theater
Ivo van Hove Het Zuidelijk Toneel New York Theatre Workshop Alice in bed van Susan Sontag do 21, vr 22, za 23 september 2000 . 20 uur . Rode Zaal
Ivo van Hove Het Zuidelijk Toneel New York Theatre Workshop Alice in bed van Susan Sontag do 21, vr 22, za 23 september 2000 . 20 uur . Rode Zaal
de brieffragmenten in dit programmaboekje komen uit R.W.B. Lewis, ‘The Jameses. A Family Narrative’, Andre Deutsch, 1991 de voorstelling duurt 1. 15 uur, zonder pauze inleiding door acteur Jorre Vandenbussche vrijdag 22 september . 19.00 uur . Foyer spreektaal Engels boventiteling Nederlands/Frans redactie programmaboekje deSingel druk Tegendruk gelieve uw gsm uit te schakelen!
Ivo van Hove Het Zuidelijk Toneel . New York Theatre Workshop Alice in bed van Susan Sontag
regie Ivo van Hove decor en licht Jan Versweyveld video Runa Islam kostuums A.F. Vandevorst dramaturgie Bart Van den Eynde spel Joan MacIntosh (Alice), Jorre Vandenbussche (jonge man) en met Arija Bareikis, Constance Hauman, Jeroen Krabbé, Elizabeth Marvel, Chris Nietvelt, Paul Rudd, Aurélia Schaefer, Valda Setterfield, Nino Westendorp productieleiding Frank Carpentier productionele ondersteuning Martha Donaldson regie-assistentie Ietje Visser assistentie decor en licht Stijn Celis video-techniek Jan de Jong, Koen Lindner, Craig Robillard techniek Peter Bijl, Jean Luc van Engelen, Wilfried van der Grinten, Bram den Haan, Luc van Heijst, Stefan Janssen, Lizz Jagers, Jurgen Kuif, Tom Zwitserlood audio-editing Manuel Cooymans (DJC Recording, ’s Hertogenbosch) uitvoering decor Huib Nelissen Decorbouw kostuumuitvoering Joke Sommen make-up Inge Crognard stage productie Sander Datema De videobeelden van ‘Giselle’ werden afgestaan door het Koninklijk Ballet van Vlaanderen. De rol van Myrtha wordt daarin vertolkt door Aurélia Schaefer. Opvoeringsrecht van het stuk verkregen van Rosenstone/Wender, 3 East 48th Street, New York, NY 10017. Oorspronkelijk opgevoerd in Amerika door de American Repertory Theatre, Cambridge, Massachusetts: Robert Brustein, artistiek leider, Robert J. Orchard, zakelijk leider. Het Zuidelijk Toneel wordt structureel gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en geniet gastheerschap van de gemeente Eindhoven. ‘Alice in bed’ is mede tot stand gekomen door aanvullende subsidies van het Fonds voor de Podiumkunsten, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van OC&W en The Fund for US Artists at International Festivals. Met dank aan Continental Airlines voor de tussenkomst in reisonkosten van de New York Theatre Company.
casting Hans Kemna Casting, Kathleen Chopin spraakcoaching Martijn Oversteegen boventiteling Erik Borgman (coördinatie en bediening), Nadine Malfait (Nederlandse vertaling), Monique Nagielkopf (Franse vertaling) met dank aan Sony Hifinesse Antwerpen, Jan Maillard, Gerda van Herreweghe, Lagon van de Lagemaat, Theatex coproductie Holland Festival (Amsterdam), deSingel
Schrijfster Susan Sontag over ‘Alice in bed’
Stel je voor dat Shakespeare een zuster had, een geniale zuster wier schrijverstalent even groot was als dat van haar broer. In haar baanbrekende en polemische ‘A Room of One’s Own’ verplicht Virginia Woolf haar lezers om dat te doen. Bezat Judith Shakespeare – haar naam in Woolfs boek – de innerlijke kracht om toneelschrijfster te worden? Of bleef haar talent sluimeren? Omdat het niet werd aangemoedigd. Omdat vrouwen nu eenmaal zo worden gedefinieerd, en dus meestal ook zichzelf definiëren. Onder andere. De verplichting om fysiek aantrekkelijk en geduldig en koesterend en volgzaam en gevoelig en respectvol te zijn tegenover vaders (tegenover broers, tegenover echtgenoten) staat diametraal tegenover - en moet dus botsen - met het egocentrisme en de agressie tegenover en onverschilligheid voor het Ik achter groot creatief talent. Voor zover we weten, had Shakespeare geen zuster. Maar de grootste Amerikaanse romanschrijver Henry James, en zijn broer William James, de grootste Amerikaanse psycholoog en moraalfilosoof, hadden wel een zuster, een geniale zuster. Toen ze negentien was slorpte de depressie haar op. Ze probeerde de moed te vinden om zelfmoord te plegen, ze leed aan een aantal vage en ondermijnende kwalen, bleef in bed, begon een dagboek, stierf… drieënveertig jaar oud. ‘Alice in bed’ is dus een stuk over vrouwen, over vrouwelijk lijden en hoe vrouwen omgaan met hun Ik. Een verzonnen verhaal gebaseerd op een echte persoon, Alice James, de jongste van vijf kinderen (en enige doch© Chris Van der Burght
ter) van een zeer voorname negentiende-eeuwse Amerikaanse familie.
Een getikte theevisite Onder een boom voor het huis stond een tafel, waaraan de Maartse Haas en de Hoedenmaker thee zaten te drinken; een Zevenslaper zat tussen hen in, diep in slaap, en de twee anderen leunden met hun ellebogen op hem en praatten over zijn hoofd heen. Heel onaangenaam voor de Zevenslaper, dacht Alice,
De vader, erfgenaam van een groot zakenfortuin, was een bekend schrijver over religieuze en morele onderwerpen. Een excentriek en koppig man, die op zijn dertiende een been verloor tijdens een ongeval. Hij was de hoofdleraar van de kinderen. Toen Alice James dertig was, bracht ze naar het schijnt haar vader op de hoogte van haar wens om zelfmoord te plegen. Hij gaf zijn toestemming. Na zijn dood verhuisde ze naar Enge-
al denk ik dat het hem niet kan schelen, in zijn slaap. De tafel was heel groot, maar het drietal zat op een kluitje bij elkaar aan één hoek. “Geen plaats! Geen plaats!” riepen zij uit toen ze Alice eraan zagen komen. “Er is meer dan genoeg plaats!” zei Alice verontwaardigd en ze ging in een grote leunstoel aan het ene eind van de tafel
land, waar haar broer Henry (‘Harry’) zich had gevestigd, en leefde er,
Het stuk bereikt een climax wanneer een jonge dief – voor wie de burger-
bedlegerig, tot ze aan borstkanker overleed.
lijke luxe van psychologische invaliditeit ondenkbaar is - de kamer van de
Niets in het leven van een mens is veelzeggender, en willekeuriger, dan
invalide binnenbreekt.
zijn naam. De naam van Alice James refereert onvermijdelijk aan de
Alles in mijn stuk is fictief, natuurlijk. Veel is verzonnen. In januari 1990
meest bekende negentiende-eeuwse Alice uit Lewis Carrolls ‘De avontu-
nam ik twee weken om ‘Alice in bed’ te schrijven, maar ik droomde het
ren van Alice in Wonderland’. Het verhaal van een vrouw die met haar
hele stuk tien jaar eerder al in Rome, tijdens repetities van een laat stuk
genie, haar originaliteit, haar agressie geen raad weet, en dan maar
van Pirandello dat ik zelf regisseerde, ‘Come tu mi vuoi’ – nog zo’n stuk
beslist om beroepsinvalide te worden, verbond ik met het fictieve Victori-
over een wanhopige vrouw die hulpeloos is, of beweert dat te zijn. Zelf
aanse kind-vrouwtje dat de wereld van volwassen willekeurigheid ont-
heb ik het gevoel mijn hele leven aan ‘Alice in bed’ te hebben gewerkt.
dekt in de vorm van een droom (zoals die toen via de perfect legale en
Een stuk, dus, over het verdriet en de woede van vrouwen; en, tenslotte,
zeer gegeerde tussenkomst van de negentiende-eeuwse drug, opium,
een stuk over de verbeelding. De realiteit van de gevangenis van de
werd beleefd). In deze droom worden veranderingen in en verrassingen
geest. De triomfen van de verbeelding. Maar de overwinningen van de
omtrent gevoelens verbeeld als willekeurige veranderingen in fysieke
verbeelding volstaan niet.
