JAARVERSLAG 2014 ARBEIDSVOORWAARDEN PREDIKANTEN
voor: van: d.d.
kleine synode delegatie namens de kerk in het Georganiseerd Overleg Predikanten april 2015
1. Inleiding De delegatie namens de kerk in het Georganiseerd Overleg Predikanten (GOP) wordt benoemd door de kleine synode en acht het gewenst om over haar werkzaamheden per kalenderjaar verslag uit te brengen aan de kleine synode. Het beleid van de delegatie staat in het kader van het beleid dat de kleine synode op 26 maart 2010 vaststelde met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden voor predikanten voor gewone werkzaamheden. Een samenvatting van de betreffende kadernotitie is opgenomen in bijlage 1. Het kalenderjaar 2014 telde zes GOP-vergaderingen en stond grotendeels in het kader van de besluitvorming over de actualisering wijziging van de wachtgeldregeling voor predikanten. 2. Traktementsontwikkeling 2014 Volgens bovengenoemde kadernotitie volgen predikanten de CAO van rijksambtenaren als het gaat om de ontwikkeling van de primaire arbeidsvoorwaarden. De in 2006 afgesloten CAO-rijk had een looptijd tot en met 2010. Voor de jaren na 2010 mocht dus een nieuwe CAO worden verwacht. Per einde van het verslagjaar had de Minister van Binnenlandse Zaken echter nog geen overeenstemming bereikt met de vakbonden over de CAO-rijk in de jaren na 2010. Nadat de traktementen in de periode 2006 – 2010 met 17% waren gestegen ten opzichte van het niveau 2005 (de CAO-lonen over geheel Nederland stegen van 2006 tot 2010 met 10%), is in de jaren 2011 tot en met 2014 feitelijk de nullijn gehanteerd. 3. Wachtgeldregeling Nadat in 2009 met het rapport Meetellen de wachtgeldregeling voor predikanten was herzien, heeft het Georganiseerd Overleg Predikanten in 2014 opnieuw het overleg geopend over de wachtgeldregeling voor predikanten. Er waren twee directe aanleidingen: - in de maatschappij zien we dat inkomensregelingen bij onvrijwillige werkloosheid verder worden versoberd; dat geldt voor de wettelijke regeling (WW), maar ook voor bovenwettelijke regelingen, die bij CAO worden overeengekomen. Uitkeringen worden korter en lager. - de geleidelijke opschuiving van de AOW-leeftijd, waardoor het einde van de wachtgelden (65 jaar) steeds minder goed aansluit op de ingang van de AOW-leeftijd en het ouderdomspensioen van het Pensioenfonds Zorg & Welzijn. Onderstaand laten we zien welke overwegingen een rol hebben gespeeld en welke nieuwe afspraken zijn gemaakt. Preventiebeleid Als het gaat om preventie van uitval van predikanten hebben we binnen het Georganiseerd Overleg Predikanten geconstateerd dat er de laatste jaren de nodige maatregelen zijn getroffen. In 2005 is het verzuimprotocol ingevoerd, waardoor predikanten bij ziekte begeleid worden door een bedrijfsarts. In 2012 heeft de synode besloten tot invoering van jaargesprekken en tot de invoering van de door de kerk betaalde permanente educatie. Jaargesprekken en studie kunnen ertoe bijdragen dat de geschiktheid van predikanten wordt bevorderd en uitval beperkt. Als het om preventiebeleid gaat hebben wij als delegatie namens de kerk verder de overweging ingebracht dat het verlagen en verkorten van uitkeringen een preventieve werking kan hebben. Een sober sociaal vangnet kan er toe bijdragen dat predikanten in spanningsvolle situaties eerder besluiten tot de-escalatie. De predikantendelegatie achtte deze overweging discutabel. Tenslotte hebben we als delegaties samen onze zorg uitgesproken over de begeleiding van spanningsvolle situaties door de colleges voor de visitatie. Predikanten en gemeenten spreken in dit verband wel eens over ‘visitatiefrustratie’. Met een vertegenwoordiging van het Generaal college voor 1
