ITALIË REIZEN
REIZEN VAN JOS EN CLIM NAAR EN DOOR ITALIË
1
INLEIDING LAND VAN ESTHETICA EN GOEDE SMAAK Italië is bij uitstek het land van de schoonheid. In de oudheid was het de geboortegrond van de mysterieuze Etrusken en de Romeinen met hun verbluffende architectuur en beeldhouwkunst. Minder uitbundig, maar juist erg mooi in z'n eenvoud, was daarna de Romaanse bouwkunst. Vervolgens zag de Renaissance er het licht en liet kleurige fresco's, beelden en architectuur na, en was Italië de bakermat van de uitbundige barok. In de twintigste eeuw werd Italië het Mekka van de moderne vormgeving en verbaasde het de wereld met prachtige auto's, meubels en mode.
Als vakantieland is Italië al eeuwen intrek. Al in de 18de eeuw was het land, onder invloed van het classicisme en de romantiek, die de oude culturen verheerlijkten, sterk in de mode. De intellectuele elite, waaronder schrijvers als Goethe, deed kond van zijn ervaringen in boeken en op schilderijen. Op de schilderijen uit die tijd blijkt dat behalve de rijke cultuurhistorische erfenis ook de natuur indruk maakte. Ook nu nog zijn de vele cultuur historische bezienswaardigheden een belangrijke reden om naar Italië op vakantie te gaan, evenals het indrukwekkende natuurschoon, met onder anderen hooggebergte, meren, vulkanen en heuvelland met eeuwenoude dorpen te midden van wijn en olijfgaarden. En dan hebben we het nog niet over “la dolce vita”, het goede leven, waarin lekker eten en drin ken een voorname plaats innemen, en het zonnige klimaat. Vakantiegangers willen weten dat ze naar Italië zijn geweest, want Italië is trendy. Zijn er dan helemaal geen kritische kanttekeningen te maken? Ja, wel een paar; zo is onderdak in Italië vrij duur en niet altijd het geld waard. Campings met ruime plaatsen en goede voorzieningen zijn er zeldzaam. Een ander minpunt is de overstelpende drukte in augustus, als heel Italië tegelijk op vakantie gaat.
2
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ................................................................................................................................................2 ITALIË OP DOORREIS (1973) ....................................................................................................................5 VENETIË GROEPSREIS(2000) .................................................................................................................13 VENETIË OP DOORREIS (1981)...............................................................................................................31 DOLOMIETEN AUTOREIS (2009) ...........................................................................................................34 VENETO / TRIESTE (2003) ......................................................................................................................43 SICILIË GROEPSREIS (2000) ...................................................................................................................49 ROME, DE EEUWIGE STAD (2001) .........................................................................................................69 ROME VLIEGREIS(1997) ........................................................................................................................81 MALTA (2000)........................................................................................................................................95
TREVI FONTEIN IN HARTJE ROME
3
ITALIË
4
ITALIË OP DOORREIS (1973) Jos met Clé Parren met een Renault-4 via Zwitserland op doortocht door Italië naar Brindisi voor inscheping naar Griekenland en verder naar de Balkanlanden. COMO Een rustpauze ingelast. Op een bank naast boulevard gerelaxed! ASNAGO / MONZA Uitgekeken naar een bevredigende slaapplaats. In een natuurgebied gekookt. Dia van een doodgereden adder. In dit stadje van de beroemde autoraces gebivakkeerd op een pas gemaaid korenveld. "Een akker tussen de huizenzee." Van te voren eerst in de streek rond Milaan rondgetoerd, maar door te dichte bebouwing bleek er geen geschikte plek voor een tent beschikbaar te zijn. Ook ingeschakelde carabinieri konden geen raad geven. Overigens. Italianen leven 's avonds op straat. De opgeschoten jeugd in bendes. De ouderen in kroegen of op terrassen. Slapen om 10 uur zonder tent in de openlucht. Afgelegde afstand: 270 km
IV Woensdag 4 juli
MONZA Opstaan om 6 uur. Licht ontbijt. MILAAN Aangekomen rond 8 uur, tijdens de ochtendspits. Auto geparkeerd midden op straat. Dit noemen we zgn. Italiaans parkeren. Eerst reed Cléo nog een waarschuwingsbord om. No troubles. Geld wisselen. Eerst naar het station gelopen om ons te oriënteren. Van daaruit met de metro naar Piazza San Babila gereisd. Dit plein staat niet alleen bekend vanwege de oude gelijknamige basilica, maar ook doordat het een gevreesd centrum van Italiaanse neofascisten is. Van hieruit was alles vlug bereikbaar. Bezichtigingen: dia's van de overdekte Promenade, Teatro alla Scala, beeld van Leonardo da Vinci, etc. Opzien gebaard door met geweld een Italiaan te helpen zijn auto uit een geparkeerde file te tillen. Koffie gedronken, sandwich gegeten en kaarten gekocht. PAVIA Door het snikhete weer waren we genoodzaakt de rechter voordeur uit de auto te slopen om wat meer frisse lucht te krijgen. Carabinieri wisten hier geen raad mee. Gereisd door typisch
5
landschap van Lombardije: veel open ruimte, veel groen en alle akkers omzoomd door rijen populieren. In Pavia zelf ligt aan de samenvloeiing van de Ticino en de brede maar ondiepe Po de kathedraal bezocht. Dia. VOGHERA / ALLESSANDRIA Dia gemaakt van goudkleurige Madonna boven op torenspits. SERRAVALLE Inkopen gedaan. Erg goedkoop, vriendelijk volk. GENUA Aangekomen tijdens spitsuur. Moet vroeger volgens ingewijden erg romantische en ook vitale havenstad geweest zijn. Geboorteplaats van Christoffel Columbus. Veel muren volge kalkt door extreem links. De anarchosyndicalisten zijn hier erg actief, hetgeen wel begrijpe lijk is in een stad die het moet hebben van nijverheid en industrie. SOROGETO Gekampeerd zonder tent op een camping boven op een 450 m hoge heuvel. Uitzicht. Sorogeto is een Rivièra – badplaats waar wuivende palmen je enthousiast begroeten. Een leerling van de TTO ontmoet: John Linssen. 's Avonds gekeuveld met zijn zus en schoonbroer. Slapen: Clé 12 uur, Jos 1 uur. Gekookt. Afgelegde afstand: 170 km
V Donderdag 5 juli SOROGETO Na een ijskoude douche om 9 uur vertrokken. PEGLI / GENUA Tot 2 uur ‘s middags aan sightseeing gedaan. Inkopen gedaan in de nauwe, steile straatjes. 2 Handtasjes gekocht: dat van Jos 7500 lires, dat van Cléo 5000 lires. Dia's van gebouwen en straatgezichten. Bij diverse inkopen werden we terdege opgelicht. Blikopener aangeschaft. Hier bemerkten we ook dat in Italië toeristen die foutief parkeren of een andere verkeers overtreding maken geen bekeuring krijgen. Door observatie van een politieagent kwamen we hier achter. RAPALLO / CHIAVARA
6
Een vroeger erg in trek zijnde badplaats, maar nu praktisch uitgestorven. Gezond en gezwommen op leeg privéstrand. Langs de grillige kust gereden. Erg vermoeiend voor chauf feur, maar door schoonheid toch wel voldoening schenkend. LA SPEZIA (A+ = autobaan op.) / CARRARA (A- = autobaan af.) Een bezoek aan de marmergrotten en afgravingen. Een klein uurtje wachten doordat de motor vertikte te starten. Terug in Carrara ingezetene ontmoet die ons goedkoop pizzeria wees. Spotgoedkoop wijn drinken en eten. Daarna door de vriendelijke baas rondgeleid in een bewerkingsplaats van marmer. Een klein en amateuristisch fabriekje. Kaarten kopen en kola drinken. MASSA In supermarkt veel inkopen gedaan, vooral etenswaar, maar ook sandalen voor Jos die blootsvoets was. TORRE DI LAGO / VIAREGGIO / PISA Een meer. Eten koken langs een kanaal. Direct afwassen. Ook nog een dorpskroegje bezocht. Daar was weinig los. Met de slaapzak in een korenveld gedoken. Slapen om 11.30 uur. Afgelegde afstand: 200 km
VI Vrijdag 6 juli PISA De gehele nacht door beestachtig gekweld door bloeddorstige muggen. Om vier uur in de auto gevlucht; Clé met een dik oog en Jos met een gezwollen lip. Als eerste toeristen kwamen we om half zes in het ontwakende Pisa aan. Dia's gemaakt van de scheve toren die elk jaar 0,74 mm schever schijnt te worden. LUCCA / PISTOIA Sandwich en koffie in een chauffeurscafé. (A+) FLORENCE (A-) Beiden erg onder de indruk van deze kunststad. Alles is nog erg goed intact gehouden waardoor men een veel echtere sfeer krijgt. Men waant zich terug in de late Middeleeuwen en de vroege Renaissance. Alle gemotoriseerde verkeer zou hier verbannen moeten worden. Dia's van bebouwde brug over de Arno (die enkele jaren geleden deze streek overstroomde en veel kunstschatten vernietigde), de unieke Cattedrale, de Israëlische Tempel, de Ponte Vecchio de zeer druk bezochte Piazza Signoria met zijn beeldengroepen van Hercules, David
7
en Neptunes en met zijn beroemde Neptunus fontein. Een uurtje meegelopen met een demonstratie van verenigd links. Politieke leuzen gescandeerd. De organisatie lag in handen van de linkervleugel van de zich toch wel schandalig conformerende Italiaanse Commu nistische Partij. Gediscussieerd met amici. Strijdkreten: Uniti si Vince! Lottiamo uniti per un contratto di tutti e per tutti! Viva il syndicato rosso! Het doel was een algemene staking van o.m. de middenstand. APENINI Het noordzuid gebergte. Door Toscane en Umbrië. Een golvend heuvelland met op de toppen van de golven telkens een stadje, een kerk met campanile, een landhuis, een kasteel, een toren of een ruïne. Langs de hellingen liggen de wijngaarden en de akkers met tarwe of mais, geflankeerd door fruitbomen en de wijnstok. Donkere cipressen begeleiden de wegen in zwierige lijnen naar beneden. Op hoge markante punten staan eenzaam de pijnbomen. De krekels tjilpen met zeer hoge, schelle geluiden. De zon brandt hevig, het licht is fel. In zo'n landschap hebben we uitgerust. In een dergelijk klimaat kan niemand werken, moet ook niemand werken want dat zou jaren van je leven kosten. Geniet van de schoonheid als alternatief, ook al is dit niet economisch rendabel.) AREZZO / MONTEPULCIANO / ORVIETO Het begin van het Tiber dal dat we vanaf hier gingen volgen. ROMA Midden in het spitsuur om 6 uur aangekomen. Chaotische verkeerstaferelen. Hondsbrutaal zijn is hier de enig tactiek om je kalmte te bewaren. Bovendien vorder je dan in het onoverzichtelijke gewoel. Volgens afspraak direct de weg gezocht naar Lido di Ostia waar Marlie en Lucky Geenen, toenmalige vriendin van Clé, op een camping zaten. FIUMICINO Een erg oude havenstad. Hier ligt ook het Romeinse vliegveld: Aerodromo Leonardo da Vinci. LIDO DI ROMA / LIDO DI OSTIA Onze tent opgeslagen. Van L. en M. geen spoor. Koude douche. Eenhandige Nederlander met zijn auto uit het rulle zand getrokken. ‘s Avonds op het terras bier gedronken. Ook nog Lido bezocht waar de terrassen overvol van toeristen zaten. 12 Uur terug. Kennis gemaakt met 4 Hongaren die ook al in het zand vastzaten. Hongaarse pruimenbrandewijn gedronken. Afgelegde afstand: 400 km
8
VII Zaterdag 7 juli LIDO DI OSTIA Op de Campeggio Internazionale gebleven. 's Morgens de twee Roermondse meisjes ontmoet. Jos ‘s middags rusten vanwege hoofdpijn. De anderen vertoefden op het strand. ‘s Avonds volgde de eerste verkenning van Rome. De richtingborden in Rome zijn slecht of niet aanwezig. Het eerste half uur een beetje verdwaald. Zonder kaart was het 'dolen' geblazen. Bezoeken aan het Colosseum, dat overigens gesloten was, het Pantheon (ook dicht, in res tauratie), het Vittoriano (symmetrisch paleis door koning Victor Emmanuel gebouwd. Hij wilde zich hierdoor een onvergetelijke plaats in de Italiaanse geschiedenis veroveren. Wel mooi, maar met veel imitatie.) Een goede pizza gegeten in een typisch Romeinse pizzeria , die overigens opzettelijk typisch gemaakt was en aldus als trekpleister bedoeld voor hongerige toeristen. LIDO DI OSTIA Slapen om 11 uur na geflipperd en gevoetbald te hebben met vier indrukwekkende Zweedse reuzen. Afgelegde afstand : 80 km
VIII Zondag 8 juli LIDO DI OSTIA Het blijft bloedheet. Op het strand kwamen de anderen een gastvrije Belg tegen, JeanClaude. Steeds gegeten in 'restaurant' van de camping. Groot aantal Engelsen 'vierden' er ook vakantie, volkomen onwennig in dit gloeiende klimaat en die drukdoenerige "way of life" van Italia. ROME Om 4 uur, na de middaghitte, met zijn vieren op 'sightseeing tour' door Rome. Bezoeken afgelegd aan het Vaticaan met de Sint Pieter (groots, meeslepend en fascinerend, alleen vraag je je in alle ernst of hoeveel bloed, zweet en tranen deze bouw de vroegere arbeiders gekost hebben!), de Foro Romanum ( een stelletje ruïnes), opnieuw het Panthéon (maar nu van binnen: het interieur is duidelijk van jonger datum), de Piazza del Populo, de kerk Trinita dei Monti ( qua ligging identiek aan de Parijse SacréCoeur. Verzamelpunt van internationaal langharig tuig), Mauseleo di Augusto. Dia's en kaarten. In een restaurant op de hoofdstraat Via del Corso temidden van de katten gegeten. Van de Europese steden heeft Rome per inwoner het minste groen, slechts 2 vierkante meter! Over de klassieke Via Aurelia zijn we Rome binnen gereden. Best de moeite waard! Heeft een zeer authentieke sfeer.
9
LIDO DI OSTIA Op de terugweg hebben we nog de trieste gevolgen gezien van de roekeloze Italiaanse rijstijl: paniek (geween en uit onmacht geknars der tanden) rondom een dramatisch ongeval. Een voorbeeld hoe men zich niét moet gedragen bij een verkeersongeluk. Politie was in geen verten te bekennen. Naar bed om 12 uur. Afgelegde afstand : 100 km
IX Maandag 9 juli LIDO DI OSTIA Om negen uur vertrokken. Brief naar huis geschreven. ROME Bezoeken aan de thermen van Caracalla (waar het stikte van de hagedissen en waar we door een verlepte hoer op de nuchtere maag aangeklampt werden) en aan de Catacomben van San Sebastiano (een Romeinse soldaat die zich stiekem tot het Christendom bekeerd had en daarom door zijn collega’s gestenigd werd.) Deze catacomben zijn met hun 16 km lange gangenstelsel de grootste van Rome. De gangen zijn erg smal en klein en zijn uitgehouwen in tufsteen, dit is aaneengekitte vulkanische as. In de vijfde eeuw werd er een basiliek op gebouwd. VIA APPIA ANTICA Via de Via Appia Antica verlieten we Rome. Deze oude Romeinse weg die zuidwaarts leidt, geeft een weemoedige aanblik met zijn aan weerszijden groeiende wildernissen met zijn vervallen, dikke muren. met zijn brokstukken van graven en altaars, met zijn onregelmatig plaveisels, met zijn buitenhuizen, met zijn cipressen en zijn pijnbomen. VELLETRI / LATINA / TERRACINA Gezwommen en uitgerust op mooi zandstrand. GAETA / NAPELS Aankomst om 5 uur. Rondgezworven door de oneindig lijken de volksbuurten waar het stonk als een otter en het afval tegen de muren opgeslagen lag. Veel kleine neringdoenden. Dia's gemaakt. De hele stad had een ontzettend bedompte sfeer. Men kreeg er hoofdpijn doordat de uitlaatgassen van het verkeer door de hitte niet naar de vrije atmosfeer konden ontsnappen. Het verkeer gaat er trouwens als een razende te keer. Er wordt geclaxonneerd dat horen en zien vergaat. Twee seconden wachten volstaat voor de Napolitaan om een zenuwinstorting te krijgen. In een vrij onaanzienlijk hotelrestaurant hebben we echt 10
Napolitaans gegeten. Dit diner was echter peperduur: It. lire 13.5000 ! Ongeveer f 65,. "Napels zien en dan sterven", daar zit inderdaad een grond van waarheid in met die adembenemende luchtvervuiling. NAPELS (A+)
Over de hellingen van de Vesuvius, die dankzij hun vruchtbaarheid bezaaid zijn met stadjes en dorpjes, op w PORTPET (A-) Waar we campeggio Vesuvio opzochten. Hier werd gedoucht en gewassen. Slapen om 11 uur zonder tent. Afgelegde afstand : 270 km
X Dinsdag 10 juli POMPEÏ Om 6 uur al wakker geworden. Uitgebreid ontbeten en inkopen gedaan in de kampwinkel. Om 8 uur op weg naar het krater van de Vesuvius. keerden we terug naar Pompeï omdat de staatsweg te slecht en de privéweg te duur was. Een bezoek aan de ruïnes van Pompeï (Scavi di Pompei) stond toen op het programma. We waren weer de eerste bezoekers. Het stadje van 5.000 inwoners ten tijde van de ramp is een bezoek alleszins waard. Het moet heel veel werk gekost hebben om dit alles uit te graven en bloot te leggen. Veel dia's geschoten. Het stadje bezat een amfitheaters, 2 theaters, ettelijke tempels, veel buitenverblijven van welgestelde Romeinen, een Forum, etc. Kaarten gekocht. 11 Uur uitgang opgezocht. (A+) SALERNO Zeer idyllisch gelegen stad aan de Golfo di Salerno. (Foto blz. 13) EGOLI (A-) Door de landstreek Campania. De streek wordt steeds armoediger. Steeds ruiger. Steeds droger. Steeds warmer. VIETRI Motorstoring. Vergeten olie te verversen. Gelukkig maar van korte duur. Even later: A+. Ongelooflijk maar waar! Midden in dit godvergeten niemandsland hadden de Italianen op grote schaal autobanen gebouwd. Men had kosten noch moeite gespaard: veel tunnels en viaducten. De weg was spiksplinternieuw want hij stond op de kaart nog niet aangegeven. Op deze manier proberen de Italianen deze streek te ontwikkelen door haar eerst een
11
wegennet te bieden als eerste aanzet van een infrastructuur. Daarna komt dan natuurlijk de industrie. die nu alleen nog maar gevestigd in de enige grote plaats van betekenis. POTENZA Waar we getankt en het citroenwater bijgevuld hebben. Van hier af volgden we het dal van de rivier de Basento. Deze had een zeer brede winterbedding, maar nu in de zomermaanden had ze tijdelijk de breedte van een beekje. De dorpjes liggen in de verte pittoresk in de zinderende hitte op de top van een heuvel geplakt. (A) METAPONTO Kustplaats wier historie teruggaat tot de Griekse kolonisatietijd. TARENTE Ofwel Taranto. Mooie havenstad aan net niet te brede baai. BRINDISI Dat we bereiken na een wonderschoon en bloemrijk traject vanaf Tarente. Een van de belangrijkste havens van Italië. Van hieruit zeilden vroeger de kruisvaarders uit naar Palestina. Direct het bureau van de scheepvaart maatschappij Adriatico opgezocht. Binnen was het een ongeorganiseerde zenuwenbende. Ten slotte kwamen we nog op de wachtlijst (nr.5) voor de afvaart van diezelfde avond te staan. Na gegeten te hebben in pizzeria Romano en na gewisseld te hebben, voegden we ons al drie uur voor het vertrek in de rij wachtenden. Dankzij een op het kantoor geklauwde herkenningskaart mochten we zelfs doorrijden en vooraan wachten. Achteraf bleek dit foefje bijna uit de klauw te lopen. want we hadden nog niets met de douaniers geregeld zodat we terug moesten. Terugkeer was in die chaos echter een onmogelijkheid! Om 10 uur kregen we uiteindelijk toch een embarkement stamp. ADRIATISCHE ZEE
Om 11 uur begaven we ons op het overbevolkte schip: de Egnatiat genaamd. Car ferry bleek eigenlijk human ferry te moeten heten. In de ruimen waren 250 personenauto’s en 5 bussen gestouwde terw
12
VENETIË GROEPSREIS(2000) Jos en Clim met een georganiseerde reis naar Italië (de streek Veneto) 1. TWEE VOLLE DAGEN IN DE BUS Het is zaterdagmorgen 22 april 2000. Het is stralend weer en we hebben er zin in. Met taxi en trein bereiken we ons opstappunt Venlo NSstation, voor alle zekerheid ruim drie kwar tier te vroeg. Te beoordelen naar de labels op hun koffers ontdekken we dat er mede reizigers zijn. Jos koopt bij het Grenswisselkantoor voor tweehonderd gulden lires in. De bus komt min of meer op tijd aan, zo rond tien voor twaalf. Ze is afgeladen vol met 41 personen (één rij heeft Comfort Class beenruimte, daarom zijn er minder plaatsen), maar we vinden nog een plaatsje helemaal achterin. Een eerste indruk leert ons dat wij met rond vijftig jaar bij de jongeren horen. Robert de chauffeur is een jonge, goedlachse Tukker uit Holten. Hij rijdt eigenlijk voor de grote reisorganisatie OAD, maar is voor deze reis uitgeleend aan SRC. De reisleidster stelt zich voor als Alice Richardson, waarover later meer. Al bij de Raststätte Frechen onder Keulen wordt gestopt voor de lunch. De meeste reis genoten zitten al uren in de bus; ze zijn heel vroeg in Utrecht of Amsterdam opgestapt. Wij als Limburgers hebben nu eens een keer mazzel. In Frechen lopen we ons eerste half uur vertraging op; Alice heeft het diascherm voor de geplande Palladiopresentatie vergeten. Een medewerker van SRC zou haar dat scherm hier komen nabrengen, maar niemand verschijnt. Een heel stuk verderop in Duitsland kan het alsnog overhandigd worden. In hotel Spreziano zal later blijken dat deze operatie helemaal niet nodig was, want het hotel beschikte over uitstekende faciliteiten voor diapresentaties! We zitten in totaal dik anderhalve dag in de bus. Onze route door Duitsland, Oostenrijk en Italië ziet er globaal als volgt uit: Venlo Keulen Wiesbaden Frankfurt Würzburg Augsburg. In de buurt van die stad overnachten we in Zusmarshausen. De volgende dag gaat het verder via München, Innsbruck, Bolzano, Verona, Padua naar Treviso. In dit laatste provinciestadje, zo’n 50 kilometer ten noorden van Venetië gelegen, zullen we zes nachten verblijven in hotel Spreziano. WAT IS DE SRC VOOR EEN ORGANISATIE? De Speciale Reizen Centrale bestaat nu ongeveer 20 jaar. Het is een organisatie die in Groningen is gevestigd en zich oorspronkelijk specialiseerde in culturele busreizen naar het nabije buitenland (Tsjechië, Duitsland, Frankrijk). Inmiddels is de SRC uitgegroeid tot een middelgrote touroperator die haar reisaanbod heeft uitgebreid met vliegreizen naar de meer afgelegen landen in Europa, zoals Spanje, Italië, Griekenland en Turkije. Sinds kort heeft ze ook verre reizen naar exotische oorden als Thailand, Mexico en Sri Lanka in haar pakket. Jos heeft al een keer of vijf met de Centrale gereisd, o.a. naar Malta, Sicilië en Egypte. Met de SRC zijn we ook tweemaal in Spanje geweest. Opvallend is het hoge opleidingspeil van de reisleiders. Meestal
13
zijn dat al wat oudere mensen die in het verleden kunstgeschiedenis, talen of architectuur hebben gestudeerd. Voorts valt op dat zij voornamelijk een erudiet, cultureel goed onderlegd publiek trekt. Ook tijdens deze reis zijn weer eens veel mensen uit met name de onderwijswereld van de partij. De SRC kiest voor goede middenklassenhotels, meestal in de driesterrenreeks. Voor de excursies die zij organiseert moet je apart bijbetalen, tenzij die uitdrukkelijk in het reisprogramma staan vermeld.
2. OVERNACHTEN IN BEIEREN Na verloop van tijd blijkt dat de airconditioning van de bus het niet goed doet. Robert stopt een paar keer om hem handmatig te herstellen, maar dat lukt slechts ten dele. Ergens in de Spessart houden we nog een lange rustpauze bij een hotel met een Biergarten vlak langs de Autobahn, waar trouwens bijzonder hard op wordt gescheurd. Meestal zijn daar geen snelheidsbeperkingen. We moeten er van opkijken. Door al dit oponthoud komen we anderhalf uur later dan voorzien aan bij ons overnachtinghotel in Zusmarshausen, een dorp onder de rook van Augsburg. We gaan direct aan tafel, hongerig als we zijn. Helaas wordt hier niet, zoals we hopen, een “gute Burgermannsküche” geboden, maar een karig lapje vlees met wat soep, salade en een toetje. We zitten aan tafel met een psycholoog van de universiteit uit Tilburg. Na een korte avondwandeling door het dorp duiken we vrij vroeg onder ons warme, MiddenEuropese dekbed. De volgende dag is het Pasen. Al om zes uur in de morgen worden we gewekt door klokkengebeier. Even later beginnen de koeien op een nabije stal te loeien om gemolken te worden. Douchen, inpakken en ontbijten. Het assortiment aan uitgestalde etenswaar is redelijk. We zitten aan tafel met een ouder, ietwat gedistingeerd echtpaar, genaamd van Zeeland uit EttenLeur. Met de heer van Zeeland zal Clim een soort wedstrijd houden wie van beiden de meeste keren met stropdas verschijnt. Helemaal op het laatst van de reis moet van Zeeland ons, niet zonder enige trots overigens, bekennen dat hij exburgemeester van EttenLeur is. De tweede dag rijden we allereerst naar een garage in een van de buitenwijken van München. Daar wacht ons een in DAF gespecialiseerde monteur op. Later blijkt ook deze monteur het euvel aan de airco niet hebben te kunnen verhelpen. We rijden de bergen in. Even achter de grote Oostenrijkse stad Innsbruck begint de Brennerpas. De oude pas zelf zien we regelmatig ver onder ons door het dal kronkelen. Wijzelf rijden op de hoog tegen de hellingen gelegen autosnelweg die dankzij viaducten en tunnels de kortste weg kan nemen. We lunchen in een vestiging van het restaurantketen Wienerwald; uiteraard bestellen we er Wiener Schnitzel. Clim rekent er met zijn credit card af. Hoewel de uitzichten vanaf de terrassen van het Wienerwald niet direct overweldigend zijn heb je er toch al een indruk van de schoonheid van de bergen. Nadat we de indrukwekkende EuropaBrücke hebben gepasseerd ligt het IllerTal voor ons. Achter Kufstein ligt de grens met Italië. Er zijn geen douaneformaliteiten, want de chauffeur heeft een vignet moeten
14
aanschaffen waarmee hij ongestoord door Oostenrijk kan rijden. Natuurlijk moet hij wel steeds voor de tolwegen betalen, dat doet hij met een soort credit card; doorgaans heeft dit weinig om het lijf. Het Italiaanse gedeelte van de Alpen wordt ZuidTirol genoemd. De plaatselijke bevolking is de facto Oostenrijks en spreekt nog steeds Duits tot ergernis van de bureaucraten in het verre Rome. We zijn in de Dolomieten beland, een gebergte dat ons wel aanspreekt door de ruwe toppen en grillige vormen. De bergen zijn hier een stuk minder hoog dan hun grote broers in meer noordelijk gelegen streken. In de buurt van Trento (bekend van het concilie) hebben we een koffiebreak. Daar gaan de eerste cappuccino’s naar binnen en neemt Clim met zijn pinpas een aanzienlijke voorraad Italiaanse lires op. Even later dalen we af naar de Povlakte. Het verkeer wordt er al meteen intensiever. Parallel met het Gardameer rijden we via Verona en Padua door naar het stadje Treviso, waar we toch al weer tamelijk laat in ons hotel Spreziano aankomen. DE ITALIAANSE KEUKEN: LEKKER EN GEZOND Net als in Frankrijk wordt eten en drinken zeer serieus genomen. Het is een populair gespreks onderwerp en iedereen is kenner. Dat geldt echter vaak vooral voor de gerechten en de producten van de eigen regio, die uiteraard de beste zijn. Typerend is de uitdrukking 'Buona Forchetta'; wat staat voor een goede en enthousiaste eter en dat met serieuze waardering wordt uitgesproken. De Italiaanse keuken is 'in' en heeft dat mede te danken aan de enorme regionale verscheidenheid. Bovendien heeft de wereldgezondheidsorganisatie de Italiaanse leefwijze met olijfolie, vis, en rode wijn mits bescheiden geconsumeerd uiteraard op het menu als gezond aangeprezen. De Italiaanse keuken doet amper of niet onder voor de Franse en is zelfs superieur als het gaat om pasta, pizza, ijs en koffie. Geen land produceert zoveel wijn en alle twintig regio's hebben hun eigen soorten. Een aantal hoort tot de internationale top zoals Barolo, Barbera, Brunello de Montalcino, Vinci Nobile de Montepulciano, Amarone en Chianti Classico. Het ontbijt stelt niet veel voor in Italië, maar gezien de rest van het dagmenu is dat ook geen wonder. Men beperkt zich tot een kop cappuccino met een zoet broodje. Er wordt uitvoerig en warm geluncht (pranzo) en gedineerd (cena). Het diner bestaat na het aperitief uit antipasti (voorgerecht), primi piatti (pastagerecht met saus), secundi piatti met contorni (hoofdgerecht met groenten) en dessert. Daar wordt wijn en vaak mineraalwater bij gedronken en na het dessert vaak een espresso met een Grappa, een distillaat van geperste druiven. Opmerkelijk is dat steevast enkele guldens opgevoerd worden voor bestek en brood (pane e coperto). Prijzige terrasjes Drankjes zijn in tegenstelling tot eten duur. Dat geldt zeker voor de terrassen op beroemde pleinen, met name in Venetië, Florence en Rome, met als hoogte (of dieptepunt zo u wilt) Piazza San Marco in Venetië; daar kost een cappuccino al gauw fl 12,50. We adviseren in een stad dan ook niet te snel op een centraal plein neer te strijken, vaak het Piazza Maggiore of Piazza Duomo geheten, maar elders een leuk terrasje te zoeken. In Venetië en Florence is het moeilijk een goedkoop restaurantje vinden, terwijl dat in Rome en Napels geen enkel probleem is. Wat u niet ziet op onze prijslijst is dat er verschillen zijn tussen de diverse streken en steden. Zo eet en drinkt u in Umbrië, de Abruzzen, Aosta en de meeste steden voordeliger dan gemiddeld, terwijl u in Venetië, Florence en aan de kust van de CinqueTerre juist meer betaalt dan gemiddeld.
15
Bezienswaardigheden: lange middagpauze Hoewel er geen eenduidige openingstijden zijn, is het goed om te weten dat veel musea, net als veel winkels, tussen de middag gesloten zijn van 12 tot 15 uur; op zondag zijn ze doorgaans open van negen tot één uur. Vaak zijn musea ook op maandag gesloten. Begrijpelijk maar irritant is dat nogal wat kerken en musea gesloten zijn vanwege restauratiewerkzaamheden; vaak is niet duidelijk hoe lang die gaan duren. De middeleeuwse centra van steden zijn doorgaans afgesloten voor verkeer. Ook als dat niet zo is, raden we aan te parkeren buiten het centrum. Vaak is dat gratis, maar in veelbezochte kunststeden betaalt u fl 5 per uur tot fl 50 voor een hele dag. En vergeet uw parkeerschijf niet! Geld uit de muur en betalen met plastic In Italië kunt u bij de 'Bancomat' haast net zo makkelijk geld opnemen met een pinpas als in Nederland. Als u pint met de Giropas betaalt u fl 4 per keer. In veel hotels, restaurants, winkels, benzi nestations en op de autostrada (tol) kunt u betalen met een gangbare creditcard zoals Eurocard / Mastercard of Visa. We troffen ook regelmatig de rood/blauwe Maestrosticker aan, wat aangeeft dat je in de betreffende winkel ook met de pinpas kunt betalen. Soms kan dat ook als de Maestrosticker ontbreekt. In Italië is het ook nog mogelijk geld op te nemen bij het postkantoor met een giro betaalkaart met een maximum van 300.000 lire; kosten,fl 7,50 Bij een aantal banken kan geld opgenomen worden met een Eurocheque, maximaal 300.000 lire. Met de Eurocheque kunt u ook betalen als de betreffende sticker gevoerd wordt; zeker in toeristische gebieden wordt deze nog goed geaccepteerd. Diefstal Italië heeft een reputatie als het gaat om diefstal, met name in de grote steden. Om vervelende ervaringen te voorkomen, geven we een aantal richtlijnen:
Houd uw spullen altijd in het oog. Laat waardevolle spullen achter in de kluis van het hotel. Let op drukke plaatsen goed op als er iemand op u afkomt. Dieven opereren vaak met z'n tweeën, waarbij de een je afleidt en een ander toeslaat. Soms botst iemand tegen je op of gooit koffie over je heen. Zet in een café of op een terras uw tas nooit op de grond maar op een stoel tegenover u. Als er een groep kinderen op u afkomt, pas dan goed op om te voorkomen dat u 'gerold' wordt. Draag een tas altijd van de straat af, zodat gauwdieven op brommers of scooters geen kans hebben deze in de rit mee te graaien.
Fooien Fooien zijn zeer gangbaar in Italië. In een restaurant rekent de ober naast de vaak inbegrepen bediening op 510% extra. De hotelkruier geeft u 34000 lire en de taxichauffeur 2000 lire of u rondt omhoog af op een veelvoud van 5000 lire. Mijd augustus Vakantiespreiding is onbekend in Italië. Hoewel de schoolvakantie al in juni begint, sluiten in augustus kantoren en fabrieken tegelijkertijd hun deuren en gaat men dan pas massaal op vakantie. En aangezien de meeste Italianen in eigen land blijven, worden de kust en de bergen dan overspoeld. Als u alleen kunt in augustus, is het absoluut noodzakelijk ruim van tevoren onderdak of een plaats op de camping te reserveren. Menig hotel eist dan een verblijf van minimaal drie dagen en half of volpension is verplicht. Houd ook rekening met (veel) hogere hotelprijzen.
16
Zelfs bergwandelen is in augustus een massale aangelegenheid, ook als u vroeg op pad gaat. Auto's staan tot ver voor de parkeerplaats in de berm en soms worden dalen ruim voor het einde afgesloten, eenvoudigweg omdat het vol is. En rondom de berghutten lijkt het alsof je je op een zonneweide bevindt in plaats van in het hooggebergte. De drukte heeft ook gevolgen voor het bezoeken van bezienswaardigheden. Behalve lange rijen, zijn rondleidingen uren van tevoren uitverkocht. De beste bezoektijd voor Venetië, Florence en Rome is de winter, tenzij u er juist ook heen gaat voor het buitenleven en de terrasjes. Voor natuurgebieden en de kust raden we juni en september aan, maar ook mei en oktober kunnen nog zonnig zijn, hoewel in mei het zeewater nog maar zo'n 17 á 18 graden C is. In de zomer is dit 24 à 25 graden.
Hotel Spreziano is een uitstekend driesterrenhotel. Het ligt aan de rand van het dorpje Spreziano, is in het bezit van een zwembad en een groot parkeerterrein dat het deelt met de belendende discotheek Odyssea (die al die tijd overigens gesloten blijft). De kamers zijn heel comfortabel en redelijk ruim. Het sanitair is smetteloos en we hebben de beschikking over een minibar, waar we uiteraard gebruik van maken. Jammer genoeg is het naar onze smaak veel te ver van ons hoofddoel Venetië gelegen. Elke dag moeten we behoorlijk vroeg uit de veren (zo tussen zes uur en kwart voor zeven). Na het ontbijt volgt dan de lange reis naar de bezienswaardigheden: een uur met de bus naar de veerboot, waarna al met al nog een half uur varen met de vaporetto (8 gulden per rit) naar het San Marco plein. Ook tijdens de excursiedagen naar Verona en naar Vicenza / Padua moeten we vroeg opstaan. Die afgelegenheid is niet het enige minpunt van het hotel. De staf spreekt er nauwelijks of geen Engels of Duits en behandelt ons toeristenvee afstandelijk en koel. Er kan geen glim lachje van af. Bovendien is het avondeten (het diner dat in de reissom is inbegrepen) onder de maat, zowel wat hoeveelheid als wat de kwaliteit betreft. Vooral de eerste avond is het huilen met de pet op. Slechts twee jonge, onervaren bedienden (stagiaires?) moeten een gezelschap van vijftig personen geheel verzorgen. Lange wachttijden en geen drinken zijn het gevolg. Ondertussen maken we kennis met enkele van onze reisgenoten. Behalve onze burgemeester zit ook Henk Kramer, een visserszoon uit Urk, aan onze tafel. Over hem zullen we in een apart kader meer vertellen. Van de zes diners die we in het hotel krijgen aangeboden is er slechts één die de toets der kritiek kan doorstaan. En dat komt ook nog omdat we van enkele vegetariërs gebraden kip krijgen aangeboden. Ons voortdurend klagen over de minieme hoeveelheden heeft dus toch een gunstig effect gehad. Reisleidster Alice en chauffeur Robert zitten elke avond apart te eten; die afzondering wordt door een aantal leden van het gezelschap niet op prijs gesteld. Al de tweede avond heeft er zich een tafel gevormd waar de rokers zich ophouden. Aange zien het een ouder gezelschap is, wordt er niet erg moeilijk gedaan over roken aan tafel, gelukkig maar. Na het eten gaan we gewoonlijk nog even naar buiten, maar daar is weinig te beleven. De bar vinden we niet aantrekkelijk, vandaar dat we onze fles whisky op onze kamer soldaat maken. Later zullen we een drankvoorraad inslaan bij de Spar supermarkt die in het overdekte winkelcentrum naast het hotel ligt. De laatste dag maakt Jos daar voor ruim tweehonderd gulden aan lires op door allerlei lekkere etenswaar (kaas, worst, vis e.d.) te kopen.