grootte en schaal. Zodra mijn Alice James en ‘Alice in Wonderland’ in elkaar waren overgegaan, had ik de inspiratie voor de Getikte Theevisite die gebaseerd is op het bekendste hoofdstuk uit Lewis Carrolls boek. Op mijn Getikte Theevisite verschijnen de spoken van twee negentiende-eeuwse Amerikaanse
Susan Sontag geschreven n.a.v. de Duitse versie van ‘Alice in bed’, die in september 1991 in Bonn in première ging (Vertaling Nadine Malfait)
schrijvers om Alice raad en troost te bieden. Een ervan, Emily Dickinson, was een genie van wie slechts twaalf gedichten bij leven werden gepubliceerd. Zij verwerkte haar verlammende originaliteit door te leven als een teruggetrokken ouwe vrijster. Margaret Fuller, de andere schrijfster op mijn theevisite is de eerste belangrijke dame uit de Amerikaanse literatuur, bekend om haar studie van Goethe en een notoir proto-feministisch boek: ‘Woman in the Nineteenth Century’. Op mijn theevisite komen ook twee typische ‘angry women’ van de negentiende-eeuwse bühne. Myrtha is de Koningin der Wili’s, geesten van jonge vrouwen uit ‘Giselle’ die, bedrogen in de liefde, stierven voor hun huwelijksdag. Kundry, mijn Zevenslaper, een bittere vrouw vol schuldgevoelens die wil slapen, komt uit ‘Parsifal’. Dan een monoloog. In haar hoofd wil Alice perse naar Rome. Daar verbeeldt ze zich haar vrijheid, maar ook het gewicht van het verleden en de kwellende eisen van de wereld buiten haar eigen geprivilegieerde omgeving.
zitten. “Neem wat wijn,” zei de Maartse Haas op aanmoedigende toon. Alice keek de tafel rond, maar er stond niets op behalve thee. “Ik zie nergens wijn,” merkte ze op. “Die is er ook niet,” zei de Maartse Haas. “Dan was het niet erg beleefd van u om ‘m aan te bieden,” zei Alice boos. “Het was niet erg beleefd van jou om te gaan zitten
zonder uitgenodigd te zijn,” zei de Maartse Haas. “Ik wist niet dat het uw tafel was,” zei Alice. “Er is gedekt voor veel meer dan drie personen.’ “Jouw haar moet nodig geknipt worden,” zie de Hoedenmaker. Hij had een poosje met grote nieuwsgierigheid naar Alice zitten kijken en dit waren zijn eerste woorden. “U moet niet persoonlijk
“Ik moet toegeven dat ik bang ben van een volgend gladiatorengevecht met een man. Je hebt paardenkracht nodig om eerst de moed te hebben uren te wachten op De Man en vervolgens met moeite je zelfrespect terug te winnen nadat je door diezelfde man gereduceerd werd tot het © Chris Van der Burght
mentale niveau van Charlie Möring (een dommerik uit Cambridge die William kende). Mijn probleem is dat ik de hoofddeugd van vrouwen, een ontvankelijke houding aannemen, niet bezit. De afwezigheid van die deugd heeft me altijd onaantrekkelijk gemaakt voor de andere sekse.” Alice James in een brief aan haar broer William, januari 1886 worden,” zie Alice tamelijk streng, “dat is heel ongemanierd.” De Hoedenmaker sperde zijn ogen wijd open toen hij dit hoorde; maar al wat hij zei was: “Wat is de overeenkomst tussen een raaf en een schrijftafel?” Ha, nu gaat het leuk worden! dacht Alice. Ik ben blij dat ze raadsels gaan opgeven – “Ik geloof dat ik het weet,”
voegde ze er hardop aan toe. “Bedoel je dat je denkt dat je wel achter het antwoord kunt komen?” zei de Maartse Haas. “Precies, ja,” zei Alice. “Zeg dan meteen wat je bedoelt,” ging de Maartse Haas voort. “Dat doe ik toch,” gaf Alice haastig ten antwoord, “tenminste – tenminste, ik bedoel wat ik zeg – dat komt op hetzelfde neer,
Is there a hole I can fall into?
het niets. We willen elke confrontatie met de wereld, met andere mensen en met onze eigen sterfelijkheid wegdenken. Voor de extremiteit van Alices verlamming zijn er drie grote oorzaken aan
De grote, centrale vraag van Alice is: ”How should one live?” Een vraag
te duiden: haar opvoeding, de maatschappij en haar ziekte. Deze drie
waarop zij geen antwoord heeft, zelfs niet het begin van een antwoord.
factoren versmallen Alices basis om de confrontatie met de wereld aan te
Susan Sontags Alice is de verbijsterde, passieve getuige van een wereld
gaan. Het zijn handicaps die haar immobiliseren.
met een krankzinnige logica waarop zij geen vat krijgt. Zoals de Alice van Lewis Carroll, is zij terechtgekomen in een angstaanjagend Wonderland. Ook Caligula in het gelijknamige stuk uit 1941 van Albert Camus vraagt
Opvoeding
zich af hoe te leven. Toch is er een groot verschil tussen de twee persona-
Alices opvoeding, gepersonifieerd in de Vader-figuur (Pater), is de con-
ges (en tussen de momenten waarin de stukken zijn geschreven: respec-
cretisering van het neoplatonisme, een filosofische stroming die in grote
tievelijk 1941 en 1990). Na de dood van zijn geliefde (en de dood van een
mate het westerse denken heeft bepaald. Alleen de wereld der ideeën
levenswijze), staat Caligula voor een aantal reële alternatieven om zijn
heeft waarachtigheid en alleen de mens die in de wereld van de geest
leven een nieuwe richting te geven. Hij wil zijn keuze tussen de verschil-
vertoeft, heeft kans een waarachtig en dus zinvol leven te leiden. Deze
lende modellen laten afhangen van hun kwaliteit: welke van de modellen
devaluatie van en vlucht voor de zintuiglijke materiële wereld is natuurlijk
geeft de meeste kans op een zinvol leven dat het meest in overeenstem-
paradoxaal en onmogelijk: de mens leeft nu eenmaal binnen de materie
ming is met de realiteit van de wereld? Hij kiest, vrij snel, voor de
en dit concrete leven is de enige zekerheid die hij heeft. Door de overac-
‘absurde’ weg. De rest van het stuk toont ons de consequenties van deze
centuering van het geestelijke en de verwaarlozing van het materiële in
radicale – en in 1941, in de ogen van Camus, enige juiste – keuze, de
haar opvoeding, heeft Alice geen of amper wapens gekregen om het
moeilijkheden die Caligula daarbij ondervindt en de fouten die hij op dat
concrete leven in te stappen. Haar onbekendheid met en schuldgevoel
pad maakt. Fundamentele fouten die uiteindelijk tot de val van deze
rond haar seksuele verlangens, gesymboliseerd in Kundry, zijn hiervan de
‘absurde mens’ leiden. Alice komt nooit zover, ze blijft in bed. Caligula
duidelijkste uiting.
heeft nog de absolute overtuiging dat het leven ondanks alles de moeite
Kundry is geen toevallige keuze. In Wagners ‘Parsifal’ staat Kundry, de
waard is geleefd te worden. Alice is daar nog niet zo zeker van. Voor haar
enige vrouw in de opera, voor de lichamelijkheid, voor de materialiteit
is de wereld vijandig terrein. Diep in haar leeft de overtuiging dat een
van het menselijke leven. Haar seksualiteit is de oorzaak van de val van de
mens maar beter niet kan zijn. Deze overtuiging worstelt met haar wil tot
spirituele gemeenschap der graalridders. De verwerping van haar seksu-
leven (en de verwachtingen van de maatschappij), maar laat zich nooit
aliteit door ‘de reine dwaas’ Parsifal zal hun redding betekenen. Kundry
verslaan. Er is in haar een fundamentele scepsis die elk model om te leven
sterft en de exclusief mannelijke graalgemeenschap kent een nieuwe
wel moet verwerpen: eigenlijk wil ze de wereld niet in, wil ze verdwijnen.
start weg van de onreine, materiële (vrouwelijke) wereld. Alices vader is
Of zoals ze zelf zegt: ”Is there a hole I can fall into.”
de drager van dit fundament van het westerse denken. Zijn opvoeding
‘Alice in bed’ spreekt over een fundamenteel menselijk gevoel. Het gevoel
van Alice is de mannelijke opvoeding van de geest, weg van het vrouwe-
dat er iets absoluut mis is met de wereld en de menselijke zingeving. Een
lijke, dwz. het puur lichamelijke. “You must use that keen mind of yours.
gevoel dat ieder van ons soms overvalt: we willen verdwijnen, oplossen in
Put it to use without fear of intimidating men.”
hoor.” “Helemaal niet hetzelfde!” zei de Hoedenmaker. “Dan zou je met evenveel recht kunnen zeggen dat ‘Ik zie wat ik eet’ op hetzelfde neerkomt als ‘Ik eet wat ik zie’!” “Dan zou je met evenveel recht kunnen zeggen, “ voegde de Maartse Haas eraan toe, “dat ‘Ik lust wat ik krijg’ op hetzelfde neerkomt als ‘Ik krijg wat ik lust’!” “Dan
zou je met evenveel recht kunnen zeggen,” voegde de Zevenslaper eraan toe, die in zijn slaap leek te praten, “dat ‘Ik adem als ik slaap’ op hetzelfde neerkomt als ‘Ik slaap als ik adem’!” “Bij jou is dat ook zo,” zei de Hoedenmaker, en hiermee was het gesprek afgelopen; en het gezelschap bleef even zwijgen, terwijl Alice alles overdacht wat ze
Het performatieve, competitieve denken dat uit elk van de woorden van de vader spreekt (en ook in de verpleegster aanwezig is (“There is always room for improvement”), is een tweede fundament van het westerse gedachtegoed. Wij leven in een wereld waarin gepresteerd moet worden. Het is een bijkomende handicap voor Alice. Door het gebrek aan bevestiging en het gevoel steeds te kort te schieten dat daaruit volgt, is Alice volledig verlamd. Elke gedachte, elke daad wordt gewogen en te licht bevonden (met de vader als onbarmhartige rechter).
