JAARRAPPORT 2014
Postbus 90170 5000 LM Tilburg Telefoon: (013) 462 33 13 E-mail:
[email protected] Internet: www.cooppensioenfonds
1
VOORWOORD Het jaar 2014 is een druk en hectisch jaar geweest. Een jaar dat grotendeels in het teken van wijzigingen heeft gestaan. Wijzigingen die verband hielden met de interne organisatie en wijzigingen die het gevolg waren van nieuwe regelgeving alsmede door veranderde marktomstandigheden met als uitgangspunt een toekomstbestendige en betaalbare pensioenoplossing. Die tendens zet zich in 2015 onverminderd door. De uitvoering van de pensioenregeling is elders ondergebracht en het pensioenbureau is gesloten Het bestuur heeft zich in 2014 gericht op de voorbereiding en de implementatie van deze wijzigingen. Er heeft daartoe een uitgebreide analyse van de verschillende partijen in de markt plaatsgevonden voordat het bestuur zijn keuze heeft bepaald. Zo zijn bij verschillende partijen offertes opgevraagd en is diepgaand onderzoek gedaan naar de manier van werken en resultaten van mogelijke partijen. Een werkbezoek en kennismaking met de werknemers was onderdeel van dit onderzoek. Het resultaat hiervan is dat de werkzaamheden voor de uitvoering van de pensioenregeling per eind 2014 extern werden uitbesteed. De pensioenadministratie is ondergebracht bij Syntrus Achmea en de beleggingsadministratie bij Kasbank. Als gevolg daarvan heeft het Coop pensioenbureau met pijn in het hart per 31 december 2014 definitief zijn deuren gesloten. Dit traject van uitbesteding heeft in 2014 veel tijd en aandacht van het bestuur gevraagd. Ook in 2015 loopt het traject nog door. Een werkgroep monitort voortdurend de voortgang en brengt regelmatig verslag uit aan het bestuur totdat de implementatie afgerond is. De beleggingen zijn elders ondergebracht De hoofdlijnen van het strategisch beleggingsbeleid van Coop Pensioenfonds zijn in 2014 niet veranderd. Het beleggingsbeleid bestrijkt nog steeds een matching- en een rendementsportefeuille. De implementatie van het beleid heeft het bestuur wel aangepast. In de beleggingsportefeuille heeft het pensioenfonds de beleggingen bij vermogensbeheerder Aberdeen vervangen door een combinatie van passief (eigen) beheer van staatsobligaties plus een aandelenmandaat bij ACTIAM. Ook is de renteafdekking op een andere leest geschoeid. BlackRock had aangegeven te stoppen met hun “Liability Driven Investment (LDI) fondsen”. Dat betekende voor het fonds een zoektocht naar een andere aanbieder of een andere oplossing. Gekozen is voor de “LDI-fondsen” van F&C. begin 2015 werd dit besluit geëffectueerd. Hiermee heeft het pensioenfonds een verdere stap gezet naar een robuust en beheersbaar beleggingsbeleid, dat past bij de ontwikkeling in zijn governance structuur. Het pensioenreglement is per 1 januari 2015 aangepast aan nieuwe fiscale wetgeving Vooruitlopend op nieuwe fiscale wetgeving die per 1 januari 2015 van kracht wordt, heeft het bestuur in 2014 het pensioenreglement aangepast. De pensioenrichtleeftijd is verhoogd van 65 naar 67 jaar. Verder hebben werkgevers en vakbonden een premie van 21% van de pensioengrondslag afgesproken. Het opbouwpercentage is gewijzigd naar 1,82% voor het gehele pensioensalaris. Ook komt de excedentregeling te vervallen en kan nu binnen de middelloonregeling pensioen opgebouwd worden tot een pensioengevend salaris van € 100.000. De financiële positie van het pensioenfonds is stabiel Eind december 2014 was de dekkingsgraad 127% (2013: 126%). Het bestuur heeft op grond hiervan besloten om per 1 januari 2015 de pensioenaanspraken van actieve deelnemers te verhogen met 0,75%. De pensioenaanspraken van de “slapers” en de ingegane pensioenen zijn verhoogd met 0,50%. Vooruitblik In 2015 zal het fonds gaan werken met de nieuwe partijen voor de uitvoering en voor het vermogensbeheer. Daarnaast zal het bestuur aandacht besteden aan de verdieping van de risicobeheersing met het doel te komen tot een integraal risicomanagement. Verder staat de invoering van het nFTK op de agenda. Niet in de laatste plaats zal het bestuur zich in 2015 bezig houden met de voorbereiding van de invoering van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2016. Het bestuur volgt alle ontwikkelingen in 2015 op de voet en onderneemt actie waar nodig. Veel dank is verschuldigd aan alle oud-medewerkers die het fonds jarenlang draaiend hebben gehouden. Betrokkenen zijn per 1 januari 2015 in dienst getreden bij Syntrus Achmea. Tevens is er dank voor alle anderen die hebben meegewerkt aan de activiteiten van het fonds in het verslagjaar.
2
Kerncijfers
2014
2013
2012
2011
2010
Werkgevers en deelnemers Aangesloten werkgevers
3
3
3
3
3
Actieve deelnemers
1.815
1.871
1.877
1.810
1.777
Arbeidsongeschikte deelnemers
54
58
59
68
72
Slapers
3.196
3.422
4.094
4.029
3.821
Pensioengerechtigden
2.079
2.107
2.579
2.858
2.961
7.144
7.458
8.609
8.765
8.631
8
9
9
9
9
Totaal deelnemers Deelnemers met Arbeidsongeschiktheids-pensioen
Pensioenvermogen en –verplichtingen
(in duizenden euro’s en procenten)
Pensioenvermogen
227.098
187.785
186.574
165.640
154.692
Totaal pensioenverplichtingen
178.754
149.209
147.396
133.917
112.714
Algemene reserve
48.344
38.576
39.178
31.723
41.978
Dekkingsgraad
127%
126%
127%
124%
137%
Toeslag slapers en gepensioneerden
0.50%
1,66%
2,00%
2,29%
0,95%
Toeslag actieve deelnemers
0,75%
0,75%
2,00%
1,80%
1,00%
* inc lusief weerstandsreserve, voorgaande jaren zijn herrekend naar het verslagjaar
Premies en uitkeringen Premie ouderdoms- en partnerpensioen
21,0
21,0
21,0
21,0
21,0
Werknemersbijdrage
7,3
7,3
7,3
7,3
7,3
(in duizenden
Ontvangen premies Premie ouderdoms- en partnerpensioen
4.867
4.862
4.694
4.434
euro’s) 4.166 (in duizenden
Uitkeringen Uitkeringen ouderdoms- en prepensioen
3.729
3.419
3.198
2.913
euro’s) 2.788
Uitkeringen partnerpensioen
1.671
1.713
1.775
1.816
1.858
Wezenpensioen
6
6
3
4
3
Afkoopsommen
449
1.866
870
380
195
Arbeidsongeschiktheidspensioen
30
28
29
28
28
5.885
7.032
5.875
5.141
4.872
Totaal uitkeringen
3
2014
2013
2012
2011
Andere resultaten
2010 (in duizenden euro’s)
Opbrengst beleggingen
41.408
-3.016
22.828
13.334
16.762
Inkomende waardeoverdrachten
714
461
315
462
432
Uitgaande waardeoverdrachten
53
80
37
372
101
Obligaties en credits
126.679
96.593
103.651
91.148
74.665
Aandelen
101.609
85.321
76.277
67.262
72.202
Direct Onroerend Goed
308
324
344
13.847
13.756
Hypotheken
260
272
394
412
472
Onderhandse leningen
107
213
318
411
523
Derivaten
-2.124
-69
1.022
-1.407
-1.299
Beleggingen *
(in duizenden euro’s)
Intrestgevende saldi (incl. kas)
Totaal belegd vermogen
2.237
6.952
13.293
2.649
2.569
229.076
189.606
195.299
174.322
162.888 (in percentages van
Portefeuillesamenstelling * Obligaties en credits
55,30
50,94
53,07
52,29
totaal) 45,84
Aandelen
44,36
45,00
39,06
38,58
44,33
Direct Onroerend Goed
0,13
0,17
0,18
7,94
8,44
Hypotheken
0,11
0,14
0,20
0,24
0,29
Onderhandse leningen
0,05
0,11
0,16
0,24
0,32
Derivaten
-0,93
-0,04
0,52
-0,81
-0,80
Intrestgevende saldi
Totaal
0,98
100,00
3,68
100,00
6,81
1,52
1,58
100,00
100,00
100,00
Rendementen*
(in percentages) Obligaties en credits
29,5
-7,8
13,8
22,0
8,2
Aandelen
15,3
5,4
15,5
-3,6
20,6
Onroerende Goederen
-4,3
-9,3
-8,4
5,7
5,0
Hypotheken
5,0
3,9
3,8
3,2
10,8
Onderhandse leningen
0,9
0,8
3,5
3,3
3,8
Intrestgevende saldi
-0,8
1,3
2,0
-6,3
1,3
Gemiddeld rendement 21,6 -2,0 13,3 * gegevens inzake indirect vastgoed zijn verantwoord onder aandelen
8,4
11,6
Administratie Bestuurs- en administratiekosten
1.677
1.056
895
869
1.117
Aantal personeelsleden (fte)
4,7
4,5
5,0
5,1
5,3
4
KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS Profiel Stichting Coop Pensioenfonds, hierna te noemen Coop Pensioenfonds, is sinds 1929 het pensioenfonds voor aangesloten (verbruiks)coöperaties. De verbruikscoöperaties zijn lid van de Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41151199. De aangesloten coöperaties zijn Coop Nederland u.a. (handelsnaam Coop Supermarkten) en uitvaartcoöperaties De Volharding u.a. en De Laatste Eer u.a. (gezamenlijke werkorganisatie Eer & Volharding). Coop Pensioenfonds wil een eigentijdse en betrokken partner in pensioenen zijn. Coop Pensioenfonds verzekert voor werknemers bij de aangesloten ondernemingen een goed pensioenpakket tegen een zo gunstig mogelijke prijs. De stichting wil dit verwezenlijken door de premie die zij van werkgevers en werknemers ontvangt zodanig te beleggen, dat op lange termijn een voor die doelstellingen acceptabel rendement wordt behaald tegen op korte en lange termijn aanvaardbare risico’s. Coop Pensioenfonds ziet het als zijn taak om samen met de aangesloten werkgevers de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden tijdig en op begrijpelijke wijze voor te lichten over alle relevante zaken die de pensioenregeling en het fonds betreffen.
Organisatie van het pensioenfonds Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de organisatie van het fonds aan de hand van het onderstaande schema:
5
Algemeen Bestuur situatie per 31-12-2014 Het Algemeen Bestuur van Coop Pensioenfonds bestaat uit vier werkgevers- en vier werknemersleden. De vier werkgeversleden worden benoemd door de Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers (NVCW) te Velp. Drie van de werknemersleden worden gezamenlijk benoemd door FNV te Utrecht en CNV Dienstenbond te Hoofddorp. Eén bestuurslid wordt benoemd namens de pensioengerechtigden. Het bestuur stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak onafhankelijk op en zorgt ervoor dat Coop Pensioenfonds de belangen van alle belanghebbenden op evenwichtige wijze behartigd. Het bestuur handelt volgens een gedragscode. Het doel van deze code is het voorkomen van integriteitsrisico’s. Die het vertrouwen van belanghebbenden in Coop Pensioenfonds kunnen ondermijnen. De gedragscode bevat algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende gedragsregels voor insiders. Een externe compliance officer ziet toe op de correcte naleving van de gedragscode De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn bepaald in de statuten van Coop Pensioenfonds. Daarin is ook vastgelegd langs welke procedure bestuursleden worden benoemd, geschorst of ontslagen. Algemeen Bestuur
31-12-2014
Leden werkgevers
Voordragende organisatie
H.A. Louwhoff H.J. Boer Th. van Gameren (voorzitter) G.W. Wegh Leden werknemers
NVCW NVCW NVCW NVCW
H.B.M. Grutters J.A.M. Bergervoet (voorzitter) vacature Leden pensioengerechtigde
FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten CNV Dienstenbond
Jaar van aftreden 2016 2017 2018 2015 2016 2018
H.W.G.. Verspuij
2018
Mevrouw Wilson is afgetreden per 29 oktober 2014. Zij was lid namens de werknemers en benoemd door CNV Dienstenbond. De vacature wordt zo snel mogelijk opgevuld. Herbenoemd werden mevrouw Bergervoet en de heer Van Gameren. De heer Verspuij trad in het verslagjaar toe als vertegenwoordiger namens de gepensioneerden. Hij nam de plaats in van de heer Steijaert die per 1 juli 2014 afscheid nam van het bestuur. Er is momenteel één vrouw in het bestuur (mevrouw Bergervoet). Dagelijks bestuur Het Dagelijks bestuur van Coop Pensioenfonds wordt gevormd door de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter. Tot 31 december 2014 was ook de directeur van het pensioenbureau lid van het dagelijks bestuur. Door de sluiting van het eigen pensioenbureau kwam de functie van Directeur van het pensioenfonds te vervallen. Evenmin zal er vanaf 1 januari 2015 nog sprake zijn van een afzonderlijke bestuurssecretaris. De heer Kok die als zodanig optrad kwam per diezelfde datum in dienst bij Syntrus Achmea. Dagelijks Bestuur Th. van Gameren J.A.M. Bergervoet
31-12-2014 voorzitter namens werkgevers voorzitter namens werknemers
Het bestuur heeft in januari 2015 besloten gebruik te maken van de mogelijkheid in de statuten om plaatsvervangers voor de dagelijks bestuursleden aan te wijzen. De heer Grutters is benoemd tot plaatsvervangend werknemersvoorzitter. De plaatsvervangend werkgeversvoorzitter zal in 2015 worden benoemd na voordracht. Overige organen Voor een optimale uitvoering van zijn werkzaamheden heeft het bestuur commissies ingesteld. Deze kunnen tijdelijk of permanent zijn. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een commissie. De commissies hebben onder meer tot taak om besluiten die het bestuur moet nemen voor te bereiden. Zij kunnen ook toezien op de uitvoering van
6
door het bestuur genomen besluiten. Daarnaast adviseren de commissies het bestuur gevraagd en ongevraagd over alle aangelegenheden betreffende het beleid van Coop Pensioenfonds. Het bestuur heeft de volgende commissies ingesteld: Beleggingscommissie: De beleggingscommissie bestaat uit ten minste vier leden, te weten twee bestuursleden van werkgeverszijde en twee bestuursleden van de zijde van de werknemers of pensioengerechtigden. De commissie wordt – indien zij dit noodzakelijk acht – vanaf 1 januari 2015 bijgestaan door een externe beleggingsadviseur. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid. Ook is zij verantwoordelijk voor de nadere invulling en de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. De beleggingscommissie legt te allen tijde verantwoording af aan het bestuur. De beleggingscommissie mag geen besluiten nemen die het Coop Pensioenfonds binden wat betreft de uitvoering van het beleggingsbeleid. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie zijn vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement. Beleggingscommissie
31-12-2014
Th. van Gameren
lid namens werkgevers
J.A.M. Bergervoet
lid namens werknemers
H.A. Louwhoff vacature
lid namens werkgevers lid namens werknemers
Voorzitter in 2015
Tot 31 december 2014 was ook de directeur van het pensioenbureau lid van de beleggingscommissie. In 2015 is dat niet meer het geval en maakt de beleggingscommissie gebruik van een externe beleggingsadviseur. Pensioencommissie: De pensioencommissie bestaat uit ten minste vier leden. De zetelverdeling is gelijk verdeeld tussen de vertegenwoordigers van werkgeverszijde en vertegenwoordigers van de werknemers of pensioengerechtigden. De pensioencommissie adviseert het bestuur (gevraagd en ongevraagd) over alle aangelegenheden betreffende het pensioenbeleid. Hierbij beoordeelt de pensioencommissie of en in welke mate de (financiële) afspraken die in het CAO-overleg van het Levensmiddelenbedrijf gemaakt worden over de pensioenregeling door het Coop Pensioenfonds (kunnen) worden uitgevoerd. De pensioencommissie mag geen besluiten nemen die het Coop Pensioenfonds binden wat betreft de uitvoering van het pensioenbeleid. De taken en bevoegdheden van de pensioencommissie zijn vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement. Pensioencommissie G.W. Wegh H.A. Louwhoff H.B.M. Grutters vacature
31-12-2014 lid namens werkgevers lid namens werkgevers lid namens werknemers lid namens werknemers
Tot 31 december 2014 was ook de directeur van het pensioenbureau lid van de Pensioencommissie en bekleedde hij de rol van (technisch) voorzitter. Communicatiecommissie: De communicatiecommissie bestaat uit tenminste twee leden, te weten een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid die de werknemers of pensioengerechtigden vertegenwoordigt. Daarnaast maakte in 2014 een lid van de Deelnemersraad deel uit van de commissie. De communicatiecommissie adviseert het bestuur (gevraagd en ongevraagd) over alle aangelegenheden betreffende het communicatiebeleid. De communicatiecommissie mag geen besluiten nemen die het Coop pensioenfonds binden wat betreft de uitvoering van het communicatiebeleid. De taken en bevoegdheden van de communicatiecommissie zijn vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement.
