Jaarplan 2014 Kenniscentra RDM Sustainable Solutions | Mainport Innovation Hogeschool Rotterdam Kenniscentra RDM Sustainable Solutions | Mainport Innovation Kees Joosten (directeur), Ria van Oosterhout (programmamanager), Marlies Bedeker & Anne Bos Rotterdam, november 2013
praktijkgericht onderzoek
Inhoudsopgave
Inleiding
3
1.
4
Terugblik 2013
2. Actuele ontwikkelingen
6
3. Doelen 2014 per programmalijn
8
4. Kwaliteitszorg
20
5. Management & Organisatie
30
Overzicht hoofdactiviteiten per programmalijn en onderzoeksdomein
37
Bijlagen: zie bijbehorende bijlageboekje
1
Inleiding Dit is het gezamenlijke jaarplan van de twee kenniscentra op RDM Campus: Sustainable Solutions en Mainport Innovation. Per 1 september 2013 zijn deze twee kenniscentra onder de leiding van één programmadirecteur komen te staan. Gezien de overlap in doelstellingen en onderzoeksdomeinen heeft de programmadirecteur de opdracht gekregen om één geïntegreerd nieuw kenniscentrum te bouwen. Een opdracht die niet op stel en sprong zal zijn voltooid gezien de achtergrond van de kenniscentra waaruit het nieuwe centrum voortkomt. Kenniscentrum Sustainable Solutions (KSS) behoort tot de oudste kenniscentra van Hogeschool Rotterdam, terwijl Kenniscentrum Mainport Innovation (KMI) het jongste kenniscentrum is. KSS heeft een breed portfolio aan onderzoeksprojecten en is betrokken in diverse minoren+, innovatieteams, icoonprojecten en in het onderwijs en bij onderwijsvernieuwing. KSS heeft in 2013 de interne audit van het AMC gehad en was een belangrijke speler in de VKO-audit eerder dit jaar. KMI is daarentegen nog sterk in opbouw; zowel met het aantrekken en inwerken van lectoren, het opstarten van projecten als het realiseren van eerste tastbare resultaten. In dit jaarplan zullen deze verschillen zichtbaar zijn. Het jaarplan vormt een concretisering van de strategische onderzoeksprogramma’s van KSS (2011-2015) en KMI (2012-2016). Bij het formuleren van doelen en activiteiten voor 2014 is vanzelfsprekend rekening gehouden met de ervaringen en resultaten in 2013. Belangrijke input vormen de aanbevelingen van de interne audit KSS en de externe VKO-audit. Bovendien is bij het opstellen van het jaarplan rekening gehouden met actuele externe en interne ontwikkelingen, die van invloed zijn op de focus en koers van de kenniscentra. Gedurende de maand oktober zijn de lectoren gevraagd zogenaamde impactambities te formuleren (in paragraaf 1.2 wordt dit nader toegelicht). Daarna is een aantal bijeenkomsten belegd waarin (in wisselende samenstelling) lectoren, (hoofd-)docenten, onderwijsmanagers en managers externe betrekkingen zijn gevraagd om hierop te reageren en gezamenlijk te werken aan concretisering van een werkplan voor 2014. In de bilaterale gesprekken tussen de programmadirecteur en lectoren zijn de ambities, doelen en activiteiten verder uitgewerkt. Onderwijsmanagers hebben een bijdrage geleverd op de verbinding onderzoek-onderwijs. Tussentijds is regelmatig afgestemd met directeuren van EAS, IGO en RMU. Het resultaat van deze aanpak is een goed besef bij lectoren dat impact uiteindelijk belangrijker is dan een volle uitvoeringsagenda. Focus op een beperkt aantal speerpunten (maatschappelijk relevante onderwerpen) en opleidingen staat daarin centraal. Zeker gezien de relatief beperkte middelen die ter beschikking staan. Verder is de samenwerking met EAS, IGO en RMU (en in de slipstream CMI) geïntensiveerd. Over-en-weer adresseren we inhoudelijke onderwerpen, wensen en knelpunten, die in 2014 worden aangepakt. Het jaarplan en met name de samenvattende tabel is hiermee een krachtig communicatie- en sturingsmiddel geworden, dat enerzijds inzicht en overzicht geeft van de doelen en activiteiten van de gezamenlijke kenniscentra en anderzijds helpt bij het maken van strategische keuzes in de nabije toekomst. De eerste stap naar integratie van de twee kenniscentra is gezet met behulp van de samenstelling van dit jaarplan. Er is bij lectoren, docenten en directeuren van de instituten veel vertrouwen en enthousiasme om komend jaar succesvol praktijkgericht onderzoek te doen (kennisontwikkeling), bij te dragen aan onderwijsvernieuwing en professionalisering van docenten en te werken aan valorisatie van kennis in de praktijk van de haven en de gebouwde omgeving. Dit jaarplan kent vier delen: voorliggende rapportage met vijf hoofdstukken, het bijlageboekje behorende bij deze rapportage met onder meer de werkplannen van elk onderzoeksdomein, de begroting en een samenvattende tabel. Deze laatste geeft een overzicht van de doelen en resultaten in 2014. Het hoofdgedeelte start met een korte terugblik op 2013 en de beschrijving van een aantal externe ontwikkelingen (hoofdstuk 2). Dit is de opmaat voor het daadwerkelijke jaarplan in hoofdstuk 3. Daarna volgen achtereenvolgens onze aanpak kwaliteitszorg en management & organisatie.
3
HOOFDSTUK 1
Terugblik 2013 1.1
Focus op kwaliteit Het afgelopen jaar stond in het teken van FOCUS: het hogeschoolbrede verbeteringsprogramma om de kwaliteit van de bacheloropleidingen flink en structureel te verbeteren. Met name de criteria onderzoeksvaardigheden en reflectief vermogen hebben betrekking op de kenniscentra. FOCUS stelt dat onderzoek en onderwijs veel nauwer verweven moeten worden en dat daarom de kenniscentra een grotere rol moeten spelen in het onderwijs. En dat het onderwijs meer richting moet kunnen geven aan de onderzoeksprogrammering van de kenniscentra. Ook kiest FOCUS nadrukkelijk voor het speerpunt ‘’haven’’, met als tastbaar resultaat de start van het Centre of Expertise Sustainable Mainport Innovation (CoE SMI). Het jaarplan 2014 zal meer dan vorig jaar ambities, doelen en activiteiten beschrijven die op FOCUS aansluiten. We zijn in 2013 aan de slag gegaan met een intensivering van de samenwerking tussen de kenniscentra en de betrokken instituten (EAS, IGO, RMU, CMI en ook IBK, IFM, COM). KSS en KMI hebben veel aandacht besteed aan het demonstreren van Best Practices als het gaat om de samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en bedrijven. We zien op tal van plekken een (steeds grotere) nuttige bijdrage van de kenniscentra aan kwaliteit van onderwijs. Door middel van praktijkgerichte onderzoeksprojecten wordt hiermee tegelijkertijd vaak het innovatievermogen van bedrijven verbeterd. Maar dit alles is niet helemaal nieuw. We zijn er namelijk van overtuigd dat het RDM Campus-concept de laatste 5 jaar juist werkt aan de FOCUS-opgave: verbeteren van curricula, gericht op betere eindkwalificaties van bachelorstudenten. Met name in de techniekvakken en altijd vanuit een integrale benadering. Innovatieteams, Communities of Practices, iLabs/minoren+, Icoonprojecten en de onderzoeksprojecten van de kenniscentra bieden een unieke mix van leren, onderzoeken, proberen, testen, demonstreren en innoveren. Mede als gevolg van de FOCUS-agenda is per 1 september 2013 een traject van start gegaan dat is gericht op fusie van de twee kenniscentra. Dit levert potentieel een sterker fundament voor het speerpunt ‘’haven’’ in de hogeschool, zeker in combinatie met het CoE SMI. In aanvang werken de twee programmadirecteuren, de programmamanager en de specialisten onderzoek en onderwijs nauw samen, om enerzijds een goede overdracht te doen, maar om anderzijds de historisch gegroeide samenwerking tussen hen en lectoren en onderzoekers niet te verstoren. Op 1 juli verscheen het auditrapport voor KSS van het AMC. En eind september kwam het VKO-auditrapport beschikbaar. In hoofdstuk 4 worden de aanbevelingen samengevat. Deze zijn verwerkt in de doelen en activiteiten voor 2014.
1.2
Aanpak samenstelling Jaarplan 2014 Dit jaarplan is een product van intensieve samenwerking tussen lectoren, (hoofd-)docenten, programmadirecteur, de onderwijscoördinator en programmamanager Sustainable Solutions, in afstemming met instituutsdirecteuren (IGO, RMU, EAS), onderwijsmanagers, managers externe betrekkingen (EAS, IGO) en enige externe ondersteuning. Er is een nieuwe aanpak gevolgd bij het opstellen van dit jaarplan, ingegeven door de handreiking van het College van Bestuur (CvB): een tabel met indicatoren, die is opgesteld door vijf hogescholen. Lectoren is gevraagd om eerst (opnieuw) te definiëren wat hun impact-ambities zijn: wat willen zij bereiken op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en wetenschap: Welk verschil ga je maken? In tweede instantie is gevraagd deze impact-ambities te vertalen naar doelstellingen: Hoe wil je de impact realiseren? Met deze doelen zijn de lopende activiteiten kritisch bekeken. Wat loopt door in 2014 en wat moeten we stoppen (lees:
5
wat draagt niet bij aan de beoogde impact)? In deze fase is ook de samenhang met andere lectoren in andere onderzoeksdomeinen bekeken. Waar is samenwerking tussen lectoren en met opleidingen mogelijk en ondersteunend aan het bereiken van de beoogde doelen? Steeds met het FOCUS-programma als leidraad. Vervolgens zijn de activiteiten voor 2014 benoemd en is de begroting opgebouwd. In de bijlage (zie het bijlageboekje) is per onderzoeksdomein een beschrijving opgenomen van impactambities, doelstellingen en werkplannen voor 2014. Activiteiten en resultaten zijn zoveel mogelijk SMART geformuleerd. In een uitgebreide tabel (aparte bijlage) zijn de essenties van alle werkplannen samengevat. Deze tabel is inmiddels het centrale bespreekstuk geworden binnen het kenniscentrum, maar ook met de instituten en opleidingen. Het geeft een goed overzicht van de (behoorlijk omvangrijke) scope van de twee gezamenlijke kenniscentra. Het blijkt dat de tabel reeds gebruikt wordt om de discussie te voeren over focus (welke thema’s stellen centraal?), massa (waar willen we onze schaarse middelen op inzetten?) en prioriteiten (wat wil het onderwijs en wat verwacht het bedrijfsleven?).
Relatie CoE SMI In 2013 is het businessplan ontwikkeld van het CoE SMI. Doel: ‘’Meer haven in de hogeschool’’. Zowel in onderwijs als onderzoek. De kenniscentra op RDM hebben intensief bijgedragen aan het plan. Voor het gezamenlijke kenniscentrum biedt het CoE SMI in 2014 kansen om: 1. Bepaalde onderzoeksdomeinen te versterken (meer massa op een speerpunt dat door opleidingen en bedrijfsleven belangrijk wordt gevonden); 2. Nieuwe domeinen toe te voegen (verbreding die met huidige SKO-gelden niet te realiseren zijn). Met de start van CoE SMI is het onderdeel ‘’Ideale Haven’’ vanuit KMI overgeheveld naar het CoE, aangezien de activiteiten rond ‘’kennismaken’’ daar beter passen.
Procesintensificatie Maintenance Maritieme innovatie Supply Chain Management Informatie in de haven Port Development Transities / scenario’s Sustainable Solutions
Future mobility Logistics Product innovatie Gebiedsontwikkeling Revolutie in de maakindustrie
6
• • • •
iek Lo g
Co P
• • • • • •
Co P
ist
em iti Ma r Relatie tussen onderzoeksdomeinen en speerpunten CoE SMI Mainport Innovation Groene grondstoffen
KD C Pr oc es sin du Co str PL ie og i.o ist iek En er gie i.o .
De meeste onderzoeksdomeinen van KMI hebben een sterke relatie met de vier focusgebieden van het CoE SMI. Binnen KSS zijn de domeinen Logistics en Future Mobility sterk gerelateerd.
