ten opzichte van de benchmark van -1,03%. In het vierde kwartaal heeft de beheerder als gevolg van de omstandigheden op de Nederlandse commercieel onroerend goed markt besloten een deel van de onderpanden in de zakelijke hypothekenportefeuille te laten herwaarderen. Als gevolg van dit proces is er in december voor ruim € 37,7 miljoen aan extra voorzieningen getroffen en is het totaal aan voorzieningen voor dubieuze debiteuren toegenomen tot € 106 miljoen. Het effect op het rendement door de toename van de voorziening voor dubieuze debiteuren bedraagt -1,70%. De hypothecaire leningen in het Zakelijke en Particuliere Hypothekenfonds worden gewaardeerd op basis van de euroswapcurve plus een risico-opslag. Deze risico-opslag beweegt mee met de risicopremies in de markt. O n ro e re n d Go ed Het fonds heeft een directe portefeuille onroerend goed en belegt daarnaast in Nederlandse en internationale vastgoedfondsen. De vastgoedportefeuille wordt beheerd door Syntrus Achmea vastgoed. Het totale rendement op de vastgoedportefeuille bedroeg 3,01%. De beleggingen in Nederland lieten teleurstellende rendementen zien. Hiervan behaalden de directe beleggingen een negatief rendement van -0,38% terwijl de Nederlandse vastgoedfondsen een rendement van 0,85% lieten zien. De totale Nederlandse vastgoedportefeuille rendeerde daarmee met 0,41%. De internationale vastgoedfondsen behaalden een rendement van 10,09%. Er waren echter grote verschillen tussen de verschillende regios: Europa 5,18%, Noord Amerika 18,47% en Azië 10,61%. 38
4 .3 Transi t ie liq u id e p o r t e f e u ille In verband met de overdracht van taken naar AGI, de invoering van een nieuwe strategische beleggingsportefeuille voor 2011 en de selectie van nieuwe managers moest de liquide portefeuille ter grootte van € 3,26 miljard (83% van de totale beleggingsportefeuille) worden overgezet. Daarbij kon het fonds ook profiteren van de verbeterde vermogensbeheersvergoedingen die door de coördinerende vermogensbeheerder waren uit onderhandeld. Voor deze omvangrijke en risicovolle operatie heeft het bestuur eind 2010 een professionele transitiemanager geselecteerd. De transitie werd begeleid door een stuurgroep. De omzetting vond plaats vanaf 21 januari 2011 en was afgerond op 10 februari 2011. Van de om te zetten portefeuille was 80% binnen 3 dagen gerealiseerd. De beleggingen werden van 7 verschillende oude managers overgedragen naar 17 nieuwe mandaten die beheerd worden door 3 van de oude managers en 7 nieuw benoemde managers. Op basis van de rapportage van de transitiemanager en van de stuurgroep heeft het bestuur geconstateerd dat de transitie goed gemanaged is en dat de risico’s en de kosten goed beheerst zijn. Met name de implementation shortfall (IS) bleek binnen de vooraf gemaakte raming te zijn gebleven. De IS is het verschil tussen het rendement van de transitieportfolio en het rendement van de “target portfolio”. De IS bestaat uit betaalde kosten (impliciete impact), uit het effect
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
van aan- en verkoop op de waarde van de beleggingen (expliciete impact) en uit “opportunity gains”.) De belangrijkste feiten van de transitie zijn: • De IS bedroeg (positief) 0,302% vergeleken met het tevoren verwacht niveau van (negatief) 0,367%. In plaats van “verlies” was er dus een “winst”. Deze winst kwam als volgt tot stand: • De impliciete en expliciete impact bedroeg tezamen (negatief) 0,298%, wat onder de verwachte (negatief) 0,368% lag. De “kosten” van de transitie waren dus lager dan geraamd, voornamelijk als gevolg van efficient opereren op de markten door de transitiemanager. • Tijdens de transitie deed zich een “opportunity gain” voor ter grootte van (positief) 0,60%. Deze opportunity gain wordt vastgesteld door het rendement gedurende de transitie periode te vergelijken met het rendement dat in die periode op de “target portfolio” zou zijn behaald als deze target portfolio op dag 1 van de transitieperiode al in de boeken zou hebben gestaan. De transitieportfolio behaalde dus een hoger rendement dan de target portfolio. • De verklaring van deze “opportunity gain” is dat er in de eerste twee dagen van de transitie een verschil in duration (rentegevoeligheid) bestond tussen de transitieportfolio en de target portfolio. Tijdens de transitie is de target portfolio met behulp van futures nagebootst. Omdat er geen liquide vastrentende waarden-futures zijn voor lange looptijden was de duration tijdelijk korter dan de target portfolio. In deze periode steeg de rentecurve. De transitieportfolio presteerde hiervoor beter dan de targetportfolio. • Er is een beperkt aantal niet verhandelbare stukken uit de oude portfolio (onderhandse leningen en illiquide obligaties) ter waarde van circa € 2,5 miljoen. Deze worden door de oude managers beheerd.
4 .4 ESG, P roxy Vo t in g e n E n g a ge m e nt De Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) presenteerde in oktober de resultaten van haar jaarlijkse onderzoek naar verantwoord investeren door Nederlandse pensioenfondsen. Het rapport constateert een duidelijke verbetering voor wat betreft de verduurzaming van het beleggingsbeleid van pensioenfonds UWV ten opzichte van 2010. Vooral op het gebied van beleid en implementatie scoort het pensioenfonds goed. Voor de beleggingscategorie vastgoed wordt zelfs het maximaal aantal punten behaald. Als voornaamste verbeterpunt noemt VBDO het verantwoordingsbeleid. Bij dit onderdeel kijkt men hoeveel communicatie er gedurende 2010 is geweest op het gebied van verantwoord beleggen. In 2011 is er al een start gemaakt om dit kritiekpunt aan te pakken, en is op de website van het pensioenfonds o.a. een beschrijving van het verantwoord beleggingsbeleid te vinden. P rox y Vo t in g In 2011 heeft het pensioenfonds bij 114 Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders (AvA) op 168 verschillende agendapunten een stem uitgebracht. Bij 33 AvA’s is op ieder agendapunt voorgestemd. Terwijl er bij de overige 81 AvA’s op minimaal één agendapunt tegen is gestemd, of een stem is onthouden. Dit kwam neer op 81% stemmen voor, 17% van de stemmen tegen en in 2% van de gevallen was sprake van stemonthouding. De • • • •
argumenten om niet voor te stemmen: Twee derde van de directie niet jonger is dan 65 jaar (16% van deze stemmen). Een emissie van meer dan 30% van het uitstaande kapitaal (13%). Een emissie zonder voorkeursrechten (11%). Een Raad van Commissarissen waarvan één of meer commissarissen de zittingstermijn van 12 jaar overschrijdt (11%). • Excessieve beloning voor het management (6%). • Een niet onafhankelijke commissaris maakt deel uit van de Raad van Commissarissen (13%)
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
39
• Beperking van de rechten van aandeelhouders (5%). • Vrije verstrekking van aandelen zonder performance criteria of het aantal overschrijdt 2% van de uitstaande aandelen (3%). En g ag e men t Het pensioenfonds startte in 2011 met het actief benaderen van 25 bedrijven waarin wordt belegd. De dialoog wordt actief aangegaan met ondernemingen op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur in de beleggingsanalyse en het beslisproces. Deze criteria worden ook wel aangeduid met de Engelse afkorting ‘ESG’, wat staat voor Environmental, Social and Governance. De dialoog wordt aangegaan met ondernemingen die op één of meerdere voor het pensioenfonds fundamentele beleidsuitgangspunten. Om de effectiviteit van “engagement” te meten, zijn vier mijlpalen van engagement geformuleerd. De eerste mijlpaal is het overbrengen en formuleren van het punt van zorg, gevolgd door de mijlpaal waar de onderneming de kwestie erkend. De derde mijlpaal is dat de onderneming passende maatregelen aankondigt. Gevolgd door de laatste mijlpaal waarbij de aangekondigde maatregelen worden ingevoerd. Deze laatste mijlpaal werd in 2011 bij één onderneming bereikt. Naar aanleiding van de dialoog hebben acht ondernemingen maatregelen aangekondigd en zes ondernemingen de aangegeven kwestie erkend. Bij dertien ondernemingen is de dialoog aangegaan op het gebied van milieu, bij 12 ondernemingen op het gebied van maatschappelijke kwesties en bij 9 ondernemingen betrof het onderwerp het ondernemingsbestuur. O ve r ig e Ac t ies Gedurende 2011 is het aandeel Tepco naar aanleiding van de nucleaire ramp in Japan aan de lijst met uitgesloten ondernemingen toegevoegd. De waarde van de verkochte aandelen Tepco bedroeg ca. € 169.000.
4 .5 In divi d u e e l Pe n sio e n b e le g g e n I n d iv id u eel Pen s io en b eleggen ( I P B) Deelnemers aan IPB kunnen kiezen tussen Life Cycle en Vrij beleggen. Life Cycle betekent dat naarmate de pensioendatum dichterbij komt, de beleggingsmix minder risicovol wordt. Onderstaande tabellen geven de samenstelling van Life Cycle en Vrij beleggen weer. L if e C yc le: 40
Jaren tot pensionering
Leeftijd
Depot
Beleggingsmix Aandelen/Obligaties/Geldmarkt
>22 16-22 8-15 5-7 <5
<43 43-49 50-57 58-60 61-64
I II III IV V
90%/10%/0% 75%/25%/0% 50%/50%/0% 25%/75%/0% 10%/0%/90%
Vr ij b e l e ggen : Depot A B C D E F
Stichting Pensioenfonds UWV
Beleggingsmix Aandelen/Obligaties/Geldmarkt 100%/0%/0% 75%/25%/0% 50%/50%/0% 25%/75%/0% 0%/100%/0% 0%/0%/100%
jaarverslag 2011
Eind 2011 bedroeg het in de beleggingsdepots belegd vermogen circa € 13,1 miljoen tegen circa € 12,3 miljoen per eind 2010. Hiervan was circa € 1,9 miljoen belegd via Vrij beleggen (2010 € 1,9 miljoen) en circa € 11,2 miljoen via Life Cycle beleggen (2010 € 10,4 miljoen). De beleggingen binnen de depots vinden plaats via beleggingsfondsen (fondsen voor gemene rekening, FGR), beheerd door TKP Investments. Het beleggingsbeleid wordt per FGR vastgesteld door de Raad van Participanten van de betreffende FGR. Het beleggingsbeleid voor het IPB (de verdeling van het vermogen over de diverse FGR’s) wordt vastgesteld door het bestuur van pensioenfonds UWV. Het fonds heeft daarmee direct invloed op de beleggingsmix over de verschillende FGR’s, maar slechts een beperkte invloed op het beleggingsbeleid van de FGR’s, omdat het fonds per FGR slechts een relatief gering aantal participaties heeft. B e l e g g in gsb eleid • Aandelen De aandelenmix bestaat uit 80% aandelen wereldwijd en 20% Europa, waarbij het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen is afgedekt naar de euro. De wereldwijde aandelenbeleggingen worden belegd via een beleggingsfonds met een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het fonds tot doel heeft om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement te behalen dan de relevante benchmark. Het beleggingsbeleid van dit wereldwijd beleggende portefeuille is in 2011 gewijzigd. In plaats van te beleggen via afzonderlijke regiofondsen, wordt rechtstreeks bij externe managers belegd. De Europese beleggingen zijn het afgelopen jaar omgezet van een actief naar een passief beleggingsbeleid. Dit is gedaan, omdat het behalen van een hoger rendement dan de benchmark in Europa lastig is te bereiken. Dit komt onder andere door bepaalde belastingen in het Verenigd Koninkrijk die betaald moeten worden voor iedere transactie. Dit land heeft een groot gewicht binnen Europa. Bij een passief beleid vinden er minder transacties plaats. • Vastrentende waarden De vastrentende waarden portefeuille bestaat 100% uit EMU staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid (landen met AAA-rating). Dit zijn Duitsland, Nederland, Frankrijk, Finland en Oostenrijk. In augustus 2011 is de benchmark van deze beleggingen aangepast. De oude benchmark was gebaseerd op marktkapitalisatie: het land met de meeste schuld heeft ook het hoogste gewicht in de benchmark. De nieuwe benchmark is gebaseerd op omvang van de economie, de schuld en de risicopremie op de obligatiemarkt. Deze methode zorgt dat landen met minder schuld en een lagere risicopremie een groter gewicht binnen de benchmark hebben gekregen. Door de wijziging daalde het gewicht van Frankrijk met ruim 15% en steeg het gewicht van Nederland (+10%) en Finland (+5%). • Geldmarkt Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende deposito’s, via het TKP MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Daar staat tegenover dat het verwachte rendement laag is.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
41
B e l e g d ver m o gen en resu lt at en b eleggingen B e l e g d ver m o gen ( x € 1.000) en rendementen Life Cycle (%) 1 Verhouding aandelen/obligaties/geldmarkt Belegd vermogen eind 2011 Belegd vermogen eind 2010 2011, behaald rendement 2010, behaald rendement
I
II
III
IV
V
90/10/0
75/25/0
50/50/0
25/75/0
10/0/90
218 252 -7,5% 12,0%
403 554 -5,0% 10,4%
5.340 5.480 -0,8% 7,5%
3.169 2.853 3,4% 4,6%
2.127 1.241 0,0% 1,7%
B e l e g d ver m o gen ( x € 1.000) en rendementen Vrij beleggen (%) Verhouding aandelen/obligaties/geldmarkt Belegd vermogen eind 2011 Belegd vermogen eind 2010 2011, behaald rendement 2010, behaald rendement
A
B
C
D
E
F
100/0/0
75/25/0
50/50/0
25/75/0
0/100/0
0/0/100
50 47 -9,1% 13,1%
160 107 -5,0% 10,4%
184 175 -0,8% 7,5%
382 379 3,4% 4,6%
188 180 7,6% 1,7%
906 1.035 1,0% 0,4%
To e l ic h t in g res u lt at en M ar k t o n twik kelin gen Aan het begin van het jaar was de algemene marktverwachting nog dat de economie licht zou groeien en dat een nieuwe recessie onwaarschijnlijk zou zijn. De bedrijfsresultaten waren over het algemeen goed. Dit bevestigde het beeld van een aantrekkende economische groei. Dit kwam ook terug in de positieve rendementen op de aandelenmarkten in het eerste kwartaal. Daarnaast steeg de lange rente (30 jaars swaprente) van 3,5% naar 3,9%. Wel bleven de hoge schulden van overheden van Zuid-Europese landen onderwerp op de Europese agenda. Ook in de Verenigde Staten waren de staatsschuld en een verlaging van de kredietwaardigheid een belangrijk thema.
42
Deze problemen domineerden de markt de rest van het jaar. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa kwamen politici niet met daadkrachtige oplossingen. De problemen van Griekenland verspreidden zich over Europa. Beleggers gingen hierdoor ook twijfelen aan de kredietwaardigheid van andere Europese landen en de risicopremies voor Spaanse, Italiaanse en Belgische staatsobligaties stegen sterk. Daarnaast was er een verslechtering van het economische nieuws. Bijna alle uitgekomen cijfers wezen op een groeivertraging. Vooral in het derde kwartaal was de crisissituatie op de financiële markten groot. De correlatie tussen verschillende vermogenstitels was erg hoog. Dit betekende fors lagere aandelenkoersen en een dalende rente voor Duitsland en Nederland door de vlucht van beleggers naar de meest kredietwaardige landen. Ook daalde de euro vanaf het derde kwartaal tegenover de meeste andere valuta’s. Over geheel 2011 daalde de euro 2,6% ten opzichte van de dollar. De lange rente (30 jaars swaprente) eindigde het jaar op 2,6%. Na het zeer negatieve derde kwartaal, herstelden de aandelenkoersen wereldwijd weer wat in het vierde kwartaal. Dit maakte de eerdere koersdalingen echter niet goed, waardoor de aandelenmarkten wereldwijd (Amerikaanse dollar, Japanse yen, Britse pond afgedekt naar de euro) het jaar 2011 negatief eindigden.
