Jaarverslag 1997
BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN
Guido Ravoet Directeur-generaal
Willy Breesch Voorzitter
Burgerschap en verantwoordelijkheidszin Tijdens het verslagjaar stonden de werkzaamheden van de Belgische Vereniging van Banken in het teken van het nieuwe Mission Statement, dat haar leden in 1996 hebben aangenomen. De banksector heeft het vaste voornemen verder te gaan op de weg van burgerschap met verantwoordelijkheidszin. Een bedrijf kan blijk geven van burgerschap, in de eerste plaats door zijn opdracht correct uit te voeren, d.w.z. door aan de cliënten kwaliteitsgoederen en -diensten aan te bieden tegen concurrerende prijzen. Alleen dan kan het blijven voortbestaan, duurzame werkgelegenheid bieden aan zijn personeel en voldoende rendabiliteit aan de aandeelhouders.
In de eerste plaats zijn opdracht correct uitvoeren
De in België gevestigde banken, Belgische en buitenlandse, hebben alle reden om fier te zijn in dat opzicht. Dankzij een efficiënte samenwerking tussen alle partijen, personeelsleden, directieleden en aandeelhouders, hebben ze blijk gegeven van een opmerkelijk vermogen tot aanpassing aan de noodzakelijke hervormingen van de geld- en kapitaalmarkt die de jongste jaren voor een ingrijpende wijziging in de structuur van hun inkomsten hebben gezorgd. De rendabiliteit van de meeste onder hen getuigt van een degelijk beheer. Zij stelt
Rendabiliteit als bewijs van degelijk beheer …
3
… en als geruststelling voor de toekomst
hen in staat de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien en verschaft hun een grote vrijheid in de keuze van hun individuele strategieën ten aanzien van de invoering van de Europese eenheidsmunt. Het burgerschap van een bedrijf komt ook tot uiting in de aandacht die het, in het kader van zijn economische activiteit, schenkt aan de problemen in de samenleving waarvan het deel uitmaakt. De BVB heeft in dat opzicht verscheidene initiatieven genomen.
Evenwichtige gedragsregels zijn vaak beter dan dure en inefficiënte formaliteiten
• Het Directiecomité belastte een werkgroep, onder leiding van een van zijn leden, met de herziening van de bestaande gedragscodes inzake de relaties tussen de banken en de consumenten en met de aanpassing ervan aan de nieuwe maatschappelijke en juridische context. De nieuwe code zal niet alleen algemene principes bevatten, maar ook specifieke gedragsregels voor onder meer de kredietverlening, het beleggingsadvies, het betalingsverkeer en de nieuwe distributiekanalen die gebruik maken van geavanceerde informatica. Die regels zijn in zekere zin een verbintenis van de bank ten opzichte van de cliënten. De banksector is ervan overtuigd dat een evenwichtige gedragscode, met soepelheid als voordeel, die door alle leden wordt onderschreven, alsook een rechtstreekse dialoog met de consumenten, in vele gevallen de voorkeur verdienen boven een dwingende regelgeving die omslachtige, dure en vaak inefficiënte formaliteiten oplegt. De gedragscode steunt op de traditionele principes van transparantie en een kwalitatieve dienstverlening die aansluit bij de behoeften van de consument. Dat impliceert meer bepaald dat de bank een krediet mag weigeren, in het belang van de cliënt zelf, als het krediet te riskant blijkt te zijn. Via een informatiecampagne zal de consument worden ingelicht over zijn rechten, maar ook over wat de bank van hem mag verwachten. De vertrouwensrelatie tussen een bank en haar cliënt impliceert bijvoorbeeld dat die laatste de bank alle inlichtingen verstrekt die het mogelijk maken het kredietrisico concreet in te schatten.
Een charter betreffende de basisbankdienst als middel in de strijd tegen de uitsluiting van bankservice
• Als reactie op de bezorgdheid van de minister van Economie met betrekking tot de uitsluiting van bankservice, heeft de BVB een charter betreffende een basis-bankdienst aangenomen. Zesentwintig banken, waaronder de zeven grootbanken, hebben dit charter ondertekend. Al wie een woonplaats heeft in België, kan voortaan bij een van de banken die het charter hebben ondertekend, een zichtrekening openen waarop deposito’s kunnen worden gestort en die voor overschrijvingen en geldafhalingen kan worden gebruikt. Voor de uitoefening van dit recht geldt als enige voorwaarde dat de cliënt zijn verplichtingen naleeft. De Ombudsman van de banksector en de Regelings- en Overlegcommissie, wat de spaarbanken betreft, hebben de taak gekregen een oplossing te vinden voor individuele problemen die hierbij zouden kunnen rijzen.
4
• De BVB heeft gedragsregels betreffende de valutadata aangenomen, die de toepassing van het onlangs door het Parlement goedgekeurde wetsontwerp nader bepalen. Voor de elektronische betalingen zullen de valutadata vanaf uiterlijk 1 januari 1999 samenvallen met de datum van de verrichting. Voor de overige verrichtingen mag het verschil niet meer dan één kalenderdag bedragen 1 . De termijn voor de uitvoering van overschrijvingen tussen banken is beperkt tot maximum twee werkdagen. De wetgever wil die termijn vanaf 2001 terugbrengen tot één werkdag, maar die verplichting stuit op onoverkomelijke technische problemen voor tal van banken. De gedragsregels betreffende de valutadata beogen een grotere transparantie inzake de tarifering van de betaalverrichtingen. Terecht kan worden beweerd dat het systeem van de valutadata in een beperkt aantal gevallen technisch niet meer verantwoord is, aangezien dankzij de elektronica de termijn voor de registratie of vereffening van de verrichtingen kon worden ingekort of zelfs afgeschaft. Toch heeft dit systeem nog een economische bestaansreden, omdat de kosten voor het beheer van de betalingssystemen nog steeds veel hoger liggen dan de inkomsten, zelfs als rekening wordt gehouden met de intrestmarge die de banken nemen op bedragen op zichtrekening. Anderzijds speelt het systeem in het voordeel van de houders van bescheiden rekeningen, omdat de kosten voor de consument in principe in verhouding staan tot het ingeschreven bedrag. Er zal voort moeten worden gestreefd naar meer transparantie. Ideaal zou zijn als de kosten voor elke dienst rechtstreeks zouden worden aangerekend aan wie ervan gebruik maken. Dat is in België zeker niet het geval. Uit een Europese studie is meer bepaald gebleken dat in België de kosten voor de betaaldiensten tot de laagste in de Unie behoren. De sterke concurrentie op de markt van de particulieren en de erg grote gevoeligheid van het publiek zetten de banken aan tot grote voorzichtigheid op dat gebied. In plaats van te proberen al hun kosten te dekken, kiezen de banken dan ook voor een tariferingsbeleid dat in de eerste plaats erop gericht is hun cliënten te oriënteren naar de goedkoopste betaalmiddelen. Onvermijdelijk zal men evolueren in de richting van een tarifering die nauwer aansluit bij de kosten. Het zal steeds moeilijker worden om het tekort voor een cliënt of een product te financieren met de inkomsten voor een andere cliënt of een ander product. Dat laatste zou dan immers niet meer concurrerend kunnen zijn. Dankzij enorme investeringen zijn de Belgische banken erin geslaagd te voorzien in een van de beste elektronische betalingssystemen ter wereld waarvan de eenheidskosten weliswaar relatief laag zijn, maar uiteraard niet kosteloos. De overvallen op geldtransporten tijdens de jongste maanden maken nog maar eens duidelijk welke problemen het gebruik van gereed geld oplevert. De kosten voor behandeling en beveiliging zijn erg 1
Valutadata worden afgeschaft voor elektronische betalingen
De betaaldiensten zijn in België goedkoper dan in de meeste Europese landen … … en behoren tot de beste
Onvermijdelijke evolutie naar een tarifering die nauwer aansluit bij de kosten
In plaats van één werkdag. Die wijziging speelt ruimschoots in het voordeel van de rekeninghouder, aangezien voor hem vrije dagen voortaan niet meer verloren zijn.
5
Het aantal betaalverrichtingen is dertig maal groter geworden
hoog. De tendens naar een hogere tarifering voor gereed geld is dus eveneens onvermijdelijk. Bij het debat over de tarifering van de betalingssystemen mag niet worden voorbijgegaan aan hun toegevoegde waarde in een moderne economie, zowel voor de consumenten als voor de handelaars of ondernemingen. Een dertigtal jaren geleden waren er relatief gezien weinig girale betaalverrichtingen en konden die worden beschouwd als een ‘bijkomende dienst’ verbonden aan een zichtrekening. Het was dan ook niet meer dan normaal dat ze kosteloos werden aangeboden. Sedertdien is hun aantal echter dertig maal groter geworden. Die aangroei zou zo goed als onmogelijk zijn geweest als de banken niet hadden gezorgd voor een passende infrastructuur. Daarnaast heeft de sterke daling van de rentetarieven gezorgd voor een aanzienlijke inkrimping van het gedeelte van de kosten van de betaalverrichtingen dat via de rentemarges kon worden gedekt.
Deeltijds werk aangemoedigd in een collectieve arbeidsvereenkomst
• De banksector hecht erg veel belang aan het behoud van een goed sociaal klimaat. In het vlak van de werkgelegenheid werd voor de eerste maal sedert 17 jaar een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorniveau gesloten met de vakbondsorganisaties. Die overeenkomst heeft onder meer tot doel deeltijds werk in de banksector te bereiken voor 20% van de personeelsleden. Men hoopt zo het volume aan arbeidsplaatsen over een groter aantal personen te spreiden zonder verhoging van de loonkosten, die zoals in vele andere sectoren van de Belgische economie tot de hoogste in de Europese Unie behoren.
Euro : honderden procedures en duizenden programma’s moeten worden aangepast
• De voorbereidingen voor de invoering van de euro (vanaf 1 januari 1999 voor girale betalingen en uiterlijk op 1 juli 2002 voor muntstukken en biljetten) verlopen intensief. Er werd een indrukwekkende lijst opgemaakt van de aanpassingen die moeten gebeuren : in elke bank zullen honderden procedures en duizenden informaticaprogramma’s moeten worden herzien. De totale kosten voor de invoering van de euro zullen meer dan 20 miljard bedragen voor de sector in zijn geheel, en daarbij komt nog een inkomstenderving van 21 miljard per jaar, aangezien bepaalde inkomsten, onder meer op het gebied van wisselverrichtingen, zullen wegvallen. Naar aanleiding van de publicatie van het overgangsplan voor de invoering van de euro in België 2 heeft de sector zich ertoe verbonden de omzettingen van Belgische frank in euro en omgekeerd kosteloos uit te voeren voor girale betalingen. De omwisseling van muntstukken en biljetten is echter een grootscheepse operatie waarbij het gaat om duizenden ton papier en metaal. In nauwe samenwerking met de Nationale Bank, die als eerste verantwoordelijk is voor het goede verloop van die operatie, moet de praktische uitwerking nog worden vastgesteld. 2
6
‘De euro - Financiële krachtlijnen van het nationaal overgangsplan’, Aspecten en Documenten, nr. 187.
De banken hebben uitvoerige informatiecampagnes gelanceerd om de cliënteel op de hoogte te brengen van de gevolgen van de invoering van de euro op hun werkzaamheden en, voor zover die reeds bekend zijn, de modaliteiten ervan: publicatie van brochures, speciale Internet-pagina’s, CD-ROM’s, enz. De BVB heeft zelf een video betreffende de euro gerealiseerd die in de eerste plaats bestemd is voor de opleiding van het bankpersoneel, maar die ook veel succes kent in de onderwijsinstellingen. Op de Internet-site van de BVB 3 wordt gedetailleerde informatie over de euro verstrekt.
Uitvoerige informatiecampagnes zijn aan de gang
Tijdens het verslagjaar is de aandacht van de media voor de fiscaliteit van de banksector nauwelijks verslapt. In dat verband zij erop gewezen dat, alleen al in het vlak van de vennootschapsbelasting, de bijdrage van de banken in de Schatkist tussen 1993 en 1996 is gestegen van 23,7 miljard BEF tot 34,9 miljard, d.i. een verhoging met 47%. Dat is duidelijk meer dan de 18% groei van de winst, die van 57,8 tot 68,5 miljard is gestegen. De banksector vraagt geen belastingvoordeel. Hij vraagt alleen, net als de overige belastingplichtigen, dat de elementaire principes van een rechtsstaat ook voor hem zouden worden toegepast. Zo kan de vraag worden gesteld of die regels niet met voeten worden getreden als, zonder enig respect voor de regel van het vermoeden van onschuld, praktijken die ooit conform de wet waren, nu aan de publieke opinie ten prooi worden gegeven. Ondanks talrijke verzoeken bleef totnogtoe het antwoord van de Administratie uit op klachten die verscheidene banken sedert jaren hebben ingediend. Op die manier maakt de administratie het voor de belastingplichtigen onmogelijk enigerlei vorm van beroep aan te tekenen. Daarenboven wachten de banken nog op de uitleg die hen in staat zou moeten stellen een onduidelijke wet inzake het fiscaal stelsel van beveks met gewaarborgd rendement correct toe te passen. Formele beloften ten spijt, hebben de banken lang moeten wachten op de gevraagde toelichting bij de wijze waarop voorzieningen mogen worden aangelegd voor de uitzonderlijke uitgaven met het oog op de euro, ook al is de voorbereiding reeds ver gevorderd.
Fiscaliteit : de bijdrage van de banken in de Schatkist steeg met 47 %
3
De banksector vraagt geen belastingvoordeel … enkel de toepassing van de principes van een rechtsstaat
De BVB-website bevat uitvoerige informatie over de euro (http://www.abb-bvb.be).
7
Voornaamste a andachtspunten van de BVB in 1997
9
Een van de beste en goedkoopste betalingssystemen in Europa DE BELGEN BETALEN VANDAAG REEDS OP DE MEEST GEAVANCEERDE WIJZE De vruchtbare samenwerking tussen de banken zorgt ervoor dat België bij de kopgroep van landen met de meest efficiënte betaalmiddelen blijft 1. Net als de Zwitsers en de Zweden gebruiken de Belgen haast de ideale combinatie : overschrijvingen voor betalingen op afstand en kaarten voor betalingen van hand tot hand. Op nationaal niveau bevestigen de statistieken die positieve evolutie. Het chequegebruik neemt gestaag af, en het gebruik van betaalkaarten stijgt jaarlijks met meer dan 13 %. In 1996 werd hieraan trouwens nog een dimensie toegevoegd : de inhouding van de wissels, met de centrale dienstverlening door het Herdiscontering- en Waarborginstituut, zal de administratieve circuits nog vereenvoudigen. Het klassieke wisselformulier werd in die zin aangepast, ook in de eurocontext. Papieren betaalinstrumenten tonen steeds weer hoe onvolmaakt ze zijn. Fraude met betrekking tot de circulaire cheque en de postassignatie is haast dagelijkse kost geworden en een waterdichte oplossing blijkt moeilijk te vinden. De Ombudsman voor het bankbedrijf wordt ter zake geconfronteerd met vele, dikwijls pijnlijke problemen. De basis-bankdienst waartoe 26 banken zich hebben verbonden, zal hierin op termijn mogelijk verandering brengen 2 . Storten op rekening komt zo immers nog veel meer in het bereik van iedereen. Het voortbestaan van de postassignatie zou natuurlijk die veiligere oplossing vertragen omdat, onder druk van de concurrentie, de afschaffing van de circulaire cheque zou worden bemoeilijkt. 1 2 3
De interbancaire verrekening van betalingen kon in die mate worden geautomatiseerd dat de klassieke verrekenkamer, die sinds juli 1908 bestaat, uiteindelijk werd vervangen door het CEMUC 3, een eenvoudig postbussysteem voor de uitwisseling van de zeldzame overblijvende manuele betalingsinstrumenten. Soms is het bedroevend te moeten vaststellen hoe die optimalisering van het betalingsverkeer wordt bemoeilijkt door administratieve problemen bij de overheid. Samen met de uitbetalers streven de Belgische banken ernaar dat alle betalingen op rekening kunnen worden gestort, ook de rijkspensioenen bijvoorbeeld. Met de Rijksdienst der Pensioenen werden daartoe, in het algemeen belang, constructieve overeenkomsten gesloten. Niettemin wordt vastgesteld dat de overheid soms niet in staat is het overlijden van een begunstigde administratief te melden zonder dat er enkele weken verstrijken, zodat men zich kan afvragen of er soms niet met twee snelheden wordt gewerkt. Voor de banken kan dit tot zware financiële verliezen leiden. De uitbreiding van Proton tot heel België kan het sluitstuk zijn van dit ‘opus magnum’ van de Belgische banksector. In augustus 1997 waren er reeds 1,5 miljoen kaarten in omloop (waarvan 500.000 opgeladen), en 15.000 verkooppunten aanvaardden de elektronische portemonnee. Proton kan niet enkel de kleine betalingen efficiënter maken, maar bovendien betalen via Internet mogelijk maken. Ten slotte zal de Protonkaart de invoering van de euro versoepelen : het aantal muntstukken in omloop zal verminderen en de aanpassing van allerhande automatische verdelers wordt een stuk makkelijker. Zowel de basis-bankdienst als de elektronische portemonnee kunnen zorgen voor ingrijpende
Statistics on Payment Systems in the Group of Ten Countries – BIS – december 1996. Zie blz. 18 in dit verslag. Centre d’Echange Manuel – Manueel Uitwisselingscentrum.
11
verbeteringen inzake de materiële veiligheid en de beveiliging tegen fraude voor vele betalingen (bv. pensioenen, maatschappelijk welzijn en allerhande sociale uitkeringen). Natuurlijk wordt elke economische efficiëntie en logica hier radicaal doorkruist door de verholen subsidiëring van het cashverkeer. Eenvoudige berekeningen tonen aan dat elektronische betalingen maar een fractie kosten van cashbetalingen, zowel op micro- als op macro-economisch gebied, en dat cashbetalingen bijzonder duur zijn. Zullen de nationale Europese centrale banken rekening houden met de wijze woorden van Alan Greenspan 1, die zegt dat de vermindering van seigniorage 2 de prijs is die zij moeten betalen om meer efficiënte betalingssystemen in te voeren ?
DE VERBORGEN KOSTEN VAN CASH : VERVOER EN VEILIGHEID Drieste overvallen op waardentransporten hebben tot in een recent verleden de zware kosten van het cashgeldverkeer aangetoond. De minister van Binnenlandse Zaken heeft hierop efficiënt gereageerd door rijkswachtescortes voor intercity-transporten 3 verplicht te stellen. Deze escortes blijken doeltreffend, vermits het aantal overvallen sterk is teruggelopen. Maar aangezien de banksector opdraait voor de kosten van deze escortes, rijst de vraag of het grondwettelijk wel correct is een bepaalde bedrijfssector kosten aan te rekenen voor een taak van alge-
1 2 3 4 5 6
12
meen nut, met name zorgen voor de openbare veiligheid. Omdat het kostenplaatje voor cash aldus aanzienlijk groter werd, hebben de banken een grondige studie van de maatschappelijke cashstromen aangevat. Door onnodig waardenvervoer te voorkomen kunnen die stromen met de medewerking van de Nationale Bank van België worden geoptimaliseerd. In 1997 werden enkele systemen van ‘intelligente’ geldkoffers 4 officieel erkend. Die koffers dienen, samen met de beveiligde vrachtwagens 5, in die geoptimaliseerde vervoerprocedures te worden geïntegreerd. Maar niet enkel het vervoer is gevaarlijk, ook het in- en uitladen, dat moet geschieden in beveiligde ruimtes die aan bepaalde vereisten voldoen. In elk bankkantoor bevinden zich dergelijke beveiligde ruimtes, maar ook overal waar grote geldhoeveelheden worden verhandeld (tankstations, supermarkten en winkels). In crisissituaties mogen zeker geen voorbarige conclusies worden getrokken. De wetgeving betreffende het waardenvervoer is door de overvloed aan nieuwe en soms fragmentarische beslissingen een complexe materie geworden 6. Het gevaar is niet denkbeeldig dat er fundamentele fouten worden gemaakt tegen de basisprincipes van een degelijk veiligheidsbeleid. Een te strikte wetgeving kan immers een snelle en adequate aanpassing aan de zich steeds vlugger ontwikkelende criminaliteit hypothekeren. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de wetgeving alle
Alan Greenspan, Voorzitter van de Federal Reserve : ‘Yet we must also recognize that a diversion of seigniorage may be an inevitable byproduct of creating a more efficient retail payment system in the long run’ – Bedenkingen t.g.v. de U.S. Treasury Conference, Washington DC, september 1996. Seigniorage stond eertijds voor de winst die de vorsten maakten toen ze munten sloegen. Naar analogie wordt dit begrip nu gebruikt om de winst van de centrale banken dankzij het monopolie op de uitgifte van biljetten, aan te duiden. Intercity-transport : het beveiligd vervoer, vooral langs autosnelwegen, van belangrijke hoeveelheden waarden van een beveiligde zone in de ene stad naar een beveiligde zone in een andere stad. Intelligente koffers : een intelligent systeem dat het beveiligd waardenvervoer voortdurend opvolgt, en het mogelijk maakt abnormale situaties op te sporen en, in voorkomend geval, de waarden te vernietigen of onbruikbaar te maken. Locker box systeem : de box is een intelligente koffer maar ook de transportwagen wordt als een beveiligde ruimte beschouwd. In de wagen mogen waarden dus buiten de box worden gemanipuleerd. Voorbeeld : titel van één van de tientallen uitvoeringsbesluiten : koninklijk besluit van 25 april 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1997 houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van het waardenvervoer. Dat KB van 28 februari wijzigde het KB van 14 januari 1997, dat het KB van 18 november 1996 verving. Dit laatste was dan weer een wijziging van het KB van 4 maart 1996.
details geeft over de wijze waarop een beveiligingssysteem is opgebouwd ?
betalen in de winkel voor de consument goedkoper is dan een cashbetaling.
Ondanks de grote investeringen in veiligheid werd in 1996 een absoluut recordaantal overvallen op bankkantoren gepleegd. De grote inspanningen om het waardenvervoer geweldvrij te houden hebben blijkbaar gezorgd voor onder meer een verschuiving van de geweldscriminaliteit naar de bankkantoren.
