Jaarverslag 2004 College van beroep voor de examens Universiteit van Tilburg
Universitei t van Tilbu rg College van Be roep voor de Examens Bezoekadres: Warandelaan 2 Gebouw A Kamer A 161 Postadres: Postbus 90153 5000 LE TILBURG Telefoon: 013 – 466 2131 Fax: 013 – 466 2807 E-mail:
[email protected]
2
Inhoudsopgave Samenstelling……………………………………………………………………… Beroepen………………………………………………………………………….. Verdeling over de betrokken faculteiten……………………………………….. Uitspraken…………………………………………………………………………. Samenvatting uitspraken…………………………………………………………
p. 4 p. 5 p. 6 p. 10 p. 12
3
Samenstelling Het college van beroep voor de examens was op 31 december 2004 als volgt samengesteld:
KAMER 1 voorzitter Prof. mr. B.W.M. de Waard personeel Dr. A.R. Vermeer personeel Dr. M.F.C.M. Wijn student Dhr. J. Coppus student Mw. L. Hummel
FRW FCC FEB FRW FSW
KAMER 2 voorzitter Prof. mr. P.J.J. Zoontjens FRW personeel Prof. dr. J.A.G. van der Geld FEB personeel Dr. K.A. Soudijn FSW student Mw. H. Hoogwegt FCC student Dhr. K. H.D.M Dijkhoff FRW
KAMER 3 voorzitter Prof. dr. A.T.J.M. Jacobs personeel Dr. A.J.A. Meijers personeel Mw. Dr. C. van Helvert student Dhr. N. ten Berge student Dhr. L. van Beek
4
FRW FCC FCC FEB FSW
Beroepen In 2004 werden in totaal 46 beroepen ingesteld. In 9 gevallen werd het beroep ingetrokken, in 22 gevallen werd er minnelijk geschikt, in 2 gevallen werd het beroepschrift doorgezonden en in 13 zaken deed het College van Beroep voor de Examens uitspraak. (Zie tabel 1 voor een procentueel overzicht). N.B.:5 van de 13 zaken waarin het College van Beroep voor de Examens uitspraak heeft gedaan, zijn inhoudelijk hetzelfde. Dit komt doordat 5 appellanten hetzelfde beroepschrift hebben ingediend. Deze appellanten zijn uitgenodigd voor een gezamenlijke zitting en hebben dezelfde uitspraak ontvangen. Tabel 1
4%
minnelijke schikking ingetrokken
28% 48%
uitspraak doorgezonden 20%
5
Verdeling over de betrokken faculteiten De Universiteit van Tilburg heeft in het verslagjaar 5 verschillende faculteiten: - Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) - Faculteit Rechtswetenschappen (FRW) - Faculteit Sociale Wetenschappen (FSW) - Faculteit Communicatie en Cultuur (FCC) - Faculteit Wijsbegeerte (FW) De beroepen bij het College van Beroep voor de Examens zijn ingediend door studenten van drie verschillende faculteiten, te weten FEB, FRW en FSW. Van studenten van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen zijn 23 beroepen binnengekomen, waarvan 4 zaken zijn ingetrokken, 7 zaken minnelijk zijn geschikt, 1 zaak is doorgezonden en waarvan in 11 zaken uitspraak is gedaan door het College van Beroep voor de Examens. (Zie tabel 2 voor een overzicht van de afhandeling van de beroepen binnen FEB en tabel 5 voor een procentueel overzicht). Van studenten van de Faculteit Rechtswetenschappen zijn 17 zaken binnengekomen, waarvan 4 zaken zijn ingetrokken, 11 zaken minnelijk zijn geschikt, 1 zaak is doorgezonden en waarvan in 1 zaak uitspraak is gedaan door het College van Beroep voor de Examens. (Zie tabel 3 voor een overzicht van de afhandeling van beroepen binnen FRW en tabel 5 voor een procentueel overzicht). Van studenten van de Faculteit Sociale Wetenschappen zijn 6 beroepen binnengekomen, waarvan 1 zaak is ingetrokken, 4 zaken minnelijk zijn geschikt en waarvan in 1 zaak uitspraak is gedaan door het College van Beroep voor de Examens. (Zie tabel 4 voor een overzicht van de afhandeling van de beroepen binnen FSW en tabel 5 voor een procentueel overzicht).