de visitatie hebben wij overleg gevoerd hoe de kwaliteit van de visitatoren en de visitaties verbeterd kan worden. Daarbij werd gesproken over de toerusting, de procedures, de rapportages, de communicatie en het al dan niet onderzoeken van schuldvragen. Medefinanciering door de predikanten De wachtgelden worden momenteel volledig gefinancierd door de gemeenten, in de meeste gevallen via het omslagstelsel van de centrale kas predikantstraktementen, soms doordat de kosten van een wachtgeld deels wordt doorbelast aan de gemeente, waarvan de predikant werd losgemaakt. Als delegatie namens de kerk hebben we de predikantendelegatie in overweging gegeven om via een inhouding van een wachtgeldpremie op het traktement mee te betalen aan de wachtgelden, als de predikanten een betere wachtgeldregeling wensen dan maatschappelijk gebruikelijk. Van deze mogelijkheid heeft de predikantendelegatie geen gebruik willen maken. Hoogte van de uitkeringen In de wachtgeldregeling voor predikanten kenden sommige uitkeringen een afbouwschema van 10085-80-70% van het eerdere traktement. In de maatschappij komen dit soort regelingen steeds minder voor. Overeengekomen is om deze uitkeringen direct op 70% te zetten. Daarbij is op verzoek van de delegatie namens de predikanten niet de toepassing van een maximum dagloon ingevoerd, zoals dat bij voorbeeld bestaat in de WW. Duur van de uitkeringen Voor de duur van de uitkeringen bestond een staffel voor het aantal maanden uitkering per dienstjaar. Hoe hoger de leeftijd, hoe langer de uitkering per dienstjaar. In navolging van algemeen maatschappelijke ontwikkelingen is de duur van een uitkering gesteld op drie maanden per dienstjaar. Uitkeringsduren van 4 of 5 maanden per dienstjaar komen dus niet meer voor. De minimale uitkeringsduur is in alle gevallen op 6 maanden gesteld en de maximale uitkeringsduur per leeftijdscategorie is ongewijzigd gebleven. Een bijzondere regeling bestond voor predikanten met minstens 15 dienstjaren, die binnen 10 jaar voor de AOW-datum werden losgemaakt. Zij kregen een uitkering tot de AOW-datum. Deze maximale termijn van 10 jaar is teruggebracht tot 7 jaar. De duur van het wachtgeld na een tijdelijke dienst is teruggebracht van 2 maanden per periodieke verhoging naar 1 maand per periodieke verhoging. Wachtgeld bij tucht Bij schorsing voor bepaalde tijd heeft de predikant recht op doorbetaling van 70% traktement, bij schorsing voor onbepaalde tijd en bij ontzetting uit het ambt kan het opzichtcollege besluiten tot toekenning van 60% wachtgeld voor maximaal 6 maanden. Als delegatie namens de kerk vinden we een wachtgeld in situaties die vergelijkbaar zijn met ontslag op staande voet bij werknemers een luxe voorziening. Werknemers krijgen bij ontslag op staande voet immers geen werkloosheidsuitkering. De predikantendelegatie heeft gepleit voor behoud van de bestaande regeling, omdat predikanten op hun gedrag strenger worden beoordeeld dan werknemers en omdat afschaffing van de wachtgeldregeling een ongewenste verzwaring van de tuchtmaatregel zou betekenen. Omdat tuchtzaken gelukkig niet veel voorkomen, hebben we ermee ingestemd om de wachtgeldregeling bij tucht niet te veranderen. Verhuiskosten In de oude wachtgeldregeling hadden de predikanten geen recht op vergoeding van de verhuiskosten, als zij wegens een losmaking de ambtswoning moesten verlaten. Een predikant die vanwege invaliditeit of emeritaat de ambtswoning moet verlaten heeft wel recht op vergoeding van de verhuiskosten. Als onderdeel van het totale pakket aan (grotendeels versoberende) maatregelen hebben we als delegatie namens de kerk ermee ingestemd dat bij vertrek uit de ambtwoning wegens onvrijwillige werkloosheid de verhuiskosten worden vergoed uit de centrale kas predikantstraktementen. De vergoeding geldt niet als de ambtswoning verlaten moet worden wegens een tuchtmaatregel. Deze overeenstemming behoeft de instemming van de Beleidscommissie Predikanten (is in 2014 al gegeven) en de kleine synode (wijziging generale regeling rechtspositie predikanten zal in 2015 worden behandeld). Opschuiving van de AOW-leeftijd Waar voorheen in de regeling stond dat uitkeringen eindigden bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zijn we overeengekomen dat uitkeringen gaan eindigen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd uit de Algemene Ouderdomswet (AOW). Dit moet door de kleine synode worden gewijzigd in 2
