omslag jaarverslag AI.indd, Spread 1 van 2 - Pagina's (1, 2) 10-5-2006 15:01
De Arbeidsinspectie maakt deel uit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is toezichthouder en handhaver ten aanzien van de wetten op het terrein van arbeidsbescherming, arbeidsmarktfraude en arbeidstijden.
Jaarverslag 2005
In dit jaarverslag 2005 wordt inzicht gegeven in de activiteiten die in het verslagjaar zijn uitgevoerd en in de resultaten die daarbij zijn geboekt.
VEILIG • GEZOND EN LEGAAL OP HET WERK
SZW 05F449
Postbus 11563 2502 AN Den Haag www.arbeidsinspectie.nl
omslag jaarverslag AI.indd, Spread 2 van 2 - Pagina's (3, 4) 10-5-2006 15:01
Hoofdkantoor Den Haag Prinses Beatrixlaan 82 2595 AL Den Haag Postbus 11563 2502 AN Den Haag Telefoon 070 - 304 45 00 Fax 070 - 304 45 93 Kantoor Groningen Engelse Kamp 4 9722 AX Groningen Postbus 30016 9700 RM Groningen Telefoon 050 - 522 58 80 Fax 050 - 526 72 02 Kantoor Arnhem Janspoort 2 6811 GR Arnhem Postbus 9018 6800 DX Arnhem Telefoon 026 - 355 71 11 Fax 026 - 442 40 46 Kantoor Amsterdam Radarweg 60 1043 NT Amsterdam Postbus 58366 1040 HJ Amsterdam Telefoon 020 - 581 26 12 Fax 020 - 686 47 03 Kantoor Utrecht Oudenoord 6 3513 ER Utrecht Postbus 820 3500 AV Utrecht Telefoon 030 - 230 56 00 Fax 030 - 230 56 80
Kantoor Rotterdam Stadionweg 43c 3077 AS Rotterdam Postbus 9580 3007 AN Rotterdam Telefoon 010 - 479 83 00 Fax 010 - 479 70 93 Kantoor Roermond Godsweerdersingel 10 6041 GL Roermond Postbus 940 6040 AX Roermond Telefoon 0475 - 35 66 66 Fax 0475 - 35 66 60 Publieksinformatie Ministerie van Sociale Zaken enWerkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Telefoon 0800 - 9051 Fax 070 - 333 40 33 Internetsites www.arbeidsinspectie.nl www.szw.nl www.arbo.nl Voor vragen van de pers: Ministerie van Sociale Zaken enWerkgelegenheid Afdeling Persvoorlichting Telefoon 070 - 333 44 44
Inhoud 3
Vooraf
5
Totaalbeeld en Kerncijfers 2005 Algemeen beeld • Arbeidsomstandighedenwetgeving • Risico’s op zware ongevallen en Major Hazards • Aanpak illegale tewerkstelling
11 Samenwerking in het toezicht Maatschappelijke en politieke ontwikkelingen • Samenwerking en taakverdeling met andere inspectiediensten
Algemeen beeld van de arbeidsomstandigheden • Risicoanalyse • Organisatie van het toezicht op arbeidsomstandigheden • Resultaten actieve inspectieprojecten • Onderzoeken van arbeids ongevallen • Onderzoeken van klachten van werknemers • Bestuurlijke boetes • Werk- en rusttijden Kinder- en jeugdarbeid Arbobevindingen in afzonderlijke sectoren: • Industrie • Commerciële dienstverlening • Publieke dienstverlening • Bouwsector
31 Bestrijding Arbeidsmarktfraude Algemeen beeld • Controle op nieuwe regelingen • Interventieteams • Risicoanalyse • Inspectiecapaciteit • Bestuurlijke boetes Wet arbeid vreemdelingen
35 Major Hazard Control Algemeen beeld • Ongevallen en incidenten • Veiligheidsontwikkelingen in de procesindustrie • Resultaten Major Hazard Control
41 Overige activiteiten Vrijstellingen en ontheffingen Arbeidstijdenwet • Taken in het kader van de Kernenergiewet • Beoordelingen subsidieaanvraag Farbo-regeling • Toezicht op Lloyd’s Register Nederland • Internationale ontwikkelingen en activiteiten
43 Interne ontwikkelingen Organisatieontwikkelingen • Kwaliteitsontwikkelingen • Personeelsontwikkeling en professionalisering • Personeelsbeleid • Informatievoorziening en automatisering • Integriteit 47
Financieel Amendementen Verburg • Uitgaven en ontvangsten • Producten en uitgaven
51 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9
T I T E L VA N D E B R O C H U R E
Context, taken, bevoegdheden, visie, missie en werkterrein Organisatie en positionering Overzicht relevante wet- en regelgeving Cijfermatige overzichten arbeidsomstandigheden Cijfermatige overzichten bestrijding arbeidsmarktfraude Cijfermatig overzicht Major Hazard Control Overzicht AI-management Overzicht van gebruikte afkortingen Overall picture and key figures 2005
1
Jaarverslag 2005
2
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Vooraf In dit jaarverslag is een aantal voorbeelden gegeven van de wijze waarop de Arbeidsinspectie een bijdrage levert aan het bereiken van maatschappelijke effecten, op terreinen waarop de Arbeidsinspectie verantwoordelijk is voor de handhaving. Steeds meer worden daarom inspanningen verricht in de follow-up van inspectieprojecten, teneinde zelfwerkzaamheid te stimuleren en zo het naleven van de wetgeving te bevorderen. Dit past tevens goed in één van de belangrijke nieuwe ontwikkelingen waaraan door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de sociale partners wordt gewerkt: de vernieuwing van de Arbowet. Deze zal een aantal fundamentele veranderingen voor de wijze waarop het arbobeleid in Nederland wordt vormgegeven, teweeg brengen. Bedrijven en instanties krijgen meer verantwoordelijkheden, maar tegelijkertijd ook meer mogelijkheden om zelf invulling te geven aan (middel)oplossingen op sectorniveau. Hierop anticiperend is de AI, via de ontwikkeling van een op de nieuwe situatie aangepast inspectiebeleid, medio 2005 met de voorbereidingen gestart. Er zijn ook andere ontwikkelingen die ‘de wereld van het toezicht opschudden’. In 2005 is de nieuwe, van kabinetswege opgestelde, Kaderstellende Visie op Toezicht gepubliceerd. Hierin zijn, naast toespitsing op categorieën van toezicht, en de drie al bestaande kernpunten van het inspectiebeleid - onafhankelijk, professioneel en transparant - drie nieuwe kernpunten voor het toezicht geïntroduceerd: selectief, slagvaardig en samenwerkend. Wat het kernpunt samenwerking betreft: aan de inspanningen die de AI zich al langer getroostte, om meer inhoud aan de samenwerking met andere inspectiediensten en overheden te geven, is in 2005 met nog meer intensiteit inhoud gegeven. Dit heeft er in het verslagjaar in geresulteerd, dat reeds binnen 50 % van de inspectieprojecten op het terrein van de arbeidsomstandigheden, sprake was van vormen van samenwerking met andere inspectiediensten. Dit naast de inmiddels vanzelfsprekende en geïnstitutionaliseerde vormen van samenwerking op het terrein van de aanpak van arbeidsmarktfraude: via het opereren in z.g. interventieteams en via informatie-uitwisseling met de diverse betrokken instanties. Daarnaast bestaat er de al langer van toepassing zijnde samenwerking met andere (overheids)instanties op het terrein van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen en de major hazard control, die verder is geïntensiveerd met onder andere gezamenlijke inspecties. In dit jaarverslag wordt (mede vanuit de ambitie om, als publieke- en toezichthoudende organisatie, optimaal transparant te zijn) zo concreet mogelijk uiteengezet, wat de AI heeft gepresteerd, wat dat aan direct resultaat heeft opgeleverd en - waar dat mogelijk is - wat het effect daarvan op de doelgroepen is geweest. De Algemeen directeur van de Arbeidsinspectie
Dr. J.J.M. (Jaap) Uijlenbroek
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
3
De arbeidsinspectie in kort bestek De Missie De Arbeidsinspectie bevordert door middel van handhaving de naleving van de wetgeving op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en bestrijdt illegale tewerk-stelling. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de aanpak van misstanden en ernstige overtredingen. De AI levert relevante informatie over de naleving op deze terreinen en draagt daarmee bij aan het inzicht in de werking en vergroting van de effectiviteit van het overheidsbeleid. Hoofdtaken • Handhaven wetten op het gebied van arbeidsomstandigheden (o.a. Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidstijdenwet en Kernenergiewet, Warenwet en de aanpak van illegale arbeid (Wet Arbeid Vreemdelingen). • Onderzoek naar aanleiding van klachten over arbeidsomstandigheden en meldingen van ernstige arbeidsongevallen en zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Jaarplan AI, prioriteiten en taken Het jaarplan AI wordt in het najaar vastgesteld en gaat voor het begin van het planjaar naar de Tweede Kamer • Aanpak van misstanden; prioriteit aan branches en onderwerpen met hoge risico’s en lage naleving; op basis van Risico-analyse. • Projectmatig werk: per (bedrijfstak)directie wordt aangegeven hoeveel inspectietrajecten er per project uitgevoerd zullen worden. Een inspectietraject omvat een bezoek aan een bedrijf en alle daaruit voortvloeiende handelingen, inclusief eventuele (her)controles en de inzet van handhavinginstrumenten, indien overtredingen zijn geconstateerd. • Onderzoek naar- en behandeling van klachten van werknemers over hun arbeidsomstandigheden. • Onderzoek van meldingen van ernstige arbeidsongevallen en zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. • Major Hazard Control: beoordelen van z.g. BRZO bedrijven (apart regime op bedrijven met risico op zware ongevallen). Inspecties, controles, handhaving; inspecties ARIE-bedrijven (bedrijven met aanvullende verplichtingen op risico-inventarisatie). • Arbeidsmarktfraude: Bestrijding van illegale tewerkstelling en verdringing van legale arbeid; Branchegewijze aanpak en samenwerking in multidisciplinaire interventieteams; controles naar aanleiding van fraudesignalen. Handhavingsinstrumenten • het geven van een waarschuwing; • het stellen van een eis tot naleving van de wet; • het stellen van een eis tot naleving van de wet; • het stilleggen van de werkzaamheden in geval van acuut ernstig gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers; • het aanzeggen en opmaken van een boeterapport of een proces-verbaal; • Bestuurlijke Boetes. Kerncijfers AI 2005 - Aantal Arbo/ATW trajecten - Aantal WAV-trajecten - Aantal Klachtenonderzoeken arbo - Aantal Ongevalsonderzoeken - Major Hazard Control onderzoeken - Aantal Overige onderzoeken
20.751 8.760 1.918 2.350 369 1.669
- Totaal aantal interventies Arbo/ATW
13.327
- Totale uitgaven AI - Personeel AI totaal
4
-
Aantal Bestuurlijke Boetes Arbo/ATW 2568 Opgelegd boetbedrag Arbo/ATW ca. € 7 miljoen Aantal opgespoorde illegaal werkenden 4650 Aantal bestuurlijke boetes WAV 2201 Opgelegd boetebedrag WAV ca € 13 miljoen Ingezette uren voor inspecties totaal 316.000
ca € 62,6 miljoen 953 fte
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
1 Totaalbeeld en kerncijfers 2005
1.1 Algemeen beeld Toezicht op de naleving De Arbeidsinspectie (AI) maakt, samen met de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), deel uit van het Inspectoraat -Generaal SZW-inspecties van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en valt organisatorisch onder de Inspecteur-generaal van de SZW-inspectiediensten. De AI draagt door het houden van toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving, bij aan het bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en verantwoorde arbeids- en rusttijden van werknemers. Daarnaast levert de AI een belangrijke bijdrage aan de aanpak van arbeidsmarktfraude (w.o. illegale arbeid). De Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet, de Wet arbeid vreemdelingen en het Besluit Risico’s Zware Ongevallen zijn de belangrijkste wetten waar de AI toezicht op houdt. In de inspectieaanpak ligt de prioriteit bij het opsporen en het tenietdoen van ernstige overtredingen. Handhaving van de wet- en regelgeving en het verstrekken van (beleids)relevante informatie aan de beleidsmakers, zijn daarbij de kerntaken. Dynamiserend effect van branchegerichte inspectieprojecten De inspectie-, opsporings- en controle-inzet van de Arbeidsinspectie, is er in eerste instantie op gericht de naleving van de wet- en regelgeving bij geïnspecteerde bedrijven te bevorderen. Bij hercontroles in het kader van de Arbo-wet, blijkt dat in 96% van de in eerdere instantie geconstateerde situaties, de tekortkomingen/ overtredingen zijn opgeheven. Het inspecteren in bedrijfstakgerichte projecten impliceert dat de aanpak - vanaf de voorbereiding van het inspectieproject tot en met de bespreking van de projectrapportage met betreffende branches - specifiek op de betreffende branche is gericht. Hierdoor kan effectief met de betrokken werkgevers- en werkne-
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
mersorganisaties over de projectresultaten worden overlegd. Zo wordt bijgedragen aan een scherper inzicht van branches in de actuele stand van zaken binnen hun sector. Hiermee wordt tevens de door de AI beoogde ‘zelfwerkzaamheid’ van de betrokken branchepartijen gestimuleerd. De branche-initiatieven die hieruit voortkomen, kunnen zo bedrijven die niet zijn geïnspecteerd dan alsnog aanzetten om de nodige arbo-maatregelen te nemen. Dit z.g. ‘dynamiserend effect’ van de inspectieprojecten wordt bewust door de AI nagestreefd. Steeds meer inspectieprojecten worden gevolgd door-, of begeleid met activiteiten door of in samenwerking met de geïnspecteerde branches. De binnen de branches geconstateerde problematiek wordt hierdoor vaak adequater en meer structureel aangepakt. Om de inspectieprojectrapportages ‘wereldkundig te maken’, worden ze op de website van de Arbeidsinspectie (www.arbeidsinspectie.nl) en op www.arbo.nl. gepubliceerd. Ook de media worden hierop geattendeerd. Figuur 1.1 in 2005 aangezegde bestuurlijke boetes, gerelateerd aan wetgeving Wet
Aantal aangezegde Totaal boetes opgelegd bedrag
Arbeidsomstandighedenwet
2433
€ 6.972.277
waarvan aan werknemers
154
€
17.402
Arbeidstijdenwet
135
€
31.525
Wet Arbeid Vreemdelingen
2500
€ 13.237.860
Totaal
5222
€ 20.259.064
De bestuurlijke boete is nu zes jaar als sanctiemiddel voor de handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet beschikbaar. Uit onderzoek hiernaar is gebleken dat de bestuurlijke boete een uiterst effectief handhavinginstrument is. Sinds 1 oktober 2004 is ook voor de Arbeidstijdenwet de bestuurlijke boete van toepassing en vanaf 1 januari 2005 geldt dit tevens voor de Wet Arbeid Vreemdelingen.
5
6
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bezwaar en beroep In 2005 zijn door de Arbeidsinspectie 900 bezwaarschriften ontvangen, waarvan er 696 zijn afgehandeld. Hiervan zijn er 93 (13,3 %) gegrond verklaard, 468 (67%) bezwaren ongegrond, 53 bezwaren bleken niet-ontvankelijk en 47 bezwaren zijn gedeeltelijk gegrond verklaard. In 2005 zijn 111 beroepen ingediend, vooral in het kader van de Arbo-wet (66) en de Wet arbeid vreemdelingen (44). Dat betekent dat tegen 16,6% van de beslissingen op bezwaar, beroep is ingesteld. Eind december 2005 waren 72 beroepschriften bij diverse rechtbanken in behandeling. Dat is een flinke stijging ten opzichte van 2004 (+ 41%), die verklaard wordt door invoering van de bestuurlijke boete in de Wet Arbeid Vreemdelingen.Van de afgehandelde beroepen zijn er 13 gegrond verklaard. Eind 2005 waren m.b.t. beschikkingen van de Arbeidsinspectie, 12 (hoger) beroepszaken bij de Raad van State in behandeling en over heel 2005 zijn 10 hoger beroepszaken afgehandeld. Hiervan zijn er 3 ongegrond verklaard, 2 niet-ontvankelijk en 2 ingetrokken.
1.2 Arbeidsomstandighedenwetgeving De wijze waarop in Nederlandse bedrijven en instellingen met de arbeidsomstandigheden wordt omgegaan, verschilt sterk per sector. Er zijn sectoren - zoals de bouwsector - waar veel wordt gedaan aan normontwikkeling en voorlichting, maar waar in de dagelijkse praktijk nog steeds veel onverantwoorde risico’s worden genomen. Een veelvuldig voorkomend en telkens terugkerend risico is: geen of inadequate bescherming tegen vallen van hoogte, waardoor jaarlijks veel slachtoffers vallen, ondanks dat dit risico in brede kring bekend is. De bouwsector pakt dit risico nog onvoldoende aan. De bouwsector heeft ten aanzien van het aanpakken van de arbeidsomstandighedenproblematiek, nog steeds de neiging om in ‘klassieke oplossingen’ te blijven steken. Binnen de sector industrie is een positief effect waarneembaar van inspectiedruk en van inspanningen die zijn bedoeld om marktpartijen zelf aan het werk te zetten om hun arbo-knelpunten aan te pakken. Daar is in de meeste gevallen wel sterke druk vanuit de overheid voor nodig, in combinatie met het hanteren van de z.g. ‘stok achter de deur’ via forse inspectiedruk of sanctiedreiging. In de sector commerciële dienstverlening is het beeld diffuus. Belangrijke aspecten als werkdruk, agressie en geweld en gevaarlijke stoffen scoren hoog als risicofactor. De strategie om branches zelf aan het werk te zetten om risico’s aan te pakken heeft in een aantal gevallen goed gewerkt,
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
maar moet in andere gevallen nog van de grond komen. De publieke sector heeft het werken met z.g. arboconvenanten ‘omarmd’. Dat is goed merkbaar in de wijze waarop arbeidsomstandigheden op de agenda zijn gezet. De doorwerking van de afspraken naar de werkvloer, blijft in afzonderlijke instellingen helaas nog achter. De Arbeidsinspectie houdt in de aanpak rekening met de specifieke kenmerken van de sectoren, niet alleen gericht op de risico’s, maar ook op de mate van naleving en de wijze waarop de diverse actoren in de branche omgaan met hun verantwoordelijkheden. Inspectieprojecten In 2005 zijn 39 inspectieprojecten binnen diverse bedrijfstakken en branches uitgevoerd, waarbij totaal 20.751 inspecties zijn uitgevoerd. Bij 56 % van die inspecties zijn bij eerste interventie één of meer overtredingen geconstateerd. In het totaal zijn daarbij 13.327 handhavinginstrumenten ingezet. In tweederde van de gevallen werden z.g. officiële waarschuwingen gegeven of eisen tot naleving van de wet gesteld, waarbij bedrijven nog de gelegenheid kregen om de tekortkomingen binnen een bepaalde, afgesproken tijd weg te nemen. In de overige gevallen ging het om zwaardere handhavingsinstrumenten als inzet van bestuurlijke boetes, stillegging van betreffende werkzaamheden, het aanzeggen van een proces-verbaal of combinaties daarvan. In vervolginterventies is in 4 % van de gevallen een handhavingsinstrument ingezet. Meestal betrof dit de bestuurlijke boete. In 2005 is voor bijna € 7 miljoen aan bestuurlijke boetes opgelegd, waarvan voor € 17.402,aan 154 werknemers. De tekortkomingen waartegen in 2005 het meest is opgetreden, zijn: • gebruikmaking van onveilige arbeidsmiddelen (machines, werktuigen, gereedschappen, installaties), • ondoelmatige inrichting van arbeidsplaatsen/werkplekken; • te hoge fysieke belasting voor de werknemer; • ondoelmatige of geen inzet van-, bescherming tegenen afscherming van gevaarlijke stoffen en biologische agentia; • een tekortkomende of in het geheel geen (wettelijke verplichte) risico inventarisatie & -evaluatie en plan van aanpak in het geïnspecteerde bedrijf aanwezig; Enerzijds is dit resultaat een bevestiging van de bewuste keuze om in inspectieprojecten voorrang te geven aan thema’s die gezien vanuit de risicobenadering prioriteit hebben. Anderzijds geeft het een beeld van de mate van (niet) naleving van voornoemde thema’s.
7
Onderzoek van klachten en ongevallen Er zijn in 2005 totaal 1918 klachten en 2350 arbeidsongevallen onderzocht. Bij 91% van de (geheel of gedeeltelijk) door de AI gegrond verklaarde klachten, is bij het onderzoeken hiervan een handhavingsinstrument ingezet. Bij 63% van de onderzochte ongevallen is een zwaar handhavingsinstrument1 ingezet. In de meeste gevallen was dat een boeterapport, al of niet gecombineerd met stillegging van het werk/de werkzaamheden, of andere aanvullende maatregelen ter voorkoming van herhaling van het ongeval. Het Project Andere Overheid en samenwerking tussen inspectiediensten Op het terrein van arbeidsomstandigheden is in 2005 intensief met andere rijksinspecties samengewerkt, zoals de Onderwijsinspectie, de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie Gezondheidszorg, de VROM-inspectiedienst en het Staatstoezicht op de Mijnen. De omvang en intensiteit van de samenwerking is daarmee in 2005 aanzienlijk toegenomen. Naast uitwisseling van gegevens en afstemming van de activiteiten, was in ongeveer de helft van de inspectieprojecten sprake van een of andere vorm van (meer specifieke) samenwerking. In een aantal gevallen zijn gezamenlijke inspecties uitgevoerd. In 2005 is een nieuwe samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de KLPD/Politie te Water. De overeenkomst met het Staatstoezicht op de Mijnen is met 5 jaar verlengd. De AI heeft actief bijgedragen aan het door de overheid geïnitieerde Programma Andere Overheid2, met nadruk op het project ‘samenwerkende inspectiediensten’. Daarnaast is actief bijgedragen aan de overheidsprojecten ‘Kaderstellende Visie op Toezicht 2005’ en ‘Aanpak Strijdige Regels’.
1.3 Risico’s op Zware Ongevallen en Major Hazards Bij de toezichtactiviteiten door de Arbeidsinspectie in het kader van de risicobeheersing van zware ongevallen en de aanpak van deze risico’s, wordt op basis van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) samengewerkt met gemeenten, provincies, waterschappen, brandweer en de VROM-inspectiedienst. Op grond van het BRZO beoordeelt de AI veiligheidsrapporten van bedrijven met gevaarlijke installaties en/of van bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opereren. In 2005 zijn 24 veiligheidsrapporten ontvangen en binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn door de AI beoordeeld en afgehandeld. Nieuw in 2005 waren de inspecties in het kader van de Aanvullende Risico-inventarisatie (ARIE)3. Bedrijven die in het verleden onder de Regeling Arbeidsveiligheidrapport (AVR) vielen en bedrijven met ammoniakkoelinstallaties met meer dan 5000 kg Ammoniak (NH3) zijn het eerst geïnspecteerd. Daarnaast zijn in de Rijnmond pilot-inspecties gehouden bij z.g. ‘vervoersgebonden inrichtingen’. Verder zijn inspecties in het kader van BRZO uitgevoerd, z.g. ‘kennisgevingen BRZO’ behandeld en ongevallen onderzocht. Ten opzichte van 2004 en in overeenstemming met de planning, is de totale productie toegenomen. Gebrek aan aandacht voor onderhoudsactiviteiten, oorzaak van veel ongevallen Uit de z.g. Major Hazard incidents reports blijkt telkens, dat een gebrek aan aandacht voor het onderhoud(smanagement), de belangrijkste achterliggende oorzaak is voor de nog regelmatig voorkomende ongevallen en incidenten. Op grond van een aantal indicatoren kan wel worden gesteld dat in de afgelopen twintig jaar het nodige is verbeterd. De algehele veiligheidssituatie zal naar het zich laat aanzien de komende 10 jaar niet fundamenteel veranderen Er worden in het onderzoek van COT4 een aantal ontwikkelingen gesig-
1 Tot de zware handhavingsinstrumenten worden gerekend: bestuurlijke boete, stillegging van werk en proces-verbaal 2 Doel: Het Programma Andere Overheid werkt aan een krachtige overheid, die de samenleving centraal stelt én slagvaardig is. Het actieprogramma omvat verbeteracties en initiatieven rond de thema’s: Betere dienstverlening, Minder bureaucratie en Slagvaardige organisatie. Bij alle thema’s is een Andere werkwijze van belang, zoals samenwerken en luisteren naar burgers. (zie ook www.andereoverheid.nl) 3 Aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen (art 2 lid 2 t/m 6 van het Arbobesluit) 4 Rapport ‘trend of incident, een verkennend onderzoek naar de relatie tussen organisatie, onderhoud en veiligheid in de procesindustrie; COT Instituut voor veiligheid en crisismanagement, oktober 2004 in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
8
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
naleerd die zowel positief als negatief op het veiligheidsniveau inwerken Negatieve impulsen zijn: vergroting van de concurrentie, fusies van bedrijven, veroudering van installaties en vergrijzing van de beroepsbevolking en gebrek aan instroom van deskundig personeel. Positief zijn: verbeterde wetgeving, horizontale samenwerking in de branche, samenwerking in het toezicht, aandacht voor incidenten en aandacht voor de veiligheidscultuur. ICT- ontwikkelingen hebben zowel negatief als positief op de veiligheid inwerkende kenmerken. De waarnemingen van de Arbeidsinspectie bevestigen de uitkomsten van de onderzoeken. In 2004 werd een project gestart om een nieuwe inspectiemethodiek te ontwikkelen.Vanuit kringen van het z.g. ‘Bevoegd Gezag ex. Wet Milieubeheer’ (provincies en gemeenten) en de Brandweer is de wens geuit om in het project te participeren. Een eenduidige methodiek versterkt zo de eenheid van beoordelen en optreden door de verschillende overheden, die een rol vervullen in het toezicht op z.g. BRZO-plichtige bedrijven. Het ISO-9001 certificaat van de AI voor de major hazard aanpak is in 2005 geaudit en akkoord bevonden. Daarnaast is het uitgebreid met de aanpak van de inspecties in de z.g. ARIE-bedrijven.