Maatschappij De concrete maatschappij waarin Alice leeft, de Victoriaanse samenleving, is een meer tijdsgebonden oorzaak van Alices verlamming. In de laat negentiende-eeuwse samenleving hebben vrouwen geen eigen leven. Zij worden geacht volledig in functie van de man te leven. Zij staan ten dienste van hem die zich bezig houdt met de belangrijke dingen des levens. Zij steunen, bewonderen hem, baren zijn kinderen. Vrouwen zijn onwetend en moeten dat blijven. Hun natuurlijke onschuld of aangeboren perversie (Kundry en Myrtha) moeten respectievelijk beschermd en in toom gehouden worden door de man, de verantwoordelijke helft van de mensheid. De verpleegster personifieert deze denkbeelden in zuivere zin: “A woman can always make herself more attractive.” De psychosomatische klachten van Alice en haar opiumverslaving zijn (historische) uitingen van de frustratie van de Victoriaanse vrouw. Het hysterische karakter van het pragmatisme en de emancipatie van Sontags Margaret Fuller wijst op eenzelfde maatschappelijke druk. In de tweede helft van de negentiende eeuw contrasteert de morele en concrete onderdrukking © Chris Van der Burght
van de vrouw hevig met een veranderende maatschappij.
zich kon herinneren over raven en schrijftafels, maar veel was dat niet. De Hoedenmaker was de eerste die de stilte verbrak. “Welke dag van de maand is het?” zei hij, zich tot Alice wendend. Hij had zijn horloge uit zijn zak gehaald en keek er bezorgd naar, terwijl hij het nu en dan schudde en bij zijn oor hield. Alice dacht even na en zei
Hoewel er sinds de negentiende eeuw veel veranderd is, is dit gegeven meer dan een historische sfeerschepping van een stuk. We kunnen nog niet spreken van een volledige gelijkheid van man en vrouw. Susan Sontag stelt dit duidelijk in het samen met fotografe Annie Leibovitz gepubliceerde boek ‘Women’(1999): “Mannen nemen zelf hun lot in handen. Vrouwen zijn objecten van mannelijke emoties en fantasieën.
toen: “De vierde.” “Twee dagen ernaast!” zuchtte de Hoedenmaker. “Ik heb je nog zo gezegd dat boter niet goed is voor het uurwerk!” voegde hij er met een boze blik op de Maartse Haas aan toe. “Het was de beste boter,” antwoordde de Maartse Haas deemoedig. “Ja, maar er zullen wel kruimels in hebben gezeten,” mopperde de Hoe-
Mannen zijn mensen en vrouwen zijn ... vrouwen. Deze vooroordelen
zij appelleert aan hun eigen twijfels en angsten, aan hun eigen ongemak
bestaan nog steeds en zijn diep verankerd in ons taalgebruik, in de
in het leven. De vader wil niet aangesproken worden op zijn emoties
opbouw van verhalen, in groepsvorming en familiegewoontes. In geen
omdat hij die, moeizaam, uit zijn leven van rationaliteit heeft gebannen.
enkele taal bijvoorbeeld staat het persoonlijk voornaamwoord ‘zij’ voor
Harry wil niet geconfronteerd worden met zijn eigen onbeholpenheid en
beide seksen. Vrouwen en mannen worden, zowel fysisch als cultureel,
vlucht voor het leven. Alice is “an embarrassment”, iemand die wijst op
anders beoordeeld. En steeds in het voordeel van de man.”
hun eigen wankele basis, op hun fundamentele ongemak in het leven. Daar staat tegenover dat Alice een onbarmhartige rechter is. Van haar
Ziekte
raadgevers vraagt zij het onmogelijke. Zij wil een duidelijk en onwankelbaar model, geen twijfels en onzekerheden. Haar eigen levensangst en
Alices langdurige ziekte is de duidelijkste handicap. Haar vader negeert
haar radicale positie detecteren feilloos de zwakten van de anderen. Eens
de ziekte volledig. Alice moet presteren, punt. De ‘common sense’ van de
die zwakten blootgelegd, kan het model niet langer een model zijn.
verpleegster is even duidelijk. Nauwelijks verholen behandelt zij Alice als
Waar Albert Camus met ‘Caligula’ in 1941 er nog van overtuigd is dat
een aanstelster. Subtieler en dubbelzinniger is de houding van Harry, Ali-
een definitief model bestaat, besluit Sontag in 1990 dat er geen grote
ces broer. Onder de eufemismen van zijn tederheid schuilen de jaloezie
modellen meer zijn. Alleen de harde weg van ‘trial and error’ rest. Alice
van diegene die geen excuus heeft om aan de wereld te ontsnappen en
weigert dit onder ogen te zien: ze wil een zaligmakend model en vindt
de ergernis van diegene die zich met een zwakkere moet bezighouden.
dat natuurlijk niet. De anderen klampen zich vast aan hun model en wei-
Het schuldgevoel over die jaloezie en ergernis vertroebelen zijn tederheid
geren de relativiteit van hun eigen keuzen onder ogen te zien. Allen iso-
nog meer.
leren ze zich en sluiten zich af van de wereld en de andere. Alleen de jonge man die niet “the bourgeois luxury of psychological individualism”
Opvoeding, maatschappij en ziekte zijn de elementen die ons een verkla-
heeft, is relatief vrij. Zijn positie in de maatschappij dwingt hem van dag
ring geven van Alices verlamming. Ze vormen een belangrijk onderdeel
tot dag te leven.
van ‘Alice in bed’. Maar voor Sontag lijkt de zoektocht naar redding belangrijker dan de oorzaken. Alices onwil te leven worstelt met haar verlangen te leven en de druk van de maatschappij die niet duldt dat er iemand aan de zijlijn blijft staan. Alice zoekt dus hulp. Ze wil modellen
Bart Van den Eynde, dramaturg
om in het leven te stappen en begrip voor haar toestand. Die zoekt zij in de eerste plaats bij haar broer en haar invitées op de Mad Tea Party (de Getikte Theevisitie). Deze confrontaties tonen duidelijk dat Alice met haar weerzin tegen het leven niet alleen staat. De krampachtigheid van de anderen bewijst dat. Alle andere personages klampen zich vast aan het levensmodel dat zij hebben gekozen. Zij kunnen zich niet veroorloven zich in te leven in Alices problematiek: de confrontatie met deze ‘invalide’ is gevaarlijk omdat
denmaker. “Je had het niet met het broodmes moeten doen.” De Maartse Haas pakte het horloge en keek er somber naar; toen doopte hij het in zijn kop thee, en keek er weer naar. Maar op iets beters dan zijn eerste opmerking kwam hij niet: “Het was beste boter, hoor.” Alice had met enige nieuwsgierigheid over zijn schouder gekeken.
“Wat een grappig horloge!” merkte ze op. “Het geeft de dag van de maand aan, maar niet hoe laat het is!” “Moet dat dan?” mopperde de Hoedenmaker. “Heb jij een horloge dat het jaar aangeeft?” “Natuurlijk niet,” antwoordde Alice prompt, “maar dat is omdat het een hele tijd hetzelfde jaar blijft.” “Dat is met het mijne net zo,” zei de
“Ik weet dat jij nooit om het leven gaf. Nu ik zelf bijna vijftig ben, besef ik meer dan ooit dat leven en dood voor ieder van ons een eenheid vormen. Het leven is daarbij niet meer dan een klucht vol frustraties, in elk geval wat de realisatie van onze idealen betreft. (…) Het verschil is dat bij jou die frustraties duidelijker zichtbaar zijn dan bij anderen. Daardoor ben je gespaard gebleven van verschillende vormen van ontevredenheid met jezelf, wat een gevolg is van het onderhouden van een netwerk van relaties zoals ik dat doe. Jouw onsentimentaliteit en opgewektheid tijdens opstoten van pijn, zijn uitzonderlijk. Wanneer je bevrijd zal zijn van dit leven, zal die bijzondere gemoedsgesteldheid ons bijblij-
© Chris Van der Burght
ven, samen met het ondoorgrondelijke en mysterieuze van de zenuw-
Hoedenmaker. Alice verkeerde in een reusachtige verwarring. De opmerking van de Hoedenmaker leek geen enkele betekenis te hebben, en toch was het wel degelijk Nederlands. “Ik begrijp het niet goed,” zei ze zo beleefd als ze kon. “De Zevenslaper slaapt weer,” zei de Hoedenmaker, en hij goot wat hete thee op zijn neus. De Zeven-
zwakte die je al die jaren aan je bed kluisterde. (…) Het kan vreemd overkomen dat ik zo gewoon over je dood spreek. Maar, lieve zuster, waarom niet spreken over iets waar we allebei aan denken? “ William James in een brief aan zijn zus Alice, 6 juli 1891
slaper schudde zijn hoofd ongeduldig en zei zonder zijn ogen te openen: “Zeker, zeker; je haalt me de woorden uit de mond.” “Heb je het raadsel al opgelost?” zei de Hoedenmaker, zich weer tot Alice richtend. “Nee, ik geef het op,” antwoordde Alice. “Wat is de oplossing?” “Ik heb geen flauw idee,” zei de Hoedenmaker. “Ik ook niet,”
Gasten op de Getikte Theevisite
Emily Dickinson (1830-1886)
zinnig woud waar ze dansen tot de morgen aanbreekt. Giselle, verraden
Emily Dickinson woonde het grootste deel van haar leven in Amherst,
door de hertog Albrecht en aan die hartepijn gestorven, wordt opgeno-
Massachusets. Na een mysterieuze liefdesrelatie trok ze zich volledig
men door de Wilis. Als zij in hun dans bij Giselles graf worden onderbro-
terug uit het gemeenschapsleven. Ze zorgde voor het huishouden van
ken door Hilarion, die verliefd is op Giselle, verleidt Myrtha hem tot een
haar vader en haar broer. Tussen de bloemen van haar oranjerie schreef
dans. Hij sterft van uitputting. Ook Albrecht, op zoek naar het graf van
Dickinson meer dan achttienhonderd gedichten. Ze krabbelde ze neer
Giselle, loopt in de val van de Wilis. Giselle redt hem. Als de dageraad
op de achterkant van enveloppen en op losse vellen die ze in haar dag-
aanbreekt, keert Albrecht terug naar de levenden, Giselle naar haar
boeken bewaarde. Tijdens haar leven verschenen er slechts twaalf, ano-
graf.