de generale regeling rechtspositie predikanten. Verder hadden we het probleem van de lopende uitkeringen die eindigen bij het bereiken van de 65jarige leeftijd. De predikantendelegatie wilde die graag laten verlengen tot de AOW-leeftijd. In theorie kan dat betekenen dat een uitkering van 10 jaar wordt verlengd tot 12 jaar. Als delegatie namens de kerk hebben we overwogen dat het opschuiven van de AOW-leeftijd voor de predikant geen consequenties heeft voor het ouderdomspensioen. De pensioenregeling staat het toe om de ingang e van het ouderdomspensioen te vervroegen van de AOW-datum tot de 65 verjaardag. Bij een dergelijke vervroeging is de hoogte van het ouderdomspensioen nagenoeg even hoog als die zou zijn geweest als de AOW-leeftijd niet zou zijn opgeschoven. Het enige wat de predikant mist door de verhoging van de AOW-leeftijd is de AOW-uitkering tussen 65 jaar en de opgeschoven AOW-datum. Om dit gemis te compenseren is overeengekomen om de lopende uitkeringen die op 65-jarige leeftijd eindigen tot de AOW-datum te verlengen met een uitkering van 35% van het eerdere traktement. Tijdens de verlengde uitkering vervallen voor de predikant de verplichtingen uit het reintegratieprotocol. Re-integratiebeleid Een belangrijke factor voor de kosten van het wachtgeld is het re-integratiebeleid. Wat doen kerk en predikant eraan, zodat de predikant zo snel en zo goed mogelijk weer in eigen inkomen voorziet? In het Georganiseerd Overleg Predikanten hebben we overwogen dat er een re-integratieprotocol is, die de verplichtingen van beide partijen goed verwoord. De kerk biedt de gratis diensten van een reintegratieconsulent aan, die ook beschikt over een budget, waaruit de re-integratie-inspanningen van de predikant medegefinancierd kunnen worden. We vonden het niet nodig van deze medefinanciering een arbeidsvoorwaarde te maken die wordt vastgelegd in de generale regeling of de uitvoeringsbepalingen, als de predikanten met een wachtgeld maar voldoende weten van de medefinancieringsmogelijkheden. Een tweede overweging bij het re-integratiebeleid was voor onze delegatie dat een kort en laag wachtgeld meer stimuleert tot het zoeken naar nieuw inkomen dan een hoog en lang wachtgeld. In de derde plaats hebben we gekeken naar de wijze waarop inkomsten uit arbeid en bedrijf worden verrekend met het wachtgeld. Er was een regeling waarbij nagenoeg alle inkomsten met het wachtgeld werden verrekend. Deze regeling bevatte geen financiële prikkel om inkomsten uit arbeid of bedrijf te gaan verwerven. In navolging van onder meer de WW zijn we nu overeengekomen dat predikanten 30% van de inkomsten zelf mogen houden en dat de rest met het wachtgeld wordt verrekend. Deze nieuwe regel geldt voor zowel de lopende als de nieuwe uitkeringen. Waar lopende uitkeringen nog uitkeringspercentages kennen boven de 70% is de voorwaarde gesteld dat het wachtgeld en de door de predikanten te behouden inkomsten samen niet meer mogen zijn dan het eerdere traktement. Invoeringsdatum Overeengekomen is dat de nieuwe regeling ingaat op 1 april 2015. Dat betekent dat uitkeringen die op 1 april 2015 of daarna ingaan worden vastgesteld conform de nieuwe regeling. Een uitzondering is gemaakt voor uitkeringen op grond van ordinantie 3-20 (ongeschiktheid ter plaatse) en ordinantie 3-21 (algehele ongeschiktheid): als het losmakingsbesluit voor 1 april 2015 is genomen, ook al gaat de uitkering na een wachttijd in op of na 1 april 2015, dan geldt nog de oude regeling. 