Co P
1.3
• • •
• • •
• • •
• • •
• •
•
• • •
• • •
HOOFDSTUK 2
Actuele ontwikkelingen 1 Voor de kenniscentra zijn de volgende ontwikkelingen van belang voor het voortzetten en/of wijzigen van de huidige koers:
OP HET GEBIED VAN INDUSTRIE EN ENERGIE:
De opkomst van schaliegas (met als gevolg goedkope kolen voor Europa) in de VS; Lage prijs voor CO2-uitstootrechten; Subsidie voor bijstook van biomassa in energiecentrales vervalt + importheffing op biomassa.
Gevolgen hiervan zijn: Elektriciteit op basis van kolen goedkoper is dan op gas; Europa minder aantrekkelijk is als productielocatie voor de chemie; De transitie naar duurzame energie en biochemie vertraagt, ook omdat CO2 reductiemaatregelen niet sluitend te krijgen zijn.
OP HET GEBIED VAN LOGISTIEK:
Terminals op Maasvlakte 2 gaan open in 2014; Inlandlinks steeds succesvoller; PortBase speelt steeds centralere rol in de haveninformatievoorziening.
Gevolg hiervan is: IT in de haven is een doorslaggevende succesfactor.
OP HET GEBIED VAN DE BOUW:
Ondanks de economische crisis en stagnerende woningmarkt blijft de urgentie bestaan om gebouwen te isoleren en slimmer te ontwerpen (energieneutraal). De overheid stelt dat in 2020 elke nieuwbouwwoning energieneutraal moet zijn en in 2035 alle bestaande woningen een energierekening ‘’nul’’ moet hebben; Herstructurering en verduurzamen van de bestaande voorraad (maintenance) worden belangrijk.
Gevolg hiervan is: Praktijkgericht onderzoek wordt steeds relevanter: wat werkt en wat niet?
OP HET GEBIED VAN DE RELATIE HAVEN EN STAD:
Het onderzoek dat OECD in 2013 presenteerde, waarin havensteden (en Rotterdam in het bijzonder) bijdragen aan de economische spin off van de haven voor de stad en de regio te vergroten; Is Stadshavens in uitvoering. Er is een ontwikkelingsstrategie voor de Merwe- en Vierhavens in wording. Het RDM terrein wordt verder ontwikkeld en voor de Waalhaven is een ontwikkelingsstrategie opgesteld. Rijnhaven tender loopt; Er zijn regionaal afspraken over woningbouwprogramma’s gemaakt.
Gevolgen hiervan zijn: Dat onderzocht moet worden hoe de economische spin off van de haven mogelijk te maken is om te komen tot een internationaal maritiem dienstencentrum; De ontwikkelingsstrategieën leiden tot de ontwikkeling van de genoemde gebieden, waarbij het, mede a.g.v. de crisis in woning- en kantorenmarkt, erop aankomt nieuwe partnerships met markt te ontwikkelen;
1
Bron: http://www.portofrotterdam.com/nl/Over-de-haven/haven-rotterdam/havenvisie2030/Documents/Voortgangsrapportage2013Havenvisie2030.pdf / http://www.mvonederland.nl/trendszing …
7
Dat het belangrijk is te monitoren of de afspraken over woonmilieus in lijn blijven lopen met de ontwikkeling van de haven, zodat milieu, veiligheid en leefkwaliteit niet in het geding komen.
OP HET GEBIED VAN SCHEEPVAART:
Bij het verbeteren van de verkeersplanning en het optimaliseren van de dienstverlening zijn zowel van scheepvaart als binnenvaart veel verschillende partijen betrokken; LNG wordt om diverse redenen een steeds aantrekkelijker alternatief als brandstof voor de scheepvaart. Rotterdam wil zich profileren als de LNG Hub.
Gevolgen hiervan zijn: Dat deze processen traag verlopen en veel regie/goede samenwerking vragen; Dat LNG veel sneller opkomt als scheepsbrandstof dan eerst was voorzien.
OP HET GEBIED VAN ARBEIDSMARKT:
Er wordt gewerkt aan een doorlopende leerlijn van het basisonderwijs tot aan het hoger onderwijs op loopbaanoriëntatie en de haven; Modern HR-beleid is nodig om hoger opgeleid talent te binden aan de haven; De vraag naar hoger technisch opgeleiden leidt tot druk op de arbeidsmarkt.
Gevolgen hiervan zijn: Dat alle losse initiatieven gericht op het boeien van jongeren worden gebundeld in een overkoepelende visie op loopbaanoriëntatie in de haven; Dat onderzocht moet worden hoe netwerken versterkt kunnen worden, arbeidsvoorwaarden flexibeler kunnen worden, etc.; Dat gezocht moet worden naar manieren om meer hoger (technisch) opgeleiden in de haven te krijgen.
OP HET GEBIED VAN TECHNOLOGIE:
Nieuwe ontwikkelingen veranderen de wijze waarop we dingen maken en gebruiken. Een voorbeeld hiervan is de opkomst van de 3D printer.
Gevolg hiervan is: Bedrijven moeten toekomstbewust zijn en toegerust worden om met snelle nieuwe ontwikkelingen om te gaan. MVO Nederland beschrijft 10 belangrijke trends. De meest relevante voor KSS en KMI:
8
TREND 3: Ontwikkelingslanden groeimarkt voor Nederlands bedrijfsleven Een groeiend aantal Nederlandse bedrijven waagt de sprong en gaat ondernemen in ontwikkelingslanden. Logisch, want dit zijn de opkomende economieën van de toekomst. TREND 4: Niet-financiële waarden worden geld waard Steeds vaker klinkt de roep om onze economie anders in te richten: door niet-financiële en maatschappelijke factoren mee te nemen in de berekening van kosten. De eerste bedrijven pakken de handschoen op en starten met impactmeting. TREND 6: Bedrijven voeren ‘Mission Zero’ aan De gevolgen van klimaatverandering waren dit jaar duidelijker dan ooit. We zullen onze CO2-uitstoot drastisch terug moeten brengen. Bedrijven nemen hierin het voortouw en gaan over op ‘Mission Zero’. TREND 7: De samenleving is klaar voor de circulaire economie In de samenleving ontwikkelt zich een trend gericht op delen en hergebruiken in plaats van bezitten en weggooien. De stijgende grondstofprijzen helpen ook een handje mee. Dit maakt de circulaire economie steeds aantrekkelijker voor bedrijven.
CONCLUSIE Deze ontwikkelingen bevestigen de juiste koers die we met KSS en KMI hebben ingezet: gericht op transitie naar een duurzame haven en stad. De implicaties van de ontwikkelingen worden in 2014 meegenomen in de beslissing over het verlengen of veranderen van aflopende lectoraten. Een keuze die bijvoorbeeld al gemaakt is, is het verkleuren van het onderzoeksdomein ‘’Future Mobility’’ van stad naar haven. Tevens is de samenwerking in de ‘bouw-poot’’ tussen lectoren versterkt (met de concept houses als verbindende schakel) en werken de lectoren rond het thema ‘’nieuwe (maak-)industrie” samen aan het detailleren van hun researchagenda’s en projecten. In samenspraak met het Havenbedrijf Rotterdam is een nieuw onderzoeksdomein/lectorschap toegevoegd: Port Development, vanwege de grote exportkansen van ingenieurs die opgeleid zijn met kennis en expertise op het gebied van haven(her-)ontwikkeling. Tevens is de discussie gestart met CoE SMI, EAS, IGO en RMU voor het verdiepen van de kennis, verbeteren van onderwijs en uitbreiden van het externe netwerk op de gebieden Procesindustrie, Logistiek, Maritiem en Energie.
9
HOOFDSTUK 3
Doelen en hoofdactiviteiten 2014 3.1
De visie en missie van de twee kenniscentra In september 2013 is Bert Hooijer als directeur overgestapt van KSS naar CoE SMI. De twee kenniscentra kwamen toen onder de leiding van Kees Joosten. In het laatste kwartaal is de tijd genomen om alle taken en verantwoordelijkheden over te dragen. De financiële verplichtingen, in met name subsidieprojecten, worden door Bert Hooijer en Ria van Oosterhout afgewikkeld. De meeste projecten met externe financiering lopen eind 2013 af. Dit maakt ruimte om begin 2014 te komen tot een geïntegreerd nieuw kenniscentrum. Hierbij is het nog niet vanzelfsprekend dat in de profilering naar buiten er één naam zal worden gebruikt. Vooralsnog willen we zorgvuldig omgaan met de naamsbekendheid van Sustainable Solutions en willen we ook de duidelijke profilering op ‘’haven’’ (Mainport Innovation) niet te snel laten verwateren. In Q2 van 2014 zal een voorstel voor definitieve integratie, focus en naamgeving worden gepresenteerd. Uit de strategische plannen van KSS en KMI komen de volgende visies en missies:
Credo
Visie
Missie
Sustainable Solutions Praktijkgericht onderzoek voor beter onderwijs, een duurzame, klimaatbestendige en attractieve havenstad en innovatie in het betrokken bedrijfsleven. Voor de transitie van Rotterdam naar een smart city is innovatiekracht nodig en slimme professionals die hebben geleerd integraal te werken aan duurzaamheid in al zijn aspecten en in complexe processen. Hiermee wordt aangesloten bij de omslag die Nederland dient te maken van een economie die naast groei, efficiëntie, doelmatigheid en welvaart, ook uitgaat van andere waarden, zoals kwaliteit, leefbaarheid, diversiteit en welzijn, ofwel: People, Planet & Profit. KSS wil in nauwe samenwerking met stakeholders uit de praktijk een bijdrage leveren aan de transitie van Rotterdam naar een duurzame klimaatbestendige stad. Samen met de praktijk wil zij toekomstvaste en slimme oplossingen voor (grootstedelijke) vraagstukken op het gebied van Moving, Building, Powering & Manufacturing ontwikkelen.
Mainport Innovation Praktijkgericht onderzoek voor beter onderwijs en een slimmere haven. Voor een duurzame, efficiënte, veilige en concurrerende haven zijn slimme professionals nodig die in de haven willen werken en die bijdragen aan het innovatievermogen van de bedrijven in het Haven- en Industrieel Complex (HIC).
KMI draagt bij aan de opleiding van hbo-professionals voor een carrière in de haven. Ook ontwikkelen wij ideeën, concepten, prototypes en concrete oplossingen voor problemen en uitdagingen die gepaard gaan met de groei en transitie van de haven. Wij zien praktijkgericht onderzoek door docenten, studenten en lectoren van Hogeschool Rotterdam als een belangrijk middel om dit te bereiken.
Bij het opstellen van dit jaarplan is reeds gewerkt aan integratie van ambities, doelen en werkprogramma’s van de verschillende lectoren.