1.4 Aanpak illegale tewerkstelling Ook in 2005 werd weer actief tegen illegale tewerkstelling opgetreden. Het was het eerste jaar waar bij constatering van overtreding van de wetgeving, bestuurlijke boetes konden worden opgelegd. Naast veel media-aandacht, leverde dit een aanzienlijk (financieel) resultaat op aan opgelegde boetes. Hoewel de effectiviteit nog niet goed kan worden ingeschat, bestaat de indruk dat de combinatie van verhoogde pakkans en forse beboeting, een duidelijk preventieve werking heeft. Zo was bijvoorbeeld in de landen tuinbouwsector sprake van een sterke verhoging van het aantal aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen voor met name de zogenaamde MOE-landers1, hetgeen hier op verschuiving van illegale naar legale tewerkstelling duidt.
Er zijn in 2005 circa 8600 opsporingszaken gestart. Dat waren er 2270 meer dan in 2004. Bij circa 2200 van deze zaken zijn overtredingen van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) geconstateerd, waarbij boeterapporten tegen één of meer overtreders zijn opgemaakt. Het ging hierbij om circa 4650 illegaal tewerkgestelden. De Arbeidsinspectie werkt in de aanpak van de illegale arbeid intensief samen met andere overheden en toezichtouders. In interventieteams participeren naast de AI, de Belastingdienst, het Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank, het Openbaar Ministerie (OM) en (wisselend) een aantal relevante gemeenten. De interventieteams richten zich op vooraf bepaalde sectoren of op een bepaalde regio. Daarnaast voert de AI op basis van analyse eigen inspectieprojecten uit en worden controles uitgevoerd op basis van signalen en meldingen. Binnen het kader van de interventieteams werden 1395 gezamenlijk acties uitgevoerd. In 341 gevallen leverde dat één of meer boeterapporten op, waarbij 682 illegaal tewerkgestelden werden aangetroffen. Interventies In 2005 zijn in het totaal ruim 2500 bestuurlijke boetes in het kader van de Wav aangezegd. Het totaalbedrag aan tot 31 december 2005 opgelegde boetebeschikkingen bedroeg ruim € 13.000.000. Daarnaast zijn in 2005 circa 730 processen-verbaal bij het OM aangeboden. Hierbij ging het voornamelijk om zaken waar in 2004 overtreding van de Wav was vastgesteld (de bestuurlijke boete in het kader van de Wav was toen nog niet van kracht). Tips en meldingen In 2005 zijn totaal 2641 meldingen over vermoedens van illegale tewerkstelling binnengekomen. Hiervan zijn er ruim 1800 in onderzoek genomen. De meldingen die niet in onderzoek zijn genomen, konden niet worden onderzocht, omdat: geen locatie bekend was waar illegaal zou worden gewerkt; omdat de melding niet actueel was; of omdat er onvoldoende gegronde redenen waren om nader onderzoek in te stellen.
1 Met ’Moe-landers’ worden bedoeld: werkzoekenden uit de recent bij de EU aangesloten landen: Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Hongarije,Tsjechië, Polen, Slovenië. .
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
9
Inzet van de inspectiecapaciteit Ook in de aanpak van illegale arbeid streeft de Arbeidsinspectie ernaar om de beschikbare inspectiecapaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten en wel zodanig, dat optimaal rendement wordt bereikt. De inzet van de risicoanalyse is hierbij een onmisbaar (hulp)middel. Een belangrijk onderdeel van de risicoanalyse is het formuleren van z.g. risico-indicatoren, zoals: veel aanbod van laaggeschoold-, vuil- en onaangenaam werk, of: er is sprake van grote fluctuaties in het werkaanbod (piek- en seizoenarbeid). In samenwerking met de Sociale Inlichtingen en Opsporings Dienst (SIOD), is in 2005 aan verdere perfectionering van het analysemodel gewerkt, door o.a. gebruik te maken van risico-indicatoren en het ontsluiten, koppelen en analyseren van bestanden van de ketenpartners1. Daarnaast is in 2005 het aantal inspecteurs dat zich met de bestrijding van arbeidsmarktfraude bezighoudt, verhoogd van 131 naar 170.
1 De Belastingdienst, het Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank en de Sociale Inspectie en Opsporings Dienst
10
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
2 Samenwerking in het toezicht
2.1 Maatschappelijke en politieke ontwikkelingen De Arbeidsinspectie staat midden in de (m.n. werkende) samenleving. Wanneer die samenleving verandert heeft dat consequenties heeft voor het werk van de AI. De discussies en ontwikkelingen rond het rijksbrede Programma Andere Overheid (PAO) en de Kaderstellende Visie op Toezicht (zie onder: 2.3) zijn niet alleen met veel belangstelling gevolgd, maar de AI heeft ook actief aan deze discussies meegedaan. In het kader van het PAO-project: Samenwerkende Inspectiediensten is aan een aantal pilots meegewerkt. Samen met andere inspectiediensten is intensief naar mogelijkheden gekeken of voor bepaalde sectoren het toezicht efficiënter kan worden ingericht en uitgevoerd. Begin 2005 heeft dit het rapport ‘Samen werkt’ opgeleverd. Ook in de tweede fase van dit samenwerkingstraject, dat doorloopt in 2006, werkt de AI actief en intensief mee aan volgende samenwerkingprojecten. Voor de toezichtstaken in het kader van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (major hazards), zijn de rapporten van de Commissie Alders, over het interbestuurlijk toezicht en van de commissie de Grave, over bestuurlijke drukte, belangrijk. Daarin wordt gesteld dat het toezicht op het besluit, dat - ondanks goedbedoelde pogingen tot samenwerking tussen de overheden - nogal versnipperd is, meer geconcentreerd moet gaan plaatsvinden. In 2005 is een belangrijke eerste stap gezet ten aanzien van de vernieuwing van de Arbowetgeving. Op basis van een SER-advies werden in 2005 bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorbereidingen getroffen om de Arbo-wetgeving zodanig aan te passen, dat bij invulling van de wijze waarop de verschillende sectoren aan de wettelijke normen moeten gaan voldoen, een grotere rol en verantwoordelijkheid is weggelegd voor de sociale partners. De AI is volop bij dit proces betrokken en is met de voorbereidingen gestart voor een hierbij passend inspectiebeleid.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
De invoering van de bestuurlijke boete met betrekking tot de Wet Arbeid Vreemdelingen heeft tot veel aandacht van de media en het bedrijfsleven geleid en had daarmee aanzienlijke invloed op de discussies over het fenomeen illegale arbeid en de maatschappelijke gevolgen daarvan. Kaderstellende Visie op Toezicht In de nota Kaderstellende Visie op het Toezicht 2001 (KVoT) heeft het Kabinet een standpunt bepaald over de verhoudingen tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het Kabinet is van oordeel dat: ‘de toezichthouder, zonder beïnvloeding van de onder toezicht staande partijen, de verantwoordelijke bestuurder of anderen, objectief feitenonderzoek moet kunnen uitvoeren en op basis daarvan tot een helder oordeel moet kunnen komen’. Daarmee moet worden geborgd dat ‘in gelijke gevallen gelijk wordt gehandeld, dat de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid worden gediend en dat een getrouw beeld ontstaat van het beleid en de resultaten van de handhaving’. In 2005 is een nieuwe Kaderstellende visie op toezicht vastgesteld, die onderscheid maakt tussen de verschillende vormen van toezicht, zoals: nalevingstoezicht (in het geval van de Arbeidsinspectie), uitvoeringstoezicht en interbestuurlijk toezicht. Naast de al gehanteerde kernbegrippen: onafhankelijk, transparant en professioneel, introduceert de nieuwe KVoT drie nieuwe kernbegrippen: selectief, samenwerkend en slagvaardig. De implementatie daarvan bij de AI, is in een vergevorderd stadium. Er is een programmaleider aangesteld om de samenwerking met andere inspectiediensten voortvarend aan te pakken. Het opleidingsprogramma van de AI - in kringen van de Europese Arbeidsinspecties toch al bekend staand als een voorbeeld voor anderen - wordt op dit soort aspecten doorontwikkeld.
11
2.2 Samenwerking en taakverdeling met andere inspectiediensten Een van de belangrijke aspecten van het Programma Andere Overheid en de Kaderstellende Visie op Toezicht is de (bevordering van de) samenwerking tussen de verschillende toezichthouders. De belangstelling voor- en de opvattingen over de wijze waarop het overheidstoezicht op burgers en bedrijven is geregeld, is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Niet alleen wordt het van belang geacht dat - waar dat nodig is - sprake is van stevige en consequente handhaving; tegelijkertijd mag de last die met het toezicht gepaard gaat niet onnodig hoog zijn. Terugdringing van onnodig zware toezichtslast kan worden bereikt door het schrappen van overbodige regelgeving, maar ook door meer en betere samenwerking tussen de toezichthouders. De Arbeidsinspectie heeft - als bijna geen andere toezichthouder - te maken met het feit dat er veel raakpunten zijn met vrijwel alle in Nederland opererende toezichthouders. Dit is sterk afhankelijk van het werkterrein waarop de AI opereert.Vrijwel alle ondernemingen (dit geldt zowel voor werkgevers als voor werknemers), organisaties en instellingen in Nederland behoren tot het taakveld, c.q. tot de objecten van toezicht van de AI. In een aantal van de sectoren zijn andere rijksinspectiediensten (mede)belast met het toezicht op de Arbowet en/of Arbeidstijdenwet. In dat licht zijn de volgende samenwerkingsovereenkomsten afgesloten of verlengd: • Samenwerkingsovereenkomst met het Staatstoezicht op de Mijnen: januari 2005 • Samenwerkingsovereenkomst met de Politie te Water: februari 2005 • Samenwerkingsovereenkomst met de Inspectie Verkeer en Waterstaat: november 2005 Samenwerking en overheveling taken Staatstoezicht op de Mijnen In het kader van de door de centrale overheid gepropageerde één-loket-benadering en het meer integraal inspecteren door inspectiediensten, wordt de handhaving van de Arbowetgeving bij mijnbouwinstallaties in Nederland en bij installaties die op het Nederlandse deel van het continentaal plat opereren, uitgevoerd door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Hoewel het SodM onder het Ministerie van Economische Zaken ressorteert, vallen de arbotaken onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). In dit kader is het SodM door de Minister van SZW aangewezen voor het toe-
12
zicht op de Arbo- en Arbeidstijdenwet in de mijnbouwsectoren en hebben de Arbeidsinspectie en het SodM in 2002 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is inmiddels geëvalueerd en begin 2005 geactualiseerd. Om in dit jaarverslag een compleet beeld van de ministeriële verantwoordelijkheid op arbo-gebied te geven, wordt hierna kort op de arbo-activiteiten van het SodM ingegaan. In 2005 zijn door het SodM 93 actieve inspecties uitgevoerd, waarin tevens tot de arbo-wetgeving behorende onderwerpen zijn meegenomen. Het SodM doet dat op projectbasis en neemt daar integraal veiligheids-, gezondheids- en milieuaspecten in mee. De thema’s gaslekkage, onderhoud van mijnbouwinstallaties en blootstelling aan gevaarlijke stoffen kwamen dit jaar aan bod. Naar aanleiding van die inspecties zijn 48 bevindingsbrieven verstuurd, waarin de resultaten van de inspecties en de betekenis daarvan zijn weergegeven. Daarvan waren er 36 waarschuwingsbrieven, waarin een termijn is gesteld om de beboetbare feiten te laten opheffen. In 2005 hebben zich in deze sectoren twee ernstige ongevallen voorgedaan, waarbij drie doden waren te betreuren en één persoon ernstige brandwonden heeft opgelopen. In beide gevallen heeft het SodM in samenwerking met de AI een onderzoek ingesteld. De daarbij opgemaakte processen-verbaal, zullen begin 2006 worden afgerond. Daarnaast vonden nog drie eveneens als ernstig gekwalificeerde ongevallen plaats. Naar aanleiding daarvan heeft het SodM drie ongevalsboeterapporten en één proces-verbaal opgesteld. Zoals eerder opgemerkt, is het SodM tevens belast met het toezicht op- en de handhaving van de Arbeidstijdenwet. In dat kader zijn vier z.g. bevindingsbrieven gestuurd; er zijn geen overtredingen vastgesteld. In het kader van het SodM inspectieproject ‘Gebruik en beheer van ingekapselde radioactieve bronnen’, hebben het SodM en de AI gezamenlijk inspecties uitgevoerd bij bedrijven die dit soort bronnen ten behoeve van geofysische metingen in boorgaten toepassen (z.g. ‘well logging’). In het kader van het rijksbrede Programma Andere Overheid, waren deze inspecties onderdeel van het project ‘gezamenlijke bedrijfsbezoeken rijksinspecties’. Dit project is in 2005 afgerond. Nadere toelichting op de resultaten en bevindingen van het inspectiewerk van het SodM is te vinden in de jaarrapportage van het SodM: www.sodm.nl.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Samenwerking met de Inspectie Verkeer en Waterstaat De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) is ten aanzien van de sectoren: beroepsgoederenvervoer, personenvervoer, en (delen van) de luchtvaart en zeevaart, medetoezichthouder op het terrein van de Arbowet. In 2005 is het in dit kader gehanteerde regiemodel nader uitgewerkt en toegepast. Kern van het regiemodel is, dat voor de als gemeenschappelijke beleidsterrein aangewezen taakvelden, één van de beide diensten het aanspreekpunt is voor de onder-toezicht-gestelden. Met de IVW zijn in 2005 drie inspectieprojecten uitgevoerd, waarbij volgens het z.g. regiemodel is geïnspecteerd. Het doel hiervan was: • het realiseren van een meer efficiënte uitvoering van de inspecties op deze terreinen; • het instellen van één overheidsloket voor de betreffende sectoren; • het terugdringen van de toezichtslast. De ervaringen waren zodanig, dat hier in 2006 verder mee wordt geëxperimenteerd. Eind 2005 is ingestapt in het PAO1-traject rond Schiphol, dat onder de leiding van de IVW wordt uitgevoerd. De samenwerking met de IVW is eind 2005 in een officiële overeenkomst geformaliseerd.
Bij het project Ladingoverslag zeeschepen waren de inspecties uitsluitend op onder Nederlandse vlag varende zeeschepen gericht. De inspecties waren niet uitsluitend op overslag van lading gericht, maar ook op de arbeidsveiligheid van machinekamers en - in gevallen dat er overtredingen werden geconstateerd - ook op de organisatie van de arbeid (de RisicoInventarisatie en -evaluatie). Ook hier was de samenwerking goed en vormde vooral de onderlinge kennisoverdracht een belangrijk winstpunt. Ook de Politie te Water (PtW) is - mede - belast met toezicht op de Arbo-wet. Dit betreft zowel het Korps Landelijke Politie Diensten te Water als de Zeehavenpolitie te Rotterdam. De taken van de PtW beperken zich tot het signaleren van overtredingen en op basis daarvan het opstellen van een rapport van bevindingen. De AI zorgt voor de verdere afhandeling. In het project Binnenvaart is nauw samengewerkt bij de controles op varende binnenvaartschepen. Behalve naar arbeidsomstandigheden is ook naar illegale tewerkstelling gekeken. De samenwerkingsresultaten waren ook hier positief.
Het project Vloeibare Chemicaliën, waarbij op laaden loslocaties werd geïnspecteerd, kenmerkte zich door een gezamenlijke start en uitvoering. De inspectiediensten keken naar ‘eigen onderwerpen’ maar zorgden voor een gezamenlijke afsluiting van elke inspectie. De resultaten werden dermate als ‘nuttig’ ervaren, dat in de toekomst herhaling van dit soort projecten zal plaatsvinden. Wel zullen dan duidelijke(r) afspraken moeten worden gemaakt over de communicatie, de te hanteren procedures en de afbakening van de verantwoordelijkheden.
Overige samenwerking Met de andere inspectiediensten, waar geen sprake was van medetoezichthoudende bevoegdheden in het kader van de Arbo-wet, was wel sprake van andere vormen van samenwerking. In de meeste gevallen betrof dit afstemming van de activiteiten, of uitwisseling van generale of meer specifieke informatie. In sommige gevallen werden gezamenlijke inspecties bij bedrijven uitgevoerd. Binnen circa 50 % van de in 2005 uitgevoerde inspectieprojecten was sprake van een of andere vorm van samenwerking!
Het project Rangeren bij goederenvervoerders was zodanig georganiseerd, dat de beide inspectiediensten elkaar op de aangewezen inspectieonderwerpen aanvulden. De samenwerking was vanaf het begin goed, het beleggen van de regierol vormde een belangrijk leerproces en het versturen van de (handhaving)correspondentie kostte extra tijd. Voor de betreffende branche was in ieder geval sprake van verminderde inspectiedruk.
Met de Vrom Inspectiedienst wordt, voorafgaand aan het jaarplan, ieder jaar afgestemd waar kan worden samengewerkt. Tevens wordt een z.g. samenwerkingslijst gehanteerd, dat regelmatig wordt geactualiseerd. Er werd onder andere met betrekking tot onderzoeken van asbestmeldingen, ammoniakkoelinstallaties en inspectie van gegaste containers intensief samengewerkt. In het kader van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen wordt continu samengewerkt (zie verder hoofdstuk1, major hazard control).
1 Het door het Kabinet geïnitieerde Project Andere Overheid
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
13
Met de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is afgesproken om samen naar onderwerpen te kijken, die kansen voor samenwerking bieden. De Arbeidsinspectie heeft bijvoorbeeld in bepaalde inspectieprojecten de z.g. ‘VWA-rookmodule’1 in bepaalde inspectieprojecten meegenomen, terwijl de VWA signalen aan de AI heeft gegeven over mogelijke illegale tewerkstelling. Ten aanzien van de bestrijding van illegale tewerkstelling in bedrijven, wordt al gedurende langere tijd in z.g. interventieteams met de Vreemdelingendienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Belastingdienst en verschillende gemeenten samengewerkt (zie verder hoofdstuk 5: Bestrijding van Arbeidsmarktfraude). Op het terrein van de major hazard controll tenslotte, wordt in het kader van het toezicht en handhaving van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen, samengewerkt met de Brandweer, de plaatselijke, regionale en provinciale overheidsorganisaties, met hulpdiensten en met andere relevante toezicht- en inspectiediensten. Alle inspecties in dit kader worden in gezamenlijkheid uitgevoerd. Ook in de publieke sectorr wordt intensief samengewerkt met vooral de Inspectie Gezondheidszorg (Ziekenhuizen), Onderwijsinspectie (Scholen) en Inspectie
Openbare Orde en Veiligheid (Brandweer). De gezamenlijke aanpak van Ziekenhuizen is een project onder de vlag van het PAO. Met vrijwel alle andere (hier niet genoemde) rijksinspectiediensten zijn - wel of niet in het kader van het project Samenwerkende inspectiediensten - in 2005 gesprekken gevoerd over verdergaande samenwerking. Tenslotte is er, ter voorbereiding van individuele inspectiebezoeken aan bedrijven, regelmatig contact gezocht met vergunningverleners en regionale milieudiensten Al deze vormen van samen inspecteren en afstemmen hebben erin geresulteerd dat er beter begrip is ontstaan voor de wijze van opereren door de andere inspectiediensten en dat onderling relevante kennis is uitgewisseld. Door de bedrijven die door gezamenlijke inspecties zijn geïnspecteerd, is dit echter nog niet in alle gevallen als een pluspunt ervaren. In bepaalde gevallen was volgens de betrokken bedrijven zelfs sprake van toename van de inspectiedruk. De les hieruit was dat gezamenlijk inspecteren alleen dan moet worden uitgevoerd, als dat meerwaarde (afname van de inspectiedruk) heeft voor het bedrijfsleven, of als dat mogelijk is: om één van de toezichthouders tevens met de inspectiepunten van de ander te belasten (in de vorm van signalering of taakoverdracht).
1 Met de z.g. rookmodule wordt gecontroleerd of bedrijven zich aan de Tabakswet houden.
14
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
3 Arbeidsomstandigheden, werk- en rusttijden 3.1 Algemeen beeld van de arbeidsomstandigheden In 2005 zijn in diverse sectoren en branches 39 inspectieprojecten op het terrein van de arbeidsomstandigheden uitgevoerd, een aantal daarvan loopt nog door in 2006. Daarbij zijn 16.098 bedrijven1 geïnspecteerd en in 56% van de gevallen is handhavend opgetreden. Het aantal monitorbezoeken bedroeg circa 4500. De wijze waarop in bedrijven en instellingen met arbeidsomstandigheden wordt omgegaan, verschilt sterk per sector. Er zijn sectoren - zoals de bouwsector - waar veel wordt gedaan aan normontwikkeling en voorlichting, maar waar in de dagelijkse praktijk nog steeds onverantwoorde risico’s aanwezig zijn en/of worden genomen, zoals risico’s op valgevaar. Het risico is vrijwel aan iedereen bekend, er vindt nog een aanzienlijk aantal ongevallen plaats, maar in de bouwsector handelt men er vaak nog niet naar. De bouwsector is, als het arbeidsomstandigheden gaat, er veelal toe geneigd om in ‘klassieke’ oplossingen te blijven steken. Binnen de sector industrie kan een positief effect van de inspanningen die bedoeld zijn om de marktpartijen zelf aan het werk te zetten als het gaat om het aanpakken van risico’s, worden waargenomen. Daar is meesttijds wel een sterke druk vanuit de overheid voor nodig en een ‘stok achter de deur’ in de vorm van forse inspectiedruk en sanctiedreiging. In de commerciële dienstverlening is het beeld diffuus. Belangrijke knelpunten als werkdruk, agressie en geweld en gevaarlijke stoffen, scoren hoog als risicofactor. De aanpak om de branches zelf aan het werk te zetten en met oplossingen te komen, heeft in enkele gevallen goed
gewerkt, maar moet in andere gevallen nog van de grond komen. De publieke sector heeft het werken met arboconvenanten omarmd. Dat is goed merkbaar in de wijze waarop arbeidsomstandigheden op de agenda zijn gezet. Praktische doorwerking in afzonderlijke instellingen op de werkvloer, blijft daar helaas nog bij achter. De inzet van de Arbeidsinspectie is er op gericht, om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende branches; om branches zelf branchegerichte oplossingen te laten bedenken en deze binnen de bedrijven en instellingen toe te laten passen; en om rekening te houden met de mate waarin de branches zelf acties ondernemen om arboknelpunten in beeld te brengen. De inspectieprojecten van de AI zijn niet alleen gericht op het bereiken van versterking van de naleving in geïnspecteerde bedrijven, maar ook op het stimuleren van uitstralingseffecten naar niet-geïnspecteerde bedrijven.
3.2
Risicoanalyse
Ter bepaling van de strategie, de prioritering en de capaciteitsinzet in de verschillende sectoren in het bedrijfsleven, wordt gebruik gemaakt van een gevalideerd risicoanalysemodel: het Arbeidsinspectie Risicomodel Arbeidsomstandigheden (AIRA). Deze analyse resulteert in een mix van te inspecteren branches en inspectieonderwerpen (het inspectieprogramma). Dit programma wordt mede op basis van een z.g. meerjarenbeeld samengesteld, aangevuld met de eigen inspectie- en onderzoekservaringen, de opvattingen van beleidsmakers en die van de sociale partners.
1 Dit aantal is exclusief de onderzoeken naar aanleiding van ongevallen en klachten en exclusief de inspecties en bezoeken naar aanleiding van de Monitor Arbeidsvoorwaarden.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
15
De analyse en de daarop gebaseerde planning van de inspecties wordt vervolgens aan de staatssecretaris voorgelegd, die deze vaststelt.
tie en -Evaluatie, toezicht op bedrijven met bovengemiddelde veiligheids- en gezondheidsrisico’s, die zich voornamelijk in de (zware) chemische industrie bevinden.
Top 5 van door de Arbeidsinspectie benoemde
De hoofdproductgroepen die de Arbeidsinspectie onderscheidt zijn: • actieff (de jaarlijks geplande inspectieprojecten), • reactieff (onderzoeken van meldingen van klachten van werknemers en meldingen van ernstige arbeidsongevallen) • overig reactieff (bijvoorbeeld meldingen en vergunningen van asbestsloop)
arborisico’s (en prioriteiten) in 2005 • Gevaarlijke stoffen • Fysieke overbelasting • Gevaarlijke machines & transportmiddelen • Omvallende en vallende voorwerpen/ valgevaar • Psychische overbelasting/ werkdruk/ agressie en geweld
De aanpak van deze risico’s is terug te vinden in de jaarplannen en (meer gedetailleerd) in de inspectieprojectplannen voor de betreffende sectoren. De invulling van de inspectieprojecten hangt ondermeer af van de risicoanalyses in de sectoren en de afspraken, die zijn gemaakt in de afstemming met de SZW-‘beleidskolom’, de politiek en (voorzover relevant) met de andere toezichthouders.