7
Communicatiecommissie G.W. Wegh J. Schiebergen H.W.G. Verspuij
31-12-2014 Voorzitter
lid namens werkgevers lid namens werknemers lid namens gepensioneerden
De heer Van Ommeren is eind 2014 uit de commissie getreden omdat hij lid is geworden van het verantwoordingsorgaan. Een lid van het verantwoordingsorgaan mag vanaf 1 juli 2014 geen lid meer zijn van een ander orgaan binnen het pensioenfonds zijn. Hij is vervangen door de heer Verspuij. Tot 31 december 2014 was ook de directeur van het pensioenbureau lid. De communicatiecommissie laat zich bijstaan door een externe communicatiedeskundige. Verder zijn er binnen het Coop Pensioenfonds de volgende organen: Verantwoordingsorgaan: Vanaf 1 juli 2014 is het nieuwe verantwoordingsorgaan aangetreden. Het verantwoordingsorgaan van Coop Pensioenfonds bestaat uit drie leden: · Eén vertegenwoordiger van de werkgevers; · Eén vertegenwoordiger van de actieve deelnemers; · Eén vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop dit is uitgevoerd en over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid en de reactie van het bestuur op dit oordeel worden beide gepubliceerd in het jaarverslag van Coop Pensioenfonds en op de website. De bepalingen over het verantwoordingsorgaan zijn uitgewerkt in de statuten van Coop Pensioenfonds en het reglement voor het verantwoordingsorgaan. Verantwoordingsorgaan
31-12-2014
A.P.W. Polman N.J. van Dijk F. van Ommeren
namens actieve deelnemers namens werkgevers namens gepensioneerden
Jaar van aftreden DB CNV NVCW DB CNV
Voorzitter lid secretaris
2018 2017 2016
Visitatiecommissie Het bestuur van Coop Pensioenfonds heeft gezorgd voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur gekozen voor intern toezicht door een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. De leden van de visitatiecommissie hebben verder geen banden met Coop Pensioenfonds. De leden van de visitatiecommissie zijn professionelen en allen in dienst van Toezicht op Maat. Het bestuur heeft de organisatie, taken en rechten van de visitatiecommissie vastgelegd in de statuten van Coop Pensioenfonds en in het Huishoudelijk Reglement. Gedurende het jaar houdt het bestuur de visitatiecommissie op de hoogte van de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds. In 2014 heeft een visitatie plaatsgevonden. In 2015 vindt de visitatie na de zomer plaats. Deelnemersraad Als uitvloeisel van de Wet versterking bestuur bestaat de deelnemersraad sinds 1 juli 2014 niet meer. De deelnemersraad adviseerde het bestuur gevraagd of ongevraagd over aangelegenheden van het fonds. De deelnemersraad bestond uit evenredige vertegenwoordigingen van deelnemers en pensioengerechtigden. Deelnemersraad
01-07-2014
Jaar van aftreden
A.P.W. Polman S.N.M. Vlaar F. van Ommeren H.J. Deken
lid namens actieve deelnemers lid namens actieve deelnemers lid namens gepensioneerden lid namens gepensioneerden
2017 2014 2015 2015
secretaris voorzitter
Klankbordgroep en transitiewerkgroep Het bestuur probeert altijd om de kosten van het pensioenfonds zo laag mogelijk te houden. Eind 2011 is een klankbordgroep samengesteld om met de directie de uitvoering en de kosten te evalueren. In het najaar van 2012 is het bestuur tot de
8
conclusie gekomen dat de kosten van de uitvoeringsorganisatie te hoog waren en er geen mogelijkheden bestonden om die kosten tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Vervolgens is in 2013 onder coördinatie van Towers Watson door een stuurgroep de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van de fondsactiviteiten onderzocht. In het najaar van 2013 koos het bestuur voor Syntrus Achmea als toekomstige uitvoerder. De overeenkomst is in april 2014 getekend. Vanaf 1 januari 2015 heeft Syntrus Achmea de pensioenadministratie en het secretariaat overgenomen en is het pensioenbureau gesloten. Voor de beleggingsadministratie en –rapportage is een overeenkomst met Kas Bank aangegaan. Deze uitbesteding van werkzaamheden vereist een goede planning en coördinatie. Daarvoor is een transitiewerkgroep ingesteld. De werkgroep heeft tot taak de uitbesteding en de implementatie bij de uitvoerders te monitoren en besluiten met beperkte impact te nemen over uitvoeringszaken. Externe deskundigen Naast deze interne organen kent het fonds ook externe deskundigen: De certificerend actuaris (Towers Watson) rapporteert jaarlijks over de financiële positie van het fonds en geeft een actuariële verklaring af. De adviserend actuaris (Towers Watson) adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over relevante onderwerpen zoals de in de reglementen gebruikte berekenings- en omrekeningsfactoren en voert ook alle actuariële berekeningen uit. De externe onafhankelijke accountant (Ernst & Young Accountants LLP) controleert de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van de toezichthouder. Hij rapporteert aan het bestuur in de vorm van een controleverklaring bij de jaarrekening en een accountantsverslag. Hierin meldt hij zijn eventuele opmerkingen en aanbevelingen over de administratieve organisatie en interne controle van het fonds. Bureau Lyncs voor ondersteuning bij de jaarlijkse zelfevaluatie van het bestuur Communicatieadviseur Gedurende 2014 was de heer Van Schiebergen de adviseur van de communicatiecommissie. Compliance officer Gedurende 2014 was de heer Mersch van GBA Adviseurs de compliance officer van het fonds. Vermogensbeheerders Gedurende 2014 heeft Coop Pensioenfonds de beleggingen bij vermogensbeheerder Aberdeen vervangen voor een combinatie van passief (eigen) beheer van staatsobligaties plus een aandelenmandaat bij ACTIAM. De vermogensbeheerders van het fonds per 31-12-2014 zijn: Naam BlackRock KasBank ACTIAM CBRE, Synvest, e.a.
Mandaat vastrentend LDI staatsobligaties, passief en in eigen beheer aandelen wereldwijd vastgoed, deels in eigen beheer
Custodian Vanaf 1 januari 2015 is Kas Bank N.V. de custodian en beleggingsadministrateur van het fonds voor zover dit niet via de beleggingsfondsen geregeld is. Administrateur Vanaf 1 januari 2015 is Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. de administrateur van het fonds
9
VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN Deelnemersraad Coop Pensioenfonds Zoals reeds aangegeven in het jaarverslag van 2013 van het Coop Pensioenfonds is door de statutenwijziging als gevolg van de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Vóór 1 juli 2014 kende het fonds een verantwoordingsorgaan en een deelnemersraad. Beide organen hadden hun eigen bevoegdheden. De deelnemersraad is op 1 juli 2014 opgeheven en opgegaan in het verantwoordingsorgaan. De bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn na 1 juli 2014 uitgebreid. Vanuit de deelnemersraad is de heer A.P.W.Polman toegetreden tot het verantwoordingsorgaan, de heren H.J.Deken en S.N.M.Vlaar zijn gestopt. Zij gaan geen functies invullen in het verantwoordingsorgaan. Dhr. F. van Ommeren stopt als secretaris van de deelnemersraad maar blijft actief als secretaris in het verantwoordingsorgaan. Door ontbinding van de deelnemersraad in juli 2014 zal de deelnemersraad over de jaarrekening 2014 dan ook geen advies uitbrengen. Verantwoordingsorgaan De samenstelling van het verantwoordingsorgaan ziet er per 31 december 2014 als volgt uit: Naam A.P.W.Polman F. van Ommeren N.J. van Dijk
Namens deelnemers gepensioneerden werkgever
Jaar van aftreden CNV 2017 CNV 2015 NVCW 2015
Functie voorzitter secretaris lid
Het verantwoordingsorgaan is in het boekjaar 2014, zevenmaal bijeen geweest, daarnaast nog tweemaal met het dagelijks bestuur en tweemaal met het algemeen bestuur. Mede door de grote veranderingen in 2014 binnen het Coop Pensioenfonds zijn vele zaken over de vergadertafel gegaan. Hieronder volgt een opsomming van behandelde onderwerpen. • Uitbesteding uitvoering werkzaamheden Pensioenfonds • Pensioenregelingen • Dekkingsgraden • Financieel beleid • Pensioenbeleid • Beleggingsbeleid • Communicatiebeleid • Sterftetafels Het verantwoordingsorgaan heeft over de hierna opgenoemde adviesaanvragen een positief advies uitgebracht. • Uitbesteding werkzaamheden Coop Pensioenfonds • Overeenkomst met Kasbank • Pensioenregeling Coop Pensioenfonds 2015 • Beloningsmodel bestuursleden ingaande 1 januari 2015 • Instemming Paritair Bestuursmodel Coop Pensioenfonds • Statutenwijziging Coop Pensioenfonds In de bestuursvergadering van december 2014 is afgesproken dat mede gezien de grote hoeveelheid onderwerpen het verantwoordingsorgaan tijdig en juist door het bestuur van het Coop Pensioenfonds wordt geïnformeerd. Het verantwoordingsorgaan gaat er vanuit dat alle veranderingen die per 1 januari 2015 van kracht zijn geworden, zoals het uitbesteden van de uitvoering van de pensioenregelingen bij Syntrus Achmea, mogen leiden tot een nog stabieler Coop Pensioenfonds met een positieve blik naar de toekomst. Jaarverslag en Jaarrekening 2014 Op 27 mei 2015 is de (concept) jaarrekening besproken met het dagelijks bestuur. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het (concept) jaarverslag 2014 en de (concept) jaarrekening voldoende inzicht geven in de werkzaamheden en financiële status van Stichting Coop Pensioenfonds, alsmede in de ontwikkelingen welke bij Stichting Coop Pensioenfonds hebben plaatsgevonden. Oordeel Het verantwoordingsorgaan geeft een positief oordeel over het door het Algemeen Bestuur gevoerde beleid in 2014. Reactie van het bestuur Het bestuur is blij dat het verantwoordingsorgaan haar nieuwe rol per 1 juli 2014 heeft opgepakt en is tevens blij met het
10
positieve oordeel. Het bestuur hoopt in 2015 ook een positief oordeel te verdienen. Tenslotte bedankt het bestuur het verantwoordingsorgaan voor de verrichte werkzaamheden in het afgelopen jaar.