10
3.2
Samenwerking onderwijs Hogeschool Rotterdam is een brede, praktijkgerichte hogeschool die zich richt op grootstedelijke vraagstukken van de stad Rotterdam en de haven. In de lijn met de onderwijskundige aanpak van de hogeschool (ROM) en haar oplossingsgerichte samenwerking met partijen in de stad (OIIO) wil Kenniscentrum RDM – Sustainable Solutions en Mainport Innovation – een duurzame, innovatieve en toekomstbestendige bijdrage leveren aan het oplossen van vraagstukken gerelateerd aan stad, haven en industriecomplex. Verbetering van de kwaliteit van het bacheloronderwijs heeft hierbij hoge prioriteit. Structurele samenwerking van Kenniscentrum RDM met het onderwijs moet er toe leiden dat onderzoek: De samenwerking tussen onderwijs en het (innoverende) werkveld versterkt; Input levert voor de ontwikkeling en/of vernieuwing van curricula; Een leeromgeving biedt waarin studenten zich kunnen ontwikkelen tot multidisciplinaire, kritische, innovatieve en maatschappelijk bewuste probleemoplossers; Docenten de mogelijkheid biedt zich continue te professionaliseren wat betreft hun eigen vakgebied en het doen van onderzoek. Om deze ambities te verwezenlijken streeft het kenniscentrum naar vormen van samenwerking die daadwerkelijk leiden tot de beoogde onderwijskwaliteit. Concreet betekent dit dat het kenniscentrum wat betreft de samenwerking met het onderwijs specifieke aandacht heeft voor: Pedagogisch-didactische factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van technisch-instrumentele professionaliteit (doen we het goed?) en kritisch-reflexieve professionaliteit (doen we de goede dingen?): voldoende kennis en vakmanschap, de juiste professionele attitude, een onderzoekende, reflectieve, op samenwerking gerichte, ondernemende houding en maatschappelijk bewustzijn; De verbinding van het netwerk van het kenniscentrum met de professionele netwerken van opleidingen en instituten zoals de beroepenveldcommissie en het bureau voor externe betrekkingen; De verbinding van de professionaliseringsopgave van het kenniscentrum met die van de opleidingen, instituten en P&O; Factoren die een rol spelen bij de implementatie van (innoverende) onderwijsvormen en activiteiten voor professionalisering. Wat betreft de realisering van ambities werkt het kenniscentrum via twee sporen. Lectoren, hoofddocenten en docent-onderzoekers werken samen met een of meerdere specifieke opleidingen aan de ontwikkeling, uitvoer en borging van concrete onderwijsprogramma’s. De ambities en doelstellingen hiervoor zijn per lectoraat beschreven. Daarnaast richt het kenniscentrum zich op een aantal opleidingsoverstijgende ambities wat betreft de samenwerking met het onderwijs: In co-creatie ontwikkelen, uitvoeren en borgen van opleidingsoverstijgende programma’s waarin onderzoek, onderwijs en werkveld samenkomen rond integrale vragen met betrekking tot duurzame ontwikkeling in haven, stad en industriecomplex; Door middel van praktijkgericht empirisch onderzoek inzicht verkrijgen in de pedagogisch-didactische kenmerken van krachtige leeromgevingen in de driehoek onderzoek-onderwijs-werkveld; Versterken van de samenwerking met de instituten en het CoE SMI wat betreft relatiebeheer opleidingen – werkveld; Verstevigen van de samenwerking met de instituten (IGO, EAS en RMU) wat betreft professionalisering van docenten; Verstevigen van de samenwerking met de instituten wat betreft de implementatie van innoverende onderwijsprogramma’s waarin onderzoek, onderwijs en werkveld samenkomen. Kenniscentrum RDM wil in 2014 de volgende concrete opleidingsoverstijgende ambities realiseren: Leerwerkgemeenschap ‘Duurzame gebiedsontwikkeling at home & abroad’: in samenwerking met IGO en EAS ontwikkelen, uitvoeren en borgen van deze leerwerkgemeenschap.
11
3.3
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek naar pedagogisch-didactische kenmerken van onderwijsprogramma’s die gericht zijn op de ontwikkeling van studenten tot het beoogde type professional: Leerwerkgemeenschappen bij IGO en EAS; Afstudeeratelier Bouwkunde; Onderwijsprogramma’s landelijk netwerk lectoren en opleidingen logistiek; PI-projecten IGO; Onderzoek naar de rol van de driehoek onderwijs-onderzoek-werkveld als kennishub in relatie tot innovatie in de haven. Ontwikkelen van een breed steunpunt voor een uitdagende leeromgeving in de verbinding onderwijs, onderzoek en praktijk. Doel van dit steunpunt is een betere match met de opgave, ambities en mogelijkheden van opleidingen wat betreft de verbinding met de beroepspraktijk. Ontwikkeling is een samenwerking tussen de instituten (IGO, EAS, RMU en cmi), het CoE SMI en Kenniscentrum RDM. In samenwerking met instituten formuleren van de gezamenlijke opgave wat betreft professionalisering van docenten wat betreft onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van een startconferentie professionalisering onderzoek georganiseerd door het kenniscentrum, de instituten (EAS, IGO, RMU, CMI) en het CoE. In samenwerking met instituten verkennen en formuleren van randvoorwaarden voor de implementatie en borging van gezamenlijke onderwijsprogramma’s, bijvoorbeeld met betrekking tot de rol van lectoren bij het afstuderen, de inzet van kwaliteitszorg ten behoeve van het lerend vermogen van docententeams binnen innoverende onderwijsvormen en samenwerking met ondersteunende diensten zoals bedrijfsbureaus en roosterdienst.
Doelen lange termijn 1. 2. 3.
We beogen het volgende eindresultaat in 2018: Het onderdeel ‘’haven’’ groeit substantieel (van naar schatting ¼ naar ½); De totale omzet van de gezamenlijke programmalijnen groeit eveneens; Het domein ‘’energie’’ is toegevoegd, mogelijk ook andere belangrijke thema’s, op basis van vraagarticulatie uit het bedrijfsleven en de opleidingen; 4. Er wordt steeds meer in cross-over projecten gewerkt.
12
3.4
Kenniscentrumbrede doelen, activiteiten en resultaten 2014 Op 1 januari 2014 gaan de kenniscentra Sustainable Solutions en Mainport Innovation op in één organisatorische eenheid. Vanaf 1 januari 2014 wordt gewerkt met één begroting, één directeur, één secretariaat. De voorlopige missie van het nieuwe kenniscentrum is: Praktijkgericht onderzoek voor beter onderwijs, een attractieve klimaatbestendige deltastad en een duurzame, efficiënte en innoverende haven. Voor 2014 hebben we de volgende speerpunten:
Fusie kenniscentra In dit jaarplan 2014 zijn de doelen voor de twee invalshoeken Stad en Haven nog apart benoemd. In de eerste drie maanden van 2014 wordt tijdens de strategische bijeenkomsten met lectoren en onderzoekers toegewerkt naar het integreren van de ambities en doelen tot een gezamenlijk verhaal. Op 1 mei 2014 is het gezamenlijke strategische vierjarenplan gereed, inclusief een kwaliteitszorgplan.
Meer Haven In 2018 richt het kenniscentrum zich voor 50% op de haven en voor 50% op de stad. Om dit te bereiken moet het aandeel ‘haven’ in het kenniscentrum al in 2014 groeien. In 2014 worden de vacatures voor lector Maritieme Innovatie en lector Maintenance Management vervuld; Binnen het domein haven worden meer hoofddocenten en docent-onderzoekers aangesteld, gedetacheerd vanuit de opleidingen van primair EAS, RMU, CMI en IGO; In 2014 wordt een programmalijn energie ontwikkeld met middelen van en op basis van de voorstudie door het CoE SMI; In 2014 wordt onderzoeksdomein Future Mobility meer gericht op de haven; Vanuit EAS bestaat de wens om te onderzoeken of een lectoraat gericht op Elektrotechniek (embedded systems) haalbaar is; In de tweede helft van 2014 gaat het kenniscentrum zich verbreden richting het economische domein door samenwerking met ‘de Kralingse Zoom’ te vertalen naar concrete onderzoeksprojecten en onderwijsactiviteiten.
Bijdrage aan het onderwijs De onderwerpen curriculumvernieuwing en innovatie van het onderwijs zijn belangrijke onderwerpen in dit jaarplan. Dit onderwerp wordt een terugkerend agendapunt op het strategisch kenniscentrumoverleg (voorheen lectorenoverleg) dat in 2014 vijf keer zal plaatsvinden met lectoren, onderzoekers, hoofddocenten en managers externe betrekkingen van EAS, IGO en RMU met als doel te leren van elkaars ervaringen en best practices te delen; Onderzoek naar effectieve en efficiënte onderwijsvormen om middels praktijkgericht onderzoek de onderzoeksleerlijn te verrijken levert in 2014 nieuwe inzichten en concrete handvatten op. Experimenten met ‘’leerwerkgemeenschappen’’ en ‘’afstudeersateliers’’ geven de empirische onderbouwing; Elke lector adopteert één of twee opleidingen waaraan hij/zij: Advies geeft over de onderzoeksmethodes; Up-to-date marktkennis binnenbrengt en verbinding met bedrijfsleven maakt; Adviserend optreedt in de curriculumcommissie;
Gesprekspartner is voor hoofddocenten die concreet de onderzoeksleerlijn vormgeven; Docenten opleidt in onderzoeksvaardigheden en de laatste technologie/kennis uit het werkveld; Brainstormt met docenten over de invulling van (delen van) de researchagenda.
13
Professionalisering Het kenniscentrum wil bijdragen aan de professionalisering van docenten. In 2014 organiseert het kenniscentrum een conferentie voor de docenten van EAS, IGO en RMU om dit doel te bereiken. Deze conferentie levert een professionaliseringsagenda op die dan – aanvullend op de reeds bestaande inzet van individuele lectoren – van start gaat.
Kennisdeling en valorisatie Lectoren delen regelmatig bevindingen uit onderzoeksprojecten. In 2014 organiseert elke lector minimaal één kennisdelingsbijeenkomst, waarmee zij hun kennis, kunde en het kenniscentrum nadrukkelijk profileren; Er zullen minimaal vijf openbare lessen georganiseerd worden in 2014; Het aantal bijeenkomsten van Communities of practice zal worden uitgebreid met als doel gezamenlijk met onderwijs en bedrijfsleven te werken aan specifieke onderzoeksagenda’s per programmalijn; Er verschijnen 20 publicaties van de hand van de lectoren in 2014.
Externe financiering Om massa te voegen bij de focus en om samen met het bedrijfsleven te kunnen werken aan onderzoeksprojecten, zijn externe financiële middelen nodig. Voor de financiering van diverse projecten worden in 2014 subsidieaanvragen ingediend: een Europese subsidie aanvraag voor de financiering van Concept House Village vanaf 2015, twee nieuwe RAAK aanvragen en een TKI Energy aanvraag; CoE SMI wordt gezien als bron van extra middelen voor het aanstellen van onderzoeksdocenten.
Kwaliteitszorg In 2014 dient stapsgewijs gewerkt te worden aan de operationalisering van de door 5H ontwikkelde set kernindicatoren. Doel is om in de eerste helft van 2014, met de diensten O&K en CS als initiatiefnemer en trekker, te komen tot eenduidige definities en eenduidige streefwaarden/richtlijnen voor de categorieën input, activity en output, usage en impact; In de tweede helft van 2014 dienen hierbij eenduidige meetinstrumenten gekozen dan wel ontwikkeld te worden en dient rondom de kernindicatoren een PDCA-cyclus te zijn ontwikkeld (wanneer meten we wat). Implementatie binnen de kenniscentra vindt gedurende deze periode stapsgewijs plaats, parallel aan het operationaliseringstraject; De invoering binnen de kenniscentra wordt afgerond in de eerste helft van 2015.
Doel is om, met O&K als initiatiefnemer en trekker, in de eerste helft van 2014 een Handboek Kwaliteitszorg Onderzoek voor de kenniscentra ontwikkeld te hebben. De sleutelprocessen rondom onderzoek zullen hierin centraal staan. In de tweede helft van 2014 vindt de implementatie plaats, met O&K als initiatiefnemer en ondersteuner.
14
3.5
Impact-ambities en doelen per programmalijn en onderzoeksdomein Deze paragraaf vat de impact-ambities en doelstellingen samen van de verschillende lectoren in hun onderzoeksdomeinen, binnen de zeven programmalijnen van de gezamenlijke kenniscentra. Per onderzoeksdomein is in het bijlageboekje een uitgebreid werkplan opgenomen, met tevens een overzicht van activiteiten in 2014. Als bijlage is de overall samenvattende tabel toegevoegd (zie vanaf pagina 37). Situatie twee kenniscentra eind 2013:
De lectoren zijn gevraagd om te beschrijven wat de actualiteit is in hun vakgebied en welke consequenties dat kan hebben voor het onderwijs aan Hogeschool Rotterdam. Gevraagd is te (her-) definiëren wat de ambities zijn met praktijkgericht onderzoek en hun 4-jarige lectorschap. Welk verschil wil je maken? Op onderwijs, beroepspraktijk en de wetenschap. 15
Programmalijn: Onderzoeksdomein 1 Impact-ambitie:
Onderzoek
Onderwijs
Building Stad & Water / Adaptief bouwen lector Rutger de Graaf het ontwikkelen en toepassen van nieuwe concepten op het gebied van adaptief bouwen en watermanagement. Daarbij richten wij ons op het opbouwen van de inzichten die nodig zijn om innovaties daadwerkelijk in te praktijk toe te passen en op te schalen. Op deze manier wil het lectoraat bij dragen aan de transformatie van Rotterdam tot een waterbestendige, aantrekkelijke en duurzame deltastad. De bijdrage van lectoraatscluster zal onder andere bestaan uit het publiceren van wetenschappelijke journal en conference papers en daarnaast het geven van presentaties en lezingen voor een wetenschappelijk publiek op nationale en internationale congressen. Ook is de ambitie om minimaal één promotietraject te starten. Het lectoraat stelt zich tot doel een verbinding te vormen tussen het werkveld en het onderwijs en de meest recente inzichten en thema’s uit het werkveld ter beschikking te stellen aan het onderwijs. Vanuit Stad en Water wordt bijgedragen aan het onderwijs van verschillende opleidingen met name de opleiding van het Instituut voor de Gebouwde Omgeving (IGO). De volgende impactambities zijn geformuleerd: Inbreng van nieuwe actuele maatschappelijke thema’s in het onderwijs in de vorm van PI projecten, minoren, minoren+, afstudeerwerken en andere vakken uit het curriculum;
Buitenwereld/Bedrijven
Opmerking
16
Bijdragen aan het creëren van een inspirerende leeromgeving voor stages, minoren, leerwerkgemeenschappen, afstudeerplaatsen en communities of practice; Bijdragen aan aansluiting onderwijs op beroepspraktijk; Bijdragen aan internationalisering en ondernemerschap door inbrengen internationale casussen; Bijdragen aan versterking interdisciplinair samenwerken en onderzoeksvaardigheden door koppelen van verschillende opleidingen aan onderzoeksthema’s lectoraat. Het lectoraat stelt zich tot doel het innovatievermogen van het werkveld te vergroten en door middel van toegepast onderzoek innovaties te ontwikkelen, toe te passen en meer inzicht over het werkveld op te bouwen. De bijdrage aan het werkveld drijvend bouwen zal bestaan uit het publiceren en presenteren voor een vakpubliek. Daarnaast wordt de Community of Practice Drijvend Bouwen (CoPD) uitgebreid. Lector Piet Dircke stopt per 1-1-2014, de vacatureruimte zal worden ingevuld met dan wel extra inzet van docentonderzoekers, dan wel met een nieuwe lector.