3.3 Organisatie van het toezicht op arbeidsomstandigheden De toezichtstaken op het terrein van de arbeidsomstandigheden zijn bij de Arbeidsinspectie in vier bedrijfstakdirecties en een directie Major Hazard Control ondergebracht. De arbo-bedrijfstakdirecties zijn wat hun toezicht- en onderzoekstaken betreft sectoraal ingericht: Bouw, Commerciële dienstverlening, Publieke dienstverlening, inclusief land- en tuinbouw en Industrie. De directie Major Hazard Control heeft een specifiek werkterrein. Zij houdt op grond van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen en de Aanvullende Risico-Inventarisa-
Het reactieve aanbod is niet te sturen en de duur van de afhandeling van reactieve zaken (onderzoek ongevallen, klachten en overig reactief) dat op de Arbeidsinspectie afkomt, is maar beperkt beïnvloedbaar. De afgelopen jaren is het aanbod overigens redelijk constant geweest. Het onderzoeken van ernstige ongevallen en het afhandelen van asbestsloopmeldingen (overheersend in de productgroep ‘overig reactief’), heeft echter meer capaciteit gevergd dan voorzien. De capaciteit voor het uitvoeren van actieve inspecties was daardoor minder dan gepland, wat resulteert in enkele honderden minder uitgevoerde inspecties dan aanvankelijk voorzien.
3.4 Resultaten actieve inspectieprojecten Voor alle projecten en activiteiten ten aanzien van het taakveld arbeidsomstandigheden en de daaruit voortvloeiende handhavingstrajecten zijn prestatie-indicatoren van toepassing. In de volgende overzichten wordt per prestatie-indicator, zowel de streefwaarde als de realisatie in 2005 weergegeven.
Tabel 3.3.1 Verdeling geplande inspectiecapaciteit over de vier (hoofd)productgroepen Productgroep
Geplande
Geplande
Actieve inspectieprojecten
58%
21.185
50%
Onderzoek meldingen ongevallen
26%
2.317
31%
2.350
Onderzoek meldingen klachten
11%
2.091
10%
1.918
Overig reactief 1 Totaal
Gerealiseerde
Gerealiseerde 20.751
5%
1.660
9%
1.669
100%
27.253
100%
26.688
1 Onder ‘overig reactief ’ worden onder andere onderzoeken naar aanleiding van asbestmeldingen geschaard.
16
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Tabel 3.4.1 Prestatie-indicatoren m.b.t. actieve inspectieprojecten arbeidsomstandigheden Prestatie-indicatoren actieve inspecties arbeidsomstandigheden
Streefwaarde in 2005
Realisatie in 2005
Doorlooptijd volledige handhavingstrajecten (Percentage zaken dat na interventie en controle kan worden afgesloten)
75 % binnen 1 jaar afgesloten
90% binnen 1 jaar afgesloten
Extra handhavingpercentage t.o.v. de Arbomonitor 20031
10% boven Arbomonitor 2003
8% boven Arbomonitor 2003
De beoogde 10% extra handhaving boven de uitkomst van de Arbo-monitor 2003 (de gemiddelde naleving van arbowetgeving in Nederland) is niet volledig gerealiseerd. Dit wordt veroorzaakt door een aantal z.g. sectoroverstijgende projecten, zoals het project Vakantiewerk, dat jaarlijks op verzoek van de Tweede Kamer wordt uitgevoerd en waarin relatief weinig overtredingen of misstanden worden aangetroffen, met als gevolg een lager dan gemiddelde inzet van handhavingsinstrumenten. In 2006 zal de indicator zodanig worden aangepast, dat uitsluitend binnen de sectorspecifieke projecten wordt gemeten.
Tabel 3.4.2 Overzicht van in 2005 geheel afgesloten actieve arbozaken (inclusief zaken i.k.v. de Arbeidstijdenwet) Aantallen afgesloten actieve arbozaken Sector Industrie Bouw Commerciële Dienstverlening Publieke Dienstverlening (incl. land- en tuinbouw)
3.931 5.715 6.274 4.831
Grootteklasse2 Kleinbedrijf Middenbedrijf Grootbedrijf Onbekend
7.217 9.467 3.359 708
Totaal gerealiseerd in 2005
20.751
Totaal gepland in 2005
19.604
Inzet handhavinginstrumenten De Arbeidsinspectie richt zich zoveel mogelijk op branches en bedrijven waar op basis van risicoanalyse wordt verwacht dat zich daar de grootste veiligheidsen gezondheidsrisico’s voordoen. De inzet van handhavingsinstrumenten bij eerste interventies, geeft een goede indruk van de mate waarin misstanden (en dus - ernstige - overtredingen) zijn geconstateerd. In relatie met de inzet van handhavingsinstrumenten bij vervolginterventies, geven ze een indicatie van de effectiviteit van de inzet bij eerste interventies. De AI spreekt van een ‘effectieve capaciteitsinzet’, als aan twee voorwaarden is voldaan: ten eerste moet de capaciteit dáár worden ingezet, waar veel overtredingen worden verwacht] (wat een indicatie is voor een laag nalevingsniveau). Op de tweede plaats moet de inzet ertoe hebben geleid, dat de betreffende overtredingen na het eerste inspectiebezoek zijn opgeheven. Er is dus sprake van succesvolle interventie-effectiviteit: als een hoog percentage aan overtredingen bij eerste interventies, wordt gevolgd door een laag percentage overtredingen bij vervolginterventies. In 2005 was het percentage waar bij eerste interventie overtredingen werden geconstateerd: 56 %. In 2004 was dit percentage nog 55 %. Het verschil is dus niet erg groot. Het percentage overtredingen dat nog in vervolginterventies (controle-inspecties) werd geconstateerd, is voor het tweede achtereenvolgende jaar gedaald: voor 2005 was dit bij 4% van de controles het geval, in 2004 bij 5 % van de controles (een daling van 20%). Deze cijfers zijn enigszins geflatteerd, omdat m.i.v. 1 juli 2005 het handhavingbeleid m.b.t. de Risico-inventarisatie en evaluatie bij bedrijven met een personeelsbestand tot 25 werknemers in bepaalde opzichten is versoepeld. Toch lijkt sprake van geleidelijke toename van de effectiviteit van de interventie-inzet.
1 De Arbomonitor is een onderzoek naar arbeidsomstandigheden bij bedrijven die op basis van een z.g. a-selecte steekproef zijn geselecteerd. Het aantal tekortkomingen die daarbij wordt gemeten wordt als maat genomen voor de gemiddelde naleving. 2 Kleinbedrijf is tot 50 werknemers, middenbedrijf tot 200 werknemers, grootbedrijf vanaf 200 werknemers
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
17
Top vijf van overtredingen in actieve arbo-inspecties naar mate van constateren in 2004 en 2005 Rangorde 2005
%
1. Ondoelmatige arbeidsmiddelen aanwezig
Rangorde 2004
%
22%
Inrichting arbeidsplaatsen voldoet niet
19%
2. Inrichting arbeidsplaatsen voldoet niet
21%
Geheel of deels niet in orde: Risico-inventarisatie en/of plan van aanpakk
17%
3. Fysieke overbelasting
13%
Ondoelmatige arbeidsmiddelen aanwezig
16% 10%
4. Risico’s m.b.t. gevaarlijke stoffen
9%
Risico’s m.b.t. gevaarlijke stoffen
5. Geheel of deels niet in orde: Risico-
7%
Fysieke overbelasting
7%
inventarisatie en/of plan van aanpak 6. Overige overtredingen Totaal generaal
29%
Overige overtredingen
31%
100%
100%
Toelichting bij figuur 3.4.3 In de tabel is te zien dat in 2005, 22% van alle geconstateerde overtredingen betrekking had op de aanwezigheid van ondoelmatige arbeidsmiddelen. Dit is een forse toename in vergelijking met 2004, toen het 16 % was. Op de vijfde plaats in 2005 staan de overtredingen met betrekking tot de (onvoldoende kwaliteit, of het ontbreken van de) Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en het plan van aanpak (7%). Dit is een flinke daling ten opzichte van 2004 (toen nog met 17% op een tweede plaats). Het gewijzigde handhavingsbeleid• m.b.t. de RI&E speelt hierin een doorslaggevende rol. Het percentage van de overtredingen ten aanzien van het aspect ‘fysieke overbelasting’ is ten opzichte van 2004 bijna verdubbeld. De verklaring is dat fysieke (over)belasting in 2005 als een van de prioriteiten in veel van de uitgevoerde inspectieprojecten is opgenomen en dat er ook daadwerkelijk tegen geconstateerde overtredingen op dit aspect kon worden opgetreden.
Figuur 3.4.4: Totaalinzet van handhavingsinstrumenten in actieve arbozaken in 2005
Eis; 8%
Kennisgeving eis; 4% Stillegging; 10% Boete; 4% Stillegging+boete/ PV; 4%
Waarschuw ing; 69%
PV; 1%
Toelichting op figuur 3.4.4 In de figuur zijn de in 2005 ingezette handhavingsinstrumenten in actieve arbozaken procentueel weergegeven. Deze instrumenten hebben met name betrekking op de in 2005 geconstateerde top vijf van overtredingen (zie tabel 4.6). In de figuur is te zien dat 69% van de ingezette instrumenten een z.g. waarschuwing was. Samen met de eis (8%) en de kennisgeving-eis (4%) behoort dit instrument tot de z.g. ‘lichte handhavingsinstrumenten’. De stillegging (van het werk), de bestuurlijke boete, het proces-verbaal en de stillegging in combinatie met een boete of proces-verbaal behoren tot de z.g. ‘zware handhavingsinstrumenten’. Duidelijk is te zien, dat de waarschuwing het grootste aandeel heeft. Bij het geven van een waarschuwing wordt de werkgever nog in de gelegenheid gesteld om, zonder dat de Arbeidsinspectie een sanctiemiddel inzet, binnen een (vastgelegde) redelijke periode aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Het bedrijf heeft dan, voorzover dat binnen de wettelijke grenzen valt, tevens de ruimte om voor (maatwerk)oplossingen te kiezen, zodanig dat deze binnen het bedrijfsbeleid, de beschikbare (technische) mogelijkheden en/of de beschikbare (financiële) middelen passen. Bij het stellen van eisen, geeft de AI aan op welke wijze het bedrijf aan de wettelijke verplichting dient te voldoen. Aan stilleggingen zijn meestal ook eisen tot naleving van de wet verbonden. Betaling van een opgelegde bestuurlijke boete tenslotte, ontslaat bedrijven niet van de verplichting om aan de wettelijke verplichting(en) te voldoen.
18
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
3.5
Onderzoeken van arbeidsongevallen
Het onderzoeken van ernstige arbeidsongevallen is, in het licht van het aanpakken van misstanden, een belangrijke activiteit van de Arbeidsinspectie. Alle dodelijke en ernstig- of blijvend letsel veroorzakende ongevallen die aan de AI worden gemeld, worden onderzocht. Op basis van bij de AI beschikbare gegevens m.b.t. ernstige ongevallen, wordt een evaluatieonderzoek gedaan. Hierin wordt ondermeer een beeld gegeven van de kenmerken van de werknemers die bij een arbeidsongeval betrokken zijn, van de bedrijven waarin die werknemers werkzaam zijn en van de oorzaken van de onderzochte ongevallen. In 2005 zijn de uitkomsten aan TNO-Arbeid ter beschikking gesteld. In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebruikt TNO ze voor de realisatie van een uitgebreide monitor van bedrijfsongevallen. Deze is nog niet beschikbaar. Wel is de Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2004 beschikbaar (www.TNO.nl)
Het streven in 2005 was om binnen 3 maanden na een ongevalsmelding, het ongevalsonderzoek (excl. de interventie) te hebben afgesloten. Dat is bij 46% van de onderzoeken gerealiseerd. Hoewel dit weer een verbetering is ten opzichte van de voorgaande jaren, is de uitkomst nog niet op het gewenste niveau. In 2006 wordt, i.v.m. de invoering van een nieuwe controlestrategie, een duidelijke verbetering verwacht.
In 2005 zijn totaal 3.064 ongevallen bij de AI gemeld, 2.044 daarvan waren meldingsplichtig1 en zijn onderzocht. Bij de onderzoeken moest in 56% van de gevallen een zwaar handhavingsinstrument2 worden ingezet. Dit verschilt niet veel van het percentage in 2004, toen bij 58% van de onderzoeken een zwaar handhavinginstrument moest worden ingezet.
Figuur 3.5.1 Prestatie-indicatoren onderzoek van arbeidsongevallen Prestatie Indicator Afhandelingsduur van de 1e fase (vanaf de start van het onderzoek tot aan de interventie)
Streefwaarde in 2005
Realisatie in 2005
75 % binnen 3 maanden
46% binnen 3 maanden (voor 2003 en 2004 was dit respectievelijk 38 en 42%)
Afhandelingsduur van het totale onderzoek- en handhavingstraject (van de start van het onderzoek t/m de controle op de naleving na opgelegde eisen en boetes)
75 % binnen 1 jaar
86% binnen 1 jaar (voor 2003 en 2004 was dit respectievelijk 80 en 83%)
1 Meldingsplichtig zijn: alle dodelijke en ernstig- of blijvend letsel veroorzakende ongevallen. 2 De stillegging, de bestuurlijke boete, het proces-verbaal en de stillegging in combinatie met een boete of proces-verbaal, worden tot de z.g. ‘zware handhavingsinstrumenten’ gerekend.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
19
3.6 Onderzoeken van klachten van werknemers Ook de onderzoeken naar aanleiding van klachten over arbeidsomstandigheden van werknemers, werknemers(fa milie)relaties, vakbonden of, rechtshulpverleners, zijn een belangrijke activiteit van de Arbeidsinspectie in het kader van het signaleren en aanpakken van eventuele misstanden. Figuur 3.6.1 Overzicht indicatoren klachten Prestatie Indicator
Streefwaarde in 2005
Realisatie in 2005
Percentage van gegronde of ten dele gegronde klachten waarbij een handhavingsinstrument is toegepast (aantal al of niet ten dele gegronde klachten = 100%)
92 % interventies bij (ten dele) gegronde klachten
91 % interventies bij (ten dele) gegronde klachten (voor 2003 en 2004 was dit 90%)
Afhandelingsduur van de 1e fase (van de start van het onderzoek tot aan de interventie)
70 % binnen 6 weken
66 % binnen 6 weken (voor 2003 en 2004 was dit 64%)
Afhandelingsduur van het totale onderzoek- en handhavingtraject (onderzoek t/m controle op de naleving na opgelegde eisen en boetes)
85 % binnen 1 jaar
87 % binnen 1 jaar (voor 2003 en 2004 was dit respectievelijk 80 en 83%)
Toelichting bij figuur 3.6.1 De scores op de indicatoren voor de afhandeling van klachten liggen dichtbij of net voorbij de streefwaarden. De streefwaarde voor de afhandelingsduur van de 1e fase wordt daarom, in relatie tot de vooruitgang die de laatste jaren is geboekt, voor 2006 op 80% gesteld.
3.7 Bestuurlijke Boetes De bestuurlijke boete is nu zes jaar als instrument voor de handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet beschikbaar. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat de bestuurlijke boete een uiterst effectief handhavinginstrument is, waarmee tevens het gezag van de Arbeidsinspectie is versterkt. Het aanzeggen van bestuurlijke boetes door inspecteurs, is binnen de AI functioneel gescheiden van het opleggen daarvan. Dit geschiedt door de afdeling Bestuurlijke Boete, die dat doet op basis van door de inspecteurs opgemaakte boeterapporten. Bij overtredingen van de Arbo-wet, worden voornamelijk boetes aan werkgevers opgelegd. Echter ook aan werknemers, die zich niet aan de voor hen geldende wettelijke verplichtingen houden, kunnen boetes worden opgelegd. In 2005 waren dit er 154. Boetes i.k.v. de Arbeidsomstandighedenwet In 2005 zijn door de inspecteurs 2433 boeterapporten in het kader van de Arbo-wet opgemaakt. Op enkele uitzonderingen na, zijn de boeterapporten binnen de gestelde termijn (13 weken) verwerkt.
20
Naar aanleiding van inspecties, zijn sinds invoering van de bestuurlijke boete circa 8.180 boeterapporten opgemaakt. In verband met onderzoeken van arbeidsongevallen waren dat er circa 6530 en op grond van klachten over arbeidsomstandigheden ruim 1700. Het aantal boeterapporten dat onder categorie ‘overig reactief’ wordt geschaard, bedroeg ruim 350. In 2005 is i.v.m. overtreding van de Arbowet voor € 6.972.277,- aan bestuurlijke boetes opgelegd, waarvan voor € 17.402,- aan 154 werknemers. Bezwaren op boetebeschikkingen In 2005 zijn door de afdeling Juridische Zaken van de Arbeidsinspectie, 398 z.g. beslissingen op bezwaar in behandeling genomen, waarvan 264 ongegrond zijn verklaard. Daarnaast zijn 72 (18%) bezwaren gegrond verklaard, 24 van de bezwaren bleken niet-ontvankelijk en 38 bezwaren gedeeltelijk gegrond.Van deze laatste categorie bleef de primaire beschikking overeind, maar werd het boetebedrag verlaagd.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
3.8 Werk- en rusttijden In 2005 is binnen een beperkt aantal inspectieprojecten actief aandacht besteed aan de risico’s van te lange werktijden en/of een te korte rusttijden. Daarbij is in 2005 de mogelijkheid voor het opleggen van bestuurlijke boetes bij overtredingen op de Arbeidstijdenwet aan het instrumentarium van de Arbeidsinspectie toegevoegd. Omdat de beleidsregel, benodigd voor het opleggen van bestuurlijke boete in de vervoerssector, later dan gepland ter beschikking kwam, kon het project Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATB) pas in de tweede helft van 2005 van start gaan. Desondanks is de meeste capaciteit ingezet voor de handhaving van het ATB (dit geschiedde mede op basis van Europese verplichtingen). Er werden in 1098 gevallen lichte handhavingsinstrumenten (waarschuwingen en eisen) ingezet en in 390 gevallen zwaardere instrumenten: processen-verbaal en bestuurlijke boetes. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2004 en 2003. Vanwege het later dan gepland beschikbaar komen van voornoemde beleidsregel, is het totale aantal gerealiseerde trajecten lager uitgevallen dan gepland.
treding door werkgevers en hun vakantiekrachten van de Arbeidstijden- en de Arbowet geïnspecteerd. In 2005 waren, omdat ook daar veel vakantiewerk plaatsvindt, de horeca-, de detailhandel- en de recreatiesector onderwerp van inspectie.
Een kwart van de activiteiten die kinderen verrichten is niet toegestane arbeid Uit vorige projecten is gebleken dat tijdens de vakantieperiode 37% van het totale aantal (voornamelijk jeugdige) werknemers in de recreatiesector een vakantiekracht was. In de horeca en de detailhandel was ongeveer een derde (32%), respectievelijk een kwart (22%) van het totale aantal werknemers vakantiekracht. De eerste resultaten uit het inspectieproject in 2005 geven aan dat het grootste aandeel (een kwart) van de geconstateerde overtredingen te maken heeft met de Nadere Regeling Kinderarbeid, d.w.z. dat kinderen werkzaamheden verrichtten die niet zijn toegestaan. Daarnaast bleek bij veel bedrijven (ruim 25%) dat de registratie van arbeids- en rusttijden niet in orde was. Verder werden regelmatig overtredingen geconstateerd m.b.t. het werken op zondag (8%), onvoldoende rust krijgen (6%), of te veel arbeidsuren maken (10%). Ook was bij ca. 6% van de bedrijven onvoldoende aandacht voor de veiligheid van de jonge
Boetes i.k.v. de Arbeidstijdenwet Op grond van de Arbeidstijdenwet zijn in 2005 78 boeterapporten ontvangen, waarvan er 32 nog in het zelfde jaar zijn afgehandeld. In het kader van het Arbeidstijdenbesluit vervoer zijn 47 boeterapporten opgemaakt. Ook tegen werkgevers en ouders, die kinderen in strijd met de wet lieten werken, zijn boeterapporten opgemaakt. In het totaal is in 2005 voor € 31.525,- aan boetes opgelegd.
werknemer. Daarbij ging het vooral om het werken met gevaarlijke stoffen. Overtredingen ten aanzien van fysieke overbelasting zijn nauwelijks geconstateerd.
3.9 Kinder- en jeugdarbeid Sinds 1997 zijn jaarlijks inspectieprojecten uitgevoerd die vakantiewerk door kinderen en jeugdigen tot onderwerp hadden. De aanleiding was (en is) de specifieke problematiek die zich voordoet bij kinderarbeid (13-, 14- en 15 jaar) en jeugdarbeid (16- en 17 jaar). Deze leeftijdsgroepen zijn vooral in de vakantieperiode actief op de arbeidsmarkt, maar ook steeds meer met bijbaantjes buiten de vakantieperiodes. Jeugdige werknemers lopen vanwege onervarenheid, speelsheid, naïviteit, fysieke beperkingen, etc., aanzienlijk meer risico op het werk dan volwassenen. Om die reden is voor deze groep extra aandacht van werkgevers nodig, die echter niet altijd wordt gegeven. Daarom wordt jaarlijks, en in steeds andere sectoren, op over-
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
21
3.10 Arbobevindingen in afzonderlijke sectoren
3.10.1 Industrie De sector industrie is een belangrijke economische sector binnen de Nederlandse economie. De maak- en procesindustrie is niet alleen goed voor ruim 15% van het nationale inkomen, maar zorgt ook voor een grote activiteit in de industrieverwante- en in de in belangrijke mate hiervan afhankelijke dienstverlening. Bovendien is het aandeel in de Nederlandse export groot, vanwege de aanwezigheid van enkele industriële ‘global players’ en een groot aantal middelgrote tot kleine bedrijven, die met moderne, innovatieve technologieën en producten op de internationale markt concurreren. De AI-bedrijfstakdirectie ‘Industrie’ houdt hier het toezicht op een 25-tal industriële sectoren. De omvangrijkste sectoren zijn de metaal-, elektrotechnische-, transportmiddelen- en de voeding- en genotmiddelenindustrie. Daarnaast zijn er de aardolie-, chemische-, kunststof- en rubberindustrie, de bouwproducten en grondstoffenwinning, de nutsbedrijven en een aantal z.g. ‘diverse categorieën’ zoals de grafimedia, de papier- en de textiel- en leerindustrie. Daarnaast vallen er ook een aantal bijzondere risico’s onder zoals de toepassing van stralingsbronnen (Kernenergiewet), het professioneel omgaan met Vuurwerk (Vuurwerkbesluit) en de bedrijven met Ammoniakkoelinstallaties. Bij het toezicht in de industrie valt op dat er enige afname is van activiteit door verplaatsing van de productie naar het buitenland. De krimp betreft vooral de kledingsector, de chemie- en in mindere mate de metaalsector. Daarnaast is er de ontwikkeling van uitbesteding van onderdelen van productie aan gespecialiseerde bedrijven. In gevallen van uitbesteding aan derden is bij dit soort bedrijven in mindere mate sprake van een eigen personeelsbestand.Veelal bestaat dit bestand dan uitsluitend nog uit het management, een financiële afdeling en enkele voorlieden. Dit verschijnsel doet zich o.a. voor in de metaalsector en bij onderhoudstops in de procesindustrie.
Dynamiserende effecten Bij de inspecties in de Industrie is in 2005 ingezet op het bewerkstelligen van z.g. ‘dynamiserende effecten’, d.w.z. dat de effecten van de inspecties uitstralen naar niet-geïnspecteerde bedrijven binnen een branche, met het oogmerk om ook hen te stimuleren om adequate maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden te nemen. Deze doelstelling is gerealiseerd voor de kunststof- en rubberindustrie, bedrijven met ammoniakkoelinstallaties, de metaal en voeding- en genotmiddelen industrie, de confectie- en de zuivelindustrie en voor het terugdringen/beheersen van stralingsrisico’s bij dierenartsen en orthodontisten. Er is niet uitsluitend geïnspecteerd; de inspectieresultaten zijn met de branche doorgesproken en de branche heeft vervolgens op basis van de inspectieresultaten acties ondernomen die een positief uitstralingseffect sorteren voor de gehele branche.
Arbeidsomstandigheden in de kunststof- en rubberindustrie verbeterd Medio februari 2005 werd verslag gedaan van een inspectieproject dat van mei t/m september 2004 werd uitgevoerd in de kunststof- en rubberindustrie. Hierbij stonden de onderwerpen opslag van gevaarlijke stoffen in emballage en arbeidstijden van het onderhoudspersoneel in eigen dienst centraal. In eerdere projecten was het beeld ontstaan dat het matig gesteld was met de arbeidsomstandigheden in deze branches. Op basis van de inspectieresultaten kon worden geconcludeerd, dat dit beeld - weliswaar nog voorzichtig - in positieve zin kan worden bijgesteld
Bedrijven onderschatten de gevaren van ammoniak, branches gaan werken aan bewustwording Bedrijven die koelinstallaties met ammoniak gebruiken, zijn zich vaak onvoldoende bewust van de veiligheidsrisico’s. Negen van de tien bedrijven hebben de veiligheid niet goed geregeld. Dat constateerde de Arbeidsinspectie begin juni 2005, na inspecties bij vijftig bedrijven met dit soort installaties. Vaak zijn de installaties zelf wel in orde. Het schort met name aan organisatorische maatregelen, die het veilig werken met een ammoniakkoelinstallatie moeten borgen.
De top-5 van arborisico’s binnen de industriële sector zijn: fysieke overbelasting, te hoge werkdruk, onjuist gebruik en opslag van explosieve- en brandbare stoffen, schadelijk geluid en knel- plet- en snijgevaar.
