2012 jaarverslag Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie
Inhoudsopgave Voorwoord
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Prof. dr. Willem van Tilburg Voorzitter
Inleiding
Beoordelingen
Advisering
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Summary
Bijlagen
Communicatie
Interview scheidend voorzitter
1. O verzicht namen en functies voorzitter en leden in 2012 2. Kwaliteitscriteria 3. Bedrijfsvoering
Voorwoord Bij deze presenteer ik u het achtste jaarverslag van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. In 2012 heeft de Erkenningscommissie zich – zoals gebruikelijk – bezig gehouden met de beoordeling van gedragsinterventies. Daarnaast heeft zij invulling gegeven aan haar adviestaak en heeft zij op verschillende manieren de contacten met haar directe omgeving onderhouden en geïntensiveerd. In dit jaarverslag wordt uitgebreid op de uitgevoerde activiteiten en bevindingen ingegaan. De Erkenningscommissie nam in 2012 afscheid van een tweetal leden: prof. dr. P.M.G. Emmelkamp en dr. B.H. Bulten, beiden lid vanaf de instel ling van de Erkenningscommissie. Zij hebben een grote inbreng gehad in het werk van de Erkenningscommissie gedurende de afgelopen jaren. Wij zijn hen daarvoor veel dank verschuldigd. De Erkenningscommissie heeft zich in 2012 kunnen versterken met een tweetal nieuwe leden, namelijk prof. dr. H.L.I. Nijman en prof. dr. N.W. Slot. Met het einde van mijn voorzitterschap in zicht, wordt mij wel eens de vraag gesteld hoe ik de toekomst van de justitiële gedragsinterventies zie. In dit verband zou ik het volgende met u willen delen: De legitimiteit van het streven naar gedragsinterventies die aantoonbaar bijdragen aan het terugdringen van recidive zal ook in de toekomst gevonden worden in de bijdrage daarvan aan een veiliger samenleving. De beoordeling van de effectiviteit van gedragsinterventies, gebaseerd op de What Works principes, zoals door de Erkenningscommissie wordt uitgevoerd, draagt bij aan dit streven. Maar om te komen tot een toe komstbestendige effectieve gedragsbeïnvloeding is meer nodig.
In de eerste plaats zal er ruimte moeten zijn voor gedragsinterventies die aangrijpen op de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om een effectieve gedragsbeïnvloeding met als direct doel recidivevermindering, te optimaliseren. Ook deze indirecte gedragsinterventies zullen moeten voldoen aan wetenschappelijke vereisten voor effectiviteit. In de tweede plaats zal er in mijn ogen aandacht moeten zijn voor het respecteren van de professionaliteit van de personen die gedragsinterventies aanbieden. Er zal in de derde plaats ruimte moeten zijn voor het ontwikkelen en uitproberen van innovaties om stilstand en verstarring te voorkomen. Tot slot zullen de organisatorische respectievelijk juridische context de voorwaarden moeten scheppen voor het feitelijk realiseren van effectieve gedragsbeïnvloeding. Zes jaar voorzitterschap van de Erkenningscommissie heeft mij duidelijk gemaakt hoe complex de ontwikkeling, de (integere) uitvoering en evalu atie van wetenschappelijk onderbouwde gedragsinterventies is. Uitdaging voor alle betrokkenen, inclusief de Erkenningscommissie, is om weten schappelijke vereisten, beleidsdoelstellingen en beperkingen in de uitvoe ring onderling af te stemmen. Het gezamenlijke streven om te komen tot een effectief, uitvoerbaar en dekkend aanbod van gedragsinterventies, vraagt om flexibiliteit en creativiteit van alle betrokkenen, waarbij de Erkenningscommissie de rol heeft de wetenschappelijke grenzen te bewaken: dat is haar primaire opdracht. Maar tegelijkertijd zal zij de bereidheid en het vermogen moeten hebben mee te denken met beleids- en uitvoerings verantwoordelijken over de consequenties die uit die grenzen getrokken moeten worden. Alles overziende kan ik met tevredenheid constateren, dat de commissie gedurende de afgelopen periode getoond heeft zich in deze richting te kunnen ontwikkelen zonder haar primaire taak te verwaarlozen.
Kortom, de oriëntatie op de toekomst vraagt het nodige werk, maar draagt veel beloften in zich. Mijn ervaring als voorzitter wijst op een groeiende bereidheid van alle betrokkenen om zich verder in te zetten voor de ontwikkeling en implementatie van effectieve interventies. Bij deze wil ik mijn dank uitspreken aan alle personen die ik in mijn hoedanigheid als voorzitter heb gesproken tijdens de overleggen, werk bezoeken en werkbijeenkomsten. Ik heb de contacten als plezierig en constructief ervaren. Rest mij tot slot in het bijzonder de leden en de medewerkers van het bureau Erkenningscommissie hartelijk te danken voor hun grote inzet en creatieve betrokkenheid gedurende de afgelopen jaren. Zonder deze had de commissie haar huidige, mij tot tevredenheid en dankbaarheid stemmende niveau van functioneren niet kunnen bereiken.
Prof. dr. Willem van Tilburg Voorzitter
1 Inleiding
Met dit jaarverslag wil de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie weergeven welke activiteiten zij in 2012 heeft verricht. Eerst wordt in deze inleiding ingegaan op de taken en samenstelling van de commissie. Vervolgens biedt hoofdstuk 2 een overzicht van de gedragsinter venties die de commissie in 2012 heeft beoordeeld. Tevens wordt de ontwikke ling in de uitkomsten van beoordelingen in de afgelopen jaren geïllustreerd. Over de uitvoering van de adviestaak wordt in hoofdstuk 3 verslag gedaan en hoofdstuk 4 geeft een beeld van de communicatieve activiteiten die de commissie in 2012 heeft uitgevoerd. Tenslotte bevat hoofdstuk 5 een inter view met de scheidend voorzitter van de Erkenningscommissie. De voorzitter kijkt daarin terug naar de afgelopen zes jaar en werpt een blik op de toekomst.
Taken en samenstelling Erkenningscommissie De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie is in 2005 ingesteld door de minister van Veiligheid en Justitie met de opdracht te beoordelen of gedrags interventies (kunnen) leiden tot het verminderen of voorkomen van recidive. De commissie beo eelt sinds die tijd de effectiviteit van intramurale en extra murale gedragsinterventies voor zowel minderjarige als meerderjarige justitia belen. Een gedragsinterventie is een programmatisch en gestructureerd geheel van methodische handelingen gericht op het beïnvloeden van iemands gedrag. Om te kunnen beoordelen of gedragsinterventies effectief zijn, hanteert de Erkenningscommissie kwaliteitscriteria. Deze kwaliteitscriteria zijn vast gesteld door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Een gedragsinterventie die is ontwikkeld met als doel de recidive van de deelnemers te verminderen, kan ter beoordeling bij de Erkenningscommissie worden ingediend. Het beoordelen van gedragsinterventies is een belangrijke taak van de Erkenningscommissie. Daarnaast heeft Erkenningscommissie nog twee
taken: het adviseren van de minister van Veiligheid en Justitie over onder werpen in relatie tot (het beoordelen van) de effectiviteit van gedrags interventies en het communiceren over de activiteiten van de commissie. De taken staan verwoord in het Instellingsbesluit. De commissie voert haar drie taken uit met een zo groot mogelijke zorgvul digheid en deskundigheid. Zij neemt daarbij een onafhankelijke positie in: zij laat zich bij het uitvoeren van haar taken slechts leiden door wetenschap pelijke inzichten en de haar gegeven kwaliteitscriteria. Inhoudelijke deskundigheid behoort tot de rolopvatting van de Erkennings commissie. Met het oog hierop is in de commissie relevante wetenschappe lijke kennis, bijvoorbeeld uit de criminologie, psychologie, pedagogiek en psychiatrie, samengebracht met kennis over de uitvoeringspraktijk. De leden van de Erkenningscommissie worden aangesteld door de minister van Veiligheid en Justitie. Werving en selectie van de kandidaat-leden vinden plaats door middel van een openbare wervingsronde. De voorzitter draagt kandidaat-leden voor benoeming voor. De voorzitter en leden participeren op persoonlijke titel. Hun relevante functies zijn in kaart gebracht en op de website van de Erkenningscommissie voor iedereen inzichtelijk gemaakt. Er is een verschoningsprocedure bij de beoordelingen van gedragsinterventies om mogelijke belangenverstrenge ling te voorkomen.