Programmalijn: Onderzoeksdomein 2 Impact-ambitie:
Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Building Sustainable Architecture and Urban (re)Design lector Duzan Doepel de ambitie van het lectoraat is om de thematiek van bioklimatisch bouwen een prominentere positie te geven binnen de opleidingen: (interieur) architectuur, stedenbouw, planologie en bouwkunde. Door praktijkgericht onderzoek draagt het lectoraat bij aan het ontwikkelen van een ontwerpinstrumentarium om in de Nederlandse context klimaatvraagstukken integraal mee te kunnen nemen in ontwerpopgaven. De uiteindelijke doelstelling is om de uitkomsten van dit onderzoek te vertalen naar een publicatie: ‘Climate and comfort as instruments for design’. Integraal ontwerpen met klimaat en comfort (bioklimatisch ontwerpen) is geen standaard onderdeel van het onderwijscurriculum. Duurzaamheid wordt in het algemeen vanuit een technische invalshoek benadert. Studenten komen ad hoc in aanraking met onderdelen van deze thematiek, maar door het gebrek aan overzicht en continuïteit is het voor hen moeilijk om de lessen hieruit destilleren. De ambitie van het lectoraat is om deze thematiek een prominentere positie te geven binnen de opleidingen: (interieur) architectuur, stedenbouw, planologie en bouwkunde. De leerbedrijven in het SusAtelier spelen hierbij een grote rol. De maatschappelijke vraagstukken rondom klimaatverandering, energie en grondstoffenschaarste vragen een andere benadering en aanpak. Door praktijkgericht ontwerpend onderzoek ontwikkelt het lectoraat met marktpartijen integrale oplossingen met klimaatontwerp voor comfort als uitgangspunt. Dit vindt voor een belangrijk deel plaats in het koepelproject Concept House Village (CoP Duurzaam Bouwen) met de concept houses Retrofit, ReUse House, CHIBB en Ecobiokas.
Programmalijn: Onderzoeksdomein 3 Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Building Innovatie Bouwproces en Duurzaamheid lector Christoph Maria Ravesloot door toepassing van laatste inhoudelijke kennis uit journal papers toe te passen in het eigen actie-onderzoek Het lectoraat streeft naar hoge wetenschappelijke ambities door toepassing van laatste inhoudelijke kennis uit journal papers toe te passen in het eigen actie-onderzoek. Daarnaast wordt dit actie-onderzoek met zo hoog mogelijk niveau van wetenschappelijke methodiek uitgevoerd. Op thema’s van de verschillende opleidingen wordt gefocust op versnelling van invoering van duurzaamheid en MVO. Het didactisch concept binnen het onderwijs en onderzoek van het lectoraat is gebaseerd op zo’n hoog mogelijke zelfstandigheid van studenten. Dat wordt bereikt door projectmatig groepswerk en door begeleiding in ateliers. Daarnaast wordt een deel van de begeleiding gedelegeerd naar bedrijven en organisaties in de praktijk. Voor de hogeschool levert dit kennis op van didactische leermethoden met minder contacturen en meer kwaliteit, zowel wetenschappelijk als praktijkgericht. De werkwijze van het lectoraat Innovatie Bouwproces en Duurzaamheid sluit goed aan bij het nieuwe werken, de decentrale besturing van de overheid en bij enkele subsidieprogramma’s als van de Stichting Innovatie Alliantie. De Hogeschool Rotterdam krijgt via het lectoraat ervaring in het schrijven, geaccepteerd krijgen, met succes uitvoeren en implementeren van praktijkgericht actie-onderzoek. Rondom het lectoraat is een groot en betrouwbaar netwerk van bedrijven en organisaties actief.
17
Programmalijn: Onderzoeksdomein 4a Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Building Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement lector Gert Joost Peek zichzelf als herkenbaar Rotterdams kennisinstituut positioneren. Met het onderzoek naar de praktijk van stedelijke ontwikkeling waarin nieuwe vormen van gebiedsontwikkeling vorm krijgen en zo vanuit de praktijk bijdragen aan de wetenschappelijke onderbouwing van gebiedsontwikkeling ‘nieuwe stijl’. Daarnaast onderzoekt op wat voor wijze gebiedsontwikkeling kan bijdrage aan de brede maatschappelijk transitie naar een duurzame economie door het stimuleren van radicale innovaties, bijvoorbeeld door het creëren van open innovatiemilieus. Openbare les in 2014. Het onderwijs van het Instituut voor de Gebouwde Omgeving (IGO) waar nodig verrijkt worden met de nieuwste inzichten en werkwijzen van gebiedsontwikkeling ‘nieuwe stijl’. Hierin gaat het steeds meer om interdisciplinaire en transdisciplinaire samenwerking, de duurzaamheidprestatie en nieuwe financieringsmodellen. De ´natuurlijke uitvalsbasis´ voor het lectoraat is de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie / Stedenbouw. Een concrete uitdaging ziet het lectoraat in het initiëren van kennisoverdracht over de ‘facilities’ van de stad. De komende jaren de beroepspraktijk en het maatschappelijke middenveld sturen en ondersteunen om de omslag te maken naar gebiedsontwikkeling ‘nieuwe stijl’. Het lectoraat zal met onderzoek, publicaties en interventies bijdragen aan gebiedsontwikkelingen in de stad Rotterdam.
Programmalijn: Onderzoeksdomein 4b Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Opmerkingen
18
Building Corporaties in coproductie associate lector Victor Dreissen kennis ontwikkelen bij studenten, bewoners en professionals waarmee zij corporaties en hun bewoners beter met elkaar kunnen verbinden. Met het onderzoek ‘Bewoners aan het stuur’ kijken we kritisch naar de veronderstelde trend van vermaatschappelijking. In de aanstormende ‘participatiemaatschappij’ zouden bewoners meer zeggenschap moeten hebben en meer zelfwerkzaamheid aan de dag leggen. Corporaties hebben participatie hoog op hun agenda staan maar moeten tegelijkertijd dichter bij hun kerntaak blijven, hun legitimiteit versterken en hun bedrijfskosten verlagen. Binnen dit speelveld onderzoeken we of bewoners wel behoefte hebben aan meer zeggenschap, zij de capaciteiten hebben om zeggenschap uit te oefenen, in welke vorm corporaties zeggenschap over willen en kunnen dragen en welke risico’s hier bij spelen. Het thema ‘Bewoners aan het stuur’ slaat een brug tussen de (bouw)technische opleidingen en de sociale en economische studies. Het onderzoek biedt kansen om studenten vanuit klantperspectief naar het werk van corporaties in al haar facetten te laten kijken. Studenten maken door gastcolleges, PI projecten, opdrachten voor minors en (afstudeer)stages kennis met dit werkgebied en de laatste trends op gebied van participatie en zeggenschap. Opdrachtgevers van het onderzoek zijn corporaties en organisaties uit de corporatiebranche. Er vindt regelmatig feedback plaats waarmee we directe aansluiting op de (toekomstige) beroepspraktijk proberen te borgen. Continuïteit van het onderzoek in 2014 is afhankelijk van de verlenging met de tweede 2-jaartermijn van de detachering van de associate lector.
Programmalijn: Onderzoeksdomein 5 Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Programmalijn: Onderzoeksdomein 6
Impact-ambitie:
Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Building Maatschappelijk Vastgoed lector Cor Worms inbedding van het domein Maatschappelijk Vastgoed in zowel opleidingen als onderzoeksagenda van de kenniscentra. Het onderzoek is gebaseerd op de stellige verwachting dat er, evenals in andere sectoren van maatschappelijke dienstverlening zoals vooral in de zorgsector, in de overzienbare toekomst een sterke politiek-maatschappelijke trend zal ontstaan naar veel verdere financiële, bestuurlijke en operationele verzelfstandiging en mogelijk (gedeeltelijke) marktwerking van het hoger onderwijs. Het onderzoekprogramma richt zich op de grote potentiële vastgoedvraagstukken die hiermee in het hoger onderwijs gepaard zullen gaan. Opzet van een nieuwe vierde jaars “Minor + Maatschappelijk Vastgoed” binnen de opleiding V & M van het instituut IGO, te starten in het collegejaar 2014/2015. Deze nieuwe minor zou separaat moeten bestaan t.o.v., en samen moeten hangen met, de bestaande minors. Verbreding van het theoretische en empirische onderzoekveld van dit lectoraat naar andere grote, belangrijke gebieden van maatschappelijk vastgoed, en dan in eerste instantie naar de zorgsector.
Building Sustainable Energy, energieneutraal bouwen lector Freek den Dulk de belangrijkste doelstelling is dat het thema energie en de doelstellingen uit het Energieakkoord 2013 een vast onderdeel uitmaakt van het reguliere (bouwkunde) onderwijs. Dit moet zichtbaar in de onderwijs curricula tot uiting komen. Het onderzoek binnen het lectoraat wordt uitgevoerd aan de hand praktijkonderzoek voor energieneutrale nieuwbouw en –renovatie. Het gaat daarbij om deskstudies en om de realisatie van prototypes op basis van nieuwe zienswijzen over energieneutraal bouwen en renoveren. Om het onderwerp energieneutrale nieuwbouw en energieneutrale renovatie binnen het onderwijs een vaste en prominente plaats te geven met het oog op de vraag vanuit de beroepspraktijk naar deskundigen die de nieuwe bouwopgave; de transitie naar een energieneutrale gebouwde omgeving, kunnen vormgeven. Dit geldt niet alleen voor bouwkunde maar ook voor bouwkunde gerelateerde opleidingen. In de beroepspraktijk zijn mensen nodig die als vanzelfsprekend de thema’s energiebesparing en duurzame energie integraal meenemen in alle activiteiten waarbij nieuwe woningen worden gerealiseerd of bestaande woningen worden gerenoveerd. Dit vergt niet alleen kennis over technieken, maar het gaat ook over de samenwerking binnen het bouwproces tussen de verschillende disciplines, hetgeen in de praktijk kan worden opgezet en getest in het koepelproject Concept House Village met de projecten 2ndSkin en Maskerade.