22
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
23
Resultaten uitgevoerde inspectieprojecten De onderwerpkeuze voor inspecties in de Industrie wordt via risicoanalyse bepaald. De risicoanalyse geeft aan wat de belangrijkste knelpunten in deze sector zijn. Het betreft vaak machine- en transport(on)veiligheid, onjuist gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen, de aanwezigheid van schadelijke geluidsbelasting en vormen van fysieke overbelasting Gedurende 2005 werden ca. 3200 projectmatige inspecties uitgevoerd. Bij 63 % van de inspecties zijn overtredingen geconstateerd waarbij een handhavinginstrument moest worden ingezet.
Confectie-industrie houdt zich redelijk aan de bepalingen van de Arbo-wet Het algemene beeld uit het inspectieprojectverslag ten aanzien van de confectie-industrie, is dat de nalevingbereidheid in de branche redelijk tot goed is. Dit verslag verscheen in september 2005. Het betrof 134 bedrijven die in de periode 1 december 2004 tot 1 april 2005 in de confectie-industrie zijn geïnspecteerd. In 40% van het totale aantal geïnspecteerde bedrijven zijn één of meer overtredingen geconstateerd. Het percentage overtreders ligt hiermee onder het gemiddelde dat door de Arbeidsinspectie in z’n totaliteit wordt geregistreerd (51%).
Dierenartsen zijn zich nog onvoldoende bewust van stralingsrisico’s Dierenartsen gebruiken röntgenapparatuur ten behoeve van de diagnostiek. Daarom moeten dierenartsen aan bepalingen uit de Kernenergiewet en aanverwante regelgeving voldoen. Begin oktober is verslag gedaan van de resultaten van een inspectieproject dat van juni 2004 t/m februari 2005 in dierenartspraktijken is uitgevoerd. De Arbeidsinspectie constateerde dat het percentage overtreders ten opzichte van eerdere inspecties is gedaald. Echter, uit de inspecties komt óók het beeld naar voren dat we hier te maken hebben met een beroepsgroep, die veelal pas in actie komt als inspecties worden aangekondigd.
3.10.2 Commerciële Dienstverlening Algemeen beeld De sector commerciële dienstverlening kent een grote diversiteit aan branches, die sterk uiteenlopen. Hiertoe behoren o.a.: de vervoerssector, garages, horeca, schoonmaakbedrijven, detailhandel, uitzendbureaus, beveiliging, ICT-sector en een grote verscheidenheid aan kantoren. Iedere branche heeft natuurlijk zijn eigen kenmerken en specifieke arbo-knelpunten. Kenmerkend voor een aan-
24
tal van deze branches is dat veel van de werkzaamheden niet op een vaste werkplek worden uitgevoerd, maar juist op locatie of bij andere bedrijven (bij voorbeeld beveiliging, schoonmaak, vervoer, catering).Veel voorkomende arborisico’s zijn fysieke belasting en agressie en geweld, mede als gevolg van de vele klantcontacten in deze sectoren. De AI inspecteert uiterst selectief in deze branches; er moet sprake zijn van vermoeden van ernstige arborisico’s. In tal van sectoren komt de Arbeidsinspectie uitsluitend om reactieve redenen, dat wil zeggen: voor het onderzoeken van meldingen van klachten of ernstige ongevallen. Daar waar actieve inspectieprojecten worden uitgevoerd, vindt vooraf en na afloop intensief overleg plaats met de branchepartijen. Naar aanleiding van uitgevoerde inspectieprojecten wordt altijd een inspectieverslag opgemaakt, waarin een beeld wordt gegeven van het nalevingsniveau in de branche. Hiermee wordt bereikt dat het niet blijft bij het opheffen van tekortkomingen bij de geïnspecteerde bedrijven, maar dat ook door de branche knelpunten worden opgepakt, waarbij uitstraling plaatsvindt naar de niet-geïnspecteerde bedrijven. In dit verband kunnen de volgende voorbeelden worden genoemd: • met de Vaco (banden- en wielen brancheorganisatie) is overlegd over de eenduidige normstelling van de eisen die aan de zogenaamde bandenkooi moeten worden gesteld; • de DTSA/KNV (brancheorganisatie voor het vervoer van gevaarlijke stoffen) gaat aan de slag met een branchebeoordeling van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen tijdens het laden en lossen van chemicaliën in en uit tankauto’s en het tegengaan van valgevaar (zie ook het kader hieronder); • bedrijven die zich op de luchthavens met bagageafhandeling bezig houden, gaan aan de slag met de beheersing van (over)gewichten van bagage en de inzet van z.g. tilhulpen (zie ook het kader hieronder); • met de horecabranche wordt samengewerkt aan de totstandkoming van de zogenaamde ‘horecawijzer’, waarin alle voor de horeca relevante wet- en regelgeving wordt vastgelegd. De Arbeidsinspectie levert de bijdragen voor het onderwerp arbeidsomstandigheden; • rondom het gebruik van heftrucks is naar aanleiding van gerichte inspecties en de daarbij gesignaleerde problematiek, een specifieke brochure ontwikkeld, die nader ingaat op het veilig werken met heftrucks. Hieraan is o.a. via een congres veel publiciteit gegeven (zie ook het kader hieronder).
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Resultaten van in 2005 uitgevoerde inspectieprojecten Gedurende 2005 werden in 15 projecten ca. 4500 inspecties in de sector commerciële dienstverlening uitgevoerd. In 43 % van de gevallen zijn daarbij overtredingen geconstateerd waar een handhavingsinstrument bij moest worden ingezet. Hieronder volgen korte toelichtingen met betrekking tot enkele bijzondere projecten:
(Inspectie)campagneproject:Terugdringen ongevallen met heftrucks Jaarlijks gebeuren veel ongevallen met heftrucks. Vaak is sprake van ernstig letsel of overlijden. Dit blijkt ondermeer uit de vele ongevalsmeldingen die bij de Arbeidsinspectie binnenkomen: circa 200 ongevallen per jaar, waarvan in de afgelopen 7 jaar 36 ongevallen met dodelijke afloop! Deze ongevallen worden o.a. veroorzaakt door slecht onderhoud van heftrucks, het ontbreken van veiligheidsgordels, onverantwoordelijk rijgedrag van de chauffeurs en het gebrek aan adequaat toezicht hierop. Om deze
Bij het transport van vloeibare chemicaliën nog veel
risico’s terug te dringen is de AI met een (inspectie)campagne
risico’s voor chauffeurs
gestart. In het najaar van 2004 hebben werkgevers de brochure
Inademing van- of in aanraking komen met gevaarlijke stoffen en
‘Heftrucks. Hoe voorkom ik ongevallen en schade’ ontvangen
het gevaar van de tankauto te vallen, zijn risico’s waar chauffeurs
en in 2005 de brochure: Heftrucks, resultaten van een inspec-
van tankwagens regelmatig aan bloot staan.Vooral het risico van
tieproject. De laatstgenoemde brochure was het resultaat van
blootstelling aan gevaarlijke stoffen, vormt een reële bedreiging
het in 2004-2005 uitgevoerde inspectieproject ‘Heftrucks’ en is
voor de gezondheid van chauffeurs. Dit risico werd nog nauwe-
breed aan de betreffende bedrijven verspreid en op het Internet
lijks door de branche onderkend. Een en ander bleek uit een
gepubliceerd.
inspectieproject dat de Arbeidsinspectie, in samenwerking met
De resultaten zijn met de betreffende brancheorganisaties
de Inspectiedienst Verkeer en Waterstaat (IVW), in 2005 heeft
besproken. Zij pakken het onderwerp verder op.
uitgevoerd. Bij bijna alle geïnspecteerde bedrijven werd vastgesteld, dat zij géén beoordeling van de aanwezige risico’s van blootstelling aan gevaarlijke stoffen hadden uitgevoerd. Dit betekende dat niet bekend was of-, in welke mate, en hoe vaak, chauffeurs in aanraking kwamen met voor de gezondheid schadelijke stoffen. Inmiddels zijn met de branche gesprekken gevoerd. De branche heeft hierbij aangeven dat zij een collectief plan van aanpak gaat realiseren, waarmee de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op brancheniveau kan worden vastgesteld en bestreden. Fysieke overbelasting en knelgevaar bij grondafhandeling passagiersvliegtuigen In de periode juli 2004 tot juli 2005 heeft het project ‘Grondafhandeling passagiersvliegtuigen’ plaatsgevonden. Het project richtte zich op de problematiek rond fysieke overbelasting, veiligheid en geluidsbelasting bij de (grond)afhandeling van bagage in en uit vliegtuigen.Alle 8 grondafhandelende bedrijven op de luchthavens Schiphol, Rotterdam en Eindhoven zijn daarbij geïnspecteerd. De aanleiding voor het project was de vaststelling dat op werkplekken, waar handmatig bagage wordt getild, forse overschrijding van de (internationaal erkende) gezondheidsrichtlijnen voor fysieke belasting plaatsvindt. Ook waren in anderhalf jaar tijd vier dodelijke ongevallen bij dit soort activiteiten op de Luchthavens te betreuren. Met de ondernemingen is overeengekomen dat uiterlijk in januari 2008 tilhulpmiddelen voor alle transportbanden in de bagageterminals worden ingezet en dat uiterlijk januari 2009 over moet zijn gegaan tot de aanschaf en ingebruikname van z.g. rampsnakes.1 De sector is inmiddels actief aan de slag gegaan met het normeren (maximeren) van bagage-eenheden.
1 Rampsnakes zijn bagagetransportsystemen die tot ver in het laadruim van het vliegtuig reiken.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
25
26
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
3.10.3 Publieke dienstverlening
Resultaten inspectieproject in de geestelijke gezond-
Algemeen beeld Tot de sector publieke dienstverlening behoren onder andere het openbaar bestuur, defensie en de politie, maar ook grote branches als de gezondheidszorg en onderwijs, cultuur, recreatie en sport. Bij veel van deze sectoren komen de arborisico’s psychische belasting en soms ook fysieke belasting voor. Bij psychische belasting gaat het niet alleen om werkdruk, maar vanwege de vele klant-, patiënt- en leerlingcontacten, ook om thema’s als agressie en geweld en seksuele intimidatie. Met name in de zorgsector speelt het vraagstuk van de fysieke overbelasting en komen veel aandoeningen in het z.g. bewegingsapparaat voor.
Zowel op het terrein van agressie & geweld, als op dat van fysieke
heidszorg nog niet bemoedigend (over)belasting, was in deze sector nog onvoldoende aandacht voor toepassing van de hiervoor ontwikkelde instrumentatie en (hulp)middelen. Dit geldt met name voor toepassing op de werkvloer. De sector heeft zich inmiddels wel gecommitteerd om meer te gaan doen om de ontwikkelde instrumentatie voor het terugdringen van fysieke en psychische overbelasting op de werkvloer te gaan toepassen. Van 2001 tot medio 2004 was het Arbo-convenant geestelijke gezondheidszorg (GGZ) van kracht. De speerpunten waren: psychische belasting, fysieke belasting, agressie en geweld en verzuim en reïntegratie. Uitkomst van het inspectieproject was dat bij een op de vier van de instellingen is geconstateerd dat men nog structureel tekortschoot. Het beleid is er vaak wel op papier, maar de daarbij behorende maatrege-
Binnen de verschillende sectoren is in de afgelopen jaren duidelijk in de verbetering van de arbeidsomstandigheden geïnvesteerd. Er zijn in deze sector tal van arboconvenanten afgesloten, waarbij voor uiteenlopende problemen instrumenten zijn ontwikkeld, die binnen de branches zelf kunnen worden toegepast en een oplossing kunnen brengen voor de branchespecifieke problematiek. Daarnaast heeft de Arbeidsinspectie in diverse sectoren actieve inspectieprojecten uitgevoerd.Via verschillende ingangen wordt zo aan het verhogen van het nalevingsniveau in de onderscheiden branches gewerkt. Wel moet uit de ervaringen in diverse inspectieprojecten nog worden vastgesteld, dat afspraken en inspanningen nog onvoldoende op de werkplekken landen. Via handhaving, maar ook met andere instrumenten, die door de branches zelf wordt ingezet, wordt hieraan gewerkt. Het tempo en de mate waarin dit lukt, verschilt binnen deze sector overigens per branche. Algemene resultaten van uitgevoerde inspectieprojecten: Gedurende 2005 zijn binnen de sector publieke dienstverlening circa 3900 projectmatige inspecties uitgevoerd. Bij 59 % van deze inspecties is, in verband met het constateren van overtredingen, een formeel handhavingsinstrument toegepast.
len zijn niet of onvolledig ingevoerd en vaak nog niet tot op de werkvloer doorgedrongen, met alle consequenties van dien.
De gehandicaptenzorg vordert gestadig met het in uitvoering brengen van beleid ten aanzien van bescherming tegen agressie & geweld . Van begin 2001 tot medio 2004 was in deze sector het arbo-convenant gehandicaptenzorg van toepassing. Speerpunten waren: de aanpak van fysieke (over)belasting, psychische (over)belasting, agressie & geweld en belasting door gezondheidsschadelijke allergene stoffen. Ten aanzien van het inventariseren en aanpakken van fysieke (over)belasting en het toepassen en inzetten van geëigende (hulp)middelen, liep de branche nog behoorlijk achter. Bij 60% van de instellingen was de aanpak hiervan onvoldoende. Er is o.a. geconstateerd dat veelal nog onvoldoende van - overigens wel beschikbare - hulpmiddelen gebruik werd gemaakt. Er is echter wel breed draagvlak om inmiddels ontwikkelde instrumentatie en (hulp)middelen te gaan inzetten.
Het toezicht op het werken met gevaarlijke machines in de sociale werkvoorziening schiet tekort Begin 2005 verscheen het eindverslag van het inspectieproject in de sociale werkvoorziening. De bevindingen van dit project zijn zorgwekkend. Bij een groot aantal sociale werkplaatsen (86 %) zijn overtredingen geconstateerd. Bij ongeveer de helft van alle bezochte werkplaatsen was onvoldoende toezicht geregeld op het werken met gevaarlijke machines.Vanwege de hoge risico’s die hieruit voortvloeien, is in bijna 20% van de gevallen het werk stilgelegd. De brancheorganisatie en de bedrijven vatten de resultaten serieus op en hebben maatregelen aangekondigd. De staatssecretaris heeft, naar aanleiding van vragen in de Tweede Kamer, nieuwe inspecties aangekondigd. Deze starten begin 2006. Hieruit zal moeten blijken of er structureel verbetering in de situatie is gekomen.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
27
3.10.4 De Bouwsector Algemeen beeld Werken in de bouw is vaak fysiek zwaar, ongezond door toepassing van gevaarlijke stoffen en in veel gevallen gevaarlijk. Door de specifiek in de bouwwereld voorkomende omstandigheden, gebeurt er een groot aantal ernstige ongevallen (het ongevalscijfer is circa 3.6 keer zo hoog als het gemiddelde ongevalscijfer in de industriesector). Met name in kleine bedrijven zijn de risico’s op ongevallen groot. De complexe situatie die het gevolg is van het gelijktijdig samenwerken van verschillende werkgevers (aannemers en onderaannemers) op dezelfde bouwplaats; de invloed van het bouwontwerp (nog te vaak wordt door ontwerpers geen rekening gehouden met veiligheidsaspecten) en het mobiele en dynamische karakter van bouwplaatsen, zijn belangrijke factoren voor de mate van (on)veiligheid op bouwplaatsen. In de bouwwereld is - juist vanwege deze kenmerken niettemin veel aandacht voor de veiligheid en in toenemende mate ook voor de gezondheid van werknemers. Er wordt veel tijd en geld gestoken in normontwikkeling en voorlichting. Er zijn een aantal toonaangevende instituten die werkgevers en werknemers in hun veiligheidsbeleid ondersteunen (o.a. de Stichting Arbouw, Aboma-Keboma en TNO-Arbeid). Ook de vakorganisaties zijn actief bezig met de (verbetering van de) arbeidsomstandigheden in de bouw. Toch werken de ontwikkeling van branchenormering en het geven van voorlichting nog onvoldoende door naar de werkvloer. Er valt nog veel te verbeteren in de bouwsector en de Arbeidsinspectie moet nog voortdurend (hard) ingrijpen bij de aanpak van vaak aanzienlijke risico’s. Een van de oorzaken is een achterblijvende technologie. De bouwsector is vaak geneigd om voor ‘klassieke’ oplossingen te kiezen. Ook het feit dat er, naast een aantal grote ondernemingen, nog veel kleine (en wisselende) bedrijfjes in de bouw opereren, is debet aan de hiervoor geschetste situatie. Bovendien wordt veel in z.g. onderaanneming gewerkt, waarbij zowel de werkgever als werknemers afhankelijk zijn van de veiligheidsmaatregelen die door de opdrachtgever en de hoofdaannemer worden genomen. Ook het vaak nonchalante gedrag van de werknemers in de bouw, is nog problematisch. Bouwvakkers nemen vrijwel dagelijks onverantwoorde risico’s, terwijl adequaat toezicht door of namens de werkgever lastig te organiseren is, bijvoorbeeld omdat steeds op andere locaties en onder andere omstandigheden wordt gewerkt. Het antwoord vanuit de AI op deze problematiek, is het
28
aangaan van intensieve branchecontacten om generieke oplossingen, zoals adequaat toezicht, gebruikmaking van nieuwe technologieën, grondstoffen, e.d. te stimuleren. Bij inspecties wordt tegenwoordig meer nadruk gelegd op gezondheidsaspecten, zoals fysieke overbelasting, blootstelling aan gevaarlijke stoffen en lawaai en psychosociale arbeidsbelasting (te hoge werkdruk, agressie en geweld en dergelijke). De AI is met het uitvoeren van z.g. ‘systeeminspecties’ begonnen, waarbij tevens naar de achterliggende oorzaken van overtredingen wordt gekeken en waarbij meer fundamentele en structurele maatregelen van de werkgever worden verlangd (zie het kader hieronder). Zowel opdrachtgevers, als ontwerpers en hoofdaannemers worden tegenwoordig op hun verantwoordelijkheden voor de arbeidsomstandigheden en de veiligheid van de bouwvakkers aan te spreken. Helaas kunnen ontwerpers en opdrachtgevers niet of moeilijk bestuurlijk of strafrechtelijk worden aangepakt. Daarbij komt dat de overheid zelf de grootste opdrachtgever van de bouwwereld in Nederland is. Zorgwekkend is ook de problematiek die zich tijdens onderhoudswerkzaamheden (restauratie, renovatie, reparatie, gevelreiniging en onderhoud) voordoet en waarbij werkgevers en werknemers geconfronteerd worden met het ontbreken van standaard veiligheidsvoorzieningen aan gebouwen, zodanig dat veilig werken mogelijk is. Dit is noch in de arbowetgeving noch in de bouwwetgeving voldoende geregeld, waardoor het al of niet inzetten van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen al snel deel uitmaken van de concurrentiestrijd, een situatie die niet bepaald bevorderlijk is voor de kwaliteit van de voorzieningen. Resultaten van de inspectieprojecten Gedurende 2005 werden ca. 4550 projectmatige inspecties in de bouwsector uitgevoerd. Bij 62 % van deze inspecties is bij constatering van overtredingen een formeel handhavingsinstrument ingezet.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Systeeminspecties in de bouw In de bouw blijken veel van de overtredingen repeterend voor te komen. Als oorzaken kunnen worden genoemd: het mobiele (en daardoor dynamische) karakter van bouwplaatsen en de steeds wisselende omstandigheden en samenwerkingsituaties tussen aannemers en onderaannemers. De Arbeidsinspectie heeft beleid ontwikkeld om, naast het doen opheffen van concrete overtredingen, aandacht te besteden aan de achterliggende oorzaken. In het merendeel van de gevallen waarin overtredingen op de werkvloer werden vastgesteld, bleek dat de voorlichting en het onderricht en toezicht op werknemers beneden de maat waren. De direct leidinggevende, vaak is dat de uitvoerder, heeft grote invloed op de gedragingen van de werknemers. Dit kan zowel positief als negatief zijn. Er bleek in die zin ook verband tussen de ‘houding’ van het management op de vestiging en de handelswijze van de direct leidinggevenden op de bouwplaatsen. Door op ‘systeemniveau’ te inspecteren worden achterliggende oorzaken beter in beeld gebracht en worden alle betrokken partijen (architecten, opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers) op hun verantwoordelijkheden aangesproken.
Asbest In 2005 zijn twee inspectieprojecten, die gericht waren op de asbestproblematiek, uitgevoerd. Eén project met diepgaande inspecties op asbestsloop-locaties en één project dat zich richtte op stortplaatsen waar asbest zijn (voorlopige) eindbestemming vindt. Uit de projectresultaten is duidelijk geworden dat veel nog voor verbetering vatbaar is. Met name bij stortplaatsen bleek het risico van blootstelling aan asbestvezels aanwezig, zonder dat werknemers daar adequaat tegen werden beschermd.
Het werken langs spoorbanen blijkt nog steeds bijzonder risicovol In 2005 heeft de Arbeidsinspectie opnieuw onderzocht hoe het met de veiligheid van (spoor)baanwerkers is gesteld. Daartoe werden 100 locaties geïnspecteerd. In 46 gevallen was de veiligheid van de baanwerkers onvoldoende gewaarborgd, terwijl de risico’s (aanrijdgevaar) aanzienlijk zijn. Hoewel dit een groot aantal is, zijn de resultaten beter dan in het vorige project, waarbij in 70% van de gevallen overtredingen werden vastgesteld. Samen met de Inspectie Verkeer en Waterstaat, zal in 2006 opnieuw worden gecontroleerd of de werkzaamheden volgens wettelijke regels en het nieuwe toetsingskader van beheerder Prorail worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt de vinger aan de pols gehouden en de voortgang bewaakt.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
29
30
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
4 Bestrijding arbeidsmarktfraude
4.1 Algemeen beeld Bestrijding van illegale arbeid levert een bijdrage aan het bevorderen van een goed gereguleerde arbeidsmarkt en het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Het jaar 2005 stond voor de Arbeidsinspectie in het teken van een aantal belangrijke ontwikkelingen. De capaciteit voor toezicht op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) werd uitgebreid, waarmee de pakkans voor malafide werkgevers werd verhoogd. Sinds 1 januari 2005 zijn voorts de boetebedragen voor overtreding van de Wav aanzienlijk verhoogd, met als doel: werkgevers weerhouden van de inzet van illegale arbeid.Tevens is daarbij overgestapt van strafrechtelijke naar bestuursrechtelijke handhaving, waardoor lik-op-stuk-beboeting kon plaatsvinden. De boete voor illegale arbeid is verhoogd van € 980,naar € 8.000,- per illegaal tewerkgestelde werknemer (€ 4.000,- indien de werkgever geen z.g. ‘rechtspersoon’ is). De media hebben hier veel aandacht aan besteed. De verwachting is, dat van deze forse verhoging een afschrikwekkende werking uitgaat. Hoewel de effectiviteit nog niet goed kan worden bepaald, bestaat de indruk dat de combinatie van verhoogde pakkans en forse beboeting, een duidelijk preventieve werking heeft. Zo was bijvoorbeeld in de land- en tuinbouwsector sprake van een sterke verhoging van het aantal aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen voor met name de z.g. MOE-landers1, wat op verschuiving van illegale naar legale tewerkstelling duidt. De inzet van de AI op het terrein van arbeidsmarktfraude is onderdeel van een breed pakket van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van illegale arbeid. Het pakket wordt door verschillende samenwerkings-
partners2 uitgevoerd en bestaat behalve uit repressieve maatregelen, als intensivering van toezicht en hogere beboeting in het geval van overtredingen, tevens uit regulerende maatregelen, zoals extra activiteiten om werkzoekenden te bemiddelen.
4.2 Controle op nieuwe regelingen Recent ingevoerde uitzonderingen op de tewerkstellingsvergunningsplicht zijn de ‘Kennismigrantenregeling’ en de ‘regeling voor grensoverschrijdende dienstverlening’ (notificatieplicht). De Kennismigrantenregeling is eind 2004 ingegaan en houdt in dat hoger opgeleide personen van buiten de EU, met een inkomen dat boven een bepaalde grens ligt, zonder tewerkstellingsvergunning in Nederland aan de slag kunnen. Doel van de regeling is het binnenhalen van intellectuele kennis, met als effect: versterking van de Nederlandse (kennis)economie. Wanneer niet aan de salariscriteria wordt voldaan, is sprake van overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. De Arbeidsinspectie controleert werkgevers van z.g. kenniswerkers op de naleving van de salariscriteria. In samenwerking met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is een risicoanalyse ontwikkeld. Hiermee kunnen werkgevers worden geselecteerd en gecontroleerd, waar de kans op constatering van niet-naleving van de Kennismigrantenregeling relatief gezien groot is. Sinds 1 december 2005 hoeven buitenlandse dienstverlenende bedrijven uit de EER en Zwitserland geen tewerkstellingsvergunning meer aan te vragen voor werknemers uit z.g. MOE-landen1 en z.g. ‘derdelanders’,
1 Met z.g. ’Moelanders’ worden bedoeld: werkzoekenden uit de recent bij de EU aangesloten landen: Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Hongarije,Tsjechië, Polen, Slovenië. 2 Dit zijn: Arbeidsinspectie, Politie, Belastingdienst, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) en gemeenten.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
31
op voorwaarde dat ze vooraf informatie over hun bedrijf, hun dienst en over de identiteit van hun werknemers aan de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen verschaffen. Deze regeling - die bekend staat als de Notificatieregeling - geldt niet als de dienstverlening uitsluitend uit uitzend- en/of handmatige arbeid bestaat. Daarvoor blijft wel een tewerkstellingsvergunning vooraf nodig. De Arbeidsinspectie analyseert de bij notificatie verstrekte gegevens. Hiermee kunnen de bedrijven worden geselecteerd en gecontroleerd waar de kans op misbruik van de regeling het grootst is. Samen met de SZW-directie Arbeidsmarktbeleid wordt nagegaan op welke wijze - vanuit de landen waar de dienstverleners gevestigd zijn - relevante gegevens voor de naleving kunnen worden verkregen.