1
Door onttrekkingen en stortingen kunnen er beperkte rendementsverschillen zijn tussen de Life Cycle en Vrij beleggen depots met dezelfde verhouding aandelen en obligaties.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
R e n d e m en t aan d elen b eleggin gen Het rendement op de aandelenbeleggingen was ruim negatief met -9,1% in 2011. Vooral banken en ondernemingen in de economisch gevoelige sectoren deden het niet goed. De banken hadden vooral te lijden onder oplopende rentes op hun Zuid-Europese staatsobligatie portefeuille. De economisch gevoelige sectoren deden het daarnaast niet goed als gevolg van de verwachting dat de economische groei terug zal vallen. De meer defensieve sectoren als telecommunicatie, niet-duurzame consumptiegoederen en gezondheidszorg deden het relatief goed. De aandelenbeleggingen bleven achter bij de benchmark. Dit kwam vrijwel volledig door de beleggingen in Europa en Noord Amerika. Deze beleggingen bleven achter toen de aandelenkoersen gemiddeld fors daalden. De portefeuilles van deze managers waren aan het begin van het kwartaal gepositioneerd voor een bescheiden economische groei. Op het moment dat de euro crisis verhevigde en markten opeens uitgingen van een nieuwe economische recessie, deden deze managers het minder dan de benchmark. In het vierde kwartaal herstelden de koersen op de aandelenmarkten wereldwijd. De managers binnen het fonds wisten over een breed front waarde toe te voegen, maar dit was niet voldoende om het lagere rendement dan de benchmark van het derde kwartaal goed te maken. De managers uit de andere regio’s lieten wel een beter resultaat zien dan de benchmark. Zo belegden de managers in opkomende landen relatief meer in aandelen gericht op de binnenlandse economie en minder in de minder presterende sectoren zoals basismaterialen en grondstoffen. R e n d e m en t o b ligat ieb eleggin gen De EMU-AAA staatsobligaties behaalden een positief rendement van 7,6% in 2011 doordat beleggers hun toevlucht zochten in de meest kredietwaardige landen. De rente op staatobligaties uit AAA landen daalde hierdoor fors. De in augustus doorgevoerde wijziging van de benchmark had een positief effect op het resultaat. Franse staatsobligaties kwamen onder druk door de angst voor een lagere kredietwaardigheid. Hierdoor was het rendement op Franse staatsobligaties lager dan het rendement van de benchmark als geheel. Doordat de risicopremies van niet AAA landen sterk stegen was er een groot verschil in het rendement tussen beleggingen in de AAA landen ten opzichte van beleggingen in niet AAA landen (7,6% ten opzichte van 0%). 43
R e n d e m en t geld m ar k t b eleggin gen Door de onrust op de financiële markten hield de Europese Centrale Bank (ECB) de rente laag. Hierdoor was ook de rente op de geldmarkt voor kortlopende deposito’s laag. Het rendement was met 1,0% beperkt positief dit jaar.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
5 Pensioenen
5 .1 In leidin g In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en pensioenadministratie die in 2011 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5 .2 Pensio e n co mmu n ica t ie We b s it e In 2011 is de website www.uwvpensioen.nl bijgewerkt met de actuele gegevens zoals reglementswijzigingen, wijzigingen binnen de zorgplicht en de Pensioenwet, en nieuwe indexatie- en franchisebedragen. Ook is waar mogelijk een verdiepingsslag aangebracht in aangeboden informatie. Daartoe zijn na bestuursvergaderingen berichten op de site geplaatst met ‘doorklikmogelijkheden’ naar achtergrondinformatie bij de berichten. Behalve dat het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) en het spaaroverzicht van de IPB-deelnemers (deelnemers aan de regeling Individueel Pensioenbeleggen) fysiek aan de deelnemers is verzonden, worden beide documenten digitaal beschikbaar gesteld. De documenten zijn te vinden in het dossier, onder het afgeschermde deel ‘Mijn pensioen’. De inhoud van de pensioenplanner is aangepast aan de gegevens die per 1 januari 2011 in het systeem staan en die overeenkomen met de gegevens die gebruikt zijn voor het UPO 2011.
44
Halverwege het jaar is door het bestuur het besluit genomen om de bouw en het beheer van een nieuwe website onder te brengen bij Bridgevest. In november 2011 heeft dat geresulteerd in een nieuw vormgegeven website waarbij de deelnemer op ‘het pensioenplein’ centraal wordt gezet. De deelnemer kan door het instellen van een persoonlijk profiel de informatie die via de site verkregen wordt afstemmen op de eigen situatie. De nieuwe site biedt het bestuur de mogelijkheid om actiever met deelnemers te communiceren. Ac t u al it eit en Actuele gebeurtenissen die zich in de loop van het jaar voordeden vroegen om directe berichtgeving. Daarbij ging het in de tweede helft van het jaar vooral om de perikelen rondom de dekkingsgraad en de eventueel te nemen maatregelen in het kader van een nieuw ingediend herstelplan. Daarover verschenen berichten op de website en in pensioenkranten, maar ook verscheen er in november een brief van het fonds aan alle deelnemers en gepensioneerden waarin de situatie helder uit de doeken werd gedaan. De gepensioneerden ontvingen in 2011 in januari een uitgave van het bulletin ‘Uw pensioen’. Daarnaast hebben de deelnemers aan de pensioenregeling (actieven plus voortzetters) één editie van de pensioenkrant ‘UW(V) Pensioen’ ontvangen, namelijk rond de verschijning van het UPO.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De gehele populatie ontving een versie van het populair jaarverslag in de vorm van een krant. De naamgeving van de regeling Individueel Pensioensparen is in de loop van 2011 aangepast in Individueel Pensioenbeleggen omdat die naam meer recht doet aan de inhoud van het product. Communicatie-uitingen zijn aan deze nieuwe naamgeving aangepast. De Pensioendesk heeft ook in 2011 spreekuren voor bijna-gepensioneerden gehouden. Deze zijn, behoudens de zomermaanden, iedere maand gehouden. In samenwerking met de werkgever UWV zijn in het najaar een zestal bijeenkomsten gehouden voor actieve deelnemers, verspreid over het land. Op deze bijeenkomsten, die goed zijn bezocht, is toelichting gegeven op het Uniform Pensioenoverzicht en is gesproken over de betekenis van de pensioenregeling. In december heeft het bestuur een brief gestuurd naar alle deelnemers, gepensioneerden en gewezen deelnemers waarin een toelichting werd gegeven op de financiële situatie van het fonds en op het nieuwe herstelplan. In de brief werd aangekondigd dat het bestuur begin 2012 uitvoerige informatie over de achtergronden van de financiële situatie aan de belanghebbenden zal verstrekken. B ro c h u res In 2011 zijn zes nieuwe brochures toegevoegd aan de twee die in 2010 verschenen. Daarmee is een goed overzicht ontstaan van pensioenonderwerpen (life-events) die per onderwerp in heldere taal worden uitgelegd, veelal geïllustreerd met rekenvoorbeelden. De serie bestaat nu uit de volgende brochures: Nabestaanden Pensioen; In dienst; Uit dienst; Scheiden of einde relatie; Trouwen of samenwonen; Arbeidsongeschikt; Bijna met pensioen; Keuzes bij uw pensionering. Pe n s io en b ewu st zijn In het najaar van 2011 is een enquête gehouden onder gepensioneerden. Naast een schriftelijke enquête zijn er ook interviews bij mensen thuis geweest. Deze zeven interviews waren bedoeld om een verdiepingsslag aan te brengen, maar ook om de uitkomsten van de enquête te staven. Over het algemeen genomen is de groep van gepensioneerden tevreden over de inspanningen van het fonds. Meest bepalend daarin is een tijdige en juiste betaling van de pensioenuitkeringen. Men roept het fonds op ‘gezicht te tonen’. Er ligt een duidelijke behoefte aan frequentere informatie over hoe het fonds er voor staat. Dat mag bij voorkeur schriftelijk, maar ook deze wat oudere generatie is bekend met internet en e-mail. Toch is de website nog onbekend terrein bij velen. In grote lijnen bevestigden de interviews het beeld dat uit de enquête naar voren komt. K l an k b ord gro ep Om de leesbaarheid van de communicatie-uitingen van het pensioenfonds te toetsen heeft het bestuur een klankbordgroep ingesteld die bestaat uit een representatieve groep deelnemers. In januari 2011 is de klankbordgroep bij elkaar gekomen. Daarnaast zijn er in 2011 twee online sessies geweest waar met name de life-event brochures op leesbaarheid en helderheid zijn beoordeeld. De opmerkingen van de klankbordgroep zijn verwerkt in definitieve brochureteksten.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
45
5 .3 Pensio e n a d min ist ra t ie G e g eve n saan lever in g De maandelijkse gegevensaanlevering van UWV is in 2011 redelijk goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig, echter na controle door TKP op de eerste aanlevering moest een vrij groot aantal aangeleverde gegevens voor herstel worden teruggelegd bij de werkgever wegens onjuistheden. UWV heeft de overgang naar een ander personeelsregistratiesysteem uitgesteld; de gevolgen hiervan zijn een punt van aandacht evenals het terugbrengen van de uitvalpercentages. Het bestuur zal in 2012 nader met de werkgever in overleg treden om de normen voor de gegevensaanlevering aan te scherpen en om concrete verbeteringen in de gegevensaanlevering te bewerkstelligen. De kwaliteit van de uitvoering en van de dienstverlening aan de deelnemers is immers sterk afhankelijk van de kwaliteit van de brongegevens. De gegevens zijn in 2011 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. B e an t wo ord in g vragen Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. De gestelde vragen gingen met name over pensioentoekenningen en het Uniform Pensioenoverzicht. In 2011 hebben 10.387 deelnemers vragen gesteld (2010: 9.300). Dit is een stijging van ruim 11% ten opzichte van 2010. Met name in het e-mailcontact is een stijging van het aantal deelnemersvragen ten opzichte van 2010 waar te nemen.
46
St ijg in g n ieu we p en sio n er in gen In 2011 is het aantal nieuwe pensioneringen (860) met bijna 70% gestegen ten opzichte van 2010. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat een naar verhouding grote groep deelnemers geboren in 1946, 65 jaar is geworden. Daarnaast is het aantal deelnemers dat hun pensioeningangsdatum vervroegt ook toegenomen. Waard e overd rach t en Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. Ook de dekkingsgraad van pensioenfonds UWV gaf in augustus 2011 aanleiding tot het opschorten van waardeoverdrachten. Hierdoor was het aantal af te handelen waardeoverdrachten in 2011 lager dan normaal. De collectieve waardeoverdracht van het directiecontract vanuit Centraal Beheer naar pensioenfonds UWV is in 2011 geëffectueerd in de pensioenadministratie.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
5 .4 Pens io e n re g e lin g Cao-partijen zijn per 1 januari 2006 de volgende pensioenregeling overeengekomen. De volledige tekst van het reglement is geplaatst op de website van het fonds, www.uwvpensioen. nl. Hoofdpunten van de pensioenregeling 2006 zijn: • De regeling is een regeling op basis van voorwaardelijk geïndexeerd middelloon; • Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is 2,1% per jaar van de pensioengrondslag; • Onderdeel van de pensioenregeling is de regeling Individueel Pensioenbeleggen (IPBregeling); deze regeling geeft de deelnemer de mogelijkheid individueel extra te beleggen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen; • De franchise bedraagt per 1 januari 2006 € 11.500,= en wordt jaarlijks aangepast aan de salarisontwikkeling volgens de cao van UWV; • Pensioenleeftijd 65 jaar en een pensioenrichtleeftijd van 63 jaar; • Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis voor overlijden tijdens de deelneming en op kapitaalbasis vindt opbouw van een uitgesteld partnerpensioen plaats (35% van het ouderdomspensioen) voor overlijden na pensionering. Bij pensionering kan een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken worden omgezet in levenslang partnerpensioen en omgekeerd. Bij uitdiensttreding kan het opgebouwde uitgestelde partnerpensioen worden omgezet naar een direct ingaand partnerpensioen; • Voorwaardelijke toeslagverlening met een ambitieniveau van 80%, voor zowel actieve deelnemers (op basis van de loonontwikkeling bij UWV) als slapers en pensioengerechtigden (op basis van de Consumentenprijsindex Alle huishoudens afgeleid); • Een Collectieve Excedent Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor inkomens boven het maximum dagloon; • Op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve verzekering voor een tijdelijk Partnerpensioen(voorheen Anw-hiaat), een Individuele Arbeidsongeschiktheidsverzekering en/of een aanvullende Partnerpensioenverzekering. Voor deze verzekeringen is de deelnemer premie verschuldigd. Overgangsbepalingen gelden voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regeling (pensioenregeling 2005) van toepassing was. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1-1-1950 en medewerkers geboren vóór 1-1-1950. 47
- Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 Medewerkers geboren op of na 1 januari 1950, sinds 31 december 2000 in dienst zijn van (de rechtsvoorgangers van) UWV en tevens deelnemer zijn in de oude tot 31 december 2000 geldende pensioenregeling, kunnen in aanmerking komen voor extra pensioenaanspraken. Deze extra aanspraken zijn er op gericht om vertrek volgens een in de cao afgesproken richtleeftijd tegen een pensioenuitkering van ongeveer 70% van het gemiddeld verdiende salaris, mogelijk te maken. De extra toe te kennen aanspraken kunnen bestaan uit een voorwaardelijk deel en een onvoorwaardelijk deel. - Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950, sinds 31 december 2000 in dienst zijn van (de rechtsvoorgangers van) UWV en tevens deelnemers waren in de oude tot en met 31 december 2000 geldende pensioenregeling, blijft inhoudelijk de pensioenregeling 2005 van kracht. Een wijziging per 1 januari 2006 in deze regeling is dat de prepensioenleeftijd met enkele maanden wordt uitgesteld. Pe n s io en regelin g 2005 De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2005 zijn: • De pensioenleeftijd is 65 jaar, de prepensioenleeftijd is 62 jaar; • De regeling is een regeling op basis van voorwaardelijk geïndexeerd middelloon;
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
• Onderdeel van de pensioenregeling is de regeling Individueel Pensioenbeleggen (IPBregeling); deze regeling geeft de deelnemer de mogelijkheid individueel extra te beleggen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen; • Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is 1,8% per jaar van de pensioengrondslag; • De franchise bedraagt per 1 januari 2006 € 13.312,= en wordt jaarlijks aangepast aan de salarisontwikkeling volgens de cao van UWV; • Het opbouwpercentage van het prepensioen is 1,8% per jaar van het jaarsalaris; • Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis voor overlijden tijdens de deelneming en op kapitaalbasis vindt opbouw van een uitgesteld partnerpensioen plaats (35% van het ouderdomspensioen) voor overlijden na pensionering. Bij pensionering kan een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken worden omgezet in levenslang partnerpensioen en omgekeerd. Bij uitdiensttreding kan het opgebouwde uitgestelde partnerpensioen worden omgezet naar een direct ingaand partnerpensioen; • Een Collectieve Excedent Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor inkomens boven het maximum dagloon; • Op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve verzekering voor een tijdelijk Partnerpensioen(voorheen Anw-hiaat), een Individuele Arbeidsongeschiktheidsverzekering en/of een aanvullende Partnerpensioenverzekering. Voor deze verzekeringen is de deelnemer premie verschuldigd. R e g l e me nt aan p as s in gen Aan het eind van 2011 zijn de reglementen aangepast; met name is een nadere aanscherping aangebracht met betrekking tot een door het bestuur toe te passen korting op nieuw op te bouwen pensioenaanspraken. Dit voor de situatie dat er in enig jaar minder premie wordt ontvangen dan de kostendekkende premie. Tevens zijn de afkoopfactoren geactualiseerd.