19
Programmalijn: Onderzoeksdomein 7a Impact-ambitie:
Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Powering & Making Duurzame productontwikkeling lector Bas Flipsen een beknopt boekwerk waarmee de engineering professional en maker van de toekomst levenscyclus denken kan implementeren in zijn/haar ontwerp en een makers-aanpak van ontwerpen kan toepassen: “Life Cycle Making”. Ambitie is om de Body Of Knowledge & Skills (BOKS) voor de docenten van Chemie uit te breiden met nieuwe kunststoffen: biobased, bio-degradable, recyclaten of te recycleren materialen, voor IPO op het gebied van elektronica in producenten, en voor Elektrotechniek draadloos communicerende elektronica. Openbare les in 2014. Ambitie is om de engineering opleidingen van EAS, en dan voornamelijk Chemie, IPO en Elektrotechniek, dichter tot elkaar te brengen. Alle drie de opleidingen hebben betrekking op het ontwerp van “toekomstige producten” waarin voornamelijk kunststof wordt gebruikt en elektronica steeds meer geïntegreerd raakt. Ambitie is om het komende jaar samen met de docenten van de verschillende opleidingen de docent en de onderzoeksprojecten te professionaliseren door een onderzoeksmatige aanpak te introduceren en die uit te rollen in projecten en vakken binnen het curriculum. Een bijdrage leveren aan het kwantificeerbaar maken van de duurzame ambities van bedrijven en hen te helpen bij het optimaliseren van hun producten. De ambities zijn om de MKB-er te introduceren tot ecodesign/circular design en ze handzame tools te leveren waarmee ze de huidige generatie producten kunnen analyseren en verbeteren, en toekomstige producten eenvoudig duurzaam kunnen concipiëren en ontwerpen.
Programmalijn: Onderzoeksdomein 7b Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs Buitenwereld/Bedrijven Opmerkingen
20
Powering & Making Revolutie in de Maakindustrie lector Peter Troxler (Creating 010 & Sustainable Solutions) nader in te vullen. Het lectoraat doet onderzoek doen naar de nieuwe technologieën van distributed direct digital manufacturing (waaronder ook 3D printing) en open source principes en hun brede creatieve, economische en ecologische impact op zowel productontwerp als fabricatie.
Deze cross-over lector heeft begin 2014 zijn Openbare Les
Programmalijn: Onderzoeksdomein 8 Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Opmerkingen
Moving Future Mobility / eMobility-Lab lector Frank Rieck jonge professionals opleiden die de huidige problemen rond mobiliteit, congestie en luchtkwaliteit goed doorzien, om kunnen zetten in toekomstige oplossingen en daarmee een goede carrière. Over vier jaar zal de kennis van elektrificatie van het wegtransport dankzij het praktijkgerichte onderzoek van de Hogeschool Rotterdam en haar partners op het niveau zijn waar het gezien de voor de toekomst noodzakelijke duurzame vernieuwing van voertuigen hoort. Het kennisdomein wordt bovendien gezien als een integraal geheel en is onlosmakelijk verbonden met multimodale logistieke systemen, hernieuwbare energiebronnen en een adequate en slimme infrastructuur voor mobiliteit en daarvoor nodige slimme energiedistributie. Ambitie wordt onder andere in de minor+ ‘Moving@Rotterdam’ en de Communitie of Practice Future Mobility al in de praktijk gebracht en dient een hogeschoolbrede ambitie te zijn willen we echt iets betekenen op de lange termijn. Hoewel de impact op de opleiding Autotechniek het meest cruciaal is en zal blijven, zullen logisch verbonden opleidingen thematisch en inhoudelijk meeprofiteren van de toekomstgerichte mobiliteitsfocus. Over vier jaar zal de rol en impact onmisbaar zijn in zowel de mobiliteit in de stad als in de haven. We kunnen op het gebied van ‘Sustainable Urban Mobility’ leidend worden voor de Nederlandse en Europese beroepspraktijk en vanwege de internationale positie van Rotterdam tevens een voorbeeld zijn voor de wereld. Bovenbeschreven ambities kunnen slechts slagen als we deze als Hogeschool Rotterdam op eigen kracht, vanuit een innerlijke overtuiging en een breed gedragen strategie, bereid is Future Mobility voort te zetten en zelfs uit te bouwen. Vrijblijvendheid en afhankelijkheid van willekeurig verworven externe financiële bronnen kunnen en mogen bij dergelijke strategische keuzes niet de belangrijkste sturende mechanismen zijn.
21
Programmalijn: Onderzoeksdomein 9 Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
22
Moving Logistics lector Marcel Ludema in 2016 is het Kennis DC Zuid Holland van nationale betekenis Doel is de geïntegreerde ketens in een aantal domeinen en sectoren via onderzoekslijnen in kaart te brengen en hieruit generieke lessen te trekken, die nieuwe inzichten voor de wetenschap, bruikbare inzichten en toepassingsmogelijkheden geven voor het bedrijfsleven en aanvullingen aan het onderwijs geven. De onderzoekslijnen waar het lectoraat Supply Chain Management & Logistics zich specifiek op gaat toespitsen worden praktisch ingevuld door het opzetten en inrichten van een aantal Communities of Practice (CoP’s) als onderdeel van het Kennis DC Logistiek Zuid-Holland. Verbetering van onderwijs in de minor, helder ketenbeschrijvingen, de ontwikkeling en de toepassing van serious games (bord- en softwarespellen) ten behoeve van het onderwijs. Keuzevak service logistiek verbeteren, basisvak service logistiek ontwikkelen, contouren van een minor service logistiek ontwikkelen (LTV-opleiding) en een voorzet maken van een post HBOleergang service logistiek. Slimme logistieke en de toepassingen van innovatieve ICT oplossingen zijn breed bruikbaar in het onderwijs. Het keuzevak Bouwlogistiek wordt verder uitontwikkeld. Het keuzevak “last-mile” wordt verder uitontwikkeld. In samenwerking met het onderwerp bouwlogistiek wordt een regulier vak Logistiek in de Stad voorbereid. Er wordt een uitgebreide case voorbereid die binnen het onderwijs kan worden toegepast. Het keuzevak zorglogistiek wordt verder ontwikkeld. Er wordt een voorstel geschreven voor het opzetten van een post-HBO opleiding zorglogistiek. In de CoP’s worden met een vertegenwoordiging van het lectoraat, (hoofd)docenten van Hogeschool Rotterdam, het bedrijfsleven en relevante branche-vertegenwoordigers de volgende activiteiten uitgevoerd: 1. Discussies over de trend en de toekomst van de logistiek en het supply chain management; 2. Opstellen van een onderzoeksagenda, waarop praktijkvraagstukken worden geaddresseerd en waarop wordt gekeken hoe de betrokkenheid van Hogeschool Rotterdam daarin kan worden georganiseerd. Binnen Hogeschool Rotterdam werken we in de driehoek Ondernemingen, Onderzoek en Onderwijs. 3. Organiseren van (thema)-bijeenkomsten in een minimale frequentie van 2 maal per jaar en een standaard frequentie van 4 maal per jaar. In het geval van een frequentie van 4 maal per jaar kan steeds in een kwartaal afstemming plaatsvinden van de onderzoeksagenda en de onderwijsprogrammering van de opleidingen waaruit studenten zouden kunnen bijdrage aan het onderzoeksprogramma. 4. Het ontwikkelen en opstellen van wetenschappelijke, onderwijsgerichte en praktijkgerichte publicaties, zowel in fysieke vorm als in digitale vorm te plaatsen op het digitale portal van het KennisDC Logistiek Zuid-Holland.
Programmalijn: Onderzoeksdomein 10 Impact-ambitie: Onderzoek Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven Opmerkingen
Programmalijn: Onderzoeksdomein Onderzoeksdomein
Impact-ambitie:
Onderzoek Onderwijs Buitenwereld/Bedrijven
Moving Infratecture lector Marc Verheijen bestaande kennis en kunde rondom het integraal ontwerpen, realiseren en beheren van infrastructuur samen te brengen en ontbrekende kennis te ontwikkelen. Door middel van praktijk gericht onderzoek kennis op het gebied van integraal ontwerpen, realiseren en beheren van infrastructuur te verzamelen en, waar nodig, nieuwe kennis te ontwikkelen. Het gedachtegoed van infratecture binnen het reguliere vakonderwijs CT, ROP, bouwkunde, architectuur en stedenbouw te introduceren en vast onderdeel te maken van het onderwijscurriculum van de Hogeschool Rotterdam. Ambieert voor elke activiteit binnen het lectoraat een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de beroepspraktijk. Uiteraard bestaat de ambitie uit de som der delen, maar is de daadwerkelijke impact per deel te ‘scoren’. Elk onderdeel staat echter niet op zich. Voor elk onderdeel wordt namelijk de driehoek onderwijs/onderzoek/beroepspraktijk opgezet.
Innovatie in de procesindustrie Groene Grondstoffen Procesintensificatie Groene Grondstoffen: lector Ad de Kok Procesintensificatie (per 1-9-2013): lector Henk Pelt in 2016 is KMI dé plek in Nederland waar je heen gaat voor praktische kennis over inzetbaarheid van hernieuwbare grondstoffen en energie-efficiency in de chemische industrie/energiesector. Specifieke specialisatie op aromaten en recycling-economie. Focus op hernieuwbare grondstoffen en specifieke chemische / industriële processen; creëren van onderscheidend vermogen t.o.v. andere hogescholen; samenwerking met TU Delft In 2016 studeert de eerste Groene Ingenieur af bij Chemische Technologie; Ontwikkelen honorscurriculum rond ‘operational excellence’ In 2016 leveren we competente studenten af die direct inzetbaar zijn in de industrie; kennis en kunde is toegankelijk voor industriële bedrijven
23
Programmalijn: Onderzoeksdomein Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Programmalijn: Onderzoeksdomein Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs Buitenwereld/Bedrijven Opmerkingen
24
Innovatie in logistiek Supply Chain Management lector Marcel Ludema in 2016 is het Kennis DC Zuid Holland van nationale betekenis In 2014 zijn haven- en terminalprocessen systematisch beschreven; In 2016 is er een keuzemodel voor bedrijven met daarin ‘realtime’ info over achterlandverbindingen; In 2016 is een basisboek service-logistiek met daarin artikelen en casebeschrijvingen voor wetenschap en onderwijs beschikbaar. In 2015 werken studenten met games om met de onzekerheid in Haven en Terminalprocessen te leren omgaan; In 2015 en verder zijn er afstudeertafels/afstudeerateliers waarin afstudeerders uit heel Nederland hun onderzoek naar synchromodaliteit delen; In 2016 is service-logistiek van keuzevak geëvolueerd tot basisvak, minor en wellicht Post-hbo opleiding. In 2016 zijn bedrijven zich bewust van de kosten die hun ‘silobenadering’ met zich meebrengt en is er een ‘situational awareness’ gecreëerd die bijdraagt aan het optimaliseren van de ketens in haven en terminalprocessen; In 2016 kunnen bedrijven in de Rotterdamse haven met behulp van beslisbomen keuzes maken met betrekking tot achterlandverbindingen en synchromodaliteit en overzien zij deze keuzes; In 2016 zijn bedrijven zich bewust van de meerwaarde van het systematisch toepassen van service logistiek om kapitaalgoederen te onderhouden en maken zij gebruik van het modelmatig zichtbaar maken van het effect.
Innovatie in logistiek Informatie in de haven lector Kees Pieters (per 1-5-2013) ‘informatie’ als 5e modaliteit erkend krijgen Informatie in havenprocessen is van een instrumenteel niveau opgetrokken naar kansgebied voor nieuwe bedrijvigheid. Informatie wordt breder benaderd dan ‘logistieke informatiestromen’. Er is een theorie over ‘hoe organiseer je innovatie’. Elk ‘gebouw’ van Hogeschool Rotterdam werkt met het concept Informatie in zijn opleidingen als het gaat om innovatie en transitievraagstukken. Studenten zijn zich bewust van hun frontliniepositie. In 2016 is Informatie een term die leeft, niet alleen ten noorden van de Maas, maar juist ook bij de ‘conservatievere’ bedrijven in de haven. De lector is per 1-5-2013 gestart, uitwerking van ambities volgt voor december 2013
Programmalijn: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Maritieme innovatie lectorpositie is vacant Ontwikkelen leerlijn onderzoeksvaardigheden ter ondersteuning onderwijs (curriculum) & bedrijven (projecten); ism lector(en) en met gebruik van beschikbaar materiaal binnen KMI. Onderzoeksdomein MI invullen met 3 speerpunten onderzoek (bijv. materiaaltoepassing in constructies/equipment offshore, efficiënt en licht construeren van offshore structures&equipment, wanneer welk verbindingstype toepassen (bout-, las-, lijmverbindingen); Opzetten kennis- en ontwerptools – databank; Integreren onderzoek en plaats KMI in onderwijs(curriculum)&deelname studenten; Aio/promotie-plaats realiseren(?). Ontwikkelen lesmateriaal obv opgedane kennis en ervaring in deel driehoek Onderzoek/Bedrijven, in uitgevoerde projecten met externe opdrachtgevers; Betrokkenheid & enthousiasme docententeam in driehoek OOO vergroten. Intensieve participatie van maritieme bedrijven in onderwijs en onderzoek: consolideren en uitbouwen invulling praktijkopdrachten ism bedrijven, passend binnen onderwijs & onderzoek; actieve betrokkenheid realiseren van de bedrijfsbegeleiders/bedrijven in uitvoering onderzoek binnen hun projecten, kaderstelling dat hun projecten passend zijn binnen competentie-profiel hbo-student, en passend binnen curriculum onderwijs en passend (waar mogelijk)
Programmalijn: Onderzoeksdomein Impact-ambitie: Onderzoek Onderwijs Buitenwereld/Bedrijven Opmerkingen
binnen onderzoeksdomeinen KMI; i.s.m. bedrijven up-to-date les- en demo-materiaal ontwikkelen, en beschikbaar stellen voor driehoekspoot onderzoek en poot onderwijs; ontwikkelen praktijkcases voor 1e en 2e leerjaar; aantal strategische partners uitbouwen tot ca. 7 (nu 4); PR en zichtbaarheid driehoek OOO verder ontwikkelen o.a. o.b.v. projecten databank incl. beeldmateriaal.