4.3 Interventieteams Het landelijk netwerk van interventieteams1 is verder verstevigd in 2005, ondermeer door structurele deelname van de politie in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams. De Arbeidsinspectie en de regiopolitiekorpsen hebben een landelijke raamovereenkomst voorbereid, waarin afspraken zijn vastgelegd over politiedeelname aan zowel arbeidsmarktfraude-controles, als aan controles in interventieteams. De AI was in 2005 ‘trekker’ van het ‘Interventieteam Teelten’, het ‘Interventieteam Bouw’ en het ‘Horeca Interventieteam Noord Nederland’.
4.4 Risicoanalyse De Arbeidsinspectie streeft ernaar om de beschikbare inspectiecapaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten, zodat een optimaal controlerendement wordt bereikt. De inzet van de risicoanalyse is hierbij een onmisbaar hulpmiddel. Een belangrijk onderdeel van de risicoanalyse is het benoemen van risico-indicatoren voor illegale tewerkstelling, zoals aanbod van laaggeschoold-, vuil- en onaangenaam werk, of grote fluctuaties in het werkaanbod (dal- en piekarbeid).
Uit het nalevingsonderzoek van Regioplan blijkt dat ongeveer 19 procent van de werkgevers in risicosectoren op enig moment een of meer vreemdelingen heeft laten werken, zonder dat deze werkgever over de vereiste tewerkstellingsvergunning beschikte. Dit beeld verschilt per sector.Vooral de bouwsector (28%), de horeca (23%), de landbouw (20%) en onderdelen van het overige bedrijfsleven (zoals zakelijke dienstverlening en bouwgerelateerde branches, 20%) scoren hoog. Dit zijn dan ook de sectoren waarin de AI voornamelijk actief is. In 2005 is, in samenwerking met de Sociale Inspectie en Opsporings Dienst (SIOD), verder gewerkt aan verbetering van het analysemodel, door het operationaliseren van risico-indicatoren en het ontsluiten, koppelen en analyseren van bestanden van de ketenpartners. Ook concrete signalen over mogelijke illegale arbeid door de Belastingdienst, SIOD, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en COA zijn (mede)bepalend voor de verdeling van de inspectiecapaciteit over de branches. Met behulp van inspectieresultaten, ervaringsgegevens en bestandsvergelijkingen wordt nagegaan of steeds de meest risicovolle sectoren en werkgevers worden geselecteerd en geïnspecteerd. Eventueel kunnen op grond hiervan de risico-indicatoren worden aangepast. Hiermee ontstaat een z.g. dynamisch model van risicoanalyse.
4.5 inspectiecapaciteit In 2005 is het aantal inspecteurs dat zich met de bestrijding van arbeidsmarktfraude bezighoudt, uitgebreid van 131 naar 170. Dit werd mogelijk gemaakt door een amendement van het Tweede Kamerlid Verburg op de SZW begroting 2003. Doel hiervan was: structurele uitbreiding van de inspectiecapaciteit voor de bestrijding van arbeidsmarktfraude. In 2006 wordt de uitbreiding tot het uiteindelijk geplande aantal inspecteurs (180) gerealiseerd, waarmee het amendement volledig is uitgevoerd. Figuur 4.5.1 laat zien hoe de inspectiecapaciteit in 2005 op de verschillende activiteiten van de directie AMF is ingezet en het aantal boetrapporten per activiteit dat is opgemaakt.
1 Interventieteams opereren, afhankelijk van de situatie, in wisselende samenstelling.Waaronder: Arbeidsinspectie, Politie, Belastingdienst, Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen en gemeenten.
32
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Tabel 4.5.1 Overzicht: ‘Zaken’ per activiteit, zaken met één of meer boeterapporten, aantal illegaal tewerkgestelden. Zaken per activiteit
Totaal aantal in 2005 gestarte zaken
Interventieteams Landelijke AMF-projecten Regionale AMF-projecten N.a.v. meldingen Alle activiteiten
1.395 5.444 469 1.325 8.633
Zaken met 1 of meer boeterapporten 341 1.299 95 466 2.201
Aantal illegaal tewerkgestelden waar boeterapport voor is opgemaakt 682 2.990 167 817 4.656
Toelichting: In 2005 zijn in totaal ruim 8600 zaken gestart. Dat zijn er 600 meer dan was gepland en 2270 meer dan in 2004. Bij circa 2200 van deze zaken zijn overtredingen van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) geconstateerd, waarbij boeterapporten tegen één of meer werkgevers zijn aangezegd. Indien bij een overtreding van de Wav meer werkgevers zijn betrokken, wordt aan al deze werkgevers een boete aangezegd. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij uitzendbureaus of onderaannemers als die (mede) betrokken zijn. In totaal zijn dan ook ruim 2500 boeterapporten aangezegd. Het ging hierbij om circa 4650 illegaal tewerkgestelden. (In 2004 werden nog 1.063 processen verbaal wegens overtreding van de Wav opgemaakt. Deze hadden betrekking op 2.810 illegaal werkende vreemdelingen).
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
33
4.6 Bestuurlijke Boetes Wet Arbeid Vreemdelingen
Resultaten uit de bouwsector De Arbeidsinspectie heeft in 2005 veel tips ontvangen van werkgevers- en werknemersorganisaties over mogelijke illegale
In het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) zijn in 2005 boeterapporten opgemaakt tegen z.g. ‘belanghebbenden die uit hoofde van ambt, bedrijf of beroep waren aan te merken als werkgever’. Ook tegen particuliere opdrachtgevers, die illegale werknemers voor zich lieten werken, zijn boeterapporten opgemaakt. In diverse sectoren (zoals de landbouw- en de bouwsector) komt het voor dat meer belanghebbenden als werkgever zijn aan te wijzen. In dit soort gevallen is sprake van een z.g. ‘keten van werkgevers’, zoals in projecten waarbij een opdrachtgever, een hoofdaannemer, een of meer onderaannemer(s) en uitzendbureaus zijn betrokken. In dit soort gevallen worden bij constatering van overtreding van de WAV, zonodig alle afzonderlijke werkgevers beboet. In 2005 zijn ruim 2500 boeterapporten aangezegd, waarvan 66% in 2005 is verwerkt, inclusief de boetekennisgevingen. In totaal zijn 1126 boetebeschikking verzonden. Hier was bij 3,8% sprake van een z.g. ‘beschikking zonder boeteoplegging’. Er is in 2005 voor ruim € 13.000.000,- aan boetes opgelegd. Overigens blijft de inning van de opgelegde boetes daar nog bij achter (zie ook Hoofdstuk 8 Financiën/8.2 Uitgaven en ontvangsten).
tewerkstelling van werknemers bij bouwwerkzaamheden. Een groot deel van deze tips had betrekking op werk aan woningen bij particulieren. De AI heeft ruim 1100 inspecties in de bouw verricht, waarvan ongeveer de helft bij particulieren, wat nieuw is. Dit heeft geleid tot het opmaken van 205 boeterapporten tegen particuliere opdrachtgevers voor het laten werken van vreemdelingen, zonder te beschikken over een tewerkstellingsvergunning. Het ging hierbij meestal om personen afkomstig uit één van de z.g. MOE-landen1.
Uitzendbureaus De inzet van de Arbeidsinspectie is voor het grootste deel gericht op het niet gecertificeerde deel van de uitzendbranche, teneinde zoveel mogelijk malafide uitzendbureaus te controleren. Kenmerk van de uitzendbranche is dat overtredingen van de Wet Arbeid Vreemdelingen meestal niet op het vestigingsadres van het uitzendbureau zijn te constateren. Dat is immers niet de locatie waar uitzendarbeid wordt verricht. De AI controleert daarom uitzendbureaus vooral via de inlenende bedrijven. Indien de AI bij een werkplekcontrole arbeidskrachten aantreft die illegaal via een uitzendbureau werken, dan krijgen zowel de inlenende partij, als het uitzendbureau een boete. De AI heeft in 2005 een speciale selectie gemaakt van productiebedrijven
Bezwaren op boetebeschikkingen In 2005 zijn 177 beslissingen op bezwaar genomen, waarvan er 155 ‘ongegrond zijn verklaard’. Verder zijn 2 bezwaren ‘gegrond verklaard’, 16 bezwaren bleken ‘niet-ontvankelijk’ en 3 bezwaren ‘gedeeltelijk gegrond’. Eén bezwaarschrift is ingetrokken.
(buiten de ‘traditionele sectoren’ land- en tuinbouw, bouw en horeca), die mogelijk illegaal werkende uitzendkrachten inzetten. Zo zal bij inlenende partijen de animo om in zee te gaan met een malafide uitzendbureau, verminderen. Sinds oktober 2005 werken de AI en de Sociale Inspectie en Opsporings Dienst op experimentele basis intensief en gelijktijdig samen in onderzoeken bij inleners in de tuinbouwsector.
Cijfermatige overzichten betreffende de aanpak van illegale arbeid In bijlage 3 zijn de volgende overzichten opgenomen: • in 2005 gestarte ‘zaken’ per z.g. risicosector, aantal beboete zaken en aantal illegaal; tewerkgestelden; • de nationaliteiten van aangetroffen illegaal tewerkgestelden; • binnengekomen meldingen m.b.t. vermoedens van illegale tewerkstelling.
De activiteiten van de AI die op de uitzendbranche waren gericht, hebben in 2005 tot totaal ca. 230 boetezaken tegen uitzendbureaus geleid. Dat is een verdubbeling ten opzichte van 2004.
1 Met z.g. ’Moelanders’ worden bedoeld: werkzoekenden uit de recent bij de EU aangesloten landen: Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Hongarije,Tsjechië, Polen, Slovenië.
34
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
5 Major Hazard Control
5.1 Algemeen beeld Binnen het taakveld Major Hazard Control (MHC) wordt toezicht gehouden op de naleving van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) en van de regels ten aanzien van de Aanvullende Risico-inventarisatie en -evaluatie (ARIE) door bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken. Onder de werkingssfeer van het BRZO vallen thans ca. 325 bedrijven. Het aantal bedrijven dat onder de werkingssfeer van ARIE valt is nog niet exact bekend (het gaat om relatief nieuwe wetgeving, de overgangstermijn is nog van kracht). Schattingen lopen uiteen van circa 300 tot 500. Gedifferentieerd werkterrein met gevarieerde aanpak De hiervoor vermelde bedrijven leveren een gevarieerd beeld op. Enerzijds betreft het grote ondernemingen, soms multinationals, soms ook met meerdere vestigingen in Nederland, waarbij het omgaan met gevaarlijke stoffen tot de kernactiviteit behoort.Voorbeelden zijn raffinaderijen en de chemische (proces)industrie. Deze ondernemingen zijn vertrouwd om met vastgelegde systemen voor de beheersing van risico’s te werken (aspecten als continuïteit, financiën, imago, zaakschade, aansprakelijkheid, veiligheid, arbeidsomstandigheden en milieu, ze spelen allemaal een rol). De wettelijke z.g. systeemverplichtingen ten aanzien van de beheersing van veiligheidsrisico’s worden in de eigen bedrijfsvoering opgenomen. Het belang van secure naleving van de wetgeving en het eigen belang van deze bedrijven: een ongestoorde procesvoering, loopt daarmee grotendeels parallel. Er zijn ook kleinere, minder complexe ondernemingen, die bijvoorbeeld installaties hebben die gevuld zijn met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen,
of ondernemingen die grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen op- of overslaan, of ondernemingen waarbij het omgaan met deze stoffen niet tot de kernactiviteit behoort (bijvoorbeeld bedrijven met ammoniakkoelinstallaties). De wettelijk voorgeschreven systeemverplichtingen worden hier nog lang niet altijd als logisch onderdeel van de bedrijfsvoering gezien.
5.2 Ongevallen en incidenten Wanneer wordt gekeken naar het aantal ongevallen met verzuim als indicator voor de veiligheid (lost time injury rate, ofwel LTI), behoren de hiervoor beschreven bedrijven doorgaans tot de meest veilige. Alom wordt echter erkend dat de LTI geen goede indicator is om een goed beeld te geven van de (veiligheids)situatie met betrekking tot het ontstaan van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, maar dat, vanwege de mogelijk ernstige gevolgen, gekeken moet worden naar het aantal incidenten/ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen uit hun omhulling zijn getreden (loss of containment). Dat levert een ander beeld op. Vóór het jaar 2002 bleef het aantal onderzochte zware incidenten/ongevallen in Nederland beperkt tot ca. 1015 per jaar. In 2002-2003 heeft zich hier een forse piek voorgedaan (32 in 2002 en 56 in 2003). De reden hiervan is tot op heden niet definitief vastgesteld. Uit nadere analyses lijken met name factoren als onderhoudsmanagement1 en bedrijfsintern toezicht op de uitvoering van de processen een belangrijke rol te spelen. De piek in het aantal onderzochte ongevallen is inmiddels weer wat afgevlakt (20 in 2004 en 31 in 2005), maar bevindt zich toch nog ruim boven de situatie van vóór 2002. Sinds 2003 worden de door de Arbeidsinspectie
1 D.w.z.: het soort onderhoud, de aard van het onderhoud, de uitwerking, de achterliggende filosofie, etc.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
35
onderzochte zware ongevallen en incidenten nader geanalyseerd. De jaarlijkse rapportage hierover wordt aan de z.g. BRZO-plichtige bedrijven, aan de medetoezichthouders en aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit deze analyses komt steeds weer naar voren dat onderhoud(smanagement) als de belangrijkste achterliggende oorzaak van de optredende ongevallen en incidenten kan worden aangemerkt. Om deze reden is een speciaal (onderzoeks)project, gericht op de kwaliteit van onderhoudsmanagementsystemen, uitgevoerd. Hieruit bleek dat bij slechts 12% van de onderzochte VR-plichtige bedrijven1 sprake was van een volledig geborgd systeem.
Ongevallen en incidenten Tussen april 2003 en september 2004 vonden 55 ernstige incidenten plaats met gevaarlijke stoffen in bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen. De meeste ongevallen gebeurden in de chemische industrie. Na analyse van 36 incidenten heeft de Arbeidsinspectie in bijna de helft van de gevallen maatregelen geëist of proces-verbaal opgemaakt. Dit blijkt uit een rapport van de AI dat staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gezonden. De gevolgen van de incidenten varieerden van het vrijkomen van een kleine hoeveelheid gevaarlijke stoffen, tot drie dodelijke slachtoffers. In het totaal raakten bij 16 onderzochte voorvallen werknemers gewond. In een derde van de incidenten was bovendien sprake van milieuschade. Onderhoudswerk blijkt telkens een belangrijke risicofactor. Meer dan de helft van de ongevallen vindt plaats als gevolg van onderhoudswerkzaamheden. Bijvoorbeeld doordat instructies en toezicht ontbreken, of doordat het onderhoud op een verkeerde of onveilige manier wordt uitgevoerd. Andere belangrijke oorzaken van incidenten zijn fouten in het ontwerp van installaties, gebrekkig materieel en het ontbreken van goede werkprocedures. De AI constateert hiermee dat het voorkomen van ongelukken rondom onderhoudswerk meer aandacht verdient. Die aandacht zal het zeker van de AI krijgen. Voornoemd rapport is tevens verspreid onder de bedrijven die onder de werkingssfeer van het Besluit risico’s zware ongevallen vallen. Zij worden hiermee aangemoedigd om hun veiligheidsmaatregelen verder aan te scherpen.
Ook het feit dat er in 2005, 170 z.g. handhavingstrajecten (81 waarschuwingen, 82 eisen, 7 processen-verbaal) n.a.v. inspecties en ongevalsonderzoeken moesten worden ingezet, geeft aan dat de algehele veiligheidssituatie in voornoemde sectoren nog steeds verbetering behoeft.
5.3 Veiligheidsontwikkelingen in de procesindustrie De laatste jaren is de veiligheid in de procesindustrie regelmatig onderwerp van discussie geweest tussen bedrijfsleven, overheid en politiek. Dit gebeurde mede naar aanleiding van een serie zwaardere incidenten, die in de periode 2002- 2003 in de procesindustrie zijn voorgevallen. Het is niet gemakkelijk om stevige, gefundeerde uitspraken te doen over de veiligheid in deze sector. Ten eerste is veiligheid een sterk subjectief bepaald begrip. We meten onveiligheid via: incidenten, ongevallen, overtredingen van regelgeving en dergelijke. Er bestaat niet zoiets als een uniforme maat voor de veiligheid in de procesindustrie. Er bestaan wel verschillende indicatoren die elk iets zeggen over afzonderlijke aspecten van onveiligheid, zoals het aantal arbeidsongevallen, het aantal incidenten waarbij gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen, het aantal meldingen aan de Europese Commissie, etc. Op grond van dit soort indicatoren kan wel worden gesteld, dat in de afgelopen twintig jaar het nodige is verbeterd. De veiligheidssituatie zal echter naar het zich nu laat aanzien de komende 10 jaar niet fundamenteel verbeteren, het kan zelfs verslechteren. Deze conclusie is gebaseerd op analyse2 van trends binnen de industrie, die zich de komende 10 jaar naar verwachting voortzetten en de mate van veiligheid zullen beïnvloeden. De toenemende invloed van de economie op de veiligheid en het veiligheidsbewustzijn, speelt hier een grote rol. Bedrijven moeten zo kostenefficiënt mogelijk opereren, daarmee zoeken ze de grenzen van de veiligheid op. De kans op zware ongevallen neemt hierdoor toe. Het tegengaan van negatieve impact van economische druk op de mate van de veiligheid, hangt voor een groot deel samen met het hebben van een sluitend veiligheidsbeheerssysteem (VBS). Het VBS zorgt ervoor dat alle risico’s worden geïdentificeerd en dat de juiste preventieve maatregelen worden genomen en onderhouden. Een sluitend VBS, in combinatie met een goed(e) veiligheidsbewustzijn en veiligheidscultuur, kan een effectieve tegenkracht bieden aan economische druk.Versterking (verbetering) van deze aspecten is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. De aard van de risico’s is echter van zodanige omvang, dat de overheid hier nauw bij betrokken dient te blijven.
1 VR = Veiligheidsrapportage 2 COT/DHV, ‘Trend of incident, een verkennend verzoek naar de relatie tussen organisatie, onderhoud en veiligheid in de procesindustrie’, oktober 2004
36
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
De volgende trends hebben vooral een positief effect gehad op de veiligheid (in willekeurige volgorde): • de toenemende aandacht van de media en de ‘juridisering’ van de samenleving (beide ontwikkelingen dwingen bedrijven meer, of zelfs permanente aandacht te hebben voor veiligheidsrisico’s). • de opkomst van specifieke wetgeving op het gebied van externe veiligheid (bijvoorbeeld de SEVESO II richtlijn en het BRZO). Ook binnen de overheid is (na catastrofes zoals in Enschede en Volendam) duidelijk sprake van toegenomen aandacht voor veiligheid (scherpere regelgeving en handhaving). • de opkomst van ‘horizontale’ samenwerkingsinitiatieven op het gebied van veiligheid, met name tussen bedrijven, overheden en brancheverenigingen. • de toegenomen aandacht voor incidenten, incidentmeldingen en incidentonderzoek bij zowel bedrijfsleven als overheid. • de opkomst van z.g. ‘preventief op risico’s gebaseerd onderhoud’. • de in de breedte toegenomen aandacht voor de veiligheidscultuur, naast puur technische en organisatorische aspecten. De volgende trends hebben vooral een negatief effect gehad op veiligheid (in willekeurige volgorde): • de verheviging van internationale concurrentie, opsplitsing van bedrijven en de opkomst van investeringsmaatschappijen in de procesindustrie. Dit versterkt de focus op korte termijn bedrijfsresultaten en zet daarmee de lange termijn veiligheids- en onderhoudsvisie onder druk. • de invloed van de krappe (afzet)markt: bedrijven hebben te maken met kostenreducties, vermindering of snelle wisselingen van personeel en dus een continu veranderende werkomgeving en omstandigheden. Hierdoor nemen de beschikbare kennis en ervaring af en daalt het commitment ten aanzien van het veiligheidsbewustzijn. Daarbij komt ook nog dat de uitbesteding van onderhoud en ander (risicovol) werk meer en meer op kosten wordt gestuurd en minder op kwaliteit en veiligheid. • de vele bedrijfsfusies en -overnames die hebben plaatsgevonden. Hierdoor zijn uiterst complexe eigendoms- en beheerstructuren ontstaan. Ook het beheer en het onderhoud van installaties en ‘utilities’ is daardoor complexer geworden. • het toenemende tekort aan vakbekwaam personeel als gevolg van ondermeer reorganisaties, een hoge
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
gemiddelde leeftijd van technisch personeel en weinig instroom van jongeren bij technische-/scheikundige opleidingen. • veroudering van procesinstallaties. Dit kan in onveiligheid resulteren, wanneer ‘degradatiemechanismen’ niet bekend (en onderkend) zijn en eigen inspectietermijnen en methodieken niet adequaat worden uitgevoerd, geverifieerd en aangepast. Naast deze trends die, in relatie tot de veiligheid, vooral: óf positief, óf negatief zijn te duiden, zijn er ook verschillende trends die èn duidelijke positieve èn duidelijke negatieve gevolgen met zich mee hebben gebracht. Een voorbeeld hiervan is de toename van de toepassing van ICT binnen de sector. Enerzijds is daardoor het aantal afwijkingen in processen sterk teruggelopen, anderzijds is ook de ervaring van personeel m.b.t.: wat te doen bij (meer complexe) afwijkingen en incidenten afgenomen. Ook zijn, vanwege de toenemende automatisering, steeds meer installaties geheel of bijna geheel onbemensd geraakt, waardoor bepaalde (proces)afwijkingen niet meer worden gesignaleerd. Over het geheel genomen levert dat een beeld op van een sector waar veel verandert, positief en soms ook negatief, maar waarbij het lastig is om één op één aan te geven welke trends en ontwikkelingen, welke effecten sorteerden en nog zullen sorteren. Er is in ieder geval de nodige vooruitgang op het gebied van veiligheid geboekt, waarbij zeker ook bedrijven zelf initiatieven hebben genomen.
37
38
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
5.4 Resultaten Major Hazard Control Tabel 5.4.1 Planning en realisatie MHC-taken in 2004 - 2006 Product
Realisatie in 2004
Periodieke inspecties in kader van het BRZO
137
Inspecties in kader van de ARIE Beoordelingen veiligheidsrapporten
25
Planning in 2005
Realisatie in 2005
160
173
Planning in 2006 154
51
50
102
25
24
95
Beoordelingen kennisgevingen
22
32
27
35
Onderzoeken zware ongevallen en incidenten
20
32
31
30
Overige ‘producten’* Totaal
17
55
64
30
221
355
369
446
221
355
369
446
Toelichting bij tabel 5.4.1 • De inspecties in het kader van de Aanvullende Risico-inventarisatie en -Evaluatie zijn, i.v.m. nieuwe regelgeving, voor het eerst in 2005 gestart. • In 2006 start de tweede vijfjaarlijkse cyclus van de indiening van veiligheidsrapporten. • De ‘overige producten’* zijn: o beoordelingen en wijzigingen van inspectieprogramma’s, o beoordeling van aanwijzingen van de z.g. ‘Dominobedrijven’ 1 en advisering van bedrijfsbrandweercorpsen. • De periodieke inspecties in het kader van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen worden gezamenlijk met het ‘Bevoegd gezag ex.Wet Milieubeheer’ (provincies of gemeenten) en de brandweer uitgevoerd. • Bij de inspecties in het kader van de Aanvullende Risico-inventarisatie en -Evaluatie (ARIE) worden de collega-toezichthouders geïnformeerd.
Tabel 5.4.2 Vergelijking ingezette handhavinginstrumenten 2004 en 2005 Ingezette instrumenten
2004
2005
Het geven van een waarschuwing
52
81
Het stellen van een eis tot naleving van de wet
61
82
6
7
Het aanzeggen van een proces-verbaal
Toelichting bij figuur 5.2: De inzet van handhavingsinstrumenten laat in 2005 ten opzichte van eerdere jaren, een tamelijk forse toename zien. Deze is het gevolg van een groter aantal inspecties en een stringenter toepassing van het handhavingsbeleid.
1 Dit zijn bedrijven die onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen vallen en die op elkaar het effect kunnen hebben dat een zwaar ongeval in het ene bedrijf een zwaar ongeval in het andere bedrijf veroorzaakt (het domino-effect) en die daartoe door de overheid als zodanig zijn aangewezen.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
39
40
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
6 Overige activiteiten
6.1 Vrijstellingen en ontheffingen Arbeidstijdenwet Bedrijven kunnen in het kader van de Arbeidstijdenwet (ATW) vrijstelling vragen van de voorschriften ten aanzien van de maximale arbeidstijdduur voor nachtarbeid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een collectief werkverband (ATW art. 5.13) en individuele werknemers (ATW, art. 5.14). In 2005 zijn 45 vrijstellingen en ontheffingen verleend.