5 .5 Wet- e n re g e lg evin g , re leva nt e o nt w i k ke l i ng e n Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. 48
AOW- u it ker in g o p ver jaard ag Het wetsvoorstel om de AOW-uitkering in te laten gaan op de dag dat iemand 65 jaar wordt (op de verjaardag), is in december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen en zal per 1 april 2012 in werking treden. Tot 1 april 2012 gaat de AOW-uitkering nog in op de eerste dag van maand waarin iemand 65 jaar wordt. Deze wijziging kan ertoe leiden dat er geen aansluiting meer is tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkering, het ouderdomspensioen en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waardoor inkomensconsequenties kunnen optreden Een eventuele wijziging van de pensioenregeling om die gevolgen op te vangen, is een zaak van cao partijen. Het fonds heeft de cao partijen gewezen op de mogelijke gevolgen van deze wetswijziging. We t s vo o rs t el ver h o gin g p en sio en leeftijd, extra verhoging AOW en flexibil is e r in g in gan gsd at u m AOW In dit wetsvoorstel, dat in oktober 2011 bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat het om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de mogelijkheid om de AOW-uitkering eerder of later in te laten gaan en om een extra verhoging van de AOW-uitkering.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar. Afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting maakt het wetsvoorstel een verdere verhoging mogelijk. Daarnaast wordt geregeld dat de AOW-uitkering onder actuariële herrekening zowel kan worden vervroegd als uitgesteld. Tot slot zal de AOWuitkering volgens het wetsvoorstel tussen 2012 en 2028 extra worden verhoogd. Voor wat betreft aanpassing van het Witteveen-kader zal de fiscale pensioenrichtleeftijd volgens het wetsvoorstel in 2014 worden verhoogd naar 67 jaar. Een verdere verhoging is - net als voor de AOW - mogelijk. Het voorstel voorziet niet in een verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages, zij het dat de huidige maximale opbouwpercentages gekoppeld zullen worden aan de hogere pensioenleeftijd ( D o o r ) wer ken en b ijverd ien en b i j vervroeging van pensioeningangsdatum Voor vervroeging van de pensioeningangsdatum gold tot voor kort de fiscale eis dat dit alleen mogelijk was voor het gedeelte dat de deelnemer stopt met werken. De deelnemer diende een verklaring te ondertekenen, waarin hij verklaart te stoppen met werken en ook niet meer de intentie heeft weer te gaan werken. De staatssecretaris van Financiën heeft bij Besluit van 30 augustus 2011 bekendgemaakt dat deze eis komt te vervallen voor zover het pensioen niet vóór de 60e verjaardag vervroegd ingaat. Dit betekent dat bij een vervroeging van pensioen vanaf de 60-jarige leeftijd, niet meer getoetst hoeft te worden of de deelnemer stopt met werken. Gaat het pensioen na vervroeging eerder in dan op 60-jarige leeftijd, dan geldt de voorwaarde nog wel. Voor zover van toepassing zijn de pensioenreglementen hierop aangepast. A f w ijken d e t ekst en t o eslagen m atrix Per 1 april 2011 is de wetgeving rondom de toeslagenmatrix gewijzigd. De wet is zodanig aangepast dat afwijken van de standaardteksten van de zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring is toegestaan als het gebruik van de standaardteksten tot onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de deelnemer zou leiden. De voorwaardelijkheidsverklaring dient in alle persoonlijke uitingen opgenomen te worden voor zover in deze uitingen over toeslagen wordt gesproken. De AFM zal achteraf controleren in hoeverre de afwijkingen bijdragen aan de begrijpelijkheid en/of juistheid van de voorwaardelijkheidsverklaring. In de wet is expliciet bepaald dat de afwijkingsmogelijkheid zich beperkt tot de voorwaardelijkheidsverklaring in persoonlijke uitingen. Dit heeft tot gevolg dat er vooralsnog geen mogelijkheid is om in pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten van de standaardtekst van de voorwaardelijkheidsverklaring af te wijken. De beoordeling daarvan ligt bij DNB. W ijz ig i n g m eld in g ar b eid so n ges chiktheid Artikel 37 van de Pensioenwet is ten aanzien van de melding van de arbeidsongeschiktheid gewijzigd. Voorheen werd hierin bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn met het UWV een contract te sluiten op grond waarvan het UWV aan de pensioenuitvoerder de arbeidsongeschiktheid van de werknemer meldt. Deze verplichting is vervallen. In plaats daarvan geldt dat het UWV aan een pensioenuitvoerder automatisch de arbeidsongeschiktheidsmeldingen en de daarin optredende mutaties doorgeeft. St an d aard u it r u il p ar t n er p en s io en In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen waarin geregeld is dat bij baanwisseling een standaarduitruil plaatsvindt van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, als dat is opgenomen in de pensioenregeling. Dit betekent, dat de uitruil plaatsvindt, tenzij de deelnemer en de partner nadrukkelijk aangeven niet te kiezen voor de uitruil. Op de pensioendatum was een standaarduitruil voor pensioenregelingen met een partnerpensioen
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
49
op risicobasis al voorgeschreven. De standaarduitruil wordt door het fonds zowel op de pensioendatum als bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum toegepast. We t s vo o rs t el ‘Vers t er k in g b es t u u r pensioenfondsen’ Het kabinet heeft in februari 2012 het wetsvoorstel ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Samenvattend staan de volgende uitgangspunten bij de herziening van de wettelijke regels centraal: • versterking van de deskundigheid van het bestuur en het intern toezicht; • adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers; • stroomlijning van taken en organen.
50
Ten opzichte van de huidige wettelijke regels beoogt het wetsvoorstel onder meer de volgende wijzigingen: • keuze tussen twee bestuursmodellen: het paritaire model met bestuursvertegenwoordiging door de drie geledingen en het onafhankelijke model met onafhankelijke bestuurders; • pensioengerechtigden hebben altijd zitting in het paritaire bestuur (de raadpleging onder pensioengerechtigden vervalt); • bij het paritaire model is er een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad met de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan; • de huidige deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan houden op te bestaan; • bij afspraken over een maximalisatie van de premie is het aantal bestuurszetels voor de werkgever lager; • bij het onafhankelijke model is er een belanghebbendenorgaan, bestaande uit de drie geledingen, met een aantal goedkeuringsrechten en een advies- en verantwoordingstaak; • het intern toezicht wordt bij bedrijfstakpensioenfondsen uitgevoerd door een permanente raad van toezicht, welke een aantal goedkeuringsrechten krijgt; • bij ondernemingspensioenfondsen kan wat betreft het intern toezicht worden gekozen voor een permanente raad van toezicht of jaarlijkse visitatie door een onafhankelijke visitatiecommissie; • de deskundigheidstoets zal gaan gelden voor alle beleidsbepalers van het pensioenfonds, waaronder de leden van het belanghebbendenorgaan en de raad van toezicht; • het bestuur kan een kandidaat-bestuurder weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2013. Pensioenfondsen krijgen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met uitzondering van enkele bepalingen, een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. B e l e id s re gel f in an cieel cr isis p lan pensioenfondsen Vanaf 10 december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht. Pensioenfondsen worden hiermee verplicht om volgens voorschriften van DNB een financieel crisisplan te maken, hierover te communiceren met belanghebbenden en het plan ‘up-todate’ te houden. DNB gaat er van uit dat pensioenfondsen uiterlijk 1 mei 2012 een crisisplan gemaakt hebben en opgenomen hebben in de ABTN. DNB is van mening dat pensioenfondsen zich daarmee beter op een financiële crisis kunnen voorbereiden. Bovendien geeft een crisisplan deelnemers inzicht in de mogelijke gevolgen van zo’n crisissituatie voor hun pensioen. Het fonds heeft het crisisplan vastgesteld in haar vergadering van 4 april 2012. B e l e id s re gel ‘Des k u n d igh eid ’ Nadat DNB en AFM in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ hadden gepubliceerd, is de ‘Beleidsregel Deskundigheid’ op 1 januari 2011 in werking getreden. In de beleidsregel zijn de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. De
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
beleidsregel geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden en heeft in het verslagjaar geleid tot een voorgenomen aanpassing van het deskundigheidsplan van het fonds. Begin 2012 zal dit worden vastgesteld. Pe n s io en ak ko o rd Op 10 juni 2011 presenteerde de Stichting van de Arbeid de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord van juni 2010. Om de gevolgen van de stijging van de levensverwachting het hoofd te bieden, worden voorstellen gedaan voor meer voorwaardelijke pensioenen, bijvoorbeeld met betrekking tot de pensioenleeftijd. Daarnaast zouden pensioenregelingen meer dan nu het geval is, moeten ‘mee-ademen’ met de financiële positie van het pensioenfonds om de schokbestendigheid van het stelsel te vergroten. Voor een aantal van de voorstellen is aanpassing van de Pensioenwet, het FTK en de fiscale pensioenwetgeving nodig. Het is aan de decentrale sociale partners om verdere invulling te geven aan het Pensioenakkoord. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK niet eerder dan in 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. Het fondsbestuur volgt de ontwikkelingen op dit terrein op de voet Ve ran t wo o rd elijk h eid sverd elin g fondsbestuur en sociale partners De uitwerking van het Pensioenakkoord heeft het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners (als verantwoordelijken voor de arbeidsvoorwaarden) en het pensioenfondsbestuur (als uitvoerder van de pensioenregeling) pregnanter dan tot nu toe op tafel gelegd. Hierover is door de Pensioenfederatie intensief gesproken met de Stichting van de Arbeid. In een notitie van de Pensioenfederatie van december 2011 wordt uitgebreid ingegaan op deze verantwoordelijkheidsverdeling. A an b evelin gen u it vo er in gs ko s t en In het verslagjaar heeft de Pensioenfederatie aanbevelingen opgesteld met betrekking tot de communicatie over de uitvoeringskosten van pensioenfondsen. In de aanbevelingen onderstreept de Federatie het belang van kostentransparantie. De kosten moeten volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen benoemen de verschillende kosten van het pensioenbeheer en het vermogensbeheer. Er worden aanbevelingen gedaan hoe deze kosten gecommuniceerd kunnen worden en hoe de communicatie kan worden uitgesplitst naar de verschillende groepen stakeholders. Bij de Aanbevelingen geldt ‘comply or explain’, waarbij de Pensioenfederatie de voortgang gaat monitoren. Het fonds onderschrijft de aanbevelingen van harte. Het fonds geeft in de jaarrekening verantwoording van de kosten voor administratie, beleggingen en bestuur. Daarnaast is er sprake van kosten voor beleggingen die tot op heden verborgen waren, de transactiekosten voor het vermogensbeheer. Het fonds heeft een aanvang gemaakt met transparant maken van deze transactiekosten. De externe vermogensbeheerders voor de liquide portefeuille rapporteren sinds het 3e kwartaal van het verslagjaar over de transactiekosten. Daarmee ontstaat een beter beeld van de daadwerkelijke beleggingskosten, zij het dat er nog tekortkomingen zijn die moeten worden opgelost. Zo zijn de gerapporteerde transactiekosten niet onafhankelijk gevalideerd en zijn met name de transactiekosten voor de portefeuille staatsleningen gebaseerd op schattingen. Ook is er nog onvoldoende inzicht in de transactiekosten van de beleggingen via beleggingsfondsen. Het bestuur zal zich in inspannen om de komende jaren nog beter en betrouwbaarder inzicht te kunnen bieden in de totale uitvoeringskosten. De transactiekosten worden in de jaarrekening 2011 niet afzonderlijk vermeld, maar zijn zoals in voorgaande boekjaren ten laste van het rendement gebracht.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
51
De pensioenfederatie heeft als doelstelling om de aanbevelingen sectorbreed over boekjaar 2014 gerealiseerd te hebben. Pensioenfonds UWV heeft over boekjaar 2011 al een groot deel van de aanbevelingen gerealiseerd (kosten van pensioenbeheer per deelnemer en het rendement over een langere termijn). De aanbevelingen om de beleggingskosten te relateren aan de gekozen beleggingsmix en om te rapporteren over de transactiekosten konden over boekjaar 2011 nog niet gerealiseerd worden. De kosten vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen zijn nog niet opgenomen wegens onduidelijkheid over de wijze van middeling. I n - e n u i t lo o p r isic o b ij ar b eid so n geschiktheid De koepelorganisaties van pensioenfondsen en verzekeraars hebben in 2011 op hoofdlijnen een akkoord bereikt om op uniforme wijze het inloop- dan wel het uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid te dekken. Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. De nieuwe uitvoerder krijgt volgens de afspraken de mogelijkheid dit risico te beperken Het bestuur heeft recentelijk besloten om nadere onderzoek hierop te laten plaatsvinden. Het kabinet heeft aangegeven de gemaakte afspraken in wetgeving te willen verankeren nadat een aantal onderdelen van die afspraken juridisch zijn getoetst. Indien die toetsing geen belemmeringen oplevert voor een wettelijke uitwerking, zal het kabinet naar verwachting in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aanbieden.
52
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
6 Actuariële analyse
O o rd e e l van d e ext er n e act u ar is over de financiële positie De financiële positie van Stichting Pensioenfonds UWV is naar mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. A n al ys e van h et resu lt aat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000
Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv sterfte Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv (incidentele) sterfteaanpassing Resultaat uhv overige (incidentele) mutaties technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken Totaal resultaat
2011
2010
-622.065 414.149 26.033 -72 -478 407 -2.133 224 0
-353.340 323.861 42.751 -1.712 -282 -98 4.964 795 -111.034
-5.358
-17.039
6.259
10.397
-183.034
-100.737
Het verschil in het resultaat boekjaren 2010 en 2011 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: • De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de RTS. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere RTS betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de RTS heeft in 2011 geleid tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € -622 miljoen; • Er is in 2011 een beleggingsrendement gerealiseerd van 11,6%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen een rendement van 1,3% (de 1-jaarsrente van de RTS-curve) nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 414 miljoen; • De ongedempte kostendekkende premie is lager dan de feitelijke premie (20% van de salarissom) en daarmee draagt de premie positief bij aan het resultaat. • Als gevolg van de toename van de levensverwachting is in 2010 een nieuwe AG-prognosetafel met hogere overlevingskansen uitgegeven. De actuariële analyse over 2011 is gebaseerd op deze veronderstellingen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
53
De overige resultaten worden voornamelijk veroorzaakt doordat de verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en de kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid. Ko s t e n d ek ken d e p rem ie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. De Pensioenwet maakt het mogelijk de benodigde premie te dempen. Dat betekent dat voor de vaststelling mag worden uitgegaan van een (gemiddeld) rendement en niet van de rentetermijnstructuur. Het bestuur heeft besloten vanaf 2011 van deze mogelijkheid gebruik te maken. Het rendement dat wordt gehanteerd bedraagt 4,9% en is gekoppeld aan de meest recent uitgevoerde continuïteitsanalyse en het herstelplan. De kostendekkende premie voor 2011 bedraagt € 139 miljoen (2010: € 167 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2011 bedraagt € 193 miljoen (2010: € 186 miljoen). De feitelijke premie was € 54 miljoen (2010: 19 miljoen) hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Het verschil tussen de feitelijke en de kostendekkende premie ontstaat vooral door de demping die wordt toegepast. Dit blijkt ook uit het volgende overzicht, waarin, naast de gedempte kostendekkende premie ook de benodigde premie op basis van de rentetermijnstructuur wordt getoond. In de volgende tabel is een overzicht van de (gedempte) kostendekkende premie opgenomen (bedragen X € 1.000)
2011
2011
2010
Kostendekkende premie
4,9%
RTS
RTS
102.869
145.440
118.864
6.786
8.166
9.950
- BPR/IPB premie
1.180
1.180
1.609
• opslag voor uitvoeringskosten:
4.094
5.413
4.877
• de risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij
5.539
6.762
7.617
18.943
26.460
24.495
0
0
0
139.411
193.421
167.411
192.993
192.993
185.668
• actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling:
- regulier - risicopremie overlijden 54
invaliditeit
• solvabiliteitsopslag: • actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling:
Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
• regulier • bijstorting Totaal feitelijke premie
0
0
0
192.993
192.993
185.668
De feitelijke premie bedraagt in 2011 € 193 miljoen tegen € 186 miljoen in 2010. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
7 Besturing en naleving wetgeving
7 .1 Alge me e n Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen cao-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7 .2 Bestu u rsa a n g e le g e n h e d e n In het kader van goed pensioenfondsbestuur is statutair bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid tot herbenoeming. Een bestuurslid kan maximaal voor één zittingstermijn herbenoemd worden, waarbij het bestuur een afwijkingsbevoegdheid heeft om in een uitzonderingssituatie een derde zittingstermijn toe te staan. Voorafgaand aan een herbenoeming vindt voor het periodiek aftreden van het bestuurslid, een evaluatie van het functioneren plaats door het bestuur. Met het oog op de continuïteit binnen het bestuur geeft het bestuur een zwaarwegend advies aan de benoemende partij om een zittend bestuurslid, na een positieve evaluatie, her te benoemen voor een tweede termijn. De statuten zijn op dit punt in 2012 gewijzigd. In 2011 is de samenstelling van het bestuur op een aantal punten gewijzigd. De heer A. Hazekamp was op 1 juli 2011 aan het einde van zijn zittingstermijn. Hij bekleedde een tijdelijke extra bestuurszetel welke was ontstaan bij de invoering van een rooster van aftreden. Deze bestuurszetel is thans komen te vervallen. De functie van secretaris is per genoemde datum overgenomen door de heer J.H. Sengers. De heer F.M. Koks heeft aangegeven voortijdig met zijn bestuurswerkzaamheden te willen stoppen. Zijn plaats als bestuurslid namens de (pre)pensioengerechtigden is per 1 juli 2011 overgenomen door de heer J.H.E. Paffen die voorheen plaatsvervangend bestuurslid was. De ontstane vacature voor een plaatsvervangend bestuurslid namens de (pre)pensioengerechtigden is ingevuld door de heer H. Rosing. Van DNB is 15 maart 2012 een instemmend besluit op de voorgenomen benoeming ontvangen. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren, evalueert het bestuur eenmaal per jaar of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Het bestuur heeft tijdens de bestuursvergadering op 29 en 30 november 2011 in besloten kring zichzelf individueel en collectief geëvalueerd.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
55
In het verslagjaar heeft het bestuur zes keer vergaderd. Naast de meer reguliere zaken die daarin passeerden, werd ruimte ingebouwd voor de inrichting van de governance, de financiële opzet van het fonds, het risicomanagement, de inrichting van het vermogensbeheer met een dynamische renteafdekking en ouderenmaatwerkregeling. Op de gebruikelijke pensioen- en beleggingsonderwerpen, die in de vergaderingen aan de orde zijn geweest, wordt nader ingegaan in de paragrafen Pensioenen en Beleggingen.