17
Uiteraard rusten we regelmatig uit in een ‘caffe’ om cappuccino’s te drinken (Clim soms een biertje). Op de eerste dag hebben we al bijna alle belangrijke bezienswaardigheden bekeken: de Brug der Zuchten, het San Marco plein en gelijknamige basiliek, het Canal Grande met zijn herenhuizen en het Dogen paleis. MEER INFO VENETIË Stad in de lagune De stad van de Dogen is aan, in en op het water gebouwd. Door zijn rijkdommen, zijn architectuur en zijn geschiedenis behoort deze stad tot een van de mooiste scheppingen van de mens. De stad, tevens hoofdstad van de provincie Venetië, gebouwd op 118 eilandjes die worden gescheiden door 177 kanalen waarover 400 bruggen gebouwd zijn, vormt het hart van een lagune aan de Adriatische kust. Het Canale Grande verdeelt de stad in twee helften. De paleizen uit de Middeleeuwen en de Renaissance langs de oevers van dit kanaal vormen een volstrekt uniek stads patroon. Maar dit schitterende voortbrengsel van de menselijke geest ver keert in gevaar. Bodemverzakking, vloedgolven, ernstige vervuiling en de enorme toevloed van toeristen vormen een bedreiging voor dit prachtige en opwindende kunstenaarsoord, mengsel van barokke en byzantijnse stijl. Wat is er nu romantischer dan een gondelvaart door de kanalen van deze stad. Het is ook de beste manier om de prachtige paleizen te ontdekken of de plekjes in de stad te vinden waar de minste toeristen komen. CIJFERS: 331.000 inwoners (agglomeratie), 85.000 (stad Venetië) WETENSWAARDIGHEDEN: Godsdienst: katholicisme / Talen: Italiaans en Venetiaans dialect Belangrijkste wijken: Cannaregio, Castello, San Marco, San Polo, Dorsoduro, Santa Croce, Lido De mooie gevangene Venetië heeft met succes gebruik gemaakt van de zee om zijn economische invloedsfeer tot ver buiten zijn grenzen uit te breiden. BEZIENSWAARDIGHEDEN San Marco basiliek, Dogenpaleis, Gallerie dell' Accademia, Rialto brug (over het Canale Grande), Corrermuseum, Peggy Guggenheim Museum (en nog veel meer...!) Dankzij de voortvarendheid van de kooplieden, zeelieden en diplomaten groeide Venetië snel uit van een eenvoudig toevluchtsoord waar de bevolking bescherming zocht tegen de invallen van de Barbaren, tot een stad met grote uitstraling. In 697 koos de bevolking zijn eerste Doge. De stad, kruispunt tussen Oost en West, ontwikkelde zich dankzij Griekse en Byzantijnse invloeden tot een grote zeemacht en daarmee tot de grootste metropool van de dan bekende wereld. De Renaissance was de glorietijd van de "Doorluchtige Republiek". Maar de ontdekking van de nieuwe zeeroute naar Indië via Kaap de Goede Hoop luidde voor deze handelsmacht het begin van het verval in. De Republiek werd in 1797 ingenomen door Bonaparte en uitgeleverd aan de Oostenrijkers en in 1866 opgenomen binnen het Koninkrijk Italië. Tijdens het carnavalsfeest in de maand februari herleven in Venetië een paar dagen lang de goede oude tijden.
18
3. SAN MARCO — PLEIN Dit centrale plein kent een lange historie en is getuige geweest van talloze optochten, processies, demonstraties en carnavals. Hier liggen de twee belangrijkste historische monu menten van de stad: het Dogen paleis en de San Marco Basiliek. Onder de arcaden liggen modieuze boetiekjes, souvenirwinkeltjes en chique cafés met dure terrassen en strijkjes die aangename muziek ten gehore brengen. Café Florian is een van de oudste en bekendste gelegenheden. Verder ligt er de Torre dell’Orologio met een klok die figuurtjes van de Drie Koningen heeft. Een ander markant teken is de Campanile, een toren die in 1902 ingestort is, maar inmiddels in alle luister herbouwd. Er staan lange rijen te wachten om naar boven te gaan voor het uitzicht over de lagune. Iets terzijde van het plein ligt het Dogen paleis, dat we echter niet bezoeken. Omdat het plein het laagste punt van de stad vormt heeft het vaak te lijden onder hoog water. Overal in de stad, maar zeker hier in het centrum, staan dan ook langs de kant de loopplanken tegen de muren opgeslagen. Het Palazzo Ducale werd in de negende eeuw gebouwd als versterkt kasteel. Het is verschillende malen door brand verwoest en weer opgebouwd. Het huidige paleis stamt uit het begin van de vijftiende eeuw (zo rond 1400 dus). De stijl ervan is gotisch. Het paleis is grotendeels opgetrokken uit roze marmer uit Verona. Aan de achterkant van het paleis ligt de Brug der Zuchten van waaruit de veroordeelde gevangenen naar het cachot werden gebracht. In de buurt is ook de martelkamer. Je kunt het paleis natuurlijk ook bezoeken. Het heeft een buitengewoon fraai en kunstzinnig interieur dat in de hoogtijdagen van de Sere nissima (de Venetiaanse hegemonie werd zo genoemd) vooral diende om indruk te maken op de bezoekende hoogwaardigheidsbekleders en gezanten van rivaliserende mogend heden. Het kent vele gedecoreerde kamers en zalen die over drie verdiepingen zijn verdeeld. Het paleis werd bewoond door de Doge met zijn naaste familie en al zijn bedienden en bewakers. DOGEPALEIS “Van hieruit bestuurde de Venetiaanse aristocratie de verovering van een rijk." Het Dogepaleis (hertogelijk paleis) in Venetië was de zetel van de macht in de gloriedagen van de Venetiaanse Republiek. Er stond al sinds 814 een gebouw op deze plek, maar pas in de 14e en 15e eeuw werd een paleis gebouwd dat recht deed aan de opperste macht van de doge. De oorspronkelijke ontwerper was misschien de onfortuinlijke Filippo Calendario, die in 1355 werd terechtgesteld wegens verraad. Het paleis werd in twee gescheiden fasen gebouwd, wat tot uiting komt in het hoogteverschil tussen de ramen van de zuidelijke gevel langs het water. De bouwstijl van het paleis is uniek, omdat de gotiek uit NoordEuropa werd aangepast aan de geologische omstandigheden van Venetië. Het gebouw heeft gedrongen vormen met karakteristieke en soms overdreven gotische elementen, daar hoge bogen, spitsen en torens snel zouden verzakken. De noordkant van het paleis sluit aan bij de San Marco en geeft daarmee aan dat de basiliek (en Sint Marcus, de patroonheilige van Venetië) meer toebehoorden aan de staat dan aan de kerk. Het paleis bevat talloze beroemde kunstwerken, zoals het grootste olieverfschilderij op doek ter wereld,
19
Tintoretto's Paradijs, dat de hele achtermuur van de grote raadszaal beslaat. In deze reusachtige ruimte van 54 meter lang langs vrijwel de gehele zuidelijke gevel, vonden de bijeenkomsten plaats van de circa duizend edelen die de heersende klasse van de Venetiaanse Republiek vormden. De kelders en de zolders werden ooit gebruikt om kleine criminelen in op te sluiten in afwachting van hun proces. Tot hen behoorde Giacomo Casanova, de befaamde rokkenjager – gehaat door echt genoten – die in 1756 uit zijn cel ontsnapte. De meeste criminelen werden opgesloten in de naburige grote gevangenis, met het paleis verbonden via de Brug der Zuchten.
5. HET CANAL GRANDE Over het Canal Grande liggen slechts drie bruggen. De bekendste is wel de Rialtobrug. Tot de negentiende eeuw was deze stenen brug uit 1588 de enige brug over de brede centrale waterloop. Rondom de brug heeft het altijd gebruist van de handelsactiviteiten; nog steeds worden er verscheidene markten gehouden. De vismarkt is daarvan de meest attractieve. Volgens reisgenoot en visserszoon Heini wordt daar veel vis uit de Noordzee aangeboden. Ik geloof hem op zijn woord; hij is een kenner. RIALTOBRUG Historische brug, ooit de enige voetgangerspassage over Venetiës Canal Grande Deze beroemde brug, die een sierlijke boog vormt over het smalste deel van het Canal Grande in het hart van Venetië, is een hoogstandje van renaissancebouwkunst. Deze plek kende al sinds 1100 een reeks bruggen een verbinding met de belangrijke Rialtomarkt op de oostelijke kanaaloever en verschillende daarvan waren bezweken onder het gewicht van een grote menigte. De huidige stenen brug werd gebouwd door Antonio da Ponte en zijn neef Antonio Contino. Het ontwerp lijkt sterk op dat van zijn houten voorgangers, die bestonden uit twee glooiende hellingen, winkeltjes en een beweegbaar middenstuk, zodat grote schepen konden passeren. Da Pontes ontwerp had overdekte hellingen, geflankeerd door winkels. Handelsschepen konden onder de grote, 28 meter brede boog doorvaren. Circa 12.000 houten palen ondersteunden en ondersteunen nog steeds het bouwwerk. Het verkrijgen van de opdracht voor zo'n ambitieuze brug was een enorme uitdaging en Da Ponte versloeg enkele beroemde concurrenten, onder wie Palladio en Michelangelo. Tot de 19e eeuw was deze brug de enige manier om het Canal Grande te voet over te steken. Nu zijn er meer bruggen, maar de Rialtobrug blijft een symbool van Venetië, hoewel de meningen over de bouw en het ontwerp in de loop der tijd uiteenliepen. De brug bevat nog altijd twee rijen winkels nu met souvenirs en gondels en rondvaartboten varen eronderdoor, net als talloze kooplieden eeuwenlang deden.
De brug is aan beide zijden bebouwd met winkeltjes. Aan de rand liggen looppaden langs de balustraden, van waaruit je een magistraal uitzicht hebt over het waterverkeer en de talloze paleizen langs het Canal. In het midden ligt een brede trap waarover de massa’s zich schuife lend een weg banen. De brug overspant 48 meter en is ongeveer 20 meter breed. We blijven er niet lang, want al dat gedrang van die duizenden toeristen staat ons niet zo aan.
20
De gondeliers horen bij de symboliek en mythologie van Venetië. Het beroep van gondelier wordt nog steeds van vader op zoon overgeleverd. De gondel met zijn smalle romp en platte bodem is perfect om door smalle, bochtige kanalen te varen. De asymmetrische bouw van de gondel neutraliseert de kracht waarmee de riem wordt geduwd. Aan de linkerkant is de boor 24 cm langer dan aan de rechterkant. Vroeger waren ze onontbeerlijk voor het vervoer van goederen naar de paleizen en pakhuizen, maar tegenwoordig dienen ze alleen de pleziervaart voor toeristen. Ze zijn duur: fl 30 per persoon voor een half uur. Traditioneel bestaat de kleding van de gondelier uit een strooien hoed met lint, een gestreept vest en een zwarte broek. De passagiers zitten op kleine stoeltjes. Het Canal Grande volgt het spoor van een oude slingerende rivierbedding door Venetië. Sinds de eerste dagen van de stichting van de stad was het belangrijkste vaarroute. Vroeger voeren grote galeien en handelsschepen in vol ornaat door tot de Rialtobrug; tegenwoordig zijn het voornamelijk gondels, motorbootjes en vooral vaporetto’s (veerboten die volgens vaste routes varen) waarvan het wemelt. Op het Canal worden jaarlijks boot– en gondel races gehouden, de “regatta’s”. Die vormen een kleurrijk schouwspel en zijn derhalve een topattractie voor de toeristen. De vele prachtige paleizen die het kanaal omzomen zijn gedurende een periode van vijfhonderd jaar gebouwd. Ze zijn een ware staalkaart van architectonische stijlen. Elk “palazzo” draagt nog de naam van een voorname Venetiaanse familie. Hier en daar zijn de fresco’s verbleekt, de fundamenten aangevreten door het zoute water en het kostbare marmer afgesleten, maar dat doet niet echt afbreuk aan hun grootsheid. Eigenlijk liggen de meeste paleizen met hun achterkant naar het kanaal toe. Door tijdgebrek hebben we een van de mooiste paleizen, het Ca ’d’ Óro, niet kunnen bezoeken. Veel van die paleizen zijn tegenwoordig museum. Na enig aandringen van Clim zwicht Jos uiteindelijk: we zullen dan toch maar de San Marco Basiliek uit 1094 (heel oud dus!) bezoeken ondanks een rij van meer dan honderd meter. We staan achter een groep sjofel geklede Russen met inteeltkoppen die door de reisleider op anekdotes worden getrakteerd. Na meer dan een uur schuifelen zijn we binnen. Het is er een en al pracht en praal. Er liggen schitterende mozaïekvloeren en de wanden en koepel zijn bedekt met nog eens 4.000 m² Byzantijnse mozaïeken. We bezoeken er ook het museum waar de vier originele bronzen paarden staan, oorlogsbuit uit Byzantium. Buiten op het bordes staan replica’s. In de schatkamer ligt de buit van Constantinopel; er bevinden zich ook oude Italiaanse kunstwerken. SAN MARCOBASILIEK De laatste rustplaats van Sint-Marcus en een van de beroemdste kerken ter wereld Volgens de legende stalen begin 9e eeuw twee kooplieden met de namen Buono (goede man) uit Malamocco en Rustico (boerse man) uit Torcello het lichaam van SintMarcus uit Alexandria in Egypte en namen het mee naar Venetië. Ze brachten hun heilige last niet naar het hoofd van de Venetiaanse kerk, maar naar het hoofd van de Venetiaanse regering, de doge. Zo verbonden ze SintMarcus voor
21
altijd aan de staat. De doge liet een kerk bouwen om de stoffelijke resten van de heilige, die tijdelijk in het Dogepaleis werden bewaard, onder te brengen. De kerk werd voltooid in 832, maar brandde in 976 af bij een opstand. Hij werd later herbouwd en vormde de basis van de huidige basiliek waarmee werd begonnen in 1063. De nieuwe kerk was de officiële kapel van de doge en werd in de 15e eeuw aan het Dogepaleis verbonden. De kerk is gemakkelijk herkenbaar aan de koepels die de vertrouwde vorm van eerdere Byzantijnse kerken weerspiegelen. De invloed van Constantijns Apostelenkerk in Constantinopel is onmiskenbaar. Een mozaïek van de begrafenis van het lichaam van SintMarcus boven het meest linkse portaal van de basiliek, geeft een verrassend accuraat beeld van hoe de kerk er in de 13e eeuw uitzag, voor de 15eeeuwse toevoeging van de weelderige witte gotische kroonlijsten. In tegenstelling tot de kathedralen van Florence en Milaan, die eind 13e eeuw nog niet waren afgebouwd, was de San Marco toen al vele jaren voltooid. Daardoor hadden al generaties kunstenaars en heersers hun bijdrage aan het bouwwerk geleverd. De San Marco werd in 1807 benoemd tot kathedraal en staat aan de rand van een van Europa's beroemdste pleinen. De kerk overziet deze openbare ruimte en houdt het religieuze en stedelijke verleden, zo rijk aan legenden en grandeur, in leven.
6. DE EILANDEN MURANO EN BURANO Een van de excursies die niet bij de reis inbegrepen zijn is een boottocht naar de schilderachtige eilanden Murano en Burano die een kilometer of zo verderop in de noorde lijke lagune liggen. We hebben een eigen boot tot onze beschikking, veel te groot voor ons inmiddels enigszins gedecimeerde gezelschap. Onderweg varen we voorbij het eiland San Michele, dat gereserveerd is als begraafplaats van de stad; het is met cipressen begroeid en geheel ommuurd. Veel bekende kunstenaars van allerlei nationaliteiten liggen hier begraven, o.a. Ezra Pound en Igor Strawinsky. Even verderop ligt een van de oudst bewoonde eilanden van de streek, Torcello. De basiliek die daar ligt stamt uit het jaar 1000 en heeft grote kunsthistorische waarde. Er wonen nog maar 60 mensen op dit eiland (vroeger bijna 30.000!); het is namelijk in de lagune aan het wegzakken. Murano Murano is ons eerste doel. Eigenlijk is het net als Venetië zelf een cluster van kleine eilandjes die door bruggetjes met elkaar zijn verbonden. Al sinds 1291 is het een centrum van glasblaaskunst. Natuurlijk maken we er een demonstratie van een glasblazer mee; we hebben bewondering voor het vakmanschap van de blazer en Clim laat zich dan ook verleiden tot de aankoop van een glazen zwaan. Verder is Murano niet zo interessant, het is een zwakke afspiegeling van Venetië, alleen niet zo duur, zo druk en zo goed onderhouden. We drinken er koffie en bier in een echte volkskroeg in een achterafwijk tussen vissers en handwerklieden. Burano Burano bevalt ons beter, hoewel het in feite niet meer is dan een verzameling aantrekkelijk geschilderde huisjes aan schone kanalen. Het is van verre al te herkennen aan de zwaar
22
hellende toren van zijn kerk. Op het eiland, dat zwaar leunt op de uitgaven van toeristen, is de kantwerkkunst geconcentreerd. Na een rondgang door de fotogenieke straatjes strijken we neer in het hoofdkwartier van de socialistische partij. Daar eten we een broodje en neemt Jos een pittige grappa. Clim houdt het wijselijk bij bier, eenkennig als hij is. TORCELLO Fascinerend eiland in de lagune van Venetië met een zeer oude basiliek Twee eeuwen voordat met de bouw van het eerste Dogepaleis werd begonnen en lang voordat handelaren marchandeerden op de Rialtobrug, bestond er al een nederzetting op een vlakke zandbank in het noorden van de Venetiaanse lagune: Torcello. Invallen van Hunnen en later Lombarden verdreven de mensen in de 5e en 6e eeuw van het vasteland naar de eilandjes in de lagune. De permanent bewoonde status van Torcello werd bevestigd toen bisschop Mauro van Altino hier in 639 de basiliek Santa Maria Assunta stichtte. Men schat dat er aan het begin van de 16e eeuw circa 20.000 mensen op Torcello woonden, maar de neergang was toen al begonnen men verruilde de verzilte kanalen en malariamoerassen steeds vaker voor de groeiende stad Venetië. De basiliek, de aangrenzende kerk Santa Fosca en nog enkele gebouwen vormen de laatste resten van een ooit bloeiende eilandstad. De originele opzet van de basiliek is grotendeels intact gebleven en omvat diverse vroege elementen de ronde doopkapel die de ingang vormt (en niet aan de zijkant staat zoals in latere kerken), de diaconic mozaïeken en de gerestaureerde altaartafel maar de trots van de kerk, heel verrassend op deze afgelegen plek, zijn de mozaïeken. Langs de westmuur ziet u een Kruisiging, een Opstanding en een imposant Laatste Oordeel, voltooid in de 13e eeuw. Het ontroerendst is echter de stralende gouden Maagd Maria boven de apsis aan de oostkant. Ze is de Madonna Teoteca, de draagster van God, vermoedelijk een meet dan zevenhonderd jaar oude schepping van Griekse kunstenaars. Torcello's simpele, kunstzinnige schoonheid vormt een krachtige herinnering aan een tijd en een plek waar de kerk zowel sterk tot Byzantium als tot Rome behoorde. Torcello is nu stil en verlaten, maar tussen de eenzame moerassen kunt u ervaren uit welk vochtig isolement ooit de stad Venetië groeide.
Vicenza De stad Vicenza bezoeken we in de middaguren nadat we Verona hebben bekeken. Deze stad wordt ook wel eens de stad van de bouwmeester Palladio genoemd. Een van zijn mooiste scheppingen, althans in onze ogen, staat als eerste op het programma: het Teatro Olympico. Het is een schitterend theater vol klassieke beelden en trompe d'oeils, gecon strueerd in de zestiende eeuw. De hoge entreeprijs vinden we deze keer volkomen terecht. TEATRO OLIMPICO Indrukwekkend laatste werk van de grote architect Andrea Palladio Het Teatro Olimpico (Olympische Theater) is het oudste nog bestaande renaissancetheater ter wereld en vermoedelijk ook het oudste overdekte theater. Het is het opmerkelijke laatste werk van de befaamde architect Andrea Palladio, algemeen gezien als een van de invloedrijkste figuren in de Europese bouwkunst.
23
Het Teatro Olimpico werd in 1580 gebouwd in opdracht van het Olympisch Genootschap op de plek van een verlaten middeleeuws fort dat dienst had gedaan als gevangenis en kruitmagazijn. Palladio was in 1579 teruggekeerd naar zijn geboorteplaats Vicenza en ontwierp een nieuw theater gebaseerd op klassieke ideeën. Hij overleed kort na het begin van de bouw, zodat het werk doorging op basis van zijn schetsen en tekeningen. Palladio had echter geen ontwerpen nagelaten voor de coulissen. Deze werden door Vincenzo Scamozzi gemaakt van hout en pleisterwerk en hoewel ze waren bedoeld voor tijdelijk gebruik, bestaan ze nog steeds. Scamozzi ontwierp ook twee kamers in het theater plus de originele ingang. Op 3 maart 1585 werd het theater ingewijd met een opvoering van Sophocles' Oedipus Rex. Helaas raakte het theater al na enkele producties in onbruik. Het Teatro Olimpico is een monument voor een van de invloedrijkste architecten ter wereld en tevens een mijlpaal in de Europese theatergeschiedenis. In tegenstelling tot theaters als de Globe in Londen, dat een reconstructie is van Shakespeares theater, is het Teatro Olimpico vrijwel geheel in zijn oorspronkelijke staat bewaard gebleven en vormt daarmee een essentiële en unieke historische schakel met het toneel in de renaissance. Het theater wordt nu alleen in de zomer gebruikt, omdat een verwarmingsinstallatie de tere houten constructies zou aantasten.
In de stad wemelt het van andere creaties van de toonaangevende architect Palladio, die trouwens als bescheiden steenhouwer zijn carrière begon. Met de groep bezoeken we onder andere de Loggia del Capitaniato, de Piazza dei Signori met de ranke bakstenen klokkentoren en de basiliek met een fraaie loggia. Door de stad verspreid bevinden zich nog tal van pallazzi die Palladio voor de rijke burgers van de stad bouwde. Interessant is het Casa de Pigafetto, een zeeman die als een van de weinigen de eerste reis om de wereld van Magelhaes over leefde. Jos wil per se een wandeling langs de oevers en kaden van een romantisch riviertje maken, maar de middeleeuwse huizen staan te dicht aan de kant, zodat we tot ongenoegen van Clim steeds fikse omwegen moeten maken. MEER INFO VICENZA Millennia van kunst, cultuur en ijverige activiteit vormen samen de buitengewone atmosfeer van edele steden, elegante dorpen, van het gulle platteland en de verleidelijke bergen. De landbouw is een essentieel deel van het wezen van de bevolking van Vicenza. Hun liefde voor de aarde is de motor die de oorspronkelijke producten van de zeer moderne landbouw omtovert tot de uitzonderlijke smaken van de gastronomie en de talrijke aroma's van de wijnen. Een reis naar Vicenza is een tocht door de geschiedenis van de bouwkunst. Romaans, gotisch, renaissance, barok, neoklassiek zijn de decors die de eindeloze panorama's sieren van de stad die wel de 'theaterstad' genoemd is. Vicenza heeft haar wortels in drieduizend jaren geschiedenis. Zij deelt daarom vanaf haar oorsprong in de geschiedenis van de wording van Europa. Andrea Palladio, Vincenzo Scamozzi Valerio Belli, Antonio Canova, Giovanni Bellini, Paolo Veronese, Giulio Carpioni, Lorenzo Da Bologna, Baldassare Longhena, Giambattista Tiepolo, Alessandro Vittoria zijn slechts enigen van de auteurs en kunstenaars die hun kunstzinnige adem hebben gewijd aan de roem van Vicenza. Vicenza: stad van het goud. De oude beschaving van handwerkers is vandaag de dag het meest bloeiende industriecentrum van Europa met 1.200 bedrijven die elk jaar 200 ton goud verwerken. Vicenza: stad van Palladio. De door de architect Andrea Palladio tot stand gebrachte monumenten vertegenwoordigen een toonbeeld van beschaving, verspreid over de wereld en nog altijd bij de tijd.
24
Opgenomen in de lijst van het Werelderfgoed van de UNESCO zijn ze het voornaamste model voor moderne studie van de bouwkunst. Vicenza is de derde Italiaanse provincie wat betreft de waarde van de export, na Milaan en Turijn. Eén van de meest geïndustrialiseerde provincies van Italië met circa 85.000 ondernemingen, één op elke 9 inwoners.
Verona De Arena van Verona is na het ongenaakbare Colosseum in Rome en het bijzonder gaaf gebleven amfitheater van El Djem in Tunesië het grootste amfitheater van de wereld. Andere grote amfitheaters liggen in Arles en in Capua bij Napels. Het werd in het jaar 30 voltooid, toen kon er bijna de hele bevolking van de stad in: 30.000. In de Romeinse tijd vonden er voornamelijk gladiatorengevechten plaats, maar ook misdadigers, krijgsgevan genen en christenen stierven er bij bosjes om het plebs te vermaken. Later werd het theater gebruikt voor het houden van markten, voor openbare terechtstellingen en stieren gevechten. ARENA VAN VERONA Het op twee na grootste amfitheater van Europa is nog altijd als theater in gebruik Verona's Romeinse arena is het op twee na grootste amfitheater in Europa, na het Colosseum in Rome en het amfitheater van Capua, bij Napels. Al sinds de oudheid betreden acteurs dit breedste podium ter wereld. Het werd gebouwd in de le eeuw n.Chr., tijdens de regeerperiode van keizer Augustus, in een stad die werd vereeuwigd door schrijvers, van de Romeinse dichter Catullus tot Shakespeare. De arena is een duurzaam symbool van Verona, een archeologische schatkamer en een hoogtepunt van Romeinse architectuur. Oorspronkelijk was hier plaats voor 30.000 toeschouwers – zelfs naar huidige normen een flinke arena. De Romeinen bouwden hun arena buiten de stadsmuren en verfraaiden het bouwwerk met blokken wit marmer, gewonnen in het plaatselijke gebergte. In 265 werden de stadsmuren door keizer Gallienus uitgebreid, zodat het amfitheater deel van de stad werd. In de 12e eeuw werd de buitenste ring grotendeels verwoest bij een aardbeving, maar verder heeft het gebouw de tand des tijds zeer goed doorstaan. Het is een van de best bewaarde amfitheaters uit de Romeinse tijd ter wereld. Naast gladiatorenspelen werden er dankzij een complex afwateringssysteem ook spectaculaire waterspelen gehouden. In de middeleeuwen was de arena het toneel van meer ritualistische gevechten in de vorm van steekspelen en toernooien. In de 18e eeuw was de arena gereserveerd voor theatervoorstellingen en in 1913 werd hier voor het eerst het Operafestival gehouden. Het over weldigende succes van dit evenement werd bezegeld met een uitvoering van Giuseppe Verdi's Aida. Sindsdien trekken de op zomeravonden uitgevoerde opera's duizenden mensen uit de hele wereld, die allen verlangen deel uit te maken van de historie van een monument dat na tweeduizend jaar nog altijd verrast.
HUIS VAN JULIA Het vermeende huis van de heldin uit Romeo en Julia — compleet met Julia’s balkon In een onopvallende straat staat een van Verona's meest bezochte attracties, het huis van Julia (La Casa de Giulietta). Dit vermeende huis van Shakespeares heldin uit Romeo en Julia is uitgegroeid tot
25
een tempel voor geliefden uit de hele wereld. Helaas betekent deze status dat veel bezoekers zich geroepen voelen hun naam in de muren te krassen – het huis is nu bijna net zo befaamd om zijn graffiti als om de architectuur, de historie en de literaire associaties. Hoewel William Shakespeare voor zover bekend Verona nooit bezocht, was zijn toneelstuk gebaseerd op een Italiaanse legende over twee vijandige families die hij Capulets en Montagues noemde. In werkelijkheid was het huis dat nu bekend is als Julia's huis ooit het bezit van een familie Dell Cappello, geen onwaarschijnlijke bron voor Shakespeares Capulets. Het wapen van Dell Capello is nog zichtbaar op de sluitsteen. Of de personages zijn gebaseerd op echte mensen is het onderwerp van heftige discussie, maar of Romeo en Julia nu hebben bestaan of niet, het verhaal is een van de beroemdste liefdesgeschiedenissen ooit en verdient als zodanig een passend monument. Het huis bezit wellicht het befaamdste balkon ter wereld. Het fraai gebeeldhouwde stenen balkon zou hetzelfde zijn waarop Julia stond toen Romeo haar zijn liefde verklaarde. In werkelijkheid werd het vele eeuwen nadat Romeo en Julia zouden hebben geleefd aan het huis toegevoegd. Niet veel verder vindt u Romeo's huis en Julia's veronderstelde graftombe waarin volgens archeo logen geen beenderen liggen. En natuurlijk worden Romeo / Julia in het toneelstuk, samen begraven). Nu is het huis een klein museum en u kunt naar boven lopen om op het balkon te staan. U vindt er ook een 20eeeuws bronzen beeld van Julia. Haar rechterborst glimt, want het is traditie eroverheen te strijken om geluk in de liefde te verkrijgen. "Wat is een naam? Wat wij een roos noemen, zou met een andere naam net zo zoet geuren." William Shakespeare, Romeo en Julia (circa 1596)
Tegenwoordig is het erg populair als plaats en podium voor bekende opera’s zoals Aida, Othello en Nabucco. Dit spektakel trekt in de zomermaanden veel muziekliefhebbers en toeristen. Het is elliptisch van vorm, 139 meter lang en 110 meter breed. Het interieur (zoals de ondergrondse kerkers en hokken, maar ook de gangen onder de zitplaatsen) wordt al sinds 1580 onderhouden en is daarom nog bijna geheel intact. Ten behoeve van de toeristen heeft men het bouwwerk met cement en beton afgewerkt, wat wij niet zo’n geslaagde operatie vinden. Trouwens, het hele gebouw vindt in onze ogen geen genade. We blijven er dan ook niet al te lang; aangezien het fraai lenteweer is geven we er de voorkeur aan een terrasje op te zoeken om te lunchen. TORRE DEI LAMBERTI Een 12e-eeuwse toren, nog altijd het hoogste gebouw van Verona De toren, die in 1772 werd gebouwd door de machtige familie Lamberti en nog altijd hun naam draagt, is 84 meter hoog en daarmee het hoogste gebouw in Verona. Sinds 1972 is de toren open voor bezoekers, die met een lift omhoog gaan voor een adembenemend uitzicht over de stad. De oorspronkelijke toren, gebouwd in romaanse stijl op de plek van het oude Romeinse forum, was veel lager, zoals u kunt zien aan de grens met het onderste deel, gemaakt van baksteen en tufsteen. De twee klokken, Rengo en Marangona genaamd, zijn beroemd. De eerste klok riep de mensen naar openbare bijeenkomsten en de tweede gaf de werkuren aan van de ambachtslieden op en rondom het naburige plein – de naam komt van het woord voor timmerman in het lokale dialect.
26
In 1403 werd de top van de toren zwaar beschadigd door een hevige blikseminslag. Bij de herbouw tussen 1448 en 1464 werd de constructie verlengd tot de huidige hoogte, met een frame achthoekige klokkenstoel boven elegante ramen. De grote klok werd eind 18e eeuw toegevoegd. Slechts enkele meters van de toren, achter een oud smeedijzeren hek, worden bezoekers direct aangetrokken tot een schitterend voorbeeld van Veronese gotiek, de Scaligeritomben. Hier rusten de lichamen van de beroemdste leden van de familie Scaligere die meer dan een eeuw over de stad heerste, zoals Cangrande I, Mastino II, Cansignorio, Alberto I en Giovanni Della Scala. Ze werden begraven in monumentale sarcofagen, naast de kerk Santa Maria Antica, versierd met beelden en overkoepeld door weelderige piramidevormige baldakijnen (het ruiterstandbeeld van Cangrande I bevindt zich nu in het Castelvecchiomuseum). De Lamberti toren en de praalgraven van de Scaligeri's liggen net als in de middeleeuwen in het hart van Verona, waar ze samen met de andere monumenten zorgen voor een sfeervolle entourage.
Padua We vinden Padua (in het Italiaans Padova) veel gezelliger dan de steden Verona en Vicenza. Toch staan deze laatste meer in de belangstelling. Padua kan bogen op een lange historie en een prachtig binnenstad, maar de meeste Italianen kennen de stad als een bedevaartsoord en wel voor de Heilige Antonius, die van de verloren voorwerpen. In de plaatselijke Basilica (Il Santo genoemd hier) wordt hij vereerd en liggen spullen en botten die aan hem worden toegeschreven. De dweperige manier waarop de Italianen hem aanbidden staat ons als nuchtere noorderlingen nogal tegen. De offerandes en ex voto’s aan de muur (de wonderen zijn de wereld nog niet uit!) doen ons aan de kapel van O.L.V. in ‘t Zand in Roermond denken. Padua is een typische studentenstad, iets wat doorgaans voor meer sfeer en levendigheid in de straten zorgt. Het mooiste vinden we er de middeleeuwse gerechtshoven, kerken, het raadhuis en de gewone historische burgerhuizen. Gezamenlijk met de groep bewonderen we het middeleeuwse Baptisterium (een apart staande doopkapel met de best bewaard gebleven frescocycli uit de twaalfde eeuw) naast de Duomo gelegen. Om er te komen maken we een wandeling door de historische binnenstad met zijn prachtige architectuur; er is ook veel gotiek vertegenwoordigd. De groep loopt zonder iets te bestellen brutaalweg door het adembenemend mooie Art Decocafé Pedrocchi, maar Clim en ik en het burge meestersechtpaar vinden dat beneden onze waardigheid. GRAF VAN SINT-ANTONIUS Het graf van Padua’s patroonheilige SintAntonius, de patroonheilige van Padua, werd geboren in Lissabon. In 1220 trad hij in bij de orde der franciscanen en deed zijn uiterste best een groot prediker te worden, de armen te helpen en ketters te bestrijden. Er worden meer dan vijftig wonderen aan hem toegeschreven. Hij stierf op 36 jarige leeftijd in zijn geliefde Padua, waar hij jaren had gewoond en gepredikt. Zijn graf in de Santa Maria Mater Domini werd direct een bedevaartsoord. Er kwamen zoveel pelgrims, dat de prachtige Sint Antoniuskerk werd gebouwd. In 1263 werd het lichaam van de heilige hierheen overgebracht, waarbij zijn graf voor het eerst werd geopend. Zijn tong
27
bleek wonderlijk intact te zijn, iets wat nog altijd een mysterie is voor de wetenschap. Zijn tong is nu te zien in zijn kerk, in de Cappella del Tesoro, enkele passers verwijderd van de monumentale Cappella delta Tomba di Sant'Antonio. Deze laatste kapel dateert uit de 16e eeuw en is vermoedelijk het werk van Tullio Lombardo. U vindt er een spectaculair altaar en hoge reliëfs met taferelen uit het leven van SintAntonius. Het graf van SintAntonius blijft een van de voornaamste bedevaartsoorden in Italië en elk jaar op 13 juni worden in Padua herdenkingsfeesten en processies gehouden. De kerk bevat ook werken van beroemde kunstenaars, zoals de beeldhouwer Donatello, wiens beroemde ruiterstandbeeld Gotto meloto (1447) op het kerkplein staat.
In de late namiddag staat er tenslotte een ander artistiek hoogtepunt op het programma: de Scrovegnikapel. De rijke stadsbestuurder (brute potentaat) Scrovegni liet de kapel in 1302 bouwen in de hoop zijn dode vader te kunnen redden van de verdoemenis die hem door Dante in zijn Inferno toegewenst was. De fresco’s aan de muren en plafond zijn in twee jaar tijd geschilderd door Giotto. Door hun verhalende kracht hebben ze een belangrijke invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de Europese kunst. En inderdaad, we moeten toegeven dat het ons imponeert, zeker ook omdat alles nauwgezet gerestaureerd is. Er worden alleen groepen tot de kapel toegelaten; iets waar strikt op wordt toegezien. Gedwongen door tijdgebrek “doen”we in een kwartiertje tijd het aanpalend museum. Jammer, er wordt best een interessante collecties tentoongesteld. Tussendoor nemen we in een goedkoop ogend cafetaria enkele broodjes en stukjes pizza als lunch. Bij het afrekenen blijkt dat we ons deerlijk in de prijzen hebben vergist, de rekening (wel inclusief halve liters) is astronomisch hoog. Nog een klein half uur zitten we op een prachtig ovaal plein dat door een gracht omgeven wordt en vol replica’s van klassieke beelden staat. Clim ligt languit op de brede balustrade, terwijl Jos zijn nieuwe Canon Eos camera uitprobeert op fotogenieke objecten. Het Brenta - kanaal De rivier de Brenta, die tussen Padua en de lagune van Venetië ligt, werd in de zestiende eeuw gekanaliseerd. Men zag al gauw de waarde als transportroute ervan in en langs het kanaal verrezen prachtige huizen. Die staan er nog altijd en een drietal daarvan zijn voor het publiek toegankelijk. Wij bezoeken de Villa Foscari in Malcontenta (zie hieronder). De Villa Wismann in het dorpje Mira is geheel ingericht in zeventiendeeeuwse Franse rococostijl. De achttiendeeeuwse Villa Pisari bij het gehucht Stra heeft prachtige plafondschilderingen van Tiepolo. Deze heeft veel belangstelling. Op het kanaal is ook een toeristische rondvaart mogelijk. LANDHUIZEN Ooit waren de landhuizen het centrum van de economie maar ook een plek van verstrooiing voor de rijke grondeigenaars. De interieurs zijn weelderig gedecoreerd door de meest vooraanstaande kunstenaars. Onder andere Gianbattista Tiepolo en zijn zoon Giandomenico hebben een onuitwisbare rondgang door hun kunst achtergelaten. Het is de verdienste van de architect Andrea Palladio geweest
28
dat hij de villa tot norm heeft gemaakt als bouwkundig, economisch en sociaal model. Hier is een groot deel van zijn werk te zien. Rondom Vicenza rijzen 19 door Palladio gerealiseerde landhuizen op van de 28 die in heel Europa en in NoordAmerika een voorbeeld gesteld hebben voor een nieuwe vorm van landbouwmanagement. Hun historische functie is erkend in hun opname in de lijst van Werelderfgoed van de UNESCO.
Villa Malcontenta Deze villa van Palladio (een van zijn eerste ontwerpen) bezoeken we in de vroege ochtend uren. Eerlijk gezegd vinden wij er geen klap aan. Zowel van buiten als van binnen is hij slecht onderhouden door de adellijke familie die er nog steeds woont en er een exorbitante entreeprijs voor vraagt. De zogenaamde kunstminnaar zijn er natuurlijk kapot van, maar wij geven aan er behoorlijk “malcontenta” over te zijn.Al vroeg zijn we bij de bus terug; we wachten op de rest in een caffe waar lekkere cappuccino geserveerd wordt. 12. DE TERUGREIS VIA VILLACH Op de achtste en negende dag van onze vakantie rijden we via een andere route terug naar Nederland. We kiezen de weg via Villach en Salzburg. Daarbij moeten we door de lange Tauerntunnel. De bergen in Italië zijn mooi; ze rijzen heel abrupt uit de Povlakte op. Van echt berglandschap in Oostenrijk kunnen we niet genieten, het is een en al autobaan. We lunchen weer in een Raststätte waar Clim nogal problemen met bestellen heeft. Uiteindelijk komt hij er met een hoogrode kop uit, al foeterend en misprijzende gebaren makend. De laatste overnachting vindt weer plaats in het dorpje Zusmarshausen. We komen nu wel tijdig aan, zodat we na het eten nog een avondwandeling kunnen maken. We verbazen ons over de orde en netheid van Beieren. In de gelagkamer van de plaatselijke brouwerij nemen we een afzakkertje, heerlijk bier schenken ze er. Dan breekt er plotseling een hevig nood weer los met als hoogtepunt een explosieve blikseminslag. Enfin, ‘s morgens moeten we vroeg uit de veren en na een dagje rijden zijn we om half vier zoals gepland in Venlo. Nog voor half vijf zijn we terug thuis. MEER INFO VENETO Gedomineerd door de Dolomieten. Een mooie landstreek met aantrekkelijke steden, vooral het unieke Venetië. Deze NoordItaliaanse regio grenst in het oosten aan de Adriatische Zee en FriuliVenezia Giulia, in het noorden aan Oostenrijk en TrentinoAlto Adige, in het westen aan Lombardije en in het zuiden aan de Po, met de delta. Het zeer bergachtige noordelijke deel gaat via de Venetiaanse Alpen abrupt over in een laagvlakte, die meer dan de helft van het gebiedsoppervlak omvat, alsook de lagunes van Venetië en Caorle en de Po delta. De noordelijke vlakte is aanmerkelijk droger dan het zuidelijke laagland. Tussen de bergen en de vlakten strekt zich een heuvelrij van kalksteen uit, zoals de Berici, of meer vulkanische formaties, zoals de Colli di Eugani. Het bergreliëf beslaat ongeveer een derde van het oppervlak en omvat de sterk ontboste en met bodemerosie bedreigde Vooralpen tussen het Gardameer en Friuli, die een hoogte van 2300 m bereiken; meer naar het noorden verheffen zich de Karnische Alpen en het magnifieke, sterk ingesneden Dolomietenmassief met toppen van meer dan 3.000 m. Het bergklimaat krijgt in de vlakte en vooral aan zee een aanmerkelijk milder aspect.