6
Tabel 2, FEB Opleiding Algemene Economie Bedrijfseconomie Bedrijfseconomie Business Studies Business Studies Business Studies Business Studies Economie Economie Economie Economie Economie Economie Economie Economie Economie International Business International Business International Business International Business International Economics&Finance Postdoctoraal Accountancy Postdoctoraal Accountancy TOTAAL
Datum Inge- Minnelijk Doorge- Uitspraak Oordeel Beroepschrift trokken Geschikt zonden 19-09-04 x 26-07-04 x 26-10-04 x ongegrond 26-08-04 x 02-09-04 x gegrond 06-09-04 x 03-10-04 x gegrond 30-01-04 x niet-ontvankelijk 19-03-04 x 26-04-04 x 17-05-04 x ongegrond 17-05-04 x ongegrond 17-05-04 x ongegrond 17-05-04 x ongegrond 17-05-04 x ongegrond 15-07-04 x ongegrond 12-12-04 x 30-08-04 x 09-09-04 x 01-12-04 x 04-09-04 x ongegrond 09-01-04 x 10-01-04 x 23 4 7 1 11 1 niet-ontvankelijk 8 ongegrond 2 gegrond
Tabel 3, FRW Opleiding Fiscaal Recht Fiscaal Recht Fiscaal Recht Fiscaal Recht Fiscaal Recht Fiscaal Recht Fiscaal Recht Fiscaal Recht Internationaal en Europees Recht Nederlands Recht Nederlands Recht Nederlands Recht Nederlands Recht Nederlands Recht Nederlands Recht
Datum Inge- Minnelijk Doorge- Uitspraak Oordeel Beroepschrift trokken Geschikt zonden 10-03-04 x 28-07-04 x 03-08-04 x gegrond 06-08-04 x 11-08-04 x 02-10-04 x 02-10-04 x 22-12-04 x 23-06-04 x 08-03-04 x 27-02-04 x 01-04-04 x 04-06-04 x 28-06-04 x 18-08-04 x
7
Nederlands Recht Nederlands Recht TOTAAL
24-09-04 10-10-04 17
4
x x 11
1
1
1 gegrond
Tabel 4, FSW Opleiding
Datum Inge- Minnelijk Doorge- Uitspraak Oordeel Beroepschrift trokken Geschikt zonden Beleids&Organisatiewetenschappen 27-05-04 x Beleids&Organisatiewetenschappen 01-06-04 x Psychologie 26-02-04 x Psychologie 24-06-04 x Psychologie 12-08-04 x niet-ontvankelijk Sociologie 02-02-04 x TOTAAL 6 1 4 0 1 1 niet- ontvankelijk
Tabel 5
100% 80% uitspraak 60%
doorgezonden
40%
minnelijk geschikt Ingetrokken
20% 0% FEB
FRW
FSW
8
Van de 10 beroepen die zijn ingetrokken, zijn er 4 ingetrokken door studenten van FEB, 4 door studenten van FRW en 1 door een student van FSW. Van de 22 beroepen die minnelijk zijn geschikt, zijn er 7 geschikt door FEB, 11 door FRW en 4 door FSW. Van de 2 beroepen die zijn doorgezonden, is er 1 doorgezonden van een student van FEB, en 1 van een student van FRW. Van de 13 beroepen waarin uitspraak is gedaan, zijn er 11 ingediend door studenten van FEB, 1 door een student van FRW en 1 door een student van FSW. (Zie tabel 6 voor een procentueel overzicht.) Tabel 6
100% 80% FSW FRW FEB
60% 40% 20% 0% Ingetr. Ingetr. = ingetrokken m.s. = minnelijk geschikt
m.s
doorg.