Het bureau Erkenningscommissie Het bureau van de Erkenningscommissie zorgt voor de inhoudelijke en procesmatige ondersteuning van de Erkenningscommissie bij het uitvoeren van haar taken. Daarnaast ondersteunt het bureau organisaties bij het ter beoordeling indienen van gedragsinterventies en fungeert het als ambtelijke aanspreekpunt voor het ministerie van Veiligheid en Justitie. De secretaris van de Erkenningscommissie is tevens hoofd van het bureau. Leden en medewerkers
Leden en medewerkers
Zie bijlage 1 voor de volledige samenstelling van de Erkenningscommissie in 2012
2
Beoordelingen 2.1. Indieningen voor beoordeling
In 2012 is in totaal zeven keer een gedragsinterventie voor een ex ante beoordeling ingediend. Daarnaast zijn twee gedragsinterventies voor een tussentijdse beoordeling ingediend. De Erkenningscommissie heeft één keer het verzoek ontvangen de tussentijdse beoordeling aan te houden. In 2012 hebben twee leden één keer van deze verschoningsprocedure gebruik gemaakt.
Een interventie krijgt het oordeel Erkend als de Erkenningscommissie het aannemelijk acht dat deze (in theorie) effectief zou kunnen zijn in het voor komen of verminderen van recidive. De kwaliteitscriteria zijn de leidraad voor de ex ante beoordeling. Het oordeel Erkend is geldig voor een periode van vijf jaar. De geldigheidsduur van het oordeel Erkend kan onder voorwaar den worden verlengd met drie jaar. De eventuele verlenging wordt beoor deeld bij de tussentijdse beoordeling (zie hiervoor paragraaf 2.3 van dit hoofdstuk). Twee gedragsinterventies kregen het oordeel Voorlopig erkend. Zie tabel 2.
2.2. Ex ante beoordelingen
Tabel 2: Gedragsinterventies die het oordeel Voorlopig erkend kregen in 2012
2.2.1 Uitkomsten ex ante beoordelingen De ex ante beoordelingen betroffen zes verschillende gedragsinterventies, één daarvan is twee maal in 2012 ingediend en beoordeeld. Vier gedrags interventies zijn bedoeld voor jeugdigen en twee gedragsinterventies voor volwassenen. De beoordeling van deze gedragsinterventies heeft tot de volgende oordelen geleid.
Interventies
Doelgroep
Grip op Agressie
Volwassenen
TACT individueel (voorheen WSART individueel)
Jeugdigen
Drie gedragsinterventies kregen het oordeel Erkend. Zie tabel 1.
Tabel 1: Gedragsinterventies die het oordeel Erkend kregen in 2012 Interventies
Doelgroep
Alcohol en Geweld
Volwassenen
Respect Limits (voorheen Con-tact)
Jeugdigen
Ouderschap met Liefde en Grenzen (OLG)
Jeugdigen
Een interventie krijgt het oordeel Voorlopig erkend als deze in onvoldoende mate aan de kwaliteitscriteria voldoet om het oordeel Erkend te krijgen. De Erkenningscommissie heeft er echter wel voldoende vertrouwen in dat, mits enkele noodzakelijke aanpassingen worden doorgevoerd, betreffende interventie erkend kan worden. Het oordeel Voorlopig erkend is (in beginsel) eenmalig en twee jaar geldig. Twee gedragsinterventies kregen in 2012 het oordeel Niet erkend verdere uitwerking gewenst of het oordeel Niet erkend. Zie tabel 3.
Tabel 3: Gedragsinterventies die het oordeel Niet erkend verdere uitwerking gewenst, of het oordeel Niet erkend kregen in 2012
Tabel 4: Gemiddelde score ex ante beoordelingen per jaar, periode 2006-2012 Jaar
Gemiddelde score beoordeelde interventies
Jeugdigen
2006
11,3
Jeugdigen
2007
12,5
2008
13,1
2009
14,3
Op de website van de Erkenningscommissie staat een overzicht van alle door de Erkenningscommissie beoordeelde gedragsinterventies. U vindt ook op deze website een korte beschrijving van alle gedrags interventies die het oordeel Erkend hebben gekregen.
2010
14,6
2011
13,6
2012
15,3
2.2.2 Scores ex ante beoordelingen In deze subparagraaf wordt de gemiddelde score van de ex ante beoordelin gen in 2012 vergeleken met de gemiddelde score in de voorafgaande jaren. Vervolgens kijken we naar de ontwikkeling van de gemiddelde scores per criterium in de afgelopen jaren.
In 2012 zijn de hoogste scores (meer dan 1,5 punten) behaald op criterium 3 (Dynamische criminogene factoren en protectieve factoren), criterium 7 (Betrokkenheid en motivatie), criterium 8 (Continuïteit) en criterium 9 (Interventie-integriteit). De in 2012 behaalde gemiddelde scores van 1,9 punten (criterium 3, Dynami sche criminogene factoren en protectieve factoren en criterium 8, Continuïteit) en van 2 punten (criterium 9, Interventie-integriteit) zijn niet eerder behaald. Dit betekent dat er nog steeds verbetering optreedt bij het beschrij ven van gedragsinterventies met het oog op beoordeling door de Erkennings commissie. Criterium 4 (Effectieve (behandel)methoden) blijft nog steeds het moeilijkste criterium om aan te voldoen. Zie tabel 5 en grafiek 1.
Interventies Ouderschap met Liefde en Grenzen Out of the Circle
Doelgroep (OLG)1
Bij de ex ante beoordeling van een interventie kunnen per criterium 0, 1 of 2 punten worden behaald. Er zijn tien kwaliteitscriteria. Dit betekent dat maxi maal 20 punten voor een programmabeschrijving kunnen worden behaald. De gemiddelde score van de in 2012 ex ante beoordeelde gedragsinterventies is 15,3 punten. Dit is een hogere score dan in alle voorafgaande jaren. De stijgende lijn die zich – met uitzondering van 2011 – aftekent, zet zich dus voort in 2012. Zie Tabel 4.