Betaaldiensten ondersteunen de handel. Het aantal handelstransacties is in de loop van de jongste dertig jaar bijna 30 maal zo groot geworden. De banken hebben die infrastructuur met dure investeringen ondersteund. In België geschiedde dat op de meest geavanceerde wijze, wat internationaal wordt erkend. Als exploitanten van die infrastructuur bieden de banken deze diensten aan betalers en begunstigden aan. Betalers kiezen dienstenpakketten volgens hun technologische voorkeur; zo hebben technofiele klanten voor weinig geld een perfecte en vooruitstrevende dienstverlening. Ook de begunstigden kiezen voor betalingssystemen die overeenkomen met hun klantenprofiel, de spontaneïteit van de aankopen, het risico van niet-betaling, de toegevoegde waarde voor hun administratie, ... Zij betalen hiervoor ook de exploitanten van die diensten.
De banksector is een van de sectoren die het nauwst zijn betrokken bij de veiligheidsproblematiek. Hij doet ter zake ook de zwaarste investeringen, en wenst daarom op permanente en intensieve wijze te overleggen met de betrokken overheden. Een Permanent Overlegcomité werd daartoe opgericht, samen met het Verbond van Belgische Ondernemingen en met Binnenlandse Zaken en Justitie. De werking ervan moet worden geïntensifieerd via acties op lange termijn in plaats van het specifieke optreden in noodgevallen, dat nooit echt optimaal kan zijn. Gedurende het verslagjaar werd ten slotte door het Vast Secretariaat Preventiebeleid op pragmatische wijze campagne gevoerd ter promotie van de betaalkaarten.
WAAROM DE TARIFERING VAN BETAALDIENSTEN NODELOOS COMPLICEREN ? In deze context moet men wel vaststellen dat de tarifering van de betaaldiensten nog niet helemaal logisch is gestructureerd. Dat is jammer voor de banken, maar ook voor de consumenten. Dat blijkt duidelijk uit het debat rond dual pricing, aparte prijzen voor betalingen met cash of andere instrumenten. Sommige handelaars tellen bij elke aankoop systematisch 5 BEF bij, als ‘afhouding voor de banken’. Nochtans leert de analytische boekhouding dat een cashbetaling hun tussen de 20 BEF en 40 BEF aan administratieve behandeling kost, een veelvoud dus van de kosten van een betaling via een POS-terminal 1. Logischer zou dus zijn dat elektronisch
1
Als betalers en begunstigden dus een optimale keuze maken volgens hun profiel en toegevoegde waarde, is het volstrekt onnodig, zelfs onrechtvaardig, ook nog een tarifering tussen beiden in te voeren. Dit is niet transparant, vervalst de concurrentie, en werkt vaak technologische vernieuwing en veiligheid tegen. De afschaffing van het systeem van valutadata zal een weerslag hebben op de tariferingsstructuur. Vermits dat systeem de grote gebruikers van betaaldiensten meer trof dan de kleine, was het een correct, perfect moduleerbaar en aan de regels van de concurrentie onderworpen tariferingssysteem. Het is niet onwaarschijnlijk dat in de plaats ervan een minder soepel systeem zal komen, zodat kleinere gebruikers zwaarder worden getroffen. De BVB heeft een gedragscode goedgekeurd die verbeteringen bevat, ten gunste van de elektronische betalingen. Voor die laatste zal geen valutadatum meer worden toegepast. De valutadata zullen voortaan in kalenderdagen i.p.v. in werkdagen worden berekend.
POS = Point of Sale.
13
Toch werd hier nogmaals op pijnlijke wijze aangetoond dat de wetgever vaak meer belang hecht aan populaire gemakkelijkheidsoplossingen dan aan gegronde technische argumenten. Ofschoon het duidelijk was dat sommige elementen van het voorstel, onder meer de termijn voor interbancaire overschrijvingen 1, op echte technische en economische bezwaren stuitten, keurde het Parlement de wet in haar onvolmaaktheid goed, met de commentaar dat er tegen 2001 wel een verandering zou kunnen worden aangebracht. Was het niet beter geweest van bij het begin het wetsvoorstel correct te formuleren ?
EUROPEES EN MONDIAAL BETALEN IN HET VERSCHIET Het probleem van systemen en tarieven wordt nog complexer wanneer we binnenkort in euro gaan betalen. Uit internationale vergelijkingen blijkt dat elk land andere betaalgewoontes en betalingssystemen heeft. België wordt niet alleen door zijn technologische voorsprong maar ook door zijn grote openheid gekenmerkt. Dankzij de goede interbancaire samenwerking zijn onze systemen technisch zeer transparant. Alle betaalinstrumenten zijn gestandaardiseerd en alle normen openlijk gepubliceerd. Buitenlandse banken kunnen zich hierin gemakkelijk integreren, via een Belgische vestiging, of via toegang vanop een afstand (remote access). Belgische banken beschikken niet altijd over dezelfde mogelijkheden in het buitenland, wat concurrentievervalsing in de hand werkt. Een reëel probleem blijven de kosten voor internationale transferten. Maar al te weinig wordt beseft hoe complex de betaalinfrastructuren zijn en hoeveel het kost om ze aan te passen aan een nieuwe Europese werkelijkheid. Het zou bij-
1 2 3 4 5
14
voorbeeld kunnen blijken dat de Europese vrijhandel niet alleen een probleem is van politieke, sociale en fiscale integratie, maar ook van praktische en technische bezwaren, die niet louter via een wet van tafel kunnen worden geveegd. Toch wordt hieraan reeds hard gewerkt. Onder impuls van het European Committee for Banking Standards (ECBS), en met medewerking van de BVB, werden zowel het International Bank Account Number 2 als het Europees acceptgiroformulier 3 op stapel gezet. IBAN werd reeds als internationale standaard aanvaard, het acceptgiro zal weldra volgen. Ook aan een internationaal domiciliëringssysteem wordt gewerkt (direct debit). Vandaag kan helemaal niet worden voorspeld hoe de toekomstige pan-Europese betalingssystemen zullen evolueren : convergeren de nationale systemen naar elkaar, haalt een bepaald nationaal systeem de overhand, of worden heel nieuwe systemen uitgedacht ? Dat is nochtans reeds een probleem voor morgen, wanneer we in euro betalen. De rol van S.W.I.F.T. 4 is hierin belangrijk. Steeds meer worden S.W.I.F.T.-standaarden universeel geïmplementeerd. Ook in het Belgische UCV worden boodschappen die deze standaarden gebruiken, nagenoeg automatisch ingebracht vanuit buitenlandse banken.
NAAR EEN MONDIAAL SYSTEEM VOOR GROTE BETALINGEN ? Ook op wereldniveau komen dezelfde problemen voor, al is dat dan veeleer in het vlak van de grote betalingen 5.
Terug te brengen tot een interval van één dag in 2001. Voor vele indirect bij de Verrekening (UCV) aangesloten banken kan dat technisch onmogelijk zijn. IBAN : internationale rekeningnummerstructuur, in navolging van het Belgische 123-1234567-CD (Check-Digit) voorbeeld. Overschrijvingsformulier bruikbaar met IBAN, d.w.z. voor grensoverschrijdende betalingen, met eventueel referentie naar onderliggende factuur (cf. gestructureerde mededeling). S.W.I.F.T. : Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication. Betalingen van bedragen > 20.000.000 BEF.
In Europa zullen de nationale RTGS-systemen 1, zoals het Belgische ELLIPS, met elkaar worden verbonden in het TARGET-systeem. Dit systeem zal worden gebruikt voor de betalingen verbonden aan de monetaire beleidsoperaties in de eurocontext. Maar het systeem zal wellicht ook worden gebruikt voor de commerciële grote betalingen, zodat het correspondent bankingsysteem op Europees niveau kan worden ontmanteld. Of zal veeleer een nettovereffeningssysteem worden gebruikt, zoals het EMUclearingsysteem van de European Banking Association ? Hoe zullen de Europese systemen zich gedragen op de markt van de mondiale betalingssystemen ? Door de groep van de 20 grootste banken ter wereld (dicht gevolgd door de 40 volgende
1 2
grootste banken) wordt een mondiaal Continuous Linked Settlement-systeem uitgedacht, dat op basis van multivalutategoeden bij een soort mondiale centrale bank (maar in handen van privébanken) grote betalingen bruto in real-time zal uitvoeren. Bij het opstellen van dergelijke grootschalige systemen is het belangrijk de tijdzones te kunnen overspannen, om over deze zones heen ‘payment versus payment’ (PVP) 2 te kunnen verwezenlijken. Dat vereist dat over grote liquiditeit kan worden beschikt, die dan op haar beurt niet kan worden verdeeld over verschillende systemen. Het is daarom niet uitgesloten dat één systeem alle liquiditeit zal centraliseren en dus ook de markt zal beheersen.
RTGS : Real Time Gross Settlement : onmiddellijk afrekenen in brutobedragen (zonder verrekening van wederzijdse betalingen). PVP : gelijktijdig overhandigen van gekochte en verkochte deviezen (cf. DVP : delivery versus payment : gelijktijdig overhandigen van verhandelde effecten tegen geld).
15
Euro : de banken staan er klaar voor In 1996 werden de belangrijkste principes inzake de overgang naar de euro vastgelegd in het nationaal overgangsplan 1. Het Secretariaat van de BVB heeft vervolgens een inventaris opgesteld van 741 noodzakelijke technische aanpassingen, op alle domeinen van het bankbedrijf. Deze checklist werd door de banken gebruikt als leidraad voor hun eigen conversieplanning. Met de oprichting van het Commissariaatgeneraal voor de euro, waaraan de banken hun actieve medewerking verlenen, onder meer in de werkgroep ‘FIN-EURO’, belast met de studie van alle problemen in het financiële vlak, heeft de overheid zelf een belangrijke verantwoordelijkheid genomen inzake de coördinatie van de duizenden aanpassingen die op alle maatschappelijke domeinen nodig zijn. In het kader van de werkzaamheden van het Commissariaat werden een aantal technische aanbevelingen voor de overgang naar de euro, vanaf 1 januari 1999, van de kapitaal-, bankenen geldmarkt uitgewerkt. Die aanbevelingen geven concrete vorm aan de financiële krachtlijnen van het nationaal overgangsplan dat de regering in augustus 1996 heeft goedgekeurd. Eind oktober werden die door de werkgroep ‘FIN-EURO’ voorbereide aanbevelingen officieel ondertekend door de minister van Financiën, de Gouverneur van de Nationale Bank van België, de Voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, de Commissarisgeneraal voor de euro, de Voorzitter van het Directiecomité van de Beurs van Brussel en de Voorzitter van de Belgische Vereniging van Banken. Ze hebben betrekking op onder meer de banknormen voor elektronische gegevensuitwisseling, de wijze van omzetting van financiële 1 2
16
overeenkomsten, de notering en vereffening in euro, de harmonisatie van de marktovereenkomsten alsook de wijze waarop de verschillende girale betaalinstrumenten (overschrijving, debeten kredietkaarten, Protonkaart, enz.) aan de euro zullen worden aangepast. In het Belgisch Staatsblad is een bericht verschenen over de mededeling van die aanbevelingen aan het grote publiek en aan de beroepssector. De banken zullen reeds op 1 januari 1999 klaarstaan voor de euro 2. Op financieel gebied zijn de meeste concrete beslissingen reeds genomen. De financiële formulieren (cheques, overschrijvingen en wissels) werden aangepast. Alle bankstandaarden (gegevensuitwisseling tussen banken onderling, en tussen banken en hun cliënten) werden reeds gepubliceerd in het vooruitzicht van de eenheidsmunt en van het jaar 2000. Inzake de afrondingsproblematiek, die voor de consumenten onbegrijpelijk dreigt over te komen, werden gedetailleerde technische analyses gemaakt, die de specifieke BEF-EUR problemen in de Europese richtlijnen ter zake inpassen. Een van de omvangrijkste aspecten van de euroinvoering zal ongetwijfeld de munten- en biljettenconversie zijn. 13.000 ton munten en 300 miljoen biljetten dienen op een zo kort mogelijke tijd - en op een zo veilig mogelijke manier - te worden omgewisseld, om banken, bedrijven en consumenten zo weinig mogelijk te verstoren. Deze enorme logistieke taak dient door de overheid te worden georganiseerd en gefinancierd. Derde partijen die daarbij zijn betrokken, zoals banken, handelaars en bedrijven, verwachten terecht een passende vergoeding. De minutieuze planning van deze taak is in uitvoering en de Nationale Bank speelt daarbij een cruciale rol.
Dit plan en heel wat andere informatie m.b.t. de euro is te vinden op de website van de BVB (http://www.abb-bvb.be). Vanaf die datum kunnen de cliënten kiezen tussen een rekening in euro of in Belgische frank. De banken rekenen geen kosten aan voor conversies van betalingen van een rekening in Belgische frank en vice versa.
Ter aanvulling van het overgangsplan werden binnen de werkgroep ‘FIN-EURO’ in nauwe samenwerking met de BVB een aantal opties afgesproken wat de invoering van de euro op de financiële markten betreft. Wat materiële schuldinstrumenten betreft, werd geadviseerd geen omzetting naar euro te doen, zelfs niet na 2002. De gedematerialiseerde schuldinstrumenten (vnl. OLO’s en schatkistcertificaten) zullen worden afgerond tot op één euro met twee decimalen. Dit leek een ideale tussenoplossing, aangezien in de overige lidstaten onzekerheid heerst betreffende de omzetting (Duitsland kiest voorlopig voor een afronding naar de eurocent, Frankrijk voor een afronding naar euro). De Belgische financiële instellingen kunnen nu reeds hun voorbereidende werk starten zonder rekening te moeten houden met de uiteindelijke beslissingen in het buitenland : de informaticasystemen zullen immers beide types van schuldinstrumenten kunnen verwerken. Voor de privé-emittenten van gedematerialiseerde schuldbewijzen bestaat eveneens de mogelijkheid tot omzetting in euro. 4 januari 1999 wordt de eerste handelsdag in euro. De notering zal plaatsvinden in euro met twee decimalen. Alle hangende orders worden
per eind 1998 uit de markt verwijderd en op aanvraag van de cliënteel zullen de financiële instellingen de mogelijkheid hebben om de orders op zaterdag 2 januari opnieuw in te voeren, maar dan in euro. De notering van de obligaties blijft in procenten, met uitzondering van enkele converteerbare obligaties of obligaties met warrant. In principe zullen alle afrekeningen voor de cliënteel in euro geschieden. Voor de cliënten die hun afrekening in Belgische frank willen blijven ontvangen, zal het eindbedrag worden omgezet in Belgische frank. De vereffening gebeurt uitsluitend in euro, zoals voor de aandelen en de obligaties. Voor de jaarrekeningen wordt aanbevolen dat genoteerde ondernemingen die tijdens de overgangsperiode hun jaarrekening presenteren in Belgische frank, toch minstens hun kerncijfers in euro publiceren. Dit laatste geldt ook wat de periodieke en de occasionele informatieverplichtingen en de publicatie van het prospectus betreft. De dividenden worden uitbetaald in euro of in Belgische frank naar keuze van de emittent, maar de financiële tussenpersoon zal eventueel een kosteloze conversie dienen te doen, opdat de cliënt het dividend in de munt van zijn keuze kan ontvangen.
17
De bank ten dienste van de particulieren en bedrijven EEN NIEUWE GEDRAGSCODE In 1993 nam de BVB een ‘Gedragscode voor de kredietinstellingen’ aan inzake de betrekkingen met de cliënteel, de markten en de autoriteiten alsmede ‘Gedragsregels voor de beleggingsondernemingen op het gebied van roerende waarden’, met toepassing van de Europese richtlijn betreffende de beleggingsdiensten. Het bleek wenselijk beide teksten bij te werken en ze eventueel uit te breiden tot specifieke materies zoals het krediet, de reclame, het beleggingsadvies, het betalingsverkeer of de nieuwe distributiekanalen. Een werkgroep werd met die bijwerking belast. De nieuwe gedragscode zal vooral gericht zijn op de betrekkingen met de cliënt als consument. Meer bepaald zullen daarin de wettelijke of deontologische verplichtingen zoals bepaald in de wet, of althans de essentie ervan, worden omgezet in begrijpelijke taal. Tevens zal die tekst tegemoetkomen aan de verwachtingen van de Europese Commissie, die vraagt dat de financiële sector zich in gedragscodes ertoe verbindt te zorgen voor meer informatie en transparantie wat zijn diensten betreft en voor procedures die het mogelijk maken de geschillen met de cliënten te beslechten. De gedragscode is voor de cliënt een nuttige aanvulling op het algemeen reglement betreffende de verrichtingen; in die tekst worden vooral de rechten van de banken vastgesteld, in tegenstelling tot de gedragscode, waarin het veeleer gaat om hun verplichtingen. Met het oog op een oplossing voor de concrete problemen die zich kunnen voordoen, zullen de adviezen van de Ombudsman in acht worden genomen bij de uitwerking van de gedragscode en 1
18
http://www.abb-bvb.be.
zal hij in zijn jaarverslag naar dit document kunnen verwijzen. De BVB zal ten slotte rond deze problematiek een informatiecampagne opzetten zodat elke consument beter zijn rechten, maar ook zijn plichten zal kennen.
CHARTER INZAKE EEN BASIS-BANKDIENST In het najaar van 1996 richtte de minister van Economie een verzoek tot de banksector om iets te doen aan de problematiek van de ‘uitsluiting van bankservice’, waarop de aandacht werd gevestigd door een studie van de Coöperatieve Verbruikersvereniging. Dit probleem kan zich uiten door een weigering tot het openen van een zichtrekening, of door eenzijdige opzegging van de rekening door de bank. De banksector reageerde positief op deze vraag en bereidde spoedig een tekst voor. Na enkele kleine door de minister gevraagde aanpassingen werd het document vervolgens voorgelegd aan de representatieve consumentenorganisaties vertegenwoordigd in de Raad voor het Verbruik. Dit heeft, op ongeveer een half jaar tijd, geleid tot de goedkeuring van een Charter door het Directiecomité van de Vereniging, in de maand juni 1997. De sector opteerde voor een ‘Charter’, liever dan voor een gedragscode of een wetgevend initiatief, daar men zich via die weg specifiek kan richten louter tot die instellingen die hun cliënteel de mogelijkheid bieden enkel een zichtrekening te houden. De positieve ervaringen in Frankrijk met de ‘Charte des services bancaires de base’ ondersteunden deze visie. Het Charter werd door 26 banken, waaronder alle grootbanken, onderschreven. De tekst werd aan alle OCMW’s gestuurd en wordt ook o.a. via Internet ter beschikking gesteld 1.
Bij de onderschrijvende banken heeft de cliënt, tegen een redelijke prijs, het recht overschrijvingen te doen, geld te storten en af te halen en kan hij op periodieke wijze over rekeninguittreksels beschikken. Op deze wijze zal iedere particulier toegang hebben tot het betalingsverkeer. De Ombudsman en de Regelings- en Overlegcommissie (ROC), respectievelijk bevoegd voor de aangesloten banken en spaarbanken, houden toezicht over de correcte uitvoering van dit Charter.
BANKEN EN DE HANDELSPRAKTIJKEN • Gezamenlijk aanbod en
onrechtmatige bedingen In de zomer van 1997 heeft de minister van Economie aan de Raad voor het Verbruik een werkdocument toegestuurd inzake de herziening van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken (WHP). De minister wil op deze wijze de consument een grotere bescherming bieden. Men kan zich afvragen of het opportuun was die wetgeving nog te ‘verzwaren’. Wel een noodzakelijke en mogelijke herziening, betreft de problematiek van het ‘gezamenlijk aanbod’ 1. De productie en de distributie, waaronder de banksector, zijn duidelijk voorstander van het afschaffen van de huidige verbodsbepaling. De banksector wenst dat het gezamenlijk aanbod wordt toegestaan, zoals in onze buurlanden, zij het onder bepaalde voorwaarden met het oog op transparantie en bescherming van de gebruiker. De discussie hierover dient grondig en ernstig te worden gevoerd gelet op de economische gevolgen ervan. Inzake de ‘onrechtmatige bedingen’ moet in ieder geval rekening worden gehouden met de bijzondere Europese richtlijn 93/13/EEG hierover. De uitzonderingen voor sommige ‘financiële producten en diensten’, die hierin zijn voorzien om rekening te kunnen houden met hun specificiteit, moeten, zoals in de overige Europese
1
lidstaten, volledig worden omgezet in het nationale recht. • Uitbreiding van de wet tot
de ‘financiële instrumenten’ Eveneens medio 1997 werd in de Raad voor het Verbruik een voorontwerp van koninklijk besluit bestudeerd waarbij sommige bepalingen van de WHP van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten en op effecten en waarden. Deze uitbreiding is het gevolg van een vroegere wetsaanpassing uit 1994 waardoor de Koning deze bevoegdheid heeft. De uitbreiding betreft voornamelijk de bepalingen inzake reclame, onrechtmatige bedingen, oneerlijke handelspraktijken, afgedwongen aankoop, vordering tot staking. Reeds enkele jaren geleden heeft de CBF gevraagd dat de reclame voor deze producten conform de bepalingen van bovenvernoemde WHP is. De Vereniging heeft op haar beurt de bankenleden hiertoe aangespoord. Inzake de toepassing van de ‘onrechtmatige bedingen’ op financiële instrumenten en op effecten en waarden dient eveneens rekening te worden gehouden met de bovenvermelde bijzondere Europese richtlijn. De specifieke uitzonderingen moeten ook hier integraal worden omgezet in het Belgische recht. De Vereniging heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde verregaande uitbreiding. Wel zal zij blijven ijveren voor een gelijke behandeling van de producten die door de overheid (bv. Staatsbons) en door de banken worden uitgegeven. Dat instrumenten uitgegeven door de overheid zoals voorzien niet zouden moeten vallen onder de WHP, kan niet worden gesteund. Integendeel ! Hiervoor ontbreekt iedere wettelijke basis en bovendien druist het in tegen het principe van gelijke concurrentievoorwaarden. Het zou toch eigenaardig zijn mocht de overheid het voorbeeld niet geven wat de bescherming van de consument betreft !
Gezamenlijk aanbod : aanbod waarbij de consument niet de keuze heeft de producten afzonderlijk aan te kopen.