uitspr.
doorg. = doorgezonden uitspr. = uitspraak
9
Uitspraken In 13 zaken heeft het college van Beroep voor de Examens uitspraak gedaan: 3 keer werd het beroep gegrond verklaard, 8 keer werd het beroep ongegrond verklaard en in 2 gevallen werd appellant niet-ontvankelijk verklaard. (Zie tabel 7 voor een procentueel overzicht). N.B.: 5 van de 13 zaken waarin het College van Beroep voor de Examens uitspraak heeft gedaan, zijn inhoudelijk hetzelfde. Dit komt doordat 5 appellanten hetzelfde beroepschrift hebben ingediend. Deze appellanten zijn uitgenodigd voor een gezamenlijke zitting, waarin zij dezelfde uitspraak hebben ontvangen. Tabel 7
15%
23% gegrond ongegrond niet-ontvankelijk
62%
Van de 2 beroepen waarin de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard, werd er 1 ingesteld door een student van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen en 1 door een student van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Van de 3 beroepen die gegrond zijn verklaard, werden er 2 ingesteld door studenten van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen en 1 door een student van de Faculteit Rechtswetenschappen. De 8 beroepen die ongegrond werden verklaard, werden alle 8 ingesteld door studenten van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. (Zie tabel 8 voor een procentueel overzicht). Tabel 8
100% 80% FSW FRW FEB
60% 40% 20% 0% n.-o. n.-o. = niet-ontvankelijk
ong.
gegr.
ong. = ongegrond
gegr.= gegrond
10
De beroepen die gegrond werden verklaard hadden betrekking op: - een bindend studieadvies (2x) - het verlenen van een vrijstelling De beroepen die ongegrond werden verklaard hadden betrekking op: - een bindend studieadvies, - de toelating tot de afstudeerfase, - fraude - de beoordelingssystematiek van een paper (5x) De beroepen van de appellanten die niet-ontvankelijk werden verklaard hadden betrekking op: - een bindend studieadvies - nog openstaande studieverplichtingen.
11
Samenvatting uitspraken Nummer: Uitspraak:
73 ongegrond
Trefwoorden Zoekgeraakt tentamen Bevoegdheidsverdeling tussen examencommissie en examinator Art. 7.12 lid 1 WHW Art. 7.12 lid 3 WHW Omschrijving Appellant heeft tentamen afgelegd voor het vak ‘Grondslagen Informatiekunde’ en is beoordeeld met het cijfer 4. Op de inzagedag bleek dat hij het tentamen niet kon inzien, omdat het was zoekgeraakt. Zijn examinator heeft aangeboden het cijfer op te hogen naar een 4,3, zodat hij in combinatie met het resultaat voor zijn werkstuk, waarvoor hij een 7,5 had gehaald, alsnog voor het vak zou slagen. Appellant ging hiermee niet akkoord, omdat hij een excellente student is en een 4 niet in de lijn der verwachtingen lag. Hij wilde een 7 als eindcijfer i.p.v. een 6. Hiermee ging examinator niet akkoord. De examencommissie heeft aan de examinator voorgesteld om student het eindcijfer 7,5 te geven, het resultaat van zijn werkstuk. Ook hiermee ging de examinator niet akkoord. De examencommissie heeft toen besloten appellant een extra herkansingsmogelijkheid te geven. Hiertegen heeft appellant beroep ingesteld. Hij was van mening dat de examencommissie hem een 7,5 had moeten toekennen. Het CBE overweegt dat uit de in art. 7.12 lid 1 en 3 WHW neergelegde taak- en bevoegdheidsverdeling tussen de examencommissie en de examinator blijkt dat de examencommissie niet bevoegd is tot het afnemen van tentamens noch tot het vaststellen van de uitslag daarvan. Deze taak is voorbehouden aan de examinator. Bovendien heeft art. 7.12 WHW een dwingend karakter en kan daarvan niet worden afgeweken. Het CBE overweegt ten slotte dat het besluit van de examencommissie niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het beroep is ongegrond. Nummer:
77
Uitspraak:
niet-ontvankelijk
Trefwoorden Termijnoverschrijding Verschoonbaarheid Niet vermelden beroepsmogelijkheden Omschrijving Appellant heeft het beroepschrift te laat ingediend. O.g.v. art. 3 van de Structuurregeling van de Universiteit van Tilburg jo. art. 7.61 lid 3 WHW bedraagt de termijn voor het beroepschrift 4 weken. O.g.v art. 6:11 Awb blijft een niet-ontvankelijk verklaring achterwege indien het verzuim verschoonbaar is. De omstandigheid dat de examencommissie heeft nagelaten de beroepsmogelijkheden te vermelden is op zich onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te doen zijn. Beroep is nietontvankelijk.