Succesfactoren haven 2030 Transitiemanagement lector Kees Machielse In 2016 is KMI een natuurlijke partner voor toekomstgericht onderzoek voor bedrijven en maatschappelijke organisaties in en om de haven. In 2016 is toekomstonderzoek een waardevolle aanvulling op onderzoeksmethoden om inzicht te krijgen in transities en de vertaling naar nieuwe strategieën en projecten. In 2016 is ‘leren omgaan met onzekerheid’ een van de competenties van onze afstudeerders en is hiervoor een handboek voor studenten beschikbaar. In 2016 zijn bedrijven ‘wakker geschud’ en zich bewust van consequenties van nieuwe technologische en/of economische ontwikkelingen. Onze studenten worden ‘wakker-schudders’ en kunnen omgaan met onzekerheid.
25
Programmalijn: Onderzoeksdomein Impact-ambitie: Onderzoek
Onderwijs
Buitenwereld/Bedrijven
Succesfactoren haven 2030 Port Development lector Isabelle Vries (per 1-11-2013) in 2016 is HR dé plek waar opgeleid wordt voor planning en ontwikkeling van havens. Het onderzoek richt zich voornamelijk op de wijze waarop ontwikkeling, herstructurering, en intensivering van havengebieden in binnen- en buitenland aangepakt (kunnen) worden, inclusief omgevingsvraagstukken. De scope loopt van Maasvlakte 2 tot Stadshavens en verder (Dordrecht/ Moerdijk). Benchmarking met andere havens is daarbij een van de middelen. Het lectoraat resulteert in een overkoepelende publicatie gericht over de nieuwste inzichten in Port Planning, Ports and Environment, Port and Port City Development. Havenontwikkeling (planning en exploitatie) wordt vast onderdeel in het regulier onderwijs. De studenten leren de context en achtergronden van havenontwikkeling-/havenplanning en exploitatie begrijpen, en de factoren die daarin een rol spelen (techniek, markt, middelen, omgeving, stakeholders, relatie haven-stad). Natuurlijke opleidingen zijn Planologie, Civiele Techniek, Bouwkunde en Logistiek. Maar voor sommige vraagstukken ook andere opleidingen zoals Vastgoed of Bedrijfskunde. In 2014 oriënteert het lectoraat zich met onderwijsinstellingen/-docenten op wijze van inbedding en werkvormen in de verschillende curricula. Met name ingenieurs- en adviesbureaus die havens ontwikkelen in binnen en buitenland, havenbedrijven of gemeenten zijn afnemers van onderzoek en afstudeerders. In 2014 zal met deze partijen de onderzoeksagenda verder worden uitgewerkt. Ook wordt aansluiting gezocht bij de reeds bestaande uitwisselingsprogramma’s (bv Miami, Hamburg) en worden nieuwe (internationale) samenwerkingsverbanden ontwikkeld.
26
HOOFDSTUK 4
Kwaliteitszorg 4.1
‘Kwaliteit is doelbereiking’ Kwaliteitszorg wordt gedefinieerd als het systematische en dynamische geheel van beleid, organisatie, procedures, processen en middelen, gericht op het permanent handhaven en verhogen van de kwaliteit van het onderzoek binnen het kenniscentrum, door middel van cyclisch evalueren en verbeteren. Op 1 juli verscheen het audit rapport voor KSS van het AMC met de volgende belangrijkste bevindingen: Positieve bevindingen voor het KC De kwaliteit van het onderzoek bij het KC is vooruitgegaan en is goed. Dit komt voornamelijk door het hanteren van een overkoepelend paradigma en een meer eenduidige onderzoeksmethodologie; daarnaast is er meer focus en samenhang in drie onderzoeklijnen, wat heeft geleid tot meer kennisontwikkeling. Het KC is een vanzelfsprekende partner in de regio en op onderdelen ook landelijk en internationaal interessant, heeft een gevarieerd netwerk en werkt intensief samen met partijen waarmee diverse convenanten zijn afgesloten. Het KC heeft goed contact met het onderwijs: zij is begeleider/opdrachtgever bij minoren/PI- projecten en afstudeerprojecten, participeert in curriculum- en werkveldcommissies en is in gesprek met opleidingen over strategische koers van opleidingen en de waarde van onderzoek daarin. Er is met EAS en IGO een samenwerkingsovereenkomst (SLA) gesloten.
Verbeterpunten voor het KC Verificatie en validatie van het eigen onderzoek bij het KC kan versterkt worden. Het ontwikkelen van kwalitatieve indicatoren om de waarde van KC-onderzoek te duiden vindt te weinig plaats langs de lijnen van de BKO; aanbevolen wordt de ontwikkelingen bij andere kenniscentra als inspiratie te gebruiken. Het kenniscentrum zal strategische allianties ook bekijken op financiële consequenties. Een gemeenschappelijke kennisinfrastructuur tussen KC en samenwerkingspartners komt moeizaam tot stand. Ook leidt de huidige praktijk rondom de bepaling van de intellectuele eigendom soms tot problemen.
De verbeterpunten worden in de eerste drie maanden van 2014 vertaald in doelen en activiteiten. Per 1 april 2014 wordt het verbeterplan uitgevoerd1. Vlak voor de zomer bezocht de Commissie Meurs de hogeschool voor de VKO-audit, waarmee de kwaliteitszorg van onderzoek binnen Hogeschool Rotterdam als geheel werd beoordeeld. In september verscheen het eindrapport waarin de kwaliteitszorg van onderzoek voorwaardelijk is gevalideerd. In het rapport staan de volgende aanbevelingen (selectie): 1. Ga door op de weg waarbij onderwijs, onderzoek en praktijk steeds meer met elkaar in verband gebracht worden. Doe dat met de voortvarendheid waarmee dat de afgelopen tijd gebeurd is, maar waak er voor dat het gekozen tempo niet ten koste gaat van draagvlak, kwaliteit en het vermogen om het beleid te internaliseren. 2. Hoeveel waardering er ook is voor het dienstbaar zijn van het onderzoek voor het verbeteren van het eindniveau van het onderzoek van de bacheloropleidingen, houd de ogen goed geopend voor de bredere taak die het praktijkgericht onderzoek heeft en het sui generis karakter van dit soort onderzoek.
1
Vanwege de fusie van de twee kenniscentra heeft de inzet op verbeterplannen enige vertraging opgelopen. Streven is vanaf 1 januari 2014 te werken aan het opstellen van een verbeterplan, dat 1 april 2014 in werking treedt.
27
3. Ontwikkel een heldere visie op de inhoudelijkheid van het praktijkgericht onderzoek in de context van de Rotterdamse omgeving. Baseer op deze visie heldere kwaliteitsdoelen en leidt daar even duidelijke indicatoren van af. 4. Probeer de omslag te maken van het systeemgeoriënteerd denken m.b.t. de kwaliteitszorg van het onderzoek in een doelgeoriënteerd denken. 5. Voltooi het in gang gezette proces m.b.t. het ontwikkelen van het kwaliteitszorgsysteem en zorg voor een gedisciplineerde organisatiebrede uitvoering daarvan aan de hand van een sluitende PDCA-cyclus. Let er op dat bij het doorontwikkelen van het kwaliteitszorgsysteem er geen overbodige detaillering gaat ontstaan die onvoldoende meerwaarde biedt voor de beleidsvorming, de organisatie en de uitvoering van het onderzoek. Efficiency van het systeem moet in balans zijn met de effectiviteit ervan. 6. Vraag in het externe evaluatieproces meer aandacht voor de inhoudelijke beoordeling van het uitgevoerde onderzoek. 7. Laat de stem van de beroepspraktijk meer doorklinken in de externe evaluaties door betrokkenen steviger te betrekken bij het stakeholdersonderzoek en door ze een positie te geven in de gespreksgroepen waarmee de evaluatiecommissies spreken. 8. Besteed in de jaarplannen, tussentijdse evaluaties en jaarverslagen expliciet aandacht aan de kwaliteitszorg van het onderzoek. 9. Overweeg om de stakeholders van de kenniscentra door middel van jaarverslagen op de hoogte te stellen van de verbeterstappen die ondernomen zijn. Deze aanbevelingen (inclusief de rest van de rapportage) zijn meegenomen in de planning van activiteiten in 2014 en worden in de eerste drie maanden tevens meegenomen in het formuleren van het verbeterplan. Binnen het kenniscentrum werkt de pdca-cyclus als volgt: In het strategisch plan (KMI 2012, KSS 2011) staat de koers voor vier jaar op papier. Jaarlijks wordt in een jaarplan en een jaarverslag vooruitgeblikt c.q. teruggekeken op de (ondernomen) activiteiten, de bijgestelde ambities en worden verbeterplannen/bijstellingen van plannen vastgelegd. Eens in de zes weken komt het MT van het kenniscentrum bijeen (programmadirecteur, programmamanager, manager onderwijs, manager onderzoek en vertegenwoordiging van lectoren). Hierin worden strategische aspecten van het kenniscentrum besproken. 4 à 5 keer per jaar vindt het lectorenoverleg plaats, waarin samenwerking tussen onderzoeksdomeinen wordt gestimuleerd, gereflecteerd wordt op de programmalijnen (gegeven externe ontwikkelingen en actualiteiten) en brengt het management team organisatorische en zakelijke onderwerpen ter sprake. Lectoren binnen programmalijnen beleggen periodiek een werkoverleg met de (hoofd-) docenten en eventuele student assistenten, afstudeerders, minor-studenten. Hier wordt de voortgang van de projecten besproken en taken verdeeld. De programmadirecteur heeft elke 4 tot 5 weken bilateraal overleg met de lector. Middels een vast format worden zaken rond onderwijs, samenwerking met bedrijven, financiën, onderzoek en disseminatie besproken. De lector verwerkt de afspraken in een kort verslag. De hogescholen in Nederland hebben in 2009 in het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) met elkaar de richtlijnen voor de onderzoeksfunctie aan hogescholen vastgelegd. Hogeschool Rotterdam en dus ook het kenniscentrum Zorginnovatie committeren zich aan de hierin vastgelegde opdracht om met het praktijkgerichte onderzoek een doorwerking (voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning) te bereiken ten aanzien van: 1. Onderwijs - activiteiten in curricula van bachelor en masteropleidingen; 2. Scholing - professionalisering van de docenten/staf, zowel op het gebied van onderwijs als op het gebied van de kennisfunctie; 3. Kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein - de verbinding met de wetenschap; 4. Valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij - kennisoverdracht, inclusief publicaties en producten (maatschappelijk belang).