Tabel 5. Gemiddelde scores ex ante beoordelingen per criterium, periode 2006 – 2012. Criteria
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
1
1,2
1,2
1,3
1,2
1,2
1,1
1,4
2
0,6
0,9
1,1
1,3
1,2
1,1
1,3
3
1,5
1,6
1,7
1,7
1,6
1,6
1,9
4
0,7
0,7
0,9
1,0
0,9
0,8
1,0
5
1,5
1,5
1,4
1,6
1,8
1,8
1,4
6
0,9
1,2
1,3
1,1
1,2
1,0
1,4
7
1,6
1,4
1,4
1,8
1,8
1,4
1,7
8
1
1,3
1,2
1,7
1,8
1,7
1,9
9
1,7
1,4
1,8
1,8
1,9
1,8
2,0
10
0,6
0,9
1,2
1,2
1,0
1,2
1,3
2.3. Tussentijdse beoordelingen Het bij de ex ante beoordeling verkregen oordeel Erkend is geldig voor een periode van maximaal vijf jaar. Deze periode kan onder voorwaarden worden verlengd met drie jaar. De verlenging is mogelijk als uiterlijk vijf jaar nadat het oordeel Erkend gegeven is, aangetoond wordt dat de gedragsinterventie doeltreffend is. De beoordeling van de doeltreffendheid is het primaire doel van de tussentijdse beoordeling genoemd. In 2012 is een begin gemaakt met de indiening voor tussentijdse beoordeling van erkende gedragsinterventies. Een en ander is conform de aangepaste Regeling Beoordeling Justitiële Gedragsinterventies die per 1 juli 2012 in werking is getreden.
De eerste twee indieningen betroffen de interventies Agressieregulatie op Maat en Cognitieve Vaardigheden (CoVa). Daarnaast is een verzoek ingediend om uitstel van de tussentijdse beoordeling van de gedragsinterventie Tools4U. Bij de tussentijdse beoordeling behoort uitstel van het aanleveren van resultaten over de doeltreffendheid van de gedragsinterventie niet tot de mogelijkheden. Als bepaalde gegevens ontbreken maar wel op korte termijn beschikbaar zullen komen, dan kan de commissie – afhankelijk van de gegevens die ten tijde van het verzoek wel beschikbaar zijn – de tussentijdse beoordeling voor korte tijd aanhouden. Met betrekking tot de interventie Tools4U heeft de Erkenningscommissie op basis van de beschikbare gegevens besloten de tussentijdse beoordeling een half jaar aan te houden. Met betrekking tot de interventies Agressieregulatie op Maat en Cognitieve Vaardigheden heeft de commissie eveneens besloten de beoordeling aan te houden omdat zij gegevens miste die nodig zijn om de tussentijdse beoorde ling uit te kunnen voeren. De tussentijdse beoordeling van de drie genoemde interventies vindt in de eerste helft van 2013 plaats. 2.3.1 Vragenlijst voor de indieners ten behoeve van de tussentijdse beoordeling De hierboven genoemde Regeling Beoordeling Justitiële Gedragsinterventies bevat onder meer de afspraken over te verzamelen en aan te leveren gegevens voor de tussentijdse beoordeling van erkende gedragsinterventies. Uit de eerste ervaringen met de tussentijdse beoordeling is gebleken dat genoemde Regeling de indieners niet voldoende duidelijkheid biedt over de gegevens die nodig zijn voor deze beoordeling. De Erkenningscommissie heeft daarom een vragenlijst beschikbaar gesteld die gebruikt kan worden bij het verzamelen en indienen van gegevens over gedragsinterventies ten behoeve van de tussentijdse beoordeling. De vragenlijst is een hulpmiddel voor de indiener.
2.4. Gedragsinterventies uit de forensische zorg De Erkenningscommissie buigt zich sinds 2012 ook over de effectiviteit van gedragsinterventies in termen van recidivevermindering die in de forensische zorg aan volwassenen worden aangeboden. De opdracht voor de Erkennings commissie is om gedragsinterventies uit de forensische zorg te beoordelen aan de hand van de huidige beschrijving en normering van de kwaliteits criteria. De eerste forensische gedragsinterventie, Grip op Agressie, is eind 2012 ingediend in het kader van het Programma Kwaliteit Forensische Zorg en is ex ante beoordeeld in 2012 (tabel 2). Bij de beoordeling van Grip op Agressie bleek dat de kwaliteitscriteria van de Erkenningscommissie bruikbaar zijn voor het beoordelen van deze interventie. Er volgen nog twee indieningen van forensische interventies door tussenkomst van het Programma Kwaliteit Forensische Zorg. Op basis van de ervaringen met de drie eerste ex ante beoordelingen van forensische gedragsinterventies zal daarna een evaluatie plaatsvinden.
3 Advisering
In 2012 heeft de Erkenningscommissie zich bezig gehouden met twee gevraagde adviezen.
3.1 Advies indirecte gedragsinterventies en innovatie De Erkenningscommissie pleitte in haar jaarverslag 2010 voor een structurele procedure voor het beoordelen van (a) indirecte gedragsinterventies en (b) beloftevolle initiatieven in het kader van innovatie. Deze aanbeveling was de aanleiding voor het ministerie van Veiligheid en Justitie om over beide onderwerpen een advies te vragen.
- het bestendigen van de opbrengst van directe gedragsinterventies voor de deelnemers. Voor de beoordeling van indirecte gedragsinterventies acht de commissie een procedure vergelijkbaar met de huidige beoordelingsprocedure voor de directe gedragsinterventies mogelijk. b. In het Advies indirecte gedragsinterventies en innovatie benadrukt de commissie ook de noodzaak van het stimuleren van innovatie van het behandel- en zorgaanbod aan justitiabelen. Innovatie van zorg verdient structurele aandacht, te meer omdat het streven naar uitsluitend evidencebased werken in het justitiële veld, het ontwikkelen van potentieel interes sante initiatieven in de kiem kan smoren. Naast het streven naar evidencebased werken dient er ook ruimte te zijn voor het ontwikkelen en uitproberen van nieuwe, potentieel effectieve aanpakken. Bij innovatie van gedragsinterventies denkt de Erkenningscommissie aan concrete en toepas bare, directe en indirecte gedragsinterventies. Ook voor het beoordelen van innovatieve voorstellen (op het terrein van gedragsinterventies) pleit de commissie voor een aangepaste procedure en dito toetsingskader.
a. De commissie maakt onderscheid tussen directe en indirecte gedragsinter venties. Met directe gedragsinterventies wordt – volgens dit advies – beoogd een bijdrage te leveren aan het terugdringen van recidive. Indirecte gedrags interventies verschillen van de directe gedragsinterventies, omdat deze interventies niet aangrijpen op de oorzaken van het delictgedrag als zoda nig. Het begrip ‘indirect’ wordt gehanteerd, omdat de interventie aangrijpt op voorwaarden waaraan moet worden voldaan om succesvol deel te kunnen nemen aan een directe gedragsinterventie. Indirecte gedragsinterventies zijn dus op zichzelf niet voldoende om herhaling van het delictgedrag te voorko men; er zal altijd gewerkt moeten worden aan de oorzaken die aan het delict gedrag ten grondslag liggen. Dit laatste gebeurt door het inzetten van directe gedragsinterventies.