niem gepubliceerde, gedichten. Pas vijf jaar na haar dood verscheen de eerste gedichtenbundel onder haar naam. Ondanks haar excentrieke en
Kundry
geïsoleerde leven, is ze nog altijd één van Amerika’s meest bekende
De oorsprong van Kundry, de gekwelde ziel uit Wagners opera ‘Parsifal’,
dichters.
stamt via Wagners originele inspiratiebron, het gedicht ‘Parzival’ van de middeleeuwse dichter Wolfram von Eschenbach, af van een Keltische
Margaret Fuller (1810-1850)
legende. Kundry is ook geïnspireerd op Herodias die had gelachen bij
Margaret Fuller (Cambridgeport, Massachusets) richtte zich al jong op
Christus’ lijden aan het kruis. Zij was gedoemd over de wereld te dolen
Europa en groeide uit tot een prominent intellectueel in de literaire
tot diens terugkeer. In de opera verschijnt Kundry eerst in Montsalvat,
wereld. Tijdens haar reizen door heel Europa was Fuller getuige van
het domein van de Graalridders, als een verwilderde vrouw die in het
meer dan vijftig revoluties in Oostenrijk, Pruisen en Italië. Als cor-
kreupelhout slaapt. Ze keert terug in het domein van de boze tovenaar
respondent voor de New York Tribune tussen 1846 en 1850, werd Fuller
Klingsor. Onder zijn betovering is ze veranderd in een schoonheid die
bekend door haar radicale reisverslagen. Na de val van de Romeinse
Parsifal, de ‘reine dwaas’ tracht te verleiden. Hij bezwijkt niet en redt zo
Republiek in 1849, besloot ze teleurgesteld terug te keren naar Ame-
de orde van de Graalridders. Terug in Montsalvat, verlost hij ook Kundry.
rika. In juni 1850 verging haar schip vlak voor de kust van New York. Ze
Zij sterft gereinigd van haar zonden.
verdronk samen met haar jonge echtgenoot, de markies Giovanni Ossoli, en hun zoontje.
Uit: programmaboek Het Zuidelijk Toneel
Myrtha, Queen of the Wilis In het negentiende-eeuwse romantische ballet ‘Giselle’ zijn de Wilis de geesten van maagden die aan een gebroken hart zijn gestorven. Ze wreken zich op de mannen die hen verraden hebben. Onder leiding van Myrtha, hun koningin, verschijnen de Wilis ‘s nachts diep in een geheim-
zei de Maartse Haas. Alice zuchtte vermoeid. “Je kunt je tijd wel beter gebruiken, lijkt mij,” zei ze, “dan hem te verspillen aan het opgeven van raadsels waar geen oplossingen bij horen.” “Als jij Tijd even goed kende als ik,” zei de Hoedenmaker, “zou je niet zeggen dat je hem verknoeit. ’t Is een haar.” “Ik weet niet wat u bedoelt,” zei
Alice. “Nee, natuurlijk niet!” zei de Hoedenmaker, zijn hoofd vol verachting schuddend. “Ik durf er wat onder te verwedden dat jij nog nooit kennisgemaakt hebt met Tijd!” “Misschien niet,” gaf Alice voorzichtig ten antwoord, “maar ik heb wel eens gehoord dat hij maar één tand heeft – is dat waar?” “Hou op met dat hij,” zei de
“Alice moet je mooie en interessante brief erg op prijs gesteld hebben. Net als ik deed. (…) Mij lijkt het dat Alice zich beter voelt dan ze zich ooit © Chris Van der Burght
gevoeld heeft. Haar nervositeit ten gevolge van (of veroorzakend) haar
Hoedenmaker. “Zij heeft een puntgaaf gebit. Maar enfin, sta je eenmaal op goede voet met haar, dan doet ze zowat alles wat je wil met de klok. Stel bijvoorbeeld dat het negen uur ’s morgens is, zo meteen begint de les, dan hoef je Tijd alleen maar wat in het oor te fluisteren, of daar draaien de wijzers in een oogwenk rond! Halféén, tijd
intense afkeer en minachting voor het leven, lijkt volledig te vervagen in het zicht van haar toekomst. (…) Maak je dus niet te erg ongerust over je zus. Ik ben minder bezorgd om haar dan ik jaren geweest ben.” Henry James in een brief aan zijn broer William, 1891
voor het middageten!” (“Was het maar waar,” zei de Maartse Haas fluisterend bij zichzelf.) “Dat zou natuurlijk grandioos zijn,” zei Alice nadenkend, “maar ik zou er toch niet erg happig op zijn, hoor.” “Eerst misschien niet,” zei de Hoedenmaker, “maar je kunt het halféén laten blijven zolang je maar wil.” “Doet u het zo?” vroeg Alice. De
“De aanwezigheid van vrouwen in de maatschappij is in veel opzichten nog onzeker. Het verlangen om te behagen, prikkelt hun geest. Het verstand raadt hun onopvallendheid aan; zowel hun successen als hun tegenslagen zijn willekeurig. Er zal, geloof ik, eens een tijd komen waarin de wijsgerige wetgevers serieus aandacht zullen besteden aan de opleiding die vrouwen moeten ontvangen, aan burgerwetten die hen beschermen, aan plichten die hun opgelegd moeten worden, aan het geluk dat hun beloofd kan worden. Maar in de huidige toestand bestaat het merendeel van de vrouwen niet, noch in de natuur, noch in de maatschappij. Wat de één lukt, verknoeien de anderen. Goede eigenschappen schaden hen soms, soms helpen slechte eigenschappen hen. Nu eens zijn ze alles, dan weer zijn ze niets. Hun lotsbestemming lijkt, in sommige opzichten, op die van de vrijgelatenen bij de keizers: als ze een grotere invloed willen hebben, rekent men ze de macht die de wet hun niet gegeven heeft, ernstig aan. Als ze slavinnen blijven, verdrukt men hen in hun bestaan. Natuurlijk is het, in het algemeen, beter dat vrouwen zich uitsluitend aan de huishoudelijke deugden wijden. Maar wat vreemd is in de oordelen van de mannen over hen, is dat ze hun eerder vergeven dat ze hun plichten verzuimen dan dat ze de aandacht trekken door opmerkelijke talen© Chris Van der Burght
ten. Ze dulden een verslechtering van haar karakter ten gunste van de middelmatigheid van de geest, terwijl een mooi karakater onvoldoende garantie biedt voor de aanvaarding van intellectuele capaciteiten.” Madame de Staël, 1802 Fragment uit haar boek ‘De la littérature’, uit Duby, Perrot, Fraisse,
‘Geschiedenis van de vrouw. De Negentiende Eeuw’, Agon, Amsterdam, 1993 (vertaling Thea Galema)
Hoedenmaker schudde treurig zijn hoofd. “Ik niet!” was zijn antwoord. “Maart jongstleden hadden we ruzie – vlak voordat hij gek werd, begrijpt u wel-“ (hij wees met zijn theelepeltje naar de Maartse Haas) “-het was op het galaconcert, gegeven door de Hartenkoningin, en ik moest zingen: Twinkel, twinkel, vleermuis klein! Hoe zou het
daar boven zijn? Je kent het liedje misschien?” “Zoiets heb ik wel eens gehoord,” zei Alice.“Het gaat nog verder, hoor,” vervolgde de Hoedenmaker, “luister: hoger, verder gaat jouw vlucht, als een theeblad door de lucht. Twinkel, twinkel-“. Nu bewoog de Zevenslaper en begon in zijn slaap te zingen: “Twinkel, twinkel, twinkel, twinkel-“ en
Achter de stilte-zone gesprek met Susan Sontag Acht jaar geleden begon Susan Sontag vol goede moed aan een nieuwe roman. Er kwam een oorlog tussen, ze kreeg een auto-ongeluk, werd ziek. Maar binnenkort verschijnt de vertaling van ‘In America’. “Het is een wonder dat dit boek er is gekomen.” Het Zuidelijk Toneel brengt haar ‘Alice in bed’. Gesprek met de schrijfster over de voordelen van ontheemding en het gemak van internet voor de patiënt. ‘Alice in bed’, het enige toneelstuk dat Susan Sontag tot dusver schreef, is al vaak gespeeld. Maar de enscenering van Het Zuidelijk Toneel wordt de eerste met een echte robot. “Dat moet de verpleegster zijn”, had Susan Sontag gezegd toen ze het machientje een paar dagen eerder bij een repetitie zag. Een opmerking die haar bewonderende bijval opleverde. “Kom op zeg”, moppert ze nu. “Het is nota bene mijn stuk wat ze instuderen. En ik weet echt wel wat van theater. Mijn hele leven heb ik me ermee beziggehouden. Is het dan zo knap dat ik zie welke rol de robot krijgt?” Susan Sontag had allerlei redenen om een paar dagen naar Nederland te komen. Om te beginnen wilde ze graag een repetitie bijwonen van Het Zuidelijk Toneel. Temeer omdat ze waarschijnlijk niet bij de première in het Holland Festival kan zijn. “Reizen is vermoeiend voor me, ik ben nog niet helemaal hersteld. Zou Ivo het heel erg vinden als ik niet kom?” Ze heeft de O’Neill en de Tennessee Williams gezien die Ivo van Hove in haar woonplaats New York regisseerde. “Een bijzondere, ambitieuze regisseur”, stelt ze vast. Robert Wilson deed ‘Alice in bed’ bij de © Chris Van der Burght