29
BEZIENSWAARDIGHEDEN
Venetië: basiliek San Marco, het Dogenpaleis, Galeria Academica en Santa Maria Gloriosa de kanalen met de typische gondels. Padua: de kapel Scrovegni (fresco's van Giotto), de basiliek Santo Antonio. Verona: de arena's van Castelvecchio, het graf van Julia (Romeo &Julia). Dolomieten: Cortina d'Ampezzo en het Misurinameer.
De Veneten, grondleggers van de Venetiaanse cultuur, bewoonden dit gebied omstreeks de 3e eeuw v. Chr. Daarna kwamen de, Romeinen, met wie de Veneten goede betrekkingen onderhielden. Na het verval van het Romeinse Rijk volgden de invallen van de Barbaren. De komst der Lombarden in de 6e en 7e eeuw leidde tot een politieke scheiding tussen het achterland (Terraferma) en de lagunekust, waar de bevolking een heenkomen zocht. Terraferma kwam al snel onder de hegemonie van het Heilige Romeinse Rijk, met talrijke hertogdommen en graafschappen, terwijl Venetië zich openstelde voor de Byzantijnse invloed. Met de opkomst van een feodale adel in de daaropvolgende eeuwen groeide de invloed van de steden in de plaatselijke politiek. In 1420 kwam heel Veneto en Friuli onder het gezag van Venetië. De rijke republiek Venetië werd een Europese twistappel, die in de tijd van Napoleon door Franse troepen werd bezet en daarna afgestaan aan Oostenrijk. Na het congres van Wenen in 1815 werd Venetië met Lombardije verenigd en kwam onder het gezag van de Habsburgers. Dit leidde tot verzet van de voorstanders van de Italiaanse eenheid en het hele gebied werd in 1866 definitief bij Italië gevoegd. KLIMAAT Landklimaat (streng in de bergen, zacht op de laagvlakten). Gemiddelde temperaturen in Venetië: koudste maand 3,5° C; warmste maand, 23° C.
30
VENETIË OP DOORREIS (1981) We waren op bezoek geweest in Roemenië, bij Hedda Benn. Vanuit het toenmalige Joegoslavië (Slovenië, Ljubljana) reden we Italië binnen, waar we een dagje Venetië bezochten voor we via Oostenrijk (Innsbruck) en Duitsland (München) terug naar huis reden.
Dag 14 / Maandag 17 augustus Vertrek: 12.30 uur / Aankomst: 18.15 uur Route: Ljubljana Postojna Trieste Mestre Venetië Kilometers: 300 De druppeltjes van 's nachts waren uitgegroeid tot ware slag en stortregens. Om 8 uur waren we al wakker, maar we bleven liggen in de hoop dat de zondvloed zich tijdig zou keren. IJdele hoop, om 12 uur was het nog steeds een noodweer. We moesten echter weg, dus besloten we de tent vliegensvlug (binnen 5 minuten) af te breken en in te ruimen. Na enig zoeken vonden we een LPGtankstation, zodat we eindelijk weer eens op gas konden rijden. We maakten de rest van onze Joegoslavische dinars op en bereikten al snel de grens. Het landschap was hier erg fris en groen, een vruchtbare regio, dit Noordwesten. De grens leverde ons geen problemen op: binnen een kwartier waren we weer en route. Bij het wisselkantoortje kreeg ik 48.000 Lira voor DM 100 een onvoorstelbaar bedrag. Via de autobanen en onder het genot van de vele piratenzenders op de radio geraakten we in Mestre, het havenplaatsje van waaruit men per boot Venetië kon bereiken. We belandden, ook nu na enig zoeken, op een nogal duur uitgevallen camping. Gelukkig regende het niet meer, hoewel de bodem en de struiken nog steeds doorweekt waren. Om 7 uur zaten we aan tafel in het campingrestaurant. We aten macaroni, spaghetti en vlees; de prijs was navenant, erg hoog dus, bijna zeventig gulden. We waren in het Oostblok wat dit betreft wel erg verwend. ‘s Avonds gingen we nog een tijdje terug om halve liters bier te drinken en om de rest van ons reisprogramma te bespreken. Ook bekeken we onze uitgaven en brachten die in over eenstemming met elkaar. Het was langzamerhand een complete boekhouding geworden. Reeds vroeg waren we in de tent. Yusuf had duidelijk zin om zich te bezatten, hetgeen hem ruimschoots lukte met éénderde liter whisky. (‘s Morgens wist hij waarachtig niet meer wat hij allemaal gewauweld had.) Om 2 uur doezelde ik in, terwijl Yusuf verwoed verwikkeld was in een gemompelde "monologue interieure”.
31
Dag 15 / Dinsdag 18 augustus Verblijfplaats: Mestre Venetië Ik was om 9 uur uit de veren. Jos kwam pas om 10 uur uit de tent te voorschijn, hetgeen wel terug te voeren was op zijn houten kop. Bij de douches was het stinkend druk. Ik wisselde eerst nog wat geld (DM 150) bij de receptie voor we op weg gingen naar Venetië. Op een grote parkeerplaats bij het haventje kochten we informatie over en een kaartje van de stad. De veerboot, f 2,25 per persoon, bracht ons in een half uur tijd naar het Canal Grande. WANDELING IN VENETIË We wandelden de verkeersvrije stad in. De historische sfeer die er hing was heel apart. Gelukkig hingen de meeste toeristen alleen rond op en om het San Marco plein. We slenterden de hele stad door van voor tot achter. We hadden geen vooraf uitgestippelde route en de steegjes waar het minste volk was, trokken ons het meest. We bezochten het "Reptillia", een permanente expositie van allerlei soorten reptielen. Jos M. maakte een stie keme foto van een kaaiman of was het een varaan? die achteraf echter mislukt bleek. Over het algemeen maakten we heel weinig foto's in deze zo fotogenieke stad. Hier en daar dronken we koele cola in de kleine, maar goed gesorteerde winkeltjes. Via het San Marcoplein geraakten we op de SchiavoniKade, waar veel aanlegplaatsen voor gondels waren. Het stikte langs de waterkant van paleizen. We kwamen in een soort achterbuurt terecht, waar we in eens parkje uitrustten. Opvallend veel loslopende katten (ont)sierden het straatbeeld. Ze schijnen regelmatig door de inwoners gevoerd te worden. De kanalen zijn er niet zo erg diep, één tot anderhalve meter. Rond drie uur aten we onder een parasol "pizza a quatro stagione” met cola natuurlijk. Prijs: 12.000 Lira, ongeveer f 12, 50 per stuk. Via het postkantoor, war we kaarten schreven naar Nederland, en de befaamde Rialto brug raakten we in een ander stadsdeel verzeild. Hier verloren we ons richtingsgevoel ondanks de kaart die we bij ons hadden. Het verloop van de steegjes en sloppen was grillig, terwijl velen ervan heel veel op elkaar leken of eenvoudigweg doodliepen zonder dat dit aangegeven was. In ieder geval lukte het ons om zes uur bij de kade terug te zijn, zodat we de veerboot van die tijd nog net konden halen. Eenmaal terug op de camping dronken we weer bier (het was nog steeds snikheet:) en maakten we ons eigen potje klaar: goulash met brood en melk. ‘s Avonds deden we in het kampwinkeltje enkele inkopen, o.a. badslippers voor mezelf, een gaspatroon voor de lamp en chianti. Voor de tent raakten we in gesprek met twee Poolse studenten, Marek en Andzrej, die liftend reisden. Ze spraken goed Duits.
32
Dag 16 / woensdag 19 augustus Vertrek: 10.00 uur / Aankomst: 16.30 uur Route: Mestre Bassano Trento Bolzano Brennerpas Innsbruck Kilometers: 300 Nu waren 's morgens de rollen omgekeerd: ditmaal was Jos een uur eerder op dan ik. Alles was gelukkig droog gebleven, zodat we nog vóór 10 uur zonder verdere problemen konden aftaaien. De campingkosten waren nogal hoog: in totaal f 40 voor één overnachting, de op lichters. Van een aanvankelijk kaal en vlak landschap kwamen we terecht in de steile, kale en rotsachtige Dolomieten, die een erg hoge en forse indruk maakten. Op de autosnelwegen moesten we tol betalen, niet al te weinig. Zó goedkoop is Italië niet meer. Gelukkig konden we toch weer LPG tanken, dat scheelde weer een slok op een borrel. Ook bij de Italiaans Oostenrijkse grens hadden we geen problemen.
GONDELIERS AAN HET WERK VOOR DE PALAZZI
33
DOLOMIETEN AUTOREIS (2009) AUTOREIS VIA DUITSLAND EN OOSTENRIJK HEENREIS We vertrekken om 10.30 uur en nemen voor de afwisseling eens de autosnelwegen via Heerlen, Aken en Keulen. Het regent en stormt de hele heenreis. Onderweg belanden we in enkele kleine files, maar die zijn niet echt de moeite waard. Toch komen we pas zo rond 18.00 uur in Aysttetten aan. Dat is een dorpje onder de rook van Augsburg. We nemen onmiddellijk plaats aan de bar van ons via internet gereserveerde hotel en bestellen bier. Om zeven uur zoeken we het zeer ruime restaurant op (ook voor hele busladingen geschikt) en doen ons te goed aan aspergeschotels voor net geen tientje. We kunnen gratis extra porties bestellen. We moeten echter wel alles contant afrekenen. Onze kamer is, uiteraard, een rokerskamer. Een optie die we steeds als preferentie opgeven, samen met de wens van gescheiden bedden. Het ontbijt is, zoals verwacht, zeer uitgebreid. Bij het uitchecken worden onze credit cards niet geaccepteerd, wat wij verdacht vinden. Dus ook hier maar weer contant afgerekend. Via München en Rosenheim bereiken we rond twaalf uur de grens, onderweg hebben we nog even getankt. Dan beginnen de bergen, zeker achter Innsbruck waar de Brennerpas nog voor een gedeelte in sneeuw gehuld is. We stoppen bij de Europabrücke, drinken koffie en eten wat. We wandelen nog even naar de brug voor het uitzicht en bekijken de overblijfselen van een Romeinse weg. Voor we het weten zitten we al in Italië, waar we de betaalde autostrada naar het zuiden kiezen. Daar komt ook de zon weer te voorschijn. Onze hele vakantie in NoordItalië zal die niet van onze zijde wijken. Ten zuiden van Bolzano (we houden de Italiaanse benamingen van de steden en streken aan, hoewel de bevolking hier in het voormalige SüdTirol overwegend Duitstalig is) verlaten we de autobaan en trekken de bergen in. Vijfendertig kilometer verderop bereiken we na nauwelijks enig zoeken om vier uur ons einddoel, het bergdorpje Capriana. We zijn geherbergd in een typisch familiehotel met Italiaanssprekende eigenaren. Gelukkig spreekt iemand van het bedienend personeel Duits. Opvallend veel Nederlanders (van onze snit, dus ouderen met eigen auto) behoren tot de gasten. Het is laagseizoen, dus het hotel heeft het niet druk. We mogen nergens roken, maar tot onze vreugde heeft onze kamer naast een uitzicht op de diepe vallei voor ons ook een ruim balkon waar we naar hartenlust sigaretjes kunnen opsteken. De biertjes, halve liters van het merk Peroni, zijn ook niet te versmaden. Steeds als we tussen vijf en zes in de namiddag van onze activiteiten terugkeren, nemen we er een paar aan de bar. We maken nog een ommetje door het authentiek aandoend dorp en belanden in de dorpskroeg waar ouderen zitten te kaarten en jongeren samendrommen rond de gokkast.
34
Het dorp lig op 1007 meter hoogte en is slechts bereikbaar via een smalle weg met een aantal haarspeldbochten. Voor ons is een speciale parkeerplaats gereserveerd. In de kerk wordt een plaatselijke heilige Maria uit de negentiende eeuw vereerd, het is dus een soort bedevaartsoord, maar dan wel een heel klein. Om zeven uur worden we geacht het menu te nuttigen, dat is bij de prijs inbegrepen: we hebben immers een halfpensionarrangement geboekt. We houden ons strikt aan die aan vangstijd, keer op keer zitten we als eerste aan ons vaste tafeltje. De rest van de avonden brengen we door met tv kijken, peuken roken op het balkon (jas aan, in de avond is het er kil en winderig) en lezen: Jos begint aan zijn dikke pil De Schaduwen van de Wind. 2. TRENTO (TRIENT) Het ontbijt is op typisch Italiaanse wijze karig te noemen, maar toch nog voldoende. De broodjes vinden we evenwel niet smakelijk, de koffie is echte hotelleut. Enfin, er is genoeg kaas en vleesbeleg, maar zonder veel keuze. Om vanuit het geïsoleerd liggende dorp op begaanbare doorgangswegen te komen moeten we elke dag meer dan een half uur slingerende bergweggetjes boven het riviertje de Avisio afrijden, dat vinden we eigenlijk wel een nadeel van die schitterende situering van het hotel. Hoewel we aanvankelijk naar Bolzano willen, komen we toch terecht op de weg naar Trento. Soms moeten we dwars door smalle doorgangetjes in de boerendorpjes heen, elke keer opnieuw vrezen we tege moetkomend verkeer. Het komt af en toe voor dat Clim een eindje moet terugrijden (in de achteruit bedoel ik…), nu niet direct zijn sterkste punt als chauffeur. In de buurt van Trento zijn de hellingen glooiend genoeg geworden om er wijngaarden te kunnen aanplanten. In Trento kunnen we onze auto in een overdekte garage vlakbij het centrum kwijt. De stad ademt al een zuidelijke, mediterrane sfeer. We halen een plattegrond af bij het Tourist Office, bekijken een nabijgelegen kerk en paleis. Trento staat bekend om het Concilie uit de zestiende eeuw waar de officiële kerk van Rome plannen smeedde om met een zgn. Contrareformatie de invloed van Luther, Calvijn en Zwingli in te dammen. Veel monumentale patriciërgebouwen stammen nog uit die tijd, jammer genoeg zijn de muurschilderingen op de blinde muren vaag of afgebladderd. Het Neptunus fontein op het centrale plein maakt meer indruk op ons. Het plein zelf ook, hoewel er kraampjes staan die de sfeer een beetje verzieken en mooie panden aan het oog onttrekt. Net als we de Duomo willen bekijken worden we door een jonge priester vriendelijk verzocht het gebouw te verlaten, het is sluitingstijd. We slenteren de stad door tot voorbij de restanten van de oude stadsmuren, waar we afbuigen naar de rivier de Adige. Daar nemen we de kabelbaan naar boven. In de cabine krijgen we gezelschap van een stel Roemeense zigeunerjongens en meisjes die onmiskenbaar naar stront ruiken. Vreemd, hun kleren zien er verder schoon en gewassen uit. Boven een aardig uitzicht op het dal waarin de stad ligt. Er bevindt zich een congres centrum dat voor ons bezoekers gesloten is.
35
Na 30 minuten keren we terug naar de stad. We pauzeren een tijdje op een bankje in het Dante park (kolossaal beeld van de dichter staat vlakbij), dat bevolkt wordt door hordes donkere, Afrikaanse asielzoekers, overwegend lanterfantende jonge mannen. Ze doen de hele dag niets en zwerven doelloos de stad rond. Sommige proberen prullaria zoals sieraden en zonnebrillen aan de man te brengen, andere bedelen (“Io hambre!” ofwel “Ik heb honger!”), maar de meeste brengen de dag door in ledigheid. Ze zijn overigens niet agressief of lastig, ze weten dat ze dan opgepakt zullen worden. Wel lastig worden veel Roemeense en Albanese migranten gevonden, zeker diegene die rovend, stelend en verkrachtend het land doorkruisen. Zij hebben meer rechten dan die Afrikanen, Roemenië hoort immers sinds kort bij de Europese Unie en haar inwoners kunnen daarom niet zo gemakkelijk uitgewezen worden. We lopen nog even een straatje om, want we hebben het plaatselijke kasteel op onze route overgeslagen. Daar is nu een duur museum gevestigd waarin we geen interesse hebben. Via de Groene Toren keren we terug naar onze Volvo. We kiezen voor een andere weg terug naar ons dorp, nu volgen we de slingerende straatweg ten zuiden van het riviertje de Avisio. We stuiten op een attractie die men er de Aardpiramiden heeft gedoopt. Het zijn in de kalksteen geërodeerde kegels met een harde steen er boven op balancerend, te vergelijken met die van Cappadocia in Turkije. Halverwege het voetpad omhoog moet Jos afhaken met verzuurde spieren, Clim gaat tot bovenaan, waar hij een goed uitzicht op het natuurverschijnsel heeft. De koffie en het mineraalwater op het terras aan de voet van de helling is naar Italiaanse begrippen spotgoedkoop. Pas om zes uur zijn we terug in het hotel. 3. BOLZANO (BOZEN) We rijden vandaag de andere kant op om bij Ora de autostrada naar Bolzano te nemen. Die stad ligt slechts 20 km verderop. We kunnen onder het Walther plein parkeren, midden in het centrum. Als we bovengronds te voorschijn komen bevinden we ons te midden van een bloemenmarkt. Verder zijn er overal festiviteiten ter gelegenheid van de 1 mei viering gaande, zoals een modeshow (wat een scharminkels, levende skeletten noemt Clim de modellen), een jazzbandje en een Beiers orkest. Uiteraard ontbreken er geen eettentjes. Door al dat gewoel is het standbeeld van de minstreel / minnezanger Walther van der Vogelweyde op een zuil nauwelijks te ontwaren. We ontvluchten de drukte en drinken koffie op een terras bij het oude stadhuis onder de middeleeuwse arcaden, de zogenaamde Lauben. Daarna dwalen we verder door de oude stadskern, die een strenger karakter heeft dan die van het zuidelijker gelegen Trento. Ook hier weer nauwe straten met hoge en soms erg kleurige renaissancegevels. De huizen zijn smal, maar lopen diep door. Opvallend zijn de vele blinden voor de ramen in verschillende kleuren en dessins. Bij een parkje met een Mariensäule (nu eens niet ter bedwinging van de pest zoals in vele MiddenEuropese stadjes, maar van de cholera in 1853) keren we via een andere route en wat typische winkelstraten terug naar de Dom, die pas om twee uur opengesteld wordt. Van binnen ziet hij er mooier 36
uit dan van buiten, waar de herstelde oorlogsschade nog duidelijk te zien is. De ooit frisse fresco’s zijn echter vervaagd en vertonen nog maar een schim van hun vroegere glorie. We lopen een eind verderop om met de kabelbaan naar een uitzichtpunt te gaan, maar die blijkt buiten werking; “Neubau“ zegt een van de bouwvakkers. De terugweg voert ons door een oude gedeelte van de stad met veel eetgelegenheden. Aan een kraam eten we pizza en kebab. Op de brede straat voor het plein maken we de volgende attractie mee: een zestal folkloristisch geklede Tirolers geeft een demonstratie van zweepslagen ten beste, bijgestaan door een oude, frêle non die eveneens vaardig de Peitsche hanteert. Het volk weet dat wel te waarderen, wij ook trouwens. Niet met de kabelbaan maar met de auto rijden we de berg naast de stad op. Erg steil, maar de Volvo heeft er geen moeite mee. Mooie uitzichten vanaf de wijngaarden. Op de top rijden we door een pastoraal aandoend landschap met frisse alpenweiden en hier en daar een eenzame hoeve naar een volgende kabelbaan; die blijkt echter ook nog gesloten te zijn, het seizoen is nog niet geopend! Er zijn wel al toeristen die Ferien auf dem Bauernhof vieren. Ook wordt er druk paardgereden. Koeien zien we echter zelden rondstappen in de malse weiden. Blijven die net zoals bij ons in Nederland ‘s zomers ook al in de stal? Via allerlei kleine kronkelweggetjes gaan we weer naar beneden naar de vallei met de autobaan. Mooie panorama’s, met name bij een punt waar men ook aardpiramides in de aanbieding heeft. Het weer blijft de hele dag schitterend. 4. DOLOMIETEN - ROUTE Via Cavalese (20 km verderop in de Valle de Fiemme gelegen) rijden we noordoostwaarts in de richting van het Sella Massief. Daar pas beginnen de echte, steile en grillige Dolomieten die in spectaculaire vormen geërodeerd zijn. We stoppen regelmatig onderweg om foto’s te maken. Eigenlijk moeten we de gehele route aan één stuk door stijgen en dalen, wenden en keren. De wegen zijn echter uitstekend onderhouden en goed geplaveid, een compliment voor de Italianen. Zo rond de 2000 meter hoogte is de sneeuw blijven liggen. Naarmate we hoger komen wordt het pakket sneeuw en ijs dikker. Bij een pas vlak voor het wereld beroemde skioord / wintersportplaats Cortina d’Ampezzo (Olympische Winterspelen van 1960) bestellen we dure koffie met gebak. Het is koud daarboven, maar het vriest niet. Het is voornamelijk de harde wind die erg guur aandoet. Wel valt er een tijdje natte sneeuw. We blijven niet hangen in Cortina, maar echt kilometers vreten is er vandaag niet bij. We nemen de weg naar de Tre Cime ofwel de Drei Zinnen, een van de meest gefotografeerde bergmassieven ter wereld. Er is een speciale parkeerplaats aan een bevroren meer met berghotel aangelegd, van waaruit je te voet de spitse bergen kunt gaan bezichtigen. Daar hebben we echter niet de puf voor, dus na een korte pauze keren we via een andere route terug. We wenden de steven zuidwaarts. Via een smal dal belanden we bij Bellinzona aan de zuidelijke rand van het gebergte. Daar zouden we kunnen opschieten, maar de doorgaande weg voert ons door dorpjes en stadjes met stoplichten en andere snelheidsbeperkende
37
maatregelen, waardoor we niet echt kunnen opschieten. Gelukkig mogen ook nog even gebruik maken van een stukje autoweg. We komen later bij het hotel aan dan gepland. Een kwartier na aankomst kunnen we al weer aanschuiven voor de avondmaaltijd. Naast ons zit een Zeeuws echtpaar uit Kapellen bij Goes, kennissen van JanPeter B. Hij is leraar wiskunde op een vMBO, zij doet iets met verstrekking van hulpmiddelen in de zorg. Achter ons zit een jong Nederlands echtpaar met een kwebbelende kleuter; het meisje kan echt geen seconde lang haar mond houden. Verderop zitten nog enkele Nederlandse echtparen van middelbare en oudere leeftijd.
38
5. MERANO (MERAN) Het is zondag. We worden gewekt door het geweld van de kerkklokken. Toch verslaapt Jos zich een half uur, waardoor hij de douche moet overslaan. De hele dag blijft het bijzonder zonnig weer. We begeven ons naar Merano, dat dertig kilometer ten noordwesten van Bolzano ligt. De stad ligt tussen de bergen en staat al eeuwen bekend als kuuroord. We kunnen de auto ondergronds kwijt bij het spiksplinternieuwe Badehaus. We wandelen over de boulevard bij het Kurhaus, Jos maakt foto’s van witgekalkte levende standbeelden. In de heggen heeft men figuren geknipt; paarden met ruiter, een pianist, dieren. Een wild bruisend riviertje wringt zich tussen het negentiendeeeuwse park en de boulevard door. Er hangt een lome zondagochtendsfeer in de stad met al die doelloos flanerend dagjesmensen en inwoners. Het stadje is degelijk opgeknapt en straalt welvaart uit. In de Altstadt onder de eeuwenoude arcaden bevinden zich exclusieve en dus peperdure modeboetiekjes. Naast de kerk pauzeren we met cappuccino en gebak op een terras. Als de kerk uitgaat kunnen we haar bezichtigen. Het interieur valt tegen, een jongenskoor heeft opgetreden en breekt op. De stad kent net als Bolzano Lauben, arcaden dus, die hier op zijn Italiaans “portici “ worden genoemd. We ontdekken een stoeltjeslift (Sesselseilbahn) die ons voor vier euro per persoon enkele honderden meters hoger brengt. Vanaf de top kun je te voet het recreatieoord Dorf Tirol bereiken, dat doen we echter niet. Bij het dorp ligt ook het stamslot van de Tiroler hertogen; ooit was Meran de hoofdstad van Tirol, later werd dat Innsbruck. Het panorama dat zich voor ons ontvouwt, valt tegen; de boomkruinen op de hellingen onder ons benemen ons het gezicht. Al gauw keren we terug naar de stad en zoeken we onze auto weer op. We rijden om half drie terug naar Bolzano, waar we het MMM ofwel het Messner Mountain Museum in de slotruïne van kasteel Sigismundkron bezoeken. De wereldberoemde berg beklimmer en avonturier Reinhold Messner heeft nog vier andere plekken in Tirol waar hij verschillende aspecten van de bergwereld belicht. Langs de entree staan Chinese mytho logische leeuwen als poortwachter. Overal in het hele complex bevinden zich trouwens levensgrote standbeelden van Tibetaanse en Boeddhistische aard. We krijgen de indruk dat Messner zich tot oosterse filosofie en religie heeft bekeerd. We beginnen bij een tentoonstelling over de geschiedenis van Tirol, met veel oude prenten, foto’s en verklarende landkaarten. De nationale held en bevrijder Andreas Hofer staat hierbij in het stralende middelpunt. De aankleding bevalt ons wel: interessant en leerzaam. De nadruk van de diverse exposities ligt op thema’s die in gerestaureerde torens worden verbeeld: de alpinist met zijn uitrusting, de geologische achtergrond van gebergten, de mythologie, de beroemdste bergtoppen etc. Hier en daar klinkt esoterische muziek op de achtergrond, bijvoorbeeld bij de enorm omvangrijke Tibetaanse tanka’s aan de muren. We moeten heel wat trappen en luchtbruggen op en af, waardoor de suggestie van klimmen
39
wordt gewekt. We volgen de duidelijk aangegeven rondweg en beëindigen onze tocht door en over het ommuurde kasteel bij het terras (cappuccino en fris) en de boekhandel, waar onze Reinhold alleen maar boeken van eigen hand heeft uitgestald. We wisten niet dat hij zoveel geschreven heeft, enige zelfbewieroking is hem ook niet vreemd. Onze uiteindelijke indruk van het MMM; een lovenswaardig initiatief, maar het kan beter vormgegeven worden, bijvoorbeeld met meer voorwerpen, duidelijker uitleg en minder zweverig mythisch gedoe. We vertrekken om vijf uur. Pas dik een uur later zijn we terug in het hotel, waar we de traditionele biertjes geserveerd krijgen. De avond brengen we zoals gebruikelijk door met televisie kijken: het WK Snooker vindt plaats in Sheffield, niet te versmaden voor Clim die John Higgins uiteindelijk ziet zegevieren. 6. RONDRIT BERGEN Allereerst proberen we twee cols aan de andere kant van ons dal te passeren. Bij beide lukt dat niet, ze zijn allebei afgesloten. Wel kunnen we de minuscule dorpjes en gehuchten bereiken die vanaf ons hotelbalkon zichtbaar zijn. Achtereenvolgens Casato, Dora, Casanova, Villaglio en tenslotte Sicima. We pauzeren er bij een kerkje met een cementario, waar op bijna alle graven dezelfde drie achternamen (Nones, Genetet, Latesta) gebeiteld staan. De tweede col,de Passo de Manghen, is vooral een toe– en afvoerweg voor de bosbouwbedrijven die daar driftig met houtkapperij bezig zijn. De bomen worden hier wel met beleid gerooid, nergens blijven dorre lege vlaktes vol boomstronken en wortels over zoals we in Canada zagen. We rijden de andere kant op. In het dorpje Molina di Fiemme / Castello drinken we koffie op een terras (de cappuccino kost hier één euro) en tanken we (Clim wordt in het Engels te woord gestaan). Via Casales klimmen we door dichte dennenwouden naar de Paso de Lavaré die wel open is. Op de top ligt een hotel met een bevroren meer en wat sneeuwhopen die de dooi overleefd hebben. Al dalend en klimmend maken we een rondje door de omliggende bergen. We zitten op meer dan 1800 meter hoogte. In Monte San Pietro nemen we een afslag naar Weissenstein (Pietralba), waar een enorm kloostercomplex op een heuvel blijkt te liggen. Wij naar binnen, allereerst naar de crypte en de in barokstijl ingerichte kloosterkerk. Paus Johannes Paulus II is hier volgens een plaquette ook geweest om tot Maria te bidden. Het complex blijkt een soort bedevaartsoord te zijn, met slaapzalen, hotel en restaurant. Dat laatste is van de self servicestijl en biedt plaats aan meer dan 300 pelgrims / gasten. We eten er een middaghapje (Jos frites met worst, Clim goulash met rijst). Achter het dorpje Aldino komen bereiken we weer de iets beter begaanbare doorgaande weg. We maken nog een kort uitstapje naar het dorp Truden. Van daaruit vertrekken de natuurliefhebbers voor een wandeling door een natuurpark dat volgens de reisgidsen een unieke flora heeft. We merken daar weinig van, we vinden er zelfs geen café of restaurant. Wel opmerkelijk veel vogels zingen er hun lied. Ver voor vier uur zijn we terug in het hotel.
40
Op ons gemak biertjes drinken en lezen voor we ‘s avonds gaan eten en snooker kijken. Vandaag heeft het enkele keren licht geregend. 7. RIVA DEL GARDA Na enig wikken en wegen besluiten we toch naar het Garda meer te rijden, maar een rondrit langs het hele meer zit er gezien de beschikbare tijd niet in. In Trento slaan we per abuis (hoewel, de weg stond erg slecht aangegeven) een verkeerde weg in, waardoor we na enkele wijndorpen gepasseerd te zijn een pas worden opgestuurd met wel heel smalle weggetjes en hellingen van plaatselijk meer dan 14%. Een meevaller blijkt achteraf, want de route is best mooi en het is er helemaal niet druk. De weg volgt de flanken van een ongenaakbaar rotsgebergte en bereikt haar hoogste punt bij malse alpenweiden op 1200 meter hoogte. Van daaruit kan men wandelingen en mountainbiketochten door de Biotopo di Parco Naturale maken. Er pronkt ook een zonnig terras voor koffie. Een oude Nederlandse wielrijder krijgt er net instructie van zijn veel jongere begeleider met auto. Daarna duiken we de diepte in en dalen we af naar het Garda meer. De Hollandse fietser is er bergaf eerder dan wij. In het aan de noordelijke oever gelegen stadje Riva del Garda kunnen we weer midden in het centrum parkeren. De ondergrondse garage heet er Thermen en inderdaad, de opgegraven resten van het Romeinse badhuis liggen ernaast. Het is een toeristische plaats, waar de Duitse sfeer plaats heeft moeten maken voor het Italiaanse levensritme. Veel historische gebouwen, aardige pleintjes en enkele findesiècle hotels en restaurants langs de oever, waar het overigens kil en winderig is. Pal aan het meer ligt een elektriciteitscentrale die, waarschijnlijk in het fascistische Mussolini tijdperk, in klassiek Romeinse stijl opgetrokken is. Aan de belangrijkste Piazza met campanile liggen enkele crèmekleurige palazzi uit de renaissance in VenetiaansLombardische stijl, wat dat ook zijn mogen. We bezichtigen de weinig indrukwekkende kerk en eten gebakken vis aan een kraam. We nemen een andere weg terug, een doorgaande weg langs verschillende kleine stuwmeertjes. In Trento kiezen we voor de zuidoever van de Avisio tot ons dorp Capriana. We ontdekken op het laatste moment toch nog een bruggetje, waardoor we een omweg weten te vermijden. 8. TERUGREIS Bij het ontbijt komt het Zeeuwse echtpaar spontaan afscheid van ons nemen. Jos rekent al onze consumpties koffie en vooral bier bij de bedienende dochter af en wel contant: € 68. Alle andere gasten zijn vandaag vertrokken. Moeiteloos bereiken we over de autostrada de Passo Brennero, waar we op het Oostenrijkse gedeelte 8 euro Maut moeten betalen. Dat komt boven op ons Oostenrijks autobaanvignet dat we in Nederland bij de ANWB hebben aangeschaft. Ondanks de slechte weersvooruitzichten blijft het redelijk zonnig. Even na twaalven laten we de Alpen achter ons en rijden we op Duitse bodem het laagland van Beieren in. Vlak voor Augsburg vergissen we ons als we van de autobaan afslaan om een sigaretje te roken. Door welvarende dorpjes laverend bereiken we pas na enig zoeken de
41
weg terug. De rokerskamer in ons Soehnel Hotel hebben we al vooraf gereserveerd, dus allereerst nemen we plaats op het uitnodigende terras. Jos loopt nog het lintdorp in om bij de lokale supermarkt speciale soepjes in te slaan. En passant koopt hij ook een fles goedkope ouzo. Tijdens die korte wandeling valt hem op dat er veel oudjes met looprekken en rollators in dit dorp op pad zijn. Om zeven uur eten we in het hotel. Jos bestelt weer asperges, deze keer smaken ze niet zo goed, hij slaat dan ook een tweede portie af. De volgende morgen rekenen we weer contant af om allerlei toestanden met de credit card te vermijden. Volgens ons saboteren ze bewust de transactie om ons tot cash betaling te dwingen. We nemen op de terugweg niet de Linksrheinische Autobahn, maar de Rechtsrheinische die ons onder meer onder Frankfurt door via Limburg an der Lahn naar Keulen voert. Daar nemen we de afslag naar Aken, waar het goed mis gaat. We missen een afslag bij een wegsplitsing, het zicht wordt ons ontnomen door hoge vrachtwagens rechts van ons waardoor we de richtingborden over het hoofd hebben gezien. We dwalen onder de rook van Aken door satellietstadjes als Würselen en Alsdorf en belanden zelfs nog in het centrum van Aken zelf, maar we vinden de oprit naar onze Autobahn niet. Er lopen daar twee snelwegen, een naar Heerlen (die wij moeten hebben) en een naar Lüttich (waarop wij abusievelijk terecht zijn gekomen). We besluiten helemaal terug te rijden, waarna we de juiste afslag wél weten te vinden, door schade en schande wijs geworden. De hele escapade kost ons meer dan een half uur. We komen dan ook niet zo rond vijf uur, maar pas tegen zessen in Roermond aan. We hebben geluk gehad, onderweg heeft het geen enkele keer geregend!