11
INTERN TOEZICHT De visitatie 2015 vindt plaats in het najaar. Hiervan is nog geen verslag beschikbaar. Een onderwerp waaraan extra aandacht besteed wordt bij de visitatie 2015 is de manier waarop de uitbesteding van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden. Ook de invoering van het integraal risicomanagement krijgt extra aandacht. Het verslag van de visitatiecommissie over 2013 is opgenomen in het jaarverslag 2013. Het rapport van de visitatiecommissie is in maart 2014 ontvangen. In het rapport zijn 25 aanbevelingen opgenomen. De belangrijkste acties die zijn genomen naar aanleiding van de aanbevelingen worden hieronder weergegeven. De visitatiecommissie beveelt aan integraal en systematisch risicomanagement nu met hoge prioriteit in te voeren en als aandachtsgebied toe te wijzen aan een of twee bestuurders. Het bestuur onderkent het belang van risicomanagement. In 2014 en begin 2015 zijn er door de uitbesteding en de invoering van het nFTK geen middelen geweest om hier aandacht aan te geven. In juli start het bestuur echter met een inventarisatie van de risico’s en de maatregelen. Op 1 juli 2015 is hiervoor een themasessie ingepland. In het najaar 2015 wordt een nieuwe ABTN gemaakt en het risicomanagement zal hierin opgenomen worden. Evenwichtige belangenbehartiging is een van de onderwerpen waaraan speciale aandacht geschonken zal worden tijdens deze themasessie. Overigens wordt dit bij ieder besluit dat het bestuur neemt in overweging genomen. Met de partijen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed, zijn dienstverleningsovereenkomsten opgesteld waarin duidelijk bepaald is welke afspraken zijn gemaakt en welke bestuurlijke managementinformatie ontvangen en besproken wordt. Er is een nieuwe opstelling gemaakt voor beleidsnotities zodat implicaties en risico’s van te nemen besluiten afgewogen worden. Dit format zal naar aanleiding van de invoering van risicomanagement wellicht nog verder aangepast worden. Het bestuur heeft een jaarkalender opgesteld waarin ook jaaroverstijgende onderwerpen opgenomen zijn. De visitatiecommissie beveelt aan dat het bestuur een visie uitwerkt op gewenste cultuur en gedrag en wenselijke competenties en op beleid voor het realiseren daarvan. Dit beleid kan worden verwerkt in bestuursprofielen en worden gebruikt voor vertaling naar trainingen voor bestuur en bestuursleden. Hierbij is vastlegging van een matrix van beschikbare competenties behulpzaam en agendering in de eerstvolgende zelfevaluatie. Naar aanleiding van deze aanbeveling en nieuwe regelgeving op dit gebeid is inmiddels een nieuw concept deskundigheidsplan gemaakt. De matrix, competenties en functieprofielen zijn onderdeel van dit plan. Per 1 juli 2014 is het nieuwe verantwoordingsorgaan ingesteld. Het bestuur heeft verschillende vergaderingen met het VO belegd om het VO op de hoogte te houden en ervoor te zorgen dat de informatieverstrekking te allen tijde voldoende is. Zo ontvangt het VO alle informatie die zij nodig heeft om tot een oordeel te komen. Het VO heeft aangegeven tevreden te zijn met de wijzigingen in de samenwerking. De visitatiecommissie beveelt aan de indexatieambitie expliciet vast te leggen en een beleid voor inhaalindexatie te formuleren. Het bestuur heeft inmiddels beleid geformuleerd welke vastgelegd wordt in de ABTN die voor 1 juli 2015 vastgesteld zal worden. De visitatiecommissie constateerde dat het bestuur de resultaten van het actief beheer beoordeelt op basis van rendement en tracking-error. Hiermee wordt inzicht gemist in de relatieve outperformance ten opzichte van het relatieve risico. Inmiddels is het bestuur overgestapt op passief beleggen en wordt van Kasbank vanaf 1 januari 2015 een goede rapportage ontvangen die goed inzicht geeft in het vermogensbeheer. De visitatiecommissie beveelt aan de beleggingsovertuigingen te formuleren en vast te leggen, en waar relevant te communiceren, via de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen. Deze zijn inmiddels opgenomen in het beleggingsbeleid 2015 en in de verklaring beleggingsbeginselen welke gecommuniceerd wordt via de website. Wij geven in overweging in het jaarverslag, voor zover relevant voor het pensioenfonds, meer aandacht te geven aan algemene en wettelijke ontwikkelingen op pensioengebied en daarbij de mogelijke implicaties voor het fonds te bespreken. Daarnaast een toekomstparagraaf, een paragraaf over eventuele gebeurtenissen na balansdatum, en een risicoparagraaf op te nemen. Dit is in dit jaarverslag reeds zoveel mogelijk gedaan. Vanaf boekjaar 2015 zal de opstelling van de Syntrus Achmea gebruikt worden voor het jaarverslag. De wettelijke ontwikkelingen zijn onderdeel van dat format.
12
De visitatiecommissie beveelt aan het integriteitbeleid uit te werken, met aandacht voor gedrag, houding en cultuur. Daarbij is ook gemotiveerd aan te geven hoe de compliancefunctie is ingericht, welke rol de compliance officer vervult en hoe het breder voldoen aan wet- en regelgeving bestuurlijk is belegd. De rol van de compliance officer is inmiddels uitgebreid. Het bestuur heeft in april 2015 een incidentregeling vastgesteld en de gedragscode vastgesteld. De visitatiecommissie beveelt aan dat de accountant rapporteert over het toezicht op de naleving van de gedragscode, conform vastgelegd beleid in de ABTN. Daarnaast bevelen we aan bij behandeling van de rapportage van de compliance officer expliciet aanbevelingen te bespreken en conclusies en acties onderbouwd vast te leggen. In april2015 is de nieuwe gedragscode vastgesteld op basis van het model van de pensioenkoepels. De aanbeveling om de procedure rond aanstelling van intern toezicht te formaliseren en het verantwoordingsorgaan nadrukkelijker te betrekken bij de inrichting van het intern toezicht is in 2014 reeds opgepakt. Verder zullen alle fondsdocumenten begin 2016 getoetst worden op consistentie.
13
BESTUURSVERSLAG
14
GOVERNANCE Bestuur Bestuursvergaderingen Het bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar 6 maal vergaderd. Belangrijke onderwerpen waren: • de uitbesteding van de werkzaamheden en sluiting van het pensioenbureau; • de wijziging van het beleggingsbeleid; • de aanpassing van het pensioenreglement per 1 januari 2015; • de implementatie van de Wet versterking besturen; • de implementatie van de Code Pensioenfondsen; • de uitvoering van de visitatie en de zelfevaluatie. Deskundigheidsbevordering Het bestuur heeft een deskundigheidsplan opgesteld volgens artikel 105, lid 3 van de Pensioenwet. De leden van het bestuur volgen bijeenkomsten, seminars en opleidingen om het gewenste deskundigheidsniveau te behouden. In het verslagjaar zijn diverse bijeenkomsten van DNB bezocht. Een van de bestuursleden rondde de opleiding tot Management Executive van opleidingsinstituut Nijenrode succesvol af. Integere bedrijfsvoering Artikel 143 van de Pensioenwet bepaalt dat er een integere bedrijfsvoering moet zijn. De wijze waarop het bestuur een integere bedrijfsvoering realiseert is vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van het fonds. Naleving wet- en regelgeving Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat: het pensioenfonds in het boekjaar 2014 geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd; het pensioenfonds in het boekjaar 2014 geen aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet is gegeven; in het boekjaar 2014 geen bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet is aangesteld; Er zijn het bestuur geen overtredingen van wet- en regelgeving bekend. Zelfevaluatie Het bestuur heeft een procedure voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. Het bestuur heeft besloten dat de zelfevaluatie eenmaal per jaar plaatsvindt. In 2014 was dat op 29 januari. Het bestuur beoordeelt het eigen functioneren positief. De evaluatie heeft een aantal actiepunten opgeleverd voor verdere verbetering die in de komende periode opgepakt worden. Deze actiepunten hebben vooral betrekking op het inschakelen van en het kritischer kijken naar de externe partijen, die worden ingezet en op de informatieverstrekking binnen het bestuur. Begin 2015 heeft het bestuur vastgesteld dat deze actiepunten goed zijn opgepakt in de loop van 2014. Verantwoordingsorgaan Sinds 1 juli 2014 is als gevolg van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen een nieuw verantwoordingsorgaan (VO) actief. Ook het nieuwe VO heeft als taak een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het gevoerde beleid van het bestuur over het voorbije kalenderjaar en over de gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst. Daarnaast kent het nieuwe VO meer uitgebreide adviesbevoegdheden dan het oude VO. Gedurende het eerste halfjaar van 2014 was het oude VO nog actief. Het bestuur legt verantwoording af in het jaarverslag. Het afgelopen jaar vergaderde het oude VO tweemaal met het dagelijks bestuur en tweemaal met het algemeen bestuur. Het nieuwe VO kwam eenmaal in het verslagjaar met het algemeen bestuur bijeen. In dit jaarverslag wordt apart verslag gedaan van de bevindingen van het VO over het gevoerde beleid. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van de beoordeling van het verantwoordingsorgaan van het in 2014 gevoerde beleid en houdt rekening met de gemaakte aanbevelingen. Intern toezicht Het intern toezicht bij het fonds wordt gevormd door een visitatiecommissie (VC). Sinds 2013 vindt ieder jaar intern toezicht plaats. Het laatste visitatierapport dateert van 26 maart 2014. Een samenvatting van de definitieve rapportage met bevindingen door de VC is opgenomen in het jaarverslag 2013.
15
UITBESTEDING Administrateur Vanaf 1 januari 2015 is de uitvoering van de administratie uitbesteed aan Syntrus Achmea. De implementatie van onze pensioenregeling door Syntrus Achmea Pensioenbeheer loopt volgens planning. Via een SLA-rapportage heeft het bestuur per kwartaal inzicht in de dienstverlening door Syntrus Achmea. Indien gewenst, kan het pensioenfonds hierdoor inhoudelijk en gestructureerd bijsturen. De administrateur is verantwoordelijk voor: l
de uitwerking van het beleid en de bewaking van de uitvoering;
l
de uitkeringenadministratie;
l
de verzekerdenadministratie;
l
het secretariaat;
l
de financiële administratie;
l
het schriftelijk of mondeling direct rapporteren van relevante bijzonderheden.
De (financiële) jaarverslaglegging van het fonds wordt vanaf 2015 voorbereid door de administrateur. De administrateur ontvangt voor de jaarverslaglegging gegevens van de vermogensbeheerders, de bewaarnemer(s) en de herverzekeraar. Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. is in het bezit van een ISAE 3402 type II rapportage. Deze rapportage wordt gecontroleerd door de onafhankelijke accountant (PriceWaterhouseCoopers Accountants N.V.) van Syntrus Achmea. In deze rapportage wordt geconcludeerd dat de in dit rapport beschreven bedrijfsprocessen functioneerden gedurende de verslagperiode. Actuaris In alle bestuursvergaderingen waarin hun adviezen werden besproken, was een adviserend actuaris aanwezig. De adviserend actuaris adviseert over zaken als het jaarwerk, vaststellen premies, informatie over het nFTK en de voorbereiding van de wijzigingen in de pensioenregeling. Accountant De onafhankelijke accountant is gedurende het verslagjaar op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij het fonds. Vermogensbeheer De vermogensbeheerders rapporteren periodiek aan de beleggingscommissie. Deze rapporten worden besproken in de vergaderingen van de beleggingscommissie die vervolgens weer rapporteert aan het algemeen bestuur. De beleggingscommissie besteedt daarbij extra aandacht aan de grenzen die de vermogensbeheerders krijgen opgelegd. Ook worden de ISAE3402 of vergelijkbare rapporten opgevraagd en geanalyseerd.
16
KERNTHEMA’S VAN HET BESTUUR IN 2014 • • • • • •
de uitbesteding van de werkzaamheden en sluiting van het pensioenbureau; de wijziging van het beleggingsbeleid; de aanpassing van het pensioenreglement per 1 januari 2015; de toeslagverlening per 1 januari 2015; de implementatie van de Wet Versterking Bestuur pensioenfonds; de implementatie van de Code Pensioenfondsen.
Uitbesteding van werkzaamheden en sluiting pensioenbureau Per eind 2014 besteedt het bestuur de werkzaamheden uit aan Syntrus Achmea (pensioenadministratie) en Kasbank (beleggingsadministratie). Het pensioenbureau heeft per 31 december 2014 zijn deuren gesloten. Het pand aan de Adriaen van Ostadelaan wordt verkocht. Het bestuur heeft bij dit traject veel aandacht voor het welzijn van de werknemers van het pensioenbureau. De vaste werknemers van het pensioenbureau wordt de gelegenheid geboden om per 1 januari 2015 in dienst te treden bij Syntrus Achmea. Dit traject heeft in 2014 veel tijd en aandacht van het bestuur gevraagd. Het traject loopt in 2015 nog door. Een werkgroep monitort de voortgang. Wijzing van het beleggingsbeleid Gedurende 2014 is het strategisch beleggingsbeleid op hoofdlijnen niet veranderd. Het beleggingsbeleid bestrijkt nog steeds een matching en een rendementsportefeuille. Wel is de implementatie van het beleid aangepast. De twee meest in het oog springende veranderingen hierin zijn: de verdeling van het vermogen over de vermogensbeheerders en de voorbereiding van de uitbesteding van de beleggingsadministratie. In de beleggingsportefeuille heeft het bestuur de beleggingen bij vermogensbeheerder Aberdeen vervangen door een combinatie van passief (eigen) beheer van staatsobligaties plus een aandelenmandaat bij ACTIAM. Hiermee heeft het pensioenfonds een verdere stap gezet naar een robuust beheersbaar beleggingsbeleid, dat past bij de ontwikkeling in zijn governance structuur. Ook is de renteafdekking op een andere leest geschoeid. Black Rock heeft aangegeven te stoppen met hun “LDI-fondsen”. Dat betekende voor het fonds een zoektocht naar een andere aanbieder of een andere oplossing. Gekozen is voor de “LDI-fondsen” van F & C. Inmiddels heeft deze aanpassing gestalte gekregen aan het begin van 2015. Aanpassing pensioenreglement 1 januari 2015 In 2014 is het reglement aangepast aan nieuwe fiscale wetgeving per 1 januari 2015. De belangrijkste wijziging is dat de pensioenrichtleeftijd verhoogd is van 65 naar 67 jaar. De cao-partijen hebben een maximale premie van 21% van de pensioengrondslag afgesproken. In 2014 was het opbouwpercentage 1,80% van de in het betreffende jaar voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag. Voor het deel van het pensioensalaris boven het Wfsv-loon tot het maximum pensioensalaris geldt een extra opbouwpercentage van 0,04%-punt. Door de lage rente zijn de kosten voor pensioenopbouw hoog. Het opbouwpercentage is per 1 januari 2015 zonder onderscheid naar pensioengevend salaris vastgesteld op 1,82%. De pensioenregeling van Coop Pensioenfonds bestond tot eind 2014 uit een middelloonregeling (tot een salaris van € 82.709) en een excedentregeling. De cao-partijen stelden vast dat door de nieuwe wettelijke wijzigingen, vooral de invoering van een begrenzing van het pensioengevend salaris tot € 100.000 waartegen fiscaal gefaciliteerd pensioen kan worden opgebouwd, de voortzetting van de excedentregeling niet meer kostenefficiënt was. Daarom komt de excedentregeling per 1 januari 2015 te vervallen. Deelnemers kunnen nu binnen de middelloonregeling pensioen opbouwen tot een pensioengevend salaris van € 100.000.
