2013 jaarverslag Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie
Inhoudsopgave Voorwoord
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Van de voorzitter Prof. dr. W.A. Nolen
Inleiding
Beoordelingen
Advisering
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Summary
Bijlagen
Communicatie
Interview nieuwe voorzitter prof. dr. W.A. Nolen
1. Kwaliteitscriteria 2. O verzicht relevante functies leden 3. Bedrijfsvoering
Voorwoord van de voorziter Bij dezen presenteer ik u het negende jaarverslag van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De commissie heeft drie taken: het beoordelen van de effectiviteit van gedragsinterventies die in het justitiële veld worden toegepast ter voorkoming van recidive, het adviseren over deze taak en het communiceren hierover. In 2013 heeft de Erkenningscommissie 14 beoordelingen uitgevoerd in de vorm van acht ex ante beoordelingen en zes tussentijdse beoordelingen. Van de acht gedragsinterventies die ex ante beoordeeld zijn, hebben drie het oordeel ‘Erkend’ gekregen en vier het oordeel ‘Voorlopig erkend’. Eén gedragsinterventie kreeg het oordeel ‘Niet erkend, verdere uitwerking gewenst’. In 2013 hebben ook de eerste tussentijdse beoordelingen plaatsgevonden. Dit betreft beoordelingen waar vijf jaar na erkenning getoetst wordt of een interventie doelmatig is: wordt de interventie toegepast zoals bedoeld en worden de programmadoelen behaald bij de beoogde doelgroep? Van zes interventies die tussentijds beoordeeld zijn, is aan vier interventies de erkenning voor drie jaar verlengd. Helaas bleken twee interventies onvoldoende doelmatig (of er konden onvoldoende gegevens worden overlegd); het oordeel Erkend van deze interventies is daarom net verlengd. Mede ter gelegenheid van het afscheid van de vorige voorzitter organiseerde de Erkenningscommissie in november 2013 het symposium ‘Effectieve Gedragsinterventies: let’s see what really works’. Vier buitenlandse sprekers waren aanwezig die allen internationaal hun sporen hebben verdiend bij het ontwikkelen, beoordelen en/of implementeren van gedragsinterventies in
het justitiële veld. Het symposium, waarop in dit jaarverslag uitgebreid wordt ingegaan, werd niet alleen goed bezocht door vertegenwoordigers van organisaties die direct betrokken zijn bij de ontwikkeling, toepassing en evaluatie van gedragsinterventies, maar onder meer ook door vertegenwoordigers van de rechterlijke macht, het openbaar ministerie en gemeenten. Hieruit blijkt dat het thema effectieve gedragsbeïnvloeding zowel binnen als buiten Justitie leeft. In 2013 is ook een aantal ontwikkelingen in gang gezet die in 2014 hun beslag zullen krijgen. Zo is recentelijk met het ministerie van Veiligheid en Justitie afgesproken dat de Erkenningscommissie zich bij de tussentijdse beoordeling ook zal gaan buigen over de aard en de stand van zaken van het effectiviteitsonderzoek dat te zijner tijd bij de ex post beoordeling uitsluitsel moet geven of de interventie werkzaam is. Verder is de Erkenningscommissie gestart met het aanpassen van het beoordelingskader om ruimte te bieden voor innovatieve interventies. Naar verwachting zal de Erkenningscommissie in 2014 de eerste innovaties beoordelen op hun wetenschappelijke onderbouwing. Tenslotte zal de Erkenningscommissie zich in 2014 ook feitelijk gaan voorbereiden op de ex post beoordelingen. Als eerste stap zijn daartoe in 2013 de eerste verkenningen verricht hoe de effectiviteit van interventies beoordeeld zal worden. Daarbij geldt idealiter dat de werkzaamheid beoordeeld wordt in gerandomiseerde gecontroleerde studies, maar tegelijkertijd worden door het werkveld ook andere vormen van onderzoek bepleit. Het beoordelingskader van het effectiviteitsonderzoek, inclusief de manier hoe daarover te rapporteren, zal in de loop van 2014 beschikbaar komen.
Het is uitdrukkelijk de bedoeling daarbij ook het werkveld te betrekken in de vorm van onder meer een werkbijeenkomst. Toen ik aantrad als voorzitter was een van de eerste dingen waarover ik mij verbaasde de uitkomstmaat ‘vermindering van recidive na twee jaar’, een dichotome (en daardoor statistisch weinig sensitieve) maat en ook nog eens ‘ver weg’ (en daardoor gevoelig voor wat er wel en niet in de tussentijd gebeurd is). De commissie zal onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de uitkomstmaat te verbreden. In het afgelopen half jaar is – onder meer tijdens het symposium – gebleken dat hieraan behoefte is in het werkveld. De Erkenningscommissie is in 2013 van samenstelling veranderd. Allereerst heeft een wisseling van voorzitter plaatsgevonden. In juni 2013 is prof. dr. W. van Tilburg, sinds 2007 voorzitter van de Erkenningscommissie, opgevolgd door ondergetekende. Daarnaast hebben we afscheid genomen van de leden prof. dr. G.L.M. van Heck, prof. dr. A.C. Huizink en prof. dr. P. Nieuwbeerta. Graag wil ik hen allen hartelijk danken voor hun geweldige inzet! Eind 2013 is gestart met het werven van twee nieuwe leden. Begin 2014 hebben we dr. M.J. Noom en dr. J.J. Asscher kunnen verwelkomen.
Mijn eerste ervaringen als voorzitter van de Erkenningscommissie zijn tot nu toe zeer positief. De leden zijn gedreven met veel vakinhoudelijke en wetenschappelijke kennis. Ook mijn contacten met het werkveld, beleidsdirecties en het WODC heb ik als positief en vooral ook als constructief ervaren. Ik ben er daarom van overtuigd dat wij samen met alle betrokkenen en hun organisaties, en ieder vanuit zijn/haar eigen rol en verantwoordelijkheid, zullen bijdragen aan de totstandkoming van een uitvoerbaar, effectief en dekkend aanbod van justitiële gedragsinterventies.
Prof. dr. Willem Nolen Voorzitter
1
Inleiding
van) de effectiviteit van gedragsinterventies en te communiceren over de activiteiten van de commissie. De taken staan verwoord in het Instellingsbesluit1.
Met dit jaarverslag wil de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie weergeven welke activiteiten zij in 2013 heeft verricht.