12
Nummer: Uitspraak:
87, 88, 89, 90, 91 Ongegrond
Trefwoorden: Discriminatie Bevoegdheid CBE Adequate beoordelingssystematiek Omschrijving Appellant heeft samen met 4 studiegenoten beroep aangetekend tegen het vastgestelde resultaat van een gezamenlijk paper, onderdeel van het vrije keuzevak ‘Globalisation and sustainability’. Betrokkenen zijn van mening dat zij tijdens een gesprek met de docent en de student-assistent onbehoorlijk zijn behandeld. Bovendien zou er sprake zijn van discriminatie. Verder hebben betrokkenen aangevoerd dat het nakijken van hun werk niet volgens de geldende standaard is geschied, m.n. vanwege het feit dat het paper zou zijn nagekeken door de assistente en niet door de docent zelf. Verweerster geeft aan dat het werk is nagekeken door de docent en dat de assistent slechts ondersteunende werkzaamheden heeft verricht. Verder voert zij aan dat ze betrokkenen reeds, zij het achteraf, een uiteenzetting heeft gegeven van de wijze waarop de beoordeling tot stand is gekomen. Bovendien is het onvoldoende resultaat van twee van hen te wijten aan een onvoldoende participatie tijdens de groepsdiscussies en niet aan het resultaat van het paper. Het CBE overweegt dat de klachten, betreffende de manier waarop appellanten bejegend zijn, van feitelijke aard zijn. Uit art. 7.61 WHW volgt dat het college niet bevoegd is uitspraak te doen over bedoelde handelingen van feitelijke aard. Na deze overweging trekken appellanten hun klacht betreffende discriminatie in. Voorts overweegt het CBE dat er, gezien de gegeven toelichting door verweerster op de beoordelingssystematiek, alsmede de bevestiging van appellanten hiervan vanaf het begin op de hoogte te zijn geweest, sprake is geweest van een voldoende adequate beoordelingssystematiek die uit een oogpunt van rechtmatigheid niet gebrekkig is te achten. Nummer: Uitspraak:
98 ongegrond
Trefwoorden Fraude Bijzondere omstandigheden Herkomst appellante Kosten voor verblijf Omschrijving Appellante wordt wegens het binnen handbereik hebben van niet toegestaan studiemateriaal tijdens het tentamen o.g.v art. 7.7 van de Regels en Richtlijnen behorende bij het OER (verder: regeling) geen studiepunten toegekend voor het vak ‘Macroeconomics II’. Tevens wordt haar de mogelijkheid onthouden hertentamen af te leggen in de periode augustus 2004. Appellante ontkent niet dat ze heeft gefraudeerd, maar maakt bezwaar tegen de straf. Zij is als Chinese studente niet in staat voor een extra jaar collegegeld te betalen. De examencommissie geeft aan dat bij het opleggen van sancties rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. In het bijzonder worden de herkomst van de betrokkene, en de eventueel daaruit voortvloeiende kosten voor verblijf in aanmerking genomen. Daarom is in dit geval niet de zwaarst mogelijke sanctie opgelegd. Ook speelt