28
AD 1. / 2. BORGING VAN DE VERBINDING MET ONDERWIJS & PROFESSIONALISERING DOCENTEN In de jaarplannen wordt opgenomen met welke opleidingen SLA’s worden afgesloten. In deze SLA’s (meerjarige contracten tussen kenniscentrum en onderwijs) wordt door beide partijen afgesproken wat de bijdrage van het kenniscentrum aan – curriculumvernieuwing, - professionalisering, - onderwijsontwikkeling, etc. is. Zowel de directeur van het kenniscentrum, de manager onderwijs, de lector als de hoofddocent spelen een rol in de afspraken die gemaakt worden. De voortgang van de afspraken uit de SLA’s zijn onderwerp voor het voortgangsgesprek dat de directeur van het betreffende onderwijsinstituut en de directeur van het kenniscentrum tweemaal per jaar voeren. Hogeschoolbreed is afgesproken dat lectoren en/of hoofddocenten zitting hebben in de curriculumcommissies, danwel regelmatig geraadpleegd worden voor advies en/of ongevraagd advies verstrekken. In 2014 wordt ernaar gestreefd alle lectoren gekoppeld te hebben aan de relevante commissies. In 2013 is ingezet op het inzetten van lectoren in werkveldcommissies van relevante opleidingen. Dit wordt in 2014 verder uitgebreid. Tijdens het lectorenoverleg dat ca. 4-5 maal per jaar plaatsvindt, is in 2013 tweemaal de relatie met het onderwijs tweemaal als centraal thema geagendeerd. In 2014 zal dit weer het geval zijn. Centraal staat hierbij op de agenda hoe de betrokkenen vorm geven aan de doelen die in het hogeschoolbrede FOCUS programma zijn gesteld.
AD 3. KWALITEIT ONDERZOEK In 2014 zal onverminderd worden ingezet op het behalen van een goede wetenschappelijke onderzoekskwaliteit. Bij de ontwikkeling van subsidieaanvragen en onderzoeksvoorstellen en bij het tot stand komen en uitvoeren van de diverse researchagenda’s zal de methodiek en systematiek van het praktijkgericht ontwerponderzoek opnieuw centraal staan. Ook zullen we de in 2012 ingezette bij- en nascholing van lectoren en onderzoekers met betrekking tot de toepassing van de methodiek voortzetten. In 2014 zullen er tenminste 2 inhoudelijke bijeenkomsten worden georganiseerd rond dit onderwerp. Er wordt gestreefd naar een groter aantal gepromoveerde lectoren, maar die zijn in het technische vakgebied waar wij in opereren moeilijk te vinden. Wanneer er geen gepromoveerde kandidaten reageren op een vacature wordt in samenspraak met betrokken instituten degene met de meeste, aantoonbare, affiniteit voor onderzoek gekozen. Het onderzoek zal in 2014 nog steeds worden uitgevoerd door docenten en lectoren van de HR al dan niet in samenwerking met andere kennisinstellingen. De hoofddocenten zullen in 2014 nog meer dan in 2013 worden ingezet als intermediair tussen concrete onderzoeksprojecten en specifieke curriculumelementen, waarbij de manager onderwijs oog zal houden voor de bredere koepel.
AD 4. VALORISATIE Het is in verband met de doelstelling van zowel de HR als het kenniscentrum dat er een positieve impuls moet worden gegeven aan de regio belangrijk te kunnen meten in hoeverre dat doel is gerealiseerd. Op dit moment beschikt het kenniscentrum niet over een goed systeem om dit te kunnen meten en is dus niet duidelijk of de toepassing van de onderzoeksresultaten in de praktijk tot tevredenheid stemt. Wel wordt er gestreefd naar een projectopzet waarbij de praktijk vanaf het begin van een project betrokken is en tussentijds input kan leveren en sturing heeft zodat de bruikbaarheid voor de praktijk gedegen bewaakt wordt. Met de nieuwe opzet van impact-ambities leggen we een basis om een verbeterslag te maken in het bepalen van de waarde van onze activiteiten. De programmadirecteur heeft zitting in de Werkgroep Haven van het Valorisatieprogramma Rotterdam (VPR). Via deze weg wordt gewerkt aan het bewuster toewerken naar toegevoegde waarde voor onderwijs, onderzoek en (haven-)bedrijfsleven.
29
HOOFDSTUK 5
Management en organisatie 5.1
Personeel t.b.v. onderzoek Het kenniscentrum KSS heeft onderzoeksgroepen geformeerd rondom de programmalijnen Building, Moving, Powering & Making bestaande uit (associate) lectoren, hoofddocenten, onderzoeksdocenten, onderzoeksmedewerkers, promovendi en studenten. KMI kent vier programmalijnen: Innovatie in de procesindustrie, Innovatie in logistiek, Maritieme Innovatie en Succesfactoren haven 2030. De lector Logistiek is verdeeld over de twee kenniscentra (resp. 0,3 en 0,2 fte). Na de fusie is dit weer 1 domein geworden. Begin 2014 zijn de onderzoeksgroepen als volgt samengesteld. Moving 2014 Lectoren Hoofddocenten Onderzoeksdocenten Promovendi Gemeentewerken 1 Totaal fte
1,30 0,50 1,20 1,00 0,80 4,80
De programmalijn Moving wordt versterkt met 0,8 fte die Gemeentewerken Rotterdam in natura via
1
de samenwerkingsovereenkomst beschikbaar heeft gesteld voor onderzoek verbonden aan het lectoraat Infratecture.
Building 2014 (associate) Lectoren Hoofddocenten Onderzoeksdocenten (incl. vacatures) Promovendus Totaal fte
2,50 0,80 1,50 0,40 5,20
Powering & Making 2014 Lectoren 2 Hoofddocenten Onderzoeksdocenten (incl. vacatures) Totaal fte
1,15 0,40 0,50 2,05
Deze formatie omvat ook de gedeelde lectoraatsformatie met Kenniscentrum Creating010.
2
Innovatie in de procesindustrie 2014 Lectoren Hoofddocenten Onderzoeksdocenten (vacatures) Totaal fte
30
0,90 0,40 0,40 1,70
Innovatie in logistiek 2014 Lectoren Hoofddocenten Onderzoeksdocenten (vacatures) Totaal fte
0,70 0,10 0,20 1,00
Maritieme innovatie 2014 Lectoren Hoofddocenten Onderzoeksdocenten (vacatures) Totaal fte
0 0,40 0 0,40
Succesfactoren haven 2014 Lectoren Hoofddocenten Onderzoeksdocenten (vacatures) Totaal fte
0,80 0 0 0,80
Dit overzicht levert de basis onderzoekscapaciteit van het kenniscentrum in 2014. De onderzoekscapaciteit
neemt vanzelfsprekend toe als er externe subsidie wordt geworven en als er nieuwe promotievouchers worden toegewezen. Bovendien zijn bij het kenniscentrum gemiddeld 10 studentassistenten / stagiairs werkzaam t.b.v. het onderzoek. Zie bijlage 2 (zie het bijlageboekje) voor de personele invulling van de fte’s.
5.2
Huisvesting en faciliteiten De beide kenniscentra zijn gehuisvest in het oude kantoor van RDM op RDM Campus aan de Heijplaatstraat 23 te Rotterdam. Op de eerste verdieping is in het voormalige atelier van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst een grote werkruimte ingericht met flexplekken voor lectoren en onderzoeksmedewerkers. Deze ruimte is qua oppervlak uitstekend geschikt, maar is nog niet echt de inspirerende omgeving waarin onderzoek gedijt. Het binnenklimaat en de akoestiek laten te wensen over en goede overlegplekken zijn nog niet gecreëerd. Bovendien is er een uitdrukkelijke wens om de ruimte in te richten rondom de verschillende onderzoekslijnen. De Facilitaire Dienst zet zich in om de ruimte in de loop van 2014 te transformeren in een ruimte die voldoet aan deze wensen en eisen. Om de synergie tussen de back office van RDM Campus en het secretariaat van de kenniscentra zoveel mogelijk te bevorderen zijn deze in één ruimte gehuisvest waarbij de faciliteiten als printers en kopieerapparaten worden gedeeld. Deze secretariële synergie op RDM Campus zal in de loop van 2014 verder worden versterkt, doordat ook het secretariaat van CoE Mainport Innovation in deze ruimte zal worden gehuisvest. Het kenniscentrum beschikt over een bibliotheek bestaande uit meer dan 400 vakgerichte boeken. Van de mediatheek van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst kan ook vrij gebruik gemaakt worden.
5.3
Professionaliseringsactiviteiten Conform het strategisch 4-jarenplan is in 2013, net als voorheen, de belangrijkste pijler voor professionalisering binnen KC SS de participatie van docenten in onderzoeksprojecten. Alle binnen het kenniscentrum aangestelde docenten doen ervaring op in het doen van wetenschappelijk onderzoek en krijgen via deskundigheidsbevorderingsbijeenkomsten informatie over praktijkgericht (ontwerp)onderzoek. 31
In de loop van 2012/2013 zijn hoofddocenten aangesteld en zij hebben de opgave om een brug te slaan tussen onderwijs en onderzoek. Deze taak krijgt steeds meer invulling en het kenniscentrum zal deze docenten nadrukkelijk ondersteunen bij de uitwerking van deze taak. Dit betekent bijvoorbeeld dat zij ondersteuning zullen krijgen bij het voor hun opleiding uitwerken van een onderzoeksleerlijn. De andere route die wordt gevolgd is het aanbieden van enkele bijeenkomsten waarin praktijkgericht onderzoek centraal staat. Deze bijeenkomsten zijn voor lectoren en onderzoekers en zijn erop gericht om inzicht te geven in hoe de beschikbare theoretische kennis (zoals in het boek van Van Aken en Andriessen) zijn uitwerking vindt in de praktijk. Daarnaast organiseert het kenniscentrum al dan niet in samenwerking met de praktijk meerdere keren per jaar (netwerk)bijeenkomsten waar kennis kan worden gedeeld. Ook de netwerkbijeenkomsten van RDM worden meestal (mede) ingevuld door lectoren. Docenten worden actief benaderd om te participeren in deze events. Door het opzetten van CoP’s rondom onderwijs en onderzoekprojecten wil het kenniscentrum de binnen de projecten ontwikkelde kennis toegankelijk maken voor een breed publiek. Om de ontwikkelde kennis eenvoudig te dissemineren zullen docenten lid hiervan worden gemaakt en zullen ze worden uitgenodigd om ook actief te participeren op de digitale CoP. Behalve deze ondersteuning aan de docenten binnen de opleiding biedt het kenniscentrum aanvullende ondersteuning aan mensen die willen promoveren. Behalve inhoudelijke ondersteuning door de eigen lector voorziet de manager onderzoek in aanvullende methodologische coaching.
5.4
Kennisdisseminatie
We gebruiken diverse middelen om kennis te delen:
Digitale nieuwsbrief Het kenniscentrum KSS verspreidt elke vrijdag een interne nieuwsbrief onder de circa 50 medewerkers van het kenniscentrum. Dit is een belangrijk bindend medium. In 2014 zal deze nieuwsbrief op dezelfde manier verspreid worden, met informatie van KMI erin opgenomen. Eens in de twee maanden verschijnt er een externe nieuwsbrief van KSS met informatie over onderzoeken onderwijsactiviteiten van de verschillende lectoraten en een overzicht van komende manifestaties. KMI verstuurd elke 6 weken een externe nieuwsbrief.
Website De kenniscentra maken gebruik van de website van RDM Campus. Onder het kopje Onderzoek staat compacte informatie over het kenniscentrum. In 2014 zal KMI ook een eigen website lanceren; een resultaat van een eerder ingezet traject. Beide sites worden uitgebreid met nieuws en informatie over projecten, ook downloadbare publicaties en een agenda met komende activiteiten. Elk lectoraat krijgt op de website zijn eigen subsite met specifiekere informatie over de onderzoeksactiviteiten en projecten. Deze ambitie sluit aan bij de ambitie over kennismanagement.
Innovation netwerk RDM De Kenniscentra zijn gevestigd op RDM Campus en maakt deel uit van het innovation netwerk van RDM Campus. Een platform van bedrijven, overheid en kennisinstellingen waar nieuwe kennis gedeeld wordt, best practices worden uitgewisseld en uiteraard volop gelegenheid is om te netwerken.
Openbare lessen In 2014 zullen diverse lectoren, onder meer Peter Troxler, Kees Pieters, Isabelle Vries, Henk Pelt en Bas Flipsen een openbare les geven. Een openbare les biedt een lector de mogelijkheid zijn onderzoeksagenda met diverse betrokkenen te delen. Het publiek bestaat uit een combinatie van studenten, docenten, be-
32
drijven en kennissen. Dit is een moment om contact tussen verschillende partijen te laten ontstaan en kan leiden tot het onderhouden of het ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden.
Werkconferenties Op RDM Campus organiseert het kenniscentrum regelmatig conferenties. Deze conferenties worden gecombineerd met workshops en openbare lessen. Bezoekers en deelnemers zijn studenten, docenten en bedrijven. Dit zijn momenten om contact tussen verschillende partijen te laten ontstaan en kan leiden tot het onderhouden of het ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden.