Toeslagverlening 1 januari 2015 Het bestuur tracht de opgebouwde en ingegane pensioenaanspraken jaarlijks te verhogen. De premievrije en ingegane pensioenen worden jaarlijks (maximaal) verhoogd met de relatieve stijging van het Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens. Voor actieve deelnemers aan de pensioenregeling (Coop Pensioenregeling 2015) is de indexatie gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling op grond van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf van het voorgaande jaar. Op basis van studies heeft het bestuur vastgesteld dat een indexatie van gemiddeld 60% ten opzichte van de maatstaf op de lange termijn realistisch is. Dit is dan ook het uitgangspunt bij het toeslagbeleid. Het bestuur beoordeelt ieder jaar in december of indexatie mogelijk is. De maatstaf voor de actieven bedroeg per 1 januari 2015 1,25% en voor de niet-actieven 0,83%. Op basis van de dekkingsgraad van het pensioenfonds en de verwachtingen op korte termijn, heeft het bestuur besloten om aan de actieven een verhoging van 0,75% en aan de niet-actieven een verhoging van 0,50% toe te zeggen per 1 januari 2015.
17
Wet versterking bestuur pensioenfondsen De Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen betekent een integrale herziening van de governance en medezeggenschap bij pensioenfondsen. De bedoeling van de wet is een verbetering van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur. Een pensioenfonds kan kiezen uit vijf bestuursmodellen. De paritaire modellen (model 1, 2 en 3) kennen een verantwoordingsorgaan (VO), waarin de deelnemers en pensioengerechtigden naar evenredigheid zijn vertegenwoordigd. Naar keuze kan de werkgever worden vertegenwoordigd. De onafhankelijke modellen (model 4 en 5) kennen een belanghebbendenorgaan (BO), waarin de drie geledingen zijn vertegenwoordigd. Het intern toezicht is verstevigd doordat pensioenfondsen met een paritair of onafhankelijk bestuur de keuze kregen tussen een permanente raad van toezicht of een visitatiecommissie die jaarlijks visiteert (in plaats van minimaal driejaarlijks). Het intern toezichtorgaan heeft extra taken gekregen alsmede extra bevoegdheden als het om de raad van toezicht gaat. De wijzigingen bij Coop Pensioenfonds door deze wet zijn beperkt gebleken. Het paritaire bestuursmodel is door het fonds gecontinueerd omdat deze bestuursvorm goed functioneert en bij deze bestuursvorm ook de sociale partners participeren. Er was dan ook geen behoefte aan grote wijzigingen betreffende deze bestuursvorm. Wel is nu in het bestuur een vertegenwoordiger namens pensioengerechtigden benoemd. Na een verkiezing is door de pensioengerechtigden de heer H.W.G. Verspuij gekozen voor deze zetel. FNV bondgenoten heeft een zetel ingeleverd waardoor het totaal aantal zetels ongewijzigd kon blijven. Als gevolg van de wetswijziging kwam de deelnemersraad te vervallen en kwam er een nieuw verantwoordingsorgaan tot stand. In het verslagjaar heeft het bestuur, na positief advies van de deelnemersraad, de statuten aangepast om deze wijzigingen vast te leggen. De nieuwe statuten werden op 29 augustus 2014 notarieel verleden. Voor wat betreft het intern toezicht is gezien de goede ervaringen in het verleden gekozen voor voortzetting van de huidige vorm, namelijk de visitatiecommissie. De rapportages bieden een toegevoegde waarde voor het bestuur. De visitatie vindt jaarlijks plaats, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Met de visitatiecommissie is een visitatievorm afgesproken waarbij de eerste keer een algehele visitatie bij het fonds plaatsvindt en in de daarop volgende jaren de focus ligt op bepaalde visitatiethema’s. Toezicht op Maat is het bureau dat evenals in vorige jaren de visitaties voor het fonds uitvoert. Code Pensioenfondsen in 2014 in werking Tijdens de ontwikkeling van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen stelden de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid de Code Pensioenfondsen (de Code) op. Doel van de Code is de verhoudingen binnen het pensioenfonds transparanter te maken, communicatie met de belanghebbenden te versterken en bij te dragen aan de versterking van ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code is per 1 juli 2014 wettelijk verankerd. De Monitoringcommissie Code Pensioenfondsen ziet toe op de naleving van de Code. De Code vervangt de Principes voor goed pensioenfondsbestuur uit 2005. De Code legt de nadruk op de beïnvloeding van het gedrag van bestuurders, interne toezichthouders en belanghebbenden ten aanzien van de verantwoordingsfunctie. Per orgaan zijn normen opgenomen over taak en werkwijze, samenstelling en zittingsduur, geschiktheid, benoeming, schorsing en ontslag. Daarnaast bevat de Code overkoepelende thema’s. Die thema’s gaan zowel over het eigen functioneren van het fonds als van dienstverleners. Voorbeelden zijn integraal risicomanagement, communicatie en transparantie, verantwoord beleggen, kosten, uitvoering en uitbesteding, geschiktheid, diversiteit, integer handelen en beloningsbeleid.
-
Een pensioenfonds past de normen van de Code toe of zet in het jaarverslag gemotiveerd uiteen waarom een norm niet (volledig) is toegepast. Het bestuur heeft de lijst met 83 normen bestudeerd en heeft vastgesteld dat veruit de meeste normen uit de Code worden nageleefd. Een aantal normen heeft tot aanvullende actie van het bestuur geleid. Voor bepaalde zaken wordt nog beleid ontwikkeld: Het bestuur stelt een missie, visie en strategie op (norm 3); hiervoor wordt een themasessie door het bestuur georganiseerd in het najaar. Het bestuur wil meer diversiteit brengen in de samenstelling van de fondsorganen op het gebied van geslacht en leeftijd (normen 66, 67 en 68); De meetbaarheid van effectiviteit van de communicatie (norm 26) krijgt in 2015 en 2016 extra aandacht; Per 1 januari 2015 wordt een klokkenluidersregeling en een incidentenregeling ingevoerd (normen 40 – 44). Tenslotte is het bestuur momenteel druk bezig met de invoering van integraal risicomanagement (normen 23 en 24);
18
Communicatie In 2015 heeft het bestuur ervoor gezorgd dat aan alle wettelijke communicatie-eisen voldaan is, zoals het tijdig versturen van de pensioenoverzichten, stopbrieven en startbrieven. Het fonds kent een website met daarop alle informatie over actualiteiten, het fonds, het bestuur, de pensioenregeling en klachten- en geschillenprocedure.
Uitvoeringskosten Kosten van de uitvoering van de pensioenregeling Naar aanleiding van een onderzoeksrapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in 2011 heeft de Pensioenfederatie in 2012 nieuwe richtlijnen voor kostentransparantie uitgebracht. In de branche is afgesproken dat de pensioenfondsen zullen rapporteren over kosten. Er worden drie kostensoorten onderscheiden: de kosten van het pensioenbeheer, de kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten. Kosten van pensioenbeheer De kosten van de uitvoering van de pensioenregeling bedragen € 430 (2013: € 265 ) per deelnemer. Deze kosten zijn berekend door de totale pensioenuitvoeringskosten te delen door het totaal aantal actieve deelnemers en gepensioneerden ultimo 2014 overeenkomstig de "Aanbevelingen Uitvoeringskosten" van de Pensioenfederatie. De pensioenbeheerkosten bestaan uit administratieve verrichtingen (pensioentoekenningen, betalen uitkering, verwerken waardeoverdrachten, etc.), bestuurskosten (bezoldiging bestuursleden, heffingen van de toezichthouders, adviseurs, juridische kosten, werkgeverskosten) en overige kosten. De kosten per deelnemer zijn in 2014 hoger dan 2013. Dit komt vooral door de extra kosten die gemaakt zijn voor de wijziging van de regelingen. Ook de overgang naar een andere uitvoerder speelt een rol. Hopelijk zullen de kosten door deze maatregel gereduceerd worden. Het effect van de extra uitgaven is circa € 155 per deelnemer op basis van het aantal deelnemers ultimo 2013. Kosten vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer bedragen 0,57% (2013: 0.51%) van het gemiddeld belegd vermogen. Het betreft hier de kosten die betaald worden aan de vermogensbeheerders. Transactiekosten Transactiekosten zijn kosten die gemaakt moeten worden voor de aan- en verkoop van beleggingsstukken (aandelen, obligaties). Ze vormen een onderdeel van de kostprijs van beleggingsstukken. Omdat het fonds belegt in indexfondsen zijn de onderliggende transactiekosten niet apart herleidbaar.
19
ONTWIKKELINGEN IN DE SECTOR Hieronder volgt een overzicht van andere ontwikkelingen in de sector die van invloed waren op het beleid van Coop Pensioenfonds. Pensioenstelsel AOW-leeftijd in stappen omhoog De AOW-leeftijd gaat sinds 1 januari 2012 in stappen omhoog naar 67 jaar. Een versnelling van de verhoging van de AOWleeftijd tot 67 jaar in 2021 is onderdeel van het Regeerakkoord van oktober 2012. In november 2014 is het wetsvoorstel voor versnelde verhoging van de AOW-leeftijd bij de Tweede Kamer ingediend. Verhoging pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar Per 1 januari 2014 is de pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 67 jaar. Daarna wordt deze gekoppeld aan de levensverwachting. Een verdere verhoging gaat met stappen van één jaar. De komende jaren ligt de fiscale pensioenrichtleeftijd daarmee hoger dan de AOW-leeftijd. Verlaging opbouwpercentage en maximum pensioengevend salaris De Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd verlaagde per 1 januari 2014 de maximale opbouwpercentages met 0,1%. De opbouwpercentages gingen met ingang van 1 januari 2015 nog verder omlaag. Voor 2015 geldt voor middelloonregelingen een maximaal opbouwpercentage van 1,875% en voor eindloonregelingen 1,657%. De bovengrens tot waar pensioenopbouw fiscaal wordt ondersteund, is gelijk aan € 100.000,-. De pensioenregeling van Coop Pensioenfonds is aangepast aan deze wetswijzigingen Voor de pensioenopbouw boven de € 100.000,- heeft de werkgever een netto-pensioenregeling geïntroduceerd. Dit kan niet via de zogenaamde omkeerregeling. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen. Het geld in de voorziening voor de netto regeling mag niet mengen met de voorziening voor de regeling van het fonds waarvoor de omkeerregeling geldt. Al met al is het voor pensioenfondsen met het oog op de fiscale hygiëne pas verantwoord om een netto regeling aan te bieden als naar verwachting een relatief grote groep deelnemers er gebruik van maakt. De grootste werkgever heeft inmiddels een dergelijke regeling ingevoerd buiten het pensioenfonds om. Nieuw FTK met ingang van 1 januari 2015 van kracht Bescherming nominale pensioen uitgangspunt Het nieuwe financieel toetsingskader (nFTK) voor pensioenfondsen is per 1 januari 2015 van kracht. Het nFTK is bedoeld om nominale pensioenen te beschermen. Er is een nieuwe berekening voor de dekkingsgraad geïntroduceerd, de “beleidsdekkingsgraad”. Dit is de belangrijkste maatstaf voor de financiële gezondheid van een pensioenfonds. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden. Als de beleidsdekkingsgraad op kwartaalbasis lager is dan de vereiste dekkingsgraad, dan moet het fonds een herstelplan maken. De eisen voor het vereist eigen vermogen evenals de regels voor indexatie zijn strenger als deze toegekend wordt vanuit de reserves van het fonds. Het bestuur is reeds geruimte tijd bezig met onderzoek naar de effecten van het nFTK op zijn situatie. Op basis van dat onderzoek moeten misschien beleidswijzigingen ingevoerd worden die effect hebben op de pensioenregeling, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Het fonds past in de loop van 2015 de fondsdocumenten waar nodig aan en gaat aan de slag met de nieuwe verplichtingen zoals de uitvoering van een haalbaarheidstoets. Ultimate Forward Rate (UFR) Als onderdeel van het nFTK wil de regering de Ultimate Forward Rate (UFR) curve aanpassen. Deze curve die betrekking heeft op de te hanteren rentertermijnstructuur (RTS) wordt gebruikt bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen. De eerste aanpassing waarbij niet langer gebruik gemaakt mag worden van een driemaands middeling vond plaats in januari 2015. In de loop van 2015 worden verdere aanpassingen verwacht.
20
Diverse onderwerpen Toezichtthema’s De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM) Voor DNB was de toekomstbestendigheid van de pensioensector één van de belangrijkste toezichtthema’s in 2014. Zijn er signalen die duiden op een kwetsbaar bedrijfsmodel? Kunnen pensioenfondsen schokken opvangen? Het gaat dan vooral om liquiditeit in periodes van stress. DNB verwacht dat pensioenfondsen hun risico’s kennen, begrijpen en beheersen. Belangrijke risico’s voor pensioenfondsen zijn het renterisico en het marktrisico. Maar ook informatiebeveiliging en cybercrime zijn belangrijk. Fondsen moeten voldoen aan (inter)nationale wet- en regelgeving zoals de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het nieuw financieel toetsingskader. Pensioenfondsen moeten een sterke reputatie hebben en het vertrouwen van de belanghebbenden genieten. Verder let DNB voor de gehele financiële sector inclusief pensioenfondsen op manipulatie bij prijszetting in markten, gedrag en cultuur, belangenverstrengeling, transacties hoog-risico landen en nieuwe betaalmethoden. Een 60-tal pensioenfondsen in Nederland zijn door DNB benaderd omdat zij twijfels heeft over de toekomstbestendigheid van deze fondsen. Coop Pensioenfonds is hierover niet benaderd door DNB. In 2014 heeft het bestuur er hard aan gewerkt om helemaal te voldoen aan de nieuwe wetgeving. Ook in 2015 volgt nog actie. Zo moet het nFTK voor 1 juli ingevoerd worden (deels voor 1 oktober) en zal het bestuur in 2015 het integraal risicomanagement invoeren. Door de uitbesteding van de administratie is het fonds wel minder gevoelig voor risico’s met betrekking tot (de beveiliging van) administratieve systemen. Het bestuur zal dit echter doorlopend goed blijven monitoren. Een speerpunt van zowel AFM als DNB was het ambitieniveau van pensioenfondsen. Veel pensioenfondsen hebben de ambitie van een nominaal pensioen en een voorwaardelijke indexatie. De vraag is echter of fondsen dat kunnen waarmaken. Daarbij kijkt AFM vooral naar de communicatie over de ambitie en kijkt DNB naar de financiële opzet om deze ambitie waar te maken. Het bestuur heeft reeds eerder naar aanleiding van een ALM-studie vastgesteld dat de ambitie van 60% van de indexcijfers realistisch is. Deze zienswijze wordt ook meegenomen in alle communicatie en in het pensioenreglement. AFM onderzocht in 2014 de kwaliteit van de informatie die pensioenfondsen aan deelnemers verstrekken over de aanstaande pensioenuitkering. Coop Pensioenfonds is betrokken geweest in dit onderzoek en heeft in de zomer van 2014 enkele opmerkingen gekregen. Aangezien de administratie per 1 januari 2015 uitbesteed is, heeft het bestuur besloten om deze opmerkingen ter kennisgeving aan te nemen. De nieuwe uitvoerder is op de hoogte van de eisen en voldoet daaraan.