7 .3 Goed Pe n sio e n fo n d sb e st u u r Goed pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. De principes van goed pensioenfondsbestuur zijn verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Voor de inrichting van het Intern toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie die tenminste eens per drie jaar een visitatie uitvoert. In de tussenliggende jaren zal er minimaal één maal per jaar overleg met het bestuur van het pensioenfonds plaatsvinden. Ook zal de visitatiecommissie in de tussenliggende jaren op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen binnen het fonds. In 2010 heeft het bestuur besloten om de frequentie van de visitaties te verhogen naar eens per twee jaar. In het verslagjaar is een volledige visitatie uitgevoerd. Het bestuur heeft de aanbevelingen uit het visitatierapport besproken en beraadt zich over te nemen acties.
56
Met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan is, met in achtneming van hun specifieke taak, in het verslagjaar constructief overleg gevoerd. Met beide organen is besproken welke mogelijke gevolgen het wetsvoorstel versterking pensioenfonds besturen voor de inrichting van de governance van het fonds heeft. In 2010 waren bestuur en verantwoordingsorgaan tot de conclusie gekomen dat de personele unie tussen leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad onwenselijk is. Afgesproken is dat de bevindingen ten aanzien van de (gedeeltelijke) personele unie tussen de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en de wijze waarop werknemersleden van het verantwoordingsorgaan worden (her)benoemd niet worden doorgevoerd, omdat genoemd wetsvoorstel voorziet in het verdwijnen van het verantwoordingsorgaan. De aftredende leden van het verantwoordingsorgaan hebben zich, omwille van de continuïteit binnen het verantwoordingsorgaan, herbenoembaar gesteld. Naast deze organen vormen het bestuursbureau en de beleggingsadviescommissie belangrijke spelers binnen het pensioenfonds. Het bestuursbureau heeft als kerntaken de aansturing van de externe dienstverleners, de monitoring en controle (voortgang en kwaliteit) van hun activiteiten en het doen uitvoeren van het financieel- en vermogensbeheer. Ook functioneert het bestuursbureau als externe antenne ten behoeve van het bestuur en is het verantwoordelijk voor de bestuursondersteuning. De beleggingsadviescommissie bestaat uit bestuursleden en twee externe leden. De directeur van het bestuursbureau maakt qualitate qua deel uit van de beleggingsadviescommissie. De beleggingsadviescommissie heeft als taken: • de beleidsvoorbereiding ten behoeve van het bestuur; • het opzetten van het vermogensbeheer dat vervolgens via de coördinerend vermogensbeheerder wordt uitbesteed aan verschillende externe managers op basis van specialisme; • de operationele aansturing, monitoring en controle van de externe bij het vermogensbeheer betrokken partijen vindt plaats door de coördinerend vermogensbeheerder met toezicht door het bestuursbureau die daarover rapporteert aan de beleggingsadviescommissie.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Eind 2009 heeft het bestuur besloten om het aantal bestuurscommissies uit te breiden met een financiële commissie, een communicatie commissie en een juridische commissie. Enerzijds vanuit de overweging het bestuurlijk proces te bevorderen en anderzijds vanuit de optiek van professionalisering van het bestuur als geheel. De taken en mandaten van alle commissies zijn opnieuw beschreven en vastgesteld. De ondersteuning van de commissies vindt primair plaats vanuit het bestuursbureau. In het verslagjaar is het functioneren van de commissies geëvalueerd. De Financiële commissie heeft ondermeer als aandachtsgebied het Riskmanagement en is gestart met de update van de eerder uitgevoerde risicoanalyse. De Juridische commissie heeft in 2011 onder anderen het uitbestedingenbeleid en het compliance program uitgewerkt. Door de Communicatiecommissie zijn initiatieven ontplooid om de communicatie met de stakeholders verder te optimaliseren. Hiervoor heeft het bijvoorbeeld een nieuwe website voor het fonds ontwikkeld. Inhakend op de afspraak tussen cao-partijen om een studie te verrichten naar een toekomstbestendige en betaalbare pensioenregeling, heeft het bestuur een werkgroep ingesteld met als taak de betrokken partijen desgevraagd van informatie te voorzien en de uitvoerbaarheid van mogelijke oplossingen te toetsen. Gedurende het verslag jaar heeft de werkgroep een bevindingenrapportage uitgebracht en heeft het adviezen uitgebracht aangaande de financiering van het fonds. In de loop van 2011 zijn alle vacatures binnen de Commissie van Beroep ingevuld en zijn de openstaande beroepschriften afgehandeld. Uitspraak is gedaan in twee beroepsprocedures. 7.3.1
Deeln em ersraad
Het bestuur heeft in samenspraak met de deelnemersraad in het verslagjaar twee keer een overlegbijeenkomst georganiseerd. De belangrijkste thema’s die aan de orde zijn geweest en waarover advies is gevraagd, zijn: het jaarverslag, het pensioenreglement, de ABTN, de statuten, het jaarplan, de begroting en het herstelplan. De deelnemersraad heeft actief geparticipeerd in de zogenaamde klankbordgroep zoals genoemd in paragraaf 5.2. De deelnemersraad is acht maal bij elkaar geweest om over eerder genoemde onderwerpen te spreken. 7.3.2
Verslag van d e visit at iec ommissie
De visitatiecommissie heeft in de herfst van 2011 een visitatie uitgevoerd. Op 11 december 2011 heeft de commissie hierover gerapporteerd aan het bestuur. Als afronding van de visitatie heeft de visitatiecommissie het bevindingenrapport gepresenteerd aan het verantwoordingsorgaan en vragen van dit orgaan beantwoord. Hieronder zijn de voornaamste conclusies uit dit rapport weergegeven. • Het algemeen oordeel van de Visitatiecommissie is overwegend positief. Het functioneren van het fonds is duidelijk verbeterd sinds de vorige visitatie en verloopt naar tevredenheid. • De procedures en processen voor bestuur en beleid zijn in grote lijnen goed doordacht en verlopen naar behoren. Er zijn wel enkele punten die vragen om versterking, vooral op het gebied van bestuur, besluitvormingsproces, deskundigheid, zelfevaluatie en uitbesteding. Daarnaast verdient het aanbeveling de gekozen commissiestructuur zowel qua taakverdeling als qua functioneren te evalueren, vooral ook gezien de versterkte rol van het
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
57
bestuursbureau en de verbinding met TKP en Allianz. Ook wordt aanbevolen de rolverdeling tussen bestuursbureau en bestuur duidelijk vast te leggen en een evaluatiekader te scheppen voor de beoordeling van het functioneren van dit bureau en van andere partijen aan wie werkzaamheden worden uitbesteed. De visitatiecommissie adviseert het bestuur om het initiatief te nemen tot het opstellen van een eigen jaarplan. • Het in 2011 nieuw ingerichte vermogensbeheer is grotendeels volgens plan geïmplementeerd, maar dient nog wel afgerond en geëvalueerd te worden. Het selectieproces is goed gedocumenteerd en zorgvuldig verlopen. Het strategische beleggingsbeleid is echter vastgesteld zonder duidelijk vastgelegde motivatie voor de keuze. Ook in het algemeen verdient het expliciet motiveren van gemaakte keuzes meer aandacht, bijv. bij de keuze voor DSP, ESG en de toekomst van de illiquide portefeuille. • Ter aanvulling van het Pensioencontract moet een uitvoerbaar crisisplan worden opgesteld, vooral ook gezien het overeengekomen premieplafond. Het bestuur heeft dit inmiddels opgepakt. Het integrale risicomanagement, alsmede de risico’s op langere termijn zijn uitgebreid geanalyseerd maar de beheersingsmaatregelen kunnen beter uitgewerkt worden. Dit vraagt van het bestuur om duidelijke conclusies te trekken alsmede een bijbehorend beleid voor een goede beheersing. Dit is nog niet gereed. • Het communicatiebeleid heeft meer vorm gekregen de processen verlopen goed. Maar er dient meer aandacht te zijn voor de communicatie van de eventuele negatieve gevolgen van de aanwezige risico’s aan de deelnemers. Inmiddels is gebleken dat het bestuur dit punt heeft opgepakt. 7.3.3
Verslag van h et veran t wo o rdingsorgaan
St at u t aire o p d rach t Het bestuur van het pensioenfonds heeft in nauw overleg met de deelnemersraad een verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008.
58
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid en de genomen besluiten. De instelling, samenstelling en werkwijze van het verantwoordingsorgaan is vastgesteld in de statuten van het fonds. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Ve ran t woo rd in g en wer k wijz e Als verantwoordingsorgaan doen wij verslag over het boekjaar 2011. In 2011 is het verantwoordingsorgaan meerdere malen bijeengekomen en heeft met het Bestuur overlegd. Onderwerp van gesprek waren o.a.: het jaarverslag 2010, governance van het fonds, een nieuw herstelplan, het communicatiejaarplan 2012 en het jaarplan 2012.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
B ev in d i n gen en aan d ach t s p u n t en • Het verbeteren van de governance-structuur krijgt de nodige aandacht. Wij adviseren de komende tijd hier voortvarend mee door te gaan. • De beleggingsresultaten komen overeen met de benchmark, dit in tegenstelling tot de resultaten op Individueel Pensioenbeleggen. Deze resultaten blijven duidelijk achter op het belegde vermogen voor risico van het pensioenfonds. Wij adviseren in het kader van de zorgplicht voor Individueel Pensioenbeleggen de keuze van de fondsen waarin belegd wordt kritisch te beoordelen opdat vergelijkbare resultaten op de asset-categorieën kunnen worden behaald als de beleggingen voor risico van het pensioenfonds. • Wij hebben vernomen dat het bestuur een plan van aanpak op de bevindingen van de visitatiecommissie heeft besproken. Wij adviseren hieraan voortvarend uitvoering te geven. • Wij hebben kennisgenomen van de op de toekomst gerichte informatie met betrekking tot het niet korten van de pensioenopbouw in 2012 en het gebruik maken van de adempauzeregeling van DNB. Dit laatste zou kunnen leiden tot besluiten met een onevenredige verdeling van de lasten over de verschillende belanghebbende partijen. Als dit zich gaat voordoen dan adviseren wij het bestuur in overleg met de deelnemersraad te treden. O o rd e e l Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Amsterdam, 19 april 2012 B. van Eunen F. van Galen RA H.W.J. de Groot RA Ing. M. Passieux Drs. P. Ploegsma MBA A.J. Slootweg R e ac t ie b est u u r o p verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft met instemming kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan en neemt de adviezen ter harte.
59
Met betrekking tot het advies over de resultaten van het Individueel Pensioenbeleggen, merkt het bestuur op dat deze beleggingen indertijd bewust ondergebracht zijn in de fondsen van TKPI. In de loop van 2012 zullen deze beleggingen in het kader van de zorgplicht aan een kritische beoordeling worden onderworpen.
7 .4 In fo r ma t ie va n u it t o e zich t va n D N B e n A F M In 2011 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. In het verslagjaar heeft het bestuur gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een nieuw herstelplan in te dienen die beter aansluit bij de gewijzigde inrichting van het vermogensbeheer en voorziet in de mogelijkheid om pensioenaanspraken te korten. Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht houden op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen geïmplementeerd. Tevens is een profielwijzer op de website geplaatst die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van het beleggen in de Life Cycle. AFM heeft het pensioenfonds verzocht deel te nemen aan het self assessment 2011. De resultaten zijn besproken door het bestuur. DNB heeft een materiële toetsing van de fondsdocumenten uitgevoerd. De geplaatste opmerkingen zijn door het fonds overgenomen. Het bestuur heeft in 2011 een dialoog gevoerd met DNB over de door het bestuur ingevoerde dynamische risicostrategie (DSP). Deze dialoog wordt in 2012 voortgezet en zal naar de stellige overtuiging van het bestuur op bevredigende wijze worden afgerond.
7 .5 Desku n d ig h e id s- e n in t e g r it e i t s t o e t s e n o pl e i d i ng DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd.
60
Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante, nieuwe pensioenontwikkelingen en bestuursleden hebben (vervolg)cursussen, seminars en themabijeenkomsten bijgewoond. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar van 2011 zijn onder anderen de pensioenactualiteiten, de arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het pensioenakkoord, de multiopf, communicatie en de gevolgen van een nieuw pensioencontract voor het balansmanagement behandeld. Zowel bestuursleden, leden van de deelnemersraad en leden van het verantwoordingsorgaan hebben aan dit seminar deelgenomen. Verder heeft het bestuur een aanvang gemaakt met de uitwerking en implementatie van de beleidsregel deskundigheid van DNB. Aan de hand van een deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen is gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook als individuele bestuursleden, voldoen aan te stellen eisen aan een goed pensioenfondsbestuurder. Het bestuur is van mening dat zij voldoende deskundig is om haar taken adequaat uit te voeren. Het bestuur is zich er van bewust dat op dit punt er sprake zal moeten zijn van permanente educatie. Bestuursleden worden gefaciliteerd om hun taak goed te vervullen. Bestuursleden in dienst van UWV zijn, voor wat betreft de activiteiten voor het pensioenfonds, deels vrijgesteld van de eigen taken. Kosten in verband met hun werkzaamheden ten behoeve van het pensioenfonds kunnen worden gedeclareerd. Het bestuur heeft het voornemen om vacatiegelden toe te kennen aan bestuursleden.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
7 .6 Gedra g sco d e Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van alle belanghebbenden en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan vallen onder de werking van de gedragscode en ondertekenen deze. Het fonds heeft een compliance officer. De gedragscodes zijn aangepast aan de modelgedragscode die door de pensioenkoepels wordt aanbevolen. De uitvoeringsorganisatie hanteert een gedragscode die gelijkwaardig is.
7 .7 Commissie va n B e ro e p Het pensioenfonds heeft een Commissie van Beroep (CvB) ingericht. Aanspraakgerechtigden op pensioen en pensioengerechtigden (belanghebbenden) kunnen zich tot deze commissie wenden indien zij het niet eens zijn met een besluit van het pensioenfonds over de uitvoering van de statuten of pensioenreglementen. Voor de procedure gelden nadere regels die zijn vastgelegd in het reglement van de Commissie van Beroep. De CvB bestaat uit drie leden waarvan een wordt benoemd door de werkgever UWV en een door de vakverenigingen die zijn betrokken bij de cao. Beide leden wijzen in gezamenlijk overleg een voorzitter aan. De vacatures binnen de commissie die door het vertrek van de vorige leden van de commissie waren ontstaan, zijn in het verslagjaar opgevuld. De commissie heeft zodoende in het verslagjaar uitspraak gedaan in twee geschillen die eerder door belanghebbenden waren voorgelegd. Het eerste beroep waarin door de CvB uitspraak is gedaan was gericht tegen een besluit van het fonds de pensioenopbouw tijdens de periode van VUT/ouderenregeling met terugwerkende kracht tot moment van aanvang te verlagen. Nu de opbouw al langere tijd plaats vond volgens een hoger percentage en het fonds deze opbouw ook enige malen aan haar had bevestigd, was belanghebbende van mening dat het fonds deze correctie niet kon uitvoeren. De juistheid van de door het fonds uitgevoerde correctie vormde – gezien het pensioenreglement – geen punt van geschil. De CvB heeft het beroep van belanghebbende afgewezen. De CvB heeft hierbij onder meer overwogen dat gezien overige voor belanghebbende beschikbare informatie over de pensioenopbouw tijdens de periode van VUT/ouderenregeling, zij reden had om te twijfelen aan de juistheid van het oorspronkelijke opbouwpercentage. Daarnaast was de schade die belanghebbende als gevolg van de correctie stelde te zullen lijden volgens de CvB onvoldoende specifiek gemaakt om bij zijn oordeelsvorming te betrekken. Tot slot heeft de CvB bij zijn oordeel gewicht toegekend aan het voorbehoud dat was opgenomen op de informatie die over het onjuiste opbouwpercentage aan belanghebbende is verstrekt. Het tweede beroep waarin door de CvB uitspraak is gedaan was gericht tegen een besluit tot terugvordering van een aan belanghebbende teveel betaald arbeidsongeschiktheidspensioen. De terugvordering hield verband met een verlaging met terugwerkende kracht van de mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV. Nu het pensioenreglement van het fonds de hoogte van het betreffende pensioen afhankelijk stelt van de mate van arbeidsongeschiktheid heeft
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
61
het fonds het arbeidsongeschiktheidspensioen van belanghebbende dienovereenkomstig met terugwerkende kracht verlaagd. Belanghebbende was onder meer van mening dat het fonds niet tot terugvordering van het (totale) teveel betaalde pensioen kon overgaan omdat hij op basis van door het fonds verstrekte informatie er op had mogen vertrouwen dat de aanpassing van zijn mate van arbeidsongeschiktheid met terugwerkende kracht door het UWV geen gevolgen zou hebben voor de hoogte van zijn arbeidsongeschiktheidspensioen. Voorts achtte hij een terugvordering van het gehele bedrag niet redelijk nu hij in zijn uitgavenpatroon daarmee geen rekening had gehouden. De CvB heeft het beroep van belanghebbende afgewezen. Het beroep op opgewekt vertrouwen was naar mening van de CvB onvoldoende onderbouwd nu belanghebbende geen specifieke informatie kon overleggen die aanleiding had moeten vormen voor het door hem gestelde vertrouwen. Evenmin zag de CvB reden om de ingestelde terugvordering te matigen. Het UWV had voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van belanghebbende, de uitbetaling van zijn wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering reeds langere tijd opgeschort. Naar mening van de Commissie had deze omstandigheid voor belanghebbende een aanwijzing moeten vormen dat zich ook wijzigingen zouden kunnen voordoen in zijn arbeidsongeschiktheidspensioen dat hij van het fonds ontving.