42
VENETO / TRIESTE (2003) KERSTREIS / ALLEEN OP REIS 1 VERTREK NAAR ITALIË
Ruimschoots op tijd bel ik voor half negen een taxi. Die komt pas om drie voor negen aanzetten. Om negen uur bevinden we ons in de tunnel. Zal ik de trein van 09.02 uur nog halen? Jawel, dankzij een vertraging van enkele minuten weet ik nog net bijtijds de rokerscoupé vinnen te dringen. Het is er al erg druk op deze zaterdagmorgen. Ik ontmoet een van mijn leerlingen, Pim Dankbaar, die op weg is naar het PSV – stadion om daar als steward te gaan optreden. Als ik moet overstappen in Duivendrecht, onder de rook van Amsterdam, is het weer dringen geblazen in het gewoel. Waar gaat al dat volk op de vrije zaterdag naar toe? Naar Schiphol, net als ik, zo blijkt als de trein volledig leegstroomt op het ondergrondse station aldaar. De meeste reizigers behoren tot de grijze golf die naar zuidelijke landen de zon gaan aanbidden, omdat die hun verkleumde botten zo goed weet te warmen. Het effect van Nine Eleven (aanslag Twin Towers New York) is ook hier op Schiphol duidelijk waarneembaar. Door de stringente controles ontstaan er ellenlange rijen. Ze hebben er het checkin systeem gewijzigd in het Amerikaanse model: vanuit een lange rij word je door verwezen naar de balie waar je moet zijn. Opvallend is ook dat vergeleken met vorige jaren het gehalte aan zwarten bij het personeel groter is geworden. Ook wat dit betreft gaat het ooit zo eigenzinnige Europa steeds meer op haar Grote Broer de United States lijken. De KLM vlucht (inmiddels aan de leiband van Air France, dit verslag stamt uit oktober 2003) duurt nog geen twee uur. Mijn medereizigers bestaan vooral uit Italo’s van alle rangen en standen en toeristen die in Noord – Italië of Slovenië op wintersport gaan. Om 15.00 uur komen we op de luchthaven Mestre bij Venetië aan. Ik verken op mijn gemak de situatie en de mogelijkheden om zo snel mogelijk in Trieste, mijn uiteindelijke doel vandaag te komen. Met de air port bus rij ik naar het station van Mestre, waar ik de sneltrein naar Trieste in het uiterste oosten van de Italiaanse laars kan nemen. Het wordt toch nog een reisje van rond twee uur, vergelijkbaar met Roermond Amsterdam. Hier is de prijs € 6, in Nederland betaal je daarvoor € 19! Behoorlijke prijsverschillen binnen de EU dus. Onderweg doe ik een dutje, dat heb ik wel verdiend, vind ik. Als we aankomen is de trein verlaten, ik ben praktisch de enige reiziger die het tot deze uithoek heeft volgehouden. Op het slecht verlichte station kijk ik eerst even de kat uit de boom, waarna ik te voet op zoek ga naar een hotelkamer. Zeker een half uur sjouw ik met mijn zware reistas vruchteloos rond. Ik loop door het hele centrum en bereik de haven. Van een hotel geen spoor. Ik krijg langzamerhand een lamme arm en schouder van de loodzware tas. Herhaaldelijk moet ik stoppen om op adem te komen. Ik besluit dan maar via een andere weg terug te lopen en 43
een duurder hotel te nemen; zo beland ik bij La Posta, een driesterrenhotel waar ik voor € 70 een nette kamer krijg, inclusief ontbijtbuffet. De meisjes (nou ja, dames van onbestemde leeftijd…) achter de balie spreken zowaar Engels en Duits. Nogal wiedes, ze blijken allebei uit Oostenrijk te komen. Het hotel bevindt zich in een opgeknapt herenhuis van rond de eeuwwisseling (1900 dus…) Na acht uur ga ik de omgeving verkennen. Het heeft net geregend en de straten glinsteren van het vocht. De temperatuur bedraagt 8 graden. Er is niet veel te doen hier. Ik drink cappuccino in een cafetaria; die is in Italië goedkoop, meestal een euro of iets meer per stuk. Weer terug op mijn kamer krijg ik problemen met de gecomputeriseerde minibar. Ik verplaats namelijk 4 blikjes om mijn fles whisky kwijt te kunnen, later blijken die automatisch op mijn rekening te zijn beland! In het vervolg uitkijken geblazen dus. Door de warmte in de kamer slaap ik niet echt aangenaam. 2 TRIESTE VERKENNEN
Ik ontbijt chique bij de open haard in de eetkamer. Het ontbijt ziet er onweerstaanbaar uit, dat mag ook wel voor die prijs. De koffie is heerlijk sterk en het brood vers. Minpunt: er is te weinig vlees en kaas naar mijn smaak. Pas na elven ga ik op pad. Het is bedompt weer. Ik loop naar het station om daar informatiemateriaal over de stad te vergaren. Daarna bezoek ik het centrum, onder andere het centrale Piazza Inlia (vol kerststalletjes, druk dus) en de haven die ooit erg belangrijk was voor het Oostenrijkse Habsburgse monarchie. Trieste was hun enige toegang tot de zee. Door het centrum lopen kanalen, wat het een beetje op Venetië doet lijken. In een cafetaria eet ik aan de bar brood en gekruide gehaktballen. Daar raak ik in gesprek met de vader van de jonge kelner. Hij is een gewezen archeoloog en filoloog die vroeger op de lokale universiteit heeft lesgegeven. Nog niet zo lang geleden heeft hij een hersen bloeding gehad, waardoor zijn spraak nog steeds gestoord is. Het is moeizaam commu niceren met hem, maar hij blijkt wel 5 talen te spreken en nog goed ook. Hij probeert me te betrekken in een linguïstisch gesprek over de relatie van het Arabisch in Irak met de proto – Europese talen. Daar moet ik helaas afhaken. De kastelein is zichtbaar trots op zijn erudiete vader. Ik vind de stad niet mooi. Vroeger moet ze veel sfeer hebben gehad en veel schrijvers voelden zich hier thuis (Italo Svevo, James Joyce o.a.), maar daar merk ik niet veel van; op hier en daar een gebouw uit betere tijden na dan, vergane glorie meestal. Ik loop naar het kasteel waar ik niet naar binnen kan en bezoek nog een aantal kerken. Het stadsmuseum gaat net voor mijn neus dicht. Ik keer terug naar mijn hotel om wat te luieren en te lezen. ‘s Avonds ga ik een treinkaartje naar Ljubljana voor de volgende dag regelen. Ik blijk niet te hoeven reserveren, wat ik raar vind voor een internationale reis. De lokettiste maakt me in
44
het Italiaans duidelijk dat het nooit druk is op dat traject. Ik zoek een internetcafé, maar die zijn dun gezaaid. Italië is welvarend, iedereen heeft zelf een internetaansluiting thuis. Vervolgens verblijf ik een dikke week in de landen Slovenië (Ljubljana) en Kroatië (Rijeka). Daarna keer ik per trein terug naar Italië. 10 TERUG NAAR ITALIË
Voor het uitchecken controleer ik mijn mailbox op internet. En waarachtig: Clim heeft me een bericht gestuurd. Hij meldt me dat Wiel Janssens overleden is. Het busstation ligt een kwartiertje verderop, dus niet te ver om te lopen. Terwijl ik daar sta te wachten maak ik al mijn kleingeld op aan broodjes, blikjes fris en ansichtkaarten. De grotere bankbiljetten wissel ik terug voor euro’s. De volle bus vertrekt stipt om twee uur. Ik dien het kaartje van € 8 contant aan de chauffeur te voldoen. We doorkruisen het schiereiland Istrië dwars van zuid naar noord. Het gebied heeft veel weg van de Eifel met zijn golvende landschap en groene heuvels. Onderweg passeer ik twee grenzen en moet ik dus vier keer mijn pas tonen. Er wordt nauwelijks aandacht aan besteed. Dat was ooit wel eens anders. Na tweeëneenhalf uur verlaat ik definitief Kroatië. In Trieste aangekomen bevind ik me weer op Italiaans grondgebied. Ik hoef maar een half uur te wachten om een trein naar Mestre (een voorstad van Venetië) te halen. De treinreis duurt net als de busreis 2 ½ uur. In de buurt van het station zoek ik een hotel. Enkele keren vang ik bot, onder andere bij een hotel met een Chinese eigenaar die me bijzonder grof beje gent na mijn weigering om 50 euro voor een simpele eenpersoonskamer zonder bad en toilet te betalen. Uiteindelijk tref ik bij Hotel Trieste schuin tegenover het station (daar heb ik dus wel alles bij de hand, “handig” dus) een welwillende receptionist (hij spreekt Engels!) die me een kleine, maar uiterst comfortabele kamer met perfect sanitair aanbiedt. Ik hap toe, hoewel de prijs eigenlijk te hoog is: € 70 per nacht. Maar allez, we zitten vlak bij Venetië, een van de toeristische topattracties van de hele wereld, dus wat klagen we eigenlijk? Voor ik na een hele reisdag ga slapen, maak ik nog een verfrissende avondwandeling in de regen, gewapend met paraplu natuurlijk. 11 LANGDURIGE PLENSBUIEN
Het ontbijt valt tegen, hoewel er een grote keuze aan allerlei zoetigheid en soort brood is, ontbreekt hier vlees en kaas. De koffie is gelukkig uit de kunst en de bediening heel profes sioneel. Buiten regent het dat het giet. Ik had vandaag eigenlijk naar de universiteitsstad Bologna gewild, maar dat feest gaat dus mooi niet door. Ik blijf zo lang mogelijk op mijn kamer hangen in de hoop dat het droog wordt. Als de poetsvrouwen verschijnen, verlaat ik met tegenzin mijn kamer en duik uitgerust met regenjas en paraplu de stad in. Urenlang zit ik in cafeetjes en cafetaria’s, terwijl buiten de regen gestaag neervalt. Ik koop een groot 45
aantal kaarten van Venetië, die zijn hier uitzonderlijk mooi. Ik specialiseer me op foto’s van Carnavales met mooie maskers en fraaie kostuums. ’s Middags eet ik warm in het grote zelfbedieningsrestaurant BREK. Dat ziet er prima uit, vergelijkbaar met het overvloedige aanbod in de arbeidersclub van dat Australische mijn werkersstadje (naam vergeten). Als ik er de volgende dag terugkom om van andere aan trekkelijk uitgestalde spijzen te genieten is het vanwege Nieuwjaarsdag gesloten. Pech gehad. De rest van de stad breng ik lezend in Nicci French’s “De Rode Kamer” door op mijn kamer. Ook wandel ik naar het station om de treinenloop te bestuderen en eventueel buitenlandse kranten op de kop te tikken. Het is Oudejaarsavond, dus is er veel vertier op de televisie. Ik krijg alleen plaatselijke en nationale zenders door. Al overschakelend tussen Rai Uno, Due en Tre bekijk ik quizzen en spektakelshows. De vrouwen die erin rondlopen zijn allen bijzonder rondborstig en behoor lijk schaars gekleed. Het vuurwerk buiten boven de nachtelijke sky line van Mestre is teleurstellend. 12 VENETIË, DE LAGUNE – STAD
Na anderhalve dag voortdurende regenval is het eindelijk droog geworden. Binnen een half uur ben ik met de trein in Venetië. Ik ben van plan om te voet de hele stad zo veel mogelijk te doorkruisen, per slot van rekening heb ik de vorige dag noodgedwongen maar wat geluiwammest. Alleen de verst afgelegen plaatsen in de stad laat ik links liggen; meestal betreft dan het wijken of bezienswaardigheden die ik al met Clim (in 1998) of Jos Manders (in 1981) heb bezichtigd. In de afgelegen buitenwijken is het heerlijk rustig. Ik probeer mooie fotoopnames te maken, maar achteraf vallen de resultaten toch tegen: het weer was ondanks een waterig zonnetje blijkbaar niet optimaal voor fraaie prints. De bekende toeristische plekjes (San Marcoplein, Rialtobrug) worden overspoeld door bezoekers uit binnen en buitenland. Opnieuw valt me op hoeveel Afrikanen hier hun armzalige spulletjes trachten te verkopen. Hun koopwaar hebben ze op de stoep te kijk neergezet. Chinezen zijn er ook trouwens. Ze zijn overwegend actief in winkels in grote steden waar alle mogelijke zaken tegen sterk gereduceerde prijzen aangeboden worden. Vooral de importartikelen uit China zelf gaan weg tegen bodemprijzen. De kwaliteit is uiterst bedroevend, onder andere veel minderwaardig plastic en andere kunststoffen. In deze winkels bestaat de klandizie vooral uit hele horden Slovenen, Kroaten en Serviërs die er met een eendaagse excursie spotgoedkoop boodschappen komen doen. Ik zelf koop er een paar broeken voor binnens huis. In schrille tegenstelling tot de prijzen bij de Chinese winkels zijn die van consumpties op de terrassen in het oude centrum. Ze liggen over het algemeen twee maal zo hoog als in de normale horecazaken in Italië. De vele bescheiden Japanners en luidruchtige Amerikanen die er rondstappen betalen echter grif. Voor dat soort toeristen speelt geld kennelijk geen rol. 46
Langdurig blijf ik hangen in de ietwat achterafwijken Dorsoduro, Canalreggio, San Paolo en Santa Croce. Af en toe raak ik de weg kwijt, maar echt verdwalen kun je hier natuurlijk niet. Ik ga steeg in, steeg uit, af en toe lopen die dood en moet ik rechtsomkeer maken. In die wijken valt me pas goed op hoeveel verschillende kunststijlen er in de architectuur zijn vertegenwoordigd. Als ik om half vijf de trein terug neem, ben ik moe. Ik heb bovendien blaren onder mijn voeten en voel een knagende pijn in mijn lendenen: gevolgen van zeker vijftien kilometer lopen zonder enige noemenswaardige pauze. De lunch heb ik namelijk overgeslagen, ik heb onderweg alleen een broodje gegeten. Ik blijf in Mestre een tijdje gebiologeerd staan kijken en luisteren hoe een Engels sprekende Maleisische Chinees de prijs van een Murano – vaas vakkundig omlaag onderhandelt van € 150 tot € 110. Ik heb regelrecht bewondering voor hem. De Italiaanse verkoper ook trouwens. In mijn hotel maak ik kennis met een Ameri kaanse studente uit Berkeley. Zij is onlangs ‘graduated’ en doet de ‘Grand Tour in Europe’ voor zij bij een bedrijf aan de slag gaat. Een echte Amerikaanse, een beetje naïef en oppervlakkig openhartig, maar wel aardig hoor. Zij vindt de zeventig euro die ze voor haar onbehoorlijk kleine kamer moet betalen een koopje. Op de tv kijk ik de film “Beverley Hills Cop” met Eddy Murphy helemaal uit. 13 CASTELLO ESTENSE IN FERRARA
Even na tienen zit ik in de trein naar het zuiden. Ik moet een “supplemento” betalen, want het schijnt een “espresso” te zijn. Een uur later stap ik uit in de oude stad Ferrara. Ik moet even zoeken naar het centrum. Via een oud Aquaduotto (U raadt het al: een aquaduct) bereik ik de middeleeuwse kern van de stad. Indrukwekkend vind ik het Castello Estense uit de dertiende eeuw dat min of meer ongeschonden midden in de stad ligt. Ik loop er rond op de binnenplaats, maar bezoek niet het museum, dat zou te veel tijd opslokken en per slot van rekening ben ik hier maar een dagje. Even imposant is de Dom, die een bijzonder originele gevel heeft. Hij komt een beetje lomp over, maar apart is hij in ieder geval. Beide bezienswaardigheden staan op de lijst van Werelderfgoederen van de Unesco, een reden voor mij om juist Ferrara als bestemming uit te zoeken… Wat me verder bevalt zijn de sfeervolle steegjes en slopjes die zo uit de middeleeuwen lijken te stammen. In feite zijn ze pas enkele eeuwen oud. De architectuur in de stad gebruikt veel baksteen, een bouwmateriaal dat hier in de Povlakte veel gebruik wordt. De stads bestuurders zijn heel modern, want ze hebben het autoverkeer praktisch in de ban gedaan. Het gevolg is dat je er rustig kunt wandelen, maar af en toe wel moet uitkijken voor fietsers die hier vaker voorkomen dan in andere Italiaanse steden; ze hebben hier het rijk voor zich alleen. Ik krijg bijna ruzie met een lastige Afrikaan die me smerige pornofoto’s van zwarte schoonheden (“black beauties” beweert hij) wil aansmeren. Als hij me niet met rust wil laten en blijft aandringen, dreig ik met de politie, waarop hij schielijk verdwijnt. Wie koopt
47
eigenlijk zo’n rotzooi? Overigens, hij handelde in de geest van Koos Voos, het porno materiaal had hij aan de binnenkant van zijn overjas vastgespeld. Ik wist niet dat dit soort figuren nog rondloopt op deze aardbol. Om zes uur ben ik terug in Mestre. Ik verken en passant de andere kant van de stad, Marghera geheten. Hier wonen de normale Italiaanse arbeiders en kantoorlui. Van enige toeristische activiteit is dan ook geen sprake. Ik moet mijn povere Italiaans weer uit de kast halen om te kunnen bestellen in de cafés. In de grote toeristensteden is dat tegenwoordig echt niet meer nodig. Daar eet ik ook “Würstel” tegen een alleszins schappelijke prijs. Je mag hier wel nergens roken, dat valt me een beetje tegen in deze volkskroegjes. Terug op mijn eenzame kamertje begin ik aan een nieuw boek, “Semana Santa” van de Britse schrijver / journalist David Hewson. 14 VOORSPOEDIGE TERUGREIS
Op mijn dooie akkertje check ik uit. De halte voor de airport bus ligt vlakbij, dus langdurig gesjouw met bagage is overbodig. Ook op het vliegveld loopt alles gesmeerd. Ik ben verbaasd dat er zoveel dagelijkse vluchten (meerdere per dag zelfs) naar alle mogelijke grote steden in Europa gaan. Die vluchten zitten nog vol ook. De conclusie ligt voor de hand: Venetië is een topbestemming! Amsterdam ook trouwens, merk ik later als ik er aankom, hoewel wij ons dat als Limburgers niet zo direct realiseren. Vooral bij Amerikanen, Japanners en jong rugzakvolk (coffee shops!) is onze hoofdstad in trek. Ik blijf er echter niet lang en spoor zo snel mogelijk door naar het zuiden, waar ik vroeg in de avond aankom.
48
SICILIË GROEPSREIS (2000) Krokusvakantie / Jos alleen met Kras op reis 1. RONDJES VLIEGEN BOVEN ALMERE Onvoldoende druk in cabine Het vliegtuig van Transavia zit vol Kras vakantiegangers; 140 van de 176 passagiers gaan met Kras Sterproducties een rondrit maken over het eiland. We vertrekken drie kwartier te laat. Een reden of oorzaak hiervoor wordt niet genoemd. Ik zit aan het raampje en loer naar buiten om topografische herkenningspunten te ontdekken. Na tien minuten krijg ik in de gaten dat we in feite rondjes aan het draaien zijn en wel steeds op dezelfde hoogte van ongeveer 2000 meter. Mijn vermoeden wordt bevestigd door een stewardess die met een dun stemmetje omroept dat "we problemen hebben met de druk in de cabine, waardoor we niet hoger kunnen opstijgen. Als het euvel niet bijtijds verholpen kan worden, zien we ons genoodzaakt naar de luchthaven terug te keren. U hoeft zich nergens zorgen over te maken, veiligheid gaat ons boven alles!" Maar ze stuntelt nogal en uit haar stem klinkt onverholen angst door. Geen beste beurt voor Transavia. Problemen opgelost De passagiers, voornamelijk bestaande uit door de wol geverfde reizigers op gevorderde leeftijd, blijven "cool", er is geen spoor van paniek. Na een kwartier boven de polder nabij Almere rondgecirkeld te hebben, meldt de Engelse gezagvoerder zich om met een gebronsde, vertrouwenwekkende stem mede te delen dat de BWK'er (boordwerktuig kundige) de zaken weer aan het functioneren heeft gekregen. Dan gaat er toch nog een zucht van verlichting door al die bejaarde globetrotters. Een half uurtje later cruisen we op een hoogte van meer dan tien kilometer richting Sicilië. Heldere hemel, fraaie uitzichten De hemel boven geheel MiddenEuropa is die dag opmerkelijk helder, zodat ik langdurig kan genieten van ‘real life pictures' van Alpenreuzen, gletsjers, Italiaanse meren, de Po vlakte, Rome en haar omgeving Lazio, de Ligurische Eilanden (waaronder het vulkaaneilanden Stromboli en Vulcano) en tenslotte de besneeuwde toppen van de beroemde Etna, waaruit de eeuwige rookpluim zich naar boven krinkelt. Direct daarna wordt een scherpe daling ingezet en landen we op het vliegveld van Catania dat vlak aan zee grenst. We liggen een uur achter op het tijdschema. Bejaard gezelschap Als ik bij de bagageband sta, valt me op dat grijs inderdaad de overheersende kleur haren van mijn reisgenoten is. Op de ‘luggage belt' staan vooral dure Samsonite koffers in de
49
‘hard shell' uitvoering. Ze komen aan de lopende band voorbij. Ik moet tot het allerlaatst wachten op mijn nietige reistas, waardoor de drie bussen buiten al vol zitten en ik niet eerst kan gaan wisselen. Buiten mijn schuld kom ik in de verkeerde bus A terecht. Omdat ik een eenpersoonskamer heb, heeft de organisatie me op het laatste moment in een andere groep geplaatst, maar daarvan ben ik niet op de hoogte. Een beetje gepikeerd verhuis ik naar bus C. Ik voel de blikken van de reizigers in mijn rug priemen. Ze zullen wel denken: "Stomme Limburger, kun je niet lezen? Door jou komen we nu nóg later in het hotel aan! " Geïrriteerd zwaai ik met mijn boekingspapieren om mijn gelijk aan te tonen. Ook uit ik mijn ongenoegen over deze gang van zaken bij een van de reisleidsters die natuurlijk haar handen in onschuld wast. Enfin, een tamelijk lange rit hebben we nog voor de boeg. In het duister komen we anderhalf uur later aan bij het Eli Hotel, dat tien kilometer buiten het toeristenstadje Taormina pal aan zee ligt. Gezamenlijke dineetjes Elke avond wordt er gezamenlijk gedineerd. Ik heb dat soort bijeenkomsten altijd al gehaat; die gedwongen tafelgesprekken over koetjes en kalfjes, waarvan ik vanwege mijn gehoor problemen maar de helft mee krijg, frustreren me in hoge mate. Men verwacht van je dat je geforceerd gezellig bent en dat er samen een fles wijn gedeeld wordt. Ik besluit dan ook nergens aan te schuiven en een tafeltje voor mij alleen uit te zoeken. Toch krijg ik binnen een half uur van drie verschillende zijden het verzoek of ik bij hun aan tafel zou willen komen zitten. Ik weiger steeds beleefd, verwijzend naar mijn handicap. Ik realiseer me dat dit eigen lijk wel een beschaafd gezelschap is. Ze zijn allen in goeden doen en hebben een behoorlijke culturele bagage, iets wat trouwens gebruikelijk is bij Kras en SRC Reizen. Al die andere avonden ben ik maar geen spelbreker geweest en heb ik me braaf gevoegd naar de bestaande normen en vormen. Per slot van rekening leerde ik op die manier ook nog eens een boel mensen kennen. Eten tijdens de reis Het avondeten was over het algemeen niets bijzonders, dus niet die culinaire hoogstandjes waar Italië om bekend staat. Toch werd er aan de tafels niet geklaagd. Men had er wel begrip voor dat je bij dit soort goedkope reizen niet voor een dubbeltje op de eerste rij kan zitten. De zakenlieden in het gezelschap spraken dan ook geroutineerd over een juiste prijs kwaliteit verhouding. Eerlijkheidshalve dien ik er bij te vermelden dat veel van die oudere, welgestelde echtparen de lunch (die vrij was en uit eigen zak betaald moest worden) met beide handen aangrepen om in gerenommeerde restaurants eens flink in de bus te blazen. `s Avonds hadden die dan niet meer zo veel trek. Ikzelf sloeg die lunch weliswaar niet over, maar beperkte me doorgaans tot een uitgebreid broodje met rauwe ham, met lokale kaas of een segment pizza en een dampende kop cappuccino. Van die laatste heb ik er tijdens deze reis heel wat geconsumeerd.
50
Goed verzorgde hotels In en om het hotel is verder niets te doen. Het enige mogelijke vertier is wat drinken aan de bar en keuvelen in de zitjes van de lounge. Maar ik heb nog steeds geen Italiaanse lires, want aan de receptie kan men niet wisselen en dus kan ik van die mogelijkheid geen gebruik maken. De volgende morgen leen ik dan ook 50.000 lire van de reisleidster. Voorlopig komen we namelijk niet in de buurt van een bank. Ik kan beschikken over een ruime twee persoonskamer. De sanitaire voorzieningen zijn er puik in orde, ook in de andere hotels waar we verblijven zijn de badkamers pico bello. Alles functioneert perfect, er is goed gepoetst en de lakens zijn schoon en gesteven. Wat wil je nog meer? Bovendien is de kamer voorzien van televisie. Televisione à la Italiano Op veel kanalen zijn spectaculaire shows te zien, vol glitter en opgeklopte vrolijkheid, gelardeerd met onverholen erotiek. In geen enkel land heb ik op tv en op straat zo veel reclame met vrouwelijk bloot er in verwerkt gezien. Het schijnt dat men op tv voornamelijk gebruik maakt van vrijwilligsters zoals studentes, huisvrouwen en fabrieksarbeidsters die zo nodig voor een miljoenenkoppig publiek uit de kleren gaan. Schaars gekleed gaan ze in ieder geval allemaal. 2. OP WEG NAAR PALERMO: TINDARI EN CEFALU De Straat van Messina Al de dagen van deze reis wordt er een ijzeren ochtendritme aangehouden: 07.00 uur wake-up call, 07.30 uur ontbijt, 08.30 vertrek. Dat bevalt me wel, mits ik er voor zorg elke dag zo rond middernacht te gaan slapen. Het ontbijt is niet veel soeps: wat harde broodjes, jam, boter en koffie en dat is het. Achter Messina is de eerste stop. Vanaf een hoog uitzichtpunt hebben we een ruim overzicht van de befaamde Straat van Messina. Jammer genoeg is het te heiig om mooie foto's te maken. Dit zeer strategisch gelegen punt is met zijn zeeengte met historie beladen. Odysseus had hier de grootste moeite om er doorheen te komen. De stad Messina zelf bezoeken we niet; na een allesverwoestende aardbeving in het begin van deze eeuw is ze in moderne stijl herbouwd. Het is na Palermo de tweede stad van Sicilië. Bedevaartsoord Tindari Tegen 10.00 uur komen we in Tindari aan. Dit is een bedevaartsoord met een gloednieuwe kerk die hoog op een rots boven de Tyrrheense Zee is gelegen. Op die ongenaakbare plaats hadden de Grieken zich ook al gevestigd; nog steeds liggen er als bewijs de overblijfselen van een theater en andere gebouwen. Het is allemaal zeer spectaculair gesitueerd, wat trouwens met alle Griekse theaters uit de Klassieke Oudheid het geval is. Ik zal er tijdens deze culturele reis heel wat kunnen bewonderen. Het plaatsje is niet zo groot, dus ik heb kans om wat te zonnen op de vervallen kantelen van een oude vesting. Ook neem ik een broodje en 51
cappuccino. De kerk is van buiten niet echt bijzonder, maar de glasinlood ramen zijn van binnenuit zeker de moeite waard met hun christelijke thema's in moderne vormgeving. Er rond omheen is een toeristisch circus gebouwd vol met stalletjes waar je Mariabeeldjes, rozenkransen en dergelijke parafernalia kunt kopen. Een en ander doet me denken aan de hoogtijdagen van pelgrimsoord Onze Lieve Vrouw in `t Zand in Roermond met al zijn kraampjes en ansichtverkopers. Cefalu, authentiek havenstadje Onze volgende stop is het historische vissersplaatsje Cefalu, dat ongeveer 60 kilometer van Palermo ligt. We komen er tegen twee uur aan, na een twee uur durende rit over nu eens smalle wegen, dan weer brede autostrada's die een aaneenschakeling zijn van viaducten en tunnels. De noordkust waar we langs rijden is ruig en dus ook niet dicht bewoond. Ik vind hem ook niet zo schitterend als in de boeken staat beschreven, ook al werkt het weer mee met een warm zonnetje. We blijven bijna de hele middag in dit tot een toeristenattractie uitgegroeide stadje, dat met zijn oeroude Normandische Kathedraal (fraai onder een hoge rots gelegen) en zijn authentieke haventje en strandjes heel wat te bieden heeft aan de nostalgische vakantieganger. Terwijl onze drie busladingen zich op de terrasjes van het zon overgoten Piazza storten om een plaatsje voor de lunch te bemachtigen, trek ik mijn eigen plan. Wandeling door steegjes en arcades Ik slenter langs het vrijwel verlaten haventje, bekijk de bootjes aan de kaden en loop achter de eeuwenoude visserswoningen langs; deze liggen met hun fundamenten in het water aan het strand. Verderop zijn politieagenten iets uit het zand aan het graven; de plek des onheils is afgezet met linten. Aan toeschouwers hebben zij geen gebrek, ook al is het al lang siëstatijd. Ik loop nog wat kerken binnen en verbaas me over de vroegere rijkdom die dit eiland vroeger gehad moet hebben. Voor de kathedraal schiet ik een foto van een bruids paar dat met grappige jonkies de kerk binnenschrijdt. De schare naaste familie, aanverwan ten en vrienden zijn allen op hun paasbest uitgedost. Omdat ik nog genoeg tijd over heb, probeer ik de heuvel te beklimmen om op de top de Tempio de Diana (Romeins) te bekijken. Halverwege geef ik het op, want mijn knieën en longen wensen niet aan deze strapatsen mee te werken. Zo van boven af gezien lijkt het een uiterst vredig stadje, waar het voor een dag of twee goed toeven is. Maar het kan ook dat de schijn bedriegt, want ik ben hier tijdens een uitzonderlijk stil seizoen en ook nog in de lome middaguren waarin iedereen een koel plekje zoekt om uit te rusten. Strenge reisleidster Tegen vijf uur is het verzamelen geblazen bij de bus. Twee oudjes worden vermist, maar Patty de reisleidster is onverbiddelijk en geeft toch het startsein. "Zij weten hoe laat we vertrekken, dat we naar Palermo gaan en ze kennen daar de naam van het hotel. Dat ze maar nakomen met een taxi." Het volk in de bus mompelt enerzijds goedkeurend, anderzijds onder de indruk. Met Patty valt niet te spotten, dus laten we in godsnaam zorgen dat we 52
steeds op tijd bij de bus terug zijn. En dat schot voor de boeg heeft goed geholpen, want geen enkele keer is er nog iemand te laat verschenen. Overigens, de twee oude dametjes (ietwat bekakte Friezinnen) hebben geluk dat we hen onderweg tegenkomen, zodat we hen alsnog kunnen oppikken. Zij schamen zich dood. CEFALU Een van de aantrekkelijkste stadjes in Sicilië. Dit heeft te maken met de prachtige ligging aan de voet van La Rocca, het sfeervolle oude centrum en de Dom uit de tijd van de Norman diërs. Het is dan ook niet vreemd dat Cefalu hard op weg is om een tweede Taormina te worden. Het "centro storico" voldoet helemaal aan het beeld dat wij hebben van een romantisch, mediterraan stadje; statige palmbomen, wapperend wasgoed in de schaduwrijke steegjes, veel bonte bloemen, vissersbootjes op het strand, een keur aan terrasjes, elegante stadshuizen met sierlijke balkonnetjes voor geblindeerde ramen. En natuurlijk de azuurblauwe zee. Veel van die oude herenhuizen zijn inmiddels omgebouwd tot musea, theatertje of restaurant. De Dom stamt uit de tijd van Roger II. Deze Norman dische koning legde er in 1131 persoonlijk de eerste steen, het moest de kerk worden waarin hij wilde worden begraven De fortachtige tweelingtorens zijn geïnspireerd op de Franse kathedralenbouw. Ook zijn er aan de kerk nog veel Arabische elementen te bespeuren. Fotocamera naar de mallemoer De laatste foto die ik met mijn Pentax spiegelreflex fotocamera heb kunnen maken. Daarna weigerde hij dienst; zijn transportmechanisme blokkeerde, zodat ik geen nieuwe opnamen meer kon maken. Gelukkig had ik als reserve nog mijn Pentax Espio II S compactcamera bij me. Met dat veel kleinere apparaat heb ik toch nog met redelijk resultaat meer dan twee rolletjes vol kunnen schieten. Hoofdstad Palermo Tegen de avond arriveren we in de hoofdstad Palermo, een grote stad met een kleine miljoen inwoners. In het schemerduister komen we regelrecht terecht in een langdurig opstopping, niet alleen veroorzaakt door het spitsuur, maar zeker ook door de talloze dubbel geparkeerde auto's in de toch al smalle straten van de binnenstad. Ik krijg nog geen echte indruk van de stad, maar ook omdat `s avonds veel gebouwen en monumenten zijn verlicht komt ze heel aangenaam op me over. Na het diner zwerf ik nog wat rond in de buurt van ons hotel, waardoor ik een aantal van die geïllumineerde bezienswaardigheden met eigen ogen kan aanschouwen. Wat ik dan ook zie zijn de vele donkere Afrikanen en Tamils die doelloos door de stad dwalen. Sicilië heeft ook zijn portie van het asielzoekerprobleem op zijn bord gekregen. Met name de illegale Noord Afrikanen vormen hier een ernstig probleem.
53
Vergane glorie, obers in livrei We worden ondergebracht in de Gran Albergo Sole, een stijlvol driesterrenhotel uit de jaren twintig dat precies in het midden van het historische centrum is gelegen. Omdat de bus niet lang buiten mag parkeren, wordt er spontaan een rij, een ketting als het ware, gevormd om de koffers zo snel mogelijk in de lounge te brengen. We zullen twee nachten verblijven in dit hotel. Hoewel de aankleding van de eetzaal perfect is (gesteven linnen servetten, zwaar tafelzilver, vergulde kandelaars, sprankelende aperitiefjes opgediend door obers in livrei en witte handschoenen) maakt de kwaliteit van het eten die grandeur niet waar. Ik zit aan tafel met een rechter uit Maastricht die nu geniet van zijn pensioen. Zijn zoon is net als ik leraar Nederlands en vergezelt hem. Op mijn grote kamer is het kil. Er is weliswaar een smeedijzeren radiator, maar die geeft weinig warmte af. Een gloeiend hete douche verricht echter wonderen. Daarna kruip ik gewoon onder de wol. 3. PALERMO: BROEDPLAATS VAN DE MAFFIA? Imposante Normandische kathedraal We blijven een hele dag in Palermo. `s Morgens gaan we met een busexcursie allerlei cultu reel interessante monumenten bekijken; de middag hebben we vrij. We beginnen met een wandeling naar de nabijgelegen Kathedraal onder leiding van een lokale gis, Anna geheten. De kathedraal is een enorm gebouw, gebouwd als een vesting en stammend uit de Normandische tijd (12e eeuw). De kerk is opgetrokken op de fundamenten van een moskee, die op haar beurt weer was gebouwd op die van een Byzantijnse kerk. Zo ging dat in die tijd. Ze is binnen een jaar tijd gebouwd, een ongelofelijke prestatie, zelfs gemeten naar onze eigen maatstaven. De architectuur ervan is niet bijzonder evenwichtig, maar de mengelmoes van al die stijlen doet mij juist verfrissend aan. Ik vind het een indrukwekkend bouwwerk. In de kerk zelf zijn de belangrijkste bezienswaardigheden de sarcofagen van vroegere koningen van Sicilië, zoals Frederik von Hohenstauffen (ja, zelfs Duitse dynastieën hebben hier gere geerd!), Roger de Tweede (een Normandiër) en nog een klein dozijn meer. BYZANTIJNSE MOZAÏEKEN Palatijnse kapel Ons volgende doel is het Normandische Paleis, het Palazzo dei Normanni. Het maakt niet veel indruk op mij, althans van buiten. Het is meer een rechttoerechtaan vestingwerk. Het is ook lang niet altijd gebruikt als residentie van de overheersers. In de negentiende eeuw is het hele complex gebruikt als opslagplaats van een wijnboer. Vanaf 1921 werd het gerestaureerd en huisde er het Siciliaanse Parlement. Het pronkstuk van het Paleis is de Capella Palatina, de hofkapel van de koningen. Het is een perfecte synthese tussen Byzantijnse, Latijnse en Islamitische bouwkunst. Eigenlijk is het een kleine, drieschepige basiliek met een schitterend Arabisch stalactietenplafond. De wanden zijn van boven tot onder opgesierd met Byzantijnse mozaïeken die tot de fraaiste in hun soort behoren. Het
54
mooiste mozaïek is dat van Christus Pantocrator dat in de apsis is aangebracht. Als je het aankijkt schijnen de ogen van de Heer je te achtervolgen. Benedictijner klooster Verder bezoeken we in het centrum het allereerste roomskatholieke klooster in Sicilië: San Giovanni degli Eremiti. Het klooster is in 1130 opgericht en werd bewoond door de Benedictijner orde. Bij de bouw ervan is weer eens gebruik gemaakt van de oorspronkelijke Arabische moskee op die plaats. Enkele van haar koepels heeft men laten staan, maar het interieur is momenteel leeg. De kloostergang is door de tijd aangetast, maar wekt nog steeds een erg romantische indruk door de schaduwrijke begroeiing en de klaterende water partijtjes. Door de marmeren dubbele zuilenrijen heb je een mooi uitzicht op de Arabische fontein, de bloemenzee en de rode koepels. Het is een prachtig stil plekje om je terug te trekken in het hectisch en lawaaierige Palermo. De provincie Palermo Een aanzienlijk deel van de bezoekers van Sicilië begint de reis in Palermo, de Siciliaanse hoofdstad die reacties oproept welke variëren van 'fascinerend' tot een 'modern Sodom', waar op iedere hoek van de straat een maffioso zou staan. Het eerste ligt gelukkig dichter bij de werkelijkheid. Palermo is weliswaar de hoofdstad van de Siciliaanse maffia, maar de boeven vallen niet op of houden zich schuil en de bezoeker heeft weinig te vrezen. Palermo, met haar unieke monumenten uit de zogenaamde NormandischArabische bloeiperiode (12de eeuw) en vele gezichten, is een fascinerende stad, al heeft zij zonder twijfel ook haar negatieve kanten. In de provincie ligt onder meer Monreale, waar het indrukwekkendste monument uit de periode van de Normandiërs staat: een dom met, weergaloze Byzantijnse mozaïeken. Vervolgens Bagheria, La citti delle ville (de stad van de villa's), waar de Siciliaanse adel in de 18de eeuw haar droompaleizen liet neerzetten. De meest klinkende naam is wellicht Corleone; de wieg van vele beroemde maffiosi; het is echter een teleurstellend plaatsje. In het oosten van de langgerekte provincie aan de Tyrrheense Zee ligt Cefalu, een toeristisch, maar bijzonder fraai stadje dat net als Monreale een dom met Byzantijnse mozaïeken rijk is. In het achterland rijzen de bergen van de Madonie op, een onderdeel van de Siciliaanse Apennijnen en een fraai natuurgebied. DE STAD PALERMO De stad (700.000 inwoners) ligt op de plaats waar de vruchtbare Conca d'Orovallei grenst aan de Golf van Palermo. Ze wordt ingeklemd door twee bergen: de Monte Pellegrino in het noorden en de Monte Grifone in het zuiden. Sinds het jaar 831, toen het een van de bloeiendste steden van de islamitische wereld was, is Palermo de hoofdstad van Sicilië. Twee eeuwen later regeerde Frederik II van Hohenstauffen vanuit zijn Palermitaanse paleis het hele Heilige Roomse Rijk. Al zijn deze roemrijke tijden definitief voorbij, Palermo is nog steeds een intrigerende stad en heeft alles in zich om dat te blijven. Het is een stad van contrasten: naast fascinerende monumenten uit de periode van de Normandiërs en de barok liggen afbraakpanden. Naast een modern Palermo met brede en elegante boulevards ligt de verwaarloosde en chaotische oude stad met haar middeleeuwse structuur; groot
55
schalige handel in de haven vindt plaats op een steenworp afstand van op oosterse bazaars lijkende straatmarkten. Maar niet alleen de contrasten maken Palermo interessant. De stad heeft een gevarieerd aanbod van musea, theaters en festivals, een uitstekende keuken en, zoals gezegd, fascinerende monumenten die in vele opzichten uniek zijn in Europa. Palermo heeft echter ook negatieve kanten. De binnenstad is op veel plaatsen ernstig verpauperd, het verkeer, dat in de nauwe straten soms urenlang vaststaat, is ergerlijk en de kleine criminaliteit zorgelijk. Palermo is ook onlosmakelijk verbonden met de maffia. Als hoofdstad van de ‘Cosa Nostra' is zij in de afgelopen decennia het toneel geweest van moord, geweld en geruchtmakende processen. Toch zal de bezoeker van de stad hier, afgezien van de zware bewaking bij het Paleis van Justitie, weinig van merken.
Zwerven door Palermo Na het bezoek aan het fantastische Monreale klooster hebben we de rest van de middag vrij. We worden afgezet van het Teatro Massima, waarna het hele gezelschap en bloc een ristorante opzoekt. Ik begeef me naar een ander gedeelte van de stad, zodat ik de horde kan ontlopen. De wandeling doet erg weldadig aan. Niet alleen het aangename temperatuurtje is daar debet aan, maar ook het feit dat op zondagmiddag de gehele oude Palermitaanse binnenstad autovrij is verklaard zorgt voor een verkwikkende ervaring. Je kunt nu veel beter genieten van al hetgeen je om je heen ziet en hoort. In de buurt van het Piazza Politeama (waar veel indrukwekkende gebouwen staan) eet ik pasta en een broodje, waarna ik me naar de havenwijk La Kala spoed. Ook daar is het erg rustig. Wel een uur lang zit ik in een parkje vol gebruikte drugsspuiten te genieten van het uitzicht over de baai. Spullen vergeten Via een geïmproviseerde route door de tuinen van de Villa Giulia en de Orto (=Tuin) Botanico bereik ik het stijlvolle stationsgebouw uit 1890. Daar laat ik in een cafetaria mijn reisboek over Sicilië op een tafeltje liggen. Pas na een kwartier dwalen door een onguur gedeelte van de stad kom ik daar achter. In ijltempo haast ik me terug, maar het boek is inmiddels verdwenen. Wie leest er nou Nederlands hier in dit eentalige Italië, vraag ik me af. Ook realiseer ik me dat ik onderweg mijn sjaal ergens heb verloren of vergeten. ‘s Morgens had ik die vanwege de kilte meegenomen, maar naarmate het die dag warmer werd had ik die uiteraard niet meer nodig. En dan vergeet je zo iets, dat ligt voor de hand. Enigszins balend van mijn blunders blijf ik ‘s avonds in het hotel. 4. MONREALE, EEN NORMANDISCHE DROOM Overweldigende mozaïeken Tijdens die interessante excursiemorgen onder leiding van de capabele gids Anna brengen we met de bus eveneens een bezoek aan de kathedraal en het klooster van Monreale. Het stadje van nog geen 30.000 inwoners ligt 7 km ten zuidwesten van Palermo. De kathedraal met bijgebouwen is het belangrijkste NormandischArabische monument van Sicilië. Het ligt op enkele honderden meters hoogte op Monte Caputo en kijkt uit over de Gouden Schelp, het bassin waarin Palermo aan zijn baai ligt. Men begon met de bouw in 1174, twintig jaar
56
later was hij af Het waren vooral Arabische handwerklieden die hem zo speciaal maakten. Hij is uitgevoerd in verschillende kleuren steen en verfraaid met diverse geometrische motie ven. De bronzen deuren in het voorportaal zijn heel bijzonder: ze bestaan uit 42 cassetten waarin taferelen uit de bijbel (waaruit anders?) zijn afgebeeld. Bijzondere verfijnde architectuur De eerste glimp van het interieur is zonder meer overweldigend. Waar je ook kijkt, overal vullen oogverblindende mozaïeken de kerk met een glans van gouden en heldere kleuren. Het is één grote synthese tussen Latijnse, Byzantijnse en Arabische kunst. Al die mozaïeken hebben een totaal oppervlakte van meer dan 6.000 m². Ter vergelijking: de dom van San Marco in Venetië kan slechts bogen op een schamele 4.000 m². Uiteraard is het hier ook, net als in de Capella Palatina in het paleis in de stad, de Christus Pancratorfiguur die vanaf het midden van apsis de kerk beheerst. In het dwarsschip is het leven van Jezus afgebeeld. In het middenschip zijn het taferelen uit het Oude Testament en in de zijschepen de wonderen van Jezus die tot leven worden gebracht. Naast de kerk ligt de kloostergang uit de 12de eeuw. Het is een perfect kwadrant met in totaal 228 dubbelzuilen en op islamitische architectuur gestoelde arcades. De zuilen zijn om beurten helemaal glad of met mozaïek versierd. De kapitelen zijn fijn versierd met bijbelse scènes of met symbolische voorstellingen. 5. SEGESTA, GEVANGEN TUSSEN GRIEKEN EN CARTHAGERS Parel van Sicilië Via de noordkust ten westen van de stad Palermo rijden we het binnenland in. De kust be staat uit hoge rotsen en steile bergen en we passeren talrijke brede baaien. Meer het land in rijden we door vruchtbare valleien vol fruitbomen en graanvelden (tenminste in de zomer). Segesta is een klassieke stad met een van de meer speciale tempels op Sicilië (en trouwens in de rest van de Antieke Wereld ook). Zie voor meer informatie het hierna volgende kader. We blijven er niet echt lang. We bezoeken allereerst de acropolis en het theater die verder op een heuvel liggen. We moeten daarvoor in een bus stappen die we extra moeten betalen. Alleen de jonge rugzaktoeristen zie ik te voet de berg opzwoegen, zij sparen zich terecht het geld uit. De ruïnes vind ik niet bijzonder interessant. Bijna complete tempel De welgelegen tempel daarentegen is nog vrijwel compleet en is daarom een voorbeeld voor architecten om te zien hoe Griekse tempels indertijd werden opgericht. Ik geniet nog wat van het landschap, de velden zijn met bloemetjes in vrolijke lentekleuren bedekt. Na een korte rustpauze zetten we koers naar de zuidkust, waar we in een typisch vakantiedorpje (heel stil nu in het vroege voorjaarsseizoen) aan een lunchbuffet met veel vissoorten kunnen aanschuiven. Hieraan doe ik natuurlijk wel mee, vis gaat er bij mij altijd in. Na de lunch gaat het langs de hier minder ruige kust naar Agrigento toe.