19
HET CONSUMENTENKREDIET • Arbitraire maximumintresten
In april 1997 legde de minister van Economie nieuwe verminderingen op voor de maximumintresten wat het consumentenkrediet betreft. Tot dan hielden die ruimschoots rekening met de marktgemiddelden. Nu heeft de minister gekozen voor een andere weg. Aangezien sommige maximumintresten onder de marktgemiddelden lagen, waren de kredietgevers verplicht hun intresten te verlagen voor kredieten waarvan de rendabiliteit reeds onvoldoende of zelfs negatief was. Maximumintresten opleggen is geoorloofd als het erop aankomt woeker tegen te gaan. Vanaf het ogenblik waarop men dit arbitrair gaat doen om de tarieven in een concurrerende markt te doen dalen, kan die praktijk echter in twijfel worden getrokken. De banksector stelt voor een objectieve en automatische methode in te voeren voor de bepaling van de maximum jaarlijkse kostenpercentages zoals die welke met succes in Frankrijk wordt toegepast. • Waarom zou men de wet nog
ingewikkelder maken ? Binnenkort zal de minister van Economie aan de Raad voor het Verbruik een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet voorleggen. Kenmerkend voor dit voorontwerp, dat een groot deel van de artikelen van de huidige wet wijzigt, zijn de nog meer omslachtige formaliteiten en beperkingen. Zo worden de materies beperkt waarop de wet niet van toepassing is, en worden er nieuwe restricties opgelegd wat de reclame betreft. Het kredietaanbod zal worden vervangen door een systeem dat voorziet in een prospectus, schriftelijke kredietaanvragen en een betere informatie vóór de ondertekening van de overeenkomst (onder meer door de verplichting om een aflossingstabel op te stellen).
1
20
Op het gebied van verwijlintresten en wederbeleggingsvergoedingen alsook wat de borgstelling betreft wordt voorzien in erg beperkende bepalingen. Het voorontwerp bevat weliswaar een aantal maatregelen die de sector als positief beschouwt, zoals de aanvaarding van elektronische handtekeningen en de afschaffing van het aanbod, maar het valt te betreuren dat een wet die pas zes jaar bestaat en op Europees niveau reeds voorziet in de beste bescherming van de consument, op zoveel punten wordt gewijzigd. Onvermijdelijk zullen de ingrijpende wijzigingen inzake de juridische (de afschaffing van het principe van de hoofdelijke borgstelling) en commerciële aspecten alsook in het vlak van informatica en organisatie een aanzienlijke weerslag hebben op de prijs van het krediet.
HYPOTHECAIR KREDIET : SLECHTE OPLOSSINGEN VOOR EEN TRANSPARANTIE DIE NODIG IS In juni 1997 keurde de Kamer het ontwerp van wet op het hypothecair krediet goed. De banksector deelt de bezorgdheid van de wetgever wat de transparantie betreft, maar kan de krachtlijnen van het ontwerp alleen maar betreuren. Het ontwerp gaat veel te ver in de (over)bescherming van de consument doordat het bepalingen 1 bevat die in zijn nadeel kunnen uitvallen als er zich grote wijzigingen in de rentetarieven voordoen. Transparantie veronderstelt dat de consument nauwkeurig wordt ingelicht over wat hij zal moeten betalen met of zonder ristorno of vermindering, en dat hij een vergelijking tussen de verschillende aanbiedingen kan maken. Die waarborgen had men kunnen bieden aan de hand van duidelijkere en meer uniforme regels voor het opstellen van de aflossingstabel en door vergelijkbare actuariële rentevoeten te gebruiken. De BVB en de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) hadden trouwens reeds enkele tech-
Zie BVB-jaarverslag 1996 en de brochure ‘Het hypothecair krediet en de variabiliteit van de rentevoeten’, Aspecten en Documenten, nr. 185.
nische voorstellen voor de vaststelling van die regels uitgewerkt.
voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in april 1997 heeft opgemerkt.
De wetgever heeft daarmee geenszins rekening gehouden. Een van de bepalingen in het ontwerp die het meest vatbaar zijn voor kritiek, is het verbod op de toekenning van verminderingen buiten het tarief zelfs in de loop van de overeenkomst. Die bepaling doet afbreuk aan de onderhandelingsvrijheid van de partijen en kan bijzonder nadelig zijn voor cliënten voor wie een commercieel gebaar werd gedaan. Niet alle situaties kunnen in een prospectus worden vastgesteld. Als de wet definitief wordt goedgekeurd, zal het voor de kredietgever zelfs verboden zijn aan de cliënt het voordeel te bieden van een rentedaling op de markt als het tarief die mogelijkheid niet vermeldt !
Reeds in 1995 verklaarde de Nationale Bank gekant te zijn tegen de invoering van een dergelijke centrale, zelfs in afgezwakte vorm, zolang niet was aangetoond dat de voordelen opwegen tegen de kosten. Met de medewerking van onder meer de BVB voert het ‘Observatoire du Crédit’ momenteel een studie uit over de gewone en overmatige schuldenlast in België. Men zou minstens moeten wachten totdat de conclusies van die studie zijn gekend, alvorens ter zake een beslissing te nemen.
De Senaat heeft gebruik gemaakt van het evocatierecht en de banksector hoopt dan ook dat de bepalingen die voor de consument nadelig zijn, doordat men hem zo nodig wil beschermen, zullen worden geamendeerd.
POSITIEVE CENTRALE VOOR KREDIETEN AAN PARTICULIEREN : ER BESTAAN ANDERE OPLOSSINGEN Ondanks het negatief advies van verscheidene autoriteiten blijft de minister van Economie bij zijn voornemen om een positieve centrale op te richten waarbij alle kredieten aan particulieren zouden worden geregistreerd. De sector heeft er herhaaldelijk op gewezen dat de voordelen die van een dergelijke centrale mogen worden verwacht, niet in verhouding staan tot de bijkomende kosten die ze zou meebrengen en de risico’s in het vlak van de persoonlijke levenssfeer. Bankkrediet is immers niet de enige bron van overmatige schuldenlast, die in vele gevallen haar oorsprong vindt in gebeurtenissen nà de kredietverlening (ziekte, werkloosheid, echtscheiding, enz.). Anderzijds is het inderdaad overdreven om alle financiële verbintenissen van nagenoeg alle Belgische gezinnen te registreren in een centrale die voor een groot aantal gebruikers toegankelijk is, zoals de Commissie
Tevens mag niet worden vergeten dat het voor de financiële instellingen materieel niet mogelijk is hun informaticadiensten in te zetten voor de oprichting van een positieve centrale gezien de belangrijkheid van de andere uitdagingen (euro, jaar 2000, valutadata). Er zijn nog andere oplossingen voor het probleem van de overmatige schuldenlast die nog niet zijn overwogen of beproefd. De BVB had meer bepaald voorgesteld onder meer ook de beslagen op te nemen in de negatieve centrale. In plaats daarvan heeft men die centrale afgezwakt. Zo zal iemand die nog verwijlintresten, boetes of kosten moet betalen, voortijdig uit de negatieve centrale worden geschrapt en gemakkelijker nieuwe kredieten kunnen aangaan zonder dat de kredietgever kennis heeft van de reële schuldensituatie van die persoon. Een van de andere voorstellen van de financiële sector betrof de verplichting voor alle potentiële kredietnemers om op de door hen ondertekende kredietaanvraag die ze aan de bank of aan de tussenpersoon overhandigen, duidelijk al hun lopende financiële verplichtingen te vermelden. Volgens de huidige wetgeving moeten die inlichtingen niet worden vermeld en is de bank alleen ertoe verplicht na te gaan of de cliënt de lening kan terugbetalen. De verplichting voor de kredietgever om zijn cliënt te verzoeken schriftelijk de maandelijkse aflossingen van zijn verschillende kredieten te vermelden en zijn verklaring te ondertekenen, neemt dus de voorstanders van een positieve centrale een van hun voornaamste argumenten uit handen, namelijk
21
dat een aantal kredietgevers of tussenpersonen in tegenstelling tot andere die inlichtingen zelfs niet vragen aan hun cliënten.
TARIEVEN IN DE ETALAGE ? Degelijke informatie voor de cliënteel is een belangrijke voorwaarde voor de goede werking van de markten. Voor het bankbedrijf is dit een fundamenteel element in de vertrouwensrelatie tussen de bank en de cliënt. En vandaag speelt dit element ook een rol in de concurrentie. In 1995 werd bij een toepassingsbesluit van de wet op de handelspraktijken een voorafgaande informatie verplicht gesteld, over de voorwaarden voor massa-bankdiensten, zoals de BVB reeds sedert verscheidene jaren aan haar leden aanbeveelt (rekeningen, briefwisseling, betalingen, verrichtingen die vanop een afstand worden uitgevoerd, kluizen, enz.). De minister van Economie wil verder gaan en een informatie ‘achteraf’ opleggen die de cliënt op de hoogte moet houden van wat hij zal moeten betalen voor het effectief gebruik van die diensten. Een bepaalde vorm van normalisatie van die informatie ‘achteraf’ kan nuttig zijn, ook al is ze minder nodig dan voor de voorafgaande informatie, die meer op vergelijkende keuzes is gericht. Sommige van de in overweging genomen voorstellen zijn evenwel erg omslachtig omdat ze nodeloze herhalingen bevatten. Daarenboven geeft men te veel voorrang aan de traditionele communicatiemiddelen (papier en verzending via de post) tegenover de moderne, economische en soepele technieken die de informatica en telematica bieden. Die informatie zou dus duur kunnen zijn. De lasten zullen steeds onrechtstreeks op de consument worden verhaald. De BVB ging echter wel akkoord met een tamelijk doorgedreven normalisatie ter verduidelijking van de aanrekening van gefactureerde 1
22
kosten en ter vereenvoudiging van de controle door de cliënt. Ook hier zijn sommige eisen weinig realistisch zoals de verplichting om een volledig jaarlijks overzicht op te stellen dat zelfs betrekking heeft op gegevens waarover de boekhouding van de bank niet beschikt, bijvoorbeeld die in verband met de inhoudingen bij banken in het buitenland. Overigens heeft de minister onlangs zijn voornemen te kennen gegeven om de banken ertoe te verplichten hun tarieven in hun kantoren van buitenaf zichtbaar te afficheren. In een unaniem advies van 1993 had de Raad voor het Verbruik echter toegegeven dat een dergelijke aanduiding niet was aangepast aan de specificiteit van de banksector en dat het voldoende was de tarieven van de homogene diensten duidelijk te afficheren binnen in de kantoren en ze ter beschikking van de cliënteel te houden. Vaak zijn de banktarieven relatief complex en dus weinig geschikt voor een dergelijke vorm van aanduiding, die voor de banken maar onrechtstreeks dus ook voor de consumenten tot onnodige uitgaven leidt. Men kan de keuze van een kredietinstelling moeilijk vergelijken met die van een restaurant !
DE ADVIEZEN VAN DE OMBUDSMAN WORDEN DOORGAANS GEVOLGD DOOR DE BANKEN Blijkbaar is de Ombudsman 1 steeds beter bekend, want het aantal klachten blijft gestadig stijgen en betreft zowat de hele waaier van bankdiensten en bankproducten die ter beschikking worden gesteld van de particuliere cliënt, in de uitoefening en de verdediging van zijn privébelangen. De verrichtingen inzake hypothecaire leningen en verbruiksleningen behoren tot die welke het meest aanleiding geven tot klachten. De Ombudsman komt tussenbeide nadat de cliënt de bank heeft aangeschreven en geen voldoening heeft gekregen. De Ombudsman zal aan de bank alle inlichtingen vragen die voor de behandeling van het geschil nodig zijn. Zodra hij
Zie o.m. de jaarverslagen van de Ombudsman, de brochure ‘Een Ombudsman voor de cliënten van de banken’, Aspecten en Documenten, nr. 123, en de Adviezenboeken.
over alle gegevens beschikt, zal hij in de vorm van een advies een uitspraak doen. In nagenoeg alle gevallen wordt het advies gevolgd door de bank. Klachten van de cliënten van de banken zijn dikwijls het gevolg van een laattijdig antwoord van de bank, of van een antwoord dat het probleem niet ten gronde behandelt. Menigmaal is de klacht opgelost zodra de cliëntendienst van de bank een passend antwoord heeft verstrekt. • Afspraken schriftelijk bevestigen
Klachten die berusten op een mondelinge afspraak, zonder enig bewijs dat kan worden geobjectiveerd, laten de Ombudsman niet toe een intermediatierol uit te oefenen en een advies uit te brengen. Een subjectieve benadering moet immers te allen prijze worden vermeden. De vertrouwensrelatie tussen bank en cliënt vereist openheid en duidelijkheid tussen partijen. Wanneer hieromtrent enige twijfel zou ontstaan, is het raadzaam afspraken hard te maken door een mondelinge overeenkomst schriftelijk te bevestigen. Dit kan de transparantie van een bancaire relatie alleen maar ten goede komen. Bij het aanrekenen van kosten aan de cliënten is het dikwijls zo dat de klager beweert hiervan niet op de hoogte te zijn gebracht door de bank. Klagers worden verwezen naar het algemeen reglement der verrichtingen, of de tarieflijst, na het verrichten van de transactie. Betwistingen en uiteindelijke klachten dienaangaande kunnen worden voorkomen door dit duidelijk te vermelden bij het initiatiegesprek met de bank.
meen reglement, een bestek, specifieke bepalingen al naargelang de producten of de diensten waarop de cliënt een beroep doet. Deze zijn vaak gesteld in een vakjargon eigen aan de bankwereld. Bank en cliënt hebben er baat bij dat deze bepalingen transparanter worden. De toepassing van de gedragscode waaraan nu wordt gewerkt en een passende opleiding van het personeel, zouden voor dit probleem een oplossing kunnen brengen. Het aantal klachten met gemengd karakter, die betrekking hebben deels op het privé-leven en deels op een beroepsactiviteit, neemt eveneens toe. Veelal worden door de klagers geschillen aangebracht die betrekking hebben op een bancaire relatie die aanleiding geeft tot problemen zowel in het privé- als het beroepsvlak. Dit uit zich zeer duidelijk in de kredietverlening waar een algemene akte zowel het beroepsgedeelte als het privé-gedeelte van de woning financiert. Bij betwisting is het zeer moeilijk het ene van het andere te scheiden, en moet de Ombudsman zich onbevoegd verklaren. Voor de particuliere cliënten van spaarbanken bestaat, eveneens sinds 1990, de Regelings- en Overlegcommissie (ROC). Sedert de integratie van de voormalige spaarbankenvereniging in de Belgische Vereniging van Banken (najaar 1994) heeft deze commissie haar secretariaat eveneens bij de Vereniging. De ROC blijft bevoegd voor de aangesloten spaarbanken en heeft haar eigen identiteit kunnen behouden. Zoals blijkt uit de gepubliceerde adviezen lopen de ervaringen van de ROC evenwijdig met die van de Ombudsman.
• Vakjargon vermijden
De rechten, maar ook de plichten van de cliënten van de banken worden beschreven in een alge-
23
Fiscaliteit – nog veel werk voor de boeg HET ALGEMEEN KADER : GEEN VERBETERINGEN • De banken : blijvend verzet tegen
discriminerende behandeling Op fiscaal gebied genoot de sector in dit verslagjaar andermaal het weinig benijdenswaardige voorrecht volop in de belangstelling te staan bij de overheid. Na de reeds vroeger opgelegde inspanningen zijn tijdens het regeringsconclaaf van eind vorig jaar (begroting 1997) eens te meer maatregelen genomen die alleen de banksector treffen. Die kwamen des te harder aan omdat zij als enig doel hebben het primair overschot van de federale overheid op peil te houden. In de gegeven economische omstandigheden komt dat voor de sector neer op een extra stijging van de belastingdruk, waarvoor dus geen andere verklaring dan een budgettaire bestaat. Daar de lat met de andere belastingplichtigen reeds eerder was gelijkgelegd, komt dit erop neer dat de sector nu zwaarder wordt belast dan andere sectoren. De banken zullen zich hiertegen blijvend verzetten. Deze discriminatie moet ongedaan worden gemaakt. In de begroting voor 1998 worden geen nieuwe belastingen aangekondigd. Is dat op zich goed nieuws, in het licht van de hierna vermelde context van stijgende belastingdruk past relativering. Meer nog, met betrekking tot de hiervoor aangeklaagde toestand van de banken gebeurt er helemaal niets. Op dat punt brengt de begroting geen aarde aan de dijk. • De belastingdruk bereikt opnieuw
ongekende hoogten De zopas door de OESO gepubliceerde cijfers i.v.m. belastingdruk (fiscaal en parafiscaal) bevestigen dat de situatie in ons land weer verslechtert. Eigenlijk keert men terug naar de nefaste toestand van medio de jaren ‘80. Na de Scandinavische landen prijkt België opnieuw bovenaan in de rangschikking van de landen met
24
de hoogste belastingdruk. Het verschil met Frankrijk, dat onmiddellijk volgt, bedraagt exact 2 volle procentpunten en we steken 4,7 procentpunten uit boven het gemiddelde voor de Europese Unie. Deze toestand is onhoudbaar. Liefst zo snel mogelijk moeten wij naar een plaats veel dieper in het peloton. Aan de vooravond van de invoering van de euro is dit des te belangrijker, vermits de tendens in de meeste van de ons omringende landen en het gemiddelde voor alle landen van de OESO dalend is. In hetzelfde licht zijn de werkzaamheden van de werkgroep voorgezeten door Europees Commissaris Monti niet erg geruststellend. In het verlengde van de ECOFIN-Ministerraad van medio september werkt die groep aan een fiscale gedragscode ‘om de schadelijke vormen van belastingcompetitie te beperken’. Lovenswaardig, maar het blijft een partiële aanpak en bovendien wordt nergens gesproken over belastingdruk en a fortiori over een daling ervan. In een wereld waar de afstanden steeds kleiner en de mogelijkheden tot delokalisatie en gebruik van het Internet steeds groter worden, is dat nochtans minstens even belangrijk. De Europese ministers pleiten eveneens ervoor om bij de fiscale behandeling geen onderscheid meer te maken tussen binnenlandse en buitenlandse vennootschappen. Bijna op hetzelfde ogenblik kondigt de Belgische overheid aan dat zij de buitenlandse investeerders in ons land speciaal wil ‘verzorgen’. Dat is een zeer dubbelzinnig signaal. Wanneer men voorstander is van een Europese gedragscode, geldt dat voor het geheel en mag het niet beperkt blijven tot de punten waarvoor men zelf vragende partij is. • Ook de principes hebben hun rechten
Als die aankondiging om buitenlandse investeerders speciaal te ‘verzorgen’ de uiting is van de gevoeligheid van onze bestuurders voor fiscale stabiliteit, rechtszekerheid en een positief en efficiënt optreden van de fiscale administraties (Nederland kan hier als voorbeeld dienen), dan
beantwoordt zij ongetwijfeld aan een behoefte en is ze zonder meer positief. Alleen ziet men niet goed in waarom zij enkel ten goede komt aan de nieuwe buitenlandse investeerders en de bestaande Belgische ondernemingen volkomen in de kou blijven staan. Die hebben daaraan evenzeer behoefte en bijgevolg moeten die maatregelen ook voor hen gelden. Hun jarenlange inzet voor de economie van het land mag nu niet worden bestraft. Ook individueel zijn een aantal banken betrokken in ingewikkelde en delicate dossiers. Sommige daarvan haalden ruim de pers, vaak in termen die neerkomen op een veroordeling van de betrokkenen zonder meer. Deze zaken worden ook regelmatig opgerakeld als betrof het een smeuïg vervolgverhaal. In een aantal gevallen gebeurt dat zelfs zonder dat er iets nieuws te vertellen is, alleen maar om de zaken te laten ‘voortsudderen’, zonder de nodige nauwkeurigheid. Kortom, banken zouden het niet zo nauw nemen met hun fiscale verplichtingen. Alleszins wordt daardoor opnieuw duidelijk dat een grote kloof bestaat tussen wat men denkt dat ‘moet’ en de wettelijk vastgelegde bepalingen. Al te vaak neemt men een loopje met een aantal regels die eigen zijn aan de rechtsdiscipline die de fiscaliteit tenslotte nog is. Zonder op concrete dossiers in te gaan moet het toch duidelijk zijn dat banken naast hun plichten evenzeer rechten hebben, met name al die welke alle andere belastingplichtigen hebben. Banken kunnen of mogen niet in een uitzonderingstoestand worden geplaatst. En zolang niemand is veroordeeld, moet het principe van het vermoeden van onschuld onverminderd gelden. Deze regel dient voorop te staan, ook in een samenleving die haar waarden herdefinieert. Zoniet gaat het ontegensprekelijk de verkeerde kant uit.
DE BANKEN – GEEN SPEELBAL • De banken in het verweer
Ook als men de dossiers van de voorbije periode van naderbij bekijkt kan de sector moeilijk tevreden zijn.
Een gevoel van onbehagen duwt de banken in het verweer. Ook voor hen moeten de regels van de rechtsstaat worden gerespecteerd en zij willen als alle anderen op dezelfde wijze worden behandeld. Het kan niet langer dat een vooringenomenheid tegen de sector overheerst. Een aantal elementen geven aan dat de banken als groep noch individueel op dezelfde wijze worden behandeld als de overige sectoren en belastingplichtigen. Te pas en te onpas worden beschuldigingen geuit die achteraf onwaar blijken te zijn. Daaraan moet een einde komen. De sector moet ook gehoor krijgen voor zijn rechtmatige verzuchtingen. Al te vaak worden die zonder gegronde reden opzijgeschoven of blijven ze zonder gevolg. Antwoorden op vragen en tussenkomsten worden helemaal niet of slechts veel te laat gegeven. Het publiek is blijkbaar ook allergisch voor de grote bedragen, die op een absolute manier worden geïnterpreteerd. De werkelijkheid is genuanceerder. Kortom, de banken dringen aan op veranderingen. • Tussen hamer en aambeeld
De jaarlijkse taks op de kredietinstellingen - die wordt geheven op de kapitalen uitstaand op vrijgestelde spaarboekjes - en de belasting op de levering van effecten strekken er inzonderheid toe de staatskas met verschillende miljarden frank te stijven. Voor de banken komt de eerste neer op een discriminerende en expliciete verhoging van de vennootschapsbelasting, terwijl de tweede, waar het veelal om kleine bedragen gaat, een onevenredige inzet van mensen en middelen vergt. In beide gevallen worden ze geprangd tussen hamer en aambeeld. • Het bankgeheim : belaagd maar
het principe blijft onaangetast Ook het zo belangrijke bankgeheim is niet aan de aandacht ontsnapt. In het kader van de strijd tegen de belastingontwijking en -ontduiking is aangekondigd dat de voorwaarden voor de opheffing ervan zouden worden versoepeld in het
25
voordeel van de belastingadministraties. Eind vorig jaar is de wet in die zin aangepast. De nieuwe tekst voorziet in de afschaffing van de vroegere vereiste van medeplichtigheid van de bank. Voortaan is het voldoende dat de persoon die wordt gecontroleerd, een cliënt van de bank is. Daarenboven werd de voorbereiding van bijzondere mechanismen toegevoegd aan de mogelijkheden voor het opheffen van het bankgeheim, in tegenstelling tot vroeger toen alleen het bestaan van dergelijke mechanismen in aanmerking kon worden genomen.