6.2 Taken in het kader van de Kernenergiewet Ten aanzien van de Kernenergiewet (KEW) hebben verschillende ministeries hun eigen, specifieke beleidsverantwoordelijkheid. Het ministerie van SZW, heeft verantwoordelijkheid m.b.t. de bescherming van werknemers;VROM betreffende de bescherming van het milieu;VWS m.b.t. de bescherming van patiënten binnen de gezondheidszorg en EZ m.b.t. de opwekking van (kern)energie. Een aanzienlijk deel van de administratieve taken betreffende de KEW, werd namens voornoemde departementen door de Arbeidsinspectie uitgevoerd. De AI beoordeelde onder andere vergunningaanvragen
voor toepassingen van- en met radioactieve stoffen en röntgentoestellen. Tevens kwamen verzoeken binnen om vergunningen in te trekken. Daarnaast werden vergunningen voorbereid m.b.t. het in Nederland invoeren van geneesmiddelen en gebruiksartikelen waarin radioactieve stoffen voorkomen. Ook werden vergunningen voorbereid voor het invoeren en het vervoeren van splijtstoffen. Het in 2003 gestarte project ‘Actualisering vergunningen’, waarbij vergunninghouders met ‘oude’ vergunningen zijn aangeschreven met het verzoek aan te geven in hoeverre hun vergunning nog actueel was, is in 2005 gecontinueerd. Hierdoor kwam een aanzienlijk aantal verzoeken om intrekking binnen. Daarnaast zijn in dit kader vergunningen vernieuwd. Het aantal vergunningaanvragen voor invoer van radioactieve stoffen is, door wijziging in de wetgeving (vereenvoudiging), sinds 2004 aanzienlijk verminderd, waardoor een groot aantal vergunningen is vervangen door meldingen. Daarnaast zijn alle binnenkomende meldingen beoordeeld. Naast meldingen voor het invoeren en het vervoeren van radioactieve stoffen, waren dit meldingen van ingebruikname van meldingsplichtige röntgentoestellen en van werkzaamheden met stoffen waarin van nature radioactieve stoffen voorkomen.
Tabel 6.2.1 In 2004 en 2005 verleende en ingetrokken vergunningen KEW Activiteit
2004
2005
Aantal afgegeven vergunningen voor toepassingen
349
305
Aantal intrekkingen
246
150
Aantal vergunningen voor invoer
46
30
Aantal vergunningen voor splijtstoffen
57
80
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
41
Per 1 januari 2006 zijn de administratieve uitvoeringstaken m.b.t. de KEW naar het Agentschap Senter Novem van het ministerie van Economische Zaken overgedragen. De toezichthoudende taken in het kader van de KEW (algehele veiligheid, arbeidshygiëne en stralingsbescherming) blijven echter de verantwoordelijkheid van de AI.
6.3 Beoordeling subsidieaanvragen Farboregeling De overheid wil dat ondernemers en non-profitorganisaties in ‘arbovriendelijke arbeidsmiddelen’ (machines, installaties, systemen, gereedschappen, etc.) investeren. Om dit te stimuleren hanteert het Ministerie van SZW de z.g. Farbo-subsidieregeling. Op basis van deze regeling stelt het ministerie jaarlijks een lijst van innovatieve en arbovriendelijke arbeidsmiddelen samen, die de blootstelling aan fysieke (over)belasting, lawaai of gevaarlijke stoffen moeten terugdringen. Als werkgevers hier gebruik van willen maken, kunnen ze een aanvraag indienen bij het Agentschap SZW. De Arbeidsinspectie beoordeelt voor het Agentschap of de aanvragen aan de voorwaarden van de regeling voldoen. Ten aanzien van de (fiscale) farbo-regeling 2004, zijn in 2005 1.040 aanvragen ontvangen.
6.4 Toezicht op uitvoering Stoomwet door Lloyd’s Register Nederland Lloyd’s Register Nederland (LRN) voerde, op basis van een contract met het rijk, tot 1 augustus 2005 taken uit in relatie tot de Stoomwet. Om na te gaan of de LRN die contracttaken correct uitvoerde, is een inspectie gedaan naar de systematiek van inspecteren bij de hoofdvestiging van LRN en zijn op locatie inspecties van LRN bijgewoond bij vergunninghouders. Het resultaat hiervan is in het jaarlijkse overleg tussen LRN en AI ter tafel komen. Omdat deze taken van het contract per 1 augustus 2005 zijn geëindigd en het toezicht op LRN zou overgaan naar de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), is deze inspectie bij het bovengenoemde onderzoek betrokken. De resultaten gaven geen aanleiding tot bijstellingen van het contract. In tegenstelling tot wat verwacht werd, was de Stoomwet ook in 2005 nog van kracht.Voor de nieuwbouw en ingebruikneming van apparatuur gold daarom naast het Warenwetbesluit drukapparatuur ook nog de Stoomwet. Met ingang van 1 augustus 2005 werd het periodieke toezicht op alle niet-nucleaire apparatuur van de Stoomwet ingetrokken en werd met het tweede wijzigingsbe-
42
sluit Warenwet drukapparatuur, de keuringsverplichting voor toestellen en apparatuur in de ‘markt’ gezet. Om als keuringsinstelling in aanmerking te komen, kunnen meer partijen meedingen. Omdat de specifieke wetgeving wat betreft het toezicht op drukapparatuur speciaal voor nucleair gebruik nog niet gereed was voor opname in de Kernenergiewet is alleen voor deze apparaten het contract met LRN verlengd.
6.5 Internationale ontwikkelingen en activiteiten In 2005 heeft de Arbeidsinspectie haar internationale activiteiten op basis van nieuw vastgelegde uitgangspunten herijkt. De prioriteit is naar coördinatie en harmonisatie van het toezicht binnen de Europese Unie verlegd. Dit is ten koste gegaan van de capaciteit voor de ondersteuning van arbeidsinspecties in de kandidaat EU-landen en die van arbeidsinspecties elders in de wereld. In Europees verband heeft de AI bijgedragen aan het werkprogramma van de Senior Labour Inspection Committee (SLIC). De AI leverde daarbij bijdragen aan de evaluatie van de arbeidsinspectiesystemen van Duitsland en Portugal.Verder heeft de AI bijgedragen aan ‘Europabrede’ inspectie- en voorlichtingscampagnes in de bouw en ten aanzien van de thema’s asbest en tillen. In het kader van uitwisseling van kennis, organiseerde de AI studieprogramma’s en stages voor Zweedse, Franse, Engelse en Spaanse collega’s over respectievelijk: thuiszorg, langer gezond doorwerken en deskundige arboondersteuning. Daarnaast is door de AI het verbindingsbureau voor grensoverschrijdend handhaven in het kader van de detacheringrichtlijn opgetuigd. Wat de ondersteuning van kandidaat-lidstaten van de EU betreft, is over de omzetting van Europees recht in nationale regelgeving, een samenwerkingsproject met de Turkse Arbeidsinspectie uitgevoerd. Op verzoek van de International Labour Organisation is ook de Arbeidsinspectie van Servië ondersteund. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft per 1 juli 2005 haar taak als secretaris generaal van de Internationale Vereniging van Arbeidsinspecties, aan Luxemburg overgedragen.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
7 Interne ontwikkelingen
Voorzover deze duidelijk en direct bijdragen aan de externe doelen, geeft dit hoofdstuk een indruk van de activiteiten en ontwikkelingen op het terrein van de ‘interne organisatie’.
• nieuw beleid ten aanzien van personeelsontwikkeling en ICT • de nodige aanpassingen van de organisatie.
7.2 Kwaliteitsontwikkelingen 7.1
Organisatieontwikkelingen
In 2003 is de Arbeidsinspectie van een regiogestuurdenaar een bedrijfstakgestuurde organisatie omgevormd. Tevens zijn andere organisatorische wijzigingen doorgevoerd. Deze waren erop gericht om de AI beter op haar werkterreinen te laten aansluiten, om een meer strategische aanpak van de activiteiten te realiseren en om de interne sturing te verbeteren. Destijds is vastgelegd dat op basis van de gestelde doelen, de resultaten van deze veranderingen zouden worden geëvalueerd en waar dat nodig is, op zou worden bijgestuurd. De evaluatie is in 2005 uitgevoerd. Het eindresultaat van deze evaluatie kan als ‘overwegend positief’ worden getypeerd.Voor het oplossen van enkele knelpunten worden aanvullende maatregelen genomen, die in 2006-2007 hun beslag zullen krijgen. Een aantal belangrijke ontwikkelingen, die in 2005 zijn gestart, vormen de grondslag voor de z.g.‘Veranderagenda 2006-2007, Arbeidsinspectie’. Het gaat hierbij o.a. om: • het formuleren van nieuw inspectie- en handhavingsbeleid (in het kader van de vernieuwing van de Arbo-wet), • het formuleren van nieuw beleid ten aanzien van vreemdelingen, • implementatie van de Kaderstellende Visie op het Toezicht 2005,
Op basis van het z.g. INK-managementmodel1 werkt de Arbeidsinspectie al verscheidene jaren aan bevordering van de ontwikkeling van de integrale kwaliteit van de organisatie en van de in- en externe (werk)processen. Het doel is: ‘realisatie van een samenhangende aanpak van organisatie, processen en resultaten, die er toe bijdraagt dat in volgende fases de ontwikkeling naar integrale kwaliteit continueert’. In dit kader is veel energie gestopt in het beschrijven van de werkprocessen en het benoemen van z.g. kritische succesfactoren en prestatieindicatoren. De AI als geheel, was in 2005 onderweg naar fase 3: ‘ontwikkeling van een systeemgerichte organisatie’. De directie Major Hazard Control beschikte in 2005 al over een ISO:9001 certificaat voor haar kwaliteitssysteem. Eind 2004 is een diagnose uitgevoerd. Daaruit zijn enige verbeterpunten gedestilleerd, onder andere ten aanzien van de interne communicatie. In 2005 hebben deze (deels) tot extra activiteiten geleid. Er is duidelijk vooruitgang geboekt ten opzichte van een eerdere diagnose, echter minder dan aanvankelijk was ingeschat. Uit de (continu) gehouden klantentevredenheidsmetingen naar het (adequaat) afhandelen van bij de AI ingediende klachten van werknemers over hun arbeidsomstandigheden, wordt voortdurend positief gescoord.
1 Het INK (Instituut Nederlandse Kwaliteit)-managementmodel is een methode waarmee een organisatie inzicht krijgt in haar activiteiten en resultaten. Dit model helpt een organisatie haar bedrijfsprocessen in kaart te brengen, voldoende aandacht te schenken aan haar medewerkers en oog te hebben voor haar omgeving.Tevens zet het een organisatieontwikkeling in gang die zorgt voor een continu proces van verbeteren en vernieuwen
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
43
In 2005 is met klantentevredenheidsmetingen bij werkgevers geëxperimenteerd. In 2006 worden deze in een nieuwe vorm bij een aantal inspectieprojecten uitgevoerd.
7.3 Personeelsontwikkeling en professionalisering Het werk van AI-inspecteurs vraagt om op de taken toegesneden actuele kennis en vaardigheden. De nieuwe Kaderstellende Visie op Toezicht onderstreept de noodzaak van investeren in professionele medewerkers. Nieuw ingestroomde inspecteurs krijgen daarom een uitgebreide interne basisopleiding en training. Deze omvat cursussen op het terrein van arbo(wetgeving), arbeids- en rusttijden(wetgeving), major hazard control en de opsporing van arbeidsmarktfraude. Hiertoe behoren ook rechts- en wetskennis en ongevalsonderzoek. Er wordt tevens geïnvesteerd in training van interventievaardigheden; het helder kunnen uitdragen van de AI-doelstellingen en het omgaan met moeilijke situaties. Periodiek vinden daarna opfris- en aanvullende cursussen plaats. De AI-inspecteurs behoren tot de categorie ‘bijzondere opsporingsambtenaren’, die hen specifieke bevoegdheden verleent. Daarom moeten zij tevens voor het examen bijzonder opsporingsambtenaar slagen. Het basistraject van opleidingen en trainingen van inspecteurs duurt gemiddeld 1,5 tot 2 jaar. De kaderstellende visie op toezicht en de hiervoor genoemde ontwikkelingen op het gebied van de Arbo-
wet vragen een verdergaande ontwikkeling in met name de ‘houdingsaspecten’ en het kunnen leveren van ‘maatwerk in toezicht’. Ook zaken als politiek-bestuurlijke gevoeligheid en kunnen samenwerken over de grenzen van de eigen taak en organisatie heen horen daar bij.
7.4 Personeelsbeleid De in 2005 gehouden medewerkerstevredenheids enquête en de bedrijfsdoorlichting toonden aan dat op veel gebieden van het personeelsbeleid positieve resultaten worden behaald. Wel zijn de interne communicatie en de loopbaanplanning en -ontwikkeling nog voor verdere verbetering vatbaar. Dit heeft er ondermeer toe geleid om ‘investeren in mensen’ in de komende jaren centraal te stellen in het personeelsbeleid. Daarmee kan ook worden tegemoetgekomen aan de behoefte aan verdergaande professionalisering.
Het aandeel vrouwelijke werknemers is gestegen van 337 (in 2004) naar 351 in 2005. De streefwaarde: 40% vrouwelijke werknemers ten opzichte van de totale bezetting, is hiermee weer wat meer in zicht gekomen. Ook het aantal vrouwen in schaal 10 en hoger is dichter bij de streefwaarde gekomen. Het ziekteverzuimpercentage ten opzichte van 2004 is met 0,5% gedaald, maar heeft nog niet de streefwaarde (maximaal 6%) bereikt, wat aanleiding is om de in 2005 aangescherpte ziektebegeleidingsmaatregelen voort te zetten.
Tabel 7.4.1 Streefwaarden en in 2005 bereikte resultaten personeelscijfers Onderwerp/ doelstelling Aandeel vrouwelijk personeel verhogen Aandeel vrouwen in schaal 10 en hoger verhogen Ziekteverzuimpercentage omlaag brengen
44
Streefwaarde 2005
Gerealiseerd in 2005
Gerealiseerd in 2004
> 40 %
36,8%
36,6%
> 25 % vrouwen
22,9%
20,3%
= 6,0%
6,3%
6,8%
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Tabel 7.4.2 Personeelsbestand Arbeidsinspectie per 31-12 -2005 Naar schaalindeling:
Schaal 1 t/m 4
Schaal 5 t/m 10
Schaal 11 en hoger
Totaal
Totaal aantal werknemers
18
662
273
953
Waarvan vrouwen
13
274
64
351
< 34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
> 55 jaar
147
266
299
241
99
130
83
39
Naar leeftijdsopbouw: Totaal aantal werknemers Waarvan vrouwen
Het personeelsverloop binnen de Arbeidsinspectie is laag. Medewerkers blijven doorgaans lang bij de AI in dienst. Omdat voor inspecteurs- en specialistische functies een aanzienlijk aantal jaren ervaring wordt gevraagd, is de gemiddelde leeftijd relatief gezien hoog. Het personeelsbeleid is er dan ook op gericht om medewerkers ook op oudere leeftijd gemotiveerd te houden en de flexibiliteit te bevorderen.
7.5
Informatievoorziening en automatisering
Binnen de Arbeidsinspectie is sinds 1997 de bedrijfsapplicatie Geautomatiseerde Informatievoorziening Arbeidsinspectie (GISAI) in gebruik, die ondersteuning biedt aan alle primaire uitvoeringsprocessen1. Deze applicatie is vooral gericht op het werk van de (arbo-) bedrijfstakdirecties, en ondersteunt nog in onvoldoende mate de directies Major Hazard Control (MHC) en Arbeidsmarktfraude (AMF). Om die leemtes op te heffen, is met een herontwerp gestart. Sinds februari 2005 gebruikt de directie MHC de nieuwe applicatie I-nett (de vervanger van GISAI) voor de ondersteuning van haar belangrijkste processen. Eind 2005 is een bouwopdracht voor realisatie van het I-net voor de directie AMF gegeven. Deze applicatie zal in 2006 in productie gaan. Direct daarna volgen de arbobedrijfstakdirecties.
7.6 Integriteit Integer handelen is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een inspectiedienst. De geloofwaardigheid van de organisatie staat of valt met een integere wijze van handelen en optreden. Dit geldt voor iedereen, van hoog tot laag. Binnen de Arbeidsinspectie wordt daarom veel aandacht besteed aan het op de juiste wijze omgaan met de bevoegdheden, die soms ver kunnen strekken. Het onderwerp is in beeld vanaf de eerste selectie, de introductie, de beëdiging en de opleiding van de inspecteurs en is tevens punt van aandacht tijdens de periodieke management- medewerkergesprekken. In 2005 is een vernieuwde versie van de Gedragscode Arbeidsinspectie geformuleerd en op de internet- en intranetsite van de AI gepubliceerd. Uit een in 2005 gehouden interne audit is komen vast te staan, dat binnen de AI sprake is van een hoog normbesef. Er hebben zich dan ook geen incidenten voorgedaan, die als schending van de integriteit kunnen worden beschouwd.
1 O.a. planning en control, toezicht, onderzoek, handhaving, handhavingscorrespondentie en verslaglegging
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
45
46
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
8 Financieel
8.1 Amendementen Verburg
8.2 Uitgaven en ontvangsten
In 2005 is invulling gegeven aan de bij de begrotingsbehandeling 2003 aangenomen amendementen van het Tweede Kamerlid Verburg. Hierin is zowel om versterking van de handhaving van de arbeidsomstandighedenwetgeving, als om intensivering van de aanpak van arbeidsmarktfraude (AMF) gevraagd. De Arbeidsinspectie heeft de financiële middelen die hierdoor beschikbaar kwamen conform de doelstelling van deze amendementen ingezet. In 2005 is het aantal inspecteurs-arbeidsmarktfraude, van 131 naar 170 uitgebreid. Het uiteindelijke doel: uitbreiding tot 180 inspecteurs- AMF, zal naar verwachting in 2006 zijn gerealiseerd. Het aantal inspecteurs dat zich met de handhaving van de Arbo-wetgeving bezighoudt, is uitgebreid met 33, waarmee ook deze doelstelling is gerealiseerd. De amendementen zijn daarmee volledig uitgevoerd.
Uitgaven In onderstaande figuur zijn de uitgaven over het verslagjaar en die over 2004 op hoofdlijnen weergegeven. De tabel laat zien dat de uitgaven in 2005, nagenoeg overeenkwamen met de in 2005 beschikbaar gestelde budgetten.
Tabel 8.2.1 Uitgaven Uitgaven x € 1000,-
Realisatie 2004
Werkelijk beschikbaar 2005
Ambtelijk personeel
48.840
51.714
51.773
169
196
175
Overige personele uitgaven
Realisatie 2005
Materieel
7.764
8.148
8.034
Huisvesting in de regio’s
1.207
1.314
1.314
Materiele uitgaven buitendienst
765
1.254
1.235
Ondersteuning primair proces
48
46
46
Medezeggenschap
54
63
49
58.847
62.735
62.626
Totaal
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
47
Ontvangsten De ontvangsten zijn ten opzichte van 2004 met bijna 5,5 miljoen gestegen. De meeropbrengsten kwamen voor het merendeel uit de ontvangsten van de in 2005 ingevoerde bestuurlijke boetes in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen. Tabel 8.2.2 Ontvangsten Ontvangsten x € 1000,-
Realisatie 2004
Bestuurlijke boetes in het kader van de Arbo-wet Bestuurlijke boetes in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen Bestuurlijke boetes Arbeidstijdenwet Overige ontvangsten Vergunningen Stralingsbescherming Totaal
Bestuurlijke boetes Arbo-wet De (vanwege forse stijging van het aantal boetes) in 2004 opgelopen achterstanden bij het opleggen van bestuurlijke boetes i.v.m. overtreding van de Arbo-wet, zijn in 2005 ingelopen. Hierdoor zijn de ontvangsten voor 2005 fors hoger uitgekomen dan het begrootte bedrag. Bestuurlijke boetes Wet arbeid vreemdelingen De mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke boetes i.v.m. overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), is per 1 januari 2005 ingevoerd. Hoewel de raming ten aanzien van de som van in 2005 opgelegde boetes is gerealiseerd, is de daadwerkelijke inning van de boetes hier fors bij achtergebleven. De oorzaken hiervan zijn dat een betalingsregeling kan worden getroffen en dat er een mogelijkheid tot voorlopige voorziening is, waarbij de betalingsverplichting kan worden opgeschort. Daarnaast is geconstateerd dat enige z.g. vennootschappen onder firma na de boeteoplegging werden opgeheven of zich failliet lieten verklaren. Naar verwachting zal in 2006 de achterstand worden ingelopen en de taakstelling worden gehaald.
Begroting 2005
Realisatie 2005
6.599
5.084
7.280
0
11.500
4.642
0
1.800
31
51
0
135
22
0
68
6.672
18.384
12.156
ATW aangezegd, dan bij eerdere raming is verondersteld. Het merendeel van de overtredingen kon nu met een waarschuwing worden afgedaan.
8.3 Producten en uitgaven In de begroting 2005 zijn tien productgroepen te onderscheiden. De eenheden waaraan de kosten worden toegerekend, zijn volledige interventietrajecten, kortweg ‘zaken’ genoemd. Een interventietraject of zaak omvat een of meer inspectie(controle)bezoeken, inclusief de administratieve afhandeling daarvan (i.c. het gehele traject dat nodig is om een werkgever tot naleving van de wet te bewegen).
Bestuurlijke boetes Arbeidstijdenwet De minister heeft op 11 juni 2004 schriftelijk aan de Tweede Kamer medegedeeld, dat in het vervolg bij inspecties in het kader van de Arbeidstijdenwet (ATW), maar een beperkt aantal wettelijke normen zal worden gehandhaafd. Het gevolg is dat de draagwijdte van de actieve handhaving door de Arbeidsinspectie is beperkt. Hierdoor zijn aanzienlijk minder bestuurlijke boetes-
48
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Tabel 8.3.1 Producten en kosten Producten
Aantal trajecten
Zaken in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet* Zaken in het kader van de Arbeidstijdenwet Monitorrapportages AVO/WML1
% Van de capaciteit
Uitgaven *€1000
realisatie
begroting
realisatie
begroting
realisati
2005
2005
2005
2005
2005
begroting 2005
20.558
19.944
30,1
39,7
23.730.815
24.161.934
193
270
1,1
1,1
607.857
652.462
1
1
4,4
4,2
2.738.751
2.576.813 12.309.456
Zaken in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen
8.760
7.320
30,7
20,2
16.135.464
Klachtenonderzoeken
1.918
2.091
5,5
6,3
3.138.522
3.850.424
Ongevalsonderzoeken
2.350
2.383
16,1
16,1
9.058.459
9.776.303
369
355
6,5
6,9
4.365.650
4.180.669
1.669
1.846
3,2
3,1
1.250.996
1.900.189
Zaken Major Hazard Control Overig reactief Desk-research rapportages Beschikkingen, ontheffingen en vergunningen Totaal
9
9
0,5
0,5
357.741
278.734
3.118
3425
1,9
1,9
1.245.684
1.129.024
38.945
37.644
100
100
62.629.937
60.816.008
*Inclusief z.g monitortrajecten
De tabel laat zien dat de uitgaven nagenoeg zijn overeengekomen met de beschikbaar gestelde budgetten. Het verschil tussen het uitgegeven totaal bedrag in de kolom: ’Uitgaven *€1000 begroting 2005’ in de tabel hierboven en het werkelijk beschikbaar gestelde bedrag in 2005 (zie tabel 8.2.1) is te verklaren uit de loon- en prijsbijstelling die in de loop van 2005 is toegekend en interne toekenning van extra middelen voor telewerken.
1 AVO= Arbeidsvoorwaardenonderzoek WML= Wet Minimum Loon
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
49
50
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlagen 1 t/m 9
•
Bijlage 1
Context, taken, bevoegdheden en werkterrein
•
Bijlage 2
Organisatie en positionering
•
Bijlage 3
Overzicht relevante wet- en regelgeving
•
Bijlage 4
Cijfermatige overzichten arbeidsomstandigheden
•
Bijlage 5
Cijfermatige overzichtbestrijding arbeidsmarktfraude
•
Bijlage 6
Cijfermatige overzichten Major Hazard Control
•
Bijlage 7
Overzicht AI-management
•
Bijlage 8
Overzicht van gebruikte afkortingen
•
Bijlage 9
Overall picture and key figures 2005
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
51
52
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 1 Context, taken, bevoegdheden, werkterrein, visie en missie Wettelijke context Het wettelijk kader waarbinnen de Arbeidsinspectie opereert wordt in grote mate bepaald door de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet, de Wet arbeid vreemdelingen, het Besluit Risico’s Zware Ongevallen, de Kernenergiewet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Warenwet. Voor een volledige opsomming van de wetten die de AI handhaaft en uitvoert zie bijlage no.1. Beleidsterreinen en taken De Arbeidsinspectie opereert op de volgende beleidsterreinen: • arbeidsomstandigheden; • arbeidsvoorwaarden; • arbeidsmarkt; • major hazard control. De belangrijkste (actieve, reactieve en uitvoerende) activiteiten van de Arbeidsinspectie in het kader van voornoemde beleidsterreinen en taken in 2005 waren: • toezicht, handhaving en monitoring via inspecties (o.a. Arbeidsomstandigheden- en Arbeidstijdenwet); • toezicht, opsporing en handhaving via inspecties (Wet arbeid vreemdelingen); • onderzoek van meldingen van klachten van werknemers m.b.t. hun arbeidsomstandigheden; • onderzoek van meldingen van ernstige arbeidsongevallen; • beoordeling van veiligheidsrapporten en inspectie van bovengemiddeld risicovolle bedrijfsinstallaties en -processen (Major Hazard Control) • behandeling van aanvragen van vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen in het kader van de Arbeidstijdenwet; • toezicht, vergunningverlening en vergunningintrekking (Kernenergiewet); • het uitvoeren van risicoanalyses; • monitoring en het genereren van beleidsrelevante infor-
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
matie (het in beeld brengen en overdragen van in de praktijk aangetroffen situaties, tendensen, uitwerking van de wet- en regelgeving en ontwikkelingen) ten behoeve van de beleidsmakers en de strategisch managers; • advisering van het Agentschap-SZW ten aanzien van subsidieverlening (SPA- en Farboregeling); Handhaving Conform haar missie, richt de Arbeidsinspectie zich met name op misstanden. Uitgangspunt is, dat de AI zich niet op details, maar op ernstige risico’s en misstanden concentreert. De AI hanteert de volgende bestuurlijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten: • de officiële waarschuwing; • het bevel tot onmiddellijke stillegging van het werk/ werkzaamheden; • de eis tot naleving van de wet; • de bestuurlijke boete; • het proces-verbaal (in strafrechtelijke zin). Bevoegdheden Bij de uitvoerende activiteiten heeft de AI begrensde beleids- en bewegingsvrijheid. De criteria hiervoor zijn in regelgeving en instructies vastgelegd. Hieronder het overzicht van documenten waarin de bevoegdheden en gedragsregels van de (medewerkers van de) AI zijn vastgelegd: • Besluit- en Wijziging Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2004; • Aanwijzingsregeling en Wijziging Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW-wetgeving; • Bevoegdheden van inspecteurs bij het binnentreden van woningen; • Gedragscode Arbeidsinspectie; • Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Arbeidsinspectie 2005.