7 .8 Comp lia n ce me t we t - e n re g e l g ev i ng
62
Het pensioenfonds heeft in december 2010 mr. G.L. van Duijvendijk tot compliance officer benoemd. In het verslagjaar is een nieuwe taakomschrijving van de compliance officer vastgesteld door het bestuur. Het pensioenfonds heeft tevens de gedragscode geactualiseerd vastgesteld. Hierbij is rekening gehouden met het bepaalde in de modelgedragscode die door de pensioenkoepels wordt aanbevolen. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van alle zogenaamde verbonden personen en aan het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een verbonden persoon moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De leden van het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, de visitatiecommissie, de adviseurs van de beleggingscommissie, de medewerkers van het bestuursbureau en de compliance officer worden aangemerkt als verbonden persoon en vallen onder de werking van de gedragscode en ondertekenen deze jaarlijks. De uitvoeringsorganisatie hanteert een gedragscode die gelijkwaardig is. De compliance officer houdt een overzicht bij aan welke derden het pensioenfonds werkzaamheden uitbesteed. Over het verslagjaar heeft de compliance officer verslag uitgebracht. Hij heeft geen bijzonderheden gerapporteerd. Voor zover de compliance officer heeft kunnen constateren ziet het bestuur op correcte wijze toe op naleving van wet- en regelgeving, zoals deze wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie.
7 .9 Organisa t ie e n u it vo e r in g Het bestuur heeft als beleid om alle uitvoerende activiteiten op het gebied van pensioenbeheer en vermogensbeheer uit te besteden aan professionele partijen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De uitvoering van het pensioenbeheer heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP), een onderdeel van AEGON Nederland NV. De uitvoering behelst het administreren en uitbetalen van pensioenen, bestuursondersteuning en de advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal en actuarieel terrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. De uitvoering van het vermogensbeheer heeft het bestuur volledig uitbesteed aan diverse vermogensbeheerders. De administratie ter zake wordt uitgevoerd door BNYMellon als custodian. Allianz Global Investors is aangesteld als coördinerend vermogensbeheerder. Voor de beleidsvoorbereiding en de aansturing en coördinatie van de uitvoering, wordt het bestuur ondersteund door een bestuursbureau.
7 .1 0 Sta t u t e nw ijzig in g In 2011 is besloten om tot aanpassing van de statuten. De wijzigingen, voortkomend uit de materiele toetsing door DNB, zijn begin 2012 verwerkt.
63
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
8 Verwachte gang van zaken
De uitvoering en evaluatie van het herstelplan, de invoering van een integraal risicomanagementbeleid, waaronder het vaststellen van een crisisplan, en de heroverweging van de governance-structuur van het fonds zijn onderwerpen die in 2012 bijzondere aandacht zullen krijgen. Ve r mo g e nsb eh eer In overleg met de integraal externe vermogensbeheerder Allianz Global Investors zal in 2012 verdere invulling worden gegeven aan de alternatieve beleggingsportefeuille en aan maatregelen om het fonds te beschermen tegen het inflatierisico. B e s t u u rs s am en st ellin g Per 1 juli 2012 treedt de heer J.J.A. Hylkema af als voorzitter van het fonds vanwege zijn vertrek bij UWV. In zijn opvolging zal in nauw overleg met de Raad van Bestuur van UWV worden voorzien.
64
M aat re g elen h erst elp lan In 2012 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het fonds geldende herstelplan met de daarin opgenomen maatregel om de opbouw van nieuw op te bouwen aanspraken te korten. In aansluiting op het genomen bestuursbesluit om deze korting toe te passen zal de hoogte daarvan worden vastgesteld op basis de mate waarin de kostendekkende premie de feitelijke premie overstijgt. Naar de stand per 1 april 2012 heeft het bestuur aan de hand van het door cao-partijen overeengekomen onderhandelingsakkoord over structurele aanpassing van de pensioenregeling, het besluit tot korting heroverwogen en besloten daaraan geen uitvoering te geven. Daarmee samenhangend is dat het bestuur gebruik wil maken van de ruimte die de toezichthouder DNB biedt om voor 2012 een premie te accepteren die niet bijdraagt aan herstel. Eval u at ie Dyn am isc h Fin an c ier in g Systeem In samenhang met wijzigingen in de pensioenovereenkomst, zal gekeken worden naar een daarbij passende wijze van financiering zodat naar de toekomst sprake zal zijn van een consistent geheel. I n vo rd e r i n g b ro n b elast in g In 2012 worden uitkomsten verwacht van een in 2011 gestart onderzoek onder leiding van een extern accountantsbureau, naar nog terug te vorderen dividendbelasting op buitenlandse beleggingen over afgelopen jaren. Vo rd e r in g p en sio en p rem ie van u it het V UT-fonds Eind 2011 is komen vast te staan dat het werknemersdeel van de pensioenpremie van deelnemers die een uitkering uit het VUT-fonds ontvangen, niet aan het pensioenfonds is afgedragen. Daarop heeft het pensioenfonds deze premie ad € 7,3 miljoen alsnog gevorderd. De afwikkeling daarvan zal in 2012 beslag krijgen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Ve ran t wo o rd in gso rgaan Naast de bespreking van dit jaarverslag zal met het verantwoordingsorgaan overleg worden gevoerd over de beleidsvoornemens 2013 en mogelijke aanpassingen die in het governancemodel aan de orde komen. Amsterdam, 19 april 2012 Mr. drs. J.J.A. Hylkema, voorzitter J. de Kat BA CPC T.H.J. Keunen A.W.M. Kok, plaatsvervangend secretaris Dr. J.A.M. de Kruijf J.H.E. Paffen Drs. J.H.M. van Raak Drs. ing. J.H. Sengers, secretaris Drs. Th.J.G.J. Wentink, plaatsvervangend voorzitter
65
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Jaarrekening
9 Jaarrekening
9 .1 Balans (n a b e st e mmin g va n h e t s a l d o va n ba t e n e n l a s t e n) Bedragen x € 1.000
31-12-2011
31-12-2010
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds
[1]
4.488.083
4.034.966
Beleggingen voor risico deelnemers
[2]
13.127
12.303
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
[3]
59.240
68.374
Vorderingen en overlopende activa
[4]
6.329
470
Overige activa
[5]
135.759
62.889
4.702.538
4.179.002
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves
[6]
17.458
200.492
Technische voorzieningen
[7]
4.593.807
3.857.972
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[8]
13.127
12.303
Derivaten
[9]
35.393
57.851
Langlopende schulden
[10]
33.254
36.277
Overige schulden en overlopende passiva
[11]
9.499
14.107
4.702.538
4.179.002
TOTAAL PASSIVA
68
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de specificaties posten van de balans vanaf pagina 76.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
9 .2 Staa t va n b a t e n e n la st e n Bedragen x € 1.000
2011
2010
BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
[12]
192.772
185.424
Premiebijdragen voor risico deelnemers
[13]
221
244
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
[14]
464.648
367.255
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
[15]
36
632
Herverzekeringscontract
[16]
8.114
10.332
Overige baten
[17]
883
158
666.674
564.045
Totaal baten LASTEN Pensioenuitkeringen
[18]
105.859
99.156
Pensioenuitvoeringskosten
[19]
4.478
4.282
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
[20]
743.316
558.628
- Pensioenopbouw
140.520
122.430
- Toeslagverlening
-224
-794
- Rentetoevoeging -
Wijziging marktrente
- Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten -
Wijziging grondslagen
- Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, herverzekerd deel
49.764
42.604
618.640
350.438
4.481
72
-100.813
-93.017
0
107.950
30.948
29.035
[21]
824
2.140
[22]
-9.134
-1.024
Mutatie overige technische voorzieningen
[23]
1.653
-1.197
Saldo overdrachten van rechten
[24]
-6.574
1.506
Herverzekeringscontract
[25]
9.134
1.024
Overige lasten
[26]
152
267
849.708
664.782
-183.034
-100.737
Totaal lasten Resultaat [.]
de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de Staat van baten en lasten vanaf pagina 93
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
69
9 .3 Kasstro o move r zich t Bedragen x € 1.000
2011
2010
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen en koopsommen
180.160
186.219
13.873
7.060
8.379
9.084
202.412
202.363
Pensioenuitkeringen
105.663
99.624
Waardeoverdrachten
7.299
8.567
Pensioenuitvoeringskosten
5.151
4.841
118.113
113.032
Waardeovernames Herverzekeringscontract en overige baten
Uitgaven
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
84.299
89.331
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
146.734
162.219
9.278.757
1.780.262
9.425.491
1.942.481
9.422.046
1.989.447
14.208
9.881
9.436.254
1.999.328
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten vermogensbeheer
70
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-10.763
-56.847
Saldo van ontvangsten en uitgaven
73.536
32.484
Liquide middelen primo boekjaar
65.042
32.558
Liquide middelen ultimo boekjaar
138.578
65.042
135.759
62.889
2.819
2.153
waarvan: voor risico pensioenfonds voor risico deelnemers
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
9 .4 Toelich t in g o p d e ja a r re ke n i ng 9.4.1
Bep alin gen wet - en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. In augustus 2009 is artikel 146 van de Pensioenwet gewijzigd, waardoor volgens de Pensioenwet een herwaarderingsreserve, zoals genoemd in artikel 390 van Titel 9 Boek 2 BW, niet langer van toepassing is. De herwaarderingsreserve heeft betrekking op ongerealiseerde waardevermeerderingen van (financiële) activa zonder een frequente marktnotering. 9.4.2
Waard er in gs - en b ereken ingsgrondslagen
De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde. Sc h at t i n gen en vero n d erst ellin gen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. 71
Sc h at t i n gs wijz igin g over levin gskansen Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebruik gemaakt van de nieuwe AG-generatietafel 2010-2060. De sterftekansen zijn vervolgens aangepast met de ervaringssterfte zoals bepaald door het Centrum Voor Verzekeringsstatistiek. Ten opzichte van 2010 zijn de sterftegrondslagen niet aangepast. O p n ame van ac t ief , ver p lich t in g, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Sal d e r in g Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Ve r we r k in g van waard everan d er in gen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vre e md e valu t a De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. 72
De koersen van de belangrijkste valuta per 31 december zijn:
2011
Gemiddelde 2011
2010
Gemiddelde 2010
USD
0,77033
0,71319
0,74541
0,75789
GBP
1,19717
1,14950
1,16705
1,16879
JPN
0,01001
0,00899
0,00919
0,00871
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. A l g e me e n b eleggin gen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. A an d e l en De in de onderliggende fondsen begrepen aandelen, converteerbare obligaties en commodities zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Vas t re n t en d e waard en De vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen beurswaarde per balansdatum. Leningen op schuldbekentenis en hypotheken worden gewaardeerd tegen benaderde marktwaarde, berekend op de contante waarde van de toekomstige kasstromen volgens de actuele rentetermijnstructuur, rekening houdend met het risicoprofiel van de leningen. Vas t g o e d b eleggin gen Vastgoedbeleggingen zijn belangen in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen en direct onroerend goed. De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen beurswaarde per balansdatum, de niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen tegen nettovermogenswaarde. Voor direct onroerend goed wordt gewerkt met jaarlijkse taxaties volgens marktwaarde. D e r ivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Derivaten worden gebruikt om posities op verschillende liquide financiële markten (aandelen, vastrentende waarden en grondstoffen) in te nemen, als alternatief voor het innemen van posities door middel van primaire instrumenten. Over het algemeen neemt het pensioenfonds posities in over de verschillende beleggingscategorieën (bijvoorbeeld aandelen versus obligaties) en wordt door de beleggingsfondsen posities ingenomen binnen de beleggingscategorieën (bijvoorbeeld Amerikaanse versus Europese markten). O ve r ig e b eleggin gen Overige beleggingen zijn: · grondstoffen; · money market instruments. 73
Grondstoffen betreft aandelen (commodities) en deze zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Money market instruments zijn de in het onderliggende fonds opgenomen geldmiddelen en posities in derivaten, gewaardeerd op marktwaarde. L iq u id e m id d elen Dit betreft uitgezette en opgenomen deposito’s en callgeld, alsmede direct opeisbare tegoeden in rekening-courant bij banken. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. H e r ve r z eker in gsd eel t ech n is c h e voorzieningen Dit betreft de vordering op herverzekeraars inzake de herverzekerde rechten en deze wordt bepaald op dezelfde actuariële grondslagen als de voorziening voor risico pensioenfonds. Vorig jaar werd de geactiveerde voorziening herverzekering nog afgewaardeerd in verband met het kredietrisico van de herverzekeraar. De afwaardering was gelijk aan 50% van de credit spread vermenigvuldigd met de duration van de pensioenverplichtingen vermenigvuldigd met de technische voorziening herverzekeraar. Volgend het besluit van 17 september 2010 van de Minister van Werkgelegenheid en Sociale zaken, wordt de afslag niet langer toegepast. Daarmee lopen de voorziening en de geactiveerde tegenhanger weer synchroom.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Vo rd e r in gen en ko r t lo p en d e sc h u lden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. St ic h t in gs kap it aal en reser ves Stichtingkapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het fonds. Deze worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorzieningen pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen Algemene reserve Voor de algemene reserve zijn het minimaal vereist vermogen, het vereist eigen vermogen en het gewenst eigen vermogen, zoals gedefinieerd in de ABTN, van belang. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 104,2% van de voorziening pensioenverplichtingen waarop de voorziening voor spaarkapitalen in mindering is gebracht. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het weerstandsvermogen na één jaar negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van DNB. Gewenst eigen vermogen Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Vo o r z ie n in g p en sio en ver p lic h t in gen Dit betreft de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds herverzekerd, de overige technische voorzieningen alsmede de voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers.
74
Pe n s i o e n ver p l ich tin gen voor r isico pens ioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bij de berekening van de voorziening voor risico pensioenfonds zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Is berekend op basis van de rentetermijnstructuur per balansdatum; * • Prognosetafels: AG prognosetafels 2010-2060 zonder leeftijdsterugstelling, rekeninghoudende met ervaringssterfte; • De mannelijke partner wordt 3 jaar ouder verondersteld dan zijn vrouwelijke partner; • Een opslag van 3%, waarvan 2% voor administratiekosten en 1% voor excassokosten; • Voor de salarissen is uitgegaan van de situatie per balansdatum; • Bij arbeidsongeschiktheid is geen rekening gehouden met revalidatiekansen; • Onvoorwaardelijke toeslagverlening van ‘ex-Cadans’ medewerkers is verwerkt in de voorziening; • Toeslagen per 1 januari volgend jaar (2012: nihil) zijn verwerkt in de voorziening. * Rekenrente: De rekenrente wordt bepaald conform de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Pe n s io en ver p lich t in gen vo o r r is ico pensioenfonds, herverzekerd deel De voorziening herverzekerd heeft betrekking op de elders verzekerde rechten en wordt bepaald op dezelfde actuariële grondslagen als de voorziening voor risico pensioenfonds. O ve r ig e t ech n is c h e vo o r zien in gen In deze voorziening wordt geacht te zijn inbegrepen de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Met betrekking tot deze laatste categorie wordt de verplichting gelijk gesteld aan twee maal de in 2011 ontvangen risicopremie voor arbeidsongeschiktheid, vermeerderd met de in de kostendekkende premie opgenomen risicopremie ter dekking van vrijstelling van premie bij arbeidsongeschiktheid. Vo o r z ien in g p en sio en ver p lic h t in gen voor risico deelnemers Betreft de verplichtingen uit hoofde van het Individueel Pensioenbeleggen. Hierbij ligt het beleggingsrisico bij de deelnemers. De verplichtingen worden gewaardeerd conform de beleggingen op actuele waarde. R e s u l t a at b ep alin g De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. O p b re ngst en u it b eleggin gen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Kas s t roo m over zic h t Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
75
9.4.3
To elich t in g o p d e b alan s
AC T I VA Bedragen x € 1.000
2011
2010
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen
787.674
1.031.853
2.749.323
2.236.696
Vastgoed
328.065
328.415
Derivaten (debet)
347.690
213.907
Overige beleggingen
275.331
224.095
4.488.083
4.034.966
Vastrentende waarden
Totaal
Aandelen 1.031.853
936.943
Aankopen
Stand begin boekjaar
2.037.791
146.672
Verkopen
-2.097.020
-185.668
Beurs- en valutakoersverschillen
-184.950
133.906
Stand einde boekjaar
787.674
1.031.853
693.655
602.309
Aandelen, indirect (participaties aandelenfondsen)
48.100
330.972
Converteerbare obligaties (hedgefund global convertibles)
45.919
98.572
2.236.696
1.932.853
Aankopen
7.312.476
1.600.620
Verkopen
-6.911.500
-1.316.311
111.651
19.534
2.749.323
2.236.696
2.462.571
1.986.523
Waarvan: Aandelen, direct
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar
76
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Obligaties Onderhandse leningen
37.474
12.826
Hypothecaire leningen
249.278
237.347
Vastgoed Stand begin boekjaar
328.415
387.666
Aankopen
64.798
181.218
Verkopen
-45.364
-232.994
Beurs- en valutakoersverschillen
-19.784
-7.475
328.065
328.415
16.326
5.635
Stand einde boekjaar Waarvan: Beursgenoteerde OG-fondsen
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Participaties niet-beursgenoteerde OG-fondsen Direct onroerend goed
233.842
243.287
77.897
79.493
213.907
142.992
124.466
10.965
Derivaten Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen
-98.932
-9.450
Beurs- en valutakoersverschillen
108.249
69.400
347.690
213.907
0
271
343.613
211.764
4.077
1.872
Stand einde boekjaar Betreft: Futures Rente-afdekkingsinstrumenten (rente swaps) Kredietderivaten (Credit default swaps)
De renteswapcontracten hebben variërende looptijden met een vervaldatum lopend van 15-8-2031 tot 15-9-2061. De kredietderivatencontracten hebben een looptijd tot 20-12-2016 Overige beleggingen Stand begin boekjaar
224.095
171.002
Aankopen
1.460.470
1.341.607
Verkopen
-1.413.369
-1.298.819
4.135
10.305
275.331
224.095
192.942
150.026
82.389
74.069
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Betreft: Money Market Instruments Grondstoffen
Onderdeel van de money market instruments is het gestelde collataral inzake de securities lending; de marktwaarde van de uitgeleende effecten bedraagt € 18,8 miljoen (2010; € 16,9 miljoen). Het gestelde collateral hiervoor bedraagt € 19,3 miljoen (2010 €17,3 miljoen). De waarde van het gestelde collateral is € 16,1 miljoen (2010 € 13,7 miljoen).