13
mee dat appellante niet is ingegaan op de uitnodiging tot het beproeven van een minnelijke schikking. Het college overweegt dat de fraude niet door appellante is ontkend, dat verweerster genoegzaam heeft aangetoond rekening te hebben gehouden met persoonlijke omstandigheden en dat appellante geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot een minnelijke schikking. Het beroep is ongegrond. Nummer: Uitspraak:
101 gegrond
Trefwoorden Vrijstelling art. 19 OER Vrije keuzevak SPD-opleiding Omschrijving Appellant is van mening dat hij o.g.v. de door hem gevolgde SPD-opleiding een vrijstelling krachtens art. 19 OER had moeten krijgen voor het vrije keuzevak binnen de doctoraalopleiding. Hij beroept zich daarbij op het gelijkheidsbeginsel aangezien aan twee andere mensen wel een vrijstelling is verleend door de examencommissie o.g.v. diezelfde opleiding. Daarnaast levert werkervaring op academisch niveau ook een grond voor vrijstelling op. Appellant is van mening dat ook werkervaring op hbo-niveau goed genoeg zou moeten zijn, aangezien een vak op hbo-niveau ook voldoende grond voor een vrijstelling zou zijn. Verweerster stelt dat art. 19 OER betrekking heeft op een bepaald vak, niet op invulling van het vrije keuzevak en zij bestrijdt dat de spd-opleiding voldoet aan de voor de vrijstelling vereiste hbo-kwalificatie. Verder voldoet appellant ook niet aan een ander criterium voor vrijstelling, nl. het hebben van werkervaring op academisch niveau. Er kan niet worden gesproken van gelijke gevallen, dus gaat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet op. Het CBE overweegt dat art. 19 OER ook betrekking heeft op het vrije keuzevak. Art. 47 lid 1 onder y OER-Doctoraal bepaalt immers dat het vrije keuzevak een verplicht onderdeel van de opleiding fiscaal recht is. Verder overweegt het CBE dat de opleiding SPC bedrijfsinformatie in het CROHO geregistreerd is als opleiding van hoger onderwijs. Appellant heeft een drietal certificaten overlegd waaruit blijkt dat hij vakken die onderdeel uitmaken van de SPD-opleiding bedrijsadministratie met goed gevolg heeft afgerond. Daarmee is de hbo-status van de opleiding voldoende aangetoond. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan daarmee onbesproken blijven. O.g.v. art. 19 jo. 47 OERDoctoraal zou een vrijstelling moeten worden verleend. Het beroep is gegrond. Nummer: Uitspraak:
105 niet-ontvankelijk
Trefwoorden Appellabel besluit Negatief studieadvies Art. 7.61 WHW Omschrijving Appellante maakt bezwaar tegen het toekennen van een negatief studieadvies. Voor een positief studieadvies moeten 36 ECTS worden gehaald. Appellante voldoet niet aan deze norm.