Nieuwe Wet Pensioencommunicatie Het kabinet wilde bij de start van het nieuwe financieel toetsingskader (nFTK) ook nieuwe regels voor pensioencommunicatie laten gelden. Het doel van de nieuwe regels voor communicatie is deelnemers meer inzicht te geven in hun pensioensituatie. En daarmee handelingsperspectief te bieden. De geplande ingangsdatum is verschoven naar 1 juli 2015. Het wetsvoorstel biedt meer ruimte voor digitale communicatie. De informatie loopt via drie kanalen. Die bevatten elk informatie van andere aard. Ten eerste komt er het Pensioen 1-2-3. Het Pensioen 1-2-3 bevat algemene informatie over de pensioenregeling (in drie lagen). Ten tweede is er het UPO dat persoonlijke informatie bevat over het bij één pensioenuitvoerder opgebouwde pensioen. Op het UPO kan ook het te bereiken pensioen staan. Dit is echter niet langer verplicht. Tot slot is er het pensioenregister. Het pensioenregister geeft een totaaloverzicht van het te bereiken pensioen, zowel AOW als aanvullend pensioen. Het bestuur heeft nagevraagd of de uitvoerder klaar is voor de invoering van deze nieuwe wet.
BTW-koepelvrijstelling vervalt In juli besloot staatssecretaris Wiebes van Financiën om de btw-koepelvrijstelling voor pensioenadministratie per 1 januari 2015 af te schaffen. Direct gevolg hiervan is dat Coop Pensioenfonds met ingang van 1 januari 2015 te maken heeft gekregen met verhoogde kosten omdat zij BTW moet betalen over ingekochte diensten. Een verrekening van deze BTW behoort niet tot de mogelijkheden.
21
PENSIOENPARAGRAAF Karakterisering van de pensioenregeling overeenkomstig artikel 10 PW. Coop Pensioenregeling 2015 De ‘Coop Pensioenregeling’ kent de volgende hoofdkenmerken: Algemeen Karakter Pensioenovereenkomst:
Uitkeringsovereenkomst
Karakter Regeling:
Voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling
Deelnemers:
De werknemers van 21 jaar of ouder en die de pensioendatum nog niet hebben bereikt nemen deel aan de regeling. Voor werknemers jonger dan 21 jaar is sprake van een aspirant-deelnemerschap.
Pensioenrichtdatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
Pensioensalaris
Het periodesalaris vermenigvuldigd met: § 12 indien het periodesalaris per maand wordt uitbetaald; § 13 indien het periodesalaris per 4 weken wordt uitbetaald.
Een en ander vermeerderd met de in dat jaar verkregen verhoging(en) als gevolg van promotie(s) en inclusief de CAOverhogingen die in de loop van dat kalenderjaar hebben plaats gevonden. Daarnaast zijn de vaste bruto toeslagen, alsmede de tijdelijke brutotoeslagen onderdeel van het pensioensalaris, evenwel met uitzondering van onkostenvergoedingen en/of uitbetaalde vakantiedagen. Het pensioensalaris wordt vermeerderd met de daarbij behorende vakantietoeslag, alsmede met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming ook, zoals dertiende maand en gegarandeerde tantième. Maximum pensioensalaris
Het pensioengevend salaris is per 1 januari 2015 maximaal gelijk aan € 100.000.
Franchise
De franchise is per 1 januari 2015 € 14.370 en wordt jaarlijks aangepast aan de algemene loonontwikkeling op grond van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf.
Pensioengrondslag franchise.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de
Pensioenaanspraken Ouderdomspensioen
Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 1,82% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het totaal (te bereiken) ouderdomspensioen.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen bedraagt 14% van het totaal (te bereiken) ouderdomspensioen.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Flexibele keuze-elementen Uitruil partnerpensioen
Gedurende de periode waarin de deelnemer vanwege ononderbroken arbeidsongeschiktheid recht heeft op een uitkering krachtens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsongeschiktheid (WIA) op grond van een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, zonder dat premie aan de Stichting verschuldigd is.
De (gewezen) deelnemer heeft het recht ervoor te kiezen om het partnerpensioen op de pensioendatum om te zetten in een hoger ouderdomspensioen.
22
Uitruil ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft bij beëindiging van het deelnemerschap dan wel uiterlijk drie maanden voor de pensioendatum, het recht te kiezen om het ouderdomspensioen om te zetten in een hoger partnerpensioen.
Keuze ingangsdatum uitkering
De (gewezen) deelnemer heeft het recht het ouderdomspensioen eerder of later te laten ingaan dan op de pensioendatum. Het ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan bij het bereiken van de 55jarige leeftijd en kan slechts uitgesteld worden tot uiterlijk het moment dat 100% pensioen van de laatste pensioengrondslag is opgebouwd en/of de 70-jarige leeftijd is bereikt.
Variatie in de hoogte uitkering
De (gewezen) deelnemer dan wel diens partner heeft het recht de hoogte van het ouderdomspensioen respectievelijk het ingegaan partnerpensioen te variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering.
Premie en toeslag Premiebetaling
Toeslag
De werkgever draagt bij in de kosten van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling, overeenkomstig de tussen Coop Pensioenfonds en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst. De financiering geschiedt op basis van een doorsneepremie, waarbij de premie wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslagsom. De deelnemer draagt bij aan de financiering van de pensioenaanspraken. Op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken kunnen jaarlijks toeslagen worden verleend, indien en voor zover de middelen dit naar oordeel van het bestuur van Coop Pensioenfonds toelaten. Als reglementair indexcijfer wordt aangesloten met het Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens. Voor actieve deelnemers aan de pensioenregeling is de indexatie gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling op grond van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre toeslagen worden verleend. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening.
23
BELEGGINGENPARAGRAAF De beleggingsdoelstelling van Coop Pensioenfonds is: “Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Dit komt overeen met de prudent person gedachte conform de Nederlandse richtlijnen.” In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “Het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van Coop Pensioenfonds.” Hierbij dient bij voorkeur en waar mogelijk binnen de grenzen van maatschappelijk verantwoord ondernemen gebleven te worden, met behulp van zogenaamde Socially Responsible Investments (SRI). Het te behalen rendement op het vermogensbeheer draagt bij aan het realiseren van de lange termijn strategie van Coop Pensioenfonds. Het pensioenfonds stelt daarbij geen expliciete norm op het beleggingsrendement. Impliciet moet het vermogensbeheer bijdragen aan de doelstelling om een laag en stabiel premiebeleid te voeren. Coop Pensioenfonds wil te allen tijde voldoende liquiditeiten beschikbaar hebben om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Vermogensbeheer Het bestuur heeft ACTIAM (aandelen) en BlackRock (vastrentende waarden) aangesteld als externe vermogensbeheerders. De door BlackRock beheerde fondsen zijn begin 2015 opgeheven. Daarna zijn de daarin ondergebrachte middelen bij F&C ondergebracht. Gedurende 2014 heeft het pensioenfonds onderzoek laten doen naar een passende vervanging van BlackRock. In januari 2015 zijn de LDI beleggingen van BlackRock verkocht, en is een vervangende belegging in de LDI fondsen van F&C gedaan. Hierbij is scherp toegezien op a. laagst mogelijke transitiekosten; b. behoud van marktexposure tijdens de transitie, en c. het bereiken van een evenwichtige renteafdekking over de diverse looptijden (ingedeeld in ‘buckets’), conform het strategisch beleid met betrekking tot renteafdekking; d. performance en uitvoeringskosten. Om de leverage van de F&C belegging naar het voor het pensioenfonds gewenste niveau te brengen, zijn de LDI fondsen gecombineerd met een belegging in het F&C Euribor fonds. De renteafdekking (niveau en verdeling over de looptijdbuckets) wordt op regelmatige basis gecontroleerd. Beleggingen in vastgoed worden beheerd door Bouwinvest, Synvest en CBRE; het belang in Bouwinvest wordt begin 2015 opgebouwd. Daarnaast houdt het pensioenfonds in uiterst bescheiden omvang een aantal vastgoedaandelen, een hypothekenportefeuille en enkele onderhandse leningen in eigen beheer. Deze beleggingen worden naar verwachting in de loop van 2015 verkocht of lopen af vanwege een korte resterende looptijd. De vermogensbeheerders zijn aangesteld om binnen de opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Tactisch beleid door reallocatie tussen fondsen waarin belegd wordt, is niet toegestaan voor vermogensbeheerders. De vermogensbeheerders zijn binnen de randvoorwaarden van de verschillende beleggingsfondsen en mandaten vrij in de wijze van beleggen. De vermogensbeheerders zijn samen met Kasbank verantwoordelijk voor het verzamelen en het administreren van de beleggingen en het rapporteren daarover aan het bestuur en de beleggingscommissie. Beleggingsadministratie en custody De bewaarneming van participaties in de beleggingsfondsen en de intern beheerde portefeuille vindt vanaf 1 januari 2015 plaats bij Kasbank als externe custodian van Coop Pensioenfonds. Binnen de daartoe afgesloten vereenkomst verzorgt Kasbank de administratie en rapportage van de beleggingen van het pensioenfonds. Kasbank ondersteunt het pensioenfonds verder met het liquiditeitsmanagement in combinatie met currency overlay, collateral management en eventueel met asset rebalancing. Zowel de matching- als de rendementsportefeuille hebben gedurende 2014 bijgedragen aan een positieve vermogensontwikkeling van het pensioenfonds. Het overall rendement van de beleggingsportefeuille over 2014 bedroeg 21,6%.
24
De portefeuille • De matchingportefeuille is er op gericht om door middel van LDI-fondsen met laag kredietrisico en lage leverage de renteafdekking binnen de bandbreedte van 55-70% (o.b.v. marktwaarde, vergelijkbaar met 70-85% o.b.v. UFR-curve) te houden. Naast de LDI-fondsen heeft het pensioenfonds gedurende 2014 belegd in een tweetal staatsleningen in eigen (passief) beheer. Dit diende meerdere doelstellingen, onder andere als onderpand en verdere verlaging van de vermogensbeheerskosten. De matchingportefeuille genereerde vanwege haar hoge duration in een fors dalende rentemarkt een rendement van 29.5%. Gedurende 2014 heeft het fonds - zoals eerder vermeld - zich voorbereid om over te stappen naar een andere vermogensbeheerder die voorziet in LDI-fondsen met vergelijkbare karakteristieken. Dit vond begin 2015 plaats. • De rendementsportefeuille streeft een goede spreiding over rendementsbronnen na, met oog voor onder andere een robuuste beheersbaarheid, lage kosten en maatschappelijk verantwoorde beleggingskeuzes. Per eind 2014 is de rendementsportefeuille verdeeld over aandelen (82%) en vastgoed (18%). Het pensioenfonds houdt hiermee de mogelijkheid open voor verdere diversificatie in beleggingen in bijvoorbeeld opkomende landen en bedrijfsobligaties, waarin zij tot oktober 2014 nog wel belegde. De ontwikkelingen en beschikbaarheid in gepaste beleggingsproducten worden nauwlettend in de gaten gehouden. Door de positieve ontwikkelingen in aandelenkoersen en ‘credit spreads’ genereerde de rendementsportefeuille over 2014 een rendement van 15.3%.