Daarnaast werden in dezelfde periode ook meer bevoegdheden verleend aan de invorderingsambtenaren, om in bepaalde gevallen een snellere (gedwongen) invordering van de belasting mogelijk te maken. Sommigen dachten dat deze bepaling het ook mogelijk maakte inlichtingen over de betrokken belastingplichtigen in te winnen bij de banken. Dit idee kan niet worden aanvaard. Aan deze ambtenaren zijn dezelfde bevoegdheden verleend als aan de taxatieambtenaren, en derhalve is het bankgeheim hun op dezelfde wijze tegenstelbaar. • De ‘fix-fondsen’ : eindeloos wachten ?
Nog steeds met betrekking tot de grondvoorwaarden, moet het voortaan echter gaan om een mechanisme voor belastingontduiking en niet alleen om een inbreuk op de belastingregels. Naast het materieel element is er nu ook een moreel element. Tevens zijn sommige vormvereisten voor het opheffen van het bankgeheim strenger geworden dan voorheen en moeten voortaan drie hooggeplaatste belastingambtenaren in plaats van twee optreden. Aldus stelt men uiteindelijk vast dat de verschillende maatregelen lang niet alle in dezelfde zin gaan. Overigens blijft dit een uitzonderingssituatie en heeft de wetgever het principe van het bankgeheim in de normale gevallen volkomen en uitdrukkelijk bevestigd door de tekst ervan ongewijzigd te bewaren. Een onzekerheid hierover blijft nochtans hangen. Niet alleen blijft men in het ongewisse over de bedoelingen van de fiscus in dit vlak, maar ook heerst nog onduidelijkheid over de aangekondigde en belangrijke correlatieve ‘aanpassing’ m.b.t. de verplichting van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen om de minister van Financiën in te lichten over alle bijzondere mechanismen die ze vaststelt bij de uitoefening van haar taak. Daarmee moet zeer omzichtig worden omgesprongen, wil men de relaties tussen de banken en de CBF niet ernstig hypothekeren. Overigens weet men dat daar in het licht van de Europese teksten nauwelijks manoeuvreerruimte is.
26
Het jaarverslag 1996 handelde reeds over de nieuwe wetgeving in het vlak van de beleggingsvennootschappen met gegarandeerd rendement, ook gekend als ‘fix-fondsen’. De nadruk lag toen op het feit dat de sector meer dan een jaar heeft moeten wachten op een wettelijke tekst die dan nog onduidelijk bleek. Anderhalf jaar later is nog steeds geen administratieve commentaar daarover beschikbaar. Was bovenbedoelde termijn op zich reeds onaanvaardbaar lang, dan begint men zich nu toch af te vragen of er niet meer achter zit. Als het de bedoeling mocht zijn het product op die manier van de markt te houden, dan had men er beter aan gedaan dit van meet af aan duidelijk te zeggen. Nu overheerst het gevoel dat een open en duidelijke discussie hierover niet mogelijk is. • Ook de boekjes ter discussie gesteld
Ook de gereglementeerde spaarboekjes zijn in het verslagjaar ter discussie gesteld, inzonderheid na een aantal persartikels over vermeende misbruiken. De sector heeft deze aantijgingen ernstig genomen. Na grondig onderzoek zijn de banken van oordeel dat hun huidige manier van werken conform de wetgeving is. In alle gevallen waar de roerende voorheffing toepasselijk is, wordt zij ook afgehouden. De sector past de roerende voorheffing conform de administratieve commentaar trouwens ook toe op de vzw’s, maar nu pas wordt een wettelijke maatregel voorbereid die deze inhouding onbetwistbaar maakt. Dat de Belgische gezinnen over het algemeen meer dan één spaarboekje hebben is een maatschappelijke verworvenheid, die men trouwens
niet meer kan terugdraaien. Die tendens zet zich voort, onder meer onder invloed van de maatschappelijke verzelfstandiging van de verschillende gezinsleden en van de kinderen in het bijzonder. Daaraan een mogelijk fiscaal misbruik koppelen is ver gezocht, vermits de gemiddelde jaarlijkse interest van een boekje nauwelijks 5.000 BEF bedraagt. Overigens kunnen de banken de ‘fiscale’ samenstelling van een gezin niet kennen zonder een inbreuk op het privé-leven van hun cliënten te plegen. De opvolging daarvan zou nog grotere technische en maatschappelijke problemen meebrengen. Een ommekeer van het huidig stelsel zou dan ook op grote weerstand stuiten, als die al niet technisch onuitvoerbaar is. In elk geval zouden de bijkomende opbrengsten voor de overheid zo goed als onbestaand zijn. • Actualisatie bijzondere mechanismen :
geen discriminatie, noch extraterritoriale toepassing De documenten inzake bijzondere mechanismen, daterend van de tweede helft van de jaren ‘70, worden thans geactualiseerd. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen heeft een ontwerp ter zake uitgewerkt waarin ook rekening is gehouden met de sindsdien opgedane ervaringen en met de nieuwe vormen van bemiddeling, zoals het optreden van EU-kredietinstellingen in vrije dienstverlening. Daarnaast wil men ook aan de banken een fiscaal voorkomingsbeleid opleggen. De sector wordt daarover geconsulteerd. Deze procedure loopt nog steeds zodat het voorbarig is daarop dieper in te gaan. Hierna volgen dan ook alleen maar enkele algemene beschouwingen. In vergelijking met vroeger bieden thans veel meer actoren financiële producten en diensten aan. De nieuwe verplichtingen inzake bijzondere mechanismen moeten dan ook voor iedereen gelden, en zonder enig onderscheid. Dat is niet meer dan de logica zelf. Tot op heden bestaat daartoe evenwel geen enkel initiatief. Ook rijst de vraag hoe de stipte naleving ervan zal worden gecontroleerd bij instellingen die hier in vrije dienstverlening opereren. Omgekeerd mogen de banken ook niet verantwoordelijk worden gemaakt voor wat in het buitenland gebeurt. Er
kan aan deze richtlijnen geen extraterritoriale toepassing worden gegeven. Dat leidt alleen maar tot een discriminatie ten nadele van de buitenlandse entiteiten van Belgische banken ten aanzien van de andere operatoren op dezelfde markt die geen band hebben met ons land. De nieuwe regels moeten overigens een geïndividualiseerde implementatie mogelijk maken; zij mogen de instellingen geenszins in een eenvormig strak keurslijf dwingen. • Rechtmatige verzuchtingen :
het antwoord blijft uit of komt pas laat Eind vorig jaar heeft de minister van Financiën verklaard de aftrekbaarheid van voorzieningen geboekt in het kader van de overgang naar de euro te zullen laten onderzoeken. De aangekondigde administratieve omzendbrief verscheen pas tien maanden later. Ook hier zijn de belastingplichtigen lang in het ongewisse gebleven, terwijl de voorbereiding voor de overgang reeds volop aan de gang was. Voor de banken die daarbij een sleutelrol spelen, gaat het hier om een belangrijke aangelegenheid. Lang aanslepen doet ook het dossier rond het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting. Het probleem betreft daar de verhouding tussen het intern recht en de internationale verbintenissen die ons land heeft aanvaard in het kader van bepaalde dubbelbelastingverdragen, meestal met ontwikkelingslanden. Verscheidene banken zijn in het verleden door de fiscus bijkomend getaxeerd in dit vlak. Zij gaan daarmee niet akkoord en hebben bezwaarschriften daartegen ingediend. Het is onaanvaardbaar dat daarover tot op heden nog geen uitspraak is gedaan. Die procedures zijn al ruime tijd ingeleid, sommige zelfs al vier of meer jaar geleden. Na individuele acties zijn uiteindelijk gezamenlijk stappen ondernomen bij de hoogste autoriteiten, waarbij werd aangedrongen op een spoedige behandeling. Weer een half jaar later is men, ondanks formele beloften, nog geen stap verder. Deze houding lijkt een poging te zijn van overheidswege om de betrokkenen met andere middelen dan juridische te doen zwichten, maar daarvan is alsnog geen sprake. Nog langer reeds dringt de sector aan op het herstel van de onjuistheden in het Wetboek van
27
de inkomstenbelastingen (WIB ‘92), meer bepaald inzake roerende inkomsten. In 1992 heeft de federale wetgever het vroegere Wetboek van de inkomstenbelastingen gecoördineerd teneinde het vlotter leesbaar en begrijpelijker te maken. Dit had een louter formele aangelegenheid moeten zijn. In het nieuwe Wetboek zijn echter verscheidene onjuistheden en wijzigingen ten gronde geslopen onder meer betreffende het fiscaal stelsel van de roerende inkomsten. Zodra men klaar was met die coördinatie, heeft de Vereniging het initiatief genomen om iets te doen
28
aan die situatie, die de banken inzonderheid als debiteurs inzake roerende voorheffing in een lastig parket bracht. Elk jaar heeft ze dit verzoek herhaald. Tijdens de voorbije zomer heeft de Ministerraad eindelijk een wetsontwerp goedgekeurd om die onjuistheden te corrigeren. Men kan die beslissing alleen maar toejuichen. Tegelijk rijst de vraag waarom het vijf jaar heeft geduurd vooraleer orde op zaken werd gesteld. Hopelijk zullen die verbeteringen nu op korte termijn worden verwezenlijkt.
Uitholling van de zekerheden : ernstige averechtse gevolgen voor de economie BEGINSELEN VAN EEN MARKTECONOMIE Sedert enkele jaren besteedt de overheid bijzondere aandacht aan schuldenaars in moeilijkheden, hetzij ondernemingen die bedreigd zijn in hun bestaan en waar bijgevolg ook banen op de tocht staan, of particulieren met overmatige schulden. Er moet een juist evenwicht worden gevonden tussen de belangen die tegenover elkaar staan. Maar de billijkheid is niet het enige element dat in overweging moet worden genomen op dit gebied. Men heeft soms de indruk dat de wetgever niet altijd voldoende bedacht is op de economische gevolgen van maatregelen die hij neemt met de lofwaardige intentie om onfortuinlijke schuldenaars te beschermen. Ondernemingen zonder toekomst kunstmatig in leven houden druist tegen alle beginselen van de markteconomie in. In de landen van de Europese Unie hebben het Verdrag van Rome en het Verdrag van Maastricht zich resoluut verbonden tot een markteconomisch stelsel. Die keuze ligt aan de basis van een stel regels, waaronder het mededingingsrecht. De mededinging moet vrij zijn; ze mag niet worden vervalst door overeenkomsten, machtsposities, steunmaatregelen van de Staat, enz. Telkens als een onderneming in moeilijkheden verkeert, dient men zich de vraag te stellen of de voorgenomen ‘reddingsmaatregelen’ wel stroken met die beginselen, en met name of ze de andere ondernemingen van dezelfde sector, die net daardoor te kampen hebben met oneerlijke concurrentie, mogelijk in gevaar kunnen brengen.
1
Heel vaak tracht de wetgever schuldenaars in moeilijkheden te bevoordelen ten nadele van de schuldeisers die over zakelijke zekerheden beschikken. Het kan dan al gewettigd en zelfs in hun belang zijn dat aan de schuldeisers kwijtschelding van schulden, in hoofdsom of van de intresten, wordt gevraagd wanneer de onderneming in moeilijkheden reële overlevingskansen heeft, de uitholling van de garanties heeft ook averechtse gevolgen. Ze kan de toegang tot krediet, en gelijk ook de oprichting of de ontwikkeling van ondernemingen bemoeilijken. Ze kan de schuldeisers ook ertoe aanzetten hun kredietopeningen op te zeggen of sneller dan zij anders zouden doen, de terugbetaling van de opeisbare schulden te eisen. Men mag niet uit het oog verliezen dat de bankier ook de plicht heeft in te staan voor de absolute veiligheid van de deposito’s die hem zijn toevertrouwd. Het percentage kredietverliezen dat hij zich kan veroorloven, is erg miniem.
HERVORMING VAN HET GERECHTELIJK AKKOORD EN VAN HET FAILLISSEMENT De nieuwe faillissementswet 1 is een van die wetten die daadwerkelijk ertoe bijdragen dat de draagwijdte van garanties wordt uitgehold. Enerzijds bepaalt ze immers dat de rechten van vervolging van de pandhoudende en hypothecaire schuldeisers worden opgeschort tot het procesverbaal van verificatie van de schuldvorderingen en dat die opschorting kan worden verlengd met een periode van maximum één jaar. Die opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging van de bijzonder bevoorrechte schuldeisers kan uitdraaien op een ontwaarding van de garanties die zij bezitten.
Voor de impact op de kredietverlening van deze hervorming, zie ‘Wetten op het gerechtelijk akkoord en het faillissement’, Aspecten en Documenten, nr. 193.
29
Anderzijds zullen de gewone schuldvorderingen die bij het einde van een vereffening van activa onbetaald blijven, geen enkele waarde meer hebben indien de gefailleerde verschoonbaar wordt verklaard. De beslissing tot verschoonbaarheid ontneemt de schuldeisers immers hun rechten van tenuitvoerlegging bij de sluiting van het faillissement. In de hervorming van het gerechtelijk akkoord heeft de wetgever de zekerheden op de achtergrond geschoven en een offer van de schuldeisers omwille van het voortbestaan van een onderneming in moeilijkheden toegestaan. Wanneer het risico bestaat van een belangrijke minderwaarde van de zekerheden, voortvloeiend uit de opschorting van de tegeldemaking van roerende of onroerende goederen tijdens de akkoordprocedure, zijn de bijzonder bevoorrechte schuldeisers relatief beschermd doordat aan de rechter de mogelijkheid wordt gegeven bijkomende zekerheden voor hen te stellen. Het valt echter te vrezen dat in werkelijkheid geen bijkomende zekerheden zullen kunnen worden gesteld, bij gebrek aan beschikbare garantie. De schuldvorderingen blijven intrest opbrengen tijdens de akkoordprocedure maar een herschikking of verlichting van de schulden is mogelijk. Het toebehoren van de schuldvordering mag dan al gevrijwaard zijn, de hoofdsom lijkt wel degelijk bedreigd, temeer omdat de nakoming van het plan de schuldenaar in principe definitief bevrijdt !
OVERMATIGE SCHULDENLAST : EEN ‘SUPERVOORRECHT’ VOOR DE STAAT ? Met het wetsontwerp betreffende de overmatige schuldenlast beoogt de regering bij te dragen aan de oplossing voor dit maatschappelijk probleem. Maar ze laat enkel de privé-schuldeisers het gelag betalen. In het gerechtelijk vereffeningsplan kan de rechter de betaling van de schulden uitstellen of spreiden; ook kan hij de werking van de zakelijke zekerheden opschorten zonder dat die maatregel hun grondslag in het gedrang kan brengen; de opschorting van de zakelijke zeker-
30
heden kan echter, zonder hun grondslag in het gedrang te brengen, de waarde ervan doen verminderen. Hierbij moet met name worden opgemerkt dat de uitholling van de hypothecaire waarborgen de toegang tot eigendom dreigt af te snijden voor tal van kandidaat-kredietnemers, die heel dikwijls geen andere waarborg dan de hypotheek op hun woonhuis hebben te bieden. Die uitholling van de waarborgen zou natuurlijk ook tot gevolg hebben dat krediet duurder wordt. Wanneer alle voor beslag vatbare goederen te gelde zijn gemaakt, kan de rechter kwijtscheldingen van schulden toestaan die pas verworven zullen zijn als de voorwaarden van het vereffeningsplan zijn nageleefd en behoudens terugkeer tot betere fortuin. De regering is echter niet van plan haar eigen schuldvorderingen te offeren aan haar doel, de bestrijding van de overmatige schuldenlast. Belastingschulden komen niet in aanmerking voor kwijtschelding van schulden. Terwijl de collectieve schuldenregelingsprocedure een toestand van samengerechtigdheid doet ontstaan die het vermogen van de schuldenaar onbeschikbaar maakt, kan de fiscus zich tegen de gezamenlijke schuldeisers nog beroepen op de wettelijke hypotheek, die de invordering van de belastingen waarborgt. Niet alleen beperkt de Staat de rechten van de bevoorrechte schuldeisers, hij kent zichzelf tegelijk een soort ‘supervoorrecht’ toe en vervalst aldus radicaal de regels van het spel.
BESCHERMING VAN ONDERAANNEMERS : TWEESNIJDEND ZWAARD Krachtens een in mei 1997 in werking getreden wet vallen bepaalde zekerheden ter beschikking van de bankier terug naar de tweede plaats, na de schuldvorderingen van de onderaannemers, arbeiders, bedienden en leveranciers van de hoofdaannemer. Die onderaannemers, arbeiders, bedienden en leveranciers kunnen, na de zekerheidstelling, beslag leggen op de schuldvorde-
ringen die de hoofdaannemer had op een aanbestedende overheid en die hij heeft overgedragen aan zijn bankier of in pand heeft gegeven. Daardoor bieden de garanties een stuk minder houvast en is aannemerskrediet in het kader van een overheidsopdracht riskanter geworden. Men denkt erover dit stelsel uit te breiden tot de privé-opdrachten, en dit ter bescherming van
de onderaannemers. De intentie is vast en zeker nobel, maar opnieuw werden niet alle gevolgen ingeschat voor een groot aantal ondernemingen die, als ze bepaalde werkzaamheden niet meer kunnen uitoefenen omdat ze onvoldoende krediet krijgen bij gebrek aan zekerheid, ook geen beroep meer zullen kunnen doen op onderaannemers.
31
Het juridisch en regelgevend kader waarin de banken werken NETTING EN EIGENVERMOGENSVEREISTEN
van afgeleide producten. Zij werken ook aan een uitbreiding ervan.
Inspelend op de trend tot schuldvergelijking of compensatie bij de banken heeft de BVB begin 1997 een eigen basistekst voor een nettingovereenkomst goedgekeurd. Deze tekst heeft tot doel de risico’s te verminderen waaraan de banken zijn blootgesteld. België leverde baanbrekend werk met de bankwet van 1993, die op aanvraag van de BVB het kader daarvoor heeft geschetst 1.
Wat deze afgeleide producten betreft, is er een reglementaire bepaling, gebaseerd op voornoemde richtlijn, die de voorwaarden van deze vorm van netting regelt. De banken zijn hier vragende partij voor een klare en eenduidige regeling door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Dit zou het mogelijk maken de reglementsteksten daadwerkelijk uit te voeren. De contacten hiervoor zijn aan de gang.
De BVB-nettingovereenkomst werd uitgewerkt om de Belgische banken de mogelijkheid te bieden bij faillissement van de tegenpartij-bank hun risico te verminderen. Op basis van een dergelijke nettingovereenkomst hebben zij immers het recht om, als hun medecontractant-kredietinstelling failliet gaat, hun wederzijdse schulden te compenseren tot beloop van het kleinste bedrag.
De uitwerking van een gelijkaardige regeling voor het netten van deposito’s 6 zou eveneens wenselijk zijn. Het idee is dus om deposito’s van banken bij elkaar te compenseren. De mogelijkheden hiertoe worden momenteel onderzocht. Wettelijk gezien kan dit, aangezien artikel 157 van de Belgische wet geen probleem doet rijzen.
De BVB-overeenkomst vult de overeenkomstige internationale contracten (bv. ISDA 2, IDNA 3) aan, die ook tussen Belgische banken en dus in het Belgisch recht toepasselijk moeten zijn.
EFFECTISERING : DE KROON OP HET REGELGEVEND WERK
Deze ‘nettingcontracten’ kunnen evenwel nog een ander voordeel opleveren. Vermits iedere bank kapitaal dient aan te houden in relatie tot haar activiteiten en het daaraan verbonden risico, zou een daling van dat risico door het sluiten van een nettingovereenkomst aanleiding geven tot een vermindering van de kapitaalvereisten. Dit gevolg werd door het Bazelcomité 4 en een Europese richtlijn 5 erkend voor de compensatie 1 2 3 4 5 6
32
In het voorjaar werd de wet van kracht waardoor de oprichting van de instellingen voor belegging in schuldvorderingen die voor hun financiering geen beroep doen op het publiek (de private IBS), mogelijk werd gemaakt. Het vereiste uitvoeringsbesluit, dat medio 1997 werd uitgevaardigd, bevat de gevraagde soepele en kostenminimaliserende werkingsregels voor deze private IBS. Aldus kunnen de cederende banken een beroep doen op een systeem dat ef-
Artikel 157 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. ISDA : International Swap and Derivatives Agreement. IDNA : International Deposit Netting Agreement. Interpretation of the Capital Accord for the multilateral netting of forward value foreign exchange transactions, april 1996. Richtlijn 89/647/EEG van 18 december 1989 tot erkenning van de contracten van schuldvernieuwing en schuldvergelijking door de controleautoriteiten zoals gewijzigd door Richtlijn 96/10/EG van 21 maart 1996. Met deposito’s wordt bedoeld elke niet-gewaarborgde interbancaire cashbetaling aan een kredietinstellingtegenpartij. Deze definitie telt echter vele uitzonderingen.
ficiënter en rendabeler is dan het reeds bestaande stelsel met de publieke IBS om de doelgroep bij uitstek voor deze financiële operaties, met name de institutionele beleggers, te bereiken.
rekening worden gehouden met de ter zake door het land van oorsprong vastgestelde verplichtingen of met lokale elementen die gelden voor buitenlandse vestigingen van Belgische banken.
Dit koninklijk besluit vormt het orgelpunt van zeven jaar constructieve samenwerking tussen het kabinet van de minister van Financiën, de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en de banksector. Het resultaat van deze goede verstandhouding is een wettelijk-reglementair kader dat een stevige basis vormt voor de verdere ontwikkeling van het financieel centrum in het vlak van deze financiële verrichtingen. Dit niet alleen op nationaal, maar ook op internationaal niveau daar dit kader zeker kan concurreren met de buitenlandse juridische systemen.
In dat kader is het ten zeerste wenselijk dat de doeltreffendheid van interne en externe controle wordt verbeterd, meer bepaald door een betere samenwerking tussen de audit van de bank, de revisoren en de inspecteurs van de CBF. Overlappingen in het toezicht door deze verschillende toezichthouders moeten worden vermeden. Een brainstorming is gehouden teneinde zulke overlappingen op te sporen en zodoende een doelmatige samenwerking tussen alle toezichthouders te bevorderen, waarbij ieders eigen verantwoordelijkheden en onafhankelijkheid uiteraard intact blijven.