14
De voorzitter van het college overweegt dat o.g.v. art. 7.61 WHW onder meer beroep kan worden ingesteld tegen een afwijzing verbonden aan een studieadvies als bedoeld in art. 7.8b WHW. In deze zaak gaat het echter over een studieadvies waaraan geen afwijzing verbonden is. Verder kan o.g.v. art. 7.61 WHW ook beroep worden ingesteld tegen beslissingen van examencommissies en examinatoren. Bij ondertekening van het advies is verzuimd te vermelden dat ondertekening geschiedt namens de decaan. Deze omstandigheid levert daardoor echter niet een appellabel besluit op. Ook het feit dat ten onrechte werd vermeld dat de beroepstermijn 6 weken betrof (i.p.v. 4 weken), wil niet zeggen dat het besluit daardoor appellabel wordt. Beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Nummer: Uitspraak:
108 gegrond
Trefwoorden Bindend studieadvies Art. 7.8b WHW Talencursus Nederlands Verplichte vakken Omschrijving Appellante heeft een negatief studieadvies gekregen voor de opleiding ‘Business Studies’, omdat zij geen 36 ECTS heeft behaald. Appellante was echter in de veronderstelling dat de studiepunten die zij had gehaald voor de cursus Nederlands ook zouden meetellen. Inclusief die studiepunten zou zij wel voldoen aan de norm van 36 ECTS. Dit is echter niet het geval. Alleen de studiepunten voor verplichte vakken tellen mee. Zij beroept zich erop dat zowel het Talencentrum als de Centrale Studentenbalie haar hebben medegedeeld dat de studiepunten voor de cursus Nederlands zouden meetellen. Verweerster stelt dat bij de norm voor het bindend studieadvies wel rekening wordt gehouden met het aantal vrijstellingen, maar niet met eventuele extra gevolgde cursussen. Zonder de cursus Nederlands heeft appellante slechts 33 studiepunten gehaald, op basis waarvan haar een negatief bindend studieadvies is verstrekt. Het CBE overweegt dat het gaat om een bindend studieadvies in de zin van art. 7.8b WHW en dat het OER voldoende ondubbelzinnig is om de beslissing van de examencommissie te kunnen dragen. Verder overweegt het CBE dat buitenlandse studenten plegen af te gaan op de brocherus die zij krijgen en niet op het OER en dat deze brochures niet ondubbelzinnig aangeven dat het i.v.m het bindend studieadvies alleen zou gaan om de verplichte vakken. Ten slotte overweegt het CBE dat aangezien het Talencentrum en de Centrale Studentenbalie vrijwel zeker ‘ja’ zouden zeggen op de algemene vraag of een talencursus meetelt voor ECTS, bij een buitenlandse student het misverstand kan ontstaan dat dit ook meetelt voor het bindend studieadvies. Het beroep is daarom gegrond. Nummer: Uitspraak;
111 ongegrond
Trefwoorden Bindend studieadvies Art. 7.8b WHW Persoonlijke omstandigheden Art. 2.1 uitvoeringsbesluit WHW Advies tot uitstel bindend studieadvies
15
Omschrijving Appellant heeft een negatief bindend studieadvies (verder: BSA) gekregen voor de bacheloropleiding ‘International Economics and Finance’. Hij doet beroep op bijzondere omstandigheden: hij refereert aan zijn culturele- en ondernemersactiviteiten, m.n. zijn bezigheden in Maastricht, diverse verhuizingen, geldgebrek en relationele problemen. Verweerster voert aan dat pas na de uitgifte van het voorlopig bindend studieadvies melding is gedaan van bijzondere omstandigheden. De decaan brengt echter geen advies meer uit omtrent uitstel BSA als gevolg van bijzondere omstandigheden waarvan melding wordt gedaan na uitgifte van het BSA. Bovendien kunnen de ondernomen activiteiten niet worden aangemerkt als bestuurlijke activiteiten in de zin van Bijlage 2, art. 4 van het studentenstatuut. Het CBE overweegt dat het gaat om een bindend studieadvies in de zin van art. 7.8b WHW. Uitvoering van het bindend studieadvies is door de decaan gemandateerd aan de examencommissie. Een student kan slechts worden afgewezen, indien student, met in achtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding. De decaan kan advies tot uitstel van het BSA geven als de persoonlijke omstandigheden vóór uitgifte van het BSA zijn gemeld. Dat is hier niet het geval. Verder overweegt het CBE dat art. 2.1 Uitvoeringsbesluit WHW een limitatieve opsomming geeft van persoonlijke omstandigheden die in aanmerking komen bij een bindend studieadvies. Appellant heeft niet in voldoende mate aangetoond dat bij zijn activiteiten in Maastricht sprake is van een met een studentenorganisatie vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen belang op de voorgrond staat, zoals bedoeld in onderdeel g. Bovendien is de inrichting van de studie eigen verantwoordelijkheid van de student en heeft het hem vrijgestaan daarover advies in te winnen. Nummer: Uitspraak:
116 gegrond
Trefwoorden Verklaring bijzondere omstandigheden van niet-medische aard Aanvragen extra studiefinanciering Art. 5.16 lid 4 Wet op de studiefinanciering Adoptieverleden Art. 7.8b WHW Niet tijdig kenbaar maken bijzondere omstandigheden Omschrijving Appellant maakt bezwaar tegen het besluit d.d. 24 augustus 2004 van de examencommissie, waarbij t.a.v. appellant een negatief bindend studieadvies is uitgebracht. Appellant doet een beroep op art. 5.16 lid 4 van de Wet op de studiefinanciering, ter verkrijging van een verklaring bijzondere omstandigheden voor het aanvragen van extra studiefinanciering wegens een zich tijdens de studie manifesterende handicap of chronische ziekte. Volgens appellant heeft hij in het tweede semester van zijn studie slechte resultaat gehaald, doordat hij veel is bezig geweest met zijn adoptieverleden. Hij is in dit semester met zijn adoptieouders naar Brazilië geweest en hij heeft daar zijn biologische ouders ontmoet. Door de innerlijke rust die hij hierdoor heeft gekregen, beseft hij pas achteraf hoe groot de invloed daarvan op zijn studie is geweest. Hij heeft deze omstandigheid daardoor niet tijdens zijn eerdere gesprek met de decaan naar voren kunnen brengen.
16
Verweerster geeft aan dat appellant deze omstandigheden volgens de geldende regels eerder had moeten melden, in elk geval voor het einde van het betreffende studiejaar. Volgens het college maakt het feit dat appellant niet eerder aan de decaan kenbaar heeft gemaakt onderdeel uit van de problematiek. Een decaan moet gezien zijn poortwachterfunctie alert doorvragen naar achterliggende problematiek. Bovendien kan objectief worden vastgesteld dat adoptie vaak persoonlijkheids- en identiteitsproblemen met zich meebrengt welke bijzondere omstandigheden opleveren in de zin van art. 7.8b WHW. Aangezien niet is weersproken dat de bijzondere omstandigheid zelf reden is dat zij niet eerder kon worden aangevoerd, vernietigt het college het besluit. Nummer: Uitspraak:
123 ongegrond
Trefwoorden Toelating tot afstudeerfase Bijzondere omstandigheden Art. 13.6 OER Art. 2.1 Uitvoeringsbesluit WHW Marginale toetsing minnelijke schikking Omschrijving: Appellant wordt niet toegelaten tot de afstudeerfase, omdat hij nog minsten een van de nog drie openstaande vakken moest halen. Appellant vindt dat hij toch toegelaten moet worden tot de afstudeerfase. Hij beroept zich op bijzondere omstandigheden: overschakeling van HBO naar WO, fysieke problemen en nevenactiviteiten voor het congres ‘Innovatie en Marketing’. Verder is hij van mening dat zijn resultaten in het tweede jaar aangeven dat hij de drie openstaande vakken relatief makkelijk kan halen en verder wijst hij nog op een aantal door hem behaalde extra vakken. Ten slotte is hij ontevreden over de formele opstelling van de examencommissie tijdens het gesprek om te komen tot een minnelijke schikking. Verweerster geeft aan dat appellant niet voldoet aan de eisen gesteld in art. 13.6 OER. Bovendien zijn de aangevoerde omstandigheden geen omstandigheden als bedoeld in art. 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW. Het college overweegt dat art. 13.6 OER studenten beschermt tegen een te overladen programma in de afstudeerfase. De bijzondere omstandigheden van appellant geven gezien de limitatieve opsomming van art. 2.1 van het uitvoeringsbesluit WHW onvoldoende grond om van de regeling af te wijken. Verder overweegt het college dat zij slechts marginaal toetst m.b.t. de procedure om te komen tot een minnelijke schikking. Over de inhoudelijke behandeling doet zij geen uitspraak. Beroep is ongegrond.
17