Schaubühne in Berlijn. Maar van van Hove en zeker ook van decorontwer-
daarmee ging hij zo lang door dat ze hem moesten knijpen om hem stil te krijgen. “Nou, ik was nauwelijks klaar met het eerste couplet”, zei de Hoedenmaker, “of de Koningin sprong op en brulde: “Hij zingt zo vals als een kraai! Hij verknoeit onze tijd! Zijn hoofd eraf!” “Wat ontzettend wreed!” riep Alice uit. “En sinds die tijd,” ging de
per Jan Versweyveld (“hij doet de helft van het werk”), verwacht ze iets bijzonders. Dat ‘In America’, haar nieuwe roman, in september in vertaling zal verschijnen, was een andere reden. Maar de voornaamste aanleiding voor haar bezoek was de conferentie van het Nexus Instituut. In het gezelschap van notabele filosofen als George Steiner, Roger Scruton en Arthur Danto, internet-tycoon Esther Dyson en dichter Adam Zagajewski
Hoedenmaker op treurige toon voort, “doet zij nooit meer wat ik vraag! ’t Is nu voor altijd vier uur.” Nu ging Alice een licht op. “Staan er daarom zoveel theespullen hier op tafel?” vroeg ze. “Ja, zo is het,” zei de Hoedenmaker met een zucht, “ ’t is altijd theetijd en we hebben geen tijd om tussendoor de afwas te doen.” “Dan schuiven
sprak ze vorige week over de rol van de kunsten in de eenentwintigste
Susan Sontag maakte vooral naam als essayist; als zorgvuldige denker die
eeuw. Een dag later kan ze zich er nog over opwinden. Kleinigheden zit-
over kwesties als ziekte, oorlog, schuld, taal en esthetiek haar opvat-
ten haar dwars, zoals dat de mannelijke deelnemers in de Nexus-brochure
tingen zo wist te verwoorden dat die ook voor de niet-ingewijde een sti-
met hun leeftijd vermeld staan, en de vrouwen niet. Alsof vrouwen zich
mulans tot gedachtevorming betekenen.
voor hun leeftijd zouden moeten schamen! Het verweer van Nexus dat de
Bekende bundels zijn ‘On Photography’, ‘Illness as Metaphor’ en ‘Aids
Nederlandse Opera het ook zo doet, neemt ze niet serieus. “Ik ben 67
and its Metaphors’. Maar met het verschijnen van ‘The Volcano Lover’ in
jaar”, had ze bij de eerste de beste gelegenheid pontificaal in de micro-
1992 kreeg de romancière in Sontag definitief de overhand. Dat de vuist-
foon gezegd. (…) En waarom een zo conservatief programma samenge-
dikke liefdesgeschiedenis wereldwijd een gunstig onthaal kreeg, stimu-
steld! Met de hooggeleerde George Steiner, die alles tot de holocaust her-
leerde haar om door te gaan met fictie. “Ik heb nooit zo van mijn werk
leidt,
een
gehouden. ‘The Volcano Lover’ was het eerste boek waar ik echt trots op
aartsconservatieve Brit, die het deed voorkomen alsof de laatste strijders
was.” Ze verlangde ernaar zich meteen aan een nieuwe roman te zetten.
voor high culture voortdurend worden gebombardeerd met heavy metal
“Er zijn schrijvers die gewoon beginnen en maar zien wat er gebeurt. Dat
en beklad met graffiti. Zo schep je het beeld dat het einde van de kunsten
werkt bij mij niet. Ik moet het verhaal kennen om te weten dat ik het wil
nabij is. Sontag betwijfelt dat. “Op oneven dagen zie ik het somber in, de
vertellen. Als je met een roeiboot de oceaan opgaat, moet je weten in
rest van de week ben ik optimistisch”, had ze gezegd. Waar kapitalisme
welke richting de overkant is. Ik wist het thema, het aantal hoofdstuk-
en democratie steeds meer lijken samen te vallen, blijken de kunsten – en
ken, ik had de titel en een lijst met namen voor hoofdpersonen. Verhalen
dan met name film, literatuur en muziek – voor meer mensen bereikbaar
moeten uit een plek diep van binnen komen. Van theater weet ik het een
dan ooit het geval was. Het marktdenken slecht financiële barrières. Tege-
en ander, de psychologie van actrices is mij niet vreemd. Zo kwam ik bij
lijk is ze niet blind voor de grote vervlakking die dreigt wanneer kunste-
de Poolse actrice die emigreert.” Alle bouwstenen lagen klaar. Toen
naars zich eerder door de verkoopbaarheid dan door de inhoud van hun
werd het 6 april 1993 en reisde Susan Sontag, in het kielzog van haar
werk laten leiden.
zoon David, naar het belegerde Sarajevo. Een flink deel van de drie jaar
Het toeval wil dat ‘In America’ zich afspeelt in een tijd waarin de eerste
die volgden zou ze daar doorbrengen, uit solidariteit met de Bosniërs.
tekenen zichtbaar werden van de vervlechting van kunstenaars en com-
Over haar enscenering van Becketts ‘Waiting for Godot’ in het bouwval-
mercie. (…) “’In America’ gaat over het verlangen om welbewust een
lige jeugdtheater van de stad werd door de wereldpers uitgebreid
nieuw leven te beginnen, in een nieuwe wereld. Over emigranten die
bericht. (…) Het werk van de roman lag intussen stil. “Het was voor mij
geletterde mensen waren, Tocqueville hadden gelezen, wisten wat voor
onmogelijk te schrijven in Sarajevo. Niet alleen omdat er geen elektriciteit
avontuur ze aangingen. Die transformatie komt op nog een andere
was, of geen glas in de ramen, of omdat oorlog zoveel herrie maakt. Ik
manier terug. Want ook in het theater leer je hoe een ander te worden.
verlangde er simpelweg niet naar om te schrijven. Nieuwsgierigheid is
Jezelf uitvinden, dat is een thema wat me aantrekt. Pas later realiseerde ik
mijn grootste vijand. Als kind droomde ik ervan de Chinese muur en de
me dat het ook de kern van mijn eigen leven is.”
piramiden te zien. Het gevoel niets te willen missen zit nog steeds in me.”
In haar meest recente romans spelen ontheemden de hoofdrol. ‘The Volcano
“Schrijven is geen plezierig proces voor mij. Ik straf mijzelf met kritiek. Je
Lover’ draaide om Britten in Italië, dit keer zijn het Polen in Amerika. “Ik zal
moet diep in jezelf graven om met iets te kunnen komen wat de moeite
niet snel een boek schrijven over mensen die ergens geworteld zijn. Ik voel me
waard is. Om je taal te vinden ga je eerst door een stilte-zone heen. De
graag een vreemdeling. Dat intensiveert je ervaringen.”
persoon die schrijft is niet dezelfde die praat en zich sociaal gedraagt.
jullie zeker steeds op?” zei Alice. “Precies,” zei de Hoedenmaker, ”wanneer de spullen vuil worden.” “Maar wat gebeurt er als u terug bent bij het begin?” waagde Alice te vragen. “Als we eens van onderwerp veranderen,” onderbrak de Maartse Haas, geeuwend. “Het begint me te vervelen. Ik stel voor dat de jongedame ons een verhaal
vertelt.” “Maar dat kan ik helemaal niet,” zei Alice, die nogal schrok van het voorstel. “Dan moet de Zevenslaper een verhaal vertellen!” riepen ze allebei. “Wakker worden, Zevenslaper!” En ze knepen hem aan twee kanten tegelijk. De Zevenslaper opende langzaam zijn ogen. “Ik sliep niet,” zei hij met hese zwakke stem. “Ik heb er geen
als
voornaamste
inleider.