De commissie voert haar drie taken uit met een zo groot mogelijke zorgvuldigheid en deskundigheid. Zij neemt daarbij een onafhankelijke positie in: zij laat zich bij het uitvoeren van haar taken leiden door wetenschappelijke inzichten en de haar gegeven kwaliteitscriteria.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de taken van de Erkenningscommissie en het bureau dat de Erkenningscommissie ondersteunt. In de hoofdstukken 2 tot en met 4 wordt ingegaan op de verschillende taken die de Erkenningscommissie heeft, te weten beoordelen, adviseren en communiceren. Tot slot vindt u in hoofdstuk 5 een interview met de nieuwe voorzitter van de Erkenningscommissie, prof. dr. W.A. Nolen.
Inhoudelijke deskundigheid behoort tot de kwaliteiten van de Erkenningscommissie. Met het oog hierop is in de commissie relevante wetenschappelijke kennis, bijvoorbeeld uit de criminologie, psychologie, pedagogiek en psychiatrie, samengebracht met kennis over de uitvoeringspraktijk.
1.1 Taken en samenstelling Erkenningscommissie De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie is in 2005 ingesteld door de minister van Veiligheid en Justitie, met de opdracht te beoordelen of gedragsinterventies (kunnen) leiden tot het verminderen of voorkomen van recidive. De commissie beoordeelt sinds die tijd de effectiviteit van intramurale en extramurale gedragsinterventies voor zowel minderjarige als meerderjarige justitiabelen. Een gedragsinterventie die is ontwikkeld met als doel recidivevermindering van de deelnemers, kan ter beoordeling bij de Erkenningscommissie worden ingediend. Om te kunnen beoordelen of gedragsinterventies effectief zijn, hanteert de Erkenningscommissie kwaliteitscriteria (Bijlage 1). Deze kwaliteitscriteria zijn vastgesteld door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het beoordelen van gedragsinterventies is een belangrijke taak van de Erkenningscommissie. Daarnaast behoort het tot haar taken de minister van Veiligheid en Justitie te adviseren over onderwerpen in relatie tot (het beoordelen
De voorzitter en leden participeren op persoonlijke titel. Hun relevante functies zijn in kaart gebracht en vindt u op de website van de Erkenningscommissie en in Bijlage 2 van dit jaarverslag.
1.2 Het bureau Erkenningscommissie Het bureau van de Erkenningscommissie zorgt voor de inhoudelijke en procesmatige ondersteuning van de Erkenningscommissie bij het uitvoeren van haar taken. Daarnaast ondersteunt het bureau organisaties bij het ter beoordeling indienen van gedragsinterventies en fungeert het als ambtelijke aanspreekpunt voor het ministerie van Veiligheid en Justitie. De secretaris van de Erkenningscommissie is tevens hoofd van het bureau. In bijlage 3 staat een aantal gegevens over de bedrijfsvoering gemeld.
1
http://www.erkenningscommissie.nl/Images/Instellingsbesluit%20Staatscourant%202005_tcm115373163.pdf
Commissieleden en medewerkers bureau maart 2014
Zie bijlage 2 voor de volledige samenstelling van de Erkenningscommissie in 2013
2
Beoordelingen in 2013 2.1 Indieningen voor beoordeling
In 2013 is in totaal acht keer een gedragsinterventie voor een ex ante beoordeling2 ingediend. Daarnaast zijn zes gedragsinterventies voor een tussentijdse beoordeling3 ingediend.
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de ex ante beoordelingen die in 2013 zijn uitgevoerd. Er wordt een overzicht gegeven van de aangeboden gedragsinterventies, het oordeel van de commissie en de gemiddelde scores die in 2013 op de tien kwaliteitscriteria zijn behaald. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3 een overzicht gegeven van de tussentijdse beoordelingen in 2013. In paragraaf 2.4 wordt separaat ingegaan op de stand van zaken inzake de beoordeling van gedragsinterventies die in de forensische zorg worden aangeboden.
Tabel 1 Gedragsinterventies die het oordeel Erkend kregen in 2013 Interventies
Doelgroep
Out of the Circle
Minderjarigen
So Cool
Minderjarigen
Grip op Agressie (forensische zorg)
Meerderjarigen
Tabel 2 Gedragsinterventies die het oordeel Voorlopig erkend kregen in 2013 Interventies
Doelgroep
Agressieregulatie op Maat ambulant 16-minners
Minderjarigen
2.2 Ex ante beoordelingen
In Control!-LVB
Minderjarigen
Betere Start
Meerderjarigen
2.2.1 Uitkomsten ex ante beoordelingen In 2013 zijn acht gedragsinterventies ex ante beoordeeld; dit is inclusief de twee interventies die in de forensische zorg worden aangeboden (zie ook paragraaf 2.4 van dit hoofdstuk). Het merendeel van de gedragsinterventies kreeg het oordeel Erkend of Voorlopig Erkend.
Schema Focus Therapie voor forensische patiënten met persoonlijkheidsstoornissen (forensische zorg)
Meerderjarigen
2 3
www.erkenningscommissie.nl/beoordelingen/allebeoordelingen/exantebeoordeling/ www.erkenningscommissie.nl/beoordelingen/allebeoordelingen/tussentijds/
Eén gedragsinterventie voor meerderjarigen, SOLO, kreeg het oordeel Niet erkend verdere uitwerking gewenst. Op de website van de Erkenningscommissie staat een overzicht van alle door de Erkenningscommissie beoordeelde gedragsinterventies. U vindt op deze website tevens een korte beschrijving en contactgegevens van alle gedragsinterventies die het oordeel Erkend hebben gekregen.
2.2.2 Scores ex ante beoordelingen In deze subparagraaf wordt de gemiddelde totaalscore van de ex ante beoordelingen in 2013 vergeleken met de gemiddelde totaalscore van de ex ante beoordelingen in de voorafgaande jaren. Vervolgens kijken we naar de ontwikkeling van de gemiddelde scores per criterium in de periode 2006-2013.
Bij de ex ante beoordeling van een interventie kunnen per criterium 0, 1 of 2 punten worden behaald. Er zijn tien kwaliteitscriteria. Dit betekent dat maximaal 20 punten kunnen worden behaald. De gemiddelde score van de in 2013 ex ante beoordeelde gedragsinterventies is 14,3 punten. Er is sprake van een stijgende lijn in de periode 2006 tot en met 2010. In de drie jaar daarna schommelen de gemiddelde scores tussen 13,6 en 15,3. Zie Tabel 3.