In 2012 heeft de Erkenningscommissie op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie gewerkt aan een advies met als onderwerp de programmaintegriteit van gedragsinterventies. Sinds januari 2013 is het Advies Programma-integriteit gedragsinterventies op de website van de Erkennings commissie beschikbaar.
Indirecte gedragsinterventies kunnen van toegevoegde waarde zijn in de zin dat deze interventies kunnen bijdragen aan: - het optimaliseren van de instroom bij directe gedragsinterventies, - het optimaliseren van de opbrengst van directe gedragsinterventies voor de deelnemers en
Het advies had betrekking op de vraag: Hoe om te gaan met het spanningsveld tussen het vereiste van een integere uitvoering van de gedragsinterventie (programma-integriteit) en de praktijk die ruimte vraagt voor het afwijken van de programmahandleidingen om aan te kunnen sluiten bij de individuele behoeften en risico’s van de deelnemer (responsiviteit)?
3.2 Advies Programma-integriteit
Het advies is gebaseerd op geraadpleegde literatuur, bevindingen uit het veld en eigen overwegingen van de commissie. Het onderwerp programma- integriteit is ook besproken met de partners van de commissie in het erkenningsproces, tijdens de werkbijeenkomst in november 2012 (zie hiervoor Paragraaf 4.3). Uit de resultaten komt naar voren dat de professional die de concrete training of het programma van de gedragsinterventie uitvoert, weinig of geen proble men (meer) ervaart met het combineren van programma-integriteit en responsiviteit. Wel wordt melding gemaakt van problemen in de organi satorische context waarbinnen de gedragsinterventie wordt uitgevoerd. De commissie beveelt onder meer aan om: - de essentiële onderdelen van de interventie voortaan te benoemen in de programmabeschrijving; - met het Openbaar Ministerie en de Zittende Magistratuur te onderzoeken waar het (jeugd)strafrecht ruimte biedt om bij het opleggen van een gedragsinterventie, optimaal in te spelen op wat vanuit gedragsdeskundig oogpunt nodig is; - de eventueel aangebrachte wijzigingen in het programma goed te documenteren; - de beslissingsbevoegdheid voor het aanbrengen van structurele wijzigingen van de gedragsinterventie op te nemen in de Management handleiding.
4
Communicatie De Erkenningscommissie heeft naast het beoordelen van gedragsinterventies en het adviseren over onderwerpen in relatie tot de effectiviteit van gedrags interventies, nog een derde taak: het communiceren over de activiteiten van de commissie. Ook in 2012 heeft de commissie op verschillende wijzen gestalte gegeven aan deze taak. Zo zijn er werkbezoeken afgelegd, gesprekken gevoerd met indie ners voorafgaand aan en na beoordeling van een gedragsinterventie, een werkbijeenkomst georganiseerd en is er overlegd met organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van gedrags interventies. Dit hoofdstuk geeft daarvan een overzicht. Steeds duidelijker blijkt dat indieners de behoefte hebben om in contact te treden met leden van de Erkenningscommissie. De Erkenningscommissie onderkent niet alleen deze behoefte, maar meent dat de fase waarin het beoordelingsproces nu verkeert het noodzakelijk maakt om in dialoog met elkaar – commissie(leden), indieners en andere betrokkenen in de beoorde lingsprocedure voor gedragsinterventies – de gepaste wegen te vinden. Bij het intensiveren van de contacten met indieners bewaakt de commissie onverkort haar onafhankelijkheid als toetsend orgaan.
4.1 Werkbezoeken
Het doel van de werkbezoeken is dat de leden zicht krijgen op de omgeving waarbinnen de Erkenningscommissie functioneert en, omgekeerd, dat de medewerkers van de betrokken organisaties een beter beeld krijgen van het functioneren van de Erkenningscommissie.
Het afleggen van werkbezoeken blijkt een belangrijk instrument voor de Erkenningscommissie om in aanraking te komen met allerlei aspecten van de uitvoeringspraktijk. Werkbezoeken bieden zowel de leden als de medewerkers van de bezochte organisaties een mogelijkheid om in samen spraak met elkaar actuele onderwerpen te belichten. In 2012 heeft de Erkenningscommissie vier werkbezoeken afgelegd. 4.1.1 Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer Het eerste werkbezoek van de Erkenningscommissie in 2012 vond plaats op 20 januari bij de organisatie Spirit in Amsterdam. Het thema van dit bezoek was de erkende gedragsinterventie Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer voor jongeren en jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking (NPTLVB). Deze interventie is bedoeld voor justitiabelen van 16 tot en met 23 jaar. De interventie begint intramuraal en wordt extramuraal voortgezet. NPT-LVB is de eerste en tot op heden enige erkende gedragsinterventie voor minderjarige justitiabelen met een licht verstandelijke beperking. 4.1.2 JJI Het Keerpunt Op 1 juni 2012 heeft een aantal leden van de Erkenningscommissie een werk bezoek afgelegd bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt in Cadier en Keer. Tijdens dit werkbezoek hebben de deelnemers een gedeelte van een sessie van de gedragsinterventie In Control! bijgewoond. Deze interventie is bedoeld voor jongens in de leeftijdscategorie 12 tot en met 21 jaar die agressieve delicten hebben gepleegd. Daarnaast is uitgebreid stilgestaan bij de conse quenties die beleidswijzigingen kunnen hebben voor de implementatie en de evaluatie van erkende gedragsinterventies. 4.1.3 Reclassering Nederland De Erkenningscommissie heeft op 2 juli 2012 een werkbezoek gebracht aan het Landelijk kantoor van Reclassering Nederland. Het doel van de bijeen komst was om de verschillende stappen en schakels in het reclasserings traject te belichten. De rollen en taken van verschillende functionarissen, vanaf de voorlichtingsrapportage tot en met de uitvoering van toezicht in
combinatie met het inzetten van gedragsinterventies, werden aan de hand van een casus en voorbeelden door de medewerkers uitgelegd. Thema’s als innovatie en doorontwikkeling van gedragsinterventies, coaching van trainers en indirecte gedragsinterventies waren onderwerp van gesprek. 4.1.4 Raad voor de Kinderbescherming Op 10 september 2012 was een delegatie van de Erkenningscommissie te gast bij het Landelijk bureau van de Raad voor de Kinderbescherming. Deze bij eenkomst heeft de Raad gebruikt om samen met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie en de Zittende Magistratuur, ontwikkelaars, uitvoerders en leden van de commissie een actueel thema te bespreken: innovatie van interventies voor de groep jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Het thema werd belicht vanuit alle schakels in de keten. Hierdoor is inzichte lijk geworden met welke concrete problemen betrokkenen zich geconfron teerd zien, maar ook welke oplossingen men er voor heeft.