Verloopstaten beleggingen Onder de verkopen zijn opgenomen de gerealiseerde beurs- en valutakoersverschillen bij verkoop. M e t h o diek b ep alin g m ar k t waard e Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
77
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Bedragen x € 1.000
Marktmodellen
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Per 31 dec 2011 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Derivaten activa
695.135 2.462.571 16.326 -
Derivaten passiva Overige beleggingen
3.174.032 Per 31 dec 2010 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Derivaten activa Derivaten passiva Overige beleggingen
78
Totaal
92.539 286.752 347.690
Waarderingsmodellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata 311.739 -
787.674 2.749.323 328.065 347.690
-35.393 275.331
-
-35.393 275.331
966.919
311.739
4.452.690
602.309 1.986.522 5.635 -
429.544 250.174 213.907 -57.851 224.095
322.780 -
1.031.853 2.236.696 328.415 213.907 -57.851 224.095
2.594.466
1.059.869
322.780
3.977.115
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. De belangrijkste waarderingsmodellen en –technieken die gehanteerd zijn bij het schatten van de reële waarde zijn: • De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de reële waarde.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bedragen x € 1.000
2011
2010
Aandelen
4.535
4.514
Vastrentende waarden
5.773
5.636
Liquide middelen
2.819
2.153
13.127
12.303
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
Totaal Aandelen Stand begin boekjaar
4.514
3.799
Aankopen
885
892
Verkopen
-444
-737
Beurs- en valutakoersverschillen
-420
560
4.535
4.514
Stand einde boekjaar Vastrentende waarden Stand begin boekjaar
5.636
4.424
Aankopen
507
6.309
Verkopen
-765
-4.742
395
-355
5.773
5.636
2.153
1.940
642
204
24
9
Stand einde boekjaar
2.819
2.153
Bedragen x € 1.000
2011
2010
68.374
67.998
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Liquide middelen Stand begin boekjaar Aan- en verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
[3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar exclusief afwaardering Vrijval afwaardering vordering i.v.m. kredietrisico Stand einde boekjaar
79 -9.134
-1.024
59.240
66.974
-
1.400
59.240
68.374
In 2010 is de afwaardering vordering per 31 december 2009 in verband met kredietrisico herverzekeraar ad € 1,4 miljoen komen te vervallen en is het betreffende bedrag ten gunste van baten en lasten 2010 vrijgenomen. Bedragen x € 1.000
2011
2010
-
150
[4] Vorderingen en overlopende actica VUT-fonds UWV, premieafrekening 2010 VUT-fonds UWV, herziene premieafrekening 2006-2010 Overlopende renten banken rekening-courant
6.036
-
181
172
Overig
112
148
Totaal
6.329
470
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bedragen x € 1.000
2011
2010
121.420
22.358
14.339
40.531
135.759
62.889
2011
2010
Stand begin boekjaar
200.492
301.229
Resultaat boekjaar
-183.034
-100.737
17.458
200.492
[5] Liquide middelen Liquiditeiten vermogensbeheer, incl. pending trades Banken, rekening-courant Totaal De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds
PA SSI VA Bedragen x € 1.000 [6] Stichtingskapitaal en reserves
Stand einde boekjaar
De dekkingsgraad van het pensioenfonds per 31 december 2011 bedraagt 100,4%, zodat er sprake is van een dekkingstekort. Eveneens is er sprake van een reservetekort, aangezien de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad van 110,9%. In het nieuwe herstelplan wordt voor eind 2011 een dekkingsgraad verwacht van 101,0%. Het pensioenfonds loopt derhalve licht achter op het herstelpad. Voor een nadere toelichting op de ontwikkelingen herstelplan wordt verwezen naar pagina 19. Bedragen x € 1.000
2011
2010
4.525.297
3.781.981
59.240
68.374
9.270
7.617
4.593.807
3.857.972
2011
2010
[7] Technische voorzieningen Voorzieningen voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Voorzieningen voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, herverzekerd deel Overige technische voorzieningen Totaal 80 Bedragen x € 1.000 Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar
3.781.981
3.223.353
Pensioenopbouw
140.520
122.430
Toeslagverlening
-224
-795
Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging grondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
49.764
42.603
618.640
350.348
4.481
72
-100.813
-93.017
0
107.950
30.948
29.035
4.525.297
3.781.981
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,93% (2010: 3,79%).
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bedragen x € 1.000 Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, herverzekerd deel Stand begin boekjaar Pensioenopbouw
2011
2010
68.374
69.398
0
0
Toeslagverlening
0
0
Rentetoevoeging
735
791
Wijziging marktrente
3.425
2.992
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-5.962
0
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten
-8.207
-8.878
Wijziging grondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
0
3.084
875
987
59.240
68.374
De voorziening voor pensioenverplichtingen inclusief het herverzekerd deel en inclusief de overige technische voorzieningen, is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Bedragen x € 1.000
2011
2010
Actieve deelnemers
2.785.974
2.349.976
Pensioengerechtigden
1.297.342
1.079.244
Gewezen deelnemers
510.491
428.752
4.593.807
3.857.972
2011
2010
Stand begin boekjaar
7.617
8.814
Onttrekking resp. toevoeging voorziening
1.653
-1.197
Stand einde boekjaar
9.270
7.617
Totaal
Bedragen x € 1.000 Overige technische voorzieningen
Dit betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening heeft overwegend een langlopend karakter. Ko r t e b es c h r ijvin g p en s io en regeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. To e s l ag ver len in g De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de lonen voor de actieve deelnemers en aan de ontwikkeling van de prijzen voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. I n h aal to eslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen in het verleden niet toegekende toeslagen alsnog worden toegekend; in beginsel over een periode van drie jaar. Er is geen recht op deze toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst deze toeslagen alsnog kunnen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
81
Er is een dekkingsgraad groter dan het vereist eigen vermogen (10,9%) vereist om in het verleden niet toegekende toeslagen te kunnen toekennen. Dat is in de komende jaren niet te verwachten. Hieronder wordt een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Vermeld zijn de geldende parameters en toegekende toeslagen per 1 januari van elk jaar; tussen haakjes staan de percentages die horen bij een toeslag van 80%: Actieven
Uitkeringen en premievrije aanspraken
cao
80%-ambitie
Verleende Toeslag
CPI afgeleid
80%-ambitie
Verleende Toeslag
2009
2,6%
2,08%
0,0%
2,82%
2,26%
0,0%
2010
2,6%
2,08%
0,2%
0,07%
0,06%
0,0%
2011
1,2%
0,96%
0,0%
1,35%
1,08%
0,0%
2012
0,0%
0,0%
0,0%
2,47%
1,98%
0,0%
In termen van in te halen toeslagen staat er alsdan open op basis van 80% ambitie voor: • de actieve deelnemers: 2,86% (1,0188x1,0096x1,0) • de uitkeringen en premievrije aanspraken: 3,14% (1,0006x1,0108x1,0198) Bedragen x € 1.000
2011
2010
12.303
10.163
1.371
1.534
-547
606
13.127
12.303
2011
2010
57.851
18.593
[8] Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Storting in de IPB-Life Cycle portefeuille ten behoeve van de VPL-overgangsregeling Overige mutaties boekjaar Stand einde boekjaar
Bedragen x € 1.000 [9] Derivaten (credit) 82
Stand begin boekjaar Aankopen
12.870.868
11.415.188
Verkopen
-12.926.098
-11.360.254
Beurs- en valutakoersverschillen
32.772
-15.676
Stand einde boekjaar
35.393
57.851
29.517
2.891
Betreft: Valutatermijncontracten (FX-deals) Swap collaterals
0
54.960
Futures aandelen
2.777
0
Futures vastrentende waarden
3.099
0
De futureposities per 31 december 2011 expireren in januari en maart 2012.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bedragen x € 1.000
2011
2010
Stand begin boekjaar
36.277
39.300
Vrijval jaarlaag ten gunste van koopsommen 2011 respectievelijk 2010
-3.023
-3.023
33.254
36.277
[10] Langlopende schulden
Stand einde boekjaar
Dit betreft de in 2009 ontvangen koopsom ter affinanciering van de voorwaardelijke toezeggingen uit hoofde van de VPL-wetgeving voor de personeelsgroep ex-CWI. De koopsom wordt in de periode 2009-2022 in 14 jaarlijkse bedragen ad circa € 3 miljoen ten gunste van de baten en lasten (koopsommen) afgeboekt. Bedragen x € 1.000
2011
2010
Premie werkgever, afrekening boekjaar 2011 c.q. 2010
1.120
5.665
Afdracht loonheffing
2.001
1.814
Afwikkeling Sigma security lending program 2008/2009
3.060
3.278
Naheffing BTW-verleggingsregeling kosten vermogensbeheer
1.270
699
Overige schulden en overlopende posten
2.048
2.651
Totaal einde boekjaar
9.499
14.107
[11] Overige schulden en overlopende passiva
9.4.3.1
Ris ic o b eh eer en d er ivat en
So l vab ilit eit sr isic o Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt bestaat het risico dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen) en/of toekomstig te verwerven pensioenaanspraken moet beperken. 83
De aanwezige dekkingsgraad heeft zicht als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect toeslagverlening Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect beleggingsresultaat (incl. renteafdekking) Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2011
2010
% 105,2 0,4 0,2 0,0 -14,6 10,5 0,0 -1,3 100,4
% 109,1 0,9 0,3 0,0 -10,6 9,6 -3,6 -0,5 105,2
Ultimo 2011 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. Met de gestandaardiseerde methode per risicofactor (op basis van de door DNB voorgeschreven dalingsfactoren) is de vereiste solvabiliteit van het pensioenfonds bepaald.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtssituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen bij een niveau van 10,85%. In het standaardmodel wordt door DNB verondersteld dat alle risicofactoren grotendeels onafhankelijk van elkaar zijn. Hierdoor is de som van de solvabiliteitswaarde van individuele risicofactoren veel hoger dan het totaal vereist eigen vermogen. Uitzondering hierop vormt de samenhang tussen het zakelijke waarden risico en renterisico. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille per ultimo 2011. Indien het vereist eigen vermogen zou zijn gebaseerd op het werkelijk beleggingsbeleid, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (8,2%). Ultimo 2010 bedroeg het vereist eigen vermogen 12,8% op basis van de strategische portefeuille, respectievelijk 16,2% op basis van de werkelijke portefeuille. Het vereist eigen vermogen is ten opzichte van ultimo 2010 vooral gedaald vanwege de hogere mate van afdekking van het renterisico. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vereiste solvabiliteit per risicofactor. Tab e l 1 – To et sin g s o lvab ilit eit s eis voor het pensioenfonds Risicofactor Renterisico Vastrentende Waarden Renterisico VPV Totaal renterisico (S1)
Benodigde solv. € 11,68 -€ 7,01 € 4,67
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets - onroerend goed (direct) Totaal zakelijke waarden risico (S2)1
€ € € €
Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Standaard-formule
84
3,55 1,63 1,33 6,00
€ 3,15 € 0,67 € 0,75 € 4,57 € 10,852
Toelichting Looptijd afh. renteschok Effect op passiva
Mutatie 25% Mutatie 35% Mutatie 25%
Mutatie 20% Mutatie 30% Spread x 1,4 Effect op passiva Toetsingsverschil = 0,00
N.B. De bedragen zijn gemakshalve geschaald zodanig dat de voorziening pensioen-verplichtingen op actuele waarde gelijk is aan 100 euro.
B e l e id e n r is ic o b eh eer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de hiervoor genoemde risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • beleggingsbeleid; • premiebeleid; • toeslagverleningsbeleid.