4. Verklaring omtrent gedrag Vanuit de Dienstenorganisatie is in het Georganiseerd Overleg Predikanten de vraag op tafel gelegd of aan predikanten de plicht opgelegd zou moet worden om een verklaring omtrent gedrag te overleggen. In andere kerken en bij vergelijkbare beroepsgroepen bestaat reeds zo’n plicht. De vraag is of de verplichting alleen aan nieuw instromende predikanten moet worden opgelegd, maar ook aan de bestaande predikanten. In het overleg hebben we overwogen dat de inhoudelijke vraag meer op de tafel van de synode en de Commissie voor de geschiktheidsbeoordeling thuishoort dan van het Georganiseerd Overleg Predikanten. Dit overleg komt pas in beeld als de vraag beantwoord moet worden wie de kosten van de verklaringen (ongeveer € 30 per stuk) moet dragen. 5. Onderzoek arbeidsrechtelijke en fiscale positie van de predikant In 2013 vroeg het Georganiseerd Overleg Predikanten aan het moderamen van de generale synode om een onderzoek in te stellen naar de arbeidsrechtelijke en fiscale positie van de predikant voor gewone werkzaamheden. De huidige bij kerkelijk recht geregelde positie wijkt af van posities die bij 3
burgerlijk recht zijn geregeld, zoals de positie van de zelfstandig ondernemer enerzijds of de werknemer met een arbeidsovereenkomst anderzijds. Ook de fiscale positie van ‘resultaatgenieter’ wijkt af van de reguliere posities van de zelfstandige ondernemer onder de Wet op de Inkomstenbelasting of de werknemer onder de Wet op de loonbelasting. De afwijkende positie geeft binnen het Georganiseerd Overleg Predikanten regelmatig aanleiding tot verwarring als bij de onderhandelingen referenties worden gezocht in andere beroepsgroepen. Is het niet mogelijk op dit punt een keer klare wijn te schenken? Bovendien is een onderzoek gewenst omdat rond het predikantschap regelmatig gesuggereerd wordt dat een ‘centraal werkgeverschap’ de oplossing voor een aantal problemen zou kunnen zijn. In 2014 heeft het moderamen een concept van een opdracht voor een in te stellen adviescommissie geformuleerd. Over dit concept hebben we als Georganiseerd Overleg Predikanten desgevraagd advies gegeven. Naast bovenstaande punten hebben we aandacht gevraagd voor: - de diverse mogelijke arbeidsrechtelijke posities, m.a.w. kijk niet alleen naar de positie als werknemer, maar ook naar andere mogelijke posities - de bestuurlijke vraag die zich voordoet als gekozen zou worden voor een werknemerspositie: wie is dan de werkgever? - de verhouding bij de diverse mogelijke posities tussen de kerkelijke rechtsbescherming en de burgerlijke rechtsbescherming - de samenstelling van de adviescommissie: we hebben de namen van mogelijke kandidaten genoemd en ervoor gepleit om geen mensen uit het Georganiseerd Overleg Predikanten in de commissie te zetten; dit laatste zou de vrijheid om over het eindrapport van de adviescommissie te adviseren, beperken. 6. Taakwijziging BCP Van het moderamen kreeg het Georganiseerd Overleg Predikanten het verzoek te adviseren over het voorstel om de taak van de Beleidscommissie Predikanten en Kerkelijk Werkers te wijzigen en te beperken tot die van een Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen. Als delegatie namens de kerk ondersteunen we het voorstel van harte. De complexe situatie van de kerk vraagt een gecoördineerde en professionele aanpak van predikantenbeleid door de Dienstenorganisatie. Dat de taak om de arbeidsvoorwaarden van de predikanten vorm te geven eenduidiger bij het Georganiseerd Overleg Predikanten komt te liggen is ook een verbetering. 