Tabel 3 Gemiddelde totaalscore ex ante beoordelingen per jaar, periode 2006-2013 Jaar
Zoals gesteld, kan voor elk criterium 0, 1 of 2 punten worden behaald. In 2013 zijn hogere scores (>1,5 punten) behaald op criterium 6 (Fasering, intensiteit en duur), criterium 7 (Betrokkenheid en motivatie), criterium 8 (Continuïteit) en criterium 9 (Programma-integriteit). Criterium 4 (Effectieve (behandel)methoden) blijft ook in 2013 het c riterium waaraan het minst is voldaan. De gemiddelde score van criterium 1 (Theoretische onderbouwing) en criterium 10 (Evaluatie) is in 2013 ook aan de lage kant. Zie tabel 4 en grafiek 1
Tabel 4 Gemiddelde scores ex ante beoordelingen per criterium, periode 2006 – 2013.
Gemiddelde totaalscore
Criteria 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2006
11,3
1
1,2
1,2
1,3
1,2
1,2
1,1
1,4
1,1
2007
12,5
2
0,6
0,9
1,1
1,3
1,2
1,1
1,3
1,4
2008
13,1
3
1,5
1,6
1,7
1,7
1,6
1,6
1,9
1,4
2009
14,3
4
0,7
0,7
0,9
1,0
0,9
0,8
1,0
1,0
2010
14,6
5
1,5
1,5
1,4
1,6
1,8
1,8
1,4
1,5
2011
13,6
6
0,9
1,2
1,3
1,1
1,2
1,0
1,4
1,6
2012
15,3
7
1,6
1,4
1,4
1,8
1,8
1,4
1,7
1,6
2013
14,3
8
1
1,3
1,2
1,7
1,8
1,7
1,9
1,6
9
1,7
1,4
1,8
1,8
1,9
1,8
2,0
1,9
10
0,6
0,9
1,2
1,2
1,0
1,2
1,3
1,1
2.3 Tussentijdse beoordelingen Het bij de ex ante beoordeling verkregen oordeel Erkend is geldig voor een periode van maximaal vijf jaar. Deze periode kan worden verlengd met drie jaar. De verlenging wordt verleend als uiterlijk vijf jaar nadat het oordeel Erkend gegeven is, aangetoond wordt dat de gedragsinterventie doeltreffend is. De beoordeling van de doeltreffendheid wordt de tussentijdse beoordeling 4 genoemd. De doeltreffendheid wordt aangetoond als na toepassing van de gedragsinterventie, uitgevoerd zoals beoogd met de beoogde doelgroep, de gewenste resultaten zijn bereikt. In 2012 is gestart met de beoordeling van tussentijdse beoordelingen van erkende gedragsinterventies. Een en ander conform de Regeling Beoordeling Justitiële Gedragsinterventies 5 die per 1 juli 2012 in werking is getreden. In 2013 zijn, zoals in hoofdstuk 1 reeds aangegeven, zes gedragsinterventies tussentijds beoordeeld. De gedragsinterventies hebben het oordeel ‘Niet verlengd’ gekregen wegens het ontbreken van de benodigde gegevens dan wel omdat onvoldoende duidelijk was of de beoogde doelgroep was bereikt of de gewenste resultaten na afloop van de gedragsinterventie waren bereikt. Deze tussentijdse beoordelingen hebben de Erkenningscommissie geleerd dat het tijdig van start gaan met onderzoek volgens een adequaat protocol noodzakelijk is om op tijd de benodigde gegevens beschikbaar te hebben voor de beoordeling. Om die reden heeft de Erkenningscommissie eind 2013 voorgesteld de tussentijdse beoordeling uit te breiden met een extra vraag naar de stand van zaken van het effectiviteitsonderzoek met het oog op de beoordeling van de gebleken effectiviteit drie jaar na de tussentijdse beoordeling. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft met dit voorstel 4 5
http://www.erkenningscommissie.nl/beoordelingen/allebeoordelingen/tussentijds/ http://www.erkenningscommissie.nl/Images/regeling-beoordeling-1-juli-2012_tcm115-444638.pdf
Tabel 5 Gedragsinterventies die het oordeel Verlengd kregen in 2013 Interventies
Doelgroep
Cognitieve Vaardigheden
Meerderjarigen
Sociale Vaardigheidstraining op Maat
Minderjarigen
Tools4U
Minderjarigen
Agressieregulatie op Maat
Minderjarigen
Tabel 6: Gedragsinterventies die het oordeel Niet verlengd kregen in 2013 Interventies
Doelgroep
Cognitieve Vaardigheden plus
Meerderjarigen
Arbeidsvaardigheden
Meerderjarigen
ingestemd. In 2014 wordt de tussentijdse beoordeling derhalve uitgebreid met een extra vraag over de stand van zaken van het effectiviteitsonderzoek. De bevindingen zullen overigens niet meewegen bij de tussentijdse beoordeling, maar in de vorm van een advies worden teruggekoppeld naar de indiener.
2.4 Gedragsinterventies uit de forensische zorg De Erkenningscommissie buigt zich sinds 2012 ook over de effectiviteit van gedragsinterventies in termen van recidivevermindering die in de forensische zorg aan meerderjarige justitiabelen worden aangeboden. De opdracht voor de Erkenningscommissie is om gedragsinterventies uit de forensische zorg te beoordelen aan de hand van de huidige beschrijving en normering van de kwaliteitscriteria voor de ex ante beoordeling. De eerste gedragsinterventie uit de forensische zorg, Grip op Agressie, die in 2012 is ingediend in het kader van het Programma Kwaliteit Forensische Zorg, is in 2013 opnieuw ex ante beoordeeld (zie Tabel 1 in dit hoofdstuk). In 2013 is een tweede interventie door de Programmacommissie van KFZ ingediend en beoordeeld: Schema Focus Therapie voor forensische patiënten met persoonlijkheidsstoornissen (zie Tabel 2 in dit hoofdstuk). De commissie verwacht in 2014 een derde indiening van een gedragsinterventie uit de forensische zorg. Op basis van de ervaringen met de eerste drie ex ante beoordelingen zal de Erkenningscommissie met de betrokken organisaties deze beoordelingen evalueren. Het doel van deze evaluatie is na te gaan of het huidige toetsingskader voor de ex ante beoordeling adequaat is voor beoordeling van interventies uit de forensische zorg of dat er aanpassingen nodig zijn.