4.2 Gesprekken met indieners van gedragsinterventies Nadat een gedragsinterventie door de Erkenningscommissie is beoordeeld, wordt het commissieoordeel neergelegd in een brief. Deze beoordelingsbrief is de formele reactie van de Erkenningscommissie aan de indiener. In geval van een ex ante beoordeling bevat de beoordelingsbrief het commissie oordeel, de toegekende score per criterium en de opmerkingen van de commissie per criterium. Voor indieners staat de mogelijkheid open voor een mondelinge toelichting op deze beoordeling door een commissielid. De indiener heeft in een toelichtingsgesprek de gelegenheid om vragen te stellen over de inhoudelijke opmerkingen van de Erkenningscommissie in de beoordelingsbrief. In 2012 hebben indieners vijf keer van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
4.3 Werkbijeenkomst Op 19 november vond de jaarlijkse werkbijeenkomst van de Erkennings commissie plaats. De bijeenkomst is bedoeld om commissieleden en mede werkers van organisaties die betrokken zijn bij het ontwikkelen, indienen, uitvoeren en evalueren van gedragsinterventies bij elkaar te brengen. Het biedt een platform om onder meer actuele thema’s in gezamenlijkheid te bespreken. Na een algemene inleiding over de taken en werkwijze van de Erkennings commissie, kwamen in subgroepen de volgende twee onderwerpen aan bod: - het vereiste van een integere uitvoering van een programma en de vragen die dit soms in de praktijk oproept (zie ook Hoofdstuk 3). Een voorbeeld is de verminderde instroom van bijvoorbeeld jeugdigen in interventies door de opkomst van Jeugdzorgplus; - de eerste ervaringen van indieners en Erkenningscommissie met de (voor bereiding op de) tussentijdse beoordeling van erkende gedragsinterventies. De werkbijeenkomst werd ook dit jaar goed bezocht: veel medewerkers vanuit diverse organisaties hadden gehoor gegeven aan de persoonlijke uitnodiging. Een meerderheid van de externe deelnemers gaf aan tevreden te zijn over het programma en de doelbereiking van de bijeenkomst.
4.4 Overige communicatieve activiteiten 4.4.1 Overleggen Naast de reguliere overlegvormen, treedt de Erkenningscommissie op eigen initiatief of gevraagd in contact met de organisaties in haar omgeving.
Zo hebben de voorzitter en een aantal leden in 2012 inhoudelijk overleg gevoerd met het WODC, een indiener en onderzoekers over een voorgenomen onderzoeksdesign in verband met het voldoen aan criterium 10, Evaluatie.
Ook heeft de Erkenningscommissie verschillende gesprekken gevoerd met ontwikkelaars en indieners van gedragsinterventies uit de forensische zorg. Dit, met het oog op de toekomstige toetsing van dergelijke interventies.
deling, vanaf 2012 is de informatie op de website onderscheiden in drie typen beoordeling: de ex ante beoordeling, de tussentijdse beoordeling en de ex post beoordeling.
Daarnaast heeft de Erkenningscommissie in december 2012 een bijeenkomst georganiseerd voor (directeuren van) organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van gedragsinterventies die in straf rechtelijk kader worden uitgevoerd. Het ging in dit verband om de uitvoerings organisaties, beleidsdirecties van het ministerie van Veiligheid en J ustitie, het WODC en de Erkenningscommissie. De totstandkoming van een effectief, uitvoerbaar en dekkend aanbod van gedragsinterventies gericht op het terug dringen van recidive, is het gemeenschappelijke streven van deze organisaties. Rode draad van de discussie waren de wetenschappelijke eisen ten aanzien van effectieve gedragsbeïnvloeding en het uitvoeren van onderzoek naar de effectiviteit in relatie tot de mogelijkheden en onmogelijkheden in de uit voeringspraktijk. Tegen deze achtergrond werd in een open gesprek van gedachten gewisseld over ieders rol hierin en werden ervaringen, beelden en wederzijdse verwachtingen gedeeld. De bijeenkomst is een aanzet tot het creëren van een overleg op strategisch niveau tussen genoemde partners op het terrein van justitiële gedrags interventies.
4.4.3 Nieuwsbrieven In 2012 heeft de Erkenningscommissie vier keer een digitale nieuwsbrief uitgebracht. Daarin zijn actuele zaken kort vermeld. Vast onderdeel in elke nieuwsbrief is de bekendmaking van gedragsinterventies die recentelijk erkend en voorlopig erkend zijn.
4.4.2 Website De website van de Erkenningscommissie, www.erkenningscommissie.nl, is een belangrijk communicatiemiddel. Er is onder meer actuele informatie te vinden over de samenstelling van de Erkenningscommissie, de procedure van indiening van gedragsinterventies, de beoordeelde gedragsinterventies en uitgebrachte adviezen.
Omdat in juli 2012 de aangepaste beoordelingsregeling, de Regeling Beoor deling Justitiële Gedragsinterventies, in werking is getreden is de structuur van de website daarop aangepast. Was eerder de informatie toegesneden op één type beoordeling en beoordelingsprocedure, te weten de ex ante beoor
4.4.4 Presentaties In oktober 2012 hebben medewerkers van het bureau Erkenningscommissie een presentatie verzorgd voor criminologen van het Openbaar Ministerie. Daarbij is ingegaan op de achtergrond, taken en werkwijze van de Erkennings commissie en de inmiddels erkende strafrechtelijke gedragsinterventies. 4.4.5 Internationale expertmeeting Glasgow In februari 2012 heeft een delegatie van de Erkenningscommissie en het bureau deelgenomen aan een expertmeeting, georganiseerd door de Conférence Européenne de la Probation (CEP). Het thema van deze meeting was de toekomst van accreditatie van gedragsinterventies voor justitiabelen. De ervaringen met het ontwikkelen van een evidence-based programmaaanbod in verschillende Europese landen kwamen aan bod. De rol en de positie van de Accreditation panels, die vooral in West- en Noord-Europese landen werkzaam zijn, werden besproken.
De meeting kwam tegemoet aan de behoefte onder de deelnemers om kennis te nemen van de verschillende wijzen waarop invulling wordt gegeven aan beleid, criteria en procedure om te komen tot bewezen effectieve inter venties, en de werking van de panels als beleidsinstrument in dit proces. Een verslag van deze bijeenkomst kan bij het bureau Erkenningscommissie worden opgevraagd.
De expertmeeting in Glasgow is een vervolg op de internationale bijeenkomst die in 2008 door de Nederlandse Erkenningscommissie is georganiseerd. Van de bijeenkomst in 2008 is een rapport beschikbaar: Accreditation of offender programmes; An overview of accreditation panels and procedures in various countries. Ook dit rapport kan bij het bureau Erkenningscommissie worden opgevraagd.
5
Interview scheidend voorzitter Met het verstrijken van de tweede termijn van de voorzitter van de Erkennings commissie, prof. dr. Willem van Tilburg, zal deze per medio 2013 zijn taken neerleggen. Met het oog daarop wordt in dit hoofdstuk stilgestaan bij zijn voorzitterschap in de afgelopen zes jaar. Dit gebeurt aan de hand van een interview dat Chris Rutenfrans, criminoloog en redacteur bij de Volkskrant, met de scheidend voorzitter heeft gehad. U bent in 2007 als hoogleraar psychiatrie met emeritaat gegaan en vervolgens voorzitter van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies van Justitie geworden. Inderdaad. Voor mijn opvolger geldt hetzelfde. Dat is mijns inziens niet toe vallig. Het komt doordat je dat voorzitterschap eigenlijk niet goed naast een volwaardige baan kunt vervullen. Men wil immers juist iemand als voorzitter hebben, die midden in het veld staat, actief is en een leidinggevende positie heeft bereikt; zo iemand heeft het vóór zijn emeritaat meestal nog te druk. De commissie beoordeelt programma’s die gericht zijn op het verminderen van recidive. Wat voor programma’s zijn dat? De meeste programma’s zijn cognitieve gedragstherapeutische interventies. Die bestaan er uit dat je minder adequate of onaangepaste manieren van denken, die ten grondslag kunnen liggen aan het delinquente gedrag, afleert. En dat je nieuwe manieren van denken en daarbij passende vaardig heden aanleert. Zo hebben deze mensen, om een simpel voorbeeld te geven, er bijvoorbeeld moeite mee om het uit de hand lopen van een ruzie te voor komen of een conflict constructief op te lossen. Daar kunnen soms ernstige delicten uit voortkomen, waar mensen telkens weer opnieuw in vervallen.