En
met
Roger
Scruton,
Mijn vriend, de dichter Joseph Brodsky, bracht dat pertinenter onder woorden dan ik zou durven. Als ik bij mensen ben, zei hij, heb ik altijd het gevoel dat ik de schijn ophoud. Zelfs in de liefde. Dat is een hyperbool en bovendien sterk overdreven, maar ik herken de gespletenheid.” Ze beschouwt haar verblijf in Sarajevo als een cruciale fase. Met vrienden heeft ze er de komst van het nieuwe millennium gevierd. “Er lagen metershoge bergen sneeuw in de straten, die niet werden weggehaald. Toch heeft niemand werk.” Afgezien van een artikel in The New York Review of Books heeft ze over de periode in Sarajevo nog niet geschreven. Wel bevat ‘In America’ de hint dat ze overwoog de roman in Bosnië te situeren. Het bleek te veel gevraagd. “Die periode is nog niet ver genoeg verwerkt om erover te kunnen schrijven. Niet alles wat ik meemaak is materiaal.” (…) Niet lang nadat de vrede in Bosnië getekend was, wrong zich een volgend obstakel tussen haar en de roman die in haar hoofd wachtte. Ze kreeg een auto-ongeluk. “Niet heel ernstig”, vertelt ze laconiek. “Maar het kostte me een half jaar revalideren, eerst in een wagentje, daarna op krukken.” Een jaar kon ze ongestoord schrijven totdat de volgende plaag haar trof. Van de kanker die ze ruim twintig jaar geleden kreeg, was ze volgens de doktoren volledig genezen. Toch kwam de ziekte terug, zij het in een andere gedaante. “Operatie, chemotherapie, bestraling, het traject is bekend. Maandenlang was ik te moe om m’n hoofd op te tillen. Dat dit boek ooit afkwam is een wonder.” De terugkeer van de kanker heeft haar tot inzichten gebracht. “Twintig jaar geleden was ik diep geschokt toen ik de diagnose hoorde dat ik binnen twee jaar zou doodgaan. Ik moest met mijn sterfelijkheid in het reine komen. Dit keer was de schok minder. Ik had het al eens meegemaakt. En er is een positieve kant: © Chris Van der Burght
je sympathie wordt groter. Je zit in het ziekenhuis, je luistert naar elkaars
woord van gemist.” “Vertel ons een verhaal!” zei de Maartse Haas. “Ja, alstublieft!” smeekte Alice. “En schiet een beetje op,” voegde de Hoedenmaker eraan toe, “anders slaap je alweer voor het uit is.” “Er waren eens drie zusjes,” begon de Zevenslaper in grote haast, “en ze heetten Lorilot, Celia en Tillie, en ze woonden op de bodem van
verhalen, je houdt elkaars hand vast. Dat is heel intens en menselijk.” Toen ze voor het eerst kanker had, vond ze zelf na lang zoeken in Parijs een arts die bereid was haar de hoeveelheid chemotherapie te geven die Amerikaanse artsen weigerden. “Je bent gek”, was er in New York gezegd. Maar het hielp. In twintig jaar is er veel veranderd, kan ze inmiddels vaststellen. “Vroeger was ik een van de weinigen die in medische
een put-“ “Hoe kwamen ze aan de kost?” zei Alice, die altijd veel belang stelde in zaken van eten en drinken. “Ze leefden van suikerwater,” zei de Zevenslaper, na een paar minuten te hebben nagedacht. “Dat kan niet, hoor,” merkte Alice vriendelijk op, “dan word je ziek.” “Dat waren ze ook,” zei de Zevenslaper, “heel ziek.” Alice pro-
boeken grasduinde en over mijn eigen ziekte las, om met de artsen te
over de vrouwelijke personages in mijn werk en hoe ze dat conflict zou-
kunnen overleggen. Dat privilege dankte ik aan mijn opleiding, tempera-
den oplossen.” Sontag beseft dat het nu lijkt alsof ze met de roman en
ment en belangstelling.” Dankzij internet wordt dat privilege nu door
het toneelstuk twee extremen van het vrouwelijke perspectief heeft wil-
velen gedeeld. “De tijd is voorbij dat ik als enige wist wat voor medicijnen
len schetsen. “Dat klopt niet. Ik ben geen ideologisch schrijfster. ‘Alice in
ik kreeg. Nu kan iedereen zijn hele pakket benoemen. Je zit in hetzelfde
bed’ begon met het beeld dat ik ooit in Rome droomde: een vrouw in
schuitje, krijgt chemotherapie, zit met naalden in je arm, in je schouder.
bed, op tien matrassen. Het verhaal voegde zich daar later bij. “Zo gaat
Maar onderwijl wisselen de patiënten gegevens uit over websites, ze
het nu eenmaal vaak: pas als iets af is, en mensen er vragen over gaan
attenderen elkaar op nieuw onderzoek in Florida, weten waar ze voor
stellen, begin ik te begrijpen wat ik heb gedaan.”
een second opinion moeten zijn. Internet democratiseert de informatie. Op het net kun je lezen dat soep van olifantenhaar een probaat middel
Ariejan Korteweg
tegen kanker is. Maar je kunt er ook met wetenschappers van wereldfor-
uit: De Volkskrant, 31 mei 2000
maat in contact komen.” Ook Marina, de heldin van ‘In America’, is ziek geweest. Door tyfus viel haar haar uit – net als dat van de schrijfster, die overigens de hele bos weer terugheeft, inclusief de grijze lok die haar handelsmerk is. Sontag lacht om de suggestie dat ze haar ziekte in de roman heeft willen verwerken. “Ik zou willen dat ik de vrijheid kon vinden om autobiografisch te schrijven. Dat vermogen heb ik niet. Nog niet, in elk geval. Clandestien ontleen ik verhalen aan mijn eigen leven. Maar ik val niet samen met de personages. Van hen kan ik houden, van mezelf niet.” In de negentiende eeuw hadden vrouwen weinig mogelijkheden om zich te ontplooien. Marina Zalenska had talent voor een van de weinige beroepen die wel binnen handbereik lagen: ze werd actrice. De Alice uit ‘Alice in bed’, geïnspireerd op Alice James, de iets minder geniale zus van de geniale schrijver Henry en de al even geniale filosoof en psycholoog William, kiest een andere oplossing. Wat haar broer ook probeert, hoe verleidelijk de buitenwereld zich ook aan haar voordoet: ze blijft in bed, op soms wel tien matrassen. “Toen ik jong was, vond ik het vanzelfsprekend dat niemand me zou tegenhouden als ik een loopbaan zou kiezen”, zegt Sontag. “Als kind wilde ik eerst dokter worden, en daarna schrijver. Dat waren acceptabele beroepen voor een vrouw. Had ik voor ingenieur of generaal gekozen, dan was ik me eerder van die beperkingen bewust geweest. Pas als veertiger merkte ik dat er bij vrouwen een conflict tussen ambitie en mogelijkheden kon ontstaan. Daarna ging ik nadenken
beerde zich voor te stellen hoe dat zou zijn, zo’n buitengewone manier van leven, maar het werd haar te ingewikkeld, dus ging ze voort: “Maar waarom woonden ze op de bodem van een put?” “Wil je nog meer?“ zei de Maartse Haas zeer ernstig tegen Alice. “Ik heb nog niets gehad,” antwoordde Alice beledigd, “dus hoe kan ik nou méér
willen?“ “Je bedoelt dat je niet minder kunt willen,“ zei de Hoedenmaker. “Het is heel eenvoudig om meer dan niets te willen.“ “Naar uw mening wordt niet gevraagd,“ zei Alice. “Wie wordt er nu persoonlijk?” vroeg de Hoedenmaker triomfantelijk. Alice wist niet goed wat ze hierop moest zeggen, dus nam ze wat thee en een boterham, richtte
© Chris Van der Burght
zich toen tot de Zevenslaper en herhaalde haar vraag: “Waarom woonden ze op de bodem van een put?“ De Zevenslaper deed er weer een minuut of twee over om na te denken en zei toen: “Het was een suikerwaterput.“ “Die bestaan niet!“ begon Alice boos, maar de Hoedenmaker en de Maartse Haas riepen: “St! st!” en de Zevenslaper
“Toneel maken is altijd dwalen, zo lang vragen stellen tot een antwoord niet meer te geven is.” Ivo van Hove
merkte knorrig op: “Als je je niet kunt gedragen, maak je het verhaal zelf maar af.“ “Nee, vertel verder alstublieft!“ zei Alice. “Ik zal u niet meer in de rede vallen. Wie weet, misschien is er ook wel een.“ “En of er een is!“ zei de Zevenslaper verontwaardigd. Maar hij liet zich overhalen. “En zo gebeurde het dat die drie zusjes – ze leerden
Tien jaar Het Zuidelijk Toneel over Ivo van Hove en Jan Versweyveld
eigen verbeeldingswereld. Die wil hij verrijken met nieuwe inzichten over schoonheid, over theatraliteit, over lichamelijkheid, over de onvoorspelbaarheid van het menselijke gedrag.” Eliot spreekt over traditie, Klaas Tindemans gebruikt het woord geschiedenis. Het afgelopen decennium, dat
Aan het eind van het jaar 2000 zal Ivo van Hove Het Zuidelijk Toneel
begint met het einde van de Koude Oorlog, is in politiek en maatschap-
verlaten om artistiek leider te worden van Toneelgroep Amsterdam. Hij
pelijk opzicht zeer woelig geweest. De voorstellingen van Het Zuidelijk
heeft dan ruim een decennium leiding gegeven aan het gezelschap,
Toneel zijn daar niet aan voorbij gegaan, maar hebben zich ook nooit
waar hij in 1990 werd aangesteld. Het Zuidelijk Toneel heeft in deze
expliciet daaraan gevoed. In de Beleidsnota 1993-1997 van Het Zuidelijk
periode een belangwekkende bijdrage aan het Nederlandstalige toneel
Toneel luidt het als volgt: “Wij willen dit doen vanuit de idee dat de
geleverd. Vanaf 2001 fuseert Het Zuidelijk Toneel met theatergroep Hol-
belangrijkste teksten in het wereldrepertoire telkens opnieuw de gelegen-
landia, met als artistieke leiders Johan Simons en Paul Koek. Het vertrek
heid bieden, als vanzelf, om maatschappelijke en politieke reflecties in de
van Ivo van Hove vormt de aanleiding om in boekvorm en op CD-rom
persoonlijke verhoudingen tussen mensen te laten binnensijpelen.”