25
FINANCIËLE PARAGRAAF
26
7. JAARREKENING
7.1 Balans per 31 december
(Na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
(x € 1.000)
Toelichting *)
2014
2013
Activa 7.5.1
Beleggingen voor risico fonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
8.919
9.344
92.998
76.301
127.046
97.078
-
-
2.237
6.952
231.200
189.675
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
7.5.2
22
24
Materiële vaste activa
7.5.3
-
3
Vorderingen en overlopende activa
7.5.4
330
573
231.552
190.275
Vrije reserve
20.541
11.121
Weerstandsreserve
27.803
27.455
48.344
38.576
178.754
149.209
178.754
149.209
Passiva 7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
Technische voorzieningen Technische voorziening voor risico fonds
7.5.6
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
7.5.7
869
729
Overige schulden en overlopende passiva
7.5.8
3.585
1.761
231.552
190.206
*) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
127,0%
27
125,9%
7.2 Staat van baten en lasten
(x € 1.000)
Toelichting
2014
2013
4.691
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
7.6.1
4.713
Premiebijdragen risico deelnemers
7.6.2
154
171
Beleggingsresultaten risico fonds
7.6.3
41.408
-3.016
Overige baten
7.6.4
192
85
46.467
1.931
Lasten Pensioenuitkeringen
7.6.5
5.885
7.032
Pensioenuitvoeringskosten
7.6.6
1.677
1.056
Mutatie technische voorzieningen: · Pensioenopbouw
7.6.7
4.195
4.836
· Indexering en overige toeslagen
7.6.8
1.045
2.022
-
6.009
· Inkoop uit hoofde van VPL-regeling · Rentetoevoeging
7.6.9
565
530
· Onttrekking voor pensioenuitkeringen
7.6.10
-5.794
-5.134
· Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
7.6.10
-231
-283
· Wijziging marktrente
7.6.11
30.795
-5.109
· Wijziging overige actuariële uitgangspunten
7.6.12
-1.258
· Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-
601
· Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
7.6.13
396
-373
-1.454 29.545
1.813 -15
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
7.6.14
140
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
7.6.15
2
Mutatie overige voorzieningen
10
-
-7.093
Saldo overdrachten van rechten risico pensioenfonds
7.6.16
-661
-381
Herverzekeringen
7.6.17
83
71
Overige lasten
7.6.18
Saldo van baten en lasten
28
40
36.699
2.533
9.768
-602
Bestemming van het saldo van baten en lasten (x € 1.000)
2014 348
Weerstandsreserve
2013 2.452
Vrije reserve
9.420
-3.054
Saldo van baten en lasten
9.768
-602
28
7.3 Kasstroomoverzicht
(x € 1.000) Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premiebijdragen risico fonds Ontvangen premiebijdragen voor risico deelnemers Ontvangen waardeoverdrachten risico pensioenfonds Ontvangen uitkeringen herverzekering Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten risico pensioenfonds Betaalde herverzekeringpremies Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangen inzake verkopen beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaald inzake aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Stand liquide middelen per 1 januari Stand liquide middelen per 31 december
29
2014
2013
5.034 144 714 197 -5.677 -53 -5 -742 -388
4.821 171 461 9 -6.826 -80 -74 -1.353 -2.871
161.417 334 -165.174 -904 -4.327
184.449 755 -188.285 -389 -3.470
-4.715 6.952 2.237
-6.341 13.293 6.952
7.4 Algemene toelichting 7.4.1
Inleiding
Het doel van de Stichting Coop Pensioenfonds, statutair gevestigd te Utrecht (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de aangesloten werkgevers.
7.4.2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
7.4.3
Schattingswijzigingen
De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. Vanaf 31 december 2014 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel AG 2014 zoals gepubliceerd door het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG). De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Dit heeft geleid tot een verlaging van de technische voorzieningen van € 1,3 miljoen. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als "Wijziging actuariële uitgangspunten" in het verslagjaar verantwoord. Het effect op de dekkingsgraad is circa 0,2 procentpunt.
7.4.4
Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
30
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen actuele waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. In onderstaande tabel zijn de valutakoersen per jaarultimo opgenomen:
USD
31 december 2014 1,216
31 december 2013 1,378
JPY
145,830
144,825
GBP
0,783
0,832
7.4.5
Specifieke grondslagen
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen reële waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen reële waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (‘look-through’ benadering). Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van reële waarde. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Reële waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van genoteerde marktprijzen. Derivaten worden gewaardeerd door gebruik te maken van netto contante waardeberekeningen. Echter bepaalde instrumenten, zoals participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd door gebruik te maken van een andere methode. Het is gebruikelijk en mogelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
31
Aandelen Aandelen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Van ter beurze genoteerde obligaties is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder beleggingen verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Per jaareinde 2014 betreft dit liquide middelen ten behoeve van beleggingen. De waardering hiervan geschiedt tegen de berekende intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op nominale waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Stichtingskapitaal en reserves De balanspost stichtingskapitaal en reserves bestaat uit de weerstandsreserve en de vrije reserve. Vrije reserve De vrije reserve geeft de financiële beleidsruimte aan. Deze algemene reserve is gelijk aan de totale reserve onder aftrek van de weerstandsreserve. Weerstandsreserve De weerstandsreserve wordt aangehouden als buffer voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen en het opvangen van beheerslasten en risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling. De omvang van deze reserve is gelijk aan het Vereist Eigen Vermogen aan de hand van de standaardtoets van DNB. Technische voorziening Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Vanaf 2012
32
betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaands gemiddelde van de actuele rentetermijnstructuur met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve (ultimo 2014 een hogere rente) wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaands gemiddelde. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2014: • Overlevingstafels: AG prognosetafels 2014, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke factor die zijn gebaseerd op de ervaringssterfte van het pensioenfonds. Met ingang van 2014 is de Towers Watson ervaringssterfte geactualiseerd. • Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem. • Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • Kostenopslag ter grootte van 4% van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. • Een voorziening voor het risico van premievrijstelling van zieke deelnemers die in de WIA terecht kunnen komen, wordt berekend door de invaliditeitsopslag uit de premie van de afgelopen twee jaar te nemen. Voorziening voor risico deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Langlopende schulden, overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de technische voorziening voor risico deelnemer te delen op de technische voorzieningen voor risico fonds zoals opgenomen in de balans.
7.4.6
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht opgesteld overeenkomstig de directe methode. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
33
7.5
Toelichting op de Balans 7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Verloopoverzicht per beleggingscategorie Vastgoed-
Aandelen
Vastrentende
beleggingen
Derivaten
waarden
Overige
Totaal
beleggingen
Stand per 1 januari 2014
324
85.321
97.078
-69
6.952
189.606
Aankopen
-
83.443
11.819
43.431
-
138.693
Verkopen
-
-83.745
-11.895
-43.431
-
-139.071
Waarde mutaties
-16
16.558
30.080
-2.056
-
44.566
Overige mutaties
8.610
-8.578
-36
1
-4.715
-4.718
8.919
92.998
127.046
-2.124
2.237
229.076
Stand per 31 december 2014
derivaten met een negatieve waarde
2.124 231.200
Ultimo 2013 Vastgoed-
Aandelen
Vastrentende
beleggingen
Derivaten
waarden
Overige
Totaal
beleggingen
Stand per 1 januari 2013
344
Aankopen
-
Verkopen
-
76.277
104.363
7.574
66
1.022
13.293
195.299
-
-
7.640
-874
-202
-2.824
-
-3.900
Waarde mutaties
-20
2.344
-7.144
1.733
-
-3.087
Overige mutaties
9.020
-9.020
-5
-
-6.341
-6.346
9.344
76.301
97.078
6.952
189.606
Stand per 31 december 2013
-69
derivaten met een negatieve waarde
69 189.675
Onder overige beleggingen zijn de liquiditeiten opgenomen die voor beleggingen bestemd zijn. Reële waarde De waardering van de beleggingen vindt plaats tegen reële waarde. Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige actuele waarde van vergelijkbare instrumenten. In onderstaande tabel is een verdeling gemaakte naar de wijze van bepaling van de reële waarde.
34
Genoteerde
NCW-
Andere
marktprijzen
berekening
methode
Totaal
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden
2.508
-
6.411
8.919
92.998
-
-
92.998
126.679
367
-
127.046
Derivaten
-
-
-2.124
-2.124
Overige beleggingen
-
-
2.237
2.237
222.185
367
6.524
229.076
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen
2.107
Aandelen
76.301
Vastrentende waarden
96.593
7.237 485
97.078
Derivaten Overige beleggingen
175.001
9.344 76.301
485
-69
-69
6.952
6.952
14.120
189.606
De directe vastgoedbeleggingen betreffen direct vastgoed, in casu het kantoorpand van Stichting Coop Pensioenfonds. Het kantoorpand is in 2013 en 2014 gewaardeerd op basis van de marktwaarde (afgeleid van de WOZ-waarde). Na balansdatum is het pand verkocht voor € 550 duizend. Het resultaat wordt in de jaarrekening 2015 verantwoord. Het indirecte vastgoed, in casu participaties in vastgoedfondsen, is herrubriceerd vanuit aandelen en is verantwoord onder vastgoedbeleggingen. De participaties in de indirect vastgoedfondsen van CBRE (waarde per 31 december 2014: € 5.651 duizend) en Synvest (waarde per 31 december 2014: € 430 duizend) zijn niet vrij verhandelbaar. De waarde is bepaald op basis van de berekening van de vermogensbeheerder waarin zij de NAV van het fonds aangeven. Synvest Real Estate Fund is tijdelijk gesloten Schatting van reële waarde • Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de actuele waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. • Derivaten: de waardebepaling is niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. • Overige beleggingen Het betreft liquide middelen die voor beleggingen bestemd zijn. Belegde waarden in aandelen 31-12-2014 Zelfstandig beursgenoteerde aandelen
-
Beursgenoteerde aandelenbeleggingsfondsen
31-12-2013 14
92.998
76.287
92.998
76.301
De aandelenbeleggingen in de vorm van participaties staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
35
Belegde waarden in vastrentende waarden 31-12-2014
31-12-2013
Zelfstandig beursgenoteerd Staatsobligaties
12.938
-
Obligatiebeleggingsfondsen
113.741
96.593
Direct niet-beursgenoteerd Leningenen op schuldbekentenis
107
213
Hypotheken
260
272
127.046
97.078
De waardering van vastrentende waarden hypotheken en leningen op schuldbekentenissen vindt plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossing) die uit de beleggingen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd. De overige vastrentende waarden zijn beleggingen in beleggingsfondsen en zijn gewaardeerd conform de gerapporteerde koers door de vermogensbeheerder. De participaties staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten uitsluitend om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Voor de derivaten voor het valutarisico wordt onderpand uitgewisseld. Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: •
Valutatermijncontracten: Deze worden bij en met de Kas Bank afgesloten, waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s van aandelenbeleggingen in nieteuro’s afgedekt.
Belegde waarden in overige beleggingen 31-12-2014 2.237 2.237
Liquide middelen
Door het fonds wordt niet belegd in de premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
36
31-12-2013 6.952 6.952
7.5.2
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Stand op 1 januari Mutatie technische voorziening herverzekeraar Stand op 31 december
7.5.3
31-12-2014 24 -2 22
31-12-2013 34 -10 24
31-12-2014 3
31-12-2013
Materiële vaste activa
Boekwaarde op 1 januari Investeringen
-
Boekwaarde op 31 december
7.5.4
4 -3
Afschrijvingen
12
-
-13 3
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa 31-12-2014 300 30 330
Vorderingen op werkgevers Overlopende activa Overige vorderingen
31-12-2013 396 169 8 573
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De overlopende activa betreffen met name voor 220 duizend euro opgelopen interest op obligaties en voor 68 duizend euro aan terug te vorderen dividendbelasting.
37
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
Mutatieoverzicht eigen vermogen
Stand per 31 december 2013 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2014
Vrije
Weerstands
Totaal
Reserve 11.121
Reserve 27.455
38.576
9.420
348
9.768
20.541
27.803
48.344
Het stichtingskapitaal bedraagt € 45,00. Solvabiliteit 31 december 2014
31 december 2013
%
%
Aanwezig vermogen
227.098
127,0
187.785
125,9
Af: technische voorziening op FTK-waardering
178.754
100,0
149.209
100,0
Eigen vermogen
48.344
27,0
38.576
25,9
Af: vereist eigen vermogen
27.803
15,6
27.455
18,4
Vrij vermogen
20.541
11,4
11.121
7,5
7.686
4,3
6.416
Minimaal vereist eigen vermogen Nominale dekkingsgraad
127,0
4,3 125,9
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting
38
7.5.6
Technische voorzieningen
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds 31-12-2014
31-12-2013
178.169
148.039
(A)AOP
139
162
Premievrijstelling /IBNR
446
496
Extra kostenvoorziening
-
512
Basisregeling
178.754
149.209
In 2011 is in de technische voorziening een voorziening van € 1,1 miljoen opgenomen als extra kostenvoorziening. In het verslagjaar is de extra kostenvoorziening afgenomen tot nul euro. Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds 31-12-2014 149.209 4.195 1.045 565 -5.794 -231 30.795 -1.258 601 -373 178.754
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Inkoop uit hoofde van VPL regeling Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
31-12-2013 147.396 4.836 2.022 6.009 530 -5.134 -283 -5.109 396 -1.454 149.209
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten lasten. Als gevolg van de invoering van de nieuwe AG-Prognosetafel is in het verslagjaar 2014 een bate verantwoord van € 1.258 duizend. In het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichting voor risico fonds is het effect van € 1.258 duizend gepresenteerd onder de regel 'wijziging actuariële uitgangspunten'. Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds 31-12-2014
31-12-2013
Aantallen
Waarde
Aantallen
Waarde
Actieve deelnemers
1.815
64.119
1.871
50.718
Pensioengerechtigden
2.079
59.160
2.107
53.718
Gewezen deelnemers
3.196
43.301
3.422
33.669
54
5.299
58
4.873
7.144
171.879 6.875
7.458
142.978 6.231
Arbeidsongeschikten en overigen Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 december
178.754
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter
39
149.209
Korte beschrijving van de pensioenregeling (2014) De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,80% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag (1,84% tussen maximum loon Wfsv en het maximum pensioensalaris). De pensioengrondslag is gelijk aan het brutoloon tot maximaal een bedrag van € 82.709 verminderd met de franchise van € 14.193. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf de leeftijd van 21 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kan de pensioenregeling worden gekwalificeerd als een uitkeringsovereenkomst. Werknemers met een inkomen boven het maximum pensioensalaris nemen van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2014 deel aan de excedentregeling. De excedentregeling is een beschikbare premieregeling met leeftijdsafhankelijke premies. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet is de excedentregeling gekwalificeerd als een premieovereenkomst. Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. De premie bevat geen expliciete opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit overrendementen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning heeft het bestuur met ingang van 2013 besloten de onderstaande beleidsstaffel als leidraad te hanteren. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. Het bestuur gebruikt als leidraad voor de toeslagverlening de hieronder genoemde staffel, waarbij de toeslagverlening 1 afhankelijk is van de laatst bekende dekkingsgraad op moment van toeslagverlening ; •
als de volgens het FTK berekende dekkingsgraad lager is dan 110%, verleent het pensioenfonds geen toeslag;
•
als de volgens het FTK berekende dekkingsgraad hoger is dan 125%, verleent het pensioenfonds een toeslag van 60% van de indexatiemaatstaven;
•
als de volgens het FTK berekende dekkingsgraad tussen de twee hiervoor berekende dekkingsgraden ligt, berekent het pensioenfonds de toeslag pro rata. Het bestuur streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex. De verwachting is dat de maatstaven voor actieve en gewezen deelnemers en gepensioneerden voor 60% kan worden gerealiseerd in de komende 15 jaar. Het bestuur volgt met dit beleid categorie D1 zoals beschreven in de toeslagenmatrix. Dat betekent dat er geen recht bestaat op toekomstige verhogingen en dat de toeslagen voorwaardelijk zijn. In de afgelopen drie jaren zijn de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen verhoogd met
1 januari 2014 1 januari 2013 1 januari 2012
7.5.7
actieven 0,75% 2,00% 1,80%
Inactieven 1,66% 2,00% 2,29%
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Stortingen Inkoop pensioen/ onttrekkingen Kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers/ waardemutaties Stand per 31 december
40
2014
2013
729 152 -128 -33 149 869
744 171 -138 -39 -9 729
7.5.8
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva 2014 Te verrekenen premies
2013
-
115
Uitkeringen
116
107
Crediteuren
66
653
2.124
69
Derivaten Overige schulden Overlopende passiva
-
13
1.279
804
3.585
1.761
In de post Overlopende passiva is onder meer een voorziening voor omzetbelasting begrepen. Eind 2013 heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag van € 235 duizend opgelegd over de vermogensbeheerdiensten van Aberdeen Asset Management voor de periode 2010-2012. De naheffingsaanslag wordt betwist. Voorzichtigheidshalve wordt een voorziening aangehouden van € 430 duizend voor de periode 2010 - 2014. Tevens is opgenomen een schatting van te verwachten transitiekosten ad € 250 duizend.