SYNERGIE TUSSEN INTERNE AUDIT EN EXTERNE CONTROLE De doeltreffendheid van het prudentieel toezicht hangt in grote mate af van de samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten op prudentieel vlak en de controleorganen in de banken zelf. De CBF stelde in 1987 een organisatienorm voor de functie van interne audit vast. In de loop van de laatste tien jaren ondergingen zowel de bankpraktijken als de uitoefening van de audit ingrijpende wijzigingen. De CBF achtte het noodzakelijk die norm op verscheidene punten aan te passen. Daarmee worden vooral de organisatie van de interne controle en de respectieve verantwoordelijkheden van de raad van bestuur en van het directiecomité beoogd. De CBF wijst er ook op dat het van belang kan zijn binnen de raad van bestuur een auditcomité op te richten. In haar nieuwe circulaire definieert de CBF goede praktijkbeginselen, geen strikte verplichtingen. Het is essentieel dat aan iedere bank de mogelijkheid wordt gelaten de praktische invulling van die beginselen af te stemmen op haar eigen situatie, bijvoorbeeld al naargelang haar omvang, haar type van bedrijf en cliënteel, het feit of ze al dan niet behoort tot een Belgische of buitenlandse groep. Op dat laatste punt moet
AANPASSING VAN DE REGLEMENTAIRE RAPPORTERING VOOR HET EUROPEES MONETAIR INSTITUUT EN DE COMMISSIE VOOR HET BANKEN FINANCIEWEZEN Een goede werking van de Europese Monetaire Unie impliceert dat de Europese Centrale Bank de statistische informatie nodig voor haar monetaire beleidsvoering ontvangt van de banken. Gedurende het verslagjaar werden daarover diepgaande besprekingen gehouden tussen de BVB, de NBB en de CBF. Na de ingrijpende hervorming van de reglementaire rapportering in 1993 staat België er goed voor vergeleken met andere landen. Toch blijft de aanpassing niet minder aanzienlijk, temeer omdat de CBF de gelegenheid heeft aangegrepen om een reeks wijzigingen in te voeren teneinde rekening te houden met de evolutie van de boekhoudwetgeving en de sedert 1993 opgedane ervaring. De autoriteiten hebben in het licht van die ervaring erkend dat belangrijke wijzigingen een uitvoeringstermijn van minstens twaalf maanden in de banken vereisten, meer bepaald wegens de contraintes op het gebied van informatica. Het opgestelde tijdschema impliceerde dat de banken uiterlijk half juni over de instructies zouden be-
33
schikken. Ondanks een intense inspanning hadden de autoriteiten anderhalve maand meer nodig en kon de aanpassing in de banken pas van start gaan in de moeilijke periode van de vakantie. Het is dan ook niet zeker dat de eerste nieuwe gegevens zullen kunnen worden verstrekt op de eerste datum waarop het EMI ze verwacht, in juni 1998, ofschoon de banken zich natuurlijk zullen inspannen om die deadline te halen. Men kan er niet omheen dat de opeenhoping van de statistische contraintes, vooral op een wanordelijke of overhaaste manier, de uitoefening van het bankbedrijf ernstig kan schaden. De recente bijkomende statistische verplichtingen, waaronder de moeilijke Europese ‘structuurenquête’ die van start gaat nog voordat alle regels ervan zijn vastgesteld, komen bovenop andere, minstens even dwingende verplichtingen, zoals de toepassing van het eigenvermogensreglement betreffende de marktrisico’s en de uitwerking van de ermee samenhangende interne modellen, de voorbereiding op de euro en de overgang naar het jaar 2000 in de informatica. Ook en vooral moeten middelen beschikbaar blijven voor de aanpassing van hun organisatie, en meer nog van hun producten, zonder welke de voortzetting van hun activiteiten op de helling komt te staan.
MARKTRISICO’S : NAAR EEN GROTERE TRANSPARANTIE De toezichthoudende autoriteiten hechten er veel belang aan dat de internationale financiële marktspelers in hun jaarverslag significante informatie publiceren over de risico’s die ze lopen, meer bepaald de marktrisico’s, en over de methoden teneinde ze te beheersen. Dat is ook het standpunt van de BVB : de doeltreffendheid van een markt is afhankelijk van de beschikbare informatie. De BIB analyseert ieder jaar de informatie die op dit gebied wordt gepubliceerd door een steekproef van grootbanken uit een tiental landen, waaronder België, alsook door enkele grote beleggingsondernemingen. De CBF heeft er de aandacht van de Belgische banksector op geves-
34
tigd dat naar haar oordeel de informatieverstrekking door die enkele banken beter zou kunnen. Een dergelijke publicatie is noodzakelijk en onvermijdelijk. Maar men moet geleidelijk en voorzichtig te werk gaan : slecht gepresenteerde of misbegrepen informatie kan kwalijke gevolgen hebben. De door Belgische banken gepubliceerde informatie is bij vergelijking beter dan die van Zwitserse of Nederlandse banken bijvoorbeeld; maar het is duidelijk dat de Amerikaanse banken veel verder gaan doordat ze al een heel eind zijn gevorderd in de ontwikkeling van de bedoelde bewerkingen. Gegevens vergaren is niet moeilijk. Maar ze moeten dan wel relevant en coherent zijn zodat de lezer er echte conclusies uit kan trekken. Op dat punt zijn internationale vergelijkingen het delicaatst. Daarom acht de BVB een normalisatie noodzakelijk op internationaal niveau, maar ze moet soepel en geleidelijk zijn. Wat het eigen vermogen ter dekking van de marktrisico’s betreft, zal de Europese richtlijn, waarin de per eind 1997 ingaande bepalingen van het Bazelcomité zullen worden opgenomen, vooral tot doel hebben de interne modellen te erkennen en hun kwantitatieve en kwalitatieve criteria vast te stellen. Ze zal pas op z’n vroegst net vóór die datum kunnen worden aangenomen. De effectieve tenuitvoerlegging ervan binnen de toegemeten tijd zou onoplosbare problemen geven indien de Belgische reglementering niet reeds, gelukkig maar, grotendeels rekening had gehouden met die bepalingen. Maar het Bazelsysteem zal snel blijven evolueren. Op Europees niveau zal voldoende soepelheid in de aanpassing moeten worden aan de dag gelegd om de concurrentiepositie van de banken van de Europese Unie niet te hypothekeren.
GEORGANISEERDE MISDAAD : DE PLAAG BESTRIJDEN ZONDER DE RECHTSZEKERHEID AAN TE TASTEN
BANKGARANTIE EN MILIEUBEZWARENDE ACTIVITEITEN : NIET HET ONMOGELIJKE VRAGEN
• Wetsontwerp betreffende
Twee jaar geleden werd, in het kader van het Vlaams decreet op de bodemsanering, met succes met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) onderhandeld over een model van bankgarantie voor bodemsanering. Dit model werd vervolgens aan alle banken meegedeeld zodat, wanneer een bodemsaneringsproject wordt ingediend, kan worden vermeden dat voor elk dossier de bank van de saneringsplichtige en OVAM afzonderlijk overleg moeten plegen over tekst en modaliteiten van de bankgarantie.
de georganiseerde misdaad De BVB had in 1990 al felle kritiek op de nieuwe versie van artikel 505 van het Strafwetboek, luidens hetwelk worden gestraft : ‘zij die zaken (...) hebben gekocht, in ruil of om niet hebben ontvangen, in bezit, bewaring of beheer hebben genomen, ofschoon zij de oorsprong ervan kennen of moesten kennen’. Uiteraard stond niet zozeer het oogmerk van dit artikel, namelijk de bestrijding van het witwassen, als wel de formulering van de tekst ter discussie. In een zo zwaarwichtige materie als zware misdadigheid mag men zich niet vergenoegen met zo vage uitdrukkingen als ‘moet kennen’. Het morele element is essentieel in het strafrecht. Vastgesteld wordt evenwel dat de regering de tenlastelegging stukje bij beetje gaat ‘objectiveren’, wat al blijkt in artikel 505 van het Strafwetboek. In het ontwerp betreffende de criminele organisaties is het begrip ‘deelneming’ erg ruim vermits het slaat op al wie deelneemt aan de voorbereiding of verwezenlijking van een geoorloofde activiteit van die criminele organisatie, ofschoon hij weet of moet weten dat zijn deelneming bijdraagt aan haar doeleinden. Die ‘objectivering’ van de tenlastelegging (het opzet wordt automatisch ten laste gelegd van een persoon die wordt verondersteld op de hoogte te zijn) is een bron van rechtsonzekerheid. Hoe en wanneer moet men immers weten ? Wie zal beslissen dat men moet weten ? Hoe zal men toezien op de grondslag van het gerechtelijk onderzoek ? In haar gerechtvaardigde strijd tegen de alsmaar voortwoekerende criminaliteit neemt de regering maatregelen die buiten verhouding lijken te staan tot het nagestreefde doel. Dreigt de ‘objectivering’ van de tenlastelegging en van de veroordeling van de rechtsonderhorige niet uit te draaien op een gevoel van rechtsonzekerheid bij elke burger ?
Het nieuwe plan van het Vlaamse Gewest rond de milieuproblematiek (Vlarem II) legt de exploitanten van stortplaatsen ook de verplichting op over een bankgarantie te beschikken overeenstemmend met de kosten voor de afdichtlaag, de eindafdek en de nazorg van de stortplaats. Een eerste onderzoek heeft echter uitgewezen dat de risico’s hier veel groter zijn dan bij bodemsanering : •
de bankgarantie is een vergunningsvoorwaarde, wat de bank veel vroeger bij het dossier betrekt, waardoor de risico’s groter zijn en het engagement van de bank moeilijk kan worden berekend;
•
de overheid verwacht dat de duur van de garantie overeenstemt met de exploitatieperiode en met de nazorg, wat zeer lang is; de opzeggingsmogelijkheid voor de bank is onduidelijk;
•
tegenover dit engagement van de bank voor een groot bedrag en een lange termijn staan weinig mogelijkheden qua zekerheden.
Een evaluatie binnen de banken en met het kabinet van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling is aan de gang om na te gaan of de juridische bepalingen van Vlarem II samen kunnen gaan met de risico-overwegingen en de financieringstechnieken. Het zou kunnen dat de bankgarantie gepaard gaande met een geleidelijke opbouw van de waarborg voor elke individuele cliënt onhaalbaar is. In dat geval zou aan de Vlaamse overheid een alternatief kunnen
35
worden voorgesteld in de vorm van een collectief waarborgfonds.
gedekt via een bankgarantie. Ook het Waalse Gewest gebruikt steeds meer diezelfde techniek.
In de ontwerpteksten van ‘Vlarea’, de reglementering voor afvalbeheerorganisaties (zoals Fostplus voor huishoudelijke selectieve afval of voor autobanden, autowrakken, …), wordt opnieuw een regeling voorgesteld waarbij de activiteit en de bijbehorende milieurisico’s zouden worden
De overheid stelt deze regeling voor, zonder overleg met de financiële sector. Het is echter zeer de vraag of de banken de verwachtingen van de overheid, die haar wantrouwen in bepaalde ondernemingen met een milieubezwarende activiteit afwentelt op de banksector, kunnen blijven inlossen.
36
Financiële markten : rec ente evolutie NA ACHT JAAR OVERLEG : EINDELIJK EEN EFFICIËNTE SAMENWERKING VOOR HET BACK-OFFICE Terwijl de convergentie en standaardisatie van betalingssystemen reeds lang en ver is gevorderd, geldt dat niet voor het back-office van de kapitaalmarkten. Belangrijke denktanks, zoals de Groep van 30, hebben de principes qua minimumvereisten voor de ondersteunende systemen reeds neergeschreven. Alle landen streven naar de toepassing van deze principes, ook België. De onderliggende systemen bleven echter fragmentair en zijn dikwijls overlappend. De toenmalige BELARFI-studie 1 trac htte hie rin verbetering te brengen, met een blauwdruk voor een nieuw systeem. De studie was erg gedetailleerd, met een beschrijving en toewijzing van alle taken, en met een kosten- en opbrengstenraming. In het licht van de tegenstrijdige belangen van de verschillende spelers, vooral effectenmakelaars en banken, bleek de realisatie van BELARFI echter onmogelijk. Vandaag is de toestand veranderd. Het landschap van de tussenpersonen is aangepast, waarbij de beursmaatschappijen een coherenter beeld vertonen. Ook de beurs heeft een nieuwe structuur. De komst van de euro, en de verwachte impact ervan op de Europese kapitaalmarkten, heeft dan ook als katalysator gediend bij nieuwe besprekingen omtrent de vereffening van de transacties. Rond de samenwerking tussen de raden van bestuur van de verschillende spelers (NBB, CIK,
1 2
EBVB en Belfox) werden constructieve en innovatieve ideeën geformuleerd. Maar bovendien zou deze samenwerking tot synergieën kunnen leiden met betrekking tot de verrekening van waarborgen, margin accounting, posities en liquiditeiten tussen de diverse systemen. Zelfs een fusie van de clearings van de Beurs van Brussel, de CIK en Belfox zou worden overwogen. Na jaren gepalaver zouden deze besprekingen dus uiteindelijk een beslissende stap voorwaarts kunnen betekenen, vooralsnog ongeëvenaard door andere landen.
VERREKENING VAN EFFECTEN Het kabinet van Financiën voltooit momenteel, in overleg met alle betrokkenen (NBB, Beurs, CIK, Thesaurie, VBO, CBF, Justitie en BVB), het wetsontwerp tot wijziging van diverse wetsbepalingen inzake financiële instrumenten en effectenverrekeningsstelsels 2. Hiermee wordt beoogd dat : •
de CIK en de aangesloten tussenpersonen de rekening-courant van de aandelen en de schuldbewijzen van de privé-sector beheren, zonder onderscheid naar de rechtsvorm van die waarden;
•
het effectenverrekeningsstelsel van de NBB en de aangesloten tussenpersonen de rekening-courant van de schuldbewijzen van de overheidssector beheren, zonder onderscheid naar de rechtsvorm van die waarden.
Bedoeling is tot een samenhangende structuur te komen, in het belang van de emittenten, de tussenpersonen en de beleggers. De structuur is
Feasibility Study BELARFI – 21 januari 1991. Wijzigingen aan het KB nr. 62 over de CIK, aan de wet van 2 januari 1991 betreffende de overheidseffecten en aan de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen. Ook de wet van 6 augustus 1993 wordt gewijzigd teneinde de CIK te erkennen als fiscaal verrekeningsstelsel.
37
opgebouwd rond de emittent (openbaar/privé), en niet meer rond de vorm van het effect. Na advies van het Europees Monetair Instituut en de Raad van State zal de regering dit wetsontwerp ter goedkeuring voorleggen aan het Parlement. Voorts zal er moeten worden voortgewerkt aan het opmaken van de uitvoeringsbesluiten, die met name de CIK zullen aanwijzen als centrale vereffeningsinstelling voor de gedematerialiseerde effecten van vennootschappen en die de voorwaarden tot het houden van rekeningen zullen bepalen. Daarbij kunnen de regels voor het houden van overheidseffectenrekeningen tot leidraad strekken. De BVB is bij deze werkzaamheden nauw betrokken.
BELEGGERSBESCHERMING ZAL DEPOSITOBESCHERMING AANVULLEN De Richtlijn inzake de beleggerscompensatiestelsels werd op 3 maart 1997 eindelijk aangenomen. De minister van Financiën wenst ze snel om te zetten in Belgisch recht, indien mogelijk al op 1 januari 1998. De richtlijn voorziet in een compensatie tot 15.000 ecu (20.000 ecu, of ongeveer 800.000 BEF, vanaf 1 januari 2000) voor deposito’s en effecten die als gevolg van het faillissement van een beleggingsonderneming niet meer te recupereren zouden zijn. Na de recente besprekingen tussen de autoriteiten, de banken en de beursvennootschappen ziet het ernaar uit dat het toekomstige stelsel de volgende kenmerken zal hebben : •
er zullen twee dekkingen zijn : een dekking van 15.000 (20.000) ecu voor deposito’s en een dekking van 15.000 (20.000) ecu voor effecten.
•
de bestaande stelsels, die nu worden beheerd door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI) en het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), zullen zó worden geharmoniseerd en samengesmolten dat de regels dezelfde zijn voor banken en beursvennootschappen, in één stelsel dat deposito’s en effecten dekt.
38
•
in het huidige stelsel zal een extra schuif worden gecreëerd waarin de beursvennootschappen de uit het CIF afkomstige reserves zullen inbrengen die bij een ongeluk eerst zullen worden aangesproken voordat een beroep wordt gedaan op de algemene solidariteit.
Hoewel het nieuwe stelsel voorziet in twee afzonderlijke dekkingen, één voor deposito’s en één voor effecten, onderstreepte de BVB dat de risicoverhoging relatief marginaal was voor de kredietinstellingen en dus niet meer dan 10 % boven de huidige bijdragen kon liggen. Ergens is een met de beursvennootschappen solidair stelsel voor de banken alleen maar aanvaardbaar als ze zeker zijn dat ze de lasten uit het verleden niet hoeven te dragen en als al de in het fonds van het CIF beschikbare sommen daar geblokkeerd blijven tot het einde van de periode van onzekerheid aangaande de geschillen in verband met verscheidene faillissementen van beursvennootschappen de jongste jaren. Ten slotte dringt de BVB erop aan dat de omzetting van de Richtlijn inzake de beleggerscompensatiestelsels geen voorwendsel kan zijn om de amper twee jaar geleden vastgestelde regels van het protocol betreffende de depositobescherming te wijzigen.
OPENBAAR AANTREKKEN VAN SPAARGELDEN : RECHTSZEKERHEID VERSTERKEN Het kabinet van de minister van Financiën bereidt een herziening van het koninklijk besluit van 9 januari 1991 betreffende het openbaar aantrekken van spaargelden voor. Dit besluit speelt een centrale rol in de financiële wetgeving aangezien het bepalend is voor de prospectusverplichting en voor het toezicht van de CBF. Hoofddoel is de tekst in overeenstemming te brengen met de recente financiële wetgeving en aldus de rechtszekerheid te versterken.
Inhoudelijk werden de volgende aanpassingen voorgesteld : •
de definitie van ‘private verrichting’ wordt verruimd doordat de categorieën van institutionele beleggers worden uitgebreid tot holdings en venture capitalists, coördinatiecentra en grote beursgenoteerde vennootschappen. De bestaande categorieën van institutionele beleggers blijven behouden en verrichtingen van meer dan 10 miljoen blijven privaat, zoals vandaag het geval is. Dat plaatst de MIM (Marché Interprofessionnel/Interprofessionele Markt) bijvoorbeeld in een juister juridisch kader;
•
het privaat karakter van een verrichting onderscheidt zich van het privaat karakter van een collectieve beleggingsinstelling. Dit komt de rechtszekerheid van het juridisch kader van een privaat effectiseringsvehikel ten goede en schept bovendien een duidelijk juridisch kader voor de private ICB’s in het algemeen;
•
het gebruik van reclamemiddelen en andere communicatievormen heeft alleen een open-
baar karakter wanneer een beroep wordt gedaan op meer dan 50 personen. Dit is meer conform de ratio legis. De actualisering betreffende het aanbod van euro-obligaties verdient in het bijzonder de aandacht. Op dit gebied bevat het koninklijk besluit van 9 januari 1991 tegenstrijdige bepalingen. De Europese wetgeving bepaalt in elk geval dat voor euro-obligaties geen algemene reclame- of leurcampagnes mogen worden gevoerd. De BVB heeft gepleit voor een reglementering die rekening houdt met de realiteit. Het zou onredelijk zijn dat België het enige land is dat een prospectusverplichting oplegt. Deze uitgiften worden internationaal en zonder prospectus verricht. De pers informeert vooral de laatste jaren een breed publiek over de uitgiften van euroobligaties. Ook de banken geven ‘voorzichtig’ informatie, beperkt tot een uitgelezen publiek (cliënten die om informatie vragen, potentieel belangstellende cliënten, ...).
39
De banken en de informatiete chnologie DESKUNDIG GEBRUIK VAN INFORMATICA VITAAL VOOR ELKE BANK • Blijft er nog tijd voor noodzakelijke
commerciële vernieuwing, naast alle reglementaire aanpassingen ? Zoals nooit tevoren zet een hele reeks vernieuwingen de Information and Communications Technology-departementen van de banken onder grote druk. Vraag is hoelang die druk houdbaar blijft. In de eerste plaats zijn er natuurlijk de invoering van de euro en de voorbereiding van het jaar 2000. Over de kostenimpact bestaan er indrukwekkende schattingen. Een grote bank heeft immers gemakkelijk 40.000 programma’s met gemiddeld 750 regels code, waarvan vele betrekking hebben op munt of datum. Ook het invoeren van de nieuwe rapporteringen voor het Europees Monetair Instituut (EMI) eist veel werkkracht. Per jaar moeten de banken nu reeds ongeveer 40 tot 50 miljoen gegevenselementen leveren aan de autoriteiten. Daarvoor zijn meer dan 3.000 verschillende rapporteringstabellen en tabelvarianten gedefinieerd in de software. Aangezien deze gegevenselementen onderling op coherentie dienen te worden gevalideerd, is een uitgebreide informatica-ondersteuning noodzakelijk. Al die elementen moeten bovendien worden gestandaardiseerd op Europees niveau. Banken moeten dus te veel middelen toewijzen aan overheadprojecten, wat een enorme opportunity cost meebrengt. In de hoogconcurrerende wereld-bankmarkt zijn echter vooral de commerciële aanpassingen noodzakelijk. Vermits de techniciteit alsmaar toeneemt, moeten banken zich ook kunnen segmenteren naar zowel hun technofiele als technofobe cliënten.
1 2
40
Bovendien is hun informatica complex. Banken waren immers altijd al pioniers bij de invoering van al die nieuwe technieken, wat hun pragmatische architectuur verklaart. Op termijn is de invoering van de noodzakelijke mogelijkheden van netwerkcomputing en objecttechnologieën dan ook niet evident, maar wel onvermijdelijk. Het informaticabudget loopt op. Een internationale studie meldt dat een Amerikaanse bank jaarlijks 1.800.000.000 USD aan IT uitgeeft 1. De IT-manager besteedt dus per minuut ongeveer 600.000 BEF. Voor de Belgische grootbanken 2 gaat het per minuut om een bedrag van bijna 60.000 BEF. Hier zijn die bedragen minder hallucinant omdat de banken in ons land, internationaal vergeleken, efficiënt investeren in ICT, grotendeels dankzij de geslaagde interbancaire initiatieven. • Aanpassen, vernieuwen of uitbesteden ? Uitbesteden is dikwijls bedrijfseconomisch verantwoord, maar in hoeverre blijft dat beheersbaar ? Vandaag verplaatst informatie zich snel, ontstaat er osmose tussen de distributiekanalen, worden standaarden ook door softwarehuizen en telecomoperatoren opgesteld : het wordt m.a.w. moeilijk om de eigenheid van het bankieren te bewaren.