57
SEGESTA Landinwaarts, 18 km ten ZW van Castellammare del Golfo, liggen in een weids landschap van groene heuvels en grillige rotsen de ruïnes van Segesta , "de parel van Sicilië" Deze archeologische plaats is bijzonder indrukwekkend, wat voornamelijk te danken is aan de perfect bewaard gebleven peripteros (tempel met zuilengalerijen aan de vier zijden) die eenzaam en majestueus in het landschap staat. Segesta was een van de drie belangrijkste nederzettingen (de andere twee waren Erica en Entella) van de Elymiërs, het volk dat volgens de legende afstamt van Trojanen, die na de inname van hun stad door de Grieken (ca. 1225 v. Chr.) naar Sicilië zouden zijn gevlucht. De Elymiërs onderhielden goede contacten met zowel de Feniciërs als de Grieken, met uitzondering van Selinunte. Met deze machtige stadstaat waren zij in een slepend conflict beland, omdat Selinunte aanspraken maakte op het land dat aan Segesta toebehoorde. Bij een van deze conflicten riep Segesta de hulp in van Athene, wat leidde tot de betrokkenheid van Sicilië bij de Peloponnesische Oorlog en het debacle van de Atheense expeditie naar Syracuse in 413 v. Chr. Nadat deze machtige bondgenoot was weggevallen, bede Selinunte Segesta weer. De Elymiërs, pragmatisch als zij waren, verzochten ditmaal de Carthagers om bijstand. Die maakten van de gelegenheid gebruik om revanche te nemen op de nederlaag bij Himera. Een grote Carthaagse legermacht verwoestte tussen 409 en 407 v. Chr. niet alleen Selinunte, maar ook Himeta en Geia. In 307 v. Chr. werd Segesta ingenomen door Agatocies van Syracuse, een eeuw later maakten de Romeinen zich meester van de stad, en uiteindelijk werd zij in de 6de ruw door de Vandalen volledig verwoest. Het verleden van Segesta heeft ten aanzien van de Dorische tempel tot de nodige speculaties geleid. Zo zou het bouwwerk weliswaar zijn geïnspireerd op de Griekse tempelbouwkunst, maar een heel eigen karakter hebben door het ontbreken van een dak, een cella en verticale kanalen in de zuilen. Later onderzoek heeft echter tot de conclusie geleid dat dit te wijten is aan het simpele feit dat de tempel nooit is voltooid. Toen de Carthagers in 409 v. Chr. Segesta min of meer tot kolonie maakten, werd de bouw, waarmee zestien jaar daarvoor was begonnen, gestaakt. Behalve de tempel is het Griekse theater van Segesta, dat uit de 3de eeuw voor Christus dateert, befaamd. Het ligt op de noordelijke acropolis, een pittige wandeling, maar er gaat ook elk half uur een bus. Het theater biedt een spectaculair panorama over het omringende landschap, inclusief de sierlijke Sbocht in de snelweg PalermoTrappani. In de omgeving zijn ook resten te zien van een Hohenstauffenburcht, een 15deeeuwse kapel en antieke stadsmuren.
6. AGRIGENTO, VALLEI VAN DE TEMPELS Uitgestrekt ruïnecomplex Agrigento ligt ongeveer in het midden van de zuidkust van het eiland. Hier lopen weer eens de toeristen te hoop. Ondanks het voorseizoen staan er al tientallen bussen op de parkeerplaats. De archeologische zone bestaat uit twee gedeelten; het oostelijke gedeelte (dat voor iedereen gratis toegankelijk is) en het westelijk gedeelte (waarvoor je een forse toegangsprijs moet betalen). Onder leiding van een plaatselijke, zorgvuldig Engels sprekende en hevig gesticulerende gids bekijken we het oostelijke gedeelte. Het is duidelijk dat dit gezien de imponerende restanten ooit een welvarende stadsstaat moet zijn geweest. De gids beweert met toegeknepen ogen (dat doet hij steeds als hij helemaal in zijn rol als pleitbezorger van zijn stad opgaat) dat de stad in de vijfde eeuw voor Christus bijna een
58
miljoen inwoners telde, maar daar geloof ik geen snars van. Ook mijn deskundige reis genoten nemen deze mededeling met een korreltje zout. Een verzameling tempels We beginnen bij de Tempel van Hera (met enorme zuilen) en lopen de heuvel af, respectievelijk de Concordia Tempel (behoorlijk gaaf nog), de Catacomben en de Zuilen van Hercules bezoekend. Ik loop een tijdje mee met een Duitse groep die door een volmaakt Duits sprekende vrouwelijke gids wordt aangevoerd. Bij de parkeerplaats gaat de groep uit elkaar. Ik laat het westelijk gedeelte (veel meer ruïnes, geen consistent geheel vormend) voor wat het is en laaf me aan de cappuccino. Als je die drinkt aan de banco (=bar) dan is hij bijna de helft goedkoper dan aan een tavolo (tafeltje). Op weg naar het hotel stopt de bus in het centrum om mensen de gelegenheid te geven om te pinnen. Dat duurt een half uur, want enkelen raken zoek. Het grote resorthotel "Dei Pini" ligt aan zee. Alle Krasgroepen zijn hierin ondergebracht. De kamers zijn ruim en modern van vormgeving. Ik ben tevreden, ook al omdat het diner redelijk is en het ontbijtbuffet boven alle verwachting zeer uitgebreid. AGRIGENTO Verreweg de meeste bezoekers komen naar Agrigento (55.000 inw.) voor de Valle dei Templi (de Tempelvallei), het intrigerende restant van tempels en heiligdommen uit de bloeitijd van de Griekse stadstaat Akragas, de voorloper van het moderne Agrigento. De stad zelf lijkt in eerste instantie ook weinig aantrekkelijk. Vanaf de jaren '50 van de vorige eeuw is zij het slachtoffer geworden van een ongecontroleerde en weinig bonafide bouw"boom", met als resultaat een langgerekte skyline van flats, die het oude centrum aan het oog ontrekt en geen enthousiaste eerste indruk oproept. GESCHIEDENIS Agrigento werd in 582 v. Chr. onder de naam Akragas gesticht door van het Griekse eiland Ródos en uit het naburige Gela afkomstige kolonisten en groeide uit tot de machtigste polis na Syracuse. De antieke stad lag op een vlakte die in het westen werd begrensd door het riviertje de Hypsas en in het oosten en zuiden door de Akragas. De hoger gelegen acropolis, waarop nu het oostelijke deel van het moderne Agrigento ligt, vormde de noordwestelijke stadsgrens en de Tempelvallei de zuidoostelijke. Het geheel werd omgeven door een muur van twaalf kilometer lengte. De overwinning op de Carthagers bij Himera (480 v. Chr.), waarin de vloot van Akragas een belangrijke rol speelde, luidde een periode in van ongekende bloei en rijkdom. De tiran Theron 488472 v. Chr.) liet de stad verfraaien met tempels en grote publieke werken, die voor een groot deel werden gerealiseerd door de immense oorlogsbuit en het legioen slaven die de overwinning hadden opgeleverd. Het moet heel wat geweest zijn, want de Griekse dichter Pindaros (518446 voor Christus) noemde Akragas de 'mooiste stad der stervelingen'. Aan de welvarende periode kwam abrupt een einde in 406 voor Chr., toen dit Akragas door de Carthagers werd verwoest. Die waren een aantal jaren daarvoor te hulp geroepen door de stadsstaat Segesta, waardoor zij hun kans schoon zagen revanche te nemen op de nederlaag bij Humera, en hun gezag op een deel van Sicilië weer te herstellen. Pas onder Timoleon (343336 voor Chr.) werd Akragas nieuw leven ingeblazen, maar bereikte nooit meer, noch qua inwoneraantal noch qua rijkdom, het niveau van de 5de eeuw. In 210 v. Chr. werd de stad door de Romeinen veroverd en omgedoopt tot Agrigentum. Ook Oost Goten, Byzantijnen en Islamieten streken in de stad neer, die nu Girgenti genoemd werd en haar belang vooral ontleende aan haar status als handelspost, gericht op NoordAfrika. Mussolini,
59
dromend van de wederopstanding van het Romeinse Rijk, doopte in een nostalgische bui het Arabische Girgenti om in het Latijnser klinkende Agrigento. Na eeuwenlang een kleine provinciestad te zijn gebleven, is de stad inmiddels een flink uit de kluiten gewassen regionaal administratief centrum en een toeristische trekpleister. In de Via Duomo, staan een paar statige stadspaleizen en, op het hoogste punt van de Girgenti heuvel, de Duomo. Van het oorspronkelijke Romaanse bouwwerk uit de elfde eeuw is bijzonder weinig meer over. In de loop van de tijd is de kerk talloze malen in verschillende stijlen geremodelleerd. Zo is de toren een voorbeeld van de Catalaans gotische stijl, en zijn het portaal en het interieur barok. Er is dan ook geen gebrek aan weelderige fresco's en beeldhouwwerk. Net als de tempels in de Tempelvallei, stond ook deze aan de rand van de oude stadsmuur en ook daarvan is nog het een en ander zichtbaar. Vanaf de kerk leidt een rotspad naar een ander stukje onbekend Agrigento: het Santuario rupestre di Demetra, dat uit twee grotten en de resten van een gebouw bestaat. Het is een prehistorisch heiligdom dat in de Griekse periode werd omgebouwd tot een huis. VALLE DEI TEMPLI Het Tempeldal is geen dal, de tempel van Concordia is niet van Concordia geweest, die van Juno niet van Juno, en die van Zeus is een puinhoop. Maar dat maakt het tempeldal niet minder fascinerend. Nergens staan zoveel Oud Griekse monumenten bij elkaar als hier in het zuiden van Sicilië, in het hart van een groots landschap tussen Agngento en de zee. Nergens is de harmonie tussen natuur en cultuur zo volmaakt als in dit grootste archeologische park van de wereld. Ten zuidoosten van het moderne Agrigento ligt de wereldberoemde Tempelvallei, gebouwd in de klassieke periode tussen 470en 406 v. Chr, Inderdaad is deze naam niet helemaal correct, want vrijwel alle tempels staan op een heuvelrug, die de zuidelijke stadsgrens van het antieke Akragas was, de reden ook waarom de tempels alle tegen de oude stadsmuur aan liggen. Correct of niet, het zal geen invloed hebben op de blijvende indruk die deze unieke archeologische zone bij iedere bezoeker zal achterlaten, evenmin als het feit dat ook Selinunte claimt het grootste archeologische park te zijn. De vallei bestaat uit een oostelijk en een westelijk deel, die van elkaar worden gescheiden door de weg die het centrum van Agrigento met het kustdorp San Leone verbindt. Aan dezelfde weg, een kilometer dichterbij Agrigento, liggen ook het archeologisch museum en, daartegenover, de ingang voor het Quartiere Elienistico Romano, waarmee het hart van het antieke Akragas, dat tussen de tempelheuvel en de acropolis lag, wordt aangeduid. HET OOSTELIJK DEEL In het oostelijke deel (altijd gerend; gratis) staan de best bewaard gebleven bouwwerken, te beginnen met de Tempio di Ercole, de grootste en oudste Dorische tempel van de stad met een omvang van 67 x 25 m en een peristasis van 6 x15 zuilen. De Heraldes tempel werd gebouwd tijdens de regeerperiode van Theron (488472 v. Chr.) en markeert de overgang van de archaïsche naar de klassieke tempelbouwkunst. In 1924 is een deel gereconstrueerd. Een rechte, geplaveide weg, waarlangs een aantal vroegchristelijke graven liggen, gaat vervolgens de heuvel op naar de parel van de Tempelvallei: de Concordia tempel, de Tempio della Concordia. Dit juweel van de klassieke tempelbouwkunst, met zijn harmonieuze verhoudingen en een oogverblindende bruinrode tint, werd in 430 v. Chr. gebouwd en is samen met het Theseion in Athene en de Poseidon tempel in het ZuidItaliaanse Paestum de best bewaarde tempel uit de Griekse Oudheid. De reden? In de 6de eeuw werd de tempel omgebouwd tot kerk en dat bleef zo tot 1788; de boogconstructies in de cella zijn nog te zien. De naam Concordia heeft overigens niets met de tempel te maken, maar is afkomstig van in de omgeving gevonden Romeinse inscripties over Concordia (eendracht). Zoals veel klassieke tempels is ook de Concordia tempel van bescheiden omvang: 39 x 17 m en een peristasis van 6 x 13 zuilen, een
60
verhouding die op Sicilië alleen maar in Agrigento voorkomt en geïnspireerd is op de Zeus tempel in het Griekse Olympia uit 460 v. Chr. TEMPEL VAN JUNO De laatste tempel in de rij, de Tempio di Giunone (tempel van Juno), biedt een superb panorama over de heuvelrug met de tempels, de vallei waar ooit de oude stad lag, en de skyline van het moderne Agrigento, die, ondanks de alarmerende berichten over illegale bebouwing, gelukkig nog steeds ver weg lijkt. Net als de Concordia tempel is het formaat bescheiden: 38 x 17 m en een peristasis van wederom 6 x 13 zuilen. In de 18de eeuw is het bouwwerk, dat bij een aardbeving was ingestort, deels gereconstrueerd, en geeft zo een goed beeld van de tempelstructuur. Bijzonder is het offeraltaar voor de tempel dat bijna net zo groot is als de cella. De Grieken hielden hun rituelen voor de tempel, niet erin. HET WESTELIJKE DEEL Het westelijke deel van de Tempelvallei is zoals gezegd minder indrukwekkend; er staat simpelweg weinig meer overeind. Vermeldenswaard zijn daar nog de Tempel van de Olympische Zeus en de schamele overblijfselen van het Heiligdom van Castor en Pollux. Ik heb dit deel dan ook niet bezocht, maar gekozen voor een cappuccino in het naburige restaurant.
7. PIAZZA ARMERINA, SCHITTERENDE ANTIEKE MOZAÏEKEN Eldorado van mozaïeken
In de ochtenduren bezoeken we een Romeinse villa meer het binnenland in. Eigenlijk is het meer een paleis dat stamt uit de derde eeuw na Christus. In die tijd was Sicilië een van de meest welvarende provincies, respectievelijk wingewesten van het Romeinse Rijk. De Romeinse consul was hier onmetelijk rijk en dat liet hij weten ook. De villa ligt midden in de glooiende graanvelden, met hier en daar een heuvel. Overal zijn boom en wijngaarden, de amandelbomen staan er in bloei. Alles wat interessant is in de villa is momenteel overkapt wegens de weersomstandigheden. Er liggen nog Thermen en andere typisch Romeinse bouwkenmerken. Het is goed geregeld hier. Het hoogtepunt, de letterlijk honderden moza ïeken die nog in uitzonderlijk goede staat zijn te bewonderen, kan ik zonder dringen goed op mijn gemak bekijken. Er is een vaste looproute en de verhoogde gangpaden zijn een richtingsverkeer, dus geen tegenliggers. Wel versperren Italo moeders met kinder wagentjes mij regelmatig de weg. Het zijn de gaafste mozaïeken uit die tijd die ik ooit heb mogen aanschouwen. SYRACUS STERFPLAATS VAN ARCHIMEDES We zijn weer terug in het Elihotel nabij Taormina. Van hieruit zullen we drie dagen excursies maken in het westelijke deel van Sicilië. De eerste dag reizen we naar het anderhalf uur verder gelegen Syracuse. Bij classici en historici is het de meest tot de verbeelding sprekende stad van het eiland. De klinkende naam van de stad zal altijd geassocieerd blijven met de grootse bloeiperiode van de Griekse Beschaving in Zuid Italië. Van de 7de tot de 3de eeuw voor Christus was Syracuse na Athene de belangrijkste stad van de Grieks sprekende wereld. Het klassieke Syracuse was opgedeeld in een aantal stadsdelen, waarvan het schiereiland 61
Ortygia het oudste is. De meeste sporen van de oudheid zijn te vinden in Neapolis (destijds een wijk met tempels en theaters) op het vasteland en de wijk Tyche, waar zich het Archeo logisch Museum en vroegchristelijke catacomben bevinden. ARCHIMEDES De grote wiskundige Archimedes (287212 v. Chr.) zal altijd blijven voortleven in de wet die naar hem is genoemd en die hij in bad ontdekte: een lichaam dat geheel of gedeeltelijk in een vloeistof is ondergedompeld, ondervindt een opwaartse kracht die gelijk is aan het gewicht van de verplaatste vloeistof. Tevens had hij daarmee een methode gevonden om het volume van een onregelmatig lichaam te bepalen. De ontdekking leidde tot zijn beroemde kreet 'Eureka!' (Gevonden!) Archimedes werd geboren in Syracuse. Zijn vader was hofastronoom en hij introduceerde zijn zoon aan het hof. Daar had de jonge Archimedes, door het op gezette tijden demonstreren van zijn uitvindingen, al snel succes. Hij ging studeren aan het Museion, de beroemde bibliotheek van Alexandrië, destijds het centrum van wetenschap en techniek. Door de introductie van het getal pi door Pythagoras en het experiment was in de 3de eeuw v. Chr. de toegepaste wetenschap ontstaan: er werden technieken ontworpen en werktuigen gebouwd met een nauwkeurigheid die pas in de 17de eeuw weer zou worden geëvenaard. Dat was een wezenlijk verschil met de periode daarvoor, waarin nauwelijks een verschil werd gemaakt tussen theorie en praktijk, en wetenschap het exclusieve terrein was van filosofen. Archimedes was in de eerste plaats een meetkundige. Hij berekende het getal pi tot op 1/2500st nauwkeurig, verklaarde de kleuren van de regenboog en wist dat de aarde om de zon draaide. Hij ontwierp een waterschroef, een hefboom, een vlammenwerper en allerlei projectielenwerpers, die werden ingezet tijdens de belegering van Syracuse door de Romeinen. Toen deze ten slotte Syracuse toch veroverden, werd Archimedes door hen verrast en door een soldaat vermoord.
Archeologisch park Syracuse Nog voor tien uur lopen we het archeologische park binnen; door al die kraampjes met sou venirs en andere prullaria kun je nauwelijks de ingang vinden. Voor de loketten splitst onze groep zich in twee rijen. Een rij bestaat uit "jongeren" die entree moeten betalen. De andere rij wordt gevormd door senioren die op vertoon van hun 65+ pas gratis naar binnen mogen. Ik heb de indruk dat de laatste rij een stuk langer is. Het park is goed verzorgd, dat mag ook wel met zulke grote aantallen bezoekers. Fraai gelegen Grieks theater We bezoeken achtereenvolgens het Griekse theater, dat zoals al die andere theaters hier aan de kust schitterend is gelegen. Het is gedeeltelijk uitgehouwen uit de rotsen. Het is een groot theater uit de derde eeuw, hetgeen de belangrijkheid van de stad aangeeft. Opvallend is dat het theater aan de vlakke kant is; slechts 19 meter hoog bij een doorsnede van 138 meter. Eeuwen lang is het door de Spaanse overheersers als steengroeve gebruikt. Wat je nu ervan ziet is grotendeels het resultaat van restauratie. Achter de bovenste rangen van het theater bevinden zich catacomben en steengroeven. Ook daar gaan we in. Carthaagse slaven hebben daar gezwoegd om het materiaal voor Syracuses bouwprojecten te leveren.
62
Hollandse liedjes in grot Een van die "grotten" ("Orecchio de Dionigi" geheten, ofwel het Oor van Dionysos) is 65 meter diep en 23 meter hoog en heeft een prachtige akoestiek. De Nederlandse groepen zingen er samen de canon "De Uil in de Olmen". Buiten de grotten en spelonken ligt een lommerrijke tuin, die vooral in de snikhete zomer soelaas zal bieden. Het Romeinse amfitheater vind ik minder indrukwekkend. Het lijkt tamelijk klein, zeker vergeleken met het Colosseum in Rome of dat van El Djem in Tunesië; maar later lees ik dat het een van de grootste in de Romeinse wereld moet zijn geweest. Vlakbij de uitgang tenslotte liggen nog de resten van het grootste offeraltaar uit de Griekse Antieken, opgericht in de derde eeuw v. Christus. Op een platform van 198 bij 23 meter (nu zwaar verweerd) werden jaarlijks 450 offers gebracht. Tempel tot kerk omgebouwd We gaan de bus uit bij de haven, de bus parkeert tussen de silo's en de kranen. Van daaruit begeven we ons naar Ortygia, de oude stadskern. Eerst stoten we op de gigantische overblijfselen van de Apollotempel (brede zuilen). Via nauwe straatjes bereiken we de smalle Piazza del Duomo. Het plein wordt omgeven door statige paleizen met barokke façades. Al in de oudheid was dit een heilige plaats. Niet voor niets stond er een mooie Dorische tempel, gewijd aan Pallas Athene. In de loop der eeuwen is die tempel omgebouwd tot christelijk heiligdom, de kathedraal. Men heeft daarbij zoveel mogelijk Griekse elementen bewaard, met als resultaat een unieke synthese tussen twee verschillende bouwstijlen. Ik vond dit historisch gezien een van de aardigste dingen die ik ooit heb gezien op dit gebied. De originele zuilen met hun groeven zijn er nog overduidelijk te zien, zowel van binnen als van buiten. Syracuse verkennen Na het gezamenlijke bezoek aan de Duomo scheiden de wegen van de groep en mij zich. Ik ga op eigen houtje verder en doorkruis de nauwe steegjes en de kustwegen van het kleine schiereiland. Het lijkt erg sterk op de fortificaties van La Valletta in Malta. Het is vroeg in de middag, dus is er nauwelijks volk op de been. Gemotoriseerd verkeer wordt er grotendeels geweerd, wat de historische omgeving een weldadige rust doet ademen. Het is allemaal een groot geheel van (soms minimaal onderhouden) kleine en grote pleinen en straten, gotische en barokke kerken, herenhuizen en stadspaleizen. Als ik na de Papyrusvijver en de vismarkt weer terug bij het uitgangspunt ben, blijf ik een half uurtje op een meerpaal van het zonnetje genieten. In de stad heb ik op straat voornamelijk Nederlands en Duits horen spreken. Gisteren in Agrigento was het nogal bewolkt, motregende het zelfs enige tijd, maar vandaag heb ik het echt getroffen. Ik maak enkele geslaagde, kleurrijke foto's.
63
Archeologisch Museum Als laatste attractie van deze dag staat een bezoek aan het wereldvermaarde Museo Archeo logico op het programma. Dit is gehuisvest in een modern vormgegeven, eigenlijk wel aantrekkelijk gebouw in verschillende lagen opgetrokken. Ik besluit vanwege het goede weer niet naar binnen te gaan. Ook het entreegeld vind ik te hoog (vijftien gulden), zeker omdat we er maar een uur kunnen blijven. Ik schooi wat rond in de omgeving, slenter door de volkswijken, nip aan mijn zoveelste cappuccino en stuit onverwacht op vroegchristelijke catacomben die helaas dicht zijn. Het zijn de grootste en meest uitgestrekte van Sicilië. Een groot aantal martelaren heeft hier het leven gegeven, onder andere Santa Luzia. Paulus schijnt hier nog gepredikt te hebben, maar ja, waar is die man nou niet geweest om het Woord Gods te verkondigen c.q. zieltjes te winnen. Pelgrims voor de Heilige Madonna Als ik terugloop naar de bus zie ik door de huizen een vreemd gevaarte liggen. Het blijkt een hypermoderne bedevaartskerk te zijn, opgedragen aan Maria. Ik meen dat het hier om de Huilende Madonna gaat. Het is een cultus van nog geen twintig jaar oud, vergelijkbaar met de populariteit van de Italiaanse pater Pio die ook vele gelovigen in zijn ban heeft weten te krijgen. De sfeer en de moderniteit doet me sterk denken aan de cultus van de Zwarte Madonna die we in het noorden van Mexico City hebben meegemaakt. Daar werden de pelgrims letterlijk op de lopende band aan de schreiende moeder Gods voorbij gevoerd. Zo ver is het hier nog net niet. Op weg terug naar ons hotel maakt Peggy achter de microfoon een onvergeeflijke fout. Zij heeft het over de oorlogen tussen de Romeinen en de Carthagers (de zogenaamde Punische Oorlogen, met Hannibal en zo) en zegt Cicero te citeren met de uitspraak: "Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden!" "Dat was van Cato, van Cato, niet Cicero!!", roepen tientallen stemmen vanuit de bus tegelijkertijd. Ja, met dit geschoold gezelschap kun je je zo'n blunders eigenlijk niet permitteren, dan word je direct op de vingers getikt. Zelf maak ik trouwens ook een behoorlijke blunder. Als ik zie dat een van de bejaarde dames, die een dag wegens ziekte heeft gemist, weer op de been is, informeer ik belangstellend: "En mevrouw, bent u weer de oude?" HET ETNA - MASSIEF Een groot deel van het Oost Siciliaanse landschap wordt beheerst door het Etna massief, de majestueuze vulkaan met zijn markante rookpluim die tot in het Madonie gebergte en zelfs vanaf de Eolische eilanden is te zien. De naam Etna komt uit het Sanskriet (een Oud Indiase taal) en betekent 'de brandende'. Met een hoogte van 3340 meter en een oppervlakte van 1260 km2 is de Etna de grootste actieve vulkaan van Europa en een van de grootste ter wereld. In de Griekse mythologie werd de Etna geïdentificeerd als de smederij van Hephaistos (Vulcanus), een zoon van Zeus en Hera en de god van het vuur. In het diepst van de krater maakte hij wapens voor de bewoners van de Olympus; aardbevingen waren het gevolg van zijn bewegingen en uitbarstingen waren zijn zuchten. Maar ook andere verhalen hebben de vuurberg als decor: Odysseus werd op de hellingen van de berg achterna gezeten door de cycloop Polyphemos die hem bekogelde met enorme lavablokken; de wijsgeer Empedokies uit Agrigento zou zich in de krater hebben gestort en de Romeinse keizer Hadrianus
64
beschrijft in zijn dagboek de mooiste zonsondergang van zijn leven te hebben gezien vanaf de top van de vulkaan. De erupties van de Etna zijn waarschijnlijk zo'n twee miljoen jaar geleden begonnen en in deze periode heeft de vulkaan zijn indrukwekkende omvang bereikt. Op de top liggen vier kraters, waaruit een continue wolk van waterdamp en gassen ontsnapt. De "Cratere Centrale" is de oudste krater, heeft een diameter van ca. 300 meter en een diepte van meer dan 1000 meter. De "Bocca Subterminale di NordEst" is ontstaan bij een grote uitbarsting in 1911 en de "Bocca Nuova" pas in 1968; de kleinste krater is de "Cratere di SudEst". Door aftakkingen in de centrale kraterpijp zijn er in het verleden niet alleen uitbarstingen geweest op de top maar ook op andere plaatsen. De grootste eruptie in de geschiedenis van de Etna bijvoorbeeld, in 1669, vond plaats bij de Monti Rossi, een nog geen meter hoge berg ten noordwesten van het dorp Nicolosi. Deze grootste uitbarsting duurde 122 dagen. Vulkanologen hebben berekend dat er toen 977 miljoen m' lava, as en stof de lucht zijn ingeblazen. De lavastroom, die pas een paar honderd meter voor de kust tot stilstand kwam, vernietigde vrijwel alle dorpen op de zuidhelling en een deel van de stad Catania. In de 18de eeuw vonden er zestien, en in de 19de eeuw negentien grote uitbarstingen plaats. Vanaf 1971 is de Etna vijfmaal uitgebarsten, waarbij er steeds tussen de 30 en 75 miljoen m3 lava uit stroomde. In 1971 en 1985 werden de kabelbaan en de infrastructuur op Etna Sud verwoest. In 1989 ontsnapte het dorp Milo ternauwernood aan de vernietiging, en bij de laatste uitbarsting, in 1991/1992, stopte de gloeiende massa vlak voor het dorpje Zafferana Etnea, wat grotendeels te danken was aan het Italiaanse en Amerikaanse leger, die het dorp afschermden met enorme blokken beton. Ondanks de dreiging van de vulkaan liggen aan de rand van het Etnamassief veel dorpen en stadjes. De reden daarvoor is dat op de zeer vruchtbare bodem druiven, noten en diverse subtropische gewassen uitstekend gedijen. De Circumetnea, een 105 kilometer lange smalspoorlijn die rondom het massief loet, passeert vrijwel alle plaatsen en biedt steeds een fraai zicht op de vulkaan. Het Etnamassief zelf is in 1987 verklaard tot nationaal park, het "Parco dei Etna", dat door een netwerk van paden en berghutten goed ontsloten is voor de actieve toerist. Er zijn twee uitgangspunten: Rifugio Sapienza aan de zuidzijde van de vulkaan (EtnaSud), waar ook de kabelbaan naar de top start, en het veel rustiger Piano Provenzana aan de noordzijde (EtnaNord).
9. ETNA, GROOTSTE WERKENDE VULKAAN VAN EUROPA Vulkanische hellingen Hemelsbreed ligt de Etna niet zo ver van ons hotel af, ongeveer 20 km, maar aangezien we haar vanaf de zuidkant oprijden duurt het bijna een uur voordat we bij het hoogst bereik bare punt met de bus aankomen. Onderweg is het boeiend om de vegetatie te zien veran deren naar mate we meer stijgen. De boomgaarden maken gaandeweg plaats voor loofbomen, naaldbomen, lage struiken en tenslotte blijft alleen nog maar alpiene begroeiing over. Op ongeveer 1000 meter hoogte stoppen we bij het dorpje Zafarella. Dit is de plaats waar in 1992 de lavastroom tot vlak voor de bewoonde wereld is blijven steken. Hij stolde op nog geen tien meter afstand van een riant buitenhuis. Destijds heb ik de uitbarsting op de televisie kunnen volgen. We lopen over de nu afgekoelde lavablokken. Enkele van ons vallen op de ongelijke en afbrokkelende lava en bezeren zich lelijk als ze zich met blote handen willen opvangen. Natuurlijk is er op deze plaats een kapelletje opgericht om de redding van
65
het dorp te gedenken; de Heilige Maagd Maria heeft daarvoor natuurlijk gezorgd en niet het Italiaanse leger dat de gloeiende lavastromen net bijtijds heeft kunnen afleiden. Even later rijdt de bus in een echt maan landschap; kaal en dor met grote plekken beroete sneeuw. De Etna spuwt nog steeds rook uit en de as daarvan slaat neer op de wintersneeuw die nog niet gesmolten is. Refugio toeristenkermis We stappen uit bij een Refugio met tal van hotels, restaurants en souvenirstalletjes. Een tiental geparkeerde bussen geeft aan dat hier de kabelbaan naar een van de hoger gelegen kraters (op 2600 meter, niet de hoogste) begint. Ik pas hiervoor, want ik vind de prijs exor bitant hoog, meer dan veertig gulden per persoon. "Och, zo duur zijn de skiliften in Zwitserland en Oostenrijk ook," hoor ik iemand berustend zeggen. Ik blijf twee uur in dit skioord rondgangen en bezoek en passant twee kleinere kraters. Sommige sneeuwhopen zijn grillig gevormd; die vind ik mooi genoeg voor een foto. In een restaurant bekijk ik een audiovisuele productie over de Etna. Als iedereen terug is (de krater boven viel tegen, te veel mist) keren we in één ruk terug naar Taormina, waar we de hele zonnige middag doorbren gen. 10. TAORMINA, FRAAI GELEGEN, VOL TOERISTEN Gelegen op terras met uitzicht Taormina is een van de mooist gelegen plaatsjes op Sicilië. Het is al in de achtste eeuw voor Christus door Griekse kolonisten gesticht. Het ligt aan de kust hoog op een vooruit springende kaap van 200 meter hoog; de wegen ernaar toe zijn zo smal dat onze bus het centrum niet kan bereiken. Voor al die toeristenbussen is er een speciale parkeerplaats aangelegd halverwege de helling. Van daaruit kun je gratis met kleinere busjes naar het centrum. De hele middag zwerf ik rond door dit magnifieke maar wel erg toeristisch ingestelde stadje. Om de tien meter tref je er wel een souvenirshop, restaurant of hotelletje aan. Gelukkig is het er nu niet afgeladen vol, het is nog te vroeg in het seizoen. Het is weer eens uitstekend wandelweer met een aangenaam schijnend zonnetje waardoor ik een gezond bruin kleurtje krijg. Aan de hele kust van de Ionische Zee liggen de meer populaire badplaatsen van het eiland, in de zomer druk bezocht door autochtonen uit de grote steden. Vanaf het terras waarop het stadje (12.000 inwoners) ligt heb ik een groots uitzicht over de zee naar het noorden en oosten; naar het zuiden en westen wordt het panorama beheerst door enerzijds een ruwe kustlijn met inhammen en mysterieuze kapen, anderzijds door de aanblik van het Etna massief, dat een ongenaakbare indruk maakt. Zeker vanuit het imponerende Teatro Greco is het uitzicht op de vulkaan heel fraai; zelfs de superkritische Paul Theroux had er in zijn mediterraan reisverslag "De Zuilen van Hercules" waarderende woorden voor over.