41
7.5.9
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt: Technische voorzieningen (FTK-waardering)
178.754
149.209
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico
6.079
6.582
23.477
22.878
2.888
3.813
-
-
86
207
5.814
4.676
S7 Liquiditeitsrisico
-
-
S8 Concentratierisico
-
-
S9 Operationeel risico
-
-
S10 Actief beheerrisico
-
-
-10.541
-10.701
Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
27.803
27.455
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
206.557
176.664
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden)
227.098
187.785
20.541
11.121
Surplus
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtssituatie, gebaseerd op de strategische asset mix. In 2015 wordt dit anders vormgegeven door onder andere het inschakelen van Kasbank.
42
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • • • •
beleggingsbeleid premiebeleid herverzekeringsbeleid toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico’s (S1 – S3) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente.
Waarde
Duration
balanspost 31-12-2014
Waarde
Duration
balanspost 31-12-2014
31-12-2013
31-12-2013
Vastrentende waarden (voor derivaten)
127.046
19,08
97.078
19,55
Vastrentende waarden (na derivaten)
127.046
19,08
97.078
19,55
Technische voorzieningen
178.754
19,76
149.209
18,33
Op balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit wordt gerealiseerd door te beleggen in Liability Driven Investments (LDI) en langlopende obligaties. LDI is een combinatie van geldmarktfondsen en renteswaps. Het beleid is het renterisico voor 62,5% af te dekken met een bandbreedte van 55-70%. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het pensioenfonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Bij het afsluiten van een swap kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico).
43
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2014 % 499 0,4 12.416 9,8 114.131 89,8 127.046 100,0
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
31 december 2013 % 11.748 12,1 11.915 12,3 73.415 75,6 97.078 100,0
In het verslagjaar zijn de looptijden van de vastrentende waarden verlengd. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie van de beleggingen na te streven.
44
De segmentatie van de totale beleggingen naar sectoren is als volgt: 31 december 2014
31 december 2013
%
%
Overheidsinstellingen
24.331
11
9.806
5
Vastgoedbeleggingen
8.610
4
9.313
5
105.515
46
81.924
43
85.390
37
84.442
45
5.230
2
4.121
2
229.076
100
189.606
100
Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Overige dienstverlening
Gedurende 2014 is de belegging in het Credits Fund verkocht, en is een discretionaire staatsobligatieportefeuille opgebouwd. Dit leidt –zoals zichtbaar in bovenstaand overzicht- tot een hogere allocatie naar overheid en een lagere allocatie naar (onder andere) industrie.: De segmentatie van de totale beleggingen naar regio is als volgt: 31 december 2014 % EU-landen Noord-Amerika Zuid-Amerika Zuid-Oost Azië Overig
149.311 68.012 11.753 229.076
65 30 5 100
31 december 2013 % 127.628 30.084 8.975 22.630 289 189.606
67 16 5 12 0 100
Gedurende 2014 is de belegging in opkomende landen verkocht. Dit leidde tot een lagere allocatie naar regio’s zoals Azië en Zuid Amerika. Een nadere detaillering van de segmentatie van direct vastgoed naar aard van het vastgoed is als volgt:
Kantoren
31 december 2014
31 december 2013
%
%
308
100,0
324
100,0
308
100,0
324
100,0
De segmentatie van direct vastgoed naar regio is als volgt:
Nederland
45
31 december 2014
31 december 2013
%
%
308
100,0
324
100,0
308
100,0
324
100,0
Valutarisico (S3) De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: 31 december 2014 % 0,0 82.401 102,6 0,0 2.124-2,6 0,0 80.277 100,0
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2014 circa € 82.401.985. Van dit bedrag is 82.0% afgedekt naar de euro. Het strategische beleid van het pensioenfonds is om 100% van de valutaposities in USD, GBP en JPY af te dekken. Per einde boekjaar 2014 is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € -2.124.356. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
vóór GBP JPY USD
5.813 1.081.085 65.477 1.152.375
31 december 2014 valuta netto derivaten positie na -5.722 91 -1.036.366 44.719 -64.238 1.239 -1.106.326 46.049
Vergelijkende cijfers zijn niet beschikbaar. . Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC) - derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
46
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
Overheidsinstellingen
31 december 2014
31 december 2013
%
%
24.333
19
9.806
10
verzekeraars)
86.056
68
68.199
70
Nijverheid en industrie
11.850
9
14.469
15
4.807
4
4.604
5
127.046
100
97.078
100
Financiële instellingen (waaronder banken en
Overige dienstverlening
Gedurende 2014 is de discretionaire portefeuille in staatsobligaties ingericht, hetgeen de toename in de sector ‘overheid’ verklaart. De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
EU-landen
31 december 2014
31 december 2013
%
%
117.203
92
83.562
86
9.843
8
10.722
11
Zuid-Amerika
-
-
679
1
Zuid-Oost Azië
-
-
1.770
2
Overig
-
-
345
-
127.046
100
97.078
100
Noord Amerika
Gedurende 2014 is de discretionaire portefeuille in staatsobligaties ingericht, hetgeen de toename in de regio Europa verklaart. Ook is de verdeling naar rating in kaart gebracht. Ten behoeve van de segmentatie van de (vastrentende) beleggingen naar rating, zijn naast de directe beleggingen in obligaties ook de ratings van de onderliggende beleggingen in de beleggingsfondsen (het Credit Fund en de BlackRock LDI fondsen) meegenomen. De percentages per rating categorie zijn berekend ten opzichte van de vastrentende waarden:
AAA AA A
31 december 2014
31 december 2013
%
%
7,0
4,0
34,4
28,0
25
36,0
BBB
-
3,0
BB
-
1,0
B
-
2,0
Lower then B
-
-
Not rated
34,1
26,0
100,0
100,0
In het boekjaar is de creditportefeuille verkocht en zijn twee staatsobligaties gekocht, waardoor de gemiddelde rating is verbeterd. Bij deze uitsplitsing naar ratings zijn swaps buiten beschouwing gelaten, vanwege de additionele zekerheden van het onderpand. Voor de eigen hypotheken en onderhandse lening is geen rating aangevraagd. De categorie “Not rated” bestaat voor het leeuwendeel uit CP en CD (=zeer kortlopende leningen aan voornamelijk banken en kredietinstellingen) die geen formele rating conform bovenstaande indeling hebben.
47
Verzekeringstechnisch risico (S6) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2014 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen Het beleid van het pensioenfonds is om grote risico’s te herverzekeren. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Hierdoor zou de situatie kunnen ontstaan dat het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Liquiditeitsrisico wordt bewaakt door een liquiditeitsprognose, waarin rekening gehouden wordt met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het risico wordt verder beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het liquiditeitsrisico wordt verder beperkt door een relatief gering gebruik van beleggingen die niet frequent (dagelijks) verhandelbaar zijn. Daarnaast worden liquiditeitsverplichtingen voortvloeiende uit de valuta-overlay waar nodig gecompenseerd met verkooptransacties in de aandelenfondsen, waarop de valuta-overlay immers betrekking heeft. Per ultimo 2014 wordt het liquiditeitsrisico bij het pensioenfonds aldus voldoende beheerst. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij. In de bepaling van de concentratierisico’s zijn naast beleggingen in (staats-)obligaties ook de onderliggende beleggingen in beleggingsfondsen (zoals het Credit fund en de LDI fondsen) onderzocht. Dit leidde tot de volgende concentraties: Concentraties 2014 Naam
Rating
Product
% van totale beleggingen
Duitsland Nederland
AAA AAA
obligatie obligatie
2,8% 2,8%
48
Concentraties 2013 Naam
Rating
Product
% van totale beleggingen
Rabobank BMW Credit Suisse BNP Paribas
AAAANR A+
obligatie obligatie obligatie obligatie
3,6% 2,3% 2,4% 3,6%
Deze concentraties in 2013 betreffen zeer kortlopende (max. 12 maanden) vastrentende beleggingen, als onderliggende belegging binnen de LDI funds. Deze beide concentraties ontstonden in 2014 door de aankoop van twee staatsobligaties. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen en de naleving hiervan worden periodiek getoetst door het bestuur. In het verslagjaar zijn voorbereidingen getroffen om de administratie onder te brengen bij Syntrus Achmea. Om de operationele risico’s te beperken is een projectplan opgesteld en is de uitvoering gemonitord. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
7.5.10 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft in het verslagjaar een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea. Het bestuur heeft dit bedrijf gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. De looptijd van het contract is vanaf 1 januari 2015 en deze is afgesloten voor vijf jaar. De totale contractwaarde bedraagt circa € 2,7 miljoen. Investering- en stortingsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):
2014 7.500 7.500
Vastgoed
2013 -
Eind van het verslagjaar is met Bouwinvest een overeenkomst getekend om te beleggen in het ‘Bouwinvest Dutch Residential Fund’. De storting is op 2 januari 2015 geschied. Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
49
7.5.11 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 7.6.6. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Twee actieve en twee passieve bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, de directeur en medewerkers van het pensioenbureau nemen eveneens deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, op basis van voorwaarden in de pensioenregeling.
50
7.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 7.6.1
Premiebijdragen risico pensioenfonds
2014 4.713 4.713
Werkgevers- en werknemersgedeelte
2013 4.691 4.691
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 21% van de som van de pensioengrondslagen. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2014 5.610 4.713 4.615
Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
2013 6.474 4.691 4.656
De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december gepubliceerd door DNB). De gedempte premie is vastgesteld op basis van de 120-maandgemiddelde rentetermijnstructuur, gepubliceerd door DNB, met ijkmoment eind september voorafgaand aan ieder kalenderjaar. De feitelijke premie is in 2014 hoger dan de gedempte kostendekkende premie. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
2014 4.268 556 786 5.610
2013 5.057 558 859 6.474
2014 3.428 556 631 4.615
2013 3.503 558 595 4.656
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
De kosten pensioenopbouw betreffen de kosten van de jaarinkoop van de pensioenaanspraken inclusief de kosten voor premievrijstelling voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De solvabiliteitsopslag 2014 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december te vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw. Er is geen sprake van premiekortingen dan wel premieopslagen.
51
7.6.2 Premiebijdragen risico deelnemers
2014 154 154
Werkgevers- en werknemersgedeelte
2013 171 171
De premiebijdragen voor risico deelnemers betreffen de excedentregeling op basis van beschikbare premie. Hiervoor geldt een leeftijdsafhankelijke premiestaffel op basis van 4%-rekenrente. In de premie is een opslag voor arbeidsongeschiktheid, overlijdensrisico en administratiekosten voorzien.
7.6.3 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds en risico deelnemers
2014
Vastgoedbeleggingen
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings-
beleggings-
vermogensbeheer
opbrengsten
opbrengsten
Totaal
8
-16
-6
-14
Aandelen
447
16.683
-655
16.475
Vastrentende waarden
154
30.116
-197
30.073
Derivaten
-
-4.816
-25
-4.841
16
-
-
16
Securities lending
-
-
-
-
Kosten vermogensbeheer
-
-
-301
-301
625
41.967
-1.184
41.408
Overige beleggingen
2013
Vastgoedbeleggingen
Directe
Indirecte
beleggings-
beleggings-
Kosten van
opbrengsten
opbrengsten
8
-20
-40
Totaal
vermogensbeheer
-52
Aandelen
553
2.344
-269
2.628
Vastrentende waarden
104
-7.148
-188
-7.232
Derivaten Overige beleggingen Securities lending Kosten vermogensbeheer
-
1.746
-
1.746
107
-
-
107
-
-
-
-
-
-
-213
-213
772
-3.078
-710
-3.016
Securities lending binnen de beleggingsfondsen
Securities lending is niet toegestaan voor de beheerde producten van de vermogensbeheerders.
52
7.6.4 Overige baten
2014 2 5 185 192
Ontvangen intrest te late betaling Intrest reserve overdracht ontvangen Uitkering u.h.v. herverzekering Andere baten
2013 3 29 53 85
7.6.5 Pensioenuitkeringen
2014
2013
Ouderdomspensioen en prepensioen
3.729
3.419
Partnerpensioen en wezenpensioen
1.677
1.719
Invaliditeitspensioen Afkopen
30
28
449
1.866
5.885
7.032
De pensioenuitkeringen zijn inclusief afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 458,06 (2013: € 451,22) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
7.6.6 Pensioenuitvoeringskosten
2014
2013
Bestuurskosten
262
141
Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten)
663
362
Accountantskosten
56
65
Contributies en bijdragen
19
18
Overlopende transitiekosten
250
-
Overig
427
470
1.677
1.056
De pensioenuitvoeringskosten zijn gestegen. Het aantal bestuursvergaderingen is toegenomen; tevens is de vergoeding verhoogd. De controle- en advieskosten zijn toegenomen door o.a. voorbereidingen op het nFTK en de kosten voor de overgang naar Syntrus Achmea. Deze eenmalige kosten maken een substantieel deel uit van de kostentoename De overige kosten betreft personeels- en bureaukosten. Bezoldiging personeelsleden De kosten van de eigen werkorganisatie bestaan met name voor € 313 duizend (2013: € 303 duizend) aan lonen, € 52 duizend (2013: € 51 duizend) aan sociale lasten en voor € 23 duizend (2013: € 27 duizend) aan pensioenpremies van medewerkers die bij het pensioenfonds in dienst zijn. Aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds waren tot 1 januari 2015 gemiddeld 4,0 FTE in dienst en 0,7 FTE aan ingeleende krachten. Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst die buiten Nederland werkzaam zijn.