7. Agenda 2015 In de loop van 2014 hebben zich twee thema’s aangediend, waar het Georganiseerd Overleg Predikanten in 2015 mee aan de slag gaat: - de verruiming van de mogelijkheden om predikanten te beroepen met een tijdelijke dienst. Bij afnemende financiële perspectieven krijgen gemeenten hieraan steeds meer behoefte. Predikanten willen voor verbintenissen korter dan 4 jaren graag een betere regeling dan de regeling voor de hulpdiensten. - een eventueel seniorenbeleid: is het mogelijk en gewenst om bij de verdere opschuiving van de AOW-leeftijd specifiek beleid te voeren met het oog op de vitaliteit van oudere predikanten? 8. Samenstelling delegatie Per einde van het verslagjaar bestaat de delegatie uit - de heer S.J. Vegter (in 2005 op voordracht van het moderamen van de generale synode benoemd) - de heer Mr. J. Kos (in 2013 op voordracht van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer benoemd in de vacature-Jonkvorst) - mevrouw Mr. Drs. G.H. van der Waaij (in 2014 op voordracht van het moderamen van de generale synode benoemd in de vacature-Van Heijst) - vacature-Schreuder. Eind 2014 trad de heer Mr. P. Schreuder terug als lid van de delegatie. Hij was lid namens en vanuit het bestuur van de Dienstenorganisatie. - vacature-Barendrecht. Op 19 december 2014 overleed geheel onverwacht de heer M.G.R. Barendrecht, lid van de delegatie namens en vanuit het bestuur van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer. Met waardering en dankbaarheid gedenken wij hem.
4
BIJLAGE 1 Samenvatting Kadernotitie Arbeidsvoorwaarden Predikanten voor gewone werkzaamheden In haar vergadering van 26 maart 2010 heeft de kleine synode zich beraden op de uitgangspunten voor het arbeidsvoorwaardenbeleid voor predikanten voor gewone werkzaamheden. Op advies van de delegatie namens de kerk in het Georganiseerd Overleg Predikanten (GOP) stelde de kleine synode de volgende uitgangspunten vast. 1. Het is goed dat voor predikanten op centraal niveau een arbeidsvoorwaardenregeling wordt vastgesteld. Het ontlast de relatie tussen gemeente en predikant van onderhandeling over arbeidsvoorwaarden en het waarborgt dat predikanten en verschillende gemeenten gelijk behandeld worden. 2. De landelijke arbeidsvoorwaardenregeling moet gezien worden als een minimumregeling en een maximumregeling. Extra beloning van een predikant bovenop de landelijke regeling is ongewenst, omdat het de predikant verplicht in de verhouding tot de gemeente, de mobiliteit belemmert en de gelijke behandeling van predikanten doorbreekt. 3. De beloning van predikanten houdt alleen rekening met de uit te voeren werkzaamheden en te dragen verantwoordelijkheden en niet met persoonlijke omstandigheden, zoals het inkomen van een eventuele partner, de omvang van het huishouden of bijzondere uitgaven binnen het huishouden. 4. Als kernfiguren voor het functioneren van de kerk dienen predikanten voor hun werkzaamheden op academisch niveau beloond te worden met een kwalitatief goed pakket aan arbeidsvoorwaarden. Rekening houdend met de zwaarte van de functie en met de beloning van vergelijkbare functies elders is op dit moment sprake van een acceptabel pakket. 5. Het is onjuist een terugloop in de middelen van de gemeente te vertalen in verlaging van het traktement van een individuele predikant. Als de middelen afnemen moet een gemeente zich beraden op bezuinigingsmaatregelen, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten. Van predikanten wordt verwacht dat zij aan de uitvoering van deze maatregelen meewerken. 6. Voor de ontwikkeling van de primaire arbeidsvoorwaarden volgt de kerk al decennialang de CAO van de rijksambtenaren. Het is gewenst dit beleid te blijven volgen, omdat de CAO-rijk gezien kan worden als een goed gemiddelde van de loonontwikkeling in Nederland. 7. Met betrekking tot de secundaire arbeidsvoorwaarden (verlof, vergoedingen, gratificaties etc) en de tertiaire arbeidsvoorwaarden (inkomen bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en na overlijden) wordt, rekening houdend met het vrije beroep van de predikant, aansluiting gezocht bij algemene maatschappelijke ontwikkelingen.
5