66
Teatro Greco Ik kom de stad binnen door een middeleeuwse poort en bezoek vervolgens de kiosken met belvedères op de randen van de stad. Het Isola Bella komt mooi op de foto. Daarna komt de hoofdattractie aan de beurt: het Teatro Greco, dat in de tweede eeuw door de Romeinen in een amfitheater wordt omgebouwd. Daar konden ze dan gladiatoren en dierengevechten en andere bloederige schouwspelen in houden. Het podium, de hokken voor de wilde dieren en de acteursruimten zijn nog goed bewaard gebleven. De hele entourage is echter de grote aantrekkingskracht van dit monument. Na het theater, waar ik de groep nog net kan ontlopen, ga ik terug naar het stadje om de stadspaleizen en aardige steegjes en façades kan bekijken. Vooral aan de hoofdstraat de Corso liggen bouwwerken uit alle tijden en in allerlei bouwstijlen. Een van de luxueuzere hotels is een schaamteloze kopie van de Hava Mahal in Jaipur, een gevel vol rozerode erkertjes en balkonnetjes. 11. CATANIA, EEN ONDERSCHATTE STAD Aangename stad Omdat we op de dag van vertrek pas in de late namiddag naar Schiphol vertrekken, bezoe ken we in de ochtend een stad die in de loop der tijd een beruchte naam als centrum van de maffia heeft verworven, Catania. Die naam heeft deze mooie stad in mijn ogen zeker niet verdiend. Ik voel me er erg op mijn gemak, bespeur niets van enige criminaliteit en er is bovendien genoeg te zien aan monumentale bouwwerken, met name uit de tijd van de Siciliaanse barok. Hoewel het altijd een grote, belangrijke havenstad is geweest, heeft Catania in al die eeuwen een ondergeschikte rol gespeeld. Was het niet Syracuse, dan was het wel Messina of Palermo die de eerste viool speelden. Vernietigd door vulkaanuitbarsting In 1693 vond er een enorme eruptie van de Etna plaats. Deze duurde maanden en maanden en de lava stroomde steeds verder. Uiteindelijk moest de stad Catania, bijna 40 kilometer van de uitbarsting verwijderd, er toch aan geloven: ze werd met name in de buitenwijken verwoest door lava en asregens. Even later vond er ook nog eens een allesvernietigende aardbeving plaats, waardoor het net aan de lava ontsnapte centrum in puin werd gelegd. Toen men vervolgens de stad weer herbouwde, koos men voor de destijds gewilde Siciliaanse barok stijl wat de stad een bijzonder harmonieus uiterlijk heeft gegeven. Lange en interessante wandeling Omdat het weer eens schitterend wandelweer is, besluit ik om een uitgebreide sightseeing route in te lassen. Naar schatting loop ik in drie uur tijd vijftien kilometer om kerken en paleizen, markten en parken op te zoeken. Het park van Bellini is tegen een heuvel aan gelegd en biedt een bijzonder fraai uitzicht op de noordelijk gelegen Etna met zijn eeuwige rookpluim, waarvan een waarschuwende werking uitgaat. Af en toe kom ik reisgenoten tegen. De meeste, veelal het oudere segment van ons gezelschap, hebben gekozen voor een rustdag en zitten op zonnige terrasjes te genieten van een laatste uitgebreide lunch. Eten 67
doe ik ook, maar dan heel eenvoudig onderweg bij een bakker, broodjes gevuld met kaas en spinazie. Aan die spinazie kan ik geen weerstand bieden. Ik raak steeds verder van het centrum verwijderd. Ik stoot op een wel bijzonder monumentale begraafplaats; met een pracht en praal die zo typisch voor mediterrane landen is. Door tijdgebrek laat ik hem links liggen. In het havenkwartier ben ik het spoor bijster, ik heb geen kaart tot mijn beschikking, waardoor ik me moeilijk kan oriënteren. Puur instinctmatig vind ik de Piazza del Duomo terug; daar is het punt van verzamelen. Rondom de Monumento de Elephanta (een obelisk met een olifant op de top) zitten toeristen met baseball caps en zonnehoeden op en autochtonen met alpinopetten samen te genieten van de zon. Terugvliegen De luchthaven van Catania is een typisch vakantieoord vliegveld. Er zijn nauwelijks lijn vluchten naar andere bestemmingen in Italië. De enige vluchten die middag zijn charters en gaan naar diverse Noordeuropese landen. Omdat het er niet zo afgeladen vol is als op Spaanse luchthavens kunnen we volgens schema om half vijf vertrekken. We zijn allen optimistisch, als plotseling de piloot roet in het eten komt strooien door mede te delen dat we de straalstroom tegen hebben. In het begin is dat ook zo, maar eenmaal boven de Alpen (die we weer in alle glorie onder ons zien liggen, zo helder is het) keert het tij. We krijgen wind mee en gezwind gaat het verder richting Amsterdam. We maken bijna al het tijdverlies goed. Maar dan gaat het weer geheel onverwacht mis. Eenmaal geland wordt ons medegedeeld dat we moeten wachten, omdat er geen pier ter beschikking is. Een zucht van teleurstelling gaat door het vliegtuig. Zelfs het cabinepersoneel heeft hier zichtbaar moeite mee. Op Schiphol hebben we geen paspoorten nodig (we zitten immers binnen de EU), maar van sommige reizigers worden wel de koffers gecontroleerd. Op Schiphol ben ik bij al mijn talrijke aankomsten nog nooit de pineut geweest bij een bagage check. Service van de NS? Ik heb ruim een uur marge om mijn trein naar het zuiden te halen. Op het perron gaat er echter iets fout, de informatie van de NS klopt volgens mij niet. Ik klamp dus een conducteur aan om bij hem mijn licht op te steken. Hij staat geanimeerd met een mooie jongedame (zeg maar: lekker stuk) te ouwehoeren over wederzijdse vrienden, maar toch stoor ik hem tijdens zijn gesprek, want de trein staat op het punt van vertrek. Hij reageert erg verbolgen: "Ziet u niet dat ik in gesprek ben?", bijt hij me toe, terwijl hij me minachtend bemonstert. Een privé gesprek ja, maar hij is officieel in dienst en moet zijn klanten daarom ook netjes te woord staan. Dat laat ik hem weten ook, maar het is duidelijk dat deze Amsterdamse NS'er mij maar een lompe boer uit de provincie vindt. Tijdens de gehele treinreis van dik twee uur wordt geen enkele keer mijn (eersteklas) kaartje gecontroleerd. In de eersteklascoupé zitten weliswaar twee conducteurs, maar geen van hen maakt aanstalten om aan het werk te gaan. Ik had net zo goed zwart kunnen gaan reizen. Om 23.00 uur ben ik terug in Roermond. Het is vrijdagavond, de volgende dag moet ik weer aantreden op school, want ik werk ook op zaterdag…
68
ROME, DE EEUWIGE STAD (2001) KARNAVALSVAKANTIE / JOS ALLEEN OP STAP
DAG 1 Treinreis – Luchthavens Brussel en Rome – treinstation Termini – Hotel Luciani Ik sta om half zeven op. Een uur later zit ik in de trein die via Maastricht en Visé naar Luik gaat. Daar moet ik overstappen op de sneltrein naar Oostende, die over Leuven Brussel – Noord bereikt. Van daaruit is de luchthaven Zaventem maar een peulenschilletje. Tot mijn verrassing wordt de vlucht niet door Sabena uitgevoerd, maar door Virgin Express van Richard Branson. Nou ja, wat zou het ook. Het vliegtuig is half vol, waardoor ik een ruime zit, resp. ligplaats kan veroveren. Om 12.30 uur gaan we op weg, beter is “kiezen we het luchtruim”. We krijgen een papieren zakje met een droog broodje en een appel en een bekertje koffie, daar blijft het bij. Wil je meer en betere mondvoorraad, dan moet je daar voor zelf zorgen. Gelijk hebben ze eigenlijk. Om kwart voor drie komen we op vliegveld Fiumicino bij Rome aan. Ik moet lang wachten op mijn bagage en maak me al ongerust; mijn tas verschijnt gelukkig toch nog als een van de laatste stukken. Ik steek de weg over naar het treinstation. Dat is goed geregeld hier, in no time zit ik in het hartje van Rome en wel station Termini, het grootste kopstation van Italië, een bouwwerk waar Mussolini trots op was. In zijn tijd reden de treinen op tijd, verzucht menige oude Italiaan nog wel eens. Ik geniet er van mijn eerste kopje onweerstaanbare koffie, onvervalste cappuccino om precies te zijn. Op Internet heb ik een hotel gereserveerd, met opzet in de buurt van dit station en natuurlijk met een redelijke prijs. Het is dus niet ver naar Hotel Luciani, waar ik zonder problemen (nou ja, een beetje communicatieproblemen dan, men spreekt er alleen maar Italiaans) in kan checken. De kamer is piepklein, maar heeft gelukkig wel een badkamer die er mee door kan. Bijna tegen het plafond aan is een televisie geplaatst, goed tegen dieven beveiligd door een soort harnas. In de avonduren verken ik de oostelijke buurt van Termini. Het is een drukke, typische hotelbuurt met veel kortstondige gasten. Er liggen tal van kleine winkeltjes die van alles verkopen voor de doorsnee reiziger. Opvallend vind ik de vele restaurantjes en cafeetjes die geleid worden door OostAfrikanen zoals Eritreërs, Ethiopiërs, Somaliërs. Ik tref er ook enkele internetcafeetjes aan waar ik regelmatig zal verblijven tussen de Amerikaanse rugzakjeugd. Ik geniet van spinazie met rijstballetjes voor ik naar het hotel terugkeer. De rest van de avond zit ik voor de buis gekluisterd en kijk ik naar calcio, ofwel voetbal: Lazio Roma, de thuisclub, wint van Udinese uit het hoge noorden. Na wat neutjes uit mijn fles Vat 69 whisky ga ik even na twaalven slapen. Daar komt in het begin niet veel van, want ik verrek van de jeuk op mijn bovenarmen en –benen. Ik speel het klaar om me niet te krabben. Toch smeer ik me niet in met zalf, want ik heb maar een kleine voorraad meegenomen. Die 69
voortdurende, irritante jeuk behoort tot de psychosomatische naweeën van de confrontatie met Curfs en consorten binnen de unit Techniek. ROME Hoofdstad van Italië, tevens van de gelijknamige provincie en de regio Lazio, in de Campagna Romana, aan beide zijden van de Tiber, met 2,64 miljoen (2000 schatting) inwoners. Op de oostelijke oever van de Tiber ligt de stad op de 'zeven heuvels van Rome':
Aventijn (Aventino) Capitolijn of Capitool(Capitolino of Campidoglio) Celio Esquilijn (Esquilino) Palatijn (Palatino) Quirinaal (Quirinale) Viminaal (Viminale)
Ze zijn alle tussen 45 en 65 m hoog. Op de westelijke oever liggen de Monte Mario (139 m), de Monte Vaticano (63 m) en de Monte Gianicolo (85 m); hier ligt ook Vaticaanstad. Rome is een stad vol beelden en beeldengroepen, vooral in de vorm van fonteinen. Het bekendste zijn de Trevi–fontein, de Triton–fontein en de werkelijk schitterende beelden groepen van Bernini op het Piazza Navona. Sint Pietersplein – pauselijke mis – Gianicolo heuvel – Trastevere kerken en pleinen – Tiber Eiland – Thermen van Diocletianus – St. Jan van Lateranen Redelijk vroeg uit de veren. Rond negen uur op pad. Het is vijftien graden en af en toe schijnt zelfs de zon. Ik schaf me een weekkaart voor het openbaar vervoer aan. Ik stap op de drukste lijn van heel Rome (vanaf Termini naar het Sint Pieters – plein) en volg daar gewoon de toeristenstroom. Nou ja, toeristen, je kunt beter spreken van pelgrims, want op dit ogenblik celebreert paus Johannes Paulus II net een mis op het plein. Het is er dus razend druk. Mij valt het bijzonder internationale karakter van de gelovigen op, onder andere veel Afrikaanse en Filippijnse nonnetjes. Iedereen wordt nauwgezet door de Zwitserse Garde gecontroleerd. Iedereen gaat op klapstoeltjes zitten, maar ik blijf staan omdat ik foto’s van onder andere de paus wil maken. De paus elf is te volgen op een groot televisiescherm. Links van hem zit een hele horde kardinalen, de meeste lijken me erg bejaard. Rechts zit een groot aantal priesters met minder hoge functies, misschien zijn het wel genodigden. Ik wacht niet tot de mis is afgelopen en de paus op zijn pausmobiel gaat rondsjezen, maar vertrek veel eerder. Bij een supermarktje koop ik wat worst, kaas, prosciutto ham en brood, waarna ik te voet op weg ga naar de Gianicoloheuvel, van waaruit je een groots uitzicht over de stad hebt.
70
(Ik ben hier al eens eerder geweest, lang geleden in 1973 met Cléo Parren, Marlie en Lucky. We waren toen met de auto op doortocht naar Zuid – Italië, waar we in Brindisi de boot naar Griekenland zouden nemen.) Er staan indrukwekkende standbeelden van de politicus Cavour en de generaal Garibaldi, twee historische figuren die voor de eenheid van Italië hebben gezorgd in de 19e eeuw. Zij stonden daarbij de paus (die een eigen land in Midden – Italië bezat) in de weg. Het heeft tientallen jaren geduurd voordat de vete tussen het Vaticaan en de Italiaanse regering geslecht werd. Vanaf de heuvel zijn veel markante herkenningspunten van de stad te zien, zoals het Colosseum, het Victor Emmanuel Monument, het Pantheon en diverse heuvels waarop de Eeuwige Stad is gebouwd. Een stukje verderop ligt de oude wijk Trastevere. Om deze wijk die op de westelijke oever van de Tiber ligt te bereiken moet ik eerst weer de heuvel af. Ik beland in slecht onderhouden straatjes met schamele huizen. Het is er wel veel levendiger dan in andere wijken van de stad. Sommige gedeeltes zijn opgeknapt, ongetwijfeld om een graantje mee te pikken van de miljoenen toeristen die Rome jaarlijks aandoen. Door al dat lopen heb ik ondertussen pijn aan mijn knieën en andere gewrichten gekregen. Ik ben echt moe en heb ook nog pijn in mijn rug en een door artritis gezwollen hand. Ik rust dan ook een hele poos uit in een kerk en op een bankje in een park aan de Tiberoever. Daar word ik lastig gevallen door zwervers en verwilderde honden. Ik stap daarom maar op een net voorbijrijdende tram die me naar de andere oever brengt. Het eindpunt van de tram ligt vlak bij de Thermen van Diocletianus, dus die pik ik ook even mee. Er is eigenlijk niet veel te zien, alleen het grondplan van de diverse ruimtes zijn te herkennen en dan ook nog alleen voor een geoefend oog. Gelukkig staat er wel een plaquette met uitleg in diverse talen bij. Ze leren het langzamerhand toch wel, die Italo’s. Ik sla een sixpack bier in en keer terug naar mijn hotel voor een tukkie. Ik bezoek de zeer indrukwekkende Sint Pieter niet, hoewel hij altijd de moeite van een bezoek waard zal blijven als een van ’s werelds hoogtepunten van kunst en godsvrucht. Ik ben er al twee keer eerder geweest. Tijdens de ceremoniële mis is een bezoek aan de hoofd kerk van het katholieke, dus roomse christendom uitgesloten. Het stadsgebied van groot Rome Het zal je niet verbazen, maar in Italië zijn ook genoeg Chinezen. Ze drijven er niet alleen restaurants, maar ook winkels waar je voor allerlei goedkope waren terecht kunt. Ik eet bij een chique Chinees met een heuse portier aan de ingang. Ik word bediend door een zeventienjarig meisje. Ze heet Mie An en studeert aan de School voor Toerisme. Ze heeft een opmerkelijk open karakter, spreekt redelijk goed Engels en is erg ambitieus, ik zou bijna zeggen: zoals alle Chinezen. Ik zal hier vaker komen, hoewel het er koud is en de porties beduidend kleiner uitvallen dan we in Nederland bij de Chinees gewend zijn. Met de metro rij ik vervolgens naar de grote domkerk Sint Jan van Lateranen. Het is een van de vier grote 71
kerken in Rome. Ik probeer nachtopnamen van het imposante gebouw te maken, maar die lukken niet zo goed. Onderweg kom ik veel duister ogende figuren tegen, die me echter geen strobreed in de weg leggen. DAG 2 Colosseum – Belvedere - San Pietro in Vincoli – kerk Maria Monti – Quirinaal – Santa Maria Maggiore – Via Veneto – Triton fontein Tiber, Rome Rome is een van de belangrijkste steden in Europa en de hoofdstad van Italië. De stad ligt aan de oevers van de Tiber. In dit uitzicht over de stad is op de achtergrond de St. Pieter te zien, een van de bekendste gebouwen van Rome. Het keizerlijke Amfitheater van Rome Het Colosseum, oftewel Colosseum, is waarschijnlijk een van de bekendste symbolen van Rome. Het werd gebouwd door de keizers Vespasianus en Titus met behulp van grotendeels joodse slaven, en werd voltooid in 82 N.C.. Het amfitheater met 50.000 zitplaatsen had een uitklapbaar linnen scherm om de mensen tegen regen en zon te beschermen. De Romeinen kwamen hier naar spelen en andere evenementen kijken, zoals de populaire gladiatoren gevechten. Het Colosseum is zelfs als ruïne indrukwekkend, maar dreigt door luchtvervuiling en verkeer verder te beschadigen. COLOSSEUM Amfitheater in Rome waarvan de bouw onder keizer Vespasianus in 72 werd begonnen; het werd onder Titus ingewijd (80). De omtrek bedraagt 527 m, de hoogte 57 m, het aantal ingangen 80, het aantal toeschouwersplaatsen ca. 50 000. Van het bouwwerk, bestemd voor gevechten van gladiatoren onderling en met wilde beesten, zijn indrukwekkende resten over.
AMFITHEATER Amfitheater (v. Gr. amphi = rondom, theatron = gebouw voor schouwspelen), een ondanks zijn Griekse naam typisch Romeins bouwwerk, bestemd voor het houden en bijwonen van gladiatoren en wilde dierenspelen. Het bestaat uit een elliptische arena met rondom trapsgewijs oplopende zitplaatsen. Onder de arena waren dienstvertrekken en stallen voor de dieren. Tijdens de spelen kon een spandoek (velarium) de toeschouwers tegen zon of regen beschermen. Van buiten zijn arcaden in twee of meer verdiepingen aangebracht. Vaak is het amfitheater gedeeltelijk in een heuvel uitgegraven. Het oudst bekende stenen amfitheater staat te Pompeji (75 v. C.) en is op een wandschildering aldaar compleet met velarium en al afgebeeld. In Rome werd pas in 29 v.C. het eerste permanente amfitheater, ten dele van steen, gebouwd op het Marsveld (Campus Martius); bij de brand van Rome in 63 n.C. ging het verloren. Het eerste geheel stenen amfitheater werd er door de Flavische keizers gebouwd in de tweede helft van de 1ste eeuw n.C.: het befaamde Colosseum.
72
Elke Romeinse stad van enige betekenis, in Italië of de provincie, had haar eigen amfitheater; een uitzondering maakt slechts Griekenland, waar er alleen een in Korinthe was. Goed bewaard gebleven zijn vooral, behalve de bovengenoemde, die van Nîmes en Arles (1ste eeuw), Pula (1ste eeuw), El Djem (3de eeuw) en Verona (eind 3de eeuw). Ook in Duitsland, Spanje en Zwitserland zijn enkele amfi theaters redelijk gaaf bewaard gebleven. De ‘arènes de Lutèce’ te Parijs (Rue Monge), gebouwd in de 2de of 3de eeuw n.C. (gerestaureerd 1917–1918), is een tot theater verbouwd halfamfitheater.
Tegen half negen sta ik op. Binnen een uurtje ben ik op pad. Ik koop bij Termini een weekkaart voor het openbaar vervoer, waardoor ik van menige zorg op dat gebied verlost ben. Ook sla ik toast voor onderweg in. Ik duik de metro in en kom er bij station Colisseo weer uit. Ik gebruik na bezichtiging en een rondwandeling mijn geïmproviseerde lunch (toast, worst en kaas) op de Belvedère, van waaruit ik een panorama over het Forum en het Colosseum heb. Daarna ga ik op zoek naar de kerk San Pietro in Vincoli, ik kan het moeilijk vinden. Ondertussen stoot ik toevallig op de kerk Maria dei Monti, een heel fraaie. Het is inmiddels aan het motregenen als ik bij de Quirinaal aankom; daar is het huidige regeringscentrum. Het wordt zwaar bewaakt door fraai uitgedoste militairen. Uiteindelijk beland ik bij een van de vier grote basilieken van Rome: de Santa Maria Maggiore. Een enorm grote kerk waarvan ik echt onder de indruk raak, zeker als je bedenkt dat hij al in de vierde eeuw is gebouwd. Ik loop terug naar mijn hotel en sla een voorraad blikjes bier in. Het is slecht weer, dus ik ga maar wat pitten voor ik ’s avonds kip met patat en lasagne ga eten. Dat laatste ligt me zwaar op de maag, ’s nachts krijg ik er last van. In het donker doorkruis ik vervolgens het noorden van de stad, willekeurig bussen nemend. Regelmatig stap ik uit voor een beziens waardigheid, bijvoorbeeld het Triton – fontein en de Via Veneto. ’s Nachts word ik gestoord door uitgelaten schoolkinderen op de gang die heen en weer rennen en veel krijsen en andere herrie schoppen. Het zijn Italiaanse pubers uit een stad in de Po – vlakte. DAG 3 Bus naar Piazza Navona, Pantheon, Trevi-fontein, Piazza di Spagan en San Trinite dei Monti, Farnese paleis, Vittorio Emmanual,. S Avonds: St. Pieter, Tiber-bruggen Trevifontein, Rome De Trevifontein is ontworpen door Nicola Salvi en gebouwd in de 18de eeuw. Het is een voorbeeld van de hoge barok. Beelden van goden en paarden sieren de fontein, en de twee Tritons aan weerskanten van Neptunus, de Romeinse god van de zee, lijken klaar te staan om zijn gevleugelde strijdwagen voort te trekken. Volgens de traditie keert iemand die een muntje in de fontein gooit, ooit terug naar Rome. Van de tempels die de stad rijk is, is het Pantheon een van de best bewaarde en mooiste. Het Pantheon, zoals de naam zegt ‘een tempel gewijd aan alle goden’, werd oorspronkelijk door Agrippa, mederegent van keizer Augustus, ongeveer 25 v.C. gebouwd, maar onder keizer Hadrianus tussen 118 en 128 n.C. ingrijpend verbouwd. Het bestaat uit een
73
rechthoekige voorhal en een rotonde die door een koepel is overdekt. De hoogte en de middellijn van de rotonde bedragen beide ca. 43 m. In de muur bevinden zich een ingangsboog en zeven, ronde en rechthoekige, nissen. De koepel heeft een cassettenplafond met in het midden een opening van ca. 9 m waardoor het daglicht binnenvalt. Het Pantheon is sinds de 7de eeuw een roomskatholieke kerk en heet tegenwoordig officieel Santa Maria della Rotonda. Bekende personen, onder wie de bekende renaissancekunstenaar Rafaël en leden van het Italiaanse koningshuis, liggen hier begraven. Bernini, Giovanni Lorenzo Bernini, Giovanni Lorenzo (Napels 7 dec. 1598 – Rome 28 nov. 1680), Italiaans beeldhouwer, architect, tekenaar en schilder, de grootste beeldhouwer van de Romeinse barok, was zoon en leerling van Pietro Bernini. Zijn vroege werken, o.a. David (1619, Gall. Borghese, Rome) en Neptunus (1620, Victoria and Albert Museum, Londen), tonen reeds duidelijk typische barokelementen: zin voor het picturale, invloed van de klassieke kunst, beweging en beweeglijkheid, heftige gemoedsaandoeningen, grote aandacht voor naturalistische weergave. Tussen 1623 en 1640 vervaardigde hij het beroemde bronzen baldakijn in de St.Pieter te Rome en een reeks realistische portretbustes. Een reeks werken voor de St.Pieter volgde, zoals de gigantische Longinus (1632–1638), die in een pathetisch gebaar de armen heeft gestrekt. Van fundamentele betekenis voor de ontwikkeling van het grafmonument in de 17de eeuw is het monument van paus Urbanus VIII, Bernini's mecenas (1642–1647, St.Pieter, Rome), waarin Bernini een harmonisch evenwicht bereikte tussen de architectonische en de plastische onderdelen. In de beroemde groep Extase van de H. Teresia (1644–1652, S. Maria della Vittoria, Rome), die deel uitmaakt van een geraffineerde architectonische compositie, is de pathetiek tot een hoogtepunt gevoerd. Intussen creëerde Bernini ook een aantal unieke ontwerpen voor fonteinen (Fontana del Tritone, 1640, Piazza Barberini, Rome; Fontana dei quattro fiumi, 1647, Piazza Navona, Rome), waarbij het element van het stromend water met de architectonische en plastische onderdelen één geheel vormt. Van Bernini's reis naar Frankrijk in 1665 is het belangrijkste overgebleven werk de geïdealiseerde portretbuste van Lodewijk XIV (Versailles), die het voorbeeld werd voor de Franse portrettisten tot in de 18de eeuw. Van zijn vele belangrijke werken uit de latere periode kunnen worden genoemd: de cathedra van St.Pieter (1657–1666), het ruiterstandbeeld van keizer Constantijn (1654–1670, Vaticaan), het grafmonument van paus Alexander VII (1671–1678, St.Pieter, Rome). Bernini was virtuoos in de technische behandeling van marmer en brons. Niet minder belangrijk is zijn architectonisch oeuvre. Aanvankelijk werkte hij vaak met anderen samen, zoals met Carlo Maderno aan het Palazzo Barberini (1625–1633, Rome), waarvan het ontwerp van de hoofdgevel vrijwel zeker van hem is. Zijn eigen stijl vond hij pas later, zoals in de beroemde colonnade rondom het St.Pietersplein te Rome (1656–1667) en in de Scala Regia (1661, Vaticaan), een perspectivisch meesterstuk. Bernini vermeed bewust abrupte overgangen; hij gebruikte bij voorkeur vloeiende vormen. De kunst van Bernini is niet alleen een vorm, maar ook de uitdrukking van een intens beleefd en met alle middelen nagestreefd ideaal: de toeschouwer fysiek en emotioneel het onzichtbare in, buiten en boven het zichtbare te doen voelen en beleven. Zijn betekenis voor de kunst van de barok is nauwelijks te overschatten. Talrijke begaafde leerlingen hebben zijn stijl in en buiten Italië verspreid.
Ik neem de bus naar het centrum en bekijk het bruilofttaartachtige monument en paleis voor de laatste Italiaanse koning Victor Emmanuel. Na veel trappen bereik ik het bordes, 74
waar je een weids uitzicht over de stad hebt, zo hoog ligt deze suikertaart. Weer de bus in, maar ik vergeet op tijd uit te stappen, zodat ik aan de overkant van de Tiber terecht kom. Ik loop over een van de bruggen terug en zoek het nabijgelegen Piazza Navona met de magistrale beeldenensembles en fonteinen van Bernini op. Het is er niet zo druk in deze tijd van het jaar. Toch staan er al verschillende pantomimespelers om het volk te vermaken. Vlakbij ligt het Pantheon, een van de architectonische topstukken van de stad, trouwens van de hele oudheid. Tot nu toe is de koepel ervan nog zelden door moderne architecten geëvenaard. Ik blijf er vrij lang rondhangen en drink daarna koffie in een zijstraatje nabij het Piazza dei Fori (veel ruïnes); koffie op een terras aan het plein is stervensduur. Vervolgens zoek ik de Trevi – fonteinen op, ik laat het muntjes gooien achterwege. Ook hier weinig toeristen op de been. Dan is Piazza de Spagna met de kerk San Trinite dei Monti aan de beurt, alsmede het bekende Farnese Paleis, dat van buiten helemaal niet imposant uitziet. Ik bekijk er een expositie. Na nog enkele pleinen, kerken en fonteinen bezichtigd te hebben keer ik terug naar mijn hotel. Ik heb ondanks mijn weekkaart bijna alles te voet afgelegd. De trekpleisters liggen vlakbij elkaar in het centrum, maar als je alles moet belopen blijkt het achteraf nog een hele tippel te zijn. Ik had dan ook blaren onder mijn voeten. Die avond ga ik weer eens Chinees eten, waarna ik opnieuw op de bus stap om bij het Sint Pietersplein en rond de Tiberbruggen nachtfoto’s te gaan maken. Het resultaat is erg magertjes. De rest van de avond breng ik door met internetten (nieuws over karnaval in de Limburger, email ophalen, mijn website bekijken en bezoekerteller aanklikken). Ook pin ik weer, deze keer 200.000 lira. DAG 4 San Paolo Basilica, Sant Angelo fort, Olympisch dorp 1960, Tiber, Piazza de Popolo, Termini. ’s Avonds Somalisch eten. De hele dag is het druilerig weer, gelukkig heb ik mijn paraplu bij me. Met de metro ga ik naar een van de vier grote basilieken van Rome, de San Paolo fuori dei Muri, een majes tueuze kerk die ook uit de vijfde eeuw stamt. Ik blijf er tot het middaguur rondhangen. Daarna neem ik een willekeurige bus naar het noorden. Het eindpunt ligt even buiten het fort San Angelo, waar ik een tijdje uitrust. Van hieruit kun je over de Tiber de Sint Pieter goed zien liggen. Ik stap een volgende bus in die me naar het Olympisch dorp van de Spelen van 1960 brengt. Enorme heroïsche beelden staan langs de baan opgesteld. Veel tifosi druppelen binnen, het stadion van Lazio Rome ligt vlakbij en die ploeg speelt vandaag thuis. Het is zondag vandaag. Na een half uur is het handjevol volk aangegroeid tot een menigte, waarin je me bijna letterlijk een weg moet roeien. Ik maak dat ik wegkom hier, ik hou toch al niet van voetbalmassa’s.
75
De volgende stop is bij het Piazza del Popolo. Het is een evenwichtig plein, heel harmonieus opgebouwd met in het midden een van de vele obligate obelisken die Rome sieren. Ik heb er hier meer gezien dan in heel Egypte, het thuisland van de obelisken. Het land van de farao’s was bij de Romeinen populair, ook in later eeuwen. Ik loop een stuk naar de Piazza de Spanja, waar ik de metro terug naar het hotel neem. Even na zeven zit ik in een donkere kelder waar een Somalische familie een restaurant met authentiek voedsel uit de Hoorn van Afrika serveert. Ik bestel couscous met geitenvlees en salade voor nog net een tientje. De etnische eethuisjes in deze stationswijk zijn allemaal heel goedkoop. Ik vind het eten niet bijzonder smakelijk, maar gelukkig is het volk vriendelijk, wat heet, ze zijn denk ik gewoon verbaasd dat iemand zoals ik zich verwaardigt bij hen te komen spijzen. De rest van de avond breng ik lezend door. Ik krijg het boek van Barati Mukkerjee “Meesters van de Wereld” nog net voor het slapen gaan uit. DAG 5 Maria Maggiore Basilica, Chinese wijk, Via Cavour, Circo Massimo, campanile, Isola Tiberina, Ostiense met bus, Piazza Puglia Die morgen bezoek ik de Santa Maria Maggiore. Ik loop erheen en kom zo langs straten die vol Chinese winkels liggen. Vooral kleren en andere snuisterijen worden er tegen echte afbraakprijzen verkocht. De kwaliteit laat weliswaar zwaar te wensen over, maar ik koop toch enkele goedkope broeken. Vlakbij liggen ruines, ik kan niet achterhalen van welke gebouwen of uit welke periode. Er is een markt omheen gebouwd, die voornamelijk door migranten wordt bezocht. Ik koop er een dikke stapel ansichtkaarten, die zijn hier veel goedkoper dan bij de toeristische winkeltjes elders in de stad. Bij de Via Cavour pak ik de metro om naar het Circo Massimo te gaan. De vroegere renbaan is uitgestorven. Ik loop er helemaal alleen rond. Op het einde liggen gelukkig nog enkele bezienswaardigheden: een middeleeuws kerkje, een ronde tempel uit de Romeinse tijd en een campanile. In een café drink ik koffie en eet ik een broodje. Even later bevind ik me op het Isola Tiburena, een eilandje midden in de Tiber. Er liggen hotels en paleizen. Even verderop is een stuw gebouwd. De rotzooi in de bomen geeft het peil aan van de regelmatige overstromingen in met name herfst en voorjaar. Ik stap weer eens op de bus en laat me naar het station Ostiense brengen, waar ik overstap op een bus naar Piazza Puglia, dwars door de stad heen. Daar schaf ik voor bijna honderd gulden allemaal lekkere dingen aan. De rest van de middag en avond breng ik door in en rond mijn hotel. Urenlang zit ik koffie te drinken en te lezen in een van de koffiehuizen bij Estazione Termini.
76
DAG 6 Piramide, overstappen Lido di Ostia, Ostia Antica, Thermen, Theater Thermen In de Romeinse oudheid zijn thermen badinrichtingen met een geleding in drieën, ontstaan uit hygiënische overwegingen die opeenvolgende koude, lauwe en warme baden voorschreven (in resp. het frigidarium, tepidarium en caldarium); soms werd er een zweetbad, laconicum, aan toegevoegd. De openbare thermen hadden ook o.a. sportvelden (palaestra), een bibliotheek enz. Zij hadden tevens de functie van ontmoetingspunt. In Rome staan nog kolossale resten van de thermen van Caracalla (begin 3de eeuw) en van Diocletianus (begin 4de eeuw). Ostia Antica (v. Lat. ostium = ingang), plaats in Italië, ten zuidwesten van Rome, met 4000 inwoners, tezamen met Lido di Ostia (40 000 inw.) deel uitmakend van de agglomeratie en gemeente Rome. Aansluitend aan de huidige plaats (die een burcht, gebouwd door de latere paus Julius II [1483–1486], en een 15deeeuwse kerk bezit) liggen de resten van de in de oudheid bekende havenstad van Rome, Ostia, aan de Tibermond (door verzanding thans ca. 3 km van zee verwijderd). Door regelmatige opgravingen sinds 1870 en vooral vanaf 1909 is ruim driekwart van de oude stad blootgelegd en ten dele gerestaureerd; de te voorschijn gekomen kunst en gebruiksvoorwerpen zijn in het museum ter plaatse te zien. Vloermozaïek In de oudheid werden mozaïeken gebruikt als vloerversiering. De Romeinen gebruikten beton als basismateriaal, waarop een mozaïek van glas, steen, keramiek en andere materialen werd gelegd. Dit vloermozaïek dateert uit de 3de eeuw. Het maakt onderdeel uit van de ruïnes in Ostia, een oude Romeinse haven.
Wat later dan normaal sta ik op. Ik ontbijt met brood op bed. Met de metro ga ik naar Piramide, waar ik op de trein naar Lido di Ostia overstap. Onderweg blijkt het baanvlak kapot en moet ik weer overstappen in een inderhaast geïmproviseerde bus. Een en ander kost me anderhalf uur extra. Pas na twaalven kom ik in de antieke havenplaats aan. Het is een erg uitgebreid complex, voor het grootste gedeelte opgegraven. De ooit zo belangrijke haven is verzand. In de 4de eeuw werd de stad door aanhoudende malariaplagen verlaten: 100.000 inwoners trokken toen weg. Ik bezoek er het theater, de thermen en de half overwoekerde huurkazernes. De gebouwen waren voornamelijk in baksteen opge trokken. Om drie uur keer ik terug. Voor de eerste en laatste keer word ik bij de metroingang gecontroleerd. Ik wil gaan eten bij een Koreaan, maar als ik die vind blijkt hij gesloten. Daarom beperk ik me tot frites met een halve haan en spinazie. Om dat laatste ging het natuurlijk. Daarna ga ik het Internet op om het cryptogram van Jo Heijmann te bekijken en het carnavalsnieuws uit Roermond te vernemen. Laat op de avond weer herrie op de gang; de kids zijn weer bijzonder rumoerig.
77
RUÏNES IN OSTIA De oude Italiaanse havenstad Ostia is omstreeks 640 V.C. ontstaan. Het was een aanvoerhaven voor graantransporten uit Sicilië en Sardinië en diende als oorlogshaven voor Rome. In de 9de eeuw werd de haven vernietigd, maar in de middeleeuwen opnieuw in gebruik genomen. De ruïnes van Ostia zijn tegenwoordig een historische bezienswaardigheid.
1. STADSBEELD OSTIA Het kosmopolitisch karakter van de haven met haar kantoren van handelscorporaties uit het gehele MiddellandseZeegebied blijkt uit de veelheid van uitheemse heiligdommen (o.a. van Isis en Mithras), fora en marktpleinen, theater, horrea (graanpakhuizen), tabernae (winkels) en thermopolia (kroegen). Opmerkelijk zijn de grote blokken flatwoningen, soms met een gemeenschappelijke tuin in het midden, die in baksteen waren opgetrokken (insulae). Mozaïeken en wandschilderingen verleven digden de interieurs. Op het grootste marktplein hadden mozaïekvloeren een met de latere uithangborden vergelijkbare functie voor de verschillende groepen kooplui uit het gehele rijk. Toen Ostia op het hoogtepunt van haar bloei was (begin 2de eeuw) woonden er naar schatting 50 000 mensen. Een nieuwe, maar korte periode van opbloei kende de stad in het begin van de 4de eeuw; daarvan getuigen luxueuze, grootscheeps aangelegde villa's met nymphaea (fonteinen), mozaïeken, enz. en een vroegchristelijke, door Constantijn de Grote gebouwde basilica. Op een eiland tussen de zee en de beide mondingen van de Tiber ligt de begraafplaats met tal van interessante kleine grafgebouwen. Ostia heeft de regelmatige stadsaanleg – met loodrecht elkaar kruisende hoofdstraten (cardo en decumanus) in het midden – steeds behouden. De eerste uitbreiding vond de plaats in het eerste kwart van de 1ste eeuw v.C. Uit beide perioden zijn gedeelten van de stadsmuur en de poorten bewaard gebleven.
2. GESCHIEDENIS Volgens de traditie was Romes vierde koning, Ancus Marcius (ca. 630 v.C.), de stichter van Ostia, maar andere bronnen dateren het ontstaan in ca. 338 v.C. Ook archeologische gegevens wijzen op een nederzetting uit de 4de eeuw v.C., die de oude Latijnse havenstad Antium (338 v.C. door Rome onderworpen) gedeeltelijk moest vervangen. Behalve door de grote zoutketen (salinae) en als oorlogshaven (vooral in de Tweede Punische Oorlog [218–201]) kwam Ostia al vroeg tot bloei als overslagplaats voor Romes korenvoorziening. Nadat de stad in de burgeroorlog door Marius was verwoest, werd zij door Sulla herbouwd en gemoderniseerd, met o.a. ruime nieuwe stadsmuren. Haar grootste uitbreiding en vernieuwing kreeg zij echter in de keizertijd, vooral sinds Claudius de haven 5 km naar het noorden van de oude Tibermond verplaatste. Deze nieuwe haveninstallaties (Portus Augusti of Portus Romanus), waaraan in 42 n.C. werd begonnen, werden door Nero in 54 n.C. opengesteld en in 106 met een bassin vergroot door Trajanus. Deze gaf ook, wegens de verzanding van de oude Tibermond, de rivier een nieuwe uitweg naar zee door een kanaal (fossa Traiana), waardoor een kunstmatig eiland in de Tiberdelta ontstond (Insula sacra; als begraafplaats gebruikt). Mede door de toenemende verzanding ook van de nieuwe Tibermond begon eind 4de eeuw Ostia's verval: het werd herhaaldelijk geplunderd en vrijwel verlaten en in de middeleeuwen werden de ruïnes als marmergroeven gebruikt.
78
DAG 8 Metro Ribibbia, streekbus, Tivoli, Basilica San Angelo, Mozes - fontein De Villa d'Este in Tivoli Ongeveer 25 km ten oosten van de Italiaanse hoofdstad Rome ligt in de Sabijnse Bergen de stad Tivoli. Op deze plek, ter hoogte van watervallen in de rivier de Aniene, bouwden vanaf de 1ste eeuw v.C. aanzienlijke Romeinse families hun buitenhuizen. Tivoli heette in die tijd Tibur. In de stad liggen onder meer de Villa van keizer Hadrianus, een complex van gebou wen in een park, daterend uit de 2de eeuw, de resten van een heiligdom uit de 1ste eeuw v.C. en een 15deeeuws kasteel. De 16deeeuwse Villa d’Este behoorde toe aan de hertogen van Ferrara, leden van het oude en beroemde Italiaanse geslacht Este, wier hof in Ferrara een centrum van kunst en cultuur was. Bij de Villa d’ Este ligt een schitterende renais sancetuin. Net als in het park van de Villa van Hadrianus liggen hier prachtige waterwerken, waarvan op de foto de orgelfontein te zien is. Als ik om tien uur ’s ochtends het hotel verlaat valt de regen gestaag neer. Ik duik de metro in en rijd naar station Ribibbia in het oosten van de stad. Daar vind ik echter geen aansluiting voor een bus naar Tivoli, een foutje in mijn reisgids. Ik toer zo maar wat rond in een streekbus en bekijk de voorsteden en buitenwijken van de uitgestrekte stad. Daar tussenin liggen nog restanten van landelijke dorpjes, een duidelijk voorbeeld van de manier waarop een gulzige grootstad het omringende platteland, in dit geval Lazio, opslokt. Eenmaal teruggekeerd eet ik in een parkje knappend vers brood met kruidige kaas en knoflookworst. Ik wandel door een stadsdeel waarvan ik de naam niet meer kan achterhalen. De bersaglieri (het Alpenkorps van het Italiaanse leger in de laatste twee wereldoorlogen) zijn er in een heroïsche beeldenpartij vereeuwigd. Dat zij klop kregen van de Oostenrijkers staat er niet bij vermeld. Ik snuffel wat rond in een boekhandel, koop kleine woordenboekjes en een Amerikaanse thriller van J. Lee Burke. Verder staat op het pro gramma de basiliek San Angelo en het Mozesfontein. Avondeten doe ik bij een Chinees. De rumoerige Italiaanse jongeren zijn verruild voor een al even rumoerige groep scholieren uit Purmerend! DAG 9 Ponte Tiburtina, Central bus, panne onderweg, Tivoli dorp, Villa van Hadrianus, metro Uitslapen tot negen uur, waarna ik me uitgebreid moet insmeren vanwege de ondraaglijke jeuk op bovenbenen en –armen. Ik koop alvast een busticket naar het vliegveld voor de volgende dag. Daarvoor moet ik bij het stationsloket lang in de rij staan. Vervolgens daal ik af naar het metrostation om naar Ponte Tiburtina te gaan waar ik wel een juiste bus naar Tivoli te pakken krijg. Vlakbij het stadje krijgen we onder aan een helling panne: de bus is geen meter meer vooruit te krijgen. Gelukkig ligt de bebouwde kern op loopafstand.
79
Halverwege word ik door een ander, lege bus opgepikt. Het begint hard te regenen, zodat ik mijn trip naar de villa Hadrianus even moet uitstellen. Een uur later ben ik op weg, maar door onoplettendheid stap ik te laat uit, waardoor ik 2 kilometer terug moet lopen. Enfin, uiteindelijk bereik ik toch het enorm uitgestrekte, imposante villacomplex. Het is zo groot als een dorp, met veel waterpartijen en fonteinen. Veel ruïnes zijn tot halverwege opgebouwd, wat je een betere indruk geeft van hoe het ooit geweest moet zijn. Bouwmeesters waren ze zeker, die oude Romeinen. Jammer dat het zwaar bewolkt weer is, zodat mijn foto’s niet goed uit de verf zijn gekomen. De terugreis is weer even hectisch als de heenreis: drie keer overstappen op een andere bus, daarna de metro in Rome naar het hotel. Onderweg geselen hagelstenen zo groot als duiveneieren ons blikken gevaarte. Niet ver van ons af slaat de bliksem in. Op mijn kamer smeer ik een voorraadje boterhammen (met veel kaas en worst) voor de volgende dag als ik op de terugreis ga. DAG 10 TERUGVLIEGEN Van de terugreis kan ik me niet veel meer herinneren. Ik kan het hotel in ieder geval met mijn VISA credit kaart betalen. Een ticket voor de Airport bus heb ik al. Daarna gaat alles gewoon gesmeerd. Ik ben ruimschoots op tijd terug in Brussel om de trein naar Luik, Maastricht en tenslotte Roermond te halen.