3 Advisering
De Erkenningscommissie heeft zich in 2013 beziggehouden met de volgende adviesonderwerpen.
3.1 Alternatieve visies voor What Works en het RiskNeed-Responsivity Model De Erkenningscommissie wordt door velen geassocieerd met de What Works benadering en het RNR model. Deze twee benaderingen vormen de basis voor de tien kwaliteitscriteria die zij hanteert bij de ex ante beoordeling van gedragsinterventies. De Erkenningscommissie heeft zich gebogen over de alternatieve benaderingen die in het veld leven en ook in wetenschappelijke kringen onder de aandacht worden gebracht. Vragen die de commissie zich hierbij stelt, betreffen de relevantie van alternatieve visies voor de werkwijze van de Erkenningscommissie als toetsend orgaan van interventies voor justitiabelen en meer in het bijzonder voor het toetsingskader dat zij hanteert bij de beoordeling van deze gedragsinterventies. In dit verband heeft de commissie in november 2013 een symposium georganiseerd met dit thema. Internationale sprekers zijn aangetrokken vanwege hun specifieke expertise op het terrein van (bewezen) effectiviteit van interventies in justitieel kader en van de ontwikkelingen en betekenis van alternatieve stromingen in de wetenschappelijke wereld.
Mede op basis van de inzichten die het symposium heeft opgeleverd zal de commissie in 2014 een notitie uitbrengen. De verschillende hedendaagse visies worden hierin besproken en bezien wordt wat dit betekent voor de opdracht van de Erkenningscommissie en de 10 criteria voor de ex ante beoordeling van gedragsinterventies.
3.2 Uitwerking advies Indirecte gedragsinterventies en innovatie In maart 2012 heeft de Erkenningscommissie een advies uitgebracht over twee onderwerpen die, naast het huidige erkenningsproces voor gedragsinterventies, aandacht behoeven: Indirecte gedragsinterventies en innovatie. De commissie heeft daarbij aangegeven dit advies desgevraagd te willen uitwerken.
In reactie hierop heeft de DG JS in mei 2013 de commissie verzocht om een voorstel uit te werken voor: a. het toetsingskader voor innovaties op het terrein van gedragsinterventies die als primair doel hebben de strafrechtelijke recidive van de deelnemers te verminderen en b. procedures voor de beoordeling van dergelijke innovaties. Dit advies zal in 2014 worden afgerond.
3.3 Toetsingskader gedragsinterventies forensische zorg Zoals aangegeven in Hoofdstuk 2, paragraaf 2.4, zijn er in 2013 twee gedragsinterventies uit de forensische zorg door de Erkenningscommissie beoordeeld. De evaluatie van de ex ante beoordelingen die betrekking hebben op interventies die in de forensische zorg worden aangeboden met als primair doel strafrechtelijke recidivermindering, zal plaatsvinden na de beoordeling van de eerste drie interventies (zie ook 2.4).
4
Communicatie De Erkenningscommissie heeft naast het beoordelen van gedragsinterventies en het adviseren over onderwerpen in relatie tot de effectiviteit van gedragsinterventies, nog een derde taak: het communiceren over de activiteiten van de commissie. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de werkbezoeken die de commissie heeft afgelegd, gevoerde gesprekken met indieners van gedragsinterventies, de werkbijeenkomst en overige communicatieve activiteiten als de nieuwsbrief.
4.1 Werkbezoeken
De Erkenningscommissie heeft in 2013 vier werkbezoeken afgelegd. 4.1.1 De Waag, Centrum voor ambulante forensische psychiatrie Een delegatie van de commissie heeft de vestiging van de Waag in Utrecht bezocht. Het programma bood een helder overzicht van het ambulante aanbod dat is uitgewerkt voor drie zorglijnen: Huiselijk geweld, Seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) en Agressie en Vermogen. Het behandelen van de stoornis en het werken aan het delictgedrag gaan hand in hand bij cliënten die binnen een justitieel kader bij De Waag worden behandeld. Aan de hand van het zorgprogramma voor SGG is ingegaan op de wijze waarop De Waag beschikbare wetenschappelijke kennis en evidentie betrekt bij het ontwikkelen en implementeren van interventies, in combinatie met de klinische kennis en inzichten van de behandelaars.
4.1.2 Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel Dit werkbezoek aan De Rooyse Wissel, locatie Venray, stond in het teken van de interventie “Schematherapie voor forensische patiënten met persoonlijkheidsstoornissen”, die later in 2013 ex ante is beoordeeld. Zowel de inbedding van deze therapie in het zorgaanbod in een intramurale setting als het lopende multicenter onderzoek naar de effecten van de therapie kwamen uitgebreid aan bod. 4.1.3 Expertisecentrum Forensische Zorg (EFP) Met het afleggen van een werkbezoek aan het EFP is het eerste formele contact tussen de Erkenningscommissie en het EFP tot stand gekomen. Wederzijds is informatie uitgewisseld over de taken en (actuele) activiteiten en lopende projecten. De raakvlakken tussen beide organisaties zijn verkend. Het was voor beide partijen een prettige en interessante ontmoeting met een hoog informatief en interactief gehalte. 4.1.4 Catamaran, GGZ Eindhoven Het laatste werkbezoek van 2013 betrof een bezoek aan de Catamaran, kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en onderdeel van Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Eindhoven. Jongeren tussen 14 en 23 jaar met gedragsproblemen en psychische stoornissen worden in de Catamaran behandeld. Bij elke jongere wordt gekeken naar ‘wat werkt voor jou?’. Naast een boeiende presentatie over de achtergronden van en de ontwikkelingen binnen de Catamaran, is de commissie rondgeleid en heeft zij gesproken met enkele daar verblijvende jongeren.
4.2 Toelichtingsgesprekken commissieleden met indieners De indiener heeft de mogelijkheid om na elke beoordeling van een gedragsinterventie en na ontvangst van de beoordelingsbrief van de commissie een gesprek met leden van de commissie aan te vragen.
De indiener krijgt tijdens het gesprek de gelegenheid nadere uitleg te vragen over de inhoud van de beoordelingsbrief. Het doel van het zogenaamde toelichtingsgesprek is om de indiener maximaal te informeren over de beoordeling en de redenen waarom de Erkenningscommissie tot haar beoordeling is gekomen.