Zelf vernieuwen blijft dikwijls de beste oplossing, maar de tijd daartoe ontbreekt. Voortdurend aanpassen is dus meestal de regel, maar dat vergroot slechts het imbroglio van bancaire ICT en komt de soepelheid van de systemen niet ten goede. Het allerbelangrijkste probleem is wel de personeelsbezetting. Informatici worden schaars, en prijs en kwaliteit ondervinden daarvan de weerslag.
Technology in Finance Survey, The Economist, 26 oktober 1996. Niet geconsolideerd.
• Is de complexiteit nog behe ersbaar
zonder uitgebreide informaticaondersteuning? De G30, een internationale financiële denktank op topniveau, stelde recent dat grote internationale banken de boekhoudkundige, wettelijke en prudentiële controles ontgroeid zijn. Het wordt blijkbaar alsmaar moeilijker om de weerslag van stresssituaties (bijvoorbeeld bij plotselinge en belangrijke interest- of wisselkoerswijzigingen) op de financiële portefeuilles te testen. Alleen de informatica maakt die portefeuilles beheersbaar, dankzij wiskundige technieken die aanleunen bij rocket science. Dat verklaart ook de belangrijke rol van zogenaamde metrics-technieken. De bancaire informatica is duidelijk in een derde stadium aanbeland. Aanvankelijk was ze puur tactisch en ondersteunde ze repetitieve processen. Daarna werd ze meer strategisch en gold als wapen voor dienstverlening en distributie. Vandaag is het behoud en het tijdig aanpassen van de informatica gewoonweg levensnoodzakelijk, maar zeker geen evidentie.
NAAR EEN DOORBRAAK VAN DE NETWERKEN INFORMATIE-ECONOMIE ? • De Belgische klant loopt vooruit
Door de hype rond Internet, electronic commerce, cybercash en cyberbanking wordt het moeilijk om trends te ontwaren. Nog veel moeilijker is het om deze trends te extrapoleren. Hebben we hier een bijkomend distributiekanaal van marginaal belang, of gaat het om de Eerste Administratieve Revolutie ? Natuurlijk beslist de gebruiker of hij aan cyberbanking gaat doen of niet. België behoort wat 1 2 3 4 5 6
dat betreft tot de koplopers in de wereld. Bijna nergens zijn de elektronische betaalmiddelen zó ver doorgedrongen en zijn thuis- en telefoonbankieren zo ingeburgerd als bij ons. De overstap naar electronic commerce is voor de doorsneeBelg wel erg gemakkelijk. In dit meest bekabelde land ter wereld is de convergentie tussen PC en televisie bovendien hoopgevend. De Belgische banken staan dus in de frontlijn, met het meest volledige instrumentarium. Alle elementen zijn aanwezig om van onze banken electronic commerce clearing houses te maken. De kloof tussen die pragmatische vooruitgang en het regelgevend kader is enorm. Reeds in 1994 somde het Bangemann-rapport 1 de problemen van de informatiemaatschappij op. In juli 1997 werd die lijst overgenomen en aangevuld door President Clinton 2, die een lans brak voor een mondiale aanpak van de omkadering, volgens de principes van de vrije markteconomie. De initiatieven van de Europese Commissie en van de BIB op het gebied van electronic commerce 3 en electronic payments 4 zitten dus geprangd t ussen e nerz ijds de bestaande goedlopende en pragmatische lokale systemen en anderzijds de vraag naar een snelle, maar mondiale en liberale omkadering. • Tol betalen op de informatiesnelwegen Reeds lang lijden de banken onder de monopoliesituatie van Belgacom en het restrictieve beleid van de minister van Telecommunicatie 5. Nog steeds slaagt onze nationale operator er niet in met de banken, die toch veruit de grootste en veeleisendste cliënten van zijn diensten zijn, in een constructieve dialoog te treden. Ondanks vele beloften is er nog altijd geen degelijk uitgebouwde minimumdienstverlening 6, geen degelijk facturatiesysteem, en evenmin een passen-
Europe and The Global Information Society, Brussel, 26 mei 1994. A Framework for Global Electronic Commerce – juli 1997. O.a. Communication of the Commission ‘A European Initiative in Electronic Commerce’ – COM(97) 157 final, 15 april 1997. O.a. Electronic Money – Consumer Protection, Law Enforcement, Supervisory and Cross Border Issues (april 1997) – G10. BVB, Jaarverslag 1996, p. 57-58 – De moeilijke omschakeling van Belgacom – Een objectieve regelgeving via het BIPT. SLA : Service Level Agreement.
41
de tarifering voor grote ondernemingen. Dankzij de toegewezen rekeningbeheerders zijn de bilaterale relaties echter wel verbeterd.
trachtte tal van gaten te vullen. Staan we vandaag wellicht aan de vooravond van een economische revolutie ?
De overheid lijkt dit probleem nu wel in te zien. Onder sterke binnenlandse en Europese druk kondigde de Ministerraad op 30 mei 1997 een reeks van maatregelen aan die een stijlbreuk met het verleden kunnen betekenen. In de cruciale dossiers inzake het openbreken van de markten werden positieve beloften gedaan over de financiering van de universele dienstverlening, de overdraagbaarheid van de nummering en de interconnectie van netwerken.
Iedereen kan vaststellen hoeveel massa informatie beschikbaar is. Iedereen kan die informatie gewoon aftappen, volgens het adagio anything, anytime, anywhere 2, thuis, in de self-service kiosk, tot zelfs in het cybercafé.
De overheid liet weten proactief informatie ter beschikking te zullen stellen via FEDENET. De BVB heeft trouwens de aandacht gevestigd op de grote betekenis van proactieve ondersteuning vanwege de overheid. Elk ontluikend initiatief dat aanzienlijke infrastructuurinvesteringen vraagt, kan niet zonder dergelijke steun. Zelfs in de zeer liberale Verenigde Staten wordt de rol van de door Defensie, een uiterst rijke aankoper, opgelegde standaarden zeker niet miskend. En Silicon Valley zou nooit zijn geworden wat het is zonder actieve en massale staatssteun. Er werden tevens nieuwe initiatieven aangekondigd inzake het wettelijk kader van de digitale handtekening, en de daartoe noodzakelijke certificatieorganen. Zowel voor de privatieve home-bankingprojecten als voor Isabel 1 zijn deze belangrijk. Maar natuurlijk is hier ook een grensoverschrijdende visie cruciaal. • Voor het eerst sinds Adam Smith een
transparante vraag-en-aanbodcurve Te weinig wordt beseft dat onze maatschappij nooit de vrije markteconomie heeft gekend, ofschoon die wel in theorie werd beleden. De vraag-en-aanbodcurve heeft nooit de juiste prijs gevonden, wegens tal van informatiekloven en tijdsvertragingen. Nochtans was deze curve de hoeksteen van heel ons economisch bestel. Diverse tussenpersonen konden uit deze imperfecte communicaties munt slaan, en de overheid 1 2 3 4
42
De rol van de klassieke tussenpersonen zal dus ingrijpend veranderen. Hoe snel die evolutie de klassieke rol van de banken en hun distributiekanalen zal beïnvloeden, is moeilijk in te schatten. Het is evenwel vandaag al duidelijk dat de kosten van een bankverrichting via Internet slechts een fractie bedragen van een klassieke loketverrichting 3. Klassieke Belgische banken bieden vandaag reeds home-banking via Internet aan, maar er staan ook initiatieven op stapel voor een volledig virtuele Internet-bank, zonder gebouw noch loket. Bovendien moet men ook rekening houden met de concurrentie van de niet-banken in sommige segmenten van het betalingsverkeer. Hiermee worden ook de micro-economische parameters van het bankberoep op hun kop gezet. De schaalvoordelen van de klassieke componenten, zoals kantoren en kapitaal, worden minder belangrijk. Daartegenover staan de softwareinvesteringskosten en netwerkelementen, waarvan de meeropbrengst veeleer verhoogt dan vermindert. Maar ook macro-economische effecten spelen een rol. Uit een recente BIB-studie 4 kan worden afgeleid dat de euro-financiële markt sterk geïntegreerd zal zijn, met een enkele yield curve. Bedrijven zouden overstappen van bankkredieten naar verhandelbare effecten. Daardoor zou de relatie banken-bedrijven in die netwerkeconomie in een heel ander daglicht komen te staan. Om diezelfde reden gaan de Belgische banken hun cliënteel steeds meer segmenteren volgens
Isabel : Interbank Standard Association Belgium. Negroponte – Being Digital. Financial Services: The Race Is On (ref. Booz-Allen and Hamilton), Financial Times, 2 juli 1997. The Euro and European Financial Markets – BIS – mei 1997.
technologische geaardheid en bieden dienstenpakketten aan die daarmee rekening houden. Elektronisch bankieren wordt bepaald goedkoop en gemakkelijk. Andere sectoren moeten natuurlijk ook rekening houden met zulke mega-veranderingen. Ook aan de overheid zal de burger vragen om informatie te verkrijgen via Internet. Aanschuiven aan loketten en van het kastje naar de muur worden gestuurd is er niet meer bij. Wie een kijkje kan nemen in de Internet-site van het Witte Huis in
1
Washington, wil dat ook kunnen in zijn eigen gemeentehuis. Volgens het VBO zijn de administratiekosten van de ondernemingen veel te hoog 1. De oplossingen die de informatiesnelwegen bieden, zijn echter onmiddellijk beschikbaar. Weinigen beseffen echter welke diepgaande wijzigingen in formulieren, procedures, reglementen, wetten, privileges en gewoonten daarvoor nodig zullen zijn.
Administratieve verplichtingen kosten de bedrijven jaarlijks ruim 200 miljard, Bulletin VBO – nr. 5 – mei 1997.
43
Veiligheid op de informatiesnelwegen BESCHERMING VAN DE CONSUMENT OF VAN DE PRODUCENT ? Het toenemend gebruik van de informatiesnelwegen, zowel door consumenten als professionele gebruikers, brengt een nieuwe en complexe uitdaging mee : de veiligheid. Idealiter zou die wereldwijd moeten worden gestandaardiseerd, vermits de informatiesnelwegen per definitie mondiaal zijn. Dit is evenwel een moeilijke opdracht, want er zijn verschillende factoren in het spel. Eerst is er de technologische vernieuwing. Elke dag worden nieuwe creatieve mogelijkheden uitgevonden, met de daaraan verbonden gevaren. Deze vernieuwing gaat zo snel, dat men wel eens van ‘technologisch terrorisme’ spreekt. Voorts is er de wetgever, zowel nationaal als internationaal, die eist dat systemen interoperabel zijn en dat de consument-gebruiker degelijk wordt beschermd, zowel op het stuk van de privacy als in verband met een foutloos en schadeloos gebruik van de nieuwe technieken. De gebruiker zelf vraagt een gebruiksvriendelijk en eenvoudig systeem, wat dikwijls moeilijk is, gelet op de complexiteit. Ten slotte en vooral zijn er de commerciële betrachtingen. Elke producent wenst zijn systeem als standaard te vestigen, in de eerste plaats op zijn lokale markt. Op die systemen is dan meestal het ‘de kip of het ei’-syndroom van toepassing, zodat een massale nationale ontplooiing vereist is. De elektronische portemonnee is daarvan een typisch voorbeeld. Op Europees niveau bestaan er reeds tientallen niet noodzakelijk compatibele initiatieven. Via allerlei akkoorden en partnerships trachten de producenten hun systeem een zo breed mogelijke commerciële basis te geven. Proton is daarvan een voorbeeld, niet alleen wegens de wereldwijde commercialisering, maar ook door het partnership met het
1
44
Franse Carte Bancaire voor het opstellen van veiligheidsstandaarden voor smartcards en PINpads.
DIGITALE HANDTEKENING EINDELIJK WETTELIJK GEREGELD ? Op nationaal vlak heeft de Ministerraad van 30 mei 1997 initiatieven aangekondigd om de digitale handtekening wettelijk te regelen. Dat kan alleen maar met officieel erkende organen, die dergelijke handtekening kunnen certifiëren. Bovendien moeten alle wetten die melding maken van de geschreven handtekeningen, daaraan worden aangepast. Als ze pragmatisch worden opgesteld, kunnen die wetten een effectieve ondersteuning zijn van initiatieven die reeds lang door banken worden ondersteund, zoals de PIN-codes of de elektronische handtekening bij betaalopdrachten via computer. Op Europees niveau zijn er de actualisatie van de EC-aanbeveling over de betaalkaarten, het voorstel voor een richtlijn over de uitgifte van elektronisch geld, en dat over de verkoop op afstand van financiële diensten. Het probleem is hier om de generieke problemen in deze complexe materies te erkennen en te reguleren. Een te gedetailleerde en fragmentarische wetgeving zou immers regelrecht indruisen tegen de voormelde factoren en Europa met een concurrentienadeel opzadelen tegenover de rest van de wereld. De Amerikaanse President heeft gepleit voor een wereldwijde free trade zone in de informatiemaatschappij 1. Gelet op de hypersnelle evolutie zou de beste oplossing waarschijnlijk bestaan in een regelmatig bijgewerkte gedragscode.
A Framework for Global Electronic Commerce – juli 1997.
De menselijke rijkdom van de banksector VOLUME VAN DE WERKGELEGENHEID BLIJFT VRIJ STABIEL
NIEUWE SECTOROVEREENKOMSTEN GERICHT OP WERKGELEGENHEID
Volgens ramingen van de BVB waren eind 1996 in heel de banksector 76.266 personen werkzaam (afgezien van de gevolmachtigde agenten), tegenover 76.133 eind 1995 en 76.222 eind 1994. Die cijfers leren dat het volume van de werkgelegenheid de laatste drie jaar vrij stabiel is gebleven. Vergeleken met het recordpeil van 81.655 in 1989 is de achteruitgang tamelijk beperkt.
Voor het eerst sedert lang werd op 30 juni 1997 een algemeen akkoord voor de onder het Paritair Comité voor de banken 1 ressorterende werknemers bereikt over aangelegenheden die niet meer waren besproken op sectorniveau, zoals bijvoorbeeld het deeltijds werk en de koopkracht.
De ingrijpende veranderingen in de sector, gevolg van de toenemende concurrentiedruk, zetten de banken er echter toe aan hun rationaliseringsinspanningen met het oog op een betere beheersing van de bedrijfskosten voort te zetten. De sedert het begin van het decennium merkbare structurele trend naar een geleidelijke daling van de bancaire werkgelegenheid zou de eerstvolgende jaren wellicht voortduren. Het behoud in ons land van financiële activiteiten met hoge toegevoegde waarde en met inzet van veel hooggeschoolde werkkrachten, op wie de werkgelegenheid in de sector is gesteund, zal afhangen van de goede samenwerking tussen alle betrokken partijen : politieke overheid, bancaire en financiële autoriteiten en ondernemingen. België beschikt over belangrijke troeven om te slagen op dit gebied, maar zal die troeven alleen in een bevorderlijk politiek, regelgevend en fiscaal klimaat ten volle kunnen uitspelen. Het menselijk kapitaal is ongetwijfeld de meest doorslaggevende van die troeven. De beroepsbekwaamheid van het bankpersoneel wordt alsmaar beter dankzij een aanwervingsbeleid dat rekening houdt met die vereisten en een zeer brede waaier aan opleidingsprogramma’s, zowel in de ondernemingen als op interbancair vlak.
1
De BVB wenst van deeltijds werk immers een prioriteit te maken met het oog op een arbeidsherverdeling die een positief effect kan hebben op de werkgelegenheid in de sector. De banken hebben zich bereid verklaard om het percentage deeltijds werk, dat al een redelijk peil bereikt, nog aanzienlijk op te trekken. Het doel is op termijn een percentage van 20 % deeltijdwerkers te halen (tegenover 15 % momenteel). Bovendien wordt het recht op loopbaanonderbreking in de sector uitgebreid tot 3 % van het personeelsbestand. Werknemers die voor het stelsel van halftijdse loopbaanonderbreking hebben geopteerd en die na drie jaar definitief overstappen op een halftijdse arbeidstijdregeling, zullen in aanmerking komen voor een extra toelage toegekend door de werkgever tijdens de periode van loopbaanonderbreking. Die extra maandelijkse toelage bedraagt 6.000 BEF voor het eerste jaar, 4.000 BEF voor het tweede jaar en 2.000 BEF voor het derde jaar. Ter bevordering van deeltijds werk kunnen de banken onderhandelingen aanvatten teneinde andere, meer flexibiliteit toelatende vormen van arbeidsorganisatie in te voeren. Ter voortzetting van het preventief werkgelegenheidsbeleid bevat de overeenkomst tevens bepalingen betreffende de overuren. Onverminderd de wets- en/of overeenkomstbepalingen
De spaarbanken en de openbare kredietinstellingen vallen niet onder dit Paritair Comité.
45
zullen de banken daarover informatie geven, zodat daadwerkelijk kan worden toegezien op die overuren. Ze zullen maatregelen nemen om structurele overuren weg te werken. De overeenkomst voorziet ook in een koopkrachtverbetering in de vorm van een premie van 10.000 BEF bruto in 1997 en 8.000 BEF bruto in 1998. De premie kan, na overleg in de
46
onderneming, desgewenst worden omgezet in een ander gelijkwaardig voordeel. De overeenkomst bevat ten slotte ook bepalingen ter verbetering van de sociale relaties in geval van fusies, overnames en sluitingen van banken, ter verlenging van de inspanning voor risicogroepen en het brugpensioen op 58 jaar, en voorziet in preciezere regels betreffende de 13e maand.
Opleiding : inspelen op nieuwe behoeften Nieuwe ontwikkelingen en belangrijke evoluties in de sector hebben een weerslag op de informatie- en opleidingsbehoeften van de banken. De BVB speelt een centrale rol in de verspreiding van up-to-date kennis en concrete gegevens aan haar leden. Via verschillende kanalen beantwoordt zij de vragen van de sector en sluit ze aan bij de actualiteit.
EEN VIDEOCURSUS OVER DE EURO In een interbancair samenwerkingsverband en in het kader van de voorbereidingen op de overgang naar de eenheidsmunt werd een video geproduceerd : ‘Euro. Andere tijden, een nieuwe munt’. Deze film wil sensibiliseren en informeren rond de implicaties van de euro voor de verrichtingen van de verschillende cliënttypes. De belangrijkste doelgroep zijn de bankmedewerkers die in direct contact staan met de cliënteel; de video geeft antwoorden op de meest gestelde vragen vanwege het publiek, de bedrijven en de administratie.
gramma’s in beide landstalen (m.a.w. in totaal 74 programma’s) werden aangeboden. Deze opleidingsprogramma’s duren van 1 tot 18 dagen, de gemiddelde duur bedraagt 3,5 dagen. Tijdens het verslagjaar waren er 2.930 deelnemers in interbancaire sessies en 201 in incompany seminaries. In mandagen uitgedrukt betekent dit respectievelijk 4.616 en 497. Het aantal interbancaire mandagen is lichtjes gestegen bij vorig jaar. Dit seminarieaanbod wordt zowel inhoudelijk als pedagogisch continu geëvalueerd door deelnemers, lesgevers en het departement Opleiding zelf. De evaluaties resulteren in een voortdurende bijsturing. De volgende programma’s werden aan het aanbod toegevoegd : Analyse van de onderneming, Beheer van het kredietrisico, Bank Profitability, Distributie van Verzekeringen, en de workshop Country Risk. De gemiddelde quotering van deze seminaries bedraagt 5,5 (op een schaal van 7).
AFSTANDSONDERRICHT EN COO STUDIEDAGEN EN SEMINARIES Inspelend op een reële behoefte is de BVB begin 1997 gestart met de organisatie van studiedagen rond onderwerpen met een grote actualiteitswaarde in de Belgische financiële context. Kwamen onder meer aan bod : de euro, effectisering, bedrijven in moeilijkheden, business-to-business marketing, global risk management, performance measurement. Sinds de start bereikte de BVB met deze ad hoc organisaties 854 deelnemers met recente gegevens omtrent gespecialiseerde financiële, bancaire en juridische onderwerpen.
De vorig jaar uitgebrachte cursus ‘Distributie van verzekeringen’ werd goed onthaald door de banksector. 737 individuele bankmedewerkers schreven zich in. De Controledienst voor de Verzekeringen erkent het getuigschrift dat wordt uitgereikt aan wie de cursus met succes voltooit. Het pakket Computerondersteunde Opleiding (COO) werd uitgebreid met twee nieuwe cursussen, in het Nederlands en het Frans : ‘Inleiding kredieten’ e n ‘Toegepaste financiële wiskunde’. De interbancaire cursusbibliotheek bevat vandaag dus 28 cursussen per landstaal, wat neerkomt op zo’n 280 uur interactieve zelfstudie.
Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan de traditionele opleiding van de bankmedewerkers. De BVB heeft daarvoor zoals bekend een uitgebreid seminarieaanbod. 37 verschillende pro-
47
BELGIAN BANKERS ACADEMY De BVB ontwikkelt reeds lang activiteiten in het buitenland. Meer dan 30 landen hebben een beroep gedaan op de know-how die het departement Opleiding heeft opgebouwd. Die aanwezigheidspolitiek draagt bij tot de promotie van de Belgische banksector in het buitenland en zorgt voor een aantal bevoorrechte contacten met buitenlandse organisaties.
48
De BVB heeft de voorbereidingen getroffen voor de oprichting van een vereniging zonder winstoogmerk onder de naam ‘Belgian Bankers Academy’. Die vzw zal zorgen voor de ondersteuning van de BVB-activiteiten in het vlak van opleiding en adviesverlening in de meest brede zin, gericht op het buitenland en op de nietleden.
De bedrijvigheid en d e resultaten van de banke n Dit deel behandelt de bedrijvigheid van alle in België gevestigde banken tijdens de periode eind juni 1996 tot eind juni 1997. De resultaten hebben betrekking op het kalenderjaar 1996.