53
Voor de volledige tekst van deze documenten wordt verwezen naar: www.arbeidsinspectie.nl (rubriek: ‘Wetgeving & handhaving’, respectievelijk: ‘Bevoegdheden AI’). Omvangrijk en complex werkterrein, begrensde capaciteit De AI opereert in een complex en omvangrijk veld, waar ze te maken heeft met een groot aantal wettelijke bepalingen. Het merendeel van die bepalingen is een rechtstreekse vertaling van de Europese richtlijnen voor veiligheid en gezondheid op het werk, of is uitvloeisel van Europese marktordeningprincipes (onder andere: vrij verkeer van mensen en goederen). Nederland telde in december 2005 ongeveer 717.000 geregistreerde bedrijven met in totaal meer dan 7.040.000 werknemers1. Daarnaast telt ons land enkele duizenden (semi-)overheidsinstanties.Vrijwel al deze bedrijven en instanties behoren tot het (toezichts)domein van de AI. Dit impliceert dat de AI - gelet op de begrensde capaciteit - gemiddeld over het totaal aan bedrijven en instellingen - slechts een relatief lage inspectiefrequentie kan bereiken. Door gebruik te maken van scherpe risicoanalyses wordt de inspectiecapaciteit zoveel mogelijk ingezet waar de grootste risico’s en misstanden worden verwacht (vissen waar vis zit). Door de gebruikmaking van dynamiserende (uitstralende) effecten van de inspectieprojecten (o.a. het generen van media-aandacht, voor- en naoverleg met de geïnspecteerde branche) worden ook niet-geïnspecteerde bedrijven binnen een branche gestimuleerd om maatregelen te nemen die de arbeidsomstandigheden op een hoger plan brengen. Daarnaast wordt via het onderzoeken van klachten, tips en ongevalsmeldingen, de trefkans bij bedrijven met mogelijke misstanden vergroot.
having de naleving van de wetgeving op het terrein van de veiligheid en gezondheid op het werk en bestrijdt illegale tewerkstelling. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de aanpak van misstanden. De AI levert relevante informatie over de naleving op deze terreinen en draagt daarmee bij aan het inzicht in de werking en vergroting van de effectiviteit van het overheidsbeleid’. De vernieuwde missie, die in 2005 is geformuleerd, is een aangescherpte voortzetting van de koers die de Arbeidsinspectie al enige jaren op hoofdlijnen volgt. De missie geeft zo richting aan de handhavingsactiviteiten van de AI. Zowel de preventieve als de repressieve aandacht worden zo op het ontstaan, bestaan of voortduren van misstanden en ernstige risico’s geconcentreerd. De AI wil daarmee een organisatie zijn die zich voornamelijk op dié thema’s richt, die als een maatschappelijk en politiek probleem worden gezien. Naast bestrijding van misstanden en ernstige risico’s, wil de AI ook een bijdrage leveren aan de maatschappelijke doelstellingen die het ministerie van SZW nastreeft: het stimuleren van werkgelegenheid, moderne arbeidsrelaties en een activerende sociale zekerheid.
Visie en missie Begin 2005 heeft de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vernieuwde visie en missie van de Arbeidsinspectie bekrachtigd. De visie en missie zijn ondermeer gebaseerd op de impact van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen op de uitvoering van de taken van de Arbeidsinspectie. De vernieuwde missie van de AI luidt als volgt: ‘De Arbeidsinspectie bevordert door middel van hand-
1 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 1 januari 2005
54
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 2 Organisatie en positionering
Positie Arbeidsinspectie binnen het ministerie van SZW De Arbeidsinspectie is onderdeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en opereert onder ministeriele verantwoordelijkheid. De algemeen directeur van de AI rapporteert aan de Inspecteur-generaal SZW-inspecties. Twee SZW-inspectiediensten onder één Inspectoraat-generaal Onder de Inspecteur-generaal SZW-inspecties, functioneren twee inspectiediensten. Naast de Arbeidsinspectie is dat de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). IWI houdt toezicht op de uitvoering van beleid op het terrein van werk en inkomen (toezicht op de uitvoeringsorganisaties die de sociale verzekeringswetten uitvoeren en op de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van wetgeving op het terrein van de sociale voorzieningen). Er wordt intensief met de z.g. ‘beleidskolom’ van het departement overlegd en samengewerkt. Het toezicht op de naleving van wetten en de handhaving daarvan, is immers een van de instrumenten van de beleidsaanpak. Niettemin heeft de AI - onder andere overeenkomstig de vigerende Kaderstellende Visie op Toezicht - een eigen verantwoordelijkheid bij het toezicht, die vooral tot uitdrukking komt in de selectie van te inspecteren sectoren en bedrijven; bij de inzet van de handhavingsinstrumenten (het maken van eigen afwegingen/keuzes); en bij de rapportages naar aanleiding van toezicht- en opsporingsactiviteiten in bedrijven en sectoren. Ook wordt bijgedragen aan de evaluatie van (acceptatie, mate van werking en handhaafbaarheid van) de wetgeving en het beleid en worden beleidsrelevante signalen afgegeven. In het kader van de ontwikkeling van nieuwe wetgeving adviseert de AI over de praktische handhaafbaarheid daarvan.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
In 2005 is veel capaciteit besteed aan de voorbereidingen op de te vernieuwen Arbowet. Organisatie van de Arbeidsinspectie De Arbeidsinspectie omvatte in 2005 zeven directies en twee stafafdelingen, te weten: • Er zijn vier z.g. arbo-directies (Bouw, Industrie, Commerciële Dienstverlening en Publieke Dienstverlening, inclusief de landbouwsector) die toezicht houden op naleving van onder andere de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet. • De directie Arbeidsmarktfraude houdt toezicht op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (opsporing en bestrijding van illegale tewerkstelling en identiteitsfraude bij werkgevers). • Op grond van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen en het Besluit Aanvullende Risico-Inventarisatie en -Evaluatie, houdt de directie Major Hazard Control toezicht op bedrijven met bovengemiddelde veiligheids en gezondheidsrisico’s. • De directie Inspectieondersteuning ondersteunt en faciliteert de AI-organisatie op een uiteenlopend aantal terreinen, zoals: het aandragen, beheren en leveren van specialistische kennis (via het Expertisecentrum); beheer en ontwikkeling van digitale bedrijfsvoeringsystemen en websites; afwikkeling van de door de AI aangezegde bestuurlijke boetes; personeelsontwikkeling en administratie en bedrijfsvoering. • De stafafdeling Concernbeleid heeft als belangrijkste taken: strategie- en beleidsontwikkeling en concernbrede coördinatie, concernplanning en control, begeleiding en analyse van monitoronderzoeken en ondersteuning van de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie. • De afdeling Juridische Zaken geeft juridische adviezen en behandelt bezwaar- en beroepszaken naar aanleiding van door de AI opgelegde bestuurlijke boetes en andere afgegeven beschikkingen.
55
Bij de Arbeidsinspectie waren op 31 december 2005 totaal 953 medewerkers in dienst, waarvan 478 inspecteurs; • 270 inspecteurs waren belast met het toezicht op de Arbowet- en regelgeving; • 168 inspecteurs hadden toezicht- en opsporingstaken op het terrein van de arbeidsmarktfraude;
56
• 40 inspecteurs hadden toezichtstaken op het terrein van de Major Hazard Control; • 138 van het totaal aan inspecteurs was vrouw. • De rest van de medewerkers hadden o.a. ondersteunende, faciliterende- en advieserende taken. Voor meer informatie over het personeelsbestand zie paragraaf 7.3
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Arbeidsinspectie Inspecteur Generaal SZW-Inspecties mr. L.H.J. Kokhuis
Algemeen Directeur Arbeidsinspectie dr. J.J.M. Uijlenbroek
Afdeling Juridische Zaken
Directie Industrie
Directie Bouw
Manager Inspectie
Directie Commerciele Dienstverlening
Afdeling Concernbeleid
Directie Publieke Dienstverlening
Directie Major Hazard Control
Directie Arbeidsmarktfraude
Directie Inspectie Ondersteuning
Afdeling Bestuurlijke Boete Manager Strategie
5á6 teamleiders
Afdeling Binnendienst Landelijk Projectleiders
Per team 11 á 12 inspecteurs
Expertisecentrum
Afdeling Personeelsontwikkeling
Afdeling Informatie voorziening
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
57
58
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 3 Overzicht relevante wet- en regelgeving
Totaal overzicht van door de Arbeidsinspectie te handhaven en uit te voeren wetten, besluiten en regelingen: • de Algemene wet gelijke behandeling • de Arbeidsomstandighedenwet 1998 • het Arbeidsomstandighedenbesluit • de Arbeidsomstandighedenregeling • de Arbeidstijdenwet • het Besluit gegevensverstrekking sociale verzekering • het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 • het Besluit Risico’s Zware ongevallen • de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 • het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer • de Kernenergiewet • de Leerplichtwet • de Stoomwet • de Warenwet • de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten. • de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs • de Wet arbeid vreemdelingen • de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen • de Wet goederenvervoer over de weg • de Wet melding collectief ontslag • de Wet milieugevaarlijke stoffen • de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag • de Wet op de gevaarlijke werktuigen • de Wet op de loonvorming • de Wet op de Ondernemingsraden • de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten • de Wet vaartijden en bemanningsterkte binnenvaart • de Ziektewet
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
59
60
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 4 Cijfermatige overzichten arbeidsomstandigheden Tabel B 4.1: Aantal bedrijfsvestigingen zoals opgenomen in het digitale bestand van de AI op 31-12-2005 Aantallen werkzame personen Bedrijfstak
2 t/m 9
10 t/m 99
>=100
Onbekend
1025
547
132
1704
Landbouw
23543
3615
80
27238
Industrie
23757
11701
1793
37251
Bouw
30559
9699
543
40801
Handel
161825
31899
1365
195089
Vervoer
totaal
18162
6071
763
24996
Dienstverlening
190152
43071
5721
238944
Totaal
449023
106603
10397
566023
De tabel geeft per bedrijfstak het aantal werkzame werknemers weer, zoals aanwezig in het geautomatiseerde vestigingenbestand Arbeidsinspectie (GISAI) op 31-12- 2005. (Gerekend vanaf een personeelsbezetting vanaf 1 werknemer, gaat het om circa 7.041.000 werknemers).
Het gaat hierbij om bedrijfsvestigingen die: • tot het werkterrein van de AI behoren, • niet in 2005 zijn gestaakt, • al of niet economisch actief zijn, • in Nederland zijn gevestigd, over een geregistreerd aantal werknemers (meer dan één) beschikken.
Bedrijfstak Onbekend Landbouw Industrie Bouw Handel Vervoer Dienstverlening
De bedrijfstak is afgeleid van de eerste 2 posities van de hoofd BIK-code van de vestiging. Dit ziet er als volgt uit:
BIK-codes 00 01, 02, 05, 10, 11, 14 15 t/m 37, 40, 41 45 50, 51, 52, 55 60 t/m 64 65, 66, 67, 70 t/m 75, 80, 85, 90 t/m 93, 95, 99
NB! Niet genoemde 2-cijferige BIK-codes komen niet in het AI-bestand voor.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
61
Tabel B 4.2: Handhavingspercentages m.b.t. actieve arbozaken bij eerste en vervolginterventies 2003-2005 (voor 2005 uitgesplitst naar bedrijfstakdirectie en grootteklasse). 2005
Handhavingspercentage bij eerste interventie
Handhavingspercentage bij vervolg interventie
Bedrijfstak Industrie
63%
Bouw
62%
7% 3%
Commerciële Diensverlening
43%
6%
Publieke Dienstverlening
59%
3%
Grootteklasse Kleinbedrijf
51%
4%
Middenbedrijf
58%
5%
Grootbedrijf
56%
5%
Totaal 2005
56%
4%
Totaal 2004
55%
5%
Totaal 2003
58%
6%
Onbekend
Toelichting De inzet van handhavingsinstrumenten bij afgesloten z.g. actieve ‘(arbo)zaken’ is met behulp van handhavingspercentages weergegeven. Het handhavingspercentage is het percentage zaken waarbij één of meer handhavingsinstrumenten zijn ingezet. Dit is uitsluitend gebaseerd op de afgesloten actieve arbozaken. (Monitorzaken zijn buiten beschouwing gelaten omdat in monitorzaken, met uitzondering wanneer de inspecteur ernstige misstanden aantreft, doorgaans niet wordt gehandhaafd). Het handhavingspercentage is onderscheiden naar het percentage bij eerste interventies en het -percentage bij vervolginterventies (voorbeeld: bij 56% van de in 2005 afgesloten actieve arbozaken, is tenminste één handhavingsinstrument ingezet bij eerste interventies. Bij tweede interventies (controlebezoeken) is in 2005 bij slechts 4% van de zaken een handhavingsinstrument ingezet). Het percentage m.b.t. de vervolginterventies is voor het tweede achtereenvolgende jaar gedaald.Voor 2005 is dit echter enigszins geflatteerd, omdat m.i.v. 1 juli 2005 het handhavingbeleid ten aanzien van de Risico-inventarisatie en -evaluatie bij bedrijven met een personeelsbestand tot 25 werknemers in bepaalde opzichten is versoepeld. Toch lijkt sprake van een geleidelijke toename van de effectiviteit van de interventie-inzet.
In de bedrijfstak Bouw wordt een tamelijk hoog handhavingspercentage bij eerste interventies (62%), gevolgd door een relatief geringe inzet van handhavingsinstrumenten bij vervolginterventies (3%). Er zijn meer mogelijke oorzaken voor de geringe inzet bij vervolginterventies. Ten eerste gaat het in de bouwsector vaak om zeer ernstige overtredingen, waar regelmatig stilleggingen worden ingezet. (Bij stillegging is het vanwege financiële overwegingen voor bedrijven van groot belang om de overtreding zo snel mogelijk op te heffen, zodat het werk snel weer verder kan gaan en een vervolginterventie achterwege kan blijven).Ten tweede vinden de inspecties in de bouw vaak op tijdelijke en snel veranderende locaties plaats. Bij vervolginterventies kan het dan voorkomen dat inmiddels niet meer op de betref-
62
fende locatie wordt gewerkt, of dat de situatie zodanig is gewijzigd, dat de overtreding niet meer van toepassing is, c.q. niet meer kan worden vastgesteld.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Tabel B.4.3: Percentages van de afgesloten actieve arbozaken waarbij een boete is aangezegd, 2003-2005
12 10 8 6 4 2 0 2003
2004
2005
Toelichting Procentueel is het aantal zaken waarbij een boete is aangezegd, gedaald van 11% in 2003 naar 6% in 2005. Het gewijzigde handhavingsbeleid met betrekking tot de Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) heeft hier een rol bij gespeeld. In 2003 was het niet kunnen tonen van een door een Arbo-dienst getoetste RI&E nog direct beboetbaar. In 2004 is de AI hier anders op gaan inspecteren, door uitsluitend op het niet voorhanden hebben van een RI&E te handhaven, als een overtreding op de werkplek werd aangetroffen. Ook wanneer een niet door een Arbo-dienst getoetste RI&E werd aangetroffen, werd eerst een waarschuwing gegeven, in plaats van een directe boeteaanzegging.
Tabel B.4.4: Aantal zaken met inzet en zwaarte van de handhavingsinstrumenten (2003-2005) i.k.v. de Arbeidstijdenwet (ATW) (voor 2005 naar bedrijfstakdirectie en grootteklasse) Aantal ATW zaken met inzet van handhavingsinstrument(en)
Aantal handhavingsinstrument(en) Licht
zwaar
waarschuwing/eis
stillegging/PV/boete
totaal
2005 Bedrijfstakdirectie Industrie
87
107
71
Bouw
44
43
45
88
Commerciële Diensverlening
546
794
131
925
Publieke Dienstverlening
159
147
142
289
7
7
1
8
Kleinbedrijf
278
286
142
428
Middenbedrijf
444
627
192
819
Grootbedrijf
75
127
35
162
Onbekend
178
Grootteklasse
Onbekend
46
58
21
79
Totaal 2005
843
1098
390
1488
Totaal 2004
763
970
344
1314
Totaal 2003
719
1851
396
1247
Toelichting De tabel is een optelsom van actieve inspecties en (reactieve) onderzoeken van klachten en ongevallen. Uit de tabel blijkt dat het totaal aantal zaken waarin één of meer handhavingsinstrumenten in het kader van de Arbeidstijdenwet (inclusief het Arbeidstijdenbesluit of het Arbeidstijdenbesluit vervoer) is ingezet, een licht stijgende lijn vertoont (van 719 in 2003 naar 843 in 2005). Dit geldt in min of meer gelijke mate voor de inzet van lichte en zware handhavinginstrumenten.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
63
Tabel B.4.5 Onderverdeling van beroepsziektemeldingen per bedrijfstak (Nationale Registratie) Sectoren
Meldingen per 100.000
Meldingen per 100.000
Meldingen per 100.000
werknemers 2002
werknemers 2003
werknemers 2004
Industrie
102
121
Reparatie en Handel
27
26
98 24
Zakelijke Dienstverlening
56
44
35
Gezondheidszorg
51
55
53
Alle Sectoren
87
97
94
Bovenstaand overzicht 6.3 is ontleend aan: Signaleringsrapport Beroepsziekten 2005 van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, het Coronel Instituut en het Academisch Medisch Centrum Amsterdam.
Tabel B.4.6 Aantal klachten en ongevallen in 2005, aantallen gestarte onderzoeken en inzet van soorten handhavingsinstrumenten Toegepast handhavingsinstrument
Klacht
Ongeval
Totaal meldingen 2005
2.281
3.064
Gestarte onderzoeken 2005
1.725
2.044
Interventies met hantering van instrument
middelzwaar
930
227
Interventies met hantering van instrument
zwaar
495
1.209
Uitsplitsing van zware handhavingsinstrumenten Interventies met hantering van instrument
Boeterapport i.k.v. Arbeidsomstandighedenwet
89
34
Interventies met hantering van instrument
Boeterapport i.k.v. Arbeidstijdenwet
35
0
Interventies met hantering van instrument
Boetrapport m.b.t. werknemer
9
0
Interventies met hantering van instrument
Boeterapport i.v.m. ongeval
0
518
Interventies met hantering van instrument
Ongeval: maatregelenbrief + ongevalsboeterapport
0
495
Interventies met hantering van instrument
Ongeval: maatregelenbrief + proces-verbaal
0
17
Interventies met hantering van instrument
Proces-verbaal
Interventies met hantering van instrument
Stillegging
10
52
241
31
Interventies met hantering van instrument
Stillegging+ ongevalsboeterapport
0
57
Interventies met hantering van instrument
Stillegging+ regulier boeterapport
102
1
Interventies met hantering van instrument
Stillegging + proces-verbaal
9
4
% afgesloten trajecten met inzet handhavingsinstrument bij (ten dele) gegronde klachten % afgesloten trajecten met inzet zwaar handhavingsinstrument bij meldingsplichtige ongevallen
64
91% 63%
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Overzicht B 4.7 Meest geconstateerde overtredingen in actieve arboinspecties 2005 Respectievelijk: • het procentuele aantal overtredingen; • betreffend artikel uit het Arbobesluit; • een korte omschrijving van de overtreding.
Overtredingen met een lagere score dan 2% zijn niet opgenomen. • 12% Artikel 3.16 lid 1 Arbobesluit: bij valgevaar zijn geen veilige voorzieningen aangebracht om valgevaar tegen te gaan (steiger, stelling, hekwerken, leuningen).
verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit, zoveel mogelijk is voorkomen.
• 10% Artikel 5.2 Arbobesluit: het werk is niet zodanig (georganiseerd) dat fysieke belasting geen gevaar oplevert voor de veiligheid en gezondheid van werknemers.
• 2% Artikel 4 lid 2 Arbowet: de werkgever voert geen beleid tegen agressie en geweld.
• 8% Artikel 7.7 lid 1 Arbobesluit: bewegende delen van een arbeidsmiddel (machine, gereedschap, installatie, etc.) zijn niet van zodanige schermen/beveiligingsinrichtingen voorzien dat gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen. • 3% Artikel 5 lid 1 Arbowet: er is sprake van een onvolledige risico-inventarisatie en –evaluatie. • 3% Artikel 8.3 lid 2 Arbobesluit: de werkgever zorgt er niet voor dat werknemers - waar dit nodig is persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken/dragen. • 2% Artikel 3.2 lid 1 Arbobesluit: arbeidsplaatsen zijn niet veilig toegankelijk, kunnen niet veilig worden verlaten, zijn niet zindelijk, zijn niet zoveel mogelijk vrij van stof en ordelijk en zijn niet zodanig ingericht, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. • 2% Artikel 7.5 lid 1 Arbobesluit: er zijn geen maatregelen genomen om arbeidsmiddelen, d.m.v. toereikend onderhoud, in een zodanige staat te houden, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. • 2% Artikel 7.4 lid 3 Arbobesluit: een arbeidsmiddel is niet zodanig geplaatst of ingericht dat het gevaar van
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
• 2% Artikel 7.4a lid 3 Arbobesluit: een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan verslechteringen/ slijtage, is niet zo dikwijls als nodig is, gekeurd en (waar nodig) beproefd. • 2% Artikel 8 lid 1 Arbowet: er is geen doeltreffende informatie verstrekt aan werknemers over (de aard van) zijn/haar werkzaamheden, de daaraan verbonden risico’s en de getroffen maatregelen. • 2% Artikel 3.3 lid 2 Arbobesluit: de inrichting van de arbeidsplaats is niet zodanig dat voorkomen wordt dat voorwerpen en/of stoffen instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. • 2% Artikel 6.7 lid 1 Arbobesluit: het in het kader van de risico-inventarisatie en –evaluatie, niet beoordelen en zo nodig meten van het geluidsniveau op iedere arbeidsplaats. Opmerking: Met een ‘arbeidsmiddel’ wordt onder andere bedoeld: een machine, een installatie, een gereedschap, een steiger, een verplaatsbare trap, een hijs- of hefmiddel, een hulpmiddel, etc. Duidelijk zichtbaar is dat bepalingen ten aanzien van: • het voorkomen van valgevaar (12%), • het tegengaan van fysieke overbelasting (10%), • het niet (voldoende) afschermen van bewegende en gevaar opleverende delen van arbeidsmiddelen, zoals machines, gereedschappen, installaties, etc. (8%), het meest worden overtreden.
65
66
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 5 Bestrijding Arbeidsmarktfraude
Overzicht: van in 2005 gestarte ‘zaken’ per z.g. risicosector, aantal beboete zaken en aantal illegaal tewerkgestelden
In onderstaande tabel zijn de gestarte zaken gespecificeerd naar de belangrijkste risicosectoren waarin de Arbeidsinspectie actief is, onderverdeeld in z.g. ‘arbeidsmarktfraude-activiteiten’1 en activiteiten in het kader van multidisciplinaire interventieteams. (IT-activiteiten) In 2005 gestarte AMF-zaken
Totaal
per risicosector
Zaken met één of meer
Aantallen aangetroffen
boeterapporten
illegaal tewerkgestelden
Horeca AMF-activiteiten
2.039
607
959
Bouw w
1.134
413
1.116
Land- en tuinbouw w AMF-activiteiten
1.149
197
635
784
193
398
899
93
163
AMF-activiteiten
67
12
43
IT-activiteiten
24
14
99
132
23
38
224
56
124
30
9
14
19
15
70
AMF-activiteiten
201
103
180
Autohandel
269
64
105
1128
284
554
534
118
15
Totaal
8.633
2.2013
4.656
AMF-activiteiten
7.238
1.860
3.974
IT-activiteiten
1.395
341
682
IT-activiteiten2 Uitzendbranche AMF-activiteiten Distributie
Schoonmaak k Vlees- en visverwerkende industrie AMF-activiteiten IT-activiteiten Krantenbezorging AMF-activiteiten Bakkerijen
Overige branches AMF-activiteiten IT-activiteiten
1 Onder Arbeidsmarktfraude(AMF)-activiteiten vallen alle landelijke en regionale AMF-projecten (actief) en de onderzoeken naar aanleiding van binnengekomen meldingen (reactief). 2 Activiteiten binnen interventieteams 3 Indien bij een overtreding van de Wav meer werkgevers zijn betrokken, wordt aan al deze werkgevers een boete aangezegd. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien, behalve een feitelijke werkgever/opdrachtgever, ook (werknemers van) uitzendbureaus of onderaannemers zijn ingehuurd, c.q. betrokken. Het totale aantal aangezegde boeterapporten is in feite dan ook ruim 2500.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
67
In 2005 zijn in het totaal ruim 2500 bestuurlijke boetes aangezegd. Het totaalbedrag aan tot nu toe opgelegde boetebeschikkingen bedraagt ruim 13 miljoen euro, waarvan circa 4,6 miljoen in 2005 is geïncasseerd.Verder zijn in 2005 nog ca. 730 processen-verbaal bij het Openbaar Ministerie aangeboden. Hierbij ging het voornamelijk om zaken waarbij de overtreding van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) reeds in 2004 was vastgesteld en waarbij het handhavinginstrument bestuurlijke boete in het kader van de Wav nog niet beschikbaar was.