1 2
Het totale zakelijke waarden risico is ongelijk aan de som van de individuele risico’s omdat er een correlatie van 0,75 wordt verondersteld tussen enkele categorieën. Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule ( . Op basis van de waarden uit tabel 1 geeft dit ( 4 , 6 7 2 + 6 , 0 0 2 + 0 , 5 0 x 2 x 4 , 6 7 + 3 , 1 5 2 + 0 , 6 7 2 + 0 , 7 5 + 4 , 5 7 2 ) = 10,85
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. M ar k t r is ic o Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitoort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd. R e n t e r isic o Renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: Bedragen X € 1.000 Duration vastrentende waarden (vóór derivaten) Duration vastrentende waarden (na derivaten) Duration (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde ultimo 2011 2.749.323 3.093.914 4.593.807
2011
2010
11,4 16,0 17,9
6,9 16,7 17,3 85
Indien de duration van de beleggingen op balansdatum korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen en vice versa. Het beleid van het fonds was in het verslagjaar gericht op een strategische afdekking van de duration mismatch van 60%. De renteafdekking vindt plaats door een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden en renteswaps.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De effectieve mate van afdekking van het renterisico per eind 2011 bedraagt circa 100% Daarmee was het renterisico volledig afgedekt. De samenstelling van de vastrentende waarden (vóór derivaten) naar looptijd is als volgt: Bedragen x € 1.000
2011 €
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en ≤ 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Totaal
%
2010 €
%
3.564
0,1%
121.354
5,4%
290.130
10,6%
631.071
28,2%
2.455.629
89,3%
1.484.271
66,4%
2.749.323
100,0%
2.236.696
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen. De resterende looptijd van de voorziening pensioenverplichtingen (exclusief de overige technische voorzieningen) kan als volgt worden weergegeven: Bedragen x € 1.000
2011 €
2010 €
%
Resterende looptijd ≤ 5 jaar
618.730
13,5%
573.714
14,9%
Resterende looptijd > 5 jaar en ≤ 10 jaar
691.182
15,1%
606.683
15,8%
Resterende looptijd > 10 jaar en ≤ 20 jaar
1.382.857
30,1%
1.148.857
29,8%
Resterende looptijd > 20 jaar Totaal
86
%
1.891.768
41,3%
1.521.101
39,5%
4.584.537
100,0%
3.850.355
100,0%
Val u t ar isic o Het totaal van de beleggingen dat ultimo jaar in vreemde valuta is belegd, bedraagt vóór afdekking 25,0% (2010: 33,4%). Het totaal van de beleggingen dat ultimo jaar in vreemde valuta is belegd, bedraagt na afdekking 9,8% (2010: 16,6%). Strategisch wordt 100% van het valutarisico afgedekt van vastrentende waarden. Het valuta risico op de internationale aandelen portefeuille wordt in beginsel voor de helft afgedekt. De marktwaarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € -29.517 duizend (2010: € -2.891 duizend). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: Bedragen x € 1.000
2011
2010
14.387
4.669
Aandelen
578.940
805.757
Vastrentende waarden
423.270
461.179
Overige beleggingen
131.475
78.374
1.148.072
1.349.979
Vastgoedbeleggingen
Totaal * * exclusief derivaten en cash
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
De valutapositie vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen x € 1.000
2011
Vóór afdekking *
2010
Valutaderivaten
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
GBP
79.415
-60.876
18.539
15.412
JPY
61.085
-60.072
1.013
17.621
USD
727.465
-453.492
273.973
493.593
Overige Totaal niet EUR
280.107
-82.063
198.044
143.605
1.148.072
-656.503
451.569
670.231
* exclusief cash
P r ijs r isico Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De verdeling van vastgoed naar direct en indirect (beurs- en niet beursgenoteerde fondsen is als volgt: Bedragen x € 1.000
2010 €
Participaties beursgenoteerd Participaties niet-beursgenoteerd Direct onroerend goed Totaal
2009
%
€
%
16.326
5,0%
5.635
1,7%
233.842
71,3%
243.287
74,1%
77.897
23,7%
79.493
24,2%
328.065
100,0%
328.415
100,0%
De verdeling direct en indirect onroerend goed naar sectoren ia als volgt: Bedragen x € 1.000
2011 €
%
2010 €
%
Kantoren
47.761
14,6%
50.552
15,4%
Winkels
56.078
17,1%
52.671
16,0%
115.680
35,3%
128.521
39,1%
Woningen Overige niet direct toe te delen Totaal
108.546
33,1%
96.671
29,5%
328.065
100,0%
328.415
100,0%
De verdeling van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen x € 1.000 Europa
2011
2010
€
%
€
%
314.269
95,8%
324.297
98,7%
Verenigde Staten
2.917
0,9%
1.134
0,3%
Azië
6.841
2,1%
2.557
0,8%
Oceanië
1.722
0,5%
276
0,1%
Overige
2.316
0,7%
151
0,1%
328.065
100,0%
328.415
100,0%
Totaal
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
87
De verdeling van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen x € 1.000
2011
Financiële instellingen
2010
€
%
€
%
220.292
28,0%
547.153
53,0%
Industrie
65.796
8,3%
26.809
2,6%
Telecom
53.854
6,8%
26.951
2,6%
Olie en gas
115.350
14,6%
90.205
8,7%
Electronica
7.579
1,0%
100
0,0%
Media en entertainment
20.057
2,6%
40.214
3,9%
Consumentenproducten
199.225
25,3%
184.921
17,9%
Informatietechnologie
48.460
6,2%
74.767
7,3%
Overige
57.061
7,2%
40.733
4,0%
787.674
100,0%
1.031.853
100,0%
Totaal
De verdeling van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen x € 1.000
2011 €
%
2010 €
%
Europa
320.787
40,7%
521.500
50,5%
Verenigde Staten
202.951
25,8%
358.143
34,7%
Azië
172.854
21,9%
57.281
5,6%
Oceanië
23.241
3,0%
15.263
1,5%
Overige *
67.841
8,6%
79.666
7,7%
787.674
100,0%
1.031.853
100,0%
Totaal *Brazilië, Rusland, India en China
88
K re d ie t r i sic o Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven (NB classificatie volgens Bloomberg.): De verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: Bedragen X € 1.000
2011 €
Overheidsinstellingen
2010
%
€
%
2.043.357
74,3%
1.192.805
53,3%
Financiële instellingen
426.161
15,5%
794.088
35,5%
Handel en industriële bedrijven
206.807
7,5%
237.925
10,6%
Service-organisaties
67.279
2,5%
11.104
0,5%
Andere instellingen
5.719
0,2%
774
0,1%
2.749.323
100,0%
2.236.696
100,0%
Totaal
De verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar markten is als volgt: Bedragen x € 1.000 Mature markets BRIC-landen* Andere emergings markets Totaal
2011
2010
€
%
€
%
2.569.235
93,4%
2.132.343
95,3%
27.085
1,0%
1.623
0,1%
153.003
5,6%
102.730
4,6%
2.749.323
100,0%
2.236.696
100,0%
*Brazilië, Rusland, India en China
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen x € 1.000 AAA
2011
2010
€
%
€
%
1.821.587
66,3%
983.298
44,0%
AA
116.139
4,2%
267.993
12,0%
A
138.558
5,0%
137.798
6,2%
BBB
214.747
7,8%
174.221
7,8%
BBB-
177.098
6,4%
57.130
2,5%
Not-rated, Mutual funds en overage
31.916
1,2%
378.909
16,9%
Not-rated, Nederlandse Hypotheken
249.278
9,1%
237.347
10,6%
2.749.323
100,0%
2.236.696
100,0%
Totaal
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating die het fonds hanteert is gebaseerd op het gemiddelde van Standard & Poors, Moody’s en Fitch. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash. Ve r z e ker in gt ech n is c h e r isic o ’s ( a ctuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
89
• Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico in de waardering van de pensioenverplichtingen verkleind. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie bij de werkgever in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. L iq u id it eit sr isic o Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
90
De liquiditeit van de beleggingen zal in de toekomst in toenemende mate een belangrijk punt voor het fonds worden. Het bestuur is er van overtuigd dat alternatieve minder liquide beleggingen op lange termijn een extra rendement kunnen opleveren. Echter, een groot gewicht in illiquide beleggingen in de portefeuille maakt het lastig om de gewenste asset allocatie (en daarmee het fondsrisico) te beheersen in sterk volatiele perioden of in geval het fonds een grote verandering ondergaat. Overigens is de asset categorie grondstoffen goed verhandelbaar, zodat het totale illiquide deel van de portefeuille slechts 21% van het totale vermogen bedraagt (indirect vastgoed, infrastructuur, private equity en hypotheken). Het fonds zal de ontwikkelingen die van invloed zijn op de gewenste omvang van de illiquide portefeuille monitoren. In de ALM studie 2011 is de liquiditeit van het fonds onderzocht en is ook vastgesteld wat de maximale omvang van de illiquide portefeuille zou mogen zijn, rekening houdend met stressscenario’s. De conclusie is dat het fonds de eerste jaren een ruim positief liquiditeitssaldo zal hebben en dat de maximale omvang van het illiquide deel van de portefeuille boven de 20% ligt. Uit een oogpunt van voorzichtigheid is de maximale omvang van de alternatieve portefeuille op 17% begrensd. To e s l ag r isic o Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
C o n c e n trat ier isic o Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Beleggingen via een beleggingsfonds worden niet als concentratierisico aangemerkt, aangezien de onderliggende beleggingen afdoende gediversificeerd zijn. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven: Bedragen x € 1.000 Aandelen
2011 €
2010
%
€
%
BGI Europe Alpha Tilts Fund B
n.v.t.
-
144.909
3,5%
BGI MSCI Emerging Markets Free B
n.v.t.
-
90.062
2,2%
Vastrentende waarden (excl. derivaten) Duitse staatsobligaties
€
%
€
%
690.001
14,7%
246.175
5,9%
Nederlandse staatobligaties
179.157
3,8%
195.535
4,7%
Franse staatsobligaties
765.288
16,3%
179.643
4,3%
Italiaanse staatsobligaties
n.v.t.
-
147.478
3,5%
Amerikaanse staatobligaties
n.v.t.
-
109.650
2,6%
114.147
2,4%
n.v.t.
-
n.v.t.
-
114.506
2,7%
159.080
3,4%
151.599
3,6%
n.v.t.
-
85.748
2,1%
114.982
2,4%
n.v.t.
-
Oostenrijkse staatsobligaties DL Institutioneel Nederland, zakelijk hypothekenfonds Nederland, particulier hypothekenfonds BNYMellon, Euro Liquidity Fund
O ve r ig e n iet - f in an c iële r is ic o ’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico en het uitbestedingsrisico. 91
• Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en diverse vermogensbeheerders en BNYMellon als custodian. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet lager verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Sp e c if ie ke f in an ciële in s t r u m en t en (derivaten) Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en voor alle materiële derivatentransacties te werken met onderpand. Het gebruik van de afgeleide instrumenten (derivaten) is beperkt tot het gedekt kopen van putopties, het gedekt schrijven van callopties, het aan- en verkopen van futures mits kas aanwezig, het aan- en verkopen van swaptions, het aangaan van swaps, repos en reversed repos en het aangaan van valutatermijntransacties. Gebruik van derivaten is toegestaan zowel via de beurs als buiten de beurs om; Over The Counter (OTC). Bij het gebruik van OTC derivaten dient nadrukkelijk het tegenpartijrisico beperkt te worden door tegenpartijen te selecteren met een goede creditrating (minimaal A+ door S&P) en het afsluiten van ISDA overeenkomsten en bijbehorende CSA’s. Derivaten vormen geen aparte beleggingscategorie; de exposures die het gevolg zijn van het gebruik van afgeleide instrumenten dienen te worden opgeteld bij de exposures die voortkomen uit de directe beleggingen waarop zij betrekking hebben. De exposures inclusief derivaten dienen altijd binnen de limieten te blijven zoals in dit Beleggingsplan is vastgesteld. Derivaten mogen aangewend worden om: • exposure in te nemen in de betreffende beleggingscategorie • tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen; • rente- en inflatiegevoeligheid van de beleggingen en verplichtingen op elkaar af te stemmen; • solvabiliteitsrisico’s te beperken; • het valutarisico af te dekken. Derivaten mogen niet aangewend worden om op welke wijze dan ook leverage te creëren. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: Bedragen x € 1.000 92
Jan./Mrt. 2012
Onderliggende contractomvang -521.042
Futures vastrentende waarden
Mrt. 2012
-476.747
-3.099
Valutatermijncontracten
Febr. 2012
724.086
-29.517
2031 >2061
2.270.000
343.613
Dec. 2016
453.788
4.077
2.450.085
312.297
Futures aandelen
Renteswaps
Expiratiedatum
Kredietderivaten Totaal
Marktwaarde -2.777
Het fonds heeft in 2009 besloten het ‘security lending programma’ te beëindigen. Er is sprake van een uitloop van dit programma, vanwege het illiquide karakter van de beleggingen in het door de tegenpartij gegeven onderpand. De illiquide beleggingen kennen echter wel een aflossingsdatum, het moment waarop het ongerealiseerde verlies is weggewerkt. Circa 75% van deze beleggingen lopen voor eind 2013 af, het restant in 2017 en 2018. 9.4.4
Niet in d e b alan s o p gen o men activa en verplichtingen
L an g l o p e n d e c o n t rac t u ele ver p lichtingen TKP Pensioen BV: Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV welke is verlengd per 1 januari 2009. Het betreft een overeenkomst inzake de uitvoering van de
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
pensioenregeling, de pensioenadministratie en alle daarmee samenhangende werkzaamheden voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2011 bedraagt € 2,8 miljoen (2010: € 2,7 miljoen). Allianz Global Investors Europe GMBH: Per 25 november 2010 heeft het fonds een uitbestedingsovereenkomst gesloten met Allianz Global Investors Europe GMBH met een looptijd van vijf jaar. De overeenkomst heeft betrekking op strategisch beleggingsadvies, advies over de portefeuillesamenstelling, advies over en uitvoering van het verantwoord en duurzaam beleggingsbeleid, selectie van en toezicht op externe vermogensbeheerders en het verzorgen van rapportages over de voortgaande activiteiten. De overeenkomst is per jaar opzegbaar met een opzegtermijn van zes maanden. Bij tussentijdse opzegging vóór het verstrijken van de vijf-jaarstermijn is het fonds een vergoeding aan Allianz Global Investors verschuldigd gelijk aan de gemiddelde vergoeding over de voorgaande jaren. De jaarvergoeding is deels afhankelijk van de omvang van het vermogen en is gemaximeerd op € 2,5 miljoen per jaar (basisvergoeding). BNYMellon Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst met BNYMellon inzake ondermeer custody en collateral management. Op basis van een objectief selectieproces zal het fonds een nieuwe overeenkomst tegen betere voorwaarden aangaan met BNYMellon dan wel een andere custodian. De selectie zal naar verwachting voor de zomer van 2012 zijn afgerond zodat een zorgvuldige transitie kan worden gerealiseerd voor 1-1-2013. 9.4.5
To elic h t in g o p d e st aat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2011
2010
[12] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie UWV
169.351
167.693
Premie aanvullend partnerpensioen
975
981
Premieafrekening voorgaand boekjaar Premie aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering (IAAOV)
-12
6
636
1.229
1.873
3.003
681
680
Pensioenpremie Stichting VUT UWV Pensioenpremie Stichting VUT UWV, herziene afrekening 20062010
7.931
6.350
5.403
0
Koopsommen uitgestelde uitkeringen Vut-deelnemers Koopsom overgangsrecht ex-CWI personeel (jaarlaag 2010 resp.2009)
2.178
1.564
3.023
3.023
Premie collectieve excedent arbeidsongeschiktheidsverzekering Premie ANW-hiaatverzekering
Koopsommen FVP en individueel Totaal
733
895
192.772
185.424
De feitelijke premie (inclusief premiebijdrage risico deelnemers) over 2011 is hoger dan de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie (inclusief premiebijdrage risico deelnemers) bedraagt € 193 miljoen (2010: € 185,7 miljoen). De (gedempte) kostendekkende premie 2011 bedraagt € 139,4 miljoen (2010: € 167,4 miljoen is op basis van de rentetermijnstructuur). De kostendekkende premie 2011 is bepaald met een rente van 4,9% (demping in de zin van de Pensioenwet). De feitelijke premie is gebaseerd op het dynamische financieringssysteem (DFS), maar deze is gemaximeerd op 20% van de salarissom. Met werkgever is overeengekomen dat gedurende de periode van herstel de maximale premie van 20% wordt betaald.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
93
Bedragen x € 1.000
2011
2010
221
244
17.681
15.714
[13] Premiebijdragen voor risico deelnemers Inleg Individueel Pensioenbeleggen AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
-67.524
134.375
Aandelen totaal
-49.843
150.089
Directe opbrengsten
114.133
80.441
Indirecte opbrengsten
125.731
59.967
239.864
140.408
Directe opbrengsten
15.248
15.981
Indirecte opbrengsten
-5.505
-7.759
Vastgoed totaal
9.743
8.222
Directe opbrengsten
1.852
683
Indirecte opbrengsten
5.402
10.869
Overige beleggingen totaal
7.254
11.552
270.000
47.205
VASTRENTENDE WAARDEN
Vastrentende waarden totaal VASTGOED
OVERIGE BELEGGINGEN
DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal 94
266.986
19.031
267.256
66.236
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten
-1.018
2.352
Indirecte opbrengsten
6.113
-122
Liquide middelen totaal
5.095
2.230
-14.721
-11.482
13
7
10.515
9.482
3.919
1.455
274
538
Af: kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer: Vermogensbeheer (via TKP Investments BV) Vermogensbeheer (portefeuillebeheer, custodian, transitiekosten) * Vermogensbeheer (Allianz fiduciair beheer, incl. btw-verlegging) ** Vermogensbeheer (beleggingsadviescommissie, advieskosten) ***
* kostenstijging door een toename van het belegd vermogen en kosten transitie ** 2011 geheel jaar; 2010 ingaande oktober *** 2011 inclusief € 96 advieskosten externe accountant bronbelasting en btw-verlegging
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Totaal
464.648
367.255
Directe opbrengsten
133.445
150.894
Indirecte opbrengsten
331.203
216.361
2011
2010
Waarvan:
Het totaal rendement in 2011 bedraagt 11,6% ( 2010: 10,6%) Bedragen x € 1.000 [15] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers AANDELEN Directe opbrengsten
0
0
Indirecte opbrengsten
-405
561
Aandelen totaal
-405
561
0
0
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
418
62
Vastrentende waarden totaal
418
62
0
0
Indirecte opbrengsten
23
9
Liquide middelen totaal
23
9
Totaal
36
632
0
0
36
632
2011
2010
8.114
8.932
0
1.400
Totaal
8.114
10.332
Bedragen x € 1.000
2011
2010
Interest waardeoverdrachten
215
142
Interest naheffing premie en overige
668
16
Totaal
883
158
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten
Waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Bedragen x € 1.000 [16] Herverzekeringscontract Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Mutatie aandeel herverzekeraar in de voorziening voor pensioenverplichtingen Vrijval afwaardering in 2009 aandeel herverzekerd deel in de voorziening pensioenverplichtingen i.v.m. kredietrisico herverzekeraar
[17] Overige baten
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
95
Bedragen x € 1.000
2011
2010
69.080
62.755
[18] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen, inclusief gecedeerde uitkeringen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie Totaal
Bedragen x € 1.000
7.885
7.881
19.769
19.255
538
512
7.793
8.282
384
339
410
132
105.859
99.156
2011
2010
2.808
2.679
150
119
712
781
62
76
[19] Pensioenuitvoeringskosten Pensioenbeheer (TKP Pensioen BV) Bestuurskosten, inclusief deelnemersraad en visitatiecommissie Kosten bestuursbureau Controle- en advieskosten accountant Controle- en advieskosten actuaris
41
46
Overige advieskosten, inclusief ALM studie
128
98
Kosten toezicht DNB en AFM
322
282
Contributies en Stichting Pensioenregister Communicatie, voorlichting, website Overige kosten Totaal pensioenuitvoeringskosten
41
36
204
155
10
10
4.478
4.282
Onder de pensioenuitvoeringskosten zijn de volgende accountantshonoraria opgenomen (x € 1.000): Onderzoek van de jaarrekening (incl. meerwerk) 96
Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein (2011 bij kosten vermogensbeheer) Totaal
60
60
2
2
0
14
62
76
Financiële vergoeding bestuurders Het bestuur is voornemens om de gepensioneerde bestuurders van het fonds vacatievergoeding te verstrekken met terugwerkende kracht vanaf 2011. De kostenvergoedingen aan de statutaire bestuurders van het fonds bedroegen in 2011 € 11.000 (in 2010 € 9.000). Bedragen x € 1.000 [20] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
2011