Op het symposium waren ruim 100 genodigden aanwezig, afkomstig van onder meer de indienende organisaties, Openbaar Ministerie, beleidsdirecties, universiteiten en gemeenten. Het verslag, de speech van de staatssecretaris en de presentaties kunnen worden gedownload van de website van de Erkenningscommissie.
In 2013 hebben leden met de indieners van twee beoordeelde gedrags interventies een dergelijke gesprek gevoerd.
4.4 Overige communicatieve activiteiten
4.3 Werkbijeenkomst De Erkenningscommissie organiseert sinds een aantal jaren werkbijeenkomsten. Voor zo’n werkbijeenkomst worden betrokkenen van alle partijen in het erkenningsproces uitgenodigd om over actuele thema’s van gedachten te wisselen en om betrokkenen te informeren over noviteiten en ontwikkelingen in de erkenningsprocedure. Op 26 november 2013 heeft de Erkenningscommissie een symposium georganiseerd, mede ter gelegenheid van het afscheid van de voorzitter, Prof. van Tilburg (en het aantreden van zijn opvolger, Prof. Nolen). De titel van het symposium luidde ‘Effectieve gedragsinterventies, let’s see what really works’. Na de speech waarmee de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mr. Teeven,het symposium opende volgden presentaties van Prof. dr. James Bonta (Canada), Prof. dr. Friedrich Lösel (Duitsland/UK) Dr. Ruth Mann (UK) en Prof. dr. Fergus Mc Neill (Schotland). De sprekers besteedden elk vanuit hun invalshoek aandacht aan de historie, recente ontwikkelingen en de onderbouwing van het gedachtengoed van ‘What Works’, ‘Desistance’ en ‘Good Lives Model’ en hoe deze benaderingen zich ten opzichte van elkaar verhouden.
4.4.1 Overleggen Naast de periodieke overlegmomenten met het ministerie van Veiligheid en Justitie (waarvan er in 2013 verschillende hebben plaatsgevonden) treedt de commissie op eigen initiatief of gevraagd in contact met de organisaties in haar omgeving.
Zo heeft de in 2013 aangetreden voorzitter twee overleggen gevoerd met het WODC en een overleg gehad met de projectleider herpositionering gedragsinterventies. Daarnaast heeft de voorzitter overlegd met de landelijk directeur van de Reclassering Nederland. Tot slot heeft er overleg plaatsgevonden tussen de voorzitter en de stuurgroep van het programma Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ) zie www.kfz.nl. 4.4.2 Website De website van de Erkenningscommissie, www.erkenningscommissie.nl is een belangrijk communicatiemiddel. Er is onder meer actuele informatie te vinden over de samenstelling van de Erkenningscommissie, de procedure van indiening van gedragsinterventies, de beoordeelde gedragsinterventies en uitgebrachte adviezen. 4.4.3 Nieuwsbrieven In 2013 is er in april, juli en november een digitale nieuwsbrief verspreid. De nieuwsbrieven worden na de verspreiding ook op de website van de commissie geplaatst.
4.4.4 Presentaties De Vereniging van Bestuurders in de Zorg (NVZD) werkt aan een certificeringssysteem voor bestuurders in de zorg. In dit kader heeft de secretaris van de Erkenningscommissie op 17 april 2013 een presentatie gegeven aan bestuurders van zorginstellingen over het erkennen van gedragsinterventies die in het strafrechtelijk kader worden uitgevoerd. De presentatie ging over overeenkomsten en verschillen tussen het erkennen van gedragsinterventies en het certificeren van bestuurders met als doel om van elkaar te leren.
5
Interview nieuwe voorzitter prof. dr. W.A. Nolen Uw voorganger als voorzitter van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies, Willem van Tilburg, kwam uit de psychiatrische hoek en u bent ook weer psychiater. Zit daar een bedoeling achter? ‘Ik denk niet dat het bij mijn benoeming de doorslag heeft gegeven dat ik psychiater ben. Men zocht iemand die verstand heeft van mensen met stoornissen en van onderzoek naar de effectiviteit van interventies op dat gebied. Ik voldoe aan beide criteria. Bovendien ben ik, anders dan de meeste leden van de commissie, niet afkomstig uit het justitieel-forensische veld omdat ik als voorzitter volledig onafhankelijk moet zijn.
‘Mijn expertise is dat ik veel onderzoek heb gedaan naar de effectiviteit van behandelingsmethoden bij mensen met depressieve en manisch-depressieve stoornissen, zowel via gerandomiseerde gecontroleerde studies als in grote epidemiologische databases. Dus zowel experimenteel als naturalistisch. En ik heb veel aan de ontwikkeling van richtlijnen bijgedragen.’ Er wordt vaak gezegd dat onder delinquenten veel mensen zitten met psychische stoornissen. ‘Het overgrote deel van de mensen die met justitie in aanraking komen heeft een onderliggende psychsche problematiek. Maar om dat te constateren hoef je niet per se psychiater te zijn. Dat onderkennen ook andere gedragswetenschappers.’