verslag te doen van het werk van Het Zuidelijk Toneel tussen 1990 en
Langzaam groeit Ivo van Hove van sterk visuele, esthetische, fysieke en
2000. Enkele fragmenten.
ritualistische voorstellingen naar het tekstrepertoire in de grote zaal toe. Vanaf De Tijd wordt het een bewuste keuze. De narcistische sensibiliteit
De boekhouder en het dwaallicht
waarover Ivo van Hove het had in het begin van de jaren tachtig is niet langer een voldoende rijke bron om voorstellingen te blijven voeden. Deze
van marge naar centrum
keuze heeft grote consequenties voor vormgeving, regie en spel. Zoals de
Het repertoire spelen in de grote zaal en er een centrum van het culturele
grote teksten met hun veelheid aan betekenissen en interpretaties
leven van maken: dat is de inzet van van Hoves artistieke ontwikkeling. In
bevochten moeten worden, zo moet ook de grote zaal in zijn leegte
een beroemd geworden opstel ‘Traditie en het individuele talent’ zegt de
bedwongen worden.
Engelse dichter T.S. Eliot dat iedere dichter die na zijn vijfentwintigste
De scenografie van Jan Versweyveld staat op die grens van chaos en
dichter wil blijven, zich de traditie moet toeëigenen. Die traditie moet
beheersing, van het vormeloze en de vorm: tegelijk begrenzing van de
bevochten worden, ze wordt aan niemand gegeven. Dat geldt ook voor
ruimte en opening ervan. Soms verplettert die ruimte door haar massa
de theatermaker die na zijn vijfentwintigste theater wil blijven maken.
(‘Lulu’, 1989), soms is ze alleen maar ongrijpbaar licht (‘Romeo en Julia’,
Klaas Tindemans verwoordt het zo: “Iedere theatermaker komt op een
1988), soms neemt ze de toeschouwersruimte in zich op (‘Splendid’s’,
bepaald moment in aanraking met het repertoire. (…) Sommige theater-
1994) en blijft tegelijkertijd intiem (‘Koppen’, 1997). Hoe veel mogelijkhe-
makers willen reageren tegen het burgerlijke ‘misbruik’ dat van de klas-
den ze ook biedt en hoe dienstbaar ze zich ook opstelt, toch moet deze
siekers gemaakt wordt. Anderen hebben een eenvoudige, maar absolute
ruimte iedere keer bedwongen worden door acteurs en regisseur. In ‘Rij-
fascinatie voor die teksten. Soms is de confrontatie met ‘de geschiedenis’
kemanshuis’ (1994) worden de acteurs er letterlijk naakt aan overgele-
slechts een deeltijdse bezigheid, en blijft daarnaast het ‘bandeloze’ expe-
verd: de ruimte als een leeg, afgebakend strijdperk waarbinnen de licha-
riment doorgaan. Soms – en dat is bij Ivo van Hove ongetwijfeld het geval
men in elkaar dringen, op elkaar inslaan, elkaar aantrekken en afstoten,
– ontstaan voorstellingen vanuit de behoefte om stoffige of kapotge-
hun lijden uitschreeuwen of met verstomming hun noodlot aanschou-
speelde stukken weer ‘uit te zuiveren’. (…) Voor hem bevat elk drama een
wen. De omgang van Ivo van Hove en Jan Versweyveld met het reper-
namelijk putten, moet je weten-” “Wat putten ze?“ zei Alice, die haar belofte totaal vergat. “Suikerwater“, zei de Zevenslaper, dit keer zonder erover te hoeven denken. “Ik wil een schoon kopje,“ onderbrak de Hoedenmaker. “Laten we allemaal één plaats opschuiven.“ Hij schoof op terwijl hij sprak, en de Zevenslaper volgde hem; de Maartse
Haas schoof door naar de plaats van de Zevenslaper en Alice nam met lichte tegenzin de plaats van de Maartse Haas over. De Hoedenmaker was de enige die iets opschoot met de verandering; Alice was heel wat slechter af, aangezien de Maartse Haas zojuist de melkkan had omgegooid over zijn bord. Alice wilde de Zevenslaper niet weer
toire blijft sterk door hun performance-verleden gekleurd. Het gebruik van beelden, de scenografie, de tekstzegging, het gebruik van muziek en stiltes zouden onmogelijk zijn zonder deze achtergrond. Maar ook in de keuze van teksten zijn er opvallende links. ‘India Song’ van Marguerite Duras ensceneert hij twee keer: in 1985 bij Akt-Vertikaal en in 1999 bij Het Zuidelijk Toneel. In 1985 is er het plan om ‘The Massacre at Paris’ van Christopher Marlowe te brengen, het stuk dat in 2001 zijn eerste seizoen bij Toneelgroep Amsterdam opent. In het programmaboekje van een van zijn eerste voorstellingen citeert hij Edward Bond: “Mensen die niet willen dat schrijvers over geweld schrijven, verbieden hen te schrijven over ons en onze tijd. Het zou immoreel zijn niet over geweld te schrijven.” In 1992 regisseert hij Bonds ‘Gered’, een voorstelling over fysiek geweld en morele moed. Ivo van Hove en Jan Versweyveld hebben het theater niet ontdekt vanuit een fascinatie voor de tekst, maar vanuit een fascinatie voor de acteur en zijn lichaam. En dat is nog steeds hun theatraal nulpunt. Er wordt nog steeds veel ‘geschreeuwd’ en er is nog steeds veel ‘lijfelijkheid’ in de voorstellingen van Ivo van Hove: lichamen die hun kwelling, hun ellende en hun onmacht uitschreeuwen. De naaktgymnastiek van Simon en Sarah in ‘Rijkemanshuis’ en de langzame, liefdevolle ontkleding van Armand en Marguerite in ‘De dame met de camelia’s’ (2000): tussen lijven die zich alleen nog via hun buitenkant aan elkaar vast kunnen houden en lichamen die bijna etherisch, bijna geen lichamen meer zijn, beweegt zich het onmogelijke menselijke verlangen. (…) van beeld naar tekst Ivo van Hoves ensceneringen kenmerken zich door een grote mate van © Chris Van der Burght
vormelijkheid en afstandelijkheid. In 1982, aan het begin van zijn car-
beledigen, dus begon ze heel voorzichtig: “Maar ik begrijp ‘t niet. Waar putten ze het suikerwater uit?“ “Je kunt water putten uit een waterput”, zei de Hoedenmaker, “dus kun je suikerwater putten uit een suikerwaterput, zou ik zo denken – hè, domkopje?” “Maar ze zaten in de put“, zei Alice tot de Zevenslaper, deze laatste opmerking nege -
rière, maakt hij hierover een merkwaardige opmerking die ik uitvoerig citeer: “Als acteur ben je zo machtig op een scène dat je eigenlijk dezelfde demagogie toepast als een politicus die op een podium staat te brullen. Ik vind dat directe contact met het publiek pure verlakkerij. Weet je, ik ben ooit zelf, zonder dat ik het wist rechtgeveerd om de Internationale mee te zingen. Ik bedoel, ik kende de Internationale zelfs niet. Maar
rend. “Nou en of“, zei de Zevenslaper, “diep in de put.“ Dit antwoord bracht de arme Alice zo in verwarring dat ze de Zevenslaper een poosje verder liet vertellen zonder hem te onderbreken. “Ze leerden putten,” ging de Zevenslaper voort, terwijl hij gaapte en in zijn ogen wreef, want hij werd heel slaperig,“en ze putten allerlei dingen – alles
ik zong mee door naar de woorden te luisteren … Op een bepaald
verstoort. Maar dat verhaal vertelt Ivo van Hove wel in een bedrijf waar-
moment raak je zo opgezweept… Daarom dat ik in mijn voorstellingen
binnen die rekening moet kloppen.