2010
743.316
558.628
Pe n s io e n o p b o u w Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
To e s l ag ver len in g De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken van actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de algemene loonontwikkeling binnen de UWV-cao. Voor gewezen deelnemers streeft het pensioenfonds er naar de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen aan de ontwikkeling van de Consumenten Prijs Indexcijfer Alle huishoudens, afgeleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. R e n t e t oevo egin g In de actuariële analyse over 2011 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 1,3%. Opgebouwde pensioenaanspraken worden gewaardeerd tegen de actuele rentetermijnstructuur zoals die maandelijks gepubliceerd wordt door DNB. W ijz ig i n g m ar k t ren t e De gemiddelde marktrente is per 31 december 2011 2,75% (2010: 3,64%) en daarmee 0,89%punt lager dan per 31 december 2010. Dit leidde tot een verhoging van de voorziening met € 622 miljoen. W ijz ig i n g u it h o ofd e van overd racht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. O n t t re kk in g vo o r p en sio en u it ker ingen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. W ijz ig i n g gro n d slagen Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer door middel van leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Op basis van een onderzoek naar gerealiseerde sterfte binnen de portefeuille zijn deze correctiefactoren in het vierde kwartaal 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van deze leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. De actuariële analyse over 2010 heeft nog plaatsgevonden op basis van de oude grondslagen: de omrekening naar de nieuwe grondslagen heeft plaatsgevonden aan het eind van 2010. De actuariële analyse over 2011 is voor het eerst op de nieuwe grondslagen uitgevoerd.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
97
Bedragen x € 1.000
2011
2010
824
2.140
2011
2010
-9.134
-1.024
Bedragen x € 1.000
2011
2010
[23] Mutatie overige technische voorzieningen
1.653
-1.197
Bedragen x € 1.000
2011
2010
-13.873
-7.060
7.299
8.566
-6.574
1.506
2011
2010
Mutatie aandeel herverzekeraar in de voorziening voor pensioenverplichtingen
9.134
1.024
Bedragen x € 1.000
2011
2010
Interest waardeoverdrachten
113
263
Interest premieafrekening Interest afkopen en overige
35 4
0 4
152
267
[21] Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers
Bedragen x € 1.000 [22] Mutatie pensioenverplichting voor risico pensioenfonds herverzekerd deel
[24] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames (inclusief 8.099 overdracht directieregeling CB) Waardeoverdrachten Totaal Bedragen x € 1.000 [25] Herverzekeringscontract
[26] Overige lasten
Totaal 98
9.4.6
Ver b o n d en p ar t ijen
Tran s ac t i es m et b es t u u rd ers De bestuurders hebben in 2011 geen bezoldiging ontvangen voor hun werkzaamheden. Het bestuur is voornemens om voor de gepensioneerde bestuurders van het fonds vacatiegelden toe te kennen, met terugwerkende kracht vanaf 1-1-2011. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. O ve r ig e t ran s ac t ies m et ver b o n d en partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: • de werkgever is verplicht al haar werknemers waarop de pensioenovereenkomst van toepassing is aan te melden als deelnemer; • het fonds verplicht zich de deelnemers en overige rechthebbenden pensioenaanspraken en pensioenrechten toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en/ of het pensioenreglement; • de werkgever verplicht zich de overeengekomen gegevens over werknemers tijdig en op de overeengekomen wijze aan het fonds te vertrekken;
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
• ter dekking van de financiële gevolgen van de door het fonds aangegane verplichtingen, zoals vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, verplicht de werkgever zich jaarlijks premies en koopsommen aan het fonds te voldoen, met inachtneming van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; • de solvabiliteitspremie wordt aan het begin van een herstelperiode en vervolgens jaarlijks zodanig vastgesteld dat de situatie van een dekkingstekort in een periode van maximaal 5 jaar en de situatie van een reservetekort in een periode van maximaal 15 jaar wordt opgeheven; • indien de vermogenspositie van het fonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur van het fonds besluiten tot een verlaging van de premie, met inachtneming van de hierover opgenomen bepalingen in de ABTN en in overeenstemming met wettelijke regelingen. Het fonds kan niet eerder tot verlaging van de premie overgaan, dan nadat eerst een eventuele achterstand in de toeslagverlening over de direct daaraan voorafgaande periode van drie jaar is ingelopen en vervolgens de dekkingsgraad nog boven de gewenst eigen vermogen ligt. Amsterdam, 19 april 2012 Mr. drs. J.J.A. Hylkema, voorzitter J. de Kat BA CPC T.H.J. Keunen A.W.M. Kok, plaatsvervangend secretaris Dr. J.A.M. de Kruijf J.H.E. Paffen Drs. J.H.M. van Raak Drs. ing. J.H. Sengers, secretaris Drs. Th.J.G.J. Wentink, plaatsvervangend voorzitter
99
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Overige gegevens
10 Overige gegevens
1 0 .1 Statu t a ire re g e lin g o mt re n t d e be s t e m m i ng va n he t s a l d o va n b aten e n la st e n Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2011 is toegevoegd aan de algemene reserve.
1 0 .2 Gebe u r t e n isse n n a b a la n sd at um To e s l ag ver len in g 1 jan u ar i 2012 Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2012 de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers niet te verhogen alsmede ook niet de aanspraken van de actieve deelnemers.
102
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
1 0 .3 Act u a r ië le ve r k la r in g O p d rac h t Door Stichting Pensioenfonds UWV te Amsterdam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. G e g eve n s De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. We r k z aam h ed en Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. 103
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. O o rd e e l De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 en 132, aangezien er sprake is van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds UWV is naar mijn mening slecht, vanwege het dekkingstekort. Amstelveen, 19 april 2012 drs. J.L. Roelfsema AAG Verbonden aan Towers Watson
104
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
1 0 .4 Con t ro leve r k la r in g va n d e o na f ha nke l i j ke a c c o unt a nt Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds UWV Ve r k l ar in g b et ref f en d e d e jaar rekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds UWV te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Ve ran t wo o rd elijk h eid van h et b estuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Ve ran t wo o rd elijk h eid van d e ac c ountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. O o rd e e l Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds UWV per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
105
Ve r k l ar ing b et ref f en d e over ige b ij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 11 mei 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. A.H. Zoon RA
106
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
1 0 .5 Bij zo n d e re st a t u t a ire ze g g e ns c ha ps re c ht e n De Raad van het Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft statutair het recht om drie bestuursleden, waaronder de (plaatsvervangend) voorzitter, te benoemen. Vier leden worden door de Ondernemingsraad benoemd uit de (gewezen) deelnemers. Twee bestuursleden worden door en uit de (pre)pensioengerechtigden benoemd door middel van het uitschrijven van verkiezingen. Door het bestuur van het pensioenfonds wordt uit de vertegenwoordigers van de deelnemers en de (pre)pensioengerechtigden de (plaatsvervangend) secretaris gekozen. Naast de bestuursleden worden plaatsvervangende bestuursleden benoemd, te weten één lid door de Raad van Bestuur van de werkgever, twee leden door de Ondernemingsraad uit de (gewezen) deelnemers en één lid door en uit de (pre)pensioengerechtigden.
107
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bijlagen
Bijlage 1 Deelnemersbestand
Stand ultimo vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
Actieven*
24.206
483
2.356
22.333
Slapers
18.754
1.770
729
19.795
8.680
925
288
9.317
Ouderdomspensioen
4.895
820
132
5.583
Arbeidsongeschiktheidspensioen*
1.462
23
100
1.385
Partnerpensioen
2.164
67
28
2.203
159
15
28
146
51.640
3.178
3.373
51.445
Gepensioneerden waarvan:
Wezenpensioen Totaal: *
Actieven 2011 inclusief 1.385 (2010: 1.462) arbeidsongeschikte deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling. Naast een uitkering arbeidsongeschikheidspensioen bouwen deze deelnemers ook pensioen op.
110
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
Bijlage 2 Begrippenlijst
A BT N Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Ac t ie f /En h an c ed / Pass ief b eh eer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Een tussenvorm tussen actief en passief beleggen is enhanced beleggen. Hierbij worden slechts in beperkte mate actieve posities ingenomen. Het grootste gedeelte van de portefeuille wordt passief beheerd. Ac t u ar i ële an alys e In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. As s e t b ac ked sec u r it ies Asset backed security, vaak afgekort tot ABS, is een financieel instrument dat wordt gefinancierd met de kasstroom gegenereerd uit een portefeuille van activa. Deze activa zijn verstrekt als zakelijk onderpand. As s e t Liab ilit y M an agem en t ( ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. B e l e g g in gsd ep o t Ten behoeve van de regeling Individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. B e l e g g in gsfo n d s Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. B e l e g g in gsm ix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. B e n c h m ar k Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
111
C o n t an t e waard e De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. C o l l at e ra l Zekerheden die als onderpand dienen voor derivatentransacties. Het type collateral wordt afgesproken in een CSA (Collateral Support Annex) behorend bij een ISDA. C ap it al calls Het oproepen (door de vermogensbeheerders) van (door het pensioenfonds) eerder toegezegde gelden. Dit komt voor in het kader van niet genoteerde fondsbeleggingen, op het moment dat de beheerder van het fonds daadwerkelijk een investering doet. C o mmo d it ies Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. C re d it d efau lt s wap ( k red iet d er ivaat) Dit betreft een financieel instrument (derivaat), dat kan worden gebruikt als verzekering van een portefeuille van obligaties. In het geval dat de uitgever van de obligatie het geleende bedrag niet kan terugbetalen (default), zal de credit default swap dit verlies compenseren. C r is is p l an ( f in an c ieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. C u s t o d ian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming en administratievoering van financiële bezittingen (effecten).
112
D e k k in g sgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. D e r ivat e n Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn swaps, opties, futures contracten en forward contracten. DNB De Nederlandsche Bank. D o o rs n e ep rem ie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
D u rat io n De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. D u rat io n M is m at ch Verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de verplichtingen. Wanneer de rente daalt nemen de verplichtingen sterker in waarde toe dan de beleggingen die tegenover deze verplichtingen worden aangehouden, waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds daalt. D yn ami sc h f in an cier in gs sys t eem (DFS) Bij het dynamisch financieringssysteem wordt de pensioenpremie, berekend over een lange horizon, voortdurend aangepast aan nieuwe economische uitgangspunten. Eig e n ver m o gen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. M in imaal vereis t eigen ver m o gen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Ve re is t eigen ver m o gen : Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. G ewe n st eigen ver m o gen : Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioen-verplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Eme rg in g M ar ket s De Engelse term Emerging Markets betekent “opkomende markten” of “groeimarkten”. Emerging Markets zijn landen of gebieden die een achterstand in hun economische ontwikkeling hebben maar waarvan een snelle economische groei wordt verwacht. Het verwachte rendement en het daarbij behorende risico zijn derhalve hoger dan in ontwikkelde markten. Eme rg in g M ar ket Deb t Schuldpapier uitgegeven door overheden van Emerging Market landen. Er var in gs s t er f t e Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Fe it e l ijke p rem ie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. F in an c ieel To et s in gskad er ( FT K) De door DNB uitgevoerde methodiek voor toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
113
FIRM Afkorting voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle typen ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen in de risico’s die samenhangen met de activiteiten die een onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen. F ran c h is e Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. F u t u re s Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie. G B M / G BV Zie Sterftetafels. G e d e mp t e ko st en d ek ken d e p rem ie De gedempte premie in de zin van de Pensioenwet wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. G e mid d e ld e o m lo o p s n elh eid De gemiddelde omloopsnelheid wordt gedefinieerd als het gemiddelde van aankopen en verkopen gedeeld door het gemiddeld vermogen. G o e d p e nsio en fo n d s b est u u r ( co r p orate governance) Goed pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid.
114
H ig h Y ie ld Ob ligat ie Obligatie van een onderneming met een zeer geringe solvabiliteitsrating. Ter compensatie van het risico dat een dergelijke obligatie vertegenwoordigt, biedt de emittent een veel hogere interest aan dan een onderneming met een betere rating. Officieel zijn “junk bonds” die ook “High Yield Bonds” worden genoemd, obligaties waarvan de rating lager is dan BB. I n d exat ie Zie toeslagverlening. I SDA / C SA Een ISDA is een bilaterale raamovereenkomst waarbij andere voorwaarden gelden dan voor beursgenoteerde derivaten. De ISDA Master Agreement bevat de standaardafspraken, de ‘Schedule’ bevat de specifieke afspraken en de CSA (Collateral Support Annex), waarin het verstrekken van additionele zekerheden over en weer wordt vastgelegd, wordt aangegaan om het kredietrisico op de tegenpartij te beperken. Ko s t e n d ek ken d e p rem ie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
L if e C yc le Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. L e e f t ijd st er u gst ellin g Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. M ar k t waard e De marktwaarde is het bedrag waarvoor recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. M at c h in g p o r t ef eu ille en ret u r n portefeuille In de matching portefeuille is sprake van het optimaal afstemmen van de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden met de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen. De return portefeuille bestaat uit beleggingen in zakelijke waarden (aandelen, vastgoed en risicodragende obligaties) met als doel om binnen stringente belegggingsmandaten extra rendement te genereren boven de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen. M id d e l lo o n ( regelin g) In een middelloonregeling wordt ieder jaar pensioen opgebouwd over het feitelijke salaris (min de franchise). De optelsom van deze jaarlijkse opgebouwde aanspraken bepaalt het uiteindelijke pensioen. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling dus een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. N e t As set Valu e / Net t o ver m o genswaarde De waarderingsmethode waarbij een deelneming wordt gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende activa en verplichtingen volgens de grondslagen van de deelnemende rechtspersonen. O n d e rd e k k in g ( d ek k in gst eko r t ) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. O u t p e r fo r m an c e/ u n d er p er fo r m an ce Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. O ve r T he Co u n t er ( OTC) - t ran s ac t i e Transactie die plaatsvindt buiten de gereguleerde markt. Pe n s io en gro n d slag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
115
Pe n s io e n f ed erat ie Federatie die bestaat uit de voormalige instellingen: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pe n s io e n p lan n er Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen. Pe n s io e nwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. P re mie p ercen t age Het percentage aan premie ten behoeve van de financiering van de reglementaire pensioenaanspraken. De werkgever en werknemers betalen een jaarlijkse bijdrage van de door het bestuur vastgestelde premiepercentage; de werkgever over de salarissom; de deelnemers over de voor hen geldende pensioengrondslag. P ro g n o s e t af els Prognosetafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte sterftetafels afgeleid: GBM en GBV. De sterftetafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven. R e n t e t e r m ijn st r u ct u u r ( RT S) De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Als iemand zijn geld voor een langere periode uitleent, eist hij normaliter een hogere vergoeding dan bij een lening over een korte termijn.
116
R e s e r ve t eko r t DNB spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Se c u r it ie s Len d in g Securities lending is een activiteit waarbij de global custodian securities tijdelijk uitleent tegen een vergoeding aan een kredietwaardige tegenpartij. Deze tegenpartij dient de volledige leenperiode een volwaardig onderpand te leveren en aan te houden bij de global custodian. St e r f t e t a f els Sterftetafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte sterftetafels afgeleid: GBM en GBV. De sterftetafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
St ic h t in gs kap it aal en reser ves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. Swap Financieel instrument (derivaat) waarbij gedurende een vaste periode een vaste rente wordt geruild tegen een variabele korte rente. Er vindt geen overdracht van hoofdsommen plaats, slechts de rentebedragen worden geruild. Swap re n t e De vaste rente die voor de looptijd van de swap tussen partijen is overeengekomen. Swap s p read De swap spread betreft het verschil tussen het rendement op een staatslening en de interbancaire markt (swap markt), uitgedrukt in basispunten. Hoe groter de swap spread hoe groter de voorkeur voor veilige beleggingen en hoe kleiner de swap spread hoe meer interesse in speculatieve beleggingen. Te c h n is c h e vo o r zien in g ( vo o r z iening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. To e s l ag ver len in g ( in d exat ie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur van het fonds neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Ve ran t wo o rd in gso rgaan De in de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. V is it at ieco m m iss ie In het kader van de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waard e overd rach t ( en ) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011
117
C o l ofo n
118
Uitgegeven door: Stichting Pensioenfonds UWV La Guardiaweg 68 1043 DK Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon (050) 582 19 90 Fax (050) 313 82 01 Internet www.uwvpensioen.nl Email
[email protected]
Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
Vormgeving Koninklijke Van Gorcum BV, Assen
Stichting Pensioenfonds UWV
jaarverslag 2011