Tabel B.5.3 Overzicht binnengekomen meldingen m.b.t. vermoedens van illegale tewerkstelling Overzicht binnengekomen meldingen 2641
Waarvan in onderzoek genomen2
1808
68%
797
44%
Resultaten: - Boeterapport - Proces-verbaal - Geen overtreding geconstateerd - Nog in behandeling Overgedragen aan Sociale Inlichtingen en
Tabel B.5.2 Overzicht van de nationaliteiten van aangetroffen illegaal tewerkgestelden MOE-landers1
1.532
Overige Overige nationaliteiten
267 2858
Chinees
644
Turks
562
Bulgaars
439
Marokkaans
102
Irakees
95
Egyptisch
93
Overige Totaal
9
0%
929
51%
68
4%
5
0%
Opsporings Dienst (SIOD)
1.799
Pools
In %
Totaal
Van de 2641 ontvangen meldingen over (vermoedelijk) illegale tewerkstelling in 2005, zijn er 1808 in onderzoek genomen. De meldingen die niet in onderzoek zijn genomen, konden niet worden onderzocht omdat geen locatie bekend was waar illegaal werd gewerkt, de melding niet actueel was, enz.
923 4656
1 Met z.g. ’Moelanders’ worden bedoeld: inwoners uit de recent bij de EU aangesloten landen: Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Hongarije,Tsjechië, Polen, Slovenië 2 Bij 484 van de 1808 in onderzoek genomen meldingen is het onderzoek in het kader van een AMF-project of Interventieteam uitgevoerd.
68
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 6 Major Hazard Control
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de in Major Hazard Control ingezette inspectie- en onderzoekscapaciteit in uren en percentages van het totaal (100%). Tabel B.6.1 Capaciteitsinzet voor het primaire proces in 2005 Product
Capaciteit (uren)
Capaciteit (%)
Periodieke inspecties i.k.v. het Besluit Risico’s Zware Ongevallen
19.260
52
Inspecties i.k.v. de Aanvullende Risico-inventarisatie en -Evaluatie
4.080
11
Beoordelingen veiligheidsrapporten
5.678
15
Beoordelingen kennisgevingen Onderzoeken van zware ongevallen en incidenten Overige Totaal
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
256
1
7.790
21
436
1
37.238
100
69
70
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 7 Management Arbeidsinspectie
Organisatieoverzicht van alle managers bij de Arbeidsinspectie (zie ook het organigram op pagina 57) • Inspecteur generaal SZW-inspecties Mr. L.H.J. Kokhuis • Algemeen directeur Arbeidsinspectie Dr. J.J.M. Uijlenbroek • Stafafdeling Concernbeleid Hoofd: ir. P.M. Weeda • Stafafdeling Juridische Zaken Hoofd: mevr. drs. A.E. van Kampen • Directie Arbeidsmarktfraude Directeur: drs. A. van Dijk Managers Inspecties: drs. R.Bakels, Mr. H. Koenders Manager Strategie: H.A. Wessels • Directie Bouw Directeur: mr. J.P. Laemers Manager Inspecties: mevr. ir. M.B. Berndsen Manager Strategie: ir. J.A.M. Blok
Directie Publieke Dienstverlening Directeur: drs. H.T. Bor Manager Inspecties: drs. J.A. Jol, K.H. van Dijk Manager Strategie: ir. T.J.B. van der Hoeven • Directie Inspectieondersteuning Directeur: drs. D. Wallenburg • Expertisecentrum Hoofd: Dr. P.C. Noordam • Afdeling Bestuurlijke Boetes Hoofd: mevr. I. Mantjes–Schubarth • Afdeling Informatievoorziening Hoofd: drs. A.D. J. Walschots • Afdeling Personeelsontwikkeling Hoofd: mevr. ir. W. Alberts • Binnendienst (centrale afdeling administratie en bedrijfsvoering) g Hoofd: T. Westerhof
• Directie Commerciële Dienstverlening Directeur: drs. H.T. Bor Manager Inspecties: drs. J.A. Jol Manager Strategie: mevr. drs. S.C.M. Dröge • Directie Industrie Directeur: ir. F.G. Janssen Manager Strategie: B.G.W. van Welie (waarnemend) Manager Inspecties: drs. J.A.G.M. Dirks • Directie Major Hazard Control (MHC) Directeur: ir. R. in ’t Veld Manager MHC: ing. G. Oostveen, ing. P.L. van Lieshout
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
71
72
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 8 Overzicht van gebruikte afkortingen AI AIRA Arbo
Arbeidsinspectie Arbeidsinspectie Risicoanalysemodel Arbeidsomstandigheden
ARK ARIE ATW AVO AVR BIK BRZO BZK CAO CE EC EZ Farbo FPU GISAI IALI IG ILO i-Net INK IVW KEW MHC OM OPS OR PI PAO PBZO PV
Algemene Rekenkamer Aanvullende Risico Inventarisatie en -Evaluatie Arbeidstijdenwet Arbeidsvoorwaardenonderzoek Arbeidsveiligheidsrapport Bedrijfscode-Indeling Kamers van Koophandel Besluit Risico’s Zware Ongevallen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden Collectieve arbeidsovereenkomst Communauté Européenne Expertise Centrum Arbeidsinspectie Ministerie van Economische Zaken Subsidieregeling t.b.v. de stimulering van het toepassen van arbovriendelijke arbeidsmiddelen Flexibele Pensionering en Uittreding Geïntegreerd informatiesysteem Arbeidsinspectie International Association of Labour Inspections Inspecteur-generaal International Labour Organisation InspectieNet (geïntegreerd digitaal bedrijfsvoeringsysteem Arbeidsinspectie) Instituut Nederlandse Kwaliteit Inspectie Verkeer en Waterstaat Kernenergiewet Major Hazard Control Openbaar Ministerie Organisch Psycho Syndroom Ondernemingsraad Prestatie Indicator Programma Andere Overheid Preventie Beleid Zware Ongevallen Proces-verbaal
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
73
PvA RI&E RIF RSI RVI SIOD SLIC SodM SVB SPA SZW UWV V&G
Plan van Aanpak Risico Inventarisatie en Evaluatie Regionaal interdisciplinair fraudeteam. Repetitive Strain Injuries Rijksverkeersinspectie Sociale Inlichtingen- en Opsporings Dienst Senior Labour Inspectors Committee Staatstoezicht op de Mijnen Sociale Verzekeringsbank Subsidieregeling Preventie van Arbeidsuitval Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uitvoeringsinstelling Werknemersverzekeringen Veiligheid en Gezondheid
VROM V&W VWS Waadi WIA Wav WIT
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet arbeid vreemdelingen Westland Interventie Team
74
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Bijlage 9 Overall picture and key figures 2005 1.1 General picture Supervision of compliance The Labour Inspectorate (AI) together with the Work and Income Inspectorate (IWI) form together the Inspectorate General of the Ministry of Social Affairs and Employment (SZW) Inspectorates and falls organisationally under the Inspector General of the Ministry of Social Affairs and Employment Inspectorates. By supervising compliance with the applicable legislation and regulations, the Labour Inspectorate contributes to enhancing safe and healthy working conditions and sound hours of work and hours of rest for the employees. In addition, the Labour Inspectorate makes a major contribution to tackling labour market fraud (including illegal work). The Working Conditions Act (Arbeidsomstandighedenwet), the Working Hours Act (Arbeidstijdenwet), the Foreign Nationals (Employment) Act (Wet arbeid vreemdelingen) and the Major Accidents (Risks) Decree (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) constitute the most important corpus of law on which the Labour Inspectorate exercises its supervision. In the approach to this inspection, the priority is the detection and elimination of serious offences. Enforcement of legislation and regulations and supplying relevant (policy) information to the policymakers are the core tasks in this respect. Dynamiting effect of sector oriented inspection projects The inspection, detection and control input of the Labour Inspectorate is primarily aimed at encouraging compliance with legislation and regulations among inspected businesses. From follow up checks in connection with the Working Conditions Act, it appears that in 96% of the situations initially detected, the shortcomings/violations have ceased.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Inspecting in sector-oriented projects implies that the approach – from the preparation of the inspection project up to and including the discussion of the project report with the respective branches of industry – is specifically aimed at the respective branch of industry. This makes it possible for effective consultations to be held with the respective employers’ and employees’ organisations about the project results. This contributes, for instance, to a sharper insight on the part of branches of industry into the current state of affairs within their sector. It also stimulates the “self motivation” of the branch of industry parties involved, which is the intention of the Labour Inspectorate. This way, the branch of industry initiatives resulting from this self motivation can urge businesses not being inspected to take the necessary working conditions measures. This so called “dynamiting effect” of the inspection projects is consciously pursued by the Labour Inspectorate. An increasing number of inspection projects are being followed up or supported by activities carried out by or in cooperation with the inspected branches of industry. This often means that the problems detected within the branches of industry are tackled more adequately and in a more structural manner. In order to disseminate the inspection project reports to a wider audience, they are published on the website of the Labour Inspectorate (www.arbeidsinspectie.nl) and on www.arbo.nl. They are also brought to the notice of the media.
75
Figure 1.1 Administrative penalties imposed in 2005 related to legislation Act
Number of fines
Total amount
announced
imposed
Working Conditions Act
2433
€ 6,972,277
of which imposed on employees
154
€ 17,402
Working Hours Act
135
€ 31,525
Foreign Nationals (Employment) Act
2500
€ 13,237,860
Total
5222
€ 20,241,662
The administrative penalty has until now been available for six years as a sanction to enforce the Working Conditions Act. From research it has appeared that the administrative penalty is an extremely effective enforcement tool. Since 1 October 2004 the administrative penalty has also applied to the Working Hours Act and, from 1 January 2005, has applied to the Foreign Nationals Employment Act as well.
1.2
Objection and appeal In 2005 the Labour Inspectorate received 900 objections, of which 696 have been dealt with. Of these, 93 (13.3%) were upheld, 468 (67%) were rejected, 53 appeared to be non admissible and 47 were partly upheld. In 2005 there were 111 appeals especially in connection with the Working Conditions Act (66) and Foreign Nationals (Employment) Act (44). This means that there were appeals against 16.6% of the decisions on objections. At the close of 2005 72 appeals were pending at various courts. This is a strong rise compared with 2004 (+41%), which is explained by the introduction of the administrative penalty in the Foreign Nationals (Employment) Act. Of the appeal cases that were closed in 2005 13 appeals were declared founded. At the close of 2005, with regard to decisions by the Labour Inspectorate, 12 (appeal) cases were pending with the Council of State and 10 appeal cases were concluded in the course of 2005 as a whole. Three appeals were declared founded, 3 unfounded, 2 appeared nonadmissible and 2 were withdrawn.
The Labour Inspectorate in brief
The Mission The Labour Inspectorate promotes compliance with legislation on health and safety at work and combats illegal employment by means of enforcement. In doing so, priority is given to addressing abuses and serious violations. The Labour Inspectorate provides relevant information about compliance in these areas and thereby contributes to insight into the operation and increase of the effectiveness of government policy. Main tasks • Enforcement of laws with regard to working conditions (for instance the Working Conditions Act, Working Hours Act and Nuclear Energy Act, Machines Decree) and addressing illegal employment (Foreign Nationals (Employment) Act); • Investigation in response to complaints about working conditions and notifications of serious industrial accidents and major accidents with hazardous substances. The Labour Inspectorate Annual Plan, priorities and tasks The Labour Inspectorate Annual Plan is determined in the autumn and submitted to the Lower House before the commencement of the planning year. • Addressing abuses; priority to branches and high-risk and low compliance subjects; on the basis of risk analysis. • Project-specific work: it is indicated per (sector) board how many inspection processes per project will be carried out. An inspection process includes a visit to a business and any actions resulting from this, including any (re-)checks and the deployment of enforcement tools if violations have been detected. • Investigation into and dealing with complaints from employees about their working conditions. • Investigation of notifications of serious industrial accidents and major accidents with hazardous substances. • Major Hazard Control: assessment of so-called “BRZO or SEVESO 2 Businesses” (separate regime on businesses with risks of major accidents) inspections, checks, enforcement; inspections of “ARIE Businesses” (businesses with additional obligations as regards risk assessments). • Labour market fraud: countering illegal employment and the displacement of legal employment; • Sector-specific approach and cooperation in multi-disciplinary intervention teams; checks in response to signs of fraud. Enforcement tools • issuing a warning • a demand to comply with the law • discontinuation of activities in the event of an acute serious danger to the safety or health of employees • notification and drawing up penalty report or an official statement • administrative penalties
76
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Key figures of the Labour Inspectorate for 2005 • • • • • • • • • • • • •
Number of Arbo/Atw cases 20,751 Number of WAV cases 8,760 Number of investigations of complaints under Arbo 1,918 Number of investigations of accidents 2,350 Major Hazard Control investigations 369 Number of other investigations 1,669 Total number of Arbo/Atw interventions 13,327 Number of administrative penalties 2568 Arbo/Atw penalties imposed approx € 7 million Number of illegal employees detected 4650 Number of WAV administrative penalties 2201 Amount of imposed WAV penalties approx €13 million Hours deployed for inspectorates, total 316,000
Arbo/Atw = Working Conditions Act/Working Hours Act WAV = Foreign Nationals (Employment) Act o Total expenses of the Labour
Inspectorate: approximately €62.6 million o Labour Inspectorate personnel total: 953
1.3 Working conditions legislation The manner in which working conditions are dealt with in Dutch businesses and establishments differs greatly in each sector. There are sectors – such as the building sector – where a lot is done about standards development and information, but where in daily practice many irresponsible risks are still being taken. An often occurring and repeatedly recurring risk is inadequate or no protection against falling from heights, which claims many victims each year despite this risk being widely known. The building sector is as yet still not tackling this risk sufficiently. With regard to addressing working conditions problems, the building sector still tends to get stuck in “traditional solutions”. In the building sector a positive effect can be detected from inspection pressure and efforts which are meant to encourage the market parties themselves to tackle their working conditions problems. However, in most cases strong pressure from the government in combination with a “big stick” approach in the form of strong inspection pressure or threats of sanctions is required to bring this about. In the commercial services sector the picture is vague. Major aspects such as work pressure, aggression, violence and hazardous substances score high as a risk
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
factor. The strategy of getting the branches of industry themselves to get going in order to address risks has worked very well in some cases, but still has to be get off the ground in others. The public sector has embraced working with so-called working conditions covenants. This is quite noticeable in the manner in which working conditions have been placed on the agenda. Unfortunately, the effect of the agreements through to the shop floor is still lagging behind in a number of individual establishments. In its approach, the Labour Inspectorate takes into account the specific characteristics of the sectors, not only aiming at the risks but also at the extent of compliance and the manner in which various actors in the branch of industry deal with their responsibilities. Inspection projects In 2005 39 inspection projects were carried out in various sectors and branches of industry in respect of which 20,751 inspections were carried out in total. With regard to 56% of these inspections, one or more violations were detected during the initial intervention. In total, 13,327 enforcement tools were deployed in this respect. In two thirds of the cases official warnings were given or demands for compliance with the law were issued in respect of which businesses were given the further opportunity to remove shortcomings within a certain, agreed period. In the other cases heavier enforcement tools were deployed, such as the imposition of administrative penalties, discontinuation of certain activities, the service of an official report, or combinations of these. In follow-up interventions an enforcement tool was deployed in 4% of the cases. Usually this involved the administrative penalty. In 2005 administrative penalties amounting to nearly €7 million were imposed, of which amount €17,402 was imposed on 154 employees. The shortcomings against which most action was aimed at in 2005 were: • using unsafe work means (machines, equipment, tools, installations); • ineffective organisation of the jobs/workplaces; • excessively high physical burdens on the employee; • ineffective or no input of protection against and screening off of hazardous substances and biological agents; • insufficient or complete absence of (statutorily required) risk assessment and evaluation and action plan in the inspected business.
77
On the one hand, this result is a confirmation of the conscious choice to give preference to topics which, considered from the perspective of risk, have priority in inspection projects while, on the other, the result gives an indication of the extent to which compliance with the said topics is present or absent. Investigation of complaints and accidents In 2005 a total of 1918 complaints and 2350 industrial accidents were investigated. With regard to 91% of the complaints upheld (in part or in whole) by the Labour Inspectorate, an enforcement tool was deployed in connection with their investigation. With regard to 63% of the cases investigated, a heavy enforcement tool was deployed1. In most of the cases this was a penalty report, whether or not combined with a discontinuation of the work/activities or other additional measures to prevent a repeat of the accident. The Modernising Government Programme and cooperation between inspectorates In the area of working conditions 2005 saw intensive cooperation with other national inspectorates, such as the Education Inspectorate, the Transport and Water Management Inspectorate, the Food and Consumer Product Safety Authority, the Healthcare Inspectorate, the Inspectorate of Housing, Spatial Planning and the Environment, and the National Mines Inspectorate. This caused the extent and intensity of cooperation to increase considerably in 2005. Apart from exchanging data and synchronising activities, roughly half of the inspection projects involved (more specific) cooperation in one form or another. In a number of cases joint inspections were carried out. In 2005 a new cooperation agreement was concluded with the National Police Services Agency (KLPD)/Water Police. The agreement with the National Mines Inspectorate has been extended by five years. The Labour Inspectorate has contributed actively to
the Modernising Government Programme2, initiated by the government with the emphasis on the “Cooperating Inspectorates” project. In addition, an active contribution was made to the government projects Kaderstellende Visie op Toezicht 2005 (A Framework Vision for Supervision 2005) and Aanpak Strijdige Regels (Tackling Conflicting Rules).
1.4 Risks of Major Accidents and Major Hazards In the supervisory activities of the Labour Inspectorate with regard to the risk management of serious accidents and the tackling of these risks, cooperation takes place with municipal and provincial authorities, district water boards, fire departments and the Inspectorate of the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment on the basis of the Major Accidents (Risks) Decree (BRZO) the transposition of the SEVESO 2 Directive. On the basis of the BRZO, the Labour Inspectorate assesses the safety reports of business with heavy installations and/or of businesses operating with large quantities of hazardous substances. In 2005 24 safety reports were received and assessed and dealt with by the Labour Inspectorate within the applicable legal period. New in 2005 were the inspections in connection with the Supplementary Risk Assessment (ARIE)3. Businesses which in the past were covered by the Work Safety Report Rules (AVR) and businesses with ammonia cooling plants with more than 5000 kg of ammonia (NH3) were inspected first. In addition, pilot inspections were held in Rijnmond at so-called “transport related establishments”. Moreover, inspections in connection with BRZO were carried out, so called “BRZO Notices” were dealt with and accidents were investigated. Overall production increased in comparison with 2004 and in accordance with the plan.
1 The heavy enforcement tools include: administrative penalty, discontinuation of work and official reports. 2 The Programma “Andere Overheid” (Modernising Government Programme) aims to create a powerful government that accords society a central place and is capable of taking effective action.The action programme includes improvement actions and initiatives involving the themes of: Betere dienstverlening (better provision of services), Minder bureaucratie (less bureaucracy) and Slagvaardige organisatie (effective organisation). An Andere werkwijze (another way of doing), such as cooperating and listening to people, is important with regard to all themes. (see also www.andereoverheid.nl) 3 Supplementary rules for risk assessment and evaluation to prevent and restrict serious accidents with hazardous substances (Article 2, paragraphs 2 to 6 of the Working Conditions Decree).
78
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
Lack of attention to maintenance activities is the cause of many accidents The so-called Major Hazard Incident Reports repeatedly show that a lack of attention to maintenance (management) is the major underlying cause of the accidents and incidents still occurring regularly. On the basis of a number of indicators it can be argued that much needed improvements have taken place in the past twenty years. Based on current trends, the overall safety situation will not change fundamentally in the coming ten years. In research by COT1, a number of developments have been detected which have a positive as well as a negative effect on the level of safety. Negative impulses are: increased competition, merger of businesses, obsolescence of installations, ageing of the working population and a lack of inflow of expert personnel. Positive are: improved legislation, horizontal cooperation in the branch of industry, cooperation in supervising, focus on incidents and attention to safety culture. ICT developments have negative as well as positive characteristics with regard to safety. The observations of the Labour Inspectorate confirm the findings of the investigations. In 2004 a project was started up to develop a new inspection methodology. The desire was expressed in circles involved in the so called “Competent Authorities under the Environmental Protection Act” (provinces and municipalities) and the fire brigade to participate in the project. This way a simple methodology strengthens the unity of assessments and actions by the various authorities which play a role in the supervision of the businesses subject to SEVESO 2 directive/ the BRZO-decree. The ISO-9001 certification of the Labour Inspectorate for the major hazard approach was audited and approved in 2005. In addition, it was extended by the approach of the inspections of the so called “ARIE Businesses”.
1.5 Countering illegal employment Also in 2005 action was again taken against illegal employment. It was the first year in which administrative penalties could be imposed when legislation had been violated. Apart from a good deal of attention in the
media, this yielded considerable (financial) results from imposed penalties. Although its effectiveness cannot yet be properly assessed, the impression is that the combination of increased chances of being caught and substantial penalties has a clearly preventative effect. For instance, in the agriculture and horticulture sector there was a strong increase in the number of applications for employment permits for people from “MOE’ countries”2 in particular, which indicates a shift from illegal to legal employment. In 2005 approximately 8600 investigations were started up. This was 2270 more than in 2004. With regard to approximately 2200 of these cases, violations of the Foreign Nationals (Employment) Act were detected in respect of which penalty reports were drawn up against one or more people violating the rules. This involved about 4650 illegal employees. With regard to addressing illegal employment, the Labour Inspectorate cooperates intensively with other authorities and regulators. In addition to the Labour Inspectorate, the Tax and Customs Administration, the Institute for Employee Benefit Schemes (UWV), the Social Insurance Bank (SVB), the Public Prosecution Service (OM) and a number of (varyingly) relevant municipalities participate in intervention teams. The intervention teams focus on sectors determined in advance or on a certain region. In addition, the Labour Inspectorate conducts its own inspection projects on the basis of analyses, and checks are carried out on the basis of signs and reports. In connection with the intervention teams, 1395 joint actions were carried out. In 341 cases this resulted in one or more penalty reports whereby 682 illegal employees were found. Interventions In 2005 a total of over 2500 administrative penalties were notified in connection with the Foreign Nationals (Employment) Act. The total amount of penalty orders imposed up to 31 December 2005 amounted to more than €13,000,000. In addition, in 2005 approximately 730 official reports were submitted to the Public Prosecution Service. This mainly involved cases in 2004 where violation of the Foreign Nationals (Employment) Act was
1 The “Trend or Incident” Report, an explorative study into the relationship between organisation, maintenance and safety in the process industry; COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (Institute for Safety and Crisis Management), October 2004, on the instructions of the Ministry of Social Affairs and Employment. 2 The expression “people from MOE countries” refers to job seekers from countries that recently joined the EU: Estonia, Latvia, Lithuania, Slovakia, Hungary, Czech Republic, Poland, Slovenia.
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
79
established (the administrative penalty pursuant to the Foreign Nationals (Employment) Act had not yet come into force and effect at that time). Tips and notifications In 2005 a total of 2641 notifications of presumed illegal employment were received. Of these, over 1800 were investigated. The notifications not investigated could not be investigated because the location where illegal work was supposedly carried out was not known, the notification was not of current interest, or because there was not enough reason to justify further investigation. Input of the inspection capacity With regard to addressing illegal employment the Labour Inspectorate also strives to deploy the available inspection capacity as efficiently as possible, namely in such a way as to achieve the optimum yield. In this connection, the application of the risk analysis is an indispensable (auxiliary) tool. A major part of the risk analysis is formulating the so called risk indicators, such as a high supply of semi skilled, dirty and unpleasant work, or there being great fluctuations in the labour supply (peak/ seasonal labour). In cooperation with the Social Security and Investigation Service (SIOD), the analysis model was further perfected in 2005, for instance by using the risk indicators and unlocking, linking and analysing the files of the chain partners1. In addition, the number of inspectors active in combating labour market fraud was increased in 2005 from 131 to 170.
1 The Tax and Customs Administration, the Institute for Employee Benefit Schemes, the Social Insurance Bank and the Social Security and Investigation Service.
80
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
J A A RV E R S L A G 2 0 0 5
81