Het is voor hen al een hele kunst om door een interventie in de loop van de tijd te leren dat je bij conflicten met elkaar niet op de vuist hoeft te gaan of naar een mes hoeft te grijpen, maar het gesprek kunt aangaan en er zonder agressie kunt uitkomen. Ze moeten leren werken en leren omgaan met anderen zonder er meteen op te slaan of nog ernstiger vormen van geweld te gebruiken. De Erkenningscommissie moet een behandelingsprogramma bij voorbaat goed- of afkeuren. Valt al te zeggen of deze ex ante-oordelen van de commissie juist zijn geweest? Je spreekt je vertrouwen uit dat een bepaald programma effectief zal zijn. Dat het de kans op recidive substantieel kan doen afnemen. Dan komt de fase die meestal een jaar of vijf bestrijkt, waarin zo’n interventie wordt geïmplemen teerd, bijvoorbeeld door de reclassering of in een justitiële jeugdinrichting. Je hebt een prachtig draaiboek waar heel gedetailleerd in staat wat er gebeu ren moet. Dat kan alleen worden uitgevoerd als de noodzakelijke faciliteiten aanwezig zijn. Zijn er voldoende geschikte trainers en genoeg mensen die er aan deel kunnen en willen nemen? Verder moet je voortdurend meten of de gestelde doelen gehaald worden. Zijn de mensen die het programma hebben doorlopen nu echt minder impulsief of sociaal vaardiger geworden? Kunnen ze een fatsoenlijk gesprek voeren zonder ruzie te krijgen? Ook moet steeds beoordeeld worden of de trainers hun werk volgens het draaiboek hebben gedaan. Heeft een trainer echt zeven keer een groepsbijeenkomst gehouden die echt twee uur duurde? Zijn de individuele gesprekken echt gevoerd op de voorgeschreven wijze?
Je zou overigens willen dat dat soort evaluaties ook in de geneeskunde meer werden gedaan. De laatste jaren is men in algemene ziekenhuizen eens gaan onderzoeken of het personeel zich aan de gewone, voor iedereen vanzelf sprekende elementaire regels met betrekking tot handenwassen en dergelijke houdt. Dat bleek helemaal niet zo te zijn. In ziekenhuizen worden veel zoge naamde routinehandelingen lang niet altijd uitgevoerd. Recent onderzoek heeft aangetoond dat dit leidt tot verhoogde sterftecijfers.
Wie controleren de gedragstherapieën voor delinquenten? Dat doen de mensen die de programma’s uitvoeren zelf. Zij moeten kunnen aantonen dat er is gebeurd wat is afgesproken. We leren mensen zelf de kwa liteit te controleren van wat ze doen. Het aardige van de gedragsinterventies voor delinquenten is dat de uitvoerders een hoge standaard van zelfcontrole aan het ontwikkelen zijn, en dat in een veld waar men dat eigenlijk helemaal niet kende.
Met de tussentijdse beoordeling zijn we nu net begonnen. Bij de eerste resul taten zie je dat het niet helemaal gelopen is zoals we hadden gedacht. Soms is niet de doelgroep bereikt die men op het oog had. Juist de zwaarste men sen, voor wie dat programma was bedoeld, zijn bijv. minder goed vertegen woordigd. Dan vraag je je af hoe dat gekomen is. Hebben ze niet goed opge let of hebben mensen uit de doelgroep geweigerd mee te doen? Ook moet je kijken of de doelen zijn bereikt. De deelnemers aan een programma mogen er in elk geval niet op achteruit zijn gegaan. Ten slotte kijk je of het programma juist is uitgevoerd. Of dat er op beredeneerde wijze van is afgeweken. Maar dan ben je er nog niet. Er komt dan een volgende fase van drie jaar, waarin je moet nagaan of de interventies echt werken, dat wil zeggen leiden tot r ecidivevermindering. Dat is niet zo gemakkelijk. Want om te weten of een recidivevermindering echt is teweeggebracht door de interventie moet je de groep die is behandeld kunnen vergelijken met een controlegroep die de interventie niet heeft ondergaan. Het valt lang niet altijd mee om zo’n controlegroep te vinden. De commissie zal zich moeten voorbereiden op situaties, dat dit echt onmogelijk is. In zo’n geval zullen de onderzoekers wellicht “zachtere” methoden moeten gebruiken om de effectiviteit aan te tonen. In de geneeskunde is dat niet anders. Ik hoorde nog heel recent, dat er bijvoorbeeld zoveel soorten kanker bekend aan het worden zijn dat het onmogelijk is controlegroepen van voldoende grootte te krijgen om aan te tonen dat een bepaald geneesmiddel voor een zeldzame soort kanker echt werkt.
Ondanks deze gebreken en nog te verwachten problemen maakt u een tevreden indruk. Ik vond het bijzonder om te zien hoe een heel veld, dat vroeger veelal op basis van intuïtie werkte, aan de slag is gegaan met wetenschappelijk onder bouwde en empirisch bewezen interventies. Dat is op zichzelf al een geweldig succes. Wij hebben als commissie het veld weten te stimuleren om anders te gaan werken. Dan moet je de lat niet meteen zo hoog leggen dat niemand het haalt. Je moet wel voor de troepen uitlopen maar niet zover dat iedereen ontmoedigd wordt. Met de cognitieve gedragstherapie kan het recidiverisico sterk verlaagd worden? De cognitieve gedragstherapie is zeker een effectieve benadering gebleken. Maar het is overdreven om te spreken van een “sterke “ vermindering van het recidiverisico. Het gevaar is dat men zich deze beperking niet realiseert. Een deskundig en ervaren onderzoeker als Porporino heeft er recent nog eens op gewezen, dat het meestal om een bescheiden effect size van 10%, en vaak nog minder gaat. De cognitieve gedragstherapie is relatief goed onderzocht, dat geeft haar een voorsprong bij de selectie. Maar zij is goed te onderzoeken doordat ze relatief simpel en goed te protocolleren is. Er kunnen echter best therapieën zijn die beter werken, maar die niet onderzocht zijn, omdat ze veel ingewikkelder en vaak ook minder goed uitgewerkt zijn. Nog een ander kritisch geluid. Critici zeggen dat wij wel erg gericht zijn op het voorkomen van delicten. Zij vinden dat te beperkt. Zij menen dat je delinquenten moet leren hun totale leven om te gooien, andere, de kwaliteit van leven verho gende doelen te stellen. Een huwelijk bijvoorbeeld reduceert de recidive ook fors, zoals onderzoek heeft aangetoond. Een scheiding doet dat effect trouwens weer geheel teniet.