TEMPEL AGRIGENTO
80
ROME VLIEGREIS(1997) Clim, Jos en Robbert van den Born met Alitalia voor een herfstvakantie naar Rome. Dag 1 Zaterdag 17 oktober 1987 Jos stond om 08.00 uur op en werkte zich, nog steeds in een roes verkerend, door zijn voorbereidingen heen. Clim verscheen pas na half negen, even voordat Marianne en Rob bert met de auto voorreden. Op het station ontmoette Jos nog een gewezen collega, Fons Dingelstad, die ook naar Schiphol op weg was van waaruit hij naar Miami, Florida (USA) op vakantie ging. De trein vertrok even na negen. Om 11.00 uur hadden we AmsterdamCentraal bereikt. We spoorden door tot Sloterdijk, waar we overstapten op de Schiphol lijn. Robbert had overigens de dag tevoren een meermanskaart voor ons aangeschaft. Op Schiphol namen we eerst nog een verlaat ontbijt voor we ons zonder problemen incheckten bij de balie van Alitalia. Van twaalf tot een uur hielden we ons op in het "top"restaurant waar we uitzicht hadden op de in en uitvliegende toestellen. Er was echter niet zo bar veel te zien, dus we lazen de zaterdagkranten. Ons vliegtuig vertrok bijna een uur te laat. Een reden daarvoor werd ons niet medegedeeld. Om half drie gingen de wielen van de grond en bevonden we ons hoog boven de Hollandse polderlappendeken. Jos zat alleen aan een raampje apart, terwijl Robbert en Clim naast elkaar zaten. Na een half uurtje werd ons het plastic junkfood (citaat Clim) overreikt, inclusief een flesje wijn. De reis verliep verder zonder incidenten. Clim vond zijn luchtdoop niet direct spectaculair. Om circa half vijf zette de "aeroplano" ons voorzichtig neer op Romeinse bodem. We moesten vrij lang op onze tassen wachten. We gingen onmiddellijk op zoek naar vervoer naar de stad; gelukkig bleek er een buspendeldienst met Rome te bestaan. In de bus (kosten f 8 P.P.) belandden we temidden van een groepje Hollandse toeristen. Eén van hen ontpopte zich als een levende vraagbaak over Rome; via hem kwamen we heel wat wetenswaar digheden over Rome aan de weet. De bus vanaf vliegveld Fiumicino (ook wel genoemd "Leonardo da Vinci”) tot het imposante Termini station midden in Rome’s centrum duurde een uur. In de stationsbuurt lagen hotels en pensions te kust en' te keur. Na de derde poging was het al raak. Voor f 25 p.p. konden we terecht in hotel Pensione Kennedy, achteraf gezien iets te louche voor die prijs. Het pension werd beheerd door een onguur ogend Fellini type, bijgestaan door een Afrikaan en een Calabriaan. We gingen allereerst beurtelings onder de douche en installeerden ons voor één nacht, want dat was ons te verstaan gegeven: de volgende ochtend moesten we plaats maken voor een reeds eerder geboekt gezelschap.
81
Om kwart over acht trokken we ter verkenning de stad in. Allereerst versterkten we de inwendige mens in een "pizza rustica", de Romeinse versie van een snackbar en de goedkoopste eetgelegenheden (alleen staanplaatsen!) in de stad. Vervolgens exploreerden we het kolossale Termini stationsgebouw uit de jaren dertig (Mussolini). Aan de overkant van het stationsplein (Piazza dei Cinquecento, begin en eindpunt van veel buslijnen en de 3 metrolijnen) namen we plaats op een geïmproviseerd terrasje dat in de schaduw (nou ja, het was nacht...) van de Termen van Diocletianus (ca. 300 n.C.), later omgebouwd tot een klooster. We dronken een dure halve liter bier PIAZZA REPUBLICA We trokken vervolgens om de Thermen heen en bereikten zo het sfeervolle, feeëriek verlichte Piazza Republica. We luisterden er naar een orkestje en probeerden er nacht opnamen van het magnifieke fontein te maken, hetgeen Robbert wél en Jos niet lukte. Via enkele donkere achterafstraten trachtten we onze eigen buurt weer te vinden. Onderweg werden we steeds weer verrast door aardige gebouwen en monumenten. Robbert maakte een uiterst geslaagde foto van een met typerend Romeins raffinement ingerichte etalage voor modekleding. Om 23.00 uur stonden we opnieuw in onze "eigen" straat, waar we een laatste afzakkertje (weer duur bier natuurlijk!) op een terras voor een chocolaterie namen. Om middernacht zaten we in de eetkamer van het hotel voor de wrakke televisie geschaard. Volgens Clim zouden we wel eens vergast kunnen worden op sappig Italiaans pornowerk dat door illegale tv stations wordt uitgezonden. Van de Calabriër hadden we een goedkope fles wijn, bocht dus, afgenomen. We wachtten tot één uur, maar het was vergeefs niks geen porno. Teleurgesteld (in ieder geval één van ons) nokten we af naar bed. Onze slaapkamer bevond zich overigens in een apart appartement dat een etage hoger was gelegen. Iedereen kon daar zo binnenlopen, dus helemaal pluis kon het in dit pension niet zijn!
Dag 2 Zondag, 18 oktober 1987 Om 09.00 waren we uit de veren. We gingen direct op zoek naar nieuw onderdak en jawel hoor, om kwart voor tien al was het raak. In dezelfde straat konden we onze intrek nemen in “Soggiorno (betekent logement) Rizzo", iets duurder dan het vorige pension (f 30 P.p.), maar wel kraakhelder en met eigen douche. De zaak werd gerund door een echtpaar van in de dertig met een dochtertje van vier. We gaven onze bagage af en gingen de stad in. Allereerst ontbeten we uitvoerig in een soort koffiehuiscafé in dezelfde straat: 3 tosti's, 3 sandwiches, 3 gekookte eieren, ‘café doppio’ en cappuccino's, in totaal voor 22 gulden. Deze plek kozen we uit als vaste ontbijtstek.
82
Vervolgens togen we naar Termini om te wisselen, want het geld dat Clim in Nederland had gewisseld raakte snel op. Jos verzilverde een eurocheque voor het maximaal gegarandeerde bedrag in Italië ( f 440). Te voet (dus niet met het openbaar vervoer, want we wilden onderweg ook nog iets van de stad zien:) ging het richting Colosseum, maar al gauw stootten we op een van de vier Pauselijke basilieken van Rome, de bijna geheel in oorspronkelijke staat gehandhaafde Sta. Maria Maggiore. Naar onze begrippen een immense kerk, waar trouwens net een H. Mis werd opgedragen. Op het voorplein van de basiliek maakten we foto's, onder meer van een bedelares op de trappen. Een stuk verder in westelijke richting bekeken we in een half uur tijd (om 13.00 uur werden de poorten gesloten) de netjes gerestaureerde markt van Trajanus, van waaruit je een weids uitzicht had op de oude kern van Rome; met name de beide Fora strekten zich voor ons uit. We bewonderden de Vittorio, een monumentaal bouwwerk in wit marmer, ook wel het “altaar van Italië” genaamd, met ervoor de eeuwige vlam bij het graf van de onbekende soldaat. De nabij gelegen zuil van Julianus werd op dat ogenblik net gerestaureerd en was onzichtbaar door de hem omringende steigers en houten schotten. In dit gedeelte van de stad liepen ook de paardenkoetsen, zeker op de verkeersarme zondag. Voor we onze schreden verder westwaarts richtten, dronken we eerst ergens Fanta en aten we nog een stukje pizza in een "rustica". Via de Largo Argentino, waar zich de opgegraven ruïnes bevinden van de republikeinse tempels (functie onbekend, archeologisch raadsel), bereikten we een van de bekendste toeristische trekpleisters van de stad, de Piazza Navona. Het was redelijk druk op het plein, met hier en daar stalletjes waar men snuisterijen verkocht. Er staan drie fonteinen, waarvan het middelste dat 4 rivieren voorstelt en geschapen is door het genie Bernini het mooiste en indrukwekkendste is. Aan het plein ligt ook nog een barokke kerk van de hand van Bernini's tegenvoeter Borromini. Het plein heeft de vorm van een ellips. We bleven er een tijdje op een bankje uitrusten. Onze weg voerde ons vervolgens langs het Panthéon, dat we pas na enig zoeken in de wirwar van verkeersvrije straatjes en stegen vonden. Het gebouw "van alle goden" verkeert nog in zijn authentieke toestand van 27 na Christus. Op het voorplein staat een fontein en een obelisk, in Rome de “standaardbeplanting" van een plein. LARGO ARGENTINO
Verder ging het in looppas naar de oevers van de Tiber. Daar maakten we mooie foto's van onder anderen het Paleis van Justitie, de Engelenburcht, de standbeelden op de Vittorio brug, de kaden van de Tiber en natuurlijk van de koepel van de Sint Pieter die in de verte lag te pronken. Dit gedeelte van Rome zouden we echter pas enkele dagen later gaan bezoeken, vandaar dat we omkeerden en opnieuw de oude kern van Rome binnendrongen, nu langs een andere route. Clim speelde gids en voerde ons door de Via Coronalis, een winkelstraatje
83
waarop een blauwe loper van honderden meters lang gedrapeerd lag, naar de Piazza Colonnade (ook hier was de zuil in restauratie) waar we nog getuige waren van een Japanse televisie of filmreportage. We staken de Via del Corso, een van de bekendste lange winkelstraten, over en kwamen in een winkelgalerij terecht waar Robbert een boek voor zijn tante kocht. Even verderop lagen de Trevi fonteinen, waar het uitpuilde van de toeristen. In een fiks wandeltempo bereikten we vervolgens de Quirinaal, de hoogste "berg" van Rome waarop momenteel de residentie van de Italiaanse president is gevestigd. We maakten er net de wisseling van de wacht mee. Het gebouw zelf was niet bijster interessant; het was meer een vestingwerk. Onderweg naar het hotel sloegen we mondvoorraad en natuurlijk drank voor 's avonds op de kamer in. Om kwart voor zes bereikten we het hotel, dat op de vijfde verdieping lag. Clim en Robbert maakten steeds gebruik van de ijzeren liftkooi, terwijl Jos zich moest afbeulen op de trappen. Tot een uur of acht gaven we ons over aan een welverdiende rust, want we hadden zeker tien kilometer tippelen achter de rug. Ook genoten we van een weldadige douche, die een verkwikkende uitwerking had na zo'n vermoeiende dag in een relatieve "hitte" van 25° Celsius. Dat mooie weer zou tot ons geluk nog voorlopig aanhouden. 's Avonds zochten we een zgn. "typisch" Romeinse "ristorante" op. We bestelden alledrie pasta (spaghetti in dit geval), maar Clim's bestelling werd niet uitgevoerd, waarop hij geïrriteerd raakte. Hoe dan ook, Jos en Robbert waren al lang klaar toen Clim eindelijk een alternatieve portie kreeg. Voor de matige kwaliteit die werd geleverd was het eten ook nog erg duur: f 25 per persoon voor eigenlijk niks. De toestanden aan de bar en in de keuken (chaos, geschreeuw, gesticuleer, gekrioel) waren in ieder geval onvervalst van heetgeba kerde Italiaanse snit, dus dat verzachtte de pijn enigszins. Op zoek naar eindelijk eens een goedkoop glas bier (in Rome zijn nauwelijks gewone buurtkroegjes zoals bij ons te vinden), belaagde Jos nog een kelner die volgens hem een exorbitant hoge prijs vroeg. Hij baarde hiermee opzien, maar werd door Robbert afgevoerd, terwijl Clim de ontdane kelner met sussende woordjes (in welke taal?) gerust trachtte te stellen. Uiteindelijk vonden we toch iets naar onze gading. Het was een cafeetje in de buurt van een markt, dat gerund werd door een uitgeweken Hongaarse jongeling. We hadden er een geanimeerd gesprek over Budapest en zo. De halve liters kostten hier slechts f 3. De zaak was pas geopend en stond vol bloemen. Eva, de Italiaanse echtgenote (zo dachten we aanvankelijk abusievelijk) van de Hongaar lulde dapper mee in gebroken Duits. Ook 2 dochtertjes van een jaar of tien hielpen in de zaak. Jos gaf hun een Bounty cadeau. Na deze episode trokken we verder zuidwaarts, gingen onder een spoorwegviaduct door en kwamen
84
op het Piazza San Lorenzo. Daar namen we plaats op een terras met veel jeugdigen. Ook hier was het goedkoop. Robbert bestelde nog een spaghetti, om het af te leren... Enfin, tegen 24.00 uur ging ook daar de knip op de deur. Langs de oeroude, solide stadsmuren van het oude Rome slenterden we terug naar Termini. In de buurt van het station stootten we op een twaalftal zwervers (clochards, vino's, junkies, etc.) die eendrachtig op een rij lagen te ronken in en op hun rafelige dekens en kartonnen dozen. In het hotel maakten we onze voorraad bier soldaat en bespraken we de programmering van de volgende dag. Tegen half twee gingen we onder zeil.
Dag 3 Maandag, 19 oktober 1987 We stonden opnieuw om 09.00 uur op. Een uur later zaten we aan het ontbijt. Buiten op straat was een opstootje. Vijf politiewagens bleken een zigeunerin (dievegge of junk?) klemgereden te hebben. Een agent had haar in een houdgreep op een motorkap liggen en wachtte op de arrestantenwagen. Bij Termini kochten we een tienrittenkaart voor de metro en reisden we ondergronds naar het zuiden. Allereerst bezochten we een kerk, genaamd Sta. Groce Gerusalemme (mooie mozaïekvloer; geautomatiseerde kaarsen te bedienen met drukknop en lires!), die eigenlijk wel een beetje tegenviel. Via de Villa Volkonsky, die de Engelse Ambassade bleek te zijn, richtten we onze schreden naar de 2de pauselijke basiliek die we wilden bezoeken: de Sint Jan van Lateranen. Ernaast lag nog een oud pauselijk paleis. De kerk is eeuwenlang hoofdkerk van het katholicisme geweest. We vonden hem erg indrukwekkend, vooral het interieur beviel ons. We bezochten ook de kloosteromgang met veel kerkelijke artefacten en zo. Op de stoep van een winkeltje dronken we Fanta en bier, want het was inmiddels al weer warm geworden. Op het voorplein van de kerk stond natuurlijk een obelisk. In de verte zagen we het Colosseum liggen. Voordat we daar aankwamen gingen we eerst de heuvel Esquilino op. Daar lagen (en liggen nog steeds onder de grond) de Thermen van Trajanus, alsmede de Domus (het huis) van Nero. Robbert werd daar tweemaal aangesproken, eenmaal voor sigaretten en eenmaal zo maar uit agressiviteit. Hier vonden we weer eens een heroïnespuit, gebruikt natuurlijk. Die krengen hadden we al eerder gesignaleerd. Op de heuvel was het erg rustig en er lagen dan ook genoeg daklozen en alcoholisten en wat dies meer zij ongestoord hun roes uit te slapen. Clim had veel belangstelling voor de schachten en luchtkokers die uit de grond staken. Helaas konden we vanwege herstelwerkzaamheden niets bezoeken van de aldaar aanwezige klassieke restanten. Het Colosseo (genoemd naar het standbeeld ervoor, de kolos van Nero, inmiddels
85
verdwenen) was gelukkig voor het publiek opengesteld. We struinden er geruime tijd rond, verbaasd over de onmetelijke omvang ervan. We kwamen opnieuw de oriëntaalse cameraploeg van de vorige dag tegen. Robbert en Jos kochten boeken van Rome. Een zonderling stond onophoudelijk te prediken tegen een onzichtbaar publiek in de arena. Hollanders bleven alleen op de onderste ring, want die was gratis te bezichtigen. Wij gingen we naar boven naar de tweede ring en kregen op die manier een nog betere indruk van het geheel. Het Amphitheater Flavium, de eigenlijke naam voor het Colosseum, kon meer dan 50.000 toeschouwers bevatten en werd tussen 72 en 80 n.C. door Joodse dwangarbeiders opgericht. Als een paus in de Middeleeuwen niet had ingegrepen door het bouwwerk min of meer heilig te verklaren, dan was het nu al lang afgebroken geweest door de Romeinse burgers die altijd verlegen zaten om bouwstenen. Honderd meter verderop lag de Triomfboog van Constantijn. Ook dit monument stond ter opkalefatering in de steigers. Ernaast (en trouwens verspreid over het gehele Forum Romanum iets verderop) waren voornamelijk vrouwelijke archeologen druk maar voorzichtig bezig met uit en opgravingen. Hier waren we ook getuige van een verdwaasd vrouwelijke junkie, volkomen vervuild en geheel naakt onder haar los hangende laboratoriumjas. Een bedaagde Italiaanse Signore keek haar meewarig na en voegde ons, als het ware verontschuldigend, toe: "Droga, finito!" 14.00 uur. We beklommen de Palatijnse heuvel, waar gewaarschuwd werd tegen rondgestrooid rattenvergif. Bovenop de heuvel vol ruïnes ademde alles een rustige sfeer; er liepen ook alleen maar echt geïnteresseerden rond. We zagen er een soort druipsteengrot, oude tuinen en vele restanten van paleizen van rijke patriciërs en keizers. Er bevond zich ook een kleine hippodroom. Aan de andere kant van de Palatijn lag in de diepte het Circus Maximus, een ooit 600 m lange paardenrenbaan. We vonden het jammer dat we iets te weinig informatieborden of iets dergelijks over het gebodene konden raadplegen. Aan de kant van de Titus boog en de Via Sacra kwamen we het Forum Romanum op. Hier was het veel drukker, vooral met rondkuierende reisgezelschappen. We raakten geïmpo neerd door de grootse overblijfselen van de Basiliek van Maxentius of Constantijn (312 n. C. ). Op het Forum is o.a. te zien: de boog van Septimus Severus, de Tempel van Saturnus, de Tempel van Castor en Pollux, de kerk Santa rilaria Antiqua (vroegchristelijk), de Vesta tempel. We bleven er circa één uur, even lang als we op de Palatijn hadden rondgezworven. Om vier uur bekeken we de volgende heuvel en wel die van het Capitool. Daar lag de oude Curie, het Middeleeuwse stadhuis (evenals het plein ervoor gerestaureerd door Michelangelo), enkele oude paleizen waaronder het Senatorenpaleis, een oude kerk (Sta. Maria in Aracoeli, die we maar niet bezochten), een aantal standbeelden, onder anderen van Castor en Pollux aan weerszijden van een lange trap naar beneden. In de beide paleizen waren musea gevestigd. De rest van de oorspronkelijke heuvel werd in beslag genomen door
86
het pompeuze Vittorio, dat in de vorige eeuw werd gebouwd ter ere van de Italiaanse eenheid. Aan de voet van de heuvel aten we nog een stel groen en geel ogende, maar heel lekkere Super Sandwiches. We wilden met de bus terug, maar die waren propvol, dus besloten we terug te lopen naar het Colosseum om daar de métro in te duiken. Aldaar aangekomen aten we nog wat mislukte, halfwarme rijstkroketten voor we op het hoogtepunt van de dag richting Termini ‘métroden’ (neologisme). We kochten de nodige ‘alimentari’ in voor we ons hotel betraden. Tegen zes uur lagen we op bed uit te rusten en een en ander over het Forum nog eens op ons gemak na te lezen. Clim en Robbert lazen om beurten voor. Ook namen we al een voorproefje van de ingeslagen peperoni en gorgonzolakaas. Om half negen gingen we opnieuw op pad. Via Termini, waar de Nederlandstalige kranten uitverkocht waren, belandden we aan de andere kant van het spoor. Daar vonden we een klein restaurantje waar we buiten aten. De kastelein gedroeg zich nors; gelukkig was het voedsel, bestaande uit tortellini, spaghetti en een soort macaroni smakelijker. De prijs was eveneens alleszins schappelijk. Een stukje verderop vonden we eindelijk eens een min of meer fatsoenlijk (wat wil zeggen: een in onze smaak vallend cafeetje. Daar bleven we de rest van de avond buiten in de zwoele avondlucht zitten drinken. We konden er zelfs flipperen, maar dat werd geen succes. We dronken er ieder drie halve liters. Aan deze zijde van het station waren zo mogelijk nog meer restaurants en hotels en pensions te vinden dan aan de kant waar wij logeerden. De prijzen lagen hier lager; uiteindelijk waren we verder van het attractieve centrum verwijderd. Tegen middernacht zochten we ons hotel op. Tot half twee schrokten we kaas met brood op, doorgespoeld met lauw bier.
Dag 4 Dinsdag, 20 oktober 1987 Na ons traditionele ontbijt gingen we om half elf op weg om het noorden van Rome's centrum nader te exploreren. Clim wisselde bij Termini een Eurocheque voor het volle pond. Te voet ging het meteen richting Piazza Republica, waar we aan een kraampje overhemden (Jos) en sokken (Robbert en Clim) kochten. Daar troffen we voor het eerst bedelende zigeunerinnen aan; ook hun kinderen zijn afgericht op bedelen. Ze zijn tamelijk agressief in hun manier van benaderen. We liepen langs het Ministerie van Defensie. Hier en daar bleven we stil staan om bepaalde gebouwen of interessante scènes te bekijken. Soms maakten we uiteraard foto's. Op de Piazza Barberini bleek het fenomenale fontein van Bernini in reparatie te zijn. Op het Piazza 87
di Spagna was het erg druk. De Spaanse Trappen en de Trinita dei Monti trokken veel bekijks. Zo kleurrijk als in de folders was het echter niet. Clim maakte foto's van koetsjes en politie te paard. We bleven een korte tijd op de trappen zitten. Door de Via Condotti, een luxueuze winkelstraat, liepen we verder. Hier zat de Romeinse modetop bij elkaar; de prijzen van de geëtaleerde verfijnde en prachtig vormgegeven artikelen logen er dan ook niet om. Clim vroeg twee fraai uitgedoste agenten toestemming om hen te fotograferen. Dat deden ze maar al te graag. Jos kiekte hen toen ze stoer stonden te poseren in hun apenpakjes. Op een kruispunt bevond zich ook nog een concentratie carabinieri op zware motoren. Ons volgende doel, het Mausoleum van Augustus viel bitter tegen. Van buiten was niet veel te zien en binnen kon je niet. Langs de Tiber oever liepen we verder. Na rechtsaf geslagen te zijn bereikten we het uitgestrekte Piazza del Popoli met in het midden een obelisk! Aan de rechterkant lag een tweelingkerk waar drie belangrijke Romeinse avenues bij elkaar kwamen. Aan de linkerkant lag voor de afwisseling een triomfboog. We richtten onze schreden echter naar de tegenoverliggende Pincio, een met exotische bomen, fonteinen en beelden behangen heuvel met uitzichtterras, welke we in recordtempo beklommen. Boven namen we als beloning een ijsje. Het uitzicht was er groots. We herkenden vele reeds door ons bezocht markante landschapspunten. Op de heuvel lag een mooi park met erin gesitueerd de bekende villa Borghese. We bezochten dit museum en keken er onze ogen uit; vooral aan de beelden van Bernini beleefden we veel artistiek genoegen. De pinacotheek (schilderijengalerij) kon ons minder bekoren. Het museum was pas opgeknapt, waardoor vooral de levendige plafondfresco's ongekend duidelijk overkwamen en onze esthetische gevoelens streelden. Voor al dat schoons werd geen entree geheven. Robbert maakte er enkele prachtig gelukte foto's van beelden, zonder flits. In het restaurant kochten we boeken en dronken we cappuccino’s. Op de terugweg doorkruisten we een ander gedeelte van het park. We maakten foto's van het Goethemonument van Lord Byron en van het ruiterstandbeeld van Umberto. We kwamen langs de Dierentuin (die binnenkort wordt ontmanteld) en het Museum voor Moderne Kunst, maar dat laatste lieten we wijselijk links liggen; in tegenstelling tot de Tempel van Esculaap die aan een liefelijke vijver gelegen was. Op het Piazza Flaminio splitsten onze wegen zich tijdelijk. Jos ging fotorolletjes kopen, Clim ging foto's maken van de obelisk en de kerken aan het Piazza del Popolo, terwijl Robbert foto's maakte van de poort die toegang gaf tot de Washington Viale waarachter de Villa Borghese zich bevond. Per métro reden we terug naar Termini, waar we in een rustica nog een pizzaatje aten. Deze keer konden we wèl een Nederlandse krant bemachtigen en namen we voor het eerst kennis van het rumoer in de Golf en de onrust op de Beurs. Om vijf uur waren we in het hotel. Rust.
88
Om kwart voor zeven stonden we weer op straat, na enig gemieter te hebben gehad met de lift: Hollanders hadden de deur open laten staan, zodat het ding niet meer kon stijgen of dalen. Per bus (lijn 61, de bomvolle lijn met veel toeristen die ook de "dievenlijn” wordt genoemd) reden we naar de Piazza Venezia, van waaruit we de Capitolijnse Musea gingen bezoeken. Dit gebeurde in ijltempo, want om 20.00 uur sloot de zaak. Buiten op het plein voor het stadhuis was een demonstratie gaande met veel vrouwen die scandeerden dat Italië méér (!!!) asielzoekers moest toelaten. De actievoerders waren links georiënteerd. De musea waren tof; veel beelden, daar hielden we van. Voor schilderijen lopen we niet zo warm. “Zwart" rijdend in opnieuw een tot de nok gevulde bus reden we terug naar de goedkope kant van Termini. In een goed restaurant (met redelijke prijzen) dineerden we copieus. Uiteindelijk kwamen we weer terecht in het kroegje van de vorige dag. Op het terras druppelden steeds meer jonge, vrouwelijke Deense scholieren binnen. Zij werden allengs (d.w.z. naarmate de sterke drankjes vloeiden) vrolijker. De Italo's bekeken hen met geil priemende blikken, maar lieten hen tot onze grote verbazing met rust, dat moeten we eerlijkheidshalve toegeven. Al die blonde, frisse meiden waren enkele dagen alleen met klasgenoten op stap. Hoewel, zogenaamd puur toevallig slenterden plotsklaps enige Deense leraren voorbij! Wij dronken 2 Peroni halve liters "al spina" (van het vat). Om half twaalf keerden we terug. Om kwart voor één ging het licht uit en begon een van de Schmitz'en als eerste te snurken.
Dag 5 Woensdag, 21 oktober 1987 We waren nu eens een keer vroeg op en wel om half acht. Na het ontbijt togen we naar het busplein voor Termini, waar we lijn 64 (die beruchte, alweer tjokvol met onder meer veel toeristen) namen richting Vaticaan. Onderweg waren we getuige van een filmopname voor een hotel; een in een bontmantel gehulde jonge vrouw op blote voeten sprong halsoverkop in een open sportwagen. De rit duurde bijna één uur en was bepaald onaangenaam. Geen zakkenrollers betrapt..... In de buurt van de Engelenburcht (Castel San Angelo) stapten we uit. Het museum van de Burcht stelde naar onze mening niet veel voor; wel het uitzicht op de top was aantrekkelijk. Clim nam een foto van het enorme engelenbeeld. In de verte kon je de mensen zien krioelen op het Sint Pietersplein. "De witte vlekken zijn nonnen," zei Clim, waarop een Hollander die dit hoorde eraan toevoegde, "en de bruine vlekken zijn paters!" Even tevoren had er ook al zo 'n soort gesprek plaats gevonden. Toen Clim klaagde dat hij weer de tas van Robbert moest dragen, bracht hij zijn protest als volgt naar voren: "Nou ja, ik ben toch het lastdier!" Een oudere Amerikaanse van waarschijnlijk Nederlandse komaf ving dit op en richtte zich tot
89
Clim met de woorden: "You bent ezel?" Om kwart voor elf kwamen we op het Sint Pietersplein aan. Het plein was op een bepaalde manier afgezet en je kon slechts binnen die af zetting komen na te zijn gefouilleerd. Er had zich een kleine menigte van 5 à 10.000 mensen gevormd, samengesteld uit tientallen natio naliteiten (we hoorden in deze sacrale omgeving trouwens vaak Limburgse stemmen). Er waren groepen met banieren, nogal wat rolstoelers en een boel Poolse vlaggetjes die heen en weer werden gezwaaid. Even na 11.00 uur verscheen "Il Pape" ten tonele, toegejuicht door het vrome volk dat toch het grootst in aantal was. Moslims, Jappen en een drietal Roermondenaren stelden zich wat minder enthousiast op. De Paus, Giovanni Paolo II, ofwel “het grellige mannetje Woytola" in de terminologie van Clim, maakte twee rondjes staande in een open automobiel en geflankeerd door rap lopende veiligheidsfunctionarissen en fotografen. Na zijn rondgang nam hij plaats op een zetel die op een tribune was geplaatst en sprak hij naar wij aannemen enkele heilige wensen uit (of misschien ging hij wel voor in een Eucharistieviering, we weten het niet), waarna wij in een fors marstempo langs hoge, blinde muren en snuisterijen verkopende West Afrikanen op weg gingen naar de wel erg uit de buurt liggende ingang van de Vaticaanse musea. Even voor twaalf uur betaalden we L 7.000 (bijna f 12) entreegeld en volgden we in vliegende vaart de langste route door de rijk gevulde musea, die om 2 uur 's middags al werden gesloten. We bleven niet de hele tijd bij elkaar; ieder volgde zijn eigen interesse en nieuwsgierigheid. Zo vertoefde Clim langere tijd in de magistrale bibliotheek, terwijl Robbert en Jos zich "ah en "oh" roepend ophielden in de uitgestrekte galerijen en loggia's met Oudgriekse en Romeinse sculpturen. Wat we er nog allemaal meer zagen? Te veel om op te noemen. Alleen de Sixtijnse Kapel verdient extra vermelding. Ook deze werd opgepoetst en opgeknapt ten tijde van ons bezoek, zoals zo veel monumenten. Het was er bomvol; op je gemak genieten van Michelangelo 's meesterlijke oeuvre was uitgesloten. Ook bleken er vandalen rond te lopen die zich niets aantrokken van het verbod om te fotograferen. Kortom, we bleven er eigenlijk veel te kort. De organisatie van de musea verliep gesmeerd; een en ander kon wel eens bestierd worden door een wereldse manager met de juiste commerciële inzichten. De enige afdeling die we niet bezochten was de schilderijenverzameling; daartoe hadden we trouwens ook niet genoeg tijd. De Etruskische afdeling werd alleen door Jos bezocht, evenals het binnenplein. De tuinen die we zagen liggen waren tip top verzorgd. Tegen kwart voor twee begonnen de suppoosten het publiek al met zachte drang naar buiten te loodsen. Even later stonden ook wij buiten. Een paar straatjes verder ontdekten we een groente en fruitmarkt. We doken een café in en dronken koffie, aten enkele trammezini's (een soort tosti) en Jos kocht Gauloises voor nog 90
geen f 3 per pakje. In deze buurt waren de prijzen redelijk, wat ons gezien de nabijheid van een markt niet verbaasde. We liepen weer de hele weg terug naar de Sint Pieter. In die immense basiliek ging ieder weer op eigen houtje de zaak bekijken. We gingen wel samen de schatkamer binnen, waar we temidden van Maastrichtenaren terecht kwamen. Zij ergerden zich, met recht vonden wij, over het feit dat er alleen in het Italiaans toelichting werd gegeven op de geëxposeerde voorwerpen. Kaartjes in het Engels konden er blijkbaar niet van af. Om half vier besloten Clim en Robbert met de lift naar de koepel te gaan. Jos, die zich liet afschrikken door de lange rij wachtenden voor hem, haakte af en zou buiten blijven wachten. Achteraf bleek zijn besluit niet juist te zijn, want zowel Robbert als Clim vonden het daarboven een onvergetelijke gebeurtenis. Na de lift, die tot het terras ging, moesten ze via smalle trapjes stijgen tot 120 m, bijna helemaal boven op de top. Het panorama maakte een onuitwisbare indruk. Jos hield zich ondertussen onledig met het observeren van een groepje Amsterdamse punk juffies, die vooral veel bekijks hadden van de Japanse groepen. Menige Minolta of Canon zoomde snorrend in op de felkleurige hanenkammen. Men mocht niet op de trappen zitten. Twee priesterstudenten veegden iedere tien minuten met vriendelijke verzoeken de trappen leeg. Om half vijf keerden Robbert en Clim geënthousiasmeerd terug. We wisselden f 50, want de bodem van onze portemonnee schemerde al tussen de lires door. Cheques werden er niet geaccepteerd; onze moderne bankbiljetten werden niet direct herkend als zijnde Nederlands. Maar goed, de echte banken waren dicht, dus waren we op deze wissel kantoortjes aangewezen. In de buurt van de hierboven gememoreerde markt namen we plaats op een terrasje, met de vooropgezette bedoeling ons te buiten te gaan aan "pollo", oftewel gegrilde haantjes. Het werd een waar vleesfestijn voor de luttele prijs van f 12,50 per persoon, inclusief salade, brood en drank. Jos maakte een foto van zijn schrokkende reisgenoten. Naast ons zat een groepje oudere Italianen onder het genot van bier druk gesticulerend te discussiëren over voetbal en andere zaken van levensbelang. Tegen half zeven liepen we de trappen af naar het metroeindstation Ottaviano. Op Termini aangekomen, bleken we geen EC 's meer te kunnen wisselen; dat was alleen maar 's morgens mogelijk. Robbert kocht ondertussen Nederlands grootste ochtendblad De Telegraaf / Nieuws van de Dag". In het hotel bespraken ernstig de "toestand in de wereld" aan de hand van de kranten en beursberichten. Pas om half tien vertoonden we ons weer op straat. Vergeefs zochten we ten noorden van Termini naar uitgaansmogelijkheden. In arren moede begaven we ons toen maar opnieuw naar de "latteria" (eig.: melkzaak) van de vorige avond. Ook nu werd het terras overspoeld met sappig "Danish Dynamite", waarmee we wat contact kregen. Met name Robbert miste een kans voor open doel; Clim besprak met een 17 jarige attractieve blondine haar
91
dagindeling. Op de tv. was op die avond voetbal (AC Milan, Utrecht Verona), maar we keken er niet naar. We dronken ieder een viertal dikke halve liters; met wat we die dag eerder al hadden gedronken, gingen we zo langzamerhand onze alcoholtolerantiedrempel overschrijden. Om vijf voor één kwamen we stommelend het pension binnen. De baas moest zijn bed uit en maakte ons in onderhemd open. Hij sprak echter geen onvertogen woord en wenste ons vriendelijk "buona notte". Deze nacht werd niet nageboomd; integendeel, we doken direct onder de lakens.
Dag 6 Donderdag, 22 oktober 1987 De eerste bedompte en regenachtige dag. Ook de temperatuur was aanzienlijk gedaald. Voor de eerste keer hadden we onze jassen echt nodig. Om 11 uur wisselden we eerst twee EC 's. Clim dacht een moment zijn pas te zijn verloren, maar Robbert droeg die veilig op zijn lichaam; dat bleek pas nadat hij was teruggekeerd van informatie inwinnen bij het Airbusstation. We namen de métro naar de Porta San Paolo, waar een hevige regenbui uitbrak; we schuilden onder de poort die tegenover een heuse piramide (een tombe, zo'n 28 m hoog) lag. In de buurt lag ook nog een oud kerkhof waar we niet naar binnen konden. Het wemelde er van de verwilderde katten. Robbert wisselde enkele woorden uit met een oude bes die de beesten regelmatig voerde en als haar eigendom beschouwde. In een soort friteskraam dronken we koffie. Ons volgende bezoek gold de vierde grote basiliek, de San Paolo Buiten de Muren. Het is na de Sint Pieter de grootste. Binnen is het er wel erg donker. Hier en daar kun je de belichting zelf regelen via een drukknop, soms kost dit geld. De kerk had een schitterende voortuin, omzoomd door zuilengalerijen. Ook de bronzen toegangspoort uit de Romeinse tijd was een waar kunststuk. Er waren niet veel bezoekers. Ook hier werden restauraties uitgevoerd en wel aan de met taferelen beschilderde, driehoekige voorgevel. We bezochten en passant het kloosterhof (hier ook met zo’n mooie, gedraaide, beschilderde en met ingelegde steentjes mozaïeksgewijs beklede zuiltjes) en het belendende museum met een hoop relikwieën, oude schrifturen, tekeningen van de grote brand in 1823 en dergelijke. Om 1 uur werden we er weggejaagd, want men ging sluiten. Voor ons uit liep een grote groep Nederlandse "pelgrims". In de voorhal stond een smerige zigeunerin met haar koters zeurend te bedelen. Hierna hadden we de moderne EUR wijk als doel. Hier liggen de kantoorgebouwen van de grote ondernemingen en de ministeries. Verder zijn er tal van kleinere, specifieke musea gevestigd. Na enig zoeken vonden we het Museum van de Romeinse Beschaving (in een 92
nepklassiek mastodont van een gebouw), dat tot onze teleurstelling gesloten bleek te zijn. We dronken er dure koffie op een terras, opdat Robbert even kon gaan poepen. De laatste maakte een geslaagde foto van de moderne versie van het Colosseum. Jos maakte op deze dag praktisch geen foto's vanwege het druilerige weer. Via métrostation Marconi, (we hadden een dagkaart openbaar vervoer aangeschaft) spoorden we terug naar de zuidkant van het Circus Maximus, waar we uitstapten en met de bus naar de Via Appia gingen. De bushalte lag tegenover de befaamde Thermen van Caracalla, waarvoor we echter geen tijd hadden. In de bus bevonden zich vele toeristen met hetzelfde reisdoel als ons, namelijk de Catacomben van Callisto. Op ons busreisje was veel bezienswaardig monumenten en ruïne werk te aanschouwen, in het bijzonder aan en langs de sfeerrijke, met duizendjarige muren omzoomde Via Appia Antica. Het 2400 jaar oude weggetje was wel erg smal. Vanuit de bus konden we precies in de toegangspoort van de catacomben uitstappen; dit maatwerk was service van de chauffeur. Na enig wachten kwam onze Nederlandstalige gids, een Belgische geestelijke, met een vorige groep aanzetten. We kregen van hem een privérondleiding. Hij bleek een aardige, spraakzame, maar vrome (ja, vind je het gek?) man te zijn die zijn standaardgrapjes rondstrooide als waren het pepernoten. Dit laatste gaf hij zelf toe, daarom vonden wij hem ook aardig. Hij had vroeger in de Kongo gezeten. De rondleiding duurde een klein half uur. Tegelijk met ons werd een Japanse groep de catacomben doorgejaagd. Wij zelf waren enigszins onder de indruk van het gebodene. Discussies met de olijke gids gingen we uit de weg, ook al omdat we niet al te veel over die obscure, vroegchristelijke en met bloed doordrenkte eeuwen afwisten. De gids ging 10 keer per dag naar beneden. Hij verkocht tegen een spotprijs cassettebandjes waarop hij zijn toelichting annex "wise cracks" had ingesproken. Om half vijf namen we de bus terug tot aan het Colosseum. Daar aten we op een terras lasagna (of iets wat daarvoor moest doorgaan, het was in ieder geval gloeiend heet) voor een redelijke prijs. Op advies van de gids brachten we op de valreep van het daglicht een bezoek aan de kerk San Pietro in Vincoli (...in de ketenen), waar we Michelangelo' s meesterstuk "Mozes" aanschouwden. Na enig pingelen kocht Robbert een marmeren beeldje (?) voor de helft van de vraagprijs. Te voet keerden we terug naar het hotel sloegen we alleen bier voor 's avonds in, want kaas we nog in voorraad. Om negen uur aten we in een klein restaurantje tegenover ons hotel, “Bij Giovanni” geheten. We aten er bonensoep, pasta mista (Robbert) en gewoon vlees (Clim en Jos). Erg duur, Giovanni bleek een ordinaire flessentrekker te zijn en hij was bovendien zo zat als een aap. In onze stamkroeg was de Deense meute reeds luidruchtig aanwezig. Toevallig kwam Robbert naast het "open doel" van de vorige dag te zitten. Het was onze laatste avond in Rome, voor de Denen ook. Ditmaal maakten we het "neet te laat en neet te zaat": voor middernacht lagen we al te bed. Per slot van rekening moesten we de volgende morgen vroeg uit de veren om de bus naar de luchthaven te halen.