49
Cliëntendeposito’s bij de banken : samenstelling volgens de vorm
Einde periode
Zichtdeposito’s
Termijndeposito’s
Gereglementeerde spaardeposito’s
Kasbons en obligaties
Depositocertificaten
Overige*
Totaal
1. Uitstaand bedrag (in miljarden) 6.96
1.860,3
3.703,2
3.132,3
3.683,6
211,4
227,1
12.818,0
9.96
1.891,0
3.690,6
3.171,2
3.671,6
245,5
227,3
12.897,1
12.96
1.797,3
3.612,4
3.312,7
3.664,1
272,0
215,8
12.874,3
3.97
1.982,1
3.987,4
3.412,0
3.597,2
306,2
205,5
13.490,4
6.97
2.155,1
3.931,4
3.496,4
3.497,5
401,7
211,9
13.694,1
2. Schommelingen in één jaar (in %) 6.96
16,1
4,5
23,2
- 7,1
65,6
- 12,0
6,5
9.96
22,4
5,1
20,3
- 5,0
87,7
- 5,4
8,1
12.96
13,8
5,5
17,0
- 4,2
73,0
- 13,7
6,7
3.97
23,0
8,2
13,9
- 4,1
38,3
- 13,8
7,9
6.97
15,8
6,2
11,6
- 5,1
90,0
- 6,7
6,8
Bron : BVB-berekeningen op gegevens NBB. *
50
Deposito’s van bijzondere aard en deposito’s gekoppeld aan hypothecaire leningen.
STABIELE DEPOSITOGROEI Midden 1997 bedroeg het uitstaand bedrag aan cliëntendeposito’s (met kasbons en obligaties) bij de Belgische banksector 13.694 miljard BEF : 76,2 % in Belgische frank en 23,8 % in deviezen. De jaaraanwas (6,8 %) lag nagenoeg op hetzelfde niveau als het jaar voordien. De groei deed zich vrijwel uitsluitend voor in het deviezensegment. Die deposito’s expandeerden met 29,5 %, tegen 20,4 % het jaar voordien. Deze sterke stijging is deels het gevolg van de opwaardering van diverse munten die geen deel uitmaken van het EMS (vooral de Amerikaanse dollar en het Britse pond). De cliëntendeposito’s in Belgische frank groeiden met 1,3 %, wat in reële termen (na inflatie) een stabilisatie of zelfs licht negatieve groei betekende. Vooral het succes van de beurs en de instellingen voor collectieve beleggingen, in het bijzonder de index-ICB’s met kapitaalbescherming, speelde een rol in die geringe groei. Sinds juni 1996 brengt de Schatkist staatsbons op de markt, die eveneens een alternatief vormen voor beleggingen in cliëntendeposito’s bij de banken. Gezien de lage rentestand, genoten die staatsbons evenwel weinig belangstelling.
(+ 24,6 %). De sterke stijging van de termijndeposito’s in deviezen van niet-ingezetenen (+ 29,5 %) houdt eveneens verband met de forse buitenlandse expansie van een aantal Belgische banken. De termijndeposito’s in Belgische frank trokken met 11,5 % samen. Het uitstaand bedrag aan kasbons en obligaties verminderde met 5,1 %. Het zijn vooral de kasbons die concurrentie ondervinden van de staatsbons. In het jaar eindigend in juni 1997 bedroeg de opbrengst van de emissies van de staatsbons 44,8 miljard BEF. Door de tegengestelde beweging in het verloop van de gereglementeerde spaardeposito’s en de kasbons, was het uitstaand bedrag van de spaardeposito’s voor het eerst even belangrijk als dat van de kasbons. Midden 1997 waren de cliëntendeposito’s (exclusief kasbons en obligaties) van ingezetenen voor 60,7 % afkomstig van particulieren, voor 26,7 % van ondernemingen1, voor 8,7 % van zelfstandigen en voor 3,8 % van openbare besturen. In de veronderstelling dat de kasbons integraal door particulieren worden opgenomen, zou bijna 74 % van de cliëntendeposito’s (inclusief kasbons en obligaties) van ingezetenen afkomstig zijn van particulieren.
Het depositovolume bestond midden 1997 voor 15,8 % uit zichtrekeningen, voor 28,7 % uit termijndeposito’s, voor 25,5 % uit gereglementeerde spaardeposito’s en eveneens voor 25,5 % uit kasbons en obligaties. Door hun sterke groei (+ 90 %) kende het belang van de depositocertificaten bijna een verdubbeling tot 2,9 %.
Van de cliëntendeposito’s van ingezetenen, kenden enkel die van openbare besturen een inkrimping (- 17 %) 2. De cliëntendeposito’s van particulieren (inclusief kasbons en obligaties), van ondernemingen en van zelfstandigen expandeerden respectievelijk met 3,8 %, 5,4 % en 9 %.
In een klimaat van lage rentetarieven, genoten de afwachtende beleggingen nog steeds de voorkeur. De zichtdeposito’s en de gereglementeerde spaardeposito’s expandeerden respectievelijk met 15,8 % en 11,6 %. De groei van de spaardeposito’s lag evenwel beduidend lager dan het jaar voordien (+ 23,2 %). De termijndeposito’s namen met 6,2 % toe, wat uitsluitend was toe te schrijven aan de deposito’s in deviezen
MATIGE EXPANSIE TOTALE KREDIETVERLENING
1 2 3
In september 1996 overschreed het uitstaand bedrag van de totale kredieten 3 voor het eerst 14.000 miljard BEF. In het jaar eindigend in juni 1997 expandeerden ze met 5,3 %. De jaaraanwas van de kredietverlening in Belgische frank verzwakte van 5,2 % midden 1996 tot 3,6 %
Inclusief overige financiële instellingen (verzekeringsondernemingen, kredietmaatschappijen, beursvennootschappen, enz.) De deposito’s van openbare besturen kennen traditioneel een zeer schommelend verloop. Kredieten aan de Belgische privé-sector, aan het buitenland en aan de Belgische overheid.
51
Evolutie van de bankkredieten
Einde periode
Verdeling naar de munt
Geografische verdeling
BEF
Deviezen
België
Buitenland
Totale kredieten*
A. Uitstaand bedrag (in miljarden BEF) 6.96
13.844,1
11.858,3
1.985,9
12.270,3
1.573,8
6.97
14.578,1
12.284,4
2.293,6
12.582,5
1.995,5
B. Schommelingen in één jaar (in %) 6.96
4,9
5,2
3,5
2,9
24,6
6.97
5,3
3,6
15,5
2,5
26,8
Bron : BVB-berekeningen op gegevens NBB. *
Kredieten aan de Belgische privé-sector, aan het buitenland en aan de Belgische overheid.
Samenstelling kredieten aan de Belgische economie* Uitstaand bedrag (in miljarden BEF) 6.96
6.97**
6.96
6.97**
5.662,3
6.022,0
46,8
48,8
particulieren
1.695,0
1.803,1
14,0
14,6
zelfstandigen
899,2
960,5
7,4
7,8
3.068,1
3.258,4
25,3
26,4
6.447,7
6.317,3
53,2
51,2
obligaties
3.991,7
4.067,4
33,0
33,0
certificaten
1.187,7
1.171,7
9,8
9,5
andere
1.268,3
1.078,1
10,5
8,7
12.110,0
12.339,3
100,0
100,0
Privé-sector waarvan
ondernemingen*** Overheid waarvan
Totaal
In % van het totaal
Bron : BVB-berekeningen op gegevens NBB. *
De indeling van de kredieten naar de begunstigden is enkel beschikbaar op territoriale basis. Alleen de bedrijvigheid van de Belgische zetels van de banken naar Belgisch recht en van de bijkantoren naar buitenlands recht werd opgenomen. De bedragen zijn dus lager dan die op vennootschappelijke basis die ook rekening houden met de buitenlandse zetels. Het activiteitsverslag van de bijkantoren naar buitenlands recht is steeds op territoriale basis geschoeid. ** Voorlopige gegevens. *** Inclusief niet-bancaire financiële instellingen (verzekeringsondernemingen, kredietmaatschappijen, beursvennootschappen, enz.).
52
midden 1997. De kredietverlening in deviezen kende daarentegen een krachtige expansie (+ 15,5 %). Ook hier kan verwezen worden naar de opwaardering van enkele belangrijke munten. De cliëntenkredieten 1 nemen vooral de vorm aan van leningen op termijn (59 %), hypothecaire leningen 2 (18,5 %), voorschotten in rekening-courant (9,2 %) en leningen met forfaitair lastenpercentage (4,1 %). De overige kredietvormen (waaronder kredieten op basis van handelspapier en leasing) zijn vrij onbelangrijk. Dank zij de lage rentestand, groeide het uitstaand bedrag aan hypothecaire leningen opni euw fors (+ 9,1 %). Een bedrag van 9,5 miljard BEF aan hypothecair krediet dat een grote bank effectiseerde 3 buiten beschouwing gelaten, zou het zelfs met 9,7 % zijn toegenomen. Door de lage rentestand, herfinancierden sommige ontleners hun hypothecair krediet aan lagere rentevoorwaarden. Dit had evenwel geen weerslag op het uitstaand bedrag van de hypothecaire leninen. De leningen op termijn groeiden slechts met 3,3 %. Die toename deed zich vrijwel uitsluitend voor bij de leningen op maximum 1 jaar (+ 7,3 %). Gezien de sterk opgaande rentecurve en er geen rentestijging werd verwacht, gaven de ontleners er waarschijnlijk de voorkeur aan zich op korte termijn te financieren. De voorschotten in rekening-courant, die eveneens een financieringsvorm op korte termijn zijn, expandeerden met 12,5 %. De leningen met forfaitair lastenpercentage groeiden met 3 %. Zonder de effectisering van een bedrag van 15 miljard BEF aan autoleningen door een grote bank, zou de toename van het uitstaand bedrag van de leningen met forfaitair lastenpercentage wel iets hoger hebben gelegen.
1 2 3
GROEIHERSTEL BINNENLANDSE KREDIETVRAAG, FORSE EXPANSIE KREDIETEN AAN HET BUITENLAND De cliëntenkredieten 1 groeiden met 7,8 %. De kredieten aan het buitenland expandeerden met 26,8 %. Die sterke groei weerspiegelt de strategie van een aantal Belgische banken om vooral hun buitenlandse activiteiten te ontplooien. De jaaraanwas van de kredietverlening aan de Belgische privé-sector nam toe van 2,6 % midden 1996 tot 6,4 % midden 1997. Dat groeiherstel kan gezien worden in het licht van de geleidelijke conjunctuurverbetering. De kredieten aan de particulieren, de zelfstandigen en de ondernemingen groeiden allen in ongeveer dezelfde mate.
MINDER KREDIETEN AAN DE BELGISCHE OVERHEID De banksector financiert ongeveer 60 % van de geconsolideerde bruto-overheidsschuld (zoals gedefinieerd in het Verdrag van Maastricht) van de gezamenlijke overheid. De bankkredieten aan de Belgische overheid trokken samen met 2 % tot 6.317 miljard BEF. Hun belang in de totale kredietverlening aan de Belgische economie liep terug van 53,2 % midden 1996 tot 51,2 % midden 1997. De vermindering van de kredietverlening aan de Belgische overheid deed zich voor in de directe kredietverlening (- 15 %) en in de portefeuille schatkistcertificaten (- 1,3 %). De afname van de directe kredietverlening houdt o.m. verband met de eerste beursgang van Dexia België. De lokale besturen dienden de opbrengst van die beursgang integraal aan te wenden voor de afbouw van hun schulden. Het uitstaand bedrag aan overheidsobligaties nam met 1,9 % toe. Naast de politiek van consolidatie van de overheidsschuld, kan de lage rentestand de overheid
Inclusief de vorderingen op de Belgische overheid in de vorm van directe kredietverlening, maar exclusief die vorderingen in de vorm van effecten. Het betreft enkel de hypothecaire leningen die voor het volledige bedrag gedekt zijn door een hypothecaire inschrijving op één of meerdere onroerende goederen. Effectisering is een herfinancieringstechniek waarbij een bank de schuldvorderingen die voortkomen uit de kredietverstrekking, liquide maakt door ze over te dragen aan een daartoe opgericht financieel vehikel.
53
Evolutie van de interbankenverrichtingen BEF Einde periode
Bedrag (in miljarden)
Deviezen
Groei over één jaar (in %)
Bedrag (in miljarden)
Totaal
Groei over één jaar (in %)
Bedrag (in miljarden)
Groei over één jaar (in %)
Interbankenschulden
6.96
2.931,8
4,0
7.778,0
3,5
10.709,8
3,6
6.97
3.446,0
17,5
9.187,5
18,1
12.633,5
18,0
Interbankenvorderingen
6.96
2.567,3
8,4
6.328,8
1,2
8.896,1
3,2
6.97
2.993,8
16,6
7.464,9
18,0
10.458,7
17,6
Netto-beroep op andere bankiers
6.96
364,5
- 19,1
1.449,2
14,9
1.813,7
5,9
6.97
452,2
24,1
1.722,7
18,9
2.174,8
19,9
Bron : BVB-berekeningen op gegevens NBB.
Evolutie van de belangrijkste buiten-balansverrichtingen 6.97
Groei op 1 jaar (%)
296.014
385.239
30,1
Open bewaargevingen*
77.564
98.546
27,1
Termijnverrichtingen op rente en op vreemde valuta’s Termijnverrichtingen op rente w.o. • renteswapovereenkomsten (IRS) • rentecontracten (FRA) • interest futures Termijnverrichtingen op vreemde valuta’s w.o. • termijnwisselverrichtingen • valuta- en renteswaps • opties op valuta’s
53.767 30.800 19.983 6.916 2.069 22.967 20.786 1.326 826
74.115 46.907 31.316 9.947 2.978 27.209 24.083 1.792 1.318
37,8 52,3 56,7 43,8 43,9 18,5 15,9 35,1 59,5
Waarborgen
23.934
31.207
30,4
Aan de cliënteel toegezegde kredietlijnen voor uitbetalingskredieten
5.996
6.846
14,2
Contantverrichtingen in uitvoering
6.355
7.733
21,7
Opgenomen verbinteniskredieten
1.528
2.042
33, 7
Einde periode
Buiten-balanstotaal*
Bron : BVB-berekeningen op gegevens NBB. *
54
Inclusief Euroclear.
6.96 (miljard BEF)
ertoe hebben aangezet zich vooral op lange termijn te financieren om de invloed van eventuele latere rentestijgingen op de rentelasten te minimaliseren. De bankkredieten aan de Belgische overheid luiden vrijwel uitsluitend in Belgische frank (99,3 %). De bankkredieten aan de overheid in deviezen trokken voor het derde opeenvolgende jaar sterk samen (- 70 %) en bedroegen nog slechts 43,4 miljard BEF. De bankkredieten van de overheid in Belgische frank bleven nagenoeg stabiel (- 0,5 %). Een soortgelijke evolutie deed zich voor in de overheidsschuld zelf. De overheidsschuld in deviezen kromp in het jaar eindigend in juni 1997 met 18,9 %. De overheidsschuld in Belgische frank expandeerde met 2,7 %. Het aandeel van de lineaire obligaties en de schatkistcertificaten in Belgische frank dat door de Belgische banken wordt aangehouden, liep terug van 51,6 % eind juni 1996 tot 48,3 % eind juni 1997.
EFFECTENPORTEFEUILLE : ZEER EXPANSIEF De effectenportefeuille is de verzameling van de roerende waarden, exclusief de certificaten en de obligaties uitgegeven door de Belgische overheid. Ze expandeerde met 44 % tot 3.576 miljard BEF. Midden 1997 bestond de effectenportefeuille voor 88 % uit schuldtitels en voor 12 % uit risicodragende activa. De portefeuille schuldtitels expandeerde met 51,2 %. Het uitstaand bedrag aan schuldtitels in Belgische frank nam met 87,6 % toe. Die sterke groei kan onder meer in verband worden gebracht met het tot ontwikkeling komen van de markt van het commercial paper in Belgische frank. Conform het gunstig klimaat op de internationale obligatiemarkten en de hoge emissie-activiteit, klom het uitstaand bedrag aan schuldtitels in deviezen met 44,5 %. Ook de opwaardering van enkele belangrijke munten, speelde een rol in die sterke groei. 1
De risicodragende waarden stegen met 6,9 %. In een gunstig beursklimaat, breidden de banken hun portefeuille aandelen, waarvan de beleggingsaandelen 73,5 % vertegenwoordigen, met 31,5 % uit. De deelnemingen bleven nagenoeg stabiel. De deelnemingen in binnen- en buitenlandse kredietinstellingen, die bijna 43 % vertegenwoordigen van de totale deelnemingen, namen met 7,8 % toe. In het jaar eindigend in juni 1997 werden enkele kleinere Belgische banken overgenomen door een middelgrote of een grote bank. Daarnaast werden minderheidsparticipaties genomen in buitenlandse banken.
FORSE GROEI INTERBANKENVERRICHTINGEN De interbankenverrichtingen kenden een zeer sterke expansie. De vorderingen op andere bankiers groeiden met 17,6 %. De schulden tegenover andere bankiers namen met 18 % toe. Die sterke groei deed zich zowel voor in het deviezen- als in het Belgische frank-segment en kan in verband worden gebracht met het toenemend belang van de repoverrichtingen. Die verrichtingen worden bij de interbankenverrichtingen geboekt als de tegenpartij een bank is. Voor repo-verrichtingen met als onderpand overheidspapier, dient geen eigen vermogen te worden aangehouden. Het volume repoverrichtingen met als onderliggende schuldtitels OLO’s en schatkistcertificaten lag in juni 1997 41 % hoger dan het jaar voordien. Het algemeen gebruik van currency swaps laat meer soepelheid toe in de funding. Beleggingen in een bepaalde munt dienen niet meer noodzakelijk gefinancierd te worden door deposito’s in dezelfde munt. Aldus kan enkel nog een verband worden vastgesteld tussen de groei van de totale wederbeleggingen 1, van de totale cliëntendeposito’s en van het netto-beroep op andere bankiers. Het nettoberoep op andere bankiers expandeerde met 19,9 %, gezien de wederbeleggingen beduidend vlugger groeiden dan de cliëntendeposito’s.
Exclusief interbankenvorderingen.
55
STERKE EXPANSIE VAN DE BUITEN-BALANSVERRICHTINGEN De verrichtingen en diensten die buiten balans worden geboekt, vormen een erg heterogeen geheel van bankactiviteiten die geen deel uitmaken van de financiële intermediatie als zodanig. De buiten-balansverrichtingen kenden opnieuw een duidelijk sterkere expansie dan de balansactiviteiten : het buiten-balanstotaal 1 steeg in het jaar eindigend in juni 1997 met 29,5 %, tegenover 13,5 % voor het balanstotaal, en bedroeg 307.682 miljard BEF, dit is ruim 10 maal het balanstotaal van de sector. Einde 1992 bedroegen de buiten-balansverrichtingen nog maar 5,7 keer de omvang van het balanstotaal. De belangrijkste categorieën van buiten-balanstransacties zijn : de open bewaargevingen, de termijntransacties, waaronder de verrichtingen met afgeleide instrumenten, de waarborgen en de betekende kredietlijnen. Het bedrag van de open bewaargevingen (98.546 miljard BEF, waarvan bijna 79 % verbonden aan de transacties in het kader van Euroclear) steeg met 27,1 %. De sterke stijging van de aandelenkoersen en de grote belangstelling voor de deelbewijzen van de instellingen voor collectieve beleggingen, hadden een positieve invloed op de evolutie van de open bewaargevingen. De valutatermijntransacties en rentetermijntransacties expandeerden met 37,8 %. Het segment van de termijnverrichtingen op rente was de grootste stuwende kracht achter de expansie (+ 56,7 %). In dat segment wordt zeer sterk gebruik gemaakt van afgeleide instrumenten. Die verrichtingen vertegenwoordigden midden 1997 99,4 % van de totale termijntransacties op rente. In het segment van de valutatermijntransacties blijven de klassieke valutatransacties het belangrijkst (88,5 % van de valuta-termijntransacties). Hun belang is evenwel op de terugweg, ten voordele van de verrichtingen met afgeleide instrumenten. 1 2
56
De jaaraanwas van de aan de cliënteel toegezegde kredietlijnen nam toe van 3,1 % midden 1996 tot 14,2 % midden 1997. De groeiversnelling deed zich zowel in het binnenlands als in het buitenlands segment voor en kan de voorbode zijn van een verder herstel van de binnenlandse kredietverlening.
GOEDE RESULTATEN DANKZIJ TIJDSGEBONDEN FACTOREN Het resultaat van het boekjaar van de in België gevestigde banken bedroeg in 1996 68,5 miljard BEF, komend van 53 miljard in 1995 2. Het resultaat van de banken naar Belgisch recht klom van 50,3 miljard BEF tot 66,8 miljard. Dit goede resultaat werd vooral ondersteund door de gunstige rentecontext en het positieve klimaat op de financiële markten. Het resultaat van de bijkantoren van de buitenlandse banken liep verder terug tot nog slechts 1,7 miljard BEF. De rendabiliteit van het eigen vermogen bij de banken naar Belgisch recht klom van 7,79 % in 1995 tot 9,50 % in 1996. De rendabiliteitsverbetering heeft, samen met de verdere daling van het rendement op staatsfondsen, het positieve verschil tussen het rendement op eigen vermogen bij de banken naar Belgisch recht en dat op staatsleningen dat sedert 1993 was ontstaan, verbreed. Een beduidend positief verschil is verantwoord, gezien de houders van risicokapitaal recht hebben op een risicopremie. De financiële structuur van de banken naar Belgisch recht bleef stevig, ondanks een lichte achteruitgang. De risicogewogen solvabiliteitscoëfficiënt op geconsolideerde basis liep bij de banken naar Belgisch recht terug van 11,9 % in 1995 tot 11,7 % in 1996. Dit kan mogelijk in verband worden gebracht met de vermindering van het belang van de kredietverlening aan de Belgische overheid en met de sterke groei van de buitenlandse activiteiten.
Exclusief de open bewaargevingen bij Euroclear (internationaal systeem voor verrekeningen en vereffeningen van effecten); met die transacties erbij bedroeg het buitenbalanstotaal 385.239 miljard BEF. Zie ook ‘De resultaten van de banken in 1996’, Aspecten en Documenten, nr. 194.
Kencijfers van de Belgische banksector *
Deze gegevens hebben betrekking op de banksector in zijn geheel, d.w.z. alle instellingen die beantwoorden aan de Europese definitie van kredietinstelling. De Belgische Vereniging van Banken publiceert meer gedetailleerde statistieken over de banksector in een aantal brochures van de serie ‘Aspecten en Documenten’. Zie onder meer : ‘Statistisch vademecum van de banksector 1996’ (nr. 191), ‘De resultaten van de banken in 1996’ (nr. 194) en ‘De banken in 1995 – individuele gegevens’ (nr. 189).
* Aanhalingen zijn toegelaten mits de bron wordt vermeld : Jaarverslag van de BVB, 1997.