Tenslotte zijn er ook gebieden, bijvoorbeeld de zedendelinquentie, waarvoor we nog maar weinig werkzame interventies hebben. De commissie moet stimuleren dat die er komen, dat wil zeggen een strategie bedenken om innovatieve interventies te ontwikkelen. Maar innovatie is alleen mogelijk
als je ruimte schept om te experimenteren. Er moet natuurlijk wel een aannemelijke theorie zijn op grond waarvan je mag verwachten dat iets kan werken, maar je moet niet eisen dat er al onderzoek is dat de werkzaamheid ondubbelzinnig aantoont. Dan bevries je de zaak. Er zijn ook theorieën die zeggen dat er vanaf bijvoorbeeld het achtste levensjaar niet zoveel meer veranderd kan worden aan criminele neigingen. Dat is beslist niet zo. Mensen kunnen echt veranderen als ze systematisch worden blootgesteld aan bepaalde beïnvloedingstechnieken. Je moet ook niet alles tegelijk willen aanpakken. De kunst is die methode te vinden die een proces op gang brengt waardoor een algehele gedragsverandering ontstaat. Ik heb eens een vrouw in therapie gehad van een jaar of 50 die nog nooit een langdurige relatie had gehad. Ze stond op het punt ook haar huidige relatie te beëindigen omdat het weer zo’n ‘foute man’ was. Later vertelde ze dat ze dat toch niet gedaan had en dat ze nog steeds gelukkig was met die man. Waarom ze het niet had uitgemaakt? ‘Omdat’, zei ze, ‘u ter loops aan het slot van een sessie bij het afscheid nemen zei dat ik hem toch nog maar een kans moest geven.‘ Zelf was ik dat helemaal vergeten. De les is dat als je één draadje lostrekt, dat grote gevolgen kan hebben voor het hele weefsel. Ik vergelijk het vaak met een tanker die vertrekt vanaf Gibraltar. Als je de koers een paar graden verlegt, komt hij niet aan in Noord- maar in Zuid-Amerika. U praat hier nog zo enthousiast over. Vindt u het niet erg om ermee op te houden? Ik houd natuurlijk niet met alles wat ik nog doe op. Alleen met het voorzitter schap van de Erkenningscommissie. Ik zal de commissie wel missen. Het is erg leuk werk. Maar ik ben nu 71. Ik moet mijn activiteiten toch wat vermin deren. En er komt trouwens nu een nieuwe fase aan in het werk van de commissie, die de nodige tijd en inspanning zal vergen. Het is goed, dat iemand anders zich daar over gaat buigen, Die daar de nodige tijd en energie in kan investeren. Innovatie is mijn opvolger wel toevertrouwd.
Summary This is the eighth annual report of the Accreditation Panel for Behavioural Intervention Programmes of the Ministry of Security and Justice. In 2012 the Accreditation Panel received a total of seven requests for ex ante assessments. Three behavioural interventions were given the status of Accredited. At the beginning of 2012 a start was made with submitting behavioural interventions for interim assessment. The status of Accredited for an ex ante assessment remains valid for a maximum of five years and can be extended by three years under certain conditions. One of the conditions for extension is that it is demonstrated that the intervention is proving effective within five years of the status Accredited being given. The effectiveness assessment is referred to as the interim assessment. The first two requests for an interim assessment have now been accepted for processing. However, the panel has deferred the assessment in both cases pending the provision of further information needed to make a judgement. Since 2012 the Accreditation Panel has also considered the effectiveness of the behavioural interventions offered to adults in the forensic care sector. One such intervention was submitted and assessed.
In 2012, by request of the Ministry of Security and Justice, the Accreditation Panel issued recommendations on the subject of the programme integrity of behavioural interventions. One of the panel’s recommendations was from now on to state the essential aspects of the intervention in the programme description. The panel also highlighted the need to properly document changes made to the programme and to lay down the authority to make structural changes to the behavioural intervention in the Management Manual. As in previous years, in 2012 the Accreditation Panel developed activities aimed at intensifying direct contact between the members of the Accreditation Panel and the people working in the area it serves. This took the form of more working visits, explanatory meetings with those submitting behavioural interventions and an annual work meeting. Additionally, a delegation of the Accreditation Panel took part in an expert meeting in Glasgow, organised by the Conférence Européenne de la Probation. Since the chairman of the Accreditation Panel is due to step down in mid2013, an interview will be held with him on the subject of the Accreditation Panel’s remit and his chairmanship during the past six years.
Bijlagen Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Overzicht namen en functies van voorzitter en leden van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie in 2012
Kwaliteitscriteria
Bedrijfsvoering
Bijlage 1 Overzicht namen en functies van voorzitter en leden van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie in 2012
—
Voorzitter Prof. dr. W. (Willem) van Tilburg Voorzitter / lid Erkenningscommissie vanaf 12 juni 2007 - Emeritus hoogleraar klinische psychiatrie (VU Medisch centrum te Amsterdam) - Werkzaam als psychiater en psychotherapeut op de polikliniek Amsterdam van het Leo Kannerhuis en als zelfstandig gevestigde - Voorzitter visitatiecommissie Stichting Topklinische Zorg —
Leden Dr. B.H. (Erik) Bulten Lid Erkenningscommissie vanaf 1 september 2005 - GZ-psycholoog, hoofd diagnostiek, onder zoek en opleidingen van de Pompestichting - Senior onderzoeker aan het Academisch Centrum Sociale Wetenschappen (ACSW) van de Radboud Universiteit Nijmegen - Lid van de subcommissie Systeeminterventies ZonMW
Prof. dr. M. (Maja) Deković Lid Erkenningscommissie vanaf 1 juni 2009 - Expert op het gebied van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen en gezinsgerichte interventies - Hoogleraar orthopedagogiek aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht - Lid van Erkenningscommissie Interventies Nji/RIVM (deelcommissie 1: Jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie) Prof. dr. P. M.G. (Paul) Emmelkamp Lid Erkenningscommissie vanaf 1 september 2005 - Klinisch psycholoog-psychotherapeut Uitgebreide kennis over de effectiviteit van cognitieve en sociale vaardigheidstrainingen, expertise op het gebied van de forensische psychologie - Academiehoogleraar (KNAW) faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam - Senior consultant bij De Waag - Lid wetenschappelijke adviesraad Kennis centrum Zorg Nederland (KZN) - Lid werkgroep richtlijnontwikkeling multi disciplinaire richtlijn angststoornissen en depressie Em. Prof. dr. G. L. (Guus) van Heck Lid Erkenningscommissie vanaf 1 september 2005 - Expert op het gebied van ontwikkeling en evaluatie van diagnostische instrumenten
-
- - - - -
alsmede ontwikkeling en toepassing van gedragsinterventies, onder meer in de verslavingszorg Hoogleraar klinische gezondheidspsychologie aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Tilburg Lid Toetsingscommissie Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen Vice-voorzitter programmacommissie Risicogedrag en Afhankelijkheid ZonMw Voorzitter begeleidingscommissie Succes factoren PIJ (WODC- Min. van V&J) Lid NWO Veni-commissie Gedrag en Onderwijs 2-2011 Lid Medisch-Ethische Toetsingscommissie Elisabeth Ziekenhuis Tilburg