Maar u heeft zich nooit bezig gehouden met criminaliteit of met de forensische psychiatrie. ‘Dat klopt, hoewel ik ooit lid ben geweest van een commissie die moest adviseren over de gepaste psychiatrische zorg voor het gevangeniswezen. In dat kader ben ik ooit in een koepel gevangenis geweest.’ Hoe vond u dat? ‘Ik kan me wel voorstellen dat ze die gaan sluiten. Ze zijn wel overzichtelijk natuurlijk, maar ook heel onrustig. Het is een ruimte die over je heen valt. Het toeval wil dat ik binnenkort in Haarlem vlakbij de koepelgevangenis ga wonen. U heeft zich onder meer beziggehouden met het verband tussen schildklierstoornissen en manisch-depressieve stoornissen. En de mogelijkheid dat daaraan genetische factoren ten grondslag liggen. ‘Beide aandoeningen komen vaak samen voor en ze hebben beide inderdaad een genetische achtergrond, die deels ook nog gedeeld is. Het gaat om een genetische kwetsbaarheid, die in combinatie met allerlei andere factoren tot de stoornis (manisch-depressief of een schildklieraandoening) komt. Toen ik promoveerde in 1986 dacht ik dat we over 10, 20 jaar wel zouden weten wat de genetische oorzaak zou zijn van depressies en manisch-depressieve stoornissen. Nu weten we inmiddels zeker dat er genetische factoren meespelen, maar de genen zelf hebben we bij lange na nog niet gevonden. We weten ook dat het niet gaat om één gen of enkele genen, maar om honderden. Per gen wordt hoogstens één à twee procent van de variatie verklaard. Sommige genen leiden in relatie met andere genen en omgevingsfactoren tot manisch-depressiviteit, en diezelfde genen leiden in combinatie met andere
genen en omgevingsfactoren tot de schildklierstoornis. In die samenstelling van genen zit dus een zekere overlapping, vandaar dat beide stoornissen vaak tegelijkertijd voorkomen.’ Kunt u zich iets soortgelijks voorstellen bij het ontstaan van criminaliteit? ‘Ik denk inderdaad dat ook bij criminaliteit sprake is van een interactie tussen genetische kwetsbaarheid en omgevingsfactoren.’ In 1977 wilde de criminoloog Buikhuisen onderzoek gaan doen naar biologische factoren die een rol spelen bij delinquent gedrag. Dat is niet zo goed afgelopen. ‘Er is nu een enorme hausse aan onderzoek naar de biologische achtergronden van delinquent gedrag. Bijvoorbeeld naar impulsregulatiestoornissen of gebrek aan empathie. Daar wordt ook in Nederland heel mooi onderzoek naar gedaan, bijvoorbeeld door Arne Popma van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het VUmc in Amsterdam. Buikhuisen was net wat te vroeg.’
‘Ik heb trouwens zelf in die jaren ook tegenstand ondervonden. In 1980 begon ik met onderzoek naar de medicamenteuze behandeling van mensen met ernstige depressies die niet reageerden op een gewone behandeling. We onderzochten onder meer een geneesmiddel dat niet meer verkrijgbaar was in Nederland. Ik kreeg toen allerlei actiegroepen over me heen. Grote protesten. Stukken in de krant, in de Groene Amsterdammer. Er werden Kamervragen over mijn onderzoek gesteld door Ria Beckers, mijn vroegere lerares klassieke talen. Toen heeft de Inspectie ernaar gekeken en geconcludeerd dat wij dat onderzoek allemaal zeer fatsoenlijk hadden voorbereid en dat het deugde. Maar men vond ook dat het bij onderzoek zeer wenselijk zou zijn dat er, voor je ermee begint, naar gekeken wordt door een medisch-ethische toetsingscommissie. Die waren toen nog niet wettelijk geregeld.’
U heeft dus de hele ontwikkeling meegemaakt van ‘biologisch onderzoek is schandelijk’ tot ‘alles zit in de genen’. ‘Ik heb die ontwikkeling ook persoonlijk doorgemaakt. In mijn studententijd was ik actief in de alternatieve hulpverlening van Release in Leiden en heb ik zelfs geprotesteerd tegen het separeren van patiënten in de psychiatrie.’
‘De discussie was toen veel meer gepolariseerd dan nu. Het was pillen of praten, biologie of sociologie. Dat die twee zaken verweven zijn met elkaar, wilde men toen niet zien. Maar ook nu zwaait de slinger nog wel eens de andere kant op. Nu heb je ook mensen die tegen antidepressiva zijn of die vinden dat kinderen te snel Ritalin krijgen.’ Wat vindt u daarvan? ‘Het meest effectieve middel in de psychiatrie is Ritalin. Maar je moet het niet zien als de enige oplossing. En je moet het natuurlijk zorgvuldig indiceren, alleen voorschrijven aan mensen die het nodig hebben. Net zoals dat je bij gedragsinterventies in de justitiële sector moet weten welke interventies effectief zijn en bij welke doelgroep.’
‘Het is een heel goed initiatief geweest van het ministerie om te laten onderzoeken welke interventies effectief zijn in het terugdringen van recidive, en bij welke groep ze effectief zijn. Niet alle delinquenten zijn hetzelfde. Bij sommigen speelt een gebrekkige zelfcontrole een rol, bij anderen gaat het om ADHD of om andere stoornissen. Je hebt delinquenten die sterk getraumatiseerd zijn, maar ook delinquenten met een gebrek aan empathie. Dat zijn allemaal verschillende groepen bij wie verschillende criminogene factoren een rol spelen en voor wie mogelijk ook verschillende interventies nodig zijn.’ ‘Naast gedragsinterventies is er ook een nieuwe ontwikkeling: neuro biologische interventies. Er is een prachtig onderzoek gedaan in Engeland door Stephanie van Goozen, een Nederlandse onderzoekster. Zij heeft een groep mensen onderzocht die slecht in staat zijn emoties te herkennen bij andere mensen en dus ook niet beseften wat ze met hun gedrag bij anderen