57
Structuur van de sector Einde jaar
1993
1995
1996
112 39 24 15 151
105 40 24 16 145
101 40 25 15 141
Vertegenwoordigingskantoren
42
40
40
Banken aangemeld onder het stelsel van vrije dienstverlening
39
169
203
Personeelsleden (1)
76.281
76.133
76.266
Contactpunten (2) Kantoren • Kantoren uitgerust met self-banking Gevolmachtigde agenten • Gevolmachtigde agenten werkzaam in kantoren van de bank Biljettenverdelers (3) Betaalterminals (4)
7.890 1.592 11.998 2.131 2.636 34.010
7.668 2.465 10.636 1.659 3.591 43.076
7.522 2.968 10.441 1.946 4.182 48.169
13,0 10,6 10,0 23,0
12,1 9,7 11,3 23,4
15,7 12,8 10,8 26,4
Aantal rekeningen (6) (in duizenden) Zichtrekeningen Termijnrekeningen Gereglementeerde spaarrekeningen Totaal
9.863 1.949 18.581 30.392
10.004 1.824 19.064 30.892
10.052 1.697 19.473 31.222
Betalingsverkeer Uitgewisselde cheques (7) (in miljoenen) Chequegarantiekaarten (8) (in duizenden) Debetkaarten (4) (in duizenden)
78,8 3.460 6.071
64,6 3.397 6.715
58,8 3.358 7.255
Aantal banken naar Belgisch recht naar buitenlands recht • uit EU-landen • uit niet-EU-landen Totaal aantal in België gevestigde banken
Investeringen (5) (in miljarden BEF) Roerende investeringen • informatica-uitrusting Onroerende investeringen Totaal
Bron : BVB. (1) Ramingen voor alle banken (BVB-enquête bij de leden, aangevuld met gegevens uit de gepubliceerde rekeningen). (2) De cijfers m.b.t. kantoren en gevolmachtigde agenten zijn afkomstig uit een BVB-enquête bij de leden. (3) ATM’s van Bancontact/Mister Cash, alsook privatieve automaten met geldafhaling bij de banken. Vanaf 1995 ook Postomat inbegrepen. (4) Banksys. (5) De cijfers m.b.t. de investeringen zijn afkomstig uit een BVB-enquête bij de leden. (6) Ramingen voor banksector in ruime zin. (7) UCV-cijfers m.b.t. het interbancaire verkeer, genormaliseerde cheques. (8) Enkel de Eurocheque-garantiekaarten.
58
De bankbedrijvigheid (in miljarden BEF)
Einde periode
1993
1995
1996
VI.1997
22.709,0
24.852,6
27.060,6
29.971,2
7.784,8
8.277,3
8.785,4
9.331,6
Voornaamste balansrubrieken Balanstotaal Kredieten : Cliëntenkredieten (1) • op België
6.572,4
6.819,0
7.095,9
7.336,0
• op het buitenland
1.212,4
1.458,3
1.689,5
1.995,6
Kredieten aan de Belgische overheid (2)
4.366,6
4.976,1
5.140,0
5.246,5
Interbankvorderingen
7.382,0
8.151,0
8.891,8
10.458,7
Effectenportefeuille
2.107,9
2.267,6
2.961,5
3.575,0
Cliëntendeposito’s
11.447,7
12.066,6
12.874,3
13.694,1
zichtdeposito’s
1.360,0
1.579,4
1.797,3
2.155,1
termijndeposito’s
3.865,4
3.424,1
3.612,4
3.931,4
gereglementeerde spaardeposito’s
1.954,8
2.832,5
3.312,7
3.496,4
Deposito’s :
depositocertificaten kasbons en obligaties overige Interbankschulden Aansprakelijk vermogen eigen vermogen
(3)
(3)
achtergestelde schulden
132,4
157,2
272,0
401,7
3.884,7
3.823,3
3.664,1
3.497,5
250,5
250,2
215,8
211,9
9.025,2
10.111,8
11.149,7
12.633,5
899,6
1.071,9
1.181,8
1.266,0
619,5
691,5
745,5
787,9
280,1
380,4
436,3
478,1
110.575,4
131.811,9
164.446,9
196.850,8
58.850,0
66.351,5
81.981,3
98.546,3
Voornaamste posten buiten balanstelling Toevertrouwde waarden en vorderingen waarvan : open bewaargevingen Termijnverrichtingen
36.393,3
45.400,1
58.658,1
74.115,1
Waarborgen
16.804,0
20.165,0
26.817,2
31.206,5
Betekende kredietlijnen
6.964,1
7.260,6
8.027,9
8.684,8
Contantverrichtingen in uitvoering
2.955,1
4.145,5
5.258,3
7.733,2
Opgenomen verbinteniskredieten
1.189,0
1.385,0
1.685,1
2.042,1
Overige rechten en verplichtingen
864,5
965,1
1.359,2
1.378,0
Vooraf gedekte opbrengsten en kosten
173,6
258,8
334,4
358,8
Bron : BVB-berekeningen op gegevens NBB. (1) Inclusief de vorderingen op de Belgische overheid in de vorm van directe kredietverlening. (2) Krediet aan de Belgische overheid in de vorm van obligaties en schatkistcertificaten, alsook het bij de centrale bank herfinancierbaar overheidspapier. (3) Fonds voor algemene bankrisico’s inbegrepen.
59
Resultaten van de banken Einde jaar (1)
1993
1995
1996
Resultaat uit de financiële intermediatie (2)
296,1
324,5
358,4
Diverse inkomsten
144,0
140,6
158,7
Totaal (bankproduct)
440,1
465,1
517,1
312,3
328,9
348,9
54,5
59,1
59,2
Belastingen op het resultaat
23,7
29,5
34,9
Resultaat van het boekjaar
57,8
53,0
68,5
1,37 %
1,35 %
1,38 %
0,26 %
0,21 %
0,26 %
8,70 %
7,79 %
9,50 %
11,00 %
11,90 %
11,70 %
Opbouw van de inkomsten (in miljarden BEF)
Aanwending bankproduct en uitzonderlijk resultaat (3) (in miljarden BEF)
Bedrijfskosten Waardecorrecties m.b.t. de normale bankactiviteit
(4)
Rendabiliteits- en solvabiliteitsratio’s Intermediatiemarge (5) Winstmarge
(6)
Rendabiliteit eigen vermogen Solvabiliteitscoëfficiënt
(8)
(7)
Bron : BVB. (1) De analyse van de resultaten van de banken is voortaan gebaseerd op de globalisaties van de gedetailleerde boekhoudstaten en heeft betrekking op de kalenderjaren. (2) Renteresultaat, inkomsten van aandelen en van andere niet-vastrentende effecten en opbrengsten uit financiële vaste activa. (3) Uitzonderlijk resultaat : 8,2 mld. in 1993; 5,4 mld. in 1995 en -5,5 mld. in 1996. (4) Waardeverminderingen op kredieten, op beleggingspapier en -effecten, voorzieningen voor andere risico’s en kosten en toevoeging aan de voorzorgfondsen voor risico’s. (5) Resultaat uit de financiële intermediatie in verhouding tot de werkmiddelen van derden. (6) Resultaat van het boekjaar in verhouding tot de ingezette werkmiddelen. (7) Alleen banken naar Belgisch recht. (8) Gewogen risicocoëfficiënt; alleen banken naar Belgisch recht, op geconsolideerde basis (bron : CBF).
60
De organen van de Vereniging
In Memoriam De Vereniging heeft met grote spijt het overlijden vernomen, op 25 december 1996, van de heer Jean Pardon. Als Directeur van het Juridisch en Fiscaal Departement van de BVB, en als Directeurgeneraal a.i. (september 1995 - mei 1996) stond de heer Pardon, met zijn gedegen kennis van de rechtsregels en zijn zeer levendige geest, gedurende meer dan dertig jaar ten dienste van alle banken. De BVB betreurt tevens het overlijden, op 19 januari 1997, van Ridder Jacques De Bruyn, voormalig Directeur van het Sociaal Departement van de BVB. De heer De Bruyn was ook Adviseur-generaal en lid van het Bureau van de Vereniging van 1973 tot 1980. De Vereniging wenst hierbij hulde te brengen aan hun nagedachtenis.
61
Bureau (1) W. Breesch,
Voorzitter, Voorzitter van het Directiecomité, Gedelegeerd Bestuurder van de CERA Bank.
C. Henriksen,
Ondervoorzitter (2), Voorzitter van het Directiecomité van de Bank J. Van Breda & Co.
A. Philippson,
Ondervoorzitter (3), Beherend Vennoot van de Bank Degroof G.C.V.
M. Tilmant,
G. Ravoet,
Ondervoorzitter, Voorzitter van het Directiecomité van de Bank Brussel Lambert. Lid, Directeur-generaal van de Belgische Vereniging van Banken.
(1) De leden van het Bureau zijn tevens leden van het Directiecomité. (2) Tot 3 december 1997. (3) Vanaf 3 december 1997.
63
Directiecomité (1) J. Berwart,
Voorzitter van de afdeling middelgrote banken, Voorzitter van het Directiecomité, Gedelegeerd Bestuurder van de Gesbank.
D. Bruneel,
Vertegenwoordiger van de BACOB Bank, Voorzitter van het Directiecomité van de BACOB Bank.
F. Chaffart,
Vertegenwoordiger van de Generale Bank, Voorzitter van het Directiecomité van de Generale Bank.
M. Cockaerts, G. Colonna,
K. De Boeck, J.-F. de le Court,
Chr. M. Jacobs,
F. Narmon, Ph. Romagnoli,
Vertegenwoordiger van de Kredietbank, Voorzitter van het Directiecomité van de Kredietbank. Voorzitter van de afdeling Belgische banken met buitenlandse affiliaties, Bestuurder-Directeur, Lid van het Directiecomité van de ING Bank (Belgium). Vertegenwoordiger van de ASLK-Bank, Voorzitter van het Directiecomité van de ASLK-Bank. Vertegenwoordiger van de Bank Brussel Lambert, Gedelegeerd Bestuurder, Lid van het Directiecomité van de Bank Brussel Lambert. Voorzitter van de afdeling buitenlandse banken, Managing Director and Senior Banker van de Morgan Guaranty Trust Company of New York. Vertegenwoordiger van het Gemeentekrediet, Voorzitter van het Directiecomité van het Gemeentekrediet. Vertegenwoordiger van de Paribas Bank België, Voorzitter van het Directiecomité van de Paribas Bank België.
P. Tanghe,
Vertegenwoordiger van de CERA Bank, Plaatsvervangend Voorzitter van het Directiecomité, Gedelegeerd Bestuurder van de CERA Bank.
A. Van Houtte,
Voorzitter van de afdeling regionale, privéen gespecialiseerde banken, Voorzitter van het Directiecomité, Gedelegeerd Bestuurder van de Ippa Bank.
F. Verheeke,
Voorzitter van de afdeling spaarbanken, Voorzitter van het Directiecomité, Gedelegeerd Bestuurder en Directeur-Generaal van VDK-Spaarbank.
(1) De leden van het Bureau zijn tevens leden van het Directiecomité.
64
Regionale afdelingen P. Coucke,
Voorzitter van de regionale afdeling Noord-West-Vlaanderen, Directeur van de zetel Brugge van de Kredietbank.
L. Crahay,
Voorzitter van de regionale afdeling Verviers, Commercieel Directeur bij de zetel Verviers van de Bank Brussel Lambert.
L. de Lamine,
Voorzitter van de regionale afdeling Namur-Luxembourg, Commercieel Directeur bij de zetel Namur van de Bank Brussel Lambert.
M. Dumortier,
Voorzitter van de regionale afdeling Hainaut Occidental, Directeur van de zetels Tournai en Centre-Hainaut van de Bank Brussel Lambert.
R. Haccour, V. Kun, M. Mikolajczak,
Voorzitter van de regionale afdeling Leuven, Directeur van de zetel Leuven van de Bank Brussel Lambert. Voorzitter van de regionale afdeling Brussel, Directeur van de Groep Brabant-Limburg van de Kredietbank. Voorzitter van de regionale afdeling Liège, Directeur van de zetel Liège van de Generale Bank.
J.-M. Moreau,
Voorzitter van de regionale afdeling Mons-La Louvière-Nivelles, Directeur van de zetel Mons van de Generale Bank.
J. Op de Beeck,
Voorzitter van de regionale afdeling Antwerpen, Directeur van de zetel Antwerpen van de Bank Brussel Lambert.
L. Truyens, K. Van Gerven, P. Van Keirsbilck, Y. Wuyckens,
Voorzitter van de regionale afdeling Zuid-West-Vlaanderen, Directeur van de zetel Kortrijk van de Bank Brussel Lambert. Voorzitter van de regionale afdeling Limburg, Directeur van de zetel Hasselt van de Generale Bank. Voorzitter van de regionale afdeling Oost-Vlaanderen, Directeur van de Groep Vlaanderen van de Kredietbank. Voorzitter van de regionale afdeling Charleroi, Interprovinciaal Directeur Wallonië van het Krediet aan de Nijverheid (ASLK-Bank).
65
Secretariaat G. Ravoet,
W. Abelshausen, J. Bellefroid, D. Mareels,
Directeur-generaal.
Directeur van het Sociaal Departement. Directeur van het Departement Opleiding. Directeur van het Fiscaal Departement.
G. Martin,
Directeur van het Economisch en Studiedepartement.
F. Sweerts,
Directeur van het Juridisch Departement.
J. Van den Nieuwenhof,
Directeur van het Departement Organisatie en Bancaire Informatica.
P. Wouters,
Hoofd van het Departement Administratie.
J. Zeegers,
Secretaris-generaal, Hoofd van het Departement Communicatie.
Ombudsman P. Caeyers,
66
Ombudsman.
Leden
(1)
Aachener Bank ABN AMRO Bank N.V., Belgian Branch ABN AMRO Bank (België) AGF-Assubel Bank ANHYP Spaarbank
Bank voor Koophandel van Brussel (Bank voor Koophandel) Bank MeesPierson Bank Nagelmackers 1747 The Bank of New York Bank van De Post
Antwerps Beroepskrediet Antwerpse Diamantbank Arfin Krediet Spaarbank ASLK-Bank BACOB Bank (BACOB) Banca Monte Paschi Belgio Banco do Brasil (Europe) Banco Central Hispanoamericano
Bank van Limburg Bank van Roeselare Bank of Tokyo - Mitsubishi (Belgium) The Bank of Tokyo - Misubishi, Ltd. Bankunie Bank of Yokohama (Europe) Banque Chaabi du Maroc Banque Commerciale du Maroc Banque CPH
Banco Español de Credito (Banesto) Banco Exterior de España – Argentaria Bank of America National Trust and Savings Association – Belgium Bank of Baroda Bank Belgolaise (Belgolaise) Bank Brussel Lambert (BBL) Bank Degroof Bank Delen & de Schaetzen Bank De Maertelaere Bank Dewaay Bank voor Financieel Beheer (Gesbank) Bank J. Van Breda & Co
Banque Drèze Banque de l’Europe Méridionale – BEMO Banque Nationale de Paris Belgische Zee- en Binnenvaart Kredietmaatschappij, Creditmar Beroepskrediet BHW Bausparkasse Brabants Beroepskrediet - Bank (Bank van Brabant) Byblos Bank Belgium Caisse Rurale de Nivezé Central Hispano Benelux CERA Bank (CERA)
CERA Investment Bank (voorheen Indosuez Bank België) The Chase Manhattan Bank Belgium Chuo Trust & Banking Company (Europe) Citibank Belgium Citibank N.A. Commerzbank Aktiengesellschaft, Filiaal Brussel Crédit Commercial de France (CCF) Crédit Général S.A. de Banque Crédit Lyonnais - Agence de Belgique Crédit Lyonnais Belgium (CLB) The Dai-Ichi Kangyo Bank Nederland N.V. - Brussels Branch De Laet, Poswick & Co, Bankiers-Banquiers De Nationale Investeringsbank Deutsche Bank Aktiengesellschaft, Filiaal Brussel Deutsche Bank SpA De Vaderlandsche Spaarbank DIPO Eural Unispar Spaarbank Europabank Europese Bank voor Latijns-Amerika (BEAL) Ford Credit Europe PLC The Fuji Bank Limited
(1) Op 7 november 1997.
67
F. van Lanschot Bankiers (België) Gemeentekrediet Generale Bank (G-Bank) Generale Belgian Bank (Belgian Bank) Groep Landbouwkrediet HBK-Spaarbank H.B.M.-Spaarbank HSA-Spaarkrediet ING Bank (Belgium) IPPA Bank (IPPA) (ook genoemd : Royale Belge Finance) Istituto Bancario San Paolo di Torino Joyo Bank (Europe) J.P. Morgan Benelux Kredietbank
Lloyds Bank PLC Mauretus - Spaarbank Mitsubishi Trust & Banking Corporation (Europe) Mitsui Trust Bank (Europe) Morgan Guaranty Trust Company of New York Ogaki Kyoritsu Bank (Europe) Parfibank Paribas Bank België (Paribas) Private Kas Bank
Société Générale (Bijkantoor van Société Générale France) State Bank of India The Sumitomo Bank, Limited Suruga Bank (Europe) Toyo Trust & Banking (Europe)
Rabobank International Antwerp Branch The Sakura Bank, Limited The Sanwa Bank Limited SEFB-Record Bank Shizuoka Bank (Europe)
Wafabank Westkrediet Spaarbank Westdeutsche Landesbank Girozentrale
Triodos Bank United Taiwan Bank Upar van de Put & Co Effectenbank VDK Spaarbank
Geassocieerde vertegenwoordigingskantoren Asahi Bank (Nederland) Banca Commerciale Italiana Banca di Roma Banca Nazionale del Lavoro Banca Popolare di Novara Banco Ambrosiano Veneto Banco di Napoli Banco di Sardegna
68
CARIPLO – Cassa Di Risparmio Delle Provincie Lombarde Confederacion Española de Cajas de Ahorros Credito Italiano
Istituto Centrale delle Banche Popolari Italiane Mediocredito Centrale State Street Bank & Trust Company
Groupe des Banques C.I.C Helaba Luxembourg Landesbank Hessen-thüringen International S.A
Turkiye Halk Bankasi
Inhoudstafel
Burgerschap en verantwoordelijkheidszin .
. . . . . . . . . . . . . 3
Voornaamste aandachtspunten van de BVB in 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . 9
Een van de beste en goedkoopste betalingssystemen in Europa . . . . . . . . . 11 De Belgen betalen vandaag reeds op de meest geavanceerde wijze . . . . . . . . . 11 De verborgen kosten van cash : vervoer en veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . 12 Waarom de tarifering van betaaldiensten nodeloos compliceren ? . . . . . . . . . 13 Europees en mondiaal betalen in het verschiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Naar een mondiaal systeem voor grote betalingen ? . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Euro : de banken staan er klaar voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 De bank ten dienste van de particulieren en bedrijven . . . . . . . . . . . . . . . 18 Een nieuwe gedragscode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Charter inzake een basis-bankdienst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Banken en de handelspraktijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Het consumentenkrediet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Hypothecair krediet : slechte oplossingen voor een transparantie die nodig is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Positieve centrale voor kredieten aan particulieren : er bestaan andere oplossingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Tarieven in de etalage ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 De adviezen van de Ombudsman worden doorgaans gevolgd door de banken . . . 22 Fiscaliteit - nog veel werk voor de boeg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Het algemeen kader : geen verbeteringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 De banken - geen speelbal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
69
Uitholling van de zekerheden : ernstige averechtse gevolgen voor de economie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Beginselen van een markteconomie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Hervorming van het gerechtelijk akkoord en van het faillissement . . . . . . . . . 29 Overmatige schuldenlast : een ‘supervoorrecht’ voor de Staat ? . . . . . . . . . . . 30 Bescherming van onderaannemers : tweesnijdend zwaard . . . . . . . . . . . . . . 30 Het juridisch en regelgevend kader waarin de banken werken . . . . . . . . . 32 Netting en eigenvermogensvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Effectisering : de kroon op het regelgevend werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Synergie tussen interne audit en externe controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Aanpassing van de reglementaire rapportering voor het Europees Monetair Instituut en de Commissie voor het Bank- en Financiewezen . . . . . . . . . . . . 33 Marktrisico’s : naar een grotere transparantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Georganiseerde misdaad : de plaag bestrijden zonder de rechtszekerheid aan te tasten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Bankgarantie en milieubezwarende activiteiten : niet het onmogelijke vragen . . . 35 Financiële markten : recente evolutie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Na acht jaar overleg : eindelijk een efficiënte samenwerking voor het back-office . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Verrekening van effecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Beleggersbescherming zal depositobescherming aanvullen . . . . . . . . . . . . . 38 Openbaar aantrekken van spaargelden : rechtszekerheid versterken . . . . . . . . . 38 De banken en de informatietechnologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Deskundig gebruik van informatica vitaal voor elke bank . . . . . . . . . . . . . . 40 Naar een doorbraak van netwerk- en informatie-economie ? . . . . . . . . . . . . 41 Veiligheid op de informatiesnelwegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Bescherming van de consument of van de producent ? . . . . . . . . . . . . . . . 44 Digitale handtekening eindelijk wettelijk geregeld ? . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 De menselijke rijkdom van de banksector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Volume van de werkgelegenheid blijft vrij stabiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Nieuwe sectorovereenkomsten gericht op werkgelegenheid . . . . . . . . . . . . . 45 Opleiding : inspelen op nieuwe behoeften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Een videocursus over de euro . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Studiedagen en seminaries . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Afstandsonderricht en COO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Belgian Bankers Academy . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
70
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken .
. . . . . . . 49
Stabiele depositogroei . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Matige expansie totale kredietverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Groeiherstel binnenlandse kredietvraag, forse expansie kredieten aan het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Minder kredieten aan de Belgische overheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Effectenportefeuille : zeer expansief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Forse groei interbankenverrichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Sterke expansie van de buiten-balansverrichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Goede resultaten dankzij tijdsgebonden factoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Kencijfers van de Belgische banksector
. . . . . . . . . . . . . . 57
Structuur van de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 De bankbedrijvigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Resultaten van de banken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
De organen van de Vereniging Leden
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
71
BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN, RAVENSTEINSTRAAT 36 - Bus 5 – 1000 BRUSSEL Telefoon : (02) 507 68 11
B.T.W. BE536.067.827
Bankrekening 210-0046684-79
D / 1997 / 1298 / 25
Verantwoordelijke uitgever : Guido Ravoet, Ravensteinstraat 36 - Bus 5 – 1000 Brussel