afstand creëer. ‘Ziektekiemen’ speelde in een oude loods. En soms ston-
Erwin Jans
den de acteurs op zestig meter van het publiek hun tekst te zeggen. Ik wil afstandelijkheid, omdat elk individu moet kunnen zien wat er aan de hand is. Elk gevoel van massa wil ik vermijden.” Wat opvalt, is dat afstand en emotionele betrokkenheid hier in politieke
“Hij is eigenlijk een architect”
termen vertaald worden. Afstand creëren is een manier om emotioneel
Jan Versweyveld is een ontwerper in de brede zin van het woord. Dat wil zeg-
zelfverlies te controleren en het opgaan in een (ideologische) massa te voorkomen. Die afstand is er in zijn voorstellingen nog steeds: we zien veel van zijn personages fysiek en psychisch afzien en toch staan we als toeschouwers veelal buiten hun lijden. Onze zintuigen worden aangesproken en vaak geschokt door beeld en geluid, onze hersenen worden aan het denken gezet, maar ons hart raakt niet betrokken bij het gebeuren. Veel van de voorstellingen van Ivo van Hove heb ik niet op het ogenblik zelf, maar pas later in de herinnering en in het overdenken geapprecieerd. Alsof de afstandelijkheid van zijn theatrale tekens van mijn kant opnieuw een afstandelijkheid vroeg om die eerste enigszins ongedaan te maken. Toch speelt het hart een steeds belangrijkere rol. Ik heb de indruk dat het theater van van Hove en Versweyveld daardoor ook de kans krijgt om zich te ‘verinnerlijken’, waardoor tekens bijna verdwijnen in de haast onzichtbare suggestie ervan. Zoals het decor in ‘Romeo en Julia’ alleen ongrijpbaar licht is, zo krijgt ook het acteren bij momenten een kwaliteit die zich loszingt van de theatrale zwaartekracht van van Hoves voorstellingen. (…) ‘De dame met de Camelia’s’ legt die melodramatische structuur van Ivo van Hoves werk bloot: het verlangen naar een alleszuiverende liefde enerzijds en de menselijke en maatschappelijke beperkingen die dat onmogelijk maken anderzijds. Het zijn die tegenstrijdige imperatieven die de personages innerlijk verscheuren en hen in conflict brengen met zichzelf en hun omgeving. ‘Geruchten’, van Hoves eerste voorstelling, was het verhaal van een misbegrepen verlangen. Eigenlijk vertelt iedere voorstelling sindsdien datzelfde verhaal over het dwaallicht dat de debet- en creditberekening van onze menselijke boekhouding definitief
wat begint met een M-” “Waarom met een M?“, zei Alice. “Waarom niet?“ zei de Maartse Haas. Alice zweeg. De Zevenslaper had inmiddels zijn ogen gesloten en doe zelde weg; maar toen hij door de Hoedenmaker geknepen werd, schoot hij met een zachte kreet weer wakker, en vervolgde: “-wat begint met een M, zoals moed, en
gen dat hij ook een beetje een kermisbaas is, wat iedere theatermaker in zekere zin is. Hij pijnigt zijn hersenen over wat hij maakt. Hoe kun je het mensen naar de zin maken? Of hoe kun je de mensen juist tegen de schenen trappen, niet specifiek om ze te treiteren maar om ze bezig te houden? Bij Jan is sprake van een soort ‘close harmony’ met Ivo Van Hove. Ze werken gelijktijdig aan het concept. Dat komt niet zoveel voor. Tot nu toe maakt hij ‘interieurs’. Waarbij hij wel probeert een ‘exterieur’ te suggereren. Zijn decors zijn naar binnen gekeerd. Dat heeft te maken met die samenwerking met Ivo. Waarschijnlijk is hun credo: psychische ruimtes. Dat zie je aan de manier waarop er met emotie wordt gewerkt. Hun voorstellingen zijn heel vaak krijsend. Daar kun je niet van houden. Maar als je er wel van houdt, dan dring je erin door en als het ware krijs je dan mee. Je aanvaardt uiteindelijk die psychische werkelijkheid. Daarin uit zich die ‘close harmony’: het speelt zich in een hoofd af. Dat is het kenmerk van hun voorstellingen. (…) De meeste decors die voor grote zalen gemaakt worden, staan als ‘citaten’ in de schouwburg. Met daaromheen zwart. Het idee van het speeldoosje. De toeschouwer moet daarin kijken en dan de illusie vertrouwen, de schouwburg wegdenken. Wat veel ontwerpers doen, doet Jan niet: het toneelhuis afplakken. Het toneelhuis is te zien. Hij ‘citeert’ meestal het decor binnen het toneelhuis. Jan accepteert het gegeven van die grote zaal, maar hij trekt het uit zijn conventionele context door niet een maquette of een doos in de ruimte te plaatsen. Hij laat zich niet verleiden in de richting van ‘gevels’. Hij slaagt erin om zijn decors uit het isolement te muizenvallen, en de maan, en medelijden, en molenstenen, en mijlpalen, enfin, het is een meer van hetzelfde, onuitputtelijk – heb jij nooit iemand zien putten uit een meer van hetzelfde?” “Nu u dat vraagt,“ zei Alice, erg in de war, “ik denk eigenlijk niet –“ “Hou dan je mond,“ zei de Hoedenmaker. Dit staaltje van grofheid was meer dan Alice
krijgen. Dat is het eerste dat je altijd ziet. En dus slaagt hij erin om het
omdat het aangeeft dat er iets mee gedaan is en mee bedoeld wordt.
denkproces over de ruimte waarin hij werkt gaande te houden. Dat vind
Zoals het in de dramaturgie belangrijk is de achterkant van de argu-
ik respectabel. Hij moet dat doen, en blijven doen, in deze tijd van façades.
menten te laten zien.
Dat conceptuele denken houdt hij vol, door de jaren heen. Dat zegt veel.
Jan Joris Lamers
Ik vind dat interessant, omdat het mij te denken geeft tijdens een voorstelling. (…) In feite is ontwerpen meer weglaten dan erbij bedenken. Steeds meer weglaten. En daar is Jan heel goed in. Waarschijnlijk is de oorspronkelijke gedachte veel exuberanter geweest. Er was vast een ongebreidelde hoeveelheid fantasie. Uiteindelijk zorgt Jan ervoor dat er niet helemaal niks overblijft. Waarschijnlijk laat hij aan het eind veel dingen weg, omdat hij weet dat de toneelspeler veel meer invult dan hij van tevoren had gedacht. Het is eigenlijk vrijwel niet nodig om meer informatie te geven. Juist steeds minder. Waar hij vroeger nog wel heel veel deed met licht, doet hij nu steeds minder. Hij wordt alsmaar zuiniger met het gebruik van licht. Het aantal lichtstanden zal waarschijnlijk nog wel een respectabele hoeveelheid zijn. Maar zijn lichtontwerpen zijn veel fundamenteler geworden. Veel minder willekeurig. Licht is overigens een ingewikkelde kunst. In feite is het een gebied waar vrijwel niemand het fijne van weet. Dat Jan bepaalde dingen doet met zijn decor- en lichtontwerpen komt toch doordat hij weet hoe zij zich tot elkaar verhouden. Hoe hij dingen combineert. Hoe hij bijvoorbeeld licht zo gebruikt dat de textuur aan de oppervlakte van het materiaal steeds weer verandert. Daarom is het goed dat hij zijn eigen decors belicht. Veel ontwerpers doen dat helaas niet. In de decors van Jan zie je een grote eerlijkheid van het materiaal: ijzerwerk is ook echt van ijzer, hout is echt hout. Uiteindelijk zijn er misschien maar weinig mensen die zien wat het precies is. Het valt misschien niet eens op dat er een decor staat. En misschien is het ook wel goed dat je dat niet ziet, dat je het publiek daar niet mee lastig valt. Toch is die eerlijkheid van het materiaal onvoorstelbaar belangrijk,
kon verdragen. Vervuld van grote weerzin stond ze op, en liep weg; de Zevenslaper viel prompt in slaap en geen van beide anderen nam ook maar enige notitie van haar vertrek, hoewel ze een- of tweemaal omkeek, half in de hoop dat ze haar terug zouden roepen. Het laatste wat ze van hen zag, was dat ze de Zevenslaper in de theepot
probeerden te stoppen. “Daar ga ik in elk geval nooit meer heen!“ zei Alice, terwijl ze haar weg door het bos zocht. “Het is de stomste theevisite die ik ooit heb meegemaakt!“ Uit: Lewis Carroll, ‘De avonturen van Alice in Wonderland’, Van Goor, Amsterdam, 1989 (vertaling Nicolaas Matsier)