Community of Practice Een belangrijk gereedschap bij het streven naar kennisuitwisseling met de praktijk zijn de CoP’s, waarin bedrijven, het onderwijs en het onderzoek samenwerken om de body of knowledge op een bepaald onderwerp te bouwen. De methodiek van een CoP zal in 20134verder worden uitgewerkt met de middelen van het CoE.
5.5
Organisatie Vlak voor de zomer 2013 is besloten tot het samengaan van de twee kenniscentra op RDM: Sustainable Solutions (KSS) en Mainport Innovation (KMI) onder leiding van één programmadirecteur. KSS is in 2011 tot stand gekomen uit een fusie van twee andere centra en heeft alle fasen van een beginnende kenniscentra doorlopen. KMI is in 2012 in de startblokken gezet en heeft in 2013 grotendeels zijn vorm en inhoud gekregen. Een behoorlijke opgave om de verschillende snelheden en culturen te laten samen gaan zonder dat dit ten koste gaat van de inhoud of van mensen. In september 2013 is echter vol enthousiasme en goede moed het fusietraject ingezet. In de loop der jaren is binnen KSS kennis en ervaring opgedaan omtrent het functioneren van een kenniscentrum dat zich bezighoudt met praktijkgericht onderzoek, de groei hiervan en de organisatorische eisen die daaraan gesteld (moeten) worden. Er is dan ook gekozen voor een geleidelijk fusietraject waarbij de knowhow en expertise opgedaan in KSS zal dienen als stevige basis voor het nieuwe gefuseerde kenniscentrum. Het kenniscentrum volgt de PDCA cyclus zoals deze is opgezet door KSS en zet hiervoor de volgende middelen in: Strategisch 4-jarenplan dat jaarlijks wordt geactualiseerd Jaarplan en Jaarverslag voor het hele kenniscentrum. Vierjarige onderzoeksagenda per lectoraat. Jaarlijks werkplan en jaarverslag per lectoraat Gesprekscycli met medewerkers Programmadossier gericht op inhoudelijke en financiële sturing van projecten, programma´s en andere initiatieven. Overlegstructuur: 1. Vijfwekelijks vindt een overleg plaats tussen lector en programmadirectie. In dit overleg wordt de voortgang van de lopende projecten besproken. Nieuwe onderzoeksinitiatieven worden in dit overleg toegelicht en in dien van toepassing door de programmadirectie geaccordeerd. 2. Drie tot vier keer per jaar treffen de lectoren elkaar in een zogenoemd lectorenoverleg. Doel is samen alle lectoren tezamen van gedachten te wisselen over onder meer onderwerpen als kwaliteitszorg en relatie met het onderwijs. 3. Per programmalijn vindt regelmatig het zogenoemde domeinberaad waaraan de betrokken lectoren deelnemen. Indien gewenst zal ook de programmadirecteur bij dit overleg aanwezig zijn. 4. Tweemaandelijks strategisch en tactisch overleg tussen programmadirecteur en specialisten op het gebied van onderwijs en onderzoek. 5. Wekelijks gesprek tussen coördinator backoffice en programmadirecteur.
33
Jaarplan 2014 Programmamanagement Ontwikkeling jaarplan / jaarverslag Financiën / sponsoring / subsidies Personeel Bilateraal overleg lectoren / progr directeur Strategisch-tactisch overleg Overleg coördinator backoffice / progr directeur Lectoren-overleg Communicatie intern / extern Valorisatie / publiceren Kwaliteitszorg
jan jaarverslag
Programmamanagement Ontwikkeling jaarplan / jaarverslag Financiën / sponsoring / subsidies Personeel Bilateraal overleg lectoren / progr directeur
juli
Strategisch-tactisch overleg Overleg coördinator backoffice / progr directeur Lectoren-overleg Communicatie intern / extern Valorisatie / publiceren Kwaliteitszorg
feb
mrt RAAK
apr
mei juni update / verbeterplan gewijzigde RAAK voortgangsgesprekken
ca. 5x per week 1 x per week nieuwsbrief verbeterplan onderwijs aug
sept
okt RAAK
nov dec jaarplan begroting funct. gesprekken
ca. 5x per week 1x per week
verbeterplan onderzoek
Van grote waarde is het goed ingewerkte secretariaat. Drie van de vier medewerkers hebben meegewerkt aan de opbouw van de drie kenniscentra waaruit KSS is ontstaan. Zij weten welke route de kenniscentra hebben afgelegd om het huidige kwaliteitsniveau te bereiken en zijn in staat om deze ervaring ten dienste te stellen aan het huidige fusietraject. In samenwerking met de programmamanager is de afgelopen jaren een degelijk en `klantvriendelijk` secretariaat opgezet. Hiermee is de voortgang van essentiële processen in de organisatie gewaarborgd. Medio 2013 is een van de medewerkers aangesteld als coördinator van alle secretariaat- en communicatiewerkzaamheden. De programmadirectie draagt voor alle zaken van het kenniscentrum de eindverantwoordelijkheid. KSS werd geleid door een programmadirectie bestaande uit een programmadirecteur voor 0,4 fte en een programmamanager 0,4 fte. Omdat de nieuwe programmadirecteur voor 0,8 fte is aangesteld, zal de functie van programmamanager komen te vervallen. De programmadirecteur zal worden ondersteund door een klein team specialisten op het gebied van kwaliteit van onderzoek en de opleidingsoverstijgende verbinding met het onderwijs. Deze specialisten leveren indien gewenst ook ondersteuning aan lectoren.
34
5.6
Financiën De afgelopen 3 jaar heeft het kenniscentrum grote sprongen voorwaarts kunnen maken met betrekking tot kennisontwikkeling, professionalisering van docenten, inzet studenten en samenwerking met het onderwijs en het bedrijfsleven. Dit was grotendeels mogelijk omdat er bij het kenniscentrum meerdere SIA RAAK projecten werden uitgevoerd. Al deze projecten1 lopen eind 2013 / begin 2014 af. Ons plan begin 2013 was om in te zetten op een aantal nieuwe RAAK subsidies. In maart j.l. zijn hiertoe drie voorstellen2 ingediend bij het CvB van de Hogeschool Rotterdam. Gezien het grote aanbod van voorstellen hogeschoolbreed en het feit dat er maar voor enkele projecten bij SIA Raak subsidie beschikbaar was, heeft het CvB besloten om maar een van deze voorstellen in te sturen. Een voorstel dat door SIA uiteindelijk niet is gehonoreerd. Voor het kenniscentrum is het zeer teleurstellend dat er in 2013 geen nieuw RAAK project kon starten, omdat zonder aanvullende subsidie een belangrijke motor achter de samenwerking met onderwijs en bedrijfsleven nu stilstaat tot voorjaar 2014, het moment dat er weer nieuwe financiën beschikbaar zijn. Kortom RAAK is voor ons kenniscentrum van belang. Anders dan enkele jaren geleden is de concurrentie tussen en binnen hogescholen groot bij het werven van Raak subsidies. KSS / KMI werken van harte mee aan het traject waarmee de kenniscentra binnen de Hogeschool Rotterdam gezamenlijk de kans op een geslaagde Raak subsidie aanvraag willen vergroten. De tweede grote aanjager van samenwerking met onderwijs en bedrijfsleven is de Pieken in de Deltasubsidie voor Concept House Village (CHV), een RDM Campus project waarin KSS en het onderwijs participeren. Zo hebben studenten de afgelopen twee jaar onder leiding van onderzoekers van KSS gewerkt aan het ontwerp van CHIBB, een extreem duurzaam en innovatief conceptueel huis. Een huis dat vanaf oktober 2013 ook daadwerkelijk gebouwd gaat worden door studenten. Ook de Pieken in de Deltasubsidie eindigt in november 2013. Voor KSS is CHV een belangrijk koepelproject waarin lectoraten en onderzoekslijnen samenkomen en waarin een bijzondere manier van samenwerken met het onderwijs kan worden gerealiseerd. Samen met RDM Campus zijn we op zoek gegaan naar nieuwe financiële middelen voor het project Concept House Village en denken deze gevonden te hebben in de nog niet besteedde Efro-middelen van de gemeente Rotterdam. Indien we er eind 2103 in slagen om Efro middelen ter hoogte van 2 mln te verwerven, dan is de continuïteit van CHV en daarmee de bijzondere en vruchtbare samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven voor de komende twee jaar gewaarborgd. In 2014 zullen we onderzoeken hoe kansrijk Europese subsidies zijn. In 2014 loopt het programma Hbo in de haven af. De werkzaamheden van Hogeschool Rotterdam als partner in dit programma zullen niet meer vanuit KMI worden uitgevoerd, maar vanuit het CoE SMI. Het KSS maakt deel uit van drie Centres of Expertise: (1) CoE Mainport Innovation (penvoerder Hogeschool Rotterdam), (2) CoE Logistiek (penvoerder Hogeschool Amsterdam) en (3) CoE Deltatechnologie (penvoerder Hogeschool Zeeland). Met de CoE Deltatechnogie is een samenwerkingsovereenkomst met gesloten beurs besloten. Het CoE Mainport Innovation zal in de eerste jaren vooral financiële input leveren aan het kenniscentrum Mainport Innovation. Voor KSS zijn wel inkomsten voorzien vanuit de CoE Logistiek. Deze middelen (€ 100K) worden ingezet om het Kennis DC Zuid-Holland te realiseren.
1
2
Aflopende Raak Subsidies: – Raak Pro, eMobility Lab, lector Frank Rieck, afgerond november 2013 – Raak MKB, BIM in CHV (vervolg op Barehouse BIM), lector Christoph Maria Ravesloot, afgerond februari 2014 – Raak MKB, Begroeide Daken, lector Christoph Maria Ravesloot, afgerond in januari 2014 – Raak MKB, Duurzame Ketensamenwerking bij Binnenstedelijke Bouwprojecten. lector Marcel Ludema, afgerond december 2013 Raak aanvragen niet ingediend, mei 2013: – Raak Publiek, Project Management Innovatie, lector Christoph Maria Ravesloot – Raak Publiek, Drijvend Bouwen en Waterkwaliteit, lector Rutger de Graaf Raak aanvraag niet gehonoreerd, mei 2103 – Ketenkansen in Zorglogistiek, lector Marcel Ludema, afwijzing …
35
Voor de onderzoekslijn Sustainable Energy is een subsidie aangevraagd bij TKI Energie. Eind 2013 is bekend of deze subsidie is gehonoreerd. Het werken met subsidies vraagt ook om professionalisering op het gebied van subsidie verantwoording. Het programmadossier dat het KSS hiertoe heeft opgezet, blijkt een goede basis te vormen voor inhoudelijke en financiële rapportages. Mede dankzij de zeer productieve samenwerking met GPSC Projecten is KSS goed in staat om subsidietrajecten accountantsproof af te ronden. In 2013 heeft de hogeschool twee nieuwe systemen ingezet die de financiële sturing van projecten beter kunnen faciliteren: Orion waarmee inkoopfacturen gevolgd en geautoriseerd kunnen worden en het tijdschrijfsysteem Sagitta. Beide systemen zijn onmisbaar voor een kenniscentrum. Waar Orion echter voldoet, schiet Sagitta nog te kort. In 2014 zal KSS dan ook aansluiten bij de pilot met het tijdschrijfsysteem Big Ben. Voor het overige ontvangt KSS promotievouchers voor drie promovendi. Een van de vouchers loopt af in maart 2013. Het is de bedoeling om in 2014 minsten twee nieuwe vouchers aan te vragen. Daarnaast blijft de kenniscentra zich inspannen voor verwerven van commerciële opdrachten. Bij commerciële opdrachten gaat het vrijwel nooit om grote bedragen. Gemiddeld circa € 10K. KMI heeft twee opdrachten van Gemeente Rotterdam (10k en 25k), gericht op de kansen voor economische activiteit in de stad, gebaseerd op bedrijvigheid in de haven. Via samenwerkingsovereenkomsten met Woonbron en Stadsontwikkeling Rotterdam zijn respectievelijk een (associate) lector en 0,8 fte onderzoeksmedewerkers aan het kenniscentrum verbonden. De samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam heeft geresulteerd in een gesponsorde lector voor 0,4 fte. Voor verdere informatie zie Begroting 2014.
36
Overzicht hoofdactiviteiten per programmalijn en onderzoeksdomein
37
38
39
www.rdmcampus.nl/onderzoek