53
Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten en overige bestuurskosten 2014: € 155 duizend (2013: € 84 duizend). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. Honoraria accountant
Accountant 2014 Controle van de jaarrekening 2013 Controle van de jaarrekening Andere controlewerkzaamheden
Overig netwerk
Totaal
56 56
-
56 56
52 13 65
-
52 13 65
7.6.7 Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
7.6.8 Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is het resultaat verantwoord uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend. Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar de pensioenen van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de stijging van het indexcijfer van de cao-lonen van de levensmiddelenbranche. Het bestuur streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex. Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het pensioenfonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het pensioenfonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het pensioenfonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen.
7.6.9 Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013: 0,351%), zijnde € 565 duizend (2013: € 530 duizend). Het rentepercentage is afgeleid van de eenjaars rente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
7.6.10 Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
54
7.6.11 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
7.6.12 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Vanaf boekjaar 2014 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2014 van het Actuarieel Genootschap (AG). Deze AG-Prognosetafel houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Als gevolg van de invoering van de nieuwe Prognosetafel AG 2014 en van de nieuwe ervaringssterfte is in het verslagjaar een bate verantwoord van € 1,3 miljoen.
7.6.13 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Kanssystemen Sterfte
145
Arbeidsongeschiktheid Mutaties
329
28
357
-163
-136
10
550
Totaal kanssysteem Overige mutaties Kostenvoorziening
-512
Overig
-
Fondsspecifiek
Totaal
55
-215 -1.932
129
143
-383
-2.004
-373
-1.454
7.6.14 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
2014
2013
152 -33 149 -128 140
171 -39 -9 -138 -15
2014
2013
-2 -2
-10 -10
2014
2013
Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten individueel Uitgaande waardeoverdrachten individueel Subtotaal
714 53 661
461 80 381
Wijziging technische voorziening inzake overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten
641 40 601
484 88 396
60
-15
2014
2013
73 -13 60
-23 8 -15
Stortingen Onttrekking voor kosten Beleggingsresultaat Onttrekkingen
7.6.15 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Premies herverzekering Uitkering uit herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel Winstdeling
7.6.16 Saldo overdracht van rechten risico pensioenfonds
Saldo overdracht van rechten
Het resultaat op de waardeoverdrachten is als volgt:
Resultaat inkomende waardeoverdrachten Resultaat uitgaande waardeoverdrachten Subtotaal
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de
56
ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
7.6.17 Herverzekeringen
2014
2013
Premie herverzekering
-83
-71
Uitkering uit hoofde van herverzekering
185
29
102
-42
2014
2013
28
40
28
40
7.6.18 Overige lasten
Andere lasten
7.6.19 Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
57
8. Overige gegevens
8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2014 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
8.2 Gebeurtenissen na balansdatum Na balansdatum is het directe vastgoed, zijnde het kantoorpand van de Stichting, verkocht en op 1 april 2015 heeft de overdracht plaatsgevonden. De opbrengst wordt verantwoord in het verslagjaar 2015. Op 2 januari 2015 is de participatie in Bouwinvest Dutch Residential Fund ad € 7,5 miljoen gerealiseerd. Per 1 januari 2015 heeft de Stichting de pensioenadministratie en de beleggingsadministratie alsmede het secretariaat van het bestuur uitbesteed aan Syntrus Achmea en Kas Bank. Het kantoor in Utrecht is gesloten.
Nieuwe financieel toetsingskader Met ingang van 1 januari 2015 is het nieuwe financieel toetsingskader (hierna nFTK) ingegaan. Vanaf 2015 gelden andere eisen omtrent de waardering van de verplichtingen en de bepaling van de dekkingsgraad. Hieronder wordt aangegeven wat de impact is van de wijzigingen op het fonds per 31 december 2014.
Het jaar 2015 is een overbruggingsjaar. Zo zijn alle lopende herstelplannen per 1 januari 2015 komen te vervallen. Alleen aangekondigde onvoorwaardelijke kortingen blijven van kracht. Voorst is er geen recente continuïteitsanalyse nodig. Los daarvan zijn er een aantal elementen die gevolgen hebben voor de financiële positie van het pensioenfonds:
In onderstaande tabel zijn de diverse effecten ultimo 2014 zichtbaar gemaakt:
58
8.3 Actuariële verklaring
<
59
60
8.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Co-op Pensioenfonds
Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Co-op Pensioenfonds te Utrecht gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Co-op. Pensioenfonds op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: • de balans per 31 december 2014; • de staat van baten en lasten over 2014; en de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie "Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening". Wij zijn onafhankelijk van Stichting Co-op Pensioenfonds (hierna de stichting) zoals vereist in de Verordening inzake de Onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 2.270.000. De materialiteit is gebaseerd op 1% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 113.000 rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn. De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur en het verantwoordingsorgaan gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
61
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor het overgrote deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen) of afgeleide marktnoteringen. Wij schatten het risico op een materiële fout in deze beleggingen lager in. Echter vanwege de omvang van de beleggingen in relatie tot jaarrekening als geheel, zijn de beleggingen met beursnotering of een afgeleide marktwaarde, de post met de grootste impact op onze controle. De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 31 en 32 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 7.5.1 op pagina 34, 35 en 36. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 206,7 miljoen is belegd in beleggingsfondsen, met een afgeleide marktnotering. De niet (beurs)genoteerde (in)directe vastgoedbeleggingen van € 6,4 miljoen betreffen met name vastgoedfondsen die gewaardeerd zijn op intrinsieke waarde. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Ten aanzien van bestaan en waardering van de beleggingen met een (afgeleide) marktnotering bestaan de werkzaamheden onder andere uit het kennisnemen en testen van corporate actions, reconciliatie van beleggingen en portefeuille waardering. Hierbij hebben wij voor uitbestede processen mede gebruik gemaakt van onafhankelijke rapportages inzake de opzet, bestaan en werking van relevante beheersmaatregelen bij de beheerder en andere betrokken partijen en het afstemmen van de waardering van de beleggingen met minimaal één onafhankelijke prijsbron dan wel gecertificeerde fondsjaarrekening. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen een significante post in de balans van de stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de stichting, zijnde de fondsspecifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven op pagina 32 en 33 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 7.5.6 op pagina 39 en 40. Uit deze toelichting blijkt dat schattingswijzigingen hebben plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels en aanpassing van de ervaringssterfte op basis van nader onderzoek. Volgens deze toelichting is het saldo van de voorziening pensioenverplichtingen hierdoor € 1,3 miljoen lager uitgekomen. Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening
62
pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: -
-
-
-
het identificeren en inschatten van de risico's dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico's bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing; het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting; het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan; het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven;
63
-
het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur en het verantwoordingsorgaan over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2013.
Den Haag, 26 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP w.g. M.C. Spierings RA
64
RISICOPARAGRAAF Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. Deze verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid waarbij alle risico’s integraal in kaart worden gebracht. DNB hanteert hiervoor “FOCUS!” dat voortbouwt op het FIRM-model (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) waarin tien risicocategorieën zijn beschreven. Binnen FOCUS! zijn instellingen ingedeeld in een vijftal toezichtklassen waarvoor de risicoanalyse door DNB verschillend wordt vormgegeven: hoe groter de impact van problemen bij een instelling op de toezichtdoelstellingen van DNB, hoe intensiever de risicoanalyse. Het pensioenfonds start in 2015 met integraal risicomanagement . Coop Pensioenfonds is het pensioenfonds voor Coop Supermarkten en Eer & Volharding en wil voor werkgevers, werknemers en andere belanghebbenden een toekomstbestendige collectieve pensioenregeling bieden. Daarvoor is voldoende vermogen nodig. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds is dat er onvoldoende vermogen is om (op lange termijn) aan de verplichtingen te kunnen voldoen, het solvabiliteitsrisico. De solvabiliteit is voor een deel te beïnvloeden door het fonds. Het fonds kan actief sturen op de kostendekkende premie en de toeslagen die verleend worden als en voor zover de financiële situatie dat toelaat. Het fonds heeft bijvoorbeeld geen invloed op de financiële markten of de ontwikkeling van de levensverwachting. Wel kan het fonds rekening houden met de gevolgen van deze ontwikkelingen. Ten aanzien van de financiële markten is solide beleggen van belang. Onlangs heeft het bestuur zich gebogen over de risicobereidheid van de deelnemers. Het bestuur heeft geen rentevisie, maar heeft wel zicht op de renteschommelingen en de effecten op de balans en de solvabiliteit. Om de renteeffecten effectief te stabiliseren en te managen, is in de beleggingen een matching portefeuille ingericht. Voor het risico op onvoldoende solvabiliteit heeft het fonds een crisisplan gemaakt. Ingeval van slecht weer geeft het fonds de maatregelen aan die zij overweegt en voor wie dat gevolgen heeft. De solvabiliteit wordt maandelijks gemeten en beoordeeld in de dekkingsgraadrapportage, en vier keer per jaar worden met een liability watch de financiële risico’s goed in kaart gebracht. In 2015 wordt dit anders vormgegeven met behulp van een rapportage van KasBank. Integriteitsrisico Integer handelen is binnen het pensioenfonds verankerd in de totale compliance structuur. Alle betrokkenen bij het pensioenfonds, zowel intern als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het pensioenfonds van toepassing is. Vanaf 2012 geldt voor bestuursleden en beleidsbepalers een gedragscode met een meldingsplicht voor activiteiten die de integriteit (mogelijk) raken. Er is een compliance officer aangesteld die jaarlijks rapporteert. Voor beleggingen onderschrijft het bestuur het belang van verantwoord beleggen in ondernemingen en activiteiten die integer en maatschappelijk verantwoord zijn. Deze principes worden vertaald naar richtlijnen voor de vermogensbeheerders. Het bestuur voert jaarlijks een zelfevaluatie uit naar het eigen functioneren. Jaarlijks, of frequenter wanneer nodig, verbetert het bestuur zijn deskundigheid door themadagdelen te beleggen. Compliance staat op de agenda van iedere vergadering van het bestuur. Indexatierisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in dit jaarverslag.
65
Juridisch risico Het pensioenfonds maakt bij de opstelling van alle voor het pensioenfonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van daarin gespecialiseerde partijen. Omgevingsrisico Dit risico is voor het pensioenfonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het pensioenfonds ontwikkelingen in de nabije omgeving van het pensioenfonds nauwlettend. IT-risico Het IT-risico is altijd een groot risico geweest voor het pensioenbureau. Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer vanaf 1 januari 2015 beschikt het pensioenfonds niet meer over een eigen IT-infrastructuur. Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het pensioenfonds op de beheersmaatregelen van de diverse dienstverleners. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico vormt een aandachtsgebied voor het pensioenfonds. Zowel het pensioenbeheer als het vermogensbeheer zijn vanaf 1 januari 2015 uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico, het IT-risico en het integriteitsrisico: het pensioenfonds laat zich regelmatig infomeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze risico’s beheersen. Het pensioenfonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in de Service Level Agreement Pensioenbeheer. Ook met de Kasbank en alle vermogensbeheerder zijn dergelijke overeenkomsten opgesteld. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen en nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast. Syntrus Achmea zal elk kwartaal aan het bestuur rapporteren over de DVO-afspraken. Syntrus Achmea beschikt over een ISAE 3402 verklaring type II. Deze verklaring waarborgt dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles in opzet en bestaan adequaat zijn (type I) en de werking van de processen zijn getoetst gedurende een periode van minimaal zes maanden (type II). De ISAE 3402-audit wordt ieder jaar herhaald. In maart 2015 zijn de ISAE 3402-rapportages opgeleverd voorzien van een Assurance rapportage van de externe accountant van Syntrus Achmea. De ISAE 3402-rapportages worden jaarlijks besproken binnen de Auditcommissie. Systeemrisico Net als voor andere marktpartijen, is het risico dat de mondiale financiële systemen niet langer naar behoren functioneren voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Verzekeringstechnisch risico Controle op een correcte beheersing van het verzekeringstechnisch risico vindt plaats via de kwartaalgewijze rapportages aan DNB en via de jaarlijkse controle door de certificerende actuaris in het kader van het jaarwerk. Daarnaast laat het bestuur zich bij wijzigingen in actuariële grondslagen bijstaan door een adviserend actuaris. Operationeel risico Het operationeel risico wordt door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Beleggingrisico’s van alternatieve beleggingen De ‘alternatieve beleggingen’ betreffen de beleggingen in vastgoed. De allocatie naar vastgoed is beperkt: 5.1% in 2013, en na verkoop van het enige ‘direct vastgoed’ object- in 2015: 3.8%. De allocatie naar vastgoed bestaat per ultimo 2014 uit beursgenoteerde vastgoed aandelen plus niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen. De liquiditeit hiervan is beperkt, hetgeen zijn weerslag vindt in de allocatie. De allocatie naar alternatieve beleggingen beoogt spreiding (diversificatie) van rendements- en risicobronnen binnen de beleggingsportefeuille, alsmede op balansniveau een mogelijke bron van inflatie-gerelateerde inkomsten.
66
VERWACHT EN GEPLAND VOOR 2015 In 2015 zullen de werkzaamheden rondom de overgang naar Syntrus Achmea afgerond worden. Daarnaast zal het bestuur zich in 2015 met name richten op de invoering van het nFTK en verdere invoering van de open punten naar aanleiding van de Code Pensioenfondsen zoals het integraal risicomanagement. Verder zal per 1 januari 2016 waarschijnlijk een nieuwe pensioenregeling ingevoerd worden die in 2015 voorbereid moet worden.
67
De Meern,26 juni 2015
Th. van Gameren Werkgeversvoorzitter
J.A.M. Bergervoet Werknemersvoorzitter
G.W. Wegh Bestuurslid
H.B.M. Grutters Bestuurslid
H.A. Louwhoff Bestuurslid
H.W.G. Verspuij Bestuurslid
H.J. Boer Bestuurslid
68