teweeg brachten. Ze konden de emoties op gezichten niet herkennen. Voor deze groep is een trainingsprogramma ontwikkeld op de computer waarbij die mensen zes weken getraind werden in het herkennen van emoties op de gezichten van andere mensen. Dat was succesvol, het verminderde zelfs recidive.’ ‘Dat is ook een doel van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies: het stimuleren en helpen ontwikkelen van innoverende programma’s. Er is vanuit het veld de vraag gekomen of de toetsingskaders ook te gebruiken zouden zijn voor het toelaten van innovaties. We kijken dan voornamelijk naar de theoretische onderbouwing en zeggen: “Werk het maar verder uit zodat je kunt onderzoeken of het ook in de praktijk werkt.” Zo’n programma kan een gat in de markt vullen, kan tegemoet komen aan een unmet need.’ Een klassiek tegenargument tegen een biologische benadering is dat de criminaliteit in sommige perioden stijgt en dan weer daalt, terwijl de biologische kenmerken van de bevolking gelijk blijven. ‘Als er aan de biologische kant niets verandert, moet je kijken naar omgevingsfactoren. Je ziet al jaren dat de recidive afneemt. Dat wil ik zeker niet alleen toeschrijven aan de ontwikkeling van gedragsinterventies. Het kan ook liggen aan andere factoren, zoals het lik-op-stukbeleid. En vergeet niet de preventieve werking van cameratoezicht. Er wordt dus behoorlijk gesleuteld aan de omgevingsfactoren. De aanpak van stelselmatige daders heeft ook vruchten afgeworpen, daarbij kijk je niet alleen naar de actuele daad, maar ook naar de voorgeschiedenis, en op grond daarvan worden ze langer vastgehouden. Vergelijking met een controlegroep suggereert dat deze aanpak zijn vruchten afwerpt, dat ze recidive vermindert.’ Hoe kun je nou beoordelen of een interventie succesvol is? ‘Als je de werkzaamheid wilt onderzoeken van een bepaalde interventie is het gerandomiseerde, gecontroleerde experiment ideaal: je laat het aan het toeval over of iemand in de experimentele of in de controlegroep terechtkomt. Een andere mogelijkheid is om te kijken hoe de interventies in de dagelijkse
praktijk uitwerken. In dat verband is het initiatief van het WODC belangrijk om in aanvulling op de recidive monitoring een heel grote database te beginnen waarin allerlei kenmerken van delinquenten zullen worden opgeslagen, inclusief gegevens over de toegepaste interventie.’ ‘Om interventies op hun effectiviteit te beoordelen heb je zowel het gecontroleerde en liefst ook gerandomiseerde experiment nodig als het naturalistische onderzoek in grote databases. Dat ken ik ook van de psychiatrie. Zo is de werkzaamheid van antidepressiva en hun veiligheid uitvoerig onderzocht in gerandomiseerde gecontroleerde studies. Echter niet alle bijwerkingen kun je zo opsporen. Zeer zeldzame bijwerkingen zijn alleen op te sporen via grote naturalistische studies. Zo onderzochten wij als zeer zeldzame bijwerking van antidepressiva het risico op een maagbloeding. We deden dit via koppeling van enkele grote landelijke databases met apotheekgegevens en ziekenhuisgegevens. Op soortgelijke wijze zou je straks ook met de grote database van het WODC kunnen onderzoeken welke interventies bij welke groep delinquenten succesvol zijn geweest.’ ‘Kort samengevat: ik gebruik als voorzitter van de Erkenningscommissie mijn expertise, maar op een ander terrein dan waar ik die expertise verworven heb.’
Summary In 2013, the Offending Behaviour Programmes Accreditation Panel, in accordance with its primary task, assessed various behavioural intervention: eight ex ante assessments and six interim assessments. For an overview of all assessments, we refer to Tabel 1, Tabel 2 and Tabel 5. Of the eight behavioural intervention that were assessed ex ante, three were accredited and four were provisionally accredited. In 2013, the Panel also carried out the first interim assessments: has the intervention been applied as intended, and are the programme objectives reached within the intended target group? The accreditation of three of the four interventions were extended by three years, and two interventions were not extended. Furthermore, the panel carried out its two other tasks: its advisory task and its communication task.
On 26 November 2013, the Committee organised a conference: ‘Effective behavioural interventions, let’s see what really works’. After the opening speech by the State Secretary for Security and Justice, Mr Teeven, various speakers held presentations, namely Professor Bonta (Canada), Professor Lösel (Germany/UK), Dr Mann (UK) and Professor McNeilI (UK). Each from their own point of view, the speakers shed light on the history, recent developments and the substantiation of the ideas behind ‘What Works’, ‘Desistance’, and the ‘Good Lives Model’ and how these approaches are related to each other. The symposium was not only well-attended by representatives from organisations that are directly involved in the development, implementation and assessment of behavioural interventions, but also by representatives from the judiciary, the Public Prosecution Service and municipalities. This shows that the theme of effective behavioural intervention is on the agenda of the judicial authorities and society at large.
Bijlagen Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Kwaliteitscriteria
Overzicht namen en functies van voorzitter en leden van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie in 2013
Bedrijfsvoering
Bijlage 1 Kwaliteitscriteria 1. Theoretische onderbouwing De gedragsinterventie is gebaseerd op een analyse van het delictgedrag en een expliciet veranderingsmodel waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond. 2. Selectie van justitiabelen Het type justitiabele waarop de gedrags interventie zich richt wordt duidelijk gespecificeerd en geselecteerd. 3. Dynamische criminogene factoren en protectieve factoren De gedragsinterventie is gericht op het beïnvloeden van veranderbare risico factoren en op protectieve factoren die samenhangen met het criminele gedrag. 4. Effectieve (behandel)methoden Er worden (behandel)methoden toegepast die aantoonbaar effectief of veelbelovend zijn. 5. Vaardigheden De aanpak is mede gericht op het leren van praktische, sociale en probleemoplossende vaardigheden.
6. Fasering, intensiteit en duur De intensiteit en duur van de gedrags interventie sluiten aan bij de problematiek van de deelnemer. 7. Betrokkenheid en motivatie Betrokkenheid van de deelnemer bij de gedragsinterventie en motivatie voor deelname moeten worden bevorderd en gestimuleerd. 8. Continuïteit Er moeten duidelijke verbindingen zijn tussen de gedragsinterventie en de totale begeleiding van de justitiabele. 9. Interventie-integriteit De gedragsinterventie wordt uitgevoerd zoals is bedoeld. 10. Evaluatie Een doorlopende evaluatie geeft inzicht in de effectiviteit van de gedragsinterventie.