Prof. dr. A.C. (Anja) Huizink Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2010 - Bijzonder hoogleraar bij het Behavioral Science Institute, Orthopedagogiek, Gezin en Gedrag, Radboud Universiteit Nijmegen op de leerstoel Biologisch-Psychologisch onderzoek naar verslaving bij jeugdigen - Universitair hoofddocent Research Institute for Child Development and Education, Universiteit van Amsterdam - Lid Adviescommissie Jeugd en problematisch middelengebruik/verslaving - Lid International Committee College on Problems of Drug Dependence, USA - Lid begeleidingscommissie Wiet-Check (Trimbos instituut)
Prof. dr. J.P. (Joanne) van der Leun Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2011 - Hoogleraar Criminologie bij het Instituut voor Strafrecht & Criminologie, Universiteit Leiden - Opleidingsdirecteur Criminologie en lid Dagelijks Bestuur van de afdeling - Expert op het gebied van criminaliteit en migratie, grootstedelijke problematiek, illegaliteit en mensenhandel - Lid Adviesgroep Politie Den Haag - Lid redactieraad Sociologie en Weten schappelijke adviesraad Amsterdam University Press Prof. dr. P. (Paul) Nieuwbeerta Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2011 - Hoogleraar Criminologie bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden - Voorzitter van het Dagelijks Bestuur van de afdeling Criminologie - Bijzonder Hoogleraar Sociologie bij de Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht - Expert op het gebied van levenslopen, crimi nele carrières en strafrechtelijke interventies Prof. dr. Ch. (Chijs) van Nieuwenhuizen Lid Erkenningscommissie vanaf 1 juni 2009 - Psycholoog/psychotherapeut, expertise op het terrein van de forensische psychiatrie, volwassenen en jeugd / klinische- en onder zoekservaring
- Bijzonder hoogleraar Forensische Geestelijke Gezondheidszorg Universiteit Tilburg - Onderzoeksprogrammaleider GGzE Centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie - Voorzitter Toetsingscommissie Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) - Voorzitter Programmaraad Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) - Lid Programmacommissie Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ) - Betrokken bij onderzoek ‘Ontwikkeling van een QuickScan van bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van gedragsinterventies’ (projectleider) - Betrokken bij onderzoek ‘TBS-behandeling geprofileerd: een gestructureerde casussen analyse’ (projectleider) Dr. M. (Maroesjka) van Nieuwenhuijzen Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2010 - Expertise op het gebied van sociale informa tie verwerking en cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking. - Senior onderzoeker bij Orthopedagogiek aan de faculteit der Psychologie en Pedagogiek van de Vrije Universiteit Amsterdam. Prof. dr. H.L.I. (Henk) Nijman Lid Erkenningscommissie vanaf 1 januari 2012 - Hoofdonderzoeker bij Altrecht Aventurijn van Altrecht Geestelijke Gezondheidszorg Den Dolder
- Bijzonder hoogleraar Forensische psychologie (vanwege de stichting Koningsheide) aan de Radboud Universiteit Nijmegen - Voorzitter van de Scientific Committee van de European Violence in Clinical Psychiatry Congresses (tweejaarlijkse internationale congressen) - Lid van de European Violence in Psychiatry Research Group (EVIPRG) Dr. A. (Agnes) Scholing Lid Erkenningscommissie vanaf 1 september 2012 - Klinisch psycholoog en supervisor Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie - Lid richtlijnwerkgroep Huiselijk Geweld - Manager zorg afdeling Langdurige Zorg Volwassenen Wolfheze, cluster Multi complexe Zorg, Pro Persona - Onderzoeker en inhoudelijk trekker (samen met Bauke Koekkoek) van de onderzoekslijn Ernstige Psychische Aandoeningen Pro Persona - P-opleider Pro Persona voor de opleidingen tot klinisch psycholoog en psychotherapeut - Universitair Hoofddocent Klinische Psychologie, Universiteit van Amsterdam Prof. dr. N.W. (Wim) Slot Lid Erkenningscommissie vanaf 1 januari 2012 - Bijzonder hoogleraar Jeugdbescherming, afdeling Ontwikkelingspedagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam - Oprichter PI Research, grondlegger van
competentiegerichte behandelings programma’s - Bestuurslid van de stichting Zelforganisatie in Rotterdam Dr. E. (Ellen) Vedel Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2010 - Hoofd behandelzaken/senior onderzoeker Jellinek, - Clustermanager behandelzaken Gooi & Vechtstreek Arkin - GZ-psycholoog/supervisor VGCt. Expertise op het gebied van de behandeling van stoornissen in het gebruik van een middel (verslaving) - Voorzitter sectie Verslaving van de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt) - Betrokken bij onderzoek naar de behandeling van verslaving en huiselijk geweld
Bijlage 2 Kwaliteitscriteria 1. Theoretische onderbouwing De gedragsinterventie is gebaseerd op een analyse van het delictgedrag en een expliciet veranderingsmodel waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond. 2. Selectie van justitiabelen Het type justitiabele waarop de gedrags interventie zich richt wordt duidelijk gespecificeerd en geselecteerd. 3. Dynamische criminogene factoren en protectieve factoren De gedragsinterventie is gericht op het beïnvloeden van veranderbare risico factoren en op protectieve factoren die samenhangen met het criminele gedrag. 4. Effectieve (behandel)methoden Er worden (behandel)methoden toegepast die aantoonbaar effectief of veelbelovend zijn. 5. Vaardigheden De aanpak is mede gericht op het leren van praktische, sociale en probleemoplossende vaardigheden.
6. Fasering, intensiteit en duur De intensiteit en duur van de gedrags interventie sluiten aan bij de problematiek van de deelnemer. 7. Betrokkenheid en motivatie Betrokkenheid van de deelnemer bij de gedragsinterventie en motivatie voor deelname moeten worden bevorderd en gestimuleerd. 8. Continuïteit Er moeten duidelijke verbindingen zijn tussen de gedragsinterventie en de totale begeleiding van de justitiabele. 9. Interventie-integriteit De gedragsinterventie wordt uitgevoerd zoals is bedoeld. 10. Evaluatie Een doorlopende evaluatie geeft inzicht in de effectiviteit van de gedragsinterventie.
Bijlage 3 Bedrijfsvoering De Erkenningscommissie bestaat uit maximaal veertien leden, inclusief de voorzitter. In 2012 waren 12 personen lid van de Erkennings commissie.
Uitgaven 2012
De ambtelijke ondersteuning van de Erkennings commissie vindt plaats vanuit het bureau Erkenningscommissie. De formatieve ruimte van het bureau bedraagt 3,12 fte. In 2012 werkten vier medewerkers bij het bureau Erkenningscommissie.
Vergoedingen voorzitter en leden
€ 90.614,08
Personeel ambtelijke ondersteuning
€ 250.525,80
Materiële zaken
€ 66.038,19
Totaal
€ 407.178,07
Colofon Uitgave Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie, juni 2013 Teksten Bureau Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie Fotografie Ilco Kemmere, Amsterdam Vormgeving VormVijf, Den Haag
Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie Turfmarkt 147, 2511 DP Den Haag Telefoon: 06 528 77 108 E-mail:
[email protected] www.erkenningscommissie.nl
Grafiek 1. Gemiddelde behaalde scores per criterium per jaar, periode 2006 – 2012
2,5
GEMIDDELD BEHAALDE SCORES
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0 1
2
3
4
5
6
7
8
CRITERIA 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
9
10