Bijlage 2 Overzicht namen en functies van voorzitter en leden van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie in 2013
Voorzitter — Prof. dr.W. (Willem) Nolen - Emeritus hoogleraar psychiatrie, i.h.b. emotionele stoornissen, Rijksuniversiteit Groningen - Voorheen lid van diverse richtlijncommissies namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie: (multidisciplinaire) richtlijn depressie, richtlijn bipolaire stoornissen, richtlijn hulp bij zelfdoding in de psychiatrie - President International Society for Bipolar Disorders (ISBD) Lid Erkenningscommissie vanaf 12 juni 2013
Leden — Prof. dr. M. (Maja) Deković - Expert op het gebied van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen en gezinsgerichte interventies - Hoogleraar orthopedagogiek aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Utrecht - Lid van Erkenningscommissie Interventies Nji/RIVM (deelcommissie 1: Jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie) Lid Erkenningscommissie vanaf 1 juni 2009 Em. Prof. dr. G. L. (Guus) van Heck - Expert op het gebied van ontwikkeling en evaluatie van diagnostische instrumenten alsmede ontwikkeling en toepassing van gedragsinterventies, onder meer in de verslavingszorg - Hoogleraar klinische gezondheidspsychologie aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Tilburg - Lid Toetsingscommissie Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen - Vice-voorzitter programmacommissie Risicogedrag en Afhankelijkheid ZonMw - Voorzitter begeleidingscommissie Succesfactoren PIJ-factoren (WODC- Min. van V&J) - Lid NWO Veni-commissie Gedrag en Onderwijs 2-2011 - Lid Medisch-Ethische Toetsingscommissie Elisabeth Ziekenhuis Tilburg Lid Erkenningscommissie vanaf 1 september 2005
Prof. dr. A.C. (Anja) Huizink - Bijzonder hoogleraar bij het Behavioral Science Institute, Orthopedagogiek, Gezin en Gedrag, Radboud Universiteit Nijmegen op de leerstoel Biologische-Psychologisch onderzoek naar verslaving bij jeugdigen - Universitair hoofddocent Research Institute for Child Development and Education, Universiteit van Amsterdam - Lid Adviescommissie Jeugd en problematisch middelengebruik/verslaving - Lid International Committee College on Problems of Drug Dependence, USA - Lid begeleidingscommissie Wiet-Check (Trimbos instituut) Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2010 Prof. dr. J.P. (Joanne) van der Leun - Hoogleraar Criminologie bij het Instituut voor Strafrecht & Criminologie, Universiteit Leiden - Opleidingsdirecteur Criminologie en lid Dagelijks Bestuur van de afdeling - Expert op het gebied van criminaliteit en migratie, grootstedelijke problematiek, illegaliteit en mensenhandel - Lid Adviesgroep Politie Den Haag - Lid redactieraad Sociologie en Wetenschappelijke adviesraad Amsterdam University Press Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2011
Prof. dr. P. (Paul) Nieuwbeerta - Hoogleraar Criminologie bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden - Voorzitter van het Dagelijks Bestuur van de afdeling Criminologie - Bijzonder Hoogleraar Sociologie bij de Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht - Expert op het gebied van levenslopen, criminele carrieres en strafrechtelijke interventies Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2011 Prof. dr. Ch. (Chijs) van Nieuwenhuizen - Psycholoog/psychotherapeut, expertise op het terrein van de forensische psychiatrie, volwassenen en jeugd / klinische- en onderzoekservaring - Bijzonder hoogleraar Forensische Geestelijke Gezondheidszorg Universiteit van Tilburg - Onderzoeksprogrammaleider GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie - Voorzitter Toetsingscommissie Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) - Voorzitter Programmaraad Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) - Lid Programmacommissie Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ) - Betrokken bij onderzoek ‘Ontwikkeling van een QuickScan van bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van gedragsinterventies’ (projectleider) - Betrokken bij onderzoek ‘TBS-behandeling geprofileerd: een gestructureerde casussenanalyse’ (projectleider) Lid Erkenningscommissie vanaf 1 juni 2009
Dr. M. (Maroesjka) van Nieuwenhuijzen - Expertise op het gebied van sociale informatie verwerking en cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking. - Universitair docent bij Ontwikkelings psychologie aan de faculteit der Psychologie en Pedagogiek van de Vrije Universiteit Amsterdam. Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2010 Prof. dr. H.L.I. (Henk) Nijman - Hoofdonderzoeker bij Altrecht Aventurijn van Altrecht Geestelijke Gezondheidszorg in Den Dolder - Bijzonder hoogleraar Forensische psychologie (vanwege de stichting Koningsheide) aan de Radboud Universiteit in Nijmegen - Voorzitter van de Scientific Committee van de European Violence in Clinical Psychiatry Congresses (tweejaarlijkse internationale congressen) - Lid van de European Violence in Psychiatry Research Group (EVIPRG) Lid Erkenningscommissie vanaf 1 januari 2012 Dr. A. (Agnes) Scholing - Universitair Hoofddocent Klinische Psychologie, Universiteit van Amsterdam - Lid richtlijnwerkgroep Huiselijk Geweld - Manager zorg afdeling Langdurige Zorg Volwassenen Wolfheze, cluster Multicomplexe Zorg, Pro Persona - Onderzoeker van de onderzoekslijn Ernstige Psychische Aandoeningen Pro Persona
- P-opleider Pro Persona voor de opleidingen tot klinisch psycholoog en psychotherapeut Lid Erkenningscommissie vanaf 1 september 2012 Prof. dr. N.W. (Wim) Slot - Emeritus bijzonder hoogleraar Jeugdbescherming, afdeling Ontwikkelingspedagogiek, Vrije Universiteit in Amsterdam - Oprichter PI Research, grondlegger van competentiegerichte behandelingsprogramma’s - Bestuurslid van de stichting Zelforganisatie in Rotterdam - Lid Transitiecommisie Stelselherziening Jeugd. Lid Erkenningscommissie vanaf 1 januari 2012 Dr. E. (Ellen) Vedel - Hoofd behandelzaken/senior onder zoeker Jellinek, ArkinClustermanager behandelzaken Gooi & Vechtstreek Arkin - GZ-psycholoog/supervisor VGCt. Expertise op het gebied van de behandeling van s toornissen in het gebruik van een middel (verslaving) - Voorzitter sectie Verslaving van de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt) - Betrokken bij onderzoek naar de behandeling van verslaving en huiselijk geweld Lid Erkenningscommissie vanaf 1 oktober 2010
Bijlage 3 Bedrijfsvoering De Erkenningscommissie bestaat uit maximaal veertien leden, inclusief de voorzitter. Eind 2013 waren 9 personen lid van de Erkenningscommissie. De ambtelijke ondersteuning van de Erkenningscommissie vindt plaats vanuit het bureau Erkenningscommissie. De formatieve ruimte van het bureau bedraagt 3,12 fte. In 2012 werkten vier medewerkers bij het bureau Erkenningscommissie.
Uitgaven 2013 Vergoedingen voorzitter en leden
€
Personeel ambtelijke ondersteuning
€ 218.072
Materiële zaken
€
Totaal
€ 344.872
77.204
49.596
Colofon Uitgave Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie, juni 2014 Teksten Bureau Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie Fotografie Ilco Kemmere, Amsterdam Vormgeving VormVijf, Den Haag
Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie Turfmarkt 147, 2511 DP Den Haag Telefoon: 06 528 77 108 E-mail:
[email protected] www.erkenningscommissie.nl
Grafiek 1 Gemiddelde behaalde scores per criterium per jaar, periode 2006 – 2013
2,5
GEMIDDELD BEHAALDE SCORES
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
CRITERIA 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
10