93
Dag 7 Vrijdag, 23 oktober 1987 Om twintig voor zeven waren we op, tenminste twee van ons. Robbert had de avond van te voren de eigenaar het logies t.w.v. L 300.000 betaald en hem daarbij een plattegrond van Rome afgetroggeld. Zonder oponthoud konden we dus vertrekken. Bij de bushalte stond al veel volk. Even na half acht vertrokken we richting Fiumicino / Leonardo da Vinci. Om kwart voor negen arriveerden we bij de zwaar bewaakte vertrekhal. Het inchecken verliep in een mum van tijd. Vervolgens ontbeten we: koffie met grote broodjes omelet. Zonder problemen gingen we de douanecontrole door. In de wachtkamers (nou ja, wachthallen) dronken we opnieuw koffie. In de "duty free shop" schaften Jos en Clim zich goedkope drank (whisky, Romagna brandy) en sigaretten (Gauloises, Gitanes) aan. Bij onze vertrek"gate" bleef ons toestel vertraging te hebben opgelopen, dus dat was wachten geblazen. Tot ons grote ongenoegen, want we hadden al een tijd zinloos gewacht. Later bleek dat het catering personeel in staking was, waardoor het Alitalia personeel het junkfood zelf met eigen handen moest inpakken (bereiden doe je zoiets niet!). Voor de laatste keer dronken we cappuccino, voor de laatste keer werden we in de nek geslagen: f 4,50 per kopje. Maar goed, die lui zitten op een “hot spot” en hebben evenredig hoge kosten. Het uiteindelijke vertrek vond plaats om 11.20 uur. We hadden nu geen Airbus, maar een DC 9 met een capaciteit van 150 passagiers. We werden er met een zeer brede bus (6 meter) heengereden en betraden het vliegtuig via zijn kont. De reis verliep zonder noemens waardige gebeurtenissen of het moest zijn dat Robbert en Clim onenigheid kregen over het zitten bij het raampje. Stewardess erbij geroepen (scheidsrechter erbij, je kent dat wel ...) en die stelde Clim in het gelijk. Om twintig over één arriveerden we op Schiphol. De afhandeling van douane en bagage zaken verliep soepel. We bleven niet rondhangen, maar spoedden ons regelrecht naar de uitgang en het NS station. Op het nippertje haalden we de trein naar Sloterdijk, waar we overstapten op de rechtstreekse Intercity naar Maastricht. Onderweg werden cryptogrammen opgelost en kranten gelezen. Robbert had op Schiphol vergeefs getracht Marianne telefonisch te bereiken, zodat we na aankomst in Roermond gebruik moesten maken van een commerciële taxi. En wie zat er achter het stuur? Jawel, Nol van Schaefer, een vaste stamgast van café Keunig. Nu pas wisten we zeker dat we ons weer in het ons vertrouwde Roermond bevonden. Toen de 2 laatste passagiers in de Herderstraat uitstapten, wees de klok 16.30 uur aan.
94
MALTA (2000) ROERMOND - SCHIPHOL - LA VALLETTA - ST. JULIAN'S – SLIEMA De avond van te voren vertrekken. De taxichauffeur blijkt Rafet Özdemir, een voormalige Turkse leerling, te zijn. Onderweg in trein in coupé 200 luidruchtige FC Utrechtsupporters onder bewaking van spoorwegpolitie. De trein loopt bovendien vertraging op wegens een wisselstoring. De nacht breng ik door op Schiphol. Als een der eersten inchecken, nonsmoking flight bij Transavia. Dat wordt verkocht onder de noemer "extra service aan de klant", ammehoela! Bij de taxfree shop liggen veel Cdrom’s te koop, maar ik schaf toch maar niets aan. Vertrek om 08.30 uur, een half uur te laat. Het eten is karig en gewoon slecht aan boord en dat voor een lijnvlucht! Algemene hilariteit als de gezagvoerder het over NoordSpanje heeft, terwijl we duidelijk over de Povlakte in NoordItalië vliegen. Een man voor me: "Die vent meent dat hij naar Gran Canaria vliegt. Ben benieuwd of we Malta nog halen vandaag!" Hoofdstad La Valletta Aankomst half twaalf op La Valletta Airport. Mooi uitzicht vanuit de lucht op de terras vormige akkers en de vele dorpjes die met hun kerken als bastions in de stralende zon liggen te bakken. Opvang door gids Jenny, van mijn leeftijd. Ze woont al 9 jaar met haar man hier in Malta. Ze werkt voor meerdere organisaties. Met een eigen busje rijden we naar het hotel, snel inchecken, waarna een kennismaking en infobijeenkomst volgt. We zijn met zijn tienen. Cor en ik, 2 alleenstaande mannen van in de veertig; vier dames van in de zeventig en een familie van 4 personen die een auto gaat huren. Ik ben de enige van de groep die niet mee doet aan de excursies. Ik regel de sleutel voor het kluisje in mijn kamer (5 pond borg, dat is zowat fl. 25 plus huur van twee gulden per dag!), dat voelt een stuk veiliger. Daarna ga ik op verkenning uit. Erg toeristische buurt Ik bekijk de omgeving van St. Julian's, St. GeorgeBay, Spinola Bay, Balluta Bay en Sliema, dat recht tegenover La Valletta ligt. Erg toeristisch hier, vol hotels, restaurantjes, en disco's, met name in de buurt van mijn hotel; het blijkt de uitgaanswijk voor de hippe jeugd van het hele eiland te zijn. Ik volg de boulevards langs het water van de baaien en kreken. Hemelsbreed zijn het niet zo’n afstanden hier, maar ik volg de waterlijn van de grillige inhammen (baaien dus), waardoor ik zeker twee keer zo veel moet lopen. Het hele eiland wordt trouwens door die honderden baaien gekenmerkt. Het vormen goede ankerplaatsen, de schepen liggen er beschut tegen weer en wind. Tegen de avond neem ik een bus terug. Eten bij een Turks restaurantje, Adana-kebab, pittig gekruid. In de wijk waar ik zit, Paceville genaamd, ligt ook nog een gigantisch bioscoopcomplex met tien zalen en een bowlingbaan.
95
Rumoerig uitgaanscentrum Die bioscopen liggen allemaal op amper 100 meter afstand van mijn kamer. Een steegje met trappen langs het hotel vormt de kortste verbinding tussen de bios en de tientallen disco's, bars en restaurants. Tot 2 uur 's nachts is er voortdurend herrie: geschreeuw, dronkemans gelal, ruzies, gehuil van meisjes, gerinkel van flessen en de voortdurende dreun van de discobassen. De tv op de kamer geeft naast NBCSuper, TV Malta en Antenne 5 louter Ita liaanse programma's door met enkel spelletjes. Alleen 's morgens tussen 7 en 9 is CNN te ontvangen. Ik heb geen minibar ter beschikking en de radio doet het niet (jammer dat ik mijn eigen wereldontvanger thuis heb gelaten). De rest is eigenlijk wel in orde. Uiteraard heb ik een eigen verkooppunt van koud bier gevonden (2 gulden per halve liter). Lessen Spaans maken
Ik blijf de hele avond op mijn kamer. Lees wat, kijk wat tv en maak een les Spaans. Ik heb namelijk mijn cursusboeken Spaans meegenomen en heb me voorgenomen elke dag een volledige les af te maken. Ook schrijf ik een tiental kaarten met nieuwjaarswensen naar bekenden in NL. Om een uur of elf ga ik slapen, die nacht tevoren heb ik geen oog dicht gedaan op Schiphol. Eigenlijk zou ik een soort "jetlag" moeten hebben, maar ik voel niets daarvan. Maar zoals gezegd, vanwege de herrie buiten op straat wordt mijn nachtrust regelmatig verstoord. DAG 2 LA VALLETA - FLORIANA – MSIDA Uitgebreid ontbijtbuffet Om acht uur op. Uitgebreid ontbijt, helaas zijn er alleen eieren (roereieren, bacon en worst
jes) op zon en feestdagen, is dat even een tegenvaller! Wel een buffet, dus het is toetasten maar. Om negen uur buiten, tamelijk uitgestorven. Oudere Engelse echtparen lopen nu al met de ziel onder de arm rond. Het stikt hier van die gemummificeerde Britten. Ik wil een cruise naar Sicilië boeken, maar ze accepteren er geen creditcards (kosten fl. 160). Trouwens, "The sea is too rough" zegt het meisje achter de balie me later geruststellend. Ik boek wèl een tour voor Gozo, morgen op maandag. Ik koop postzegels (op het vliegveld heb ik honderd dollar cash gewisseld) en verstuur de kaarten naar NL. Daarna spring ik op de bus. Vlooienmarkt aan de stadsmuur
Onder aan de stadsmuren van La Valletta is de vlooienmarkt van zondagmorgen. Na 5 minuten verlaat ik die, te druk. Ik koop wel nog een riem voor één pond. Daarna verken ik de vestingstad; ik loop alle bastions aan de rand van de stad, aan de zee of baaizijde gelegen, af. Het is prima weer, misschien zelfs iets te veel zon om mooie foto's te krijgen. Ik begin bij de Auberge van Castilië (een soort paleis van de Spaanse 'tong' van de Johannieter Ridders) en ga verder naar de Upper Barrack Gardens, de Barbara en St. James Bastions, de Lower Barrack Gardens. Dan loopt het tegen twaalf uur. Vanaf deze tuinen heb je een grandioos uitzicht over de
96
havens. In meer krijgshaftige tijden waren hier de troepen ingekwartierd. Veel van die oude gebouwen kan ik onder me zien liggen; tegenwoordig worden ze gebruikt als opslagplaatsen. The Malta Experience Ik eet een ijsje en koop een entreebiljet voor de Malta Experience, een audiovisuele show. Is wel aardig, maar niet echt spectaculair. Is wel duur: twaalf vijftig. Verder ga ik over de wallen en verdedigingswerken. Uitzicht op de oudere vestingen van de Three Cities aan de overkant van de Grand Harbour, een grote baai waar de huidige handelshaven en dokken liggen. Via St. Lazarusbastion naar het St. Eloyfort. Gratis toegang daar. De bewakers lopen er in historische uniformen, een knieval voor het toerisme lijkt me zo! Aardige uitzichten over stad en zee. Aan de andere kant van de stad wandel ik terug, via de French Curtain, de English Curtain etc. De binnenstad doet erg gezellig aan met zijn smalle, beschaduwde trapstraatjes. Hier liggen de echt bruisende volkswijken. Ik bezoek er nog een Anglicaanse Kathedraal die bijzonder sober is ingericht. Paleis van de Grootmeester
Daarna doemt iets verder het centrale plein met het Paleis van de Grootmeester op. Bezichtiging van de Armoury, de wapenkamer. De rest van het paleis (tegenwoordig ook Maltees Parlement) is gesloten. Nationale Bibliotheek: gevel bekijken. Over de hoofdstraat (voetgangersgebied) loop ik terug naar de toegangspoort van de ommuurde stad. Daar liggen de ruïnes van het Operagebouw, verwoest door de ‘bloody’ Germans in WO II. In deze buurten ook veel souvenirwinkels. Koffie bij de City Gate. Ik ontdek een lekker drankje dat verdacht veel lijkt op Crodino, hier heet het Kinnie. Het smaakt bitterzoet en is uiterst verfrissend. Kost één piek per flesje. Buiten de muren ligt nog een RAFmemorial en enkele monumenten, o.a. het aardige Neptunusfontein. (Of is het Tritonfontein)? The Mall in Floriana Ik loop The Mall in Floriana af, een voorstadje dat ook geheel ommuurd is. Voor de kerk hier ligt een plein met tientallen putdeksels, die toegang geven tot de ondergrondse graan opslagplaats. Via parken op de fortificaties daal ik af naar een haventje, waar de veerboot naar Gozo geankerd ligt. Het volgende haventje ligt vol jachten en heet Msida. Zo lang zamerhand gaat de zon onder (tegen vijf uur). Ik bekijk nog een kerk met een alleraardigst kerststalletje, wandel door een botanische tuin en neem de eerste de beste bus terug naar St. Julian's. Daar eet ik een grote filetsteak. De rest van de avond blijf ik op mijn kamer. DAG 3 HET EILAND GOZO: EIGEN EXCURSIE GEORGANISEERD Met een busje vreemdelingen Om kwart over acht komen ze me oppikken, het busje is vol. Ik ben de laatste. Na een half uurtje via de Noordkust bereiken we het veerhaventje. De oversteek kost ons een half uur. Met een ander busje gaan we het eiland Gozo bekijken. Ik kom mijn SRCreisgenoten tegen die een 97
heel busje voor zijn vijven hebben. Gozo is eenderde van het hoofdeiland Malta en is een beetje groener, zegt men. Stops in chronologische volgorde: 1. Xewkiya Klein dorp van 2.000 inwoners dat een gigantische koepelkerk heeft gebouwd naar voor beeld van de Venetiaanse Dom Santa Maria della Salute. Wat inwoners betreft: heel Gozo heeft slechts 35.000 inwoners en telt 40 dorpjes. Van binnen is het een sobere kerk, hij was pas klaar in 1971. Hoogte koepel: 75 meter, doorsnede 28 meter, gewicht 45.000 ton. Het is de op twee na hoogste koepel van de wereld (die van de Sint Pieter en het Pantheon in Rome zijn hoger). Alle bewoners van het dorp hebben er twintig jaar lang aan mee gewerkt, van kinderen tot aan oudenvandagen toe. Naam: la Rotunda. Een stukje verderop laat ik de bus stoppen om als enige uit te stappen voor een foto van een windmolen. De streek is hier tamelijk rijk, dat zie je aan de grote, goed verzorgde huizen. Ze behoren toe aan remigranten uit Amerika die daar goed geboerd hebben. Deze eilanden zijn in principe tamelijk dor en droog door gebrek aan water. Veel bewoners zijn in de loop der tijd gedwongen door armoede dan ook geëmigreerd, samen met een golf Sicilianen kwamen ze in het begin van deze eeuw in de USA aan. 2. Gigantija-tempels Megalithische tempelruïnes uit de steentijd, uniek in Europa en nog veel ouder dan die in Engeland (Stonehenge bijv.) 3.500 voor Christus, ofwel 5500 BN (before now, en het ‘now’ begint bij 1950 als ik me niet vergis...). Het zijn eigenlijk twee tempels die gebouwd waren uit enorme steenblokken van 5 bij 4 meter. Vijf kilometer verderop heeft men de steen groeve ontdekt waaruit deze blokken kalksteen zijn gehouwen. Rondom de tempels liggen geraniumstruiken en mimosabomen. De kamers van de tempels, tegenwoordig zonder dak, zijn gebouwd in een klaverbladvorm. Ik ben niet naar binnen gegaan, te weinig tijd en het leek me niet echt boeiend. Ik ben meer in de omgeving geïnteresseerd. 3. Calypso-grot Hier werd Odysseus 7 jaar gevangen gehouden. Het is meer een smalle spleet in de rotsen. Homerus beschreef de omgeving als groen met veel bomen, maar daar is niets meer van terug te zien! In de diepte strekt zich het mooie bruingele zandstrand van Ramla uit, midden op het strand staat een Mariabeeld op een witte sokkel, daar uit dankbaarheid geplaatst door geredde zeelui. Een stukje de zee in ligt een stenen drempel om zeerovers te weren. 4. Fontana
Een historische bron met wasplaats. Het is een overdekte bron met banken er naast. Er liggen verder een onooglijk kapelletje en enkele kantklos en handwerkwinkels waar de rest van de kooplustige toeristen zich op stort. Ik loop ondertussen het dorp uit naar een ravijn
98
dat nu droog staat. Vroeger stroomde hier een rivier, maar nu groeien er doornstruiken en lopen er mekkerende geiten rond. 5. Lunch
Deze vindt plaats bij de fjordachtige Xlendibaai. Ik doe niet mee en maak van de gelegenheid gebruik om het vissersdorpje te verkennen. Ik wandel over de klippen en daal af naar een paar grotten. Daar liggen verborgen poelen waar vroeger, naar men zegt, nonnen gingen baden, beschermd tegen onbeschaamde blikken. Eten doe ik ook; kaasjes die ik van het ontbijt heb meegenomen nuttig ik met inmiddels hard geworden broodjes. 6. Romeins aquaduct
Hiervan is nog maar de helft over. De meeste stenen heeft men gebruikt bij het bouwen van de overdreven fors uitgevallen dorpskerken. In tegenstelling tot het hoofdeiland Malta heeft Gozo altijd al meer regenval en bronnen gehad. Het is dan ook beduidend groener dan zijn grote broer in het oosten. 7. Gharb
Een stadje met een glasblazerij en snuisterijen, waarin niemand enige interesse toont, is het volgende doel. Van hieruit bezoeken we de kliffen in de buurt van het zogenaamde Azuren Window. Dit is een groot gat dat de zee in de rotsen heeft uitgeslepen. Vlakbij de kust bij Dwejra Point kunnen we nog een blik opvangen van de Fungus Rock, een geïsoleerd in het water staande rots in de vorm van, jawel, een paddenstoel. We zijn hier maar zeer kort. 8. Ta' Puna Basiliek
Een belangrijk Mariabedevaartsoord ten noorden van het weversdorp Zebbug. Ze is in de jaren twintig pas gebouwd en wordt omgeven door oleanderbomen. In 1883 zou Maria hier verschenen zijn aan een jonge vrouw. De paus is er geweest, zijn speciale stoel staat nog midden achter het altaar. Hier wordt de Lourdes van Malta aanbeden. De gelovigen hebben hun dankbaarheid voor wonderbaarlijke genezingen geuit door het ophangen van talrijke ex voto’s zoals krukken, gipsverbanden en nagemaakte ledematen. Er ligt een Calvarieberg die net zoals de kerk uit kalksteen gehouwen is. De basiliek is erg fraai gelegen, omringd door terrassen met in de verte de blauwwit schuimende zee. 9. Victoria
Dit is de hoofdstad van het eiland en telt 6.000 inwoners. Bezichtiging citadel uit Arabische tijd. Uiteraard ligt hier ook een aardige kathedraal. Het is een beschermd stadje (Unesco!). De koepel van de kerk is ‘tromp d'oeil’werk, gezichtsbedrog dus. Ik kom Cor tegen. In kerk zingt een kinderkoor, het oefent, leuk! Ik bezoek het lokale museum dat zwaar overschat is, maar ja, men heeft hier nu eenmaal niet veel anders te bieden aan cultuur. Meer dan wat mijters, misgewaden en zilveren kelken is er eigenlijk niet. Napoleon heeft hier alles leeggeroofd. (Toen
99
hij op weg was naar Egypte, achtervolgd door de Engelse vloot van Nelson!) Ik maak een wandeling vanaf het centrale ItTokk plein naar de citadel die grotendeels uit de middeleeuwen stamt. In de 17e eeuw is ze bijna volledig verwoest, dus het meeste wat ik zie is gerestaureerd werk. Mooie panorama’s vanaf de bastions en muren, ik kan zo het hele eiland rondkijken. Het is behoorlijk heiig, dus van foto’s komt niet veel terecht. 10. Havenplaatsje Mgarr
Dit dorp ligt onder aan een rots en wordt door twee grote kerken, 70 meter boven de haven liggend, overheerst. Ik neem er de veerboot terug naar het hoofdeiland Malta. Aan de linkerkant, in de richting van Sicilië, kun je heel wazig het nog kleinere eilandje Comino zien liggen. Veel Russen hier Om vijf uur ben ik weer terug op mijn hotelkamer, net op tijd om de uitzending van de National Geografic mee te maken op NBCchannel. Russisch eten in Italiaanse trattoria. Er lopen hier best veel Russen rond, ook in de dure hotels. De meeste toeristen zijn Italiaans, gevolgd door Engelsen. Bijna iedereen op dit eiland spreekt min of meer vloeiend Engels, wat wel een groot voordeel is. Ik merk dat veel jonge autochtonen daar bovenop ook nog schoolRussisch spreken. Dom Mintoff, de Malteekse president voor decennia, heeft in de tijd van de Koude Oorlog met de Russen geheuld, daarom werd die taal op school verplicht. Ik heb nog maar weinig geld over en moet mijn diner met de creditcard betalen. OOSTKUST: MARSAXLOKK DAG 4 WANDELING OVER DE KLIFFEN Vaak overstappen Eerst een Eurocheque (vol bedrag van 70 pond = fl. 340) wisselen bij Bank of Valletta, dat gaat behoorlijk soepel. Ik haal net de bus van 10.00 uur. Overstappen in Valletta, waar het busstation onder de muren van de stad ligt. Het is er altijd levendig, ook al door de talloze stalletjes die allerlei spullen aanbieden. Binnen een minuut zit je via de oude stadspoort in de binnenstad. Naast mijn hotel is dit de plek waar ik het vaakste vertoef. Soms moet ik er lang wachten op bussen om over te stappen. Alle buslijnen beginnen en eindigen in la Valletta, wat nogal lastig is als je in een bepaald dorp bent en naar een dorp verderop wilt gaan. Je zou dan via La Valletta moeten reizen, een hele omweg. Meestal loop ik die korte afstanden dan ook. Zo zie je trouwens meer van de omgeving.
100
Grootste vissersvloot Marsaxlokk, een toeristisch vissersplaatsje aan de oostkust, is mijn startplaats van een fikse wandeling. Ik drink eerst cappuccino op een terrasje (elke dag een paar keer, is hier erg lekker, de Italiaanse invloed heeft ook zijn goede kanten hoor) en maak veel foto's. De plaats bezit de grootste vissersvloot van het eiland. De haven ligt vol kleurige bootjes met een hoge voor en achtersteven. Bijna allemaal hebben ze ogen op de kiel geschilderd om het onheil (het boze oog) af te wenden. Langs de haven staan huizen in vele kleuren, wat oleanders en palmen op de achtergrond. De fraaie kerk met koepel heeft een madonna tussen de twee torens staan. Er liggen verder kleine werfjes waar de vissers timmeren, schilderen en bootjes opkalefateren. Ook worden hier en daar netten geboet. Dat is hier mannenwerk; de vrouwen maken van hetzelfde nylonmateriaal boodschappentassen voor de toeristen. Kliffen van kalksteen Ik verlaat Marsaxlokk en loop vervolgens zuidwaarts in een boog naar St. Paul's Bay, veel industrie daar valt me op. Ik bekijk een van de talloze wachttorens die langs de kust staan, logge vierkante gebouwen. Voor deze kust lag het jacht gemeerd waarop in 1989 de Amerikaanse president Bush met zijn Russische collega Gorbatsjov een topontmoeting hadden. Daarna ga ik naar het noorden. Ik volg paadjes die dood lopen in de akkers, waar ik me doorheen moet worstelen. Mooi uitzicht op de kustkliffen bij de masten van de radiozender ‘Deutsche Welle’. Een opgravingplaats van de Phoeniciërs blijkt gesloten te zijn, het heet de Tas Silg. Over de oude resten heeft men restanten gevonden van andere, latere culturen: Foenicisch, Grieks, Romeins, Byzantijns en vroegchristelijk. Ook Noormannen (beter is: Normandiërs), Turken en Arabieren hebben de eilanden in het verleden voor korte of lang ere tijd bezet. De Arabische invloed is nog steeds onmiskenbaar, vooral in de taal valt dat op, maar volgens velen ook in de volksaard en de feesten. Op een kaap ligt Fort Delimara. Lunch in St. Thomas Bay, temidden van feestvierende families. Ik krijg friet met halve haan en natuurlijk Kinnie (dat bitter smakende drankje waar ik zo gek op ben). Vissersdorp Marsaskala Doorlopen naar Marsaskala, ook een vissersdorp waar toerisme hoogtij viert. Visvijvers, nog een toren, de St. Lucian's Tower. Onderweg heb ik al een andere toren gezien, die van Sant Tumas. (De torens waren belangrijke elementen in de kustbewaking van de Maltezer ridders.) Er staat een lelijke moderne kerk bij de haven, een echte dissonant. Hij is gewijd aan de Heilige Anna, de moeder van Maria. Pal daarachter op een heuvel ligt een opvallend, architectonisch gewaagd bouwwerk, het Ta’Monita appartementencomplex. Het weer is opnieuw schitterend. Terwijl ik zo over de veldwegen wandel word ik verschillende keren gepasseerd door sulky’s; die zijn wel populair op deze eilanden. Als ik besluit terug te keren, mis ik de bus op het nippertje, zodat ik half uur moet wachten op volgende. Ik wilde eerst doorlopen naar Zabbar, een echt massief dorp van 13.000 inwoners, maar ik heb last gekregen van zere voeten en besluit daarom maar weer de bus te pakken.
101
Virtual reality Terug in St. Julian's eet ik eerst lasagne voor ik naar het hotel ga. De lasagne laat ik half opgegeten staan; wat een vette troep! In de lobby maak ik een praatje met boekhouder Cor en een van die "baksels van/voor oude vrouwen" (cryptische omschrijving voor taart) uit Heemstede. Zij vindt alles vies hier. Ook bleef ik nog een half uurtje ineen speelhal, automatenhal. Ik kijk er mijn ogen uit, ze hebben er ook al virtual realityapparaten. 's Avonds lees ik verder in de dikke pil van Paul Theroux, puzzel wat en leer Spaanse woordjes van buiten. Zoals gewoonlijk ga ik rond twaalf uur slapen. THE THREE CITIES DAG 5 GEFORTIFICEERDE STEDEN Kerstdag is aangebroken Alweer een forse wandeldag. Het is Kerstmis vandaag, iedereen heeft vrij en de meeste winkels zijn gesloten. De Three Cities bestaan uit Vittorioso, Senglea en Conspicua. Ze liggen aan de andere kant van Grand Harbour tegenover Valletta. Ze zijn allen zwaar versterkt. Ze zijn gebouwd op grillige schiereilanden en wel tot de laatste meter toe. Aan de oevers staan uitkijk torentjes. Dit is het dichtstbevolkte deel van Malta. De bewoners zijn vooral werkzaam in en aan de haven, bij werven, pakhuizen, droogdokken en fabrieken. In de Tweede Wereld oorlog zijn deze wijken zwaar verwoest door bombardementen van Duitse Stuka’s. Ik begin in Vittorioso (vroeger Birgu) met het bekijken van een expositie van plaatselijke kerst stalletjes, prachtig spul zit erbij. Loop verder over de wallen naar het St. Angelo Fort, maar krijg geen toegang daar. Vanaf de vroegere galeihaven heb ik een uitzicht over de Baai van Kalkar (geen kerncentrale daar). Trappen op en af naar andere kant van schiereiland. Mooie kerk langs een palazzo, net alsof je in Venetië bent. Het weer is minder mooi vandaag; half bewolkt (ik moet een keer schuilen voor regen) en er staat een forse wind. Senglea en Conspicua (vroeger Bormla) bekijk ik op dezelfde manier. Ik maak heel wat foto's, onder andere van La Valletta dat aan de andere kant van de baai ligt. Ik vind deze drie stadsdelen mooier dan Valletta, veel authentieker. Toeristen zie je er dan ook nauwelijks. De forten die er nog liggen, onder andere het Ricasolifort, vind ik minder attractief, ook al omdat ik er niet binnenkom.
Megalithisch Tarxien Na de middag haast ik me te voet naar het zuiden. In Paola kom ik bij een moskee uit. Nog wat kerken bezocht en vergeefs de megalithische ruïnes van Tarxien en de catacomben van het Hypogeum opgezocht: respectievelijk gesloten vanwege feestdag en vanwege renovatie werkzaamheden. De ruïnes stammen uit een rijke culturele periode tussen 2200 1800 voor Christus. Aan de halfcirkelvormige binnenhoven lagen ellipsvormige kamers, bestemd voor religieuze handelingen. Ze waren door lange gangen verbonden. De stenen zijn versierd met spiraalvormige motieven en inscripties. Tegen enkele wanden bevinden zich reliëfs van offerdieren. Het Hypogeum is van iets oudere datum. Het is in de grond uit de rotsen
102
gehouwen en lijkt meer op een catacombe. Het is zowel tempel als begraafplaats en telt drie verdiepingen die tot 14 meter onder de grond reiken. Ik moet kilometers omlopen om foto van kerk Zabbar, het volgende dorp, op afstand te nemen. Omdat ik tijd over heb, bezoek ik ook nog het grote kerkhof van La Valletta met zijn monumentale mausolea van rijke burgers. De begraafplaats ligt op terrassen op een heuvel, de top wordt bekroond door een kerk. MDINA DAG 6 THE SILENT CITY De oude hoofdstad van Malta Mdina is een juweel van een ommuurd middeleeuws stadje, gelegen op een rotsplateau van 225 m hoogte en met slechts 400 inwoners. Het was vele eeuwen de hoofdstad van Malta en het noemt zich nu de Silent City, de stad der stilte, hoewel de rust soms wordt verstoord door de auto's en de bromfietsen van de bewoners die op bepaalde uren van de dag binnen de muren zijn toegelaten. Andere motorvoertuigen zijn er verboden. Iedere toerist zal met genoegen wandelen door de nauwe straatjes van de unieke vestingstad, langs de paleizen en kerken, over de pleintjes. De adel woont er nog in de paleizen van zijn voorouders. Het stadje is een echt openluchtmuseum; de zware vestingmuren zijn reeds van verre zichtbaar vanuit het noorden. Zo gezien torent Mdina hoog boven de vlakke omgeving uit als het spreekwoordelijke arendsnest. Aan de andere zijde wordt het slechts door een stadsparkje van Rabat gescheiden. Historie van Mdina Waarschijnlijk is de stad omstreeks 800 v. Chr. gesticht door de Feniciërs, werd onder de Romeinen de hoofdstad van het eiland met de naam Melita. In deze goed te verdedigen plaats resideerde onder meer de stadhouder Publius, die door Paulus tot het christendom werd bekeerd. In 870 kwam de stad aan de Arabieren die haar Mdina (= stad) noemden. Ze omgaven haar met zware muren en scheidden haar door een diepe gracht af van Rabat. De Normandiërs, Aragon en de ridders breidden de verdedigingswerken steeds verder uit. In de 17e eeuw beschermde de Spaanse grootmeester Martin de Redin de zuidflank door de bouw van drie machtige bastions; aan de drie andere zijden daalt de stad steil af naar de vlakte. Politiek en religieus centrum In 1427 veranderde koning Alfonso van Aragon de naam van de stad in Notabile. Tot 1530 bleef de stad het politieke, culturele en religieuze centrum van het eiland. Bij de komst van de ridders verhuisde dit naar Birgu en in 1571 naar Valletta. Daarna nam de betekenis van Mdina – toen Cittá Vecchia geheten steeds meer af, maar de oude Maltese aristocratie bleef er de paleizen bewonen. Achter de poort bevindt zich de kleine Publius Square. Rechts aan dit plein 103
staat het barokke Vilhena Palace, in 1722 door grootmeester De Vilhena gebouwd als gastenhuis. Het vierkante voorhof heeft galerijen van drie verdiepingen, een deur met prach tige zuilen en een fraai wapenschild. Het grote paleis herbergt nu het natuurhistorisch museum met collecties vogels, insecten, vlinders, vissen, schelpen, fossielen, skeletten en geologische vondsten. Tegenover het paleis staat, links aan het plein, de Tower of the Standard, de 16eeeuwse poortwacht, waarin nu het politiebureau is gevestigd. Het is een gebouw van grote stenen en met twee wapenschilden. Boven de ingang hangt naar Engels gebruik een blauwe lantaarn, een overblijfsel uit de Britse periode. Xara Palace Hotel en Corte Capitanale Rechts van de St.Publius Square ligt aan het pleintje het oude gerechtshof, de Corte Capitanale, met in de gevel twee Ionische zuilen en daarboven een balkon dat geflankeerd wordt door twee vrouwenfiguren, één geblinddoekt en de ander in een harnas. Daartegenover staat tegen de stadsmuur, aan de St. James Street, het Xara Palace Hotel, dat in de 15e eeuw door een adellijke familie werd gebouwd. Vanaf de loggia deed vroeger het stadsbestuur mede delingen aan de burgers. In de hotelhal zien we wandborden en een bronzen ruitergroep van de Maltese beeldhouwer Antonio Sciortino. Een lift voert omhoog naar de hotelkamers en naar het dakterras vanwaar men uitkijkt over de noordoostelijke helft van Malta. De benedenverdieping van het sfeervolle hotel bestaat uit verscheidene kleine vertrekken bar en restaurant met tongewelven en witgepleisterde muren. Verstilde paleizen Villega Street is de hoofdstraat van Mdina. Deze straat voert dwars door de stad. De Sint Agathakapel,voor aan rechts, behoort bij het benedictijnenklooster; ze is in 1694 gebouwd door de barokbouwmeester Lorenzo Gafá. Casa Inguanez, ertegenover, is het paleis van de oudste der negenentwintig adellijke families van het eiland. Achter de eenvoudige gevel gaat een weelderig interieur schuil. Onder Aragon was graaf Inguanez stadhouder van Malta, een functie die erfelijk was voor zijn nakomelingen. De Spaanse koningen behielden het recht in het paleis te logeren; in 1927 verbleef de Spaanse koning Alfonso XIII er nog. Iets verder, op de hoek van de Mesquita Street en de Gatto Murina Street, staat het Gatto Murina uit de 14e eeuw, met dubbelbogige Normandische gevel van het seminariegebouw uit 1733 heeft raam omlijstingen en een deur met 'mannelijke karyatiden' erlangs. Normandisch edelhuis Aan de hoofdstraat staat rechts de kerk van SintRochus, waar in 1798 de opstand uitbrak tegen de Franse troepen toen die kerkschatten wilden wegvoeren. Wat verderop zien we het Norman House of Palazzo Falzon, een 14eeeuws gebouw, met beneden twee poorten en een nis en een bovenverdieping met drie dubbelvensters en Normandische versieringsbanden. De Villegaignon Street eindigt op de Bastion Esplanade of de Pjazza Tas Tur bij de noordelijke stadsmuur, waar men een prachtig uitzicht heeft over een deel van het noorden van
104
St.Paul's Bay links tot Valletta rechts) over de Middellandse Zee. Op een wolkenloze winterdag is de met sneeuw bedekte vulkaankegel van de Etna op Sicilië waar te nemen. Zelf op pad Ik ben al vroeg op pad. Om tien uur kom ik in Mdina aan. Ik stap eerder uit de bus om vanuit
de velden een foto te maken van de vesting. Eerst ga ik het griezelkabinet over martelingen bekijken. Daarna ronddolen in middeleeuwse straatjes. Fraaie kerk en museum bezichtigd. Cap
puccino met fraai uitzicht over de omgeving. Het regent een keer fors. Ik ga ook het Natuur historisch Museum binnen, aardige diorama's. Het is een prachtig stadje met veel stille palazzo's. Ik maak bijzonder veel foto's van details, waaronder deurkloppers, niches. Rabat, Arabische stad Rabat en Mdina zijn aan elkaar gegroeid. Rabat 13.000 inwoners is in de 9e eeuw door de Arabieren gebouwd als voorstad van het Romeinse Mdina. Het is een middeleeuwse stad met een warnet van straten, aardige winkels, kerken en paleizen, handwerkateliers, bars en theesalons, restaurants en enkele nachtclubs. Door de straten rijden leuke paardenkoetsjes, maar die zijn natuurlijk enkel voor kapitaalkrachtige toeristen bestemd. Rabat ligt vlakbij, eigenlijk er tegenaan gebouwd. De Romeinse villa, laat ik links liggen. Wel breng ik een bezoek aan de Catacomben en de Sint Paul's Grot (daar heeft Paulus een tijdje gevangen gezeten, zegt men). De paus is hier óók al geweest. Koffie gebruik ik in The Emporium, een stijlvolle souvenir zaak. Na nog een rondje door de stad spring ik op de bus. ZEVENTIENDE-EEUWSE PAULUSKERK Vanaf de Romeinse villa voert de St. Paul's Street naar de Pauluskerk aan de Parish Square. De kerk is in 1683 door Lorenzo Gafá gebouwd op de plaats van een vroegere kerk. Ze heeft een hoge koepel met een slanke lantaarn erop; een gevel met omrankte deuren en daarboven een mozaïek van Christus, dat geflankeerd wordt door nissen met heiligen. Het interieur heeft een witmarmeren hoogaltaar met daarboven een grote olieverfschildering van Stefano Erardi, voorstellende Paulus die een adder in het vuur werpt. In de kerk zien we verder het beeld van Paulus op een draagbaar, die bij processies wordt gebruikt; twee rijen zijaltaren met schilderijen en erboven de koepel met veel verguldsel; het gewelf met taferelen van het verblijf van Paulus op Malta. Catacomben en grotten De Paulusgrot ligt onder de kerk.De rechterdeur van de Pauluskerk geeft toegang tot een brede trap naar de crypte, die door een groot hekwerk is afgesloten. De grot, die in de rotsen is uitgehouwen, zou volgens de overlevering Paulus in het jaar 60 na Christus enkele maanden tot verblijfplaats hebben gediend. Op het altaar staat zijn beeld en daarvoor bevinden zich enkele grafzerken. De wanden zijn gladgestreken door gelovigen die Paulus hier om genezing van een zieke kwamen vragen. Boven de St. Paul's Grotto staat de Publiuskerk. Daar bevinden zich een fraaie zilveren godslamp, grote schilderijen, koorbanken achter het altaar, wandborden met Maltezer kruisen. De vitrine, links tegen de muur, bevat enkele relikwieën van Paulus, opgeborgen in een paar gouden armen en in een beeldje, en monstransen.
105
Een trap voert tussen ruwe stenen wanden omlaag naar de catacomben, die in 1894 zijn blootgelegd. Vele eeuwen lang waren de gangen en nissen met aarde gevuld. De catacomben zijn in de 4e en 5e eeuw door de christenen aangelegd om er hun doden te begraven; ook joden vonden er hun laatste rustplaats. De langwerpige graven en open nissen zijn in de rotsen uitgehold. De uitgestrektheid van het ondergrondse kerkhof met de lange gangen wijst op een grote christengemeente van Rabat in de Romeinse tijd.
DE ROTSIGE ZUIDKUST DAG 7 DINGLI CLIFFS - BUSKET GARDEN Schuilen in schapenstal Wat weer betreft heb ik het niet zo goed getroffen; het is vandaag de slechtste dag van mijn hele vakantie. Een strakke wind jaagt de donkere wolken door het zwerk. Ik moet drie keer schuilen: eenmaal in een schapenstal (de schapen verblijven op de kliffen), eenmaal in een ruïne van een afgebrand huis en eenmaal in een soort grot. The ‘White Cliffs of Dover’, dat geeft je een idee. Ik ben een van de weinige wandelaars. In de buurt van het Verdala Paleis (dat ik niet bezoek) verdwaal ik in het bos, verkeerde paadje genomen. Zodoende mis ik de bezienswaardigheid van de 'cart ruts', maar ik loop er niet voor terug. De kust is aardig, maar je kunt er niet verder langs lopen vanwege afgravingen voor cementindustrie en steen houwerijen. Buskett Garden is een botanische tuin met nietinheemse sparrenbossen. Niet zo interessant in de winter. Koffie in een landelijk hotel vol luidruchtige Engelsen. Te voet terug naar Dinggli, een dorp dat zich onderscheidt met erg veel windmolens die nodig zijn voor de irrigatiewerken. En natuurlijk ook hier, een enorme kerk. Lascarus War Rooms Eenmaal terug in Valletta ga ik naar de Lascarus War Rooms. Ze zijn veel te duur, met verplichte walkman met tekst en uitleg, daar houd ik niet zo van. Dus door naar de Co Cathedral van Saint John. Heel mooi van binnen, die kerk, geen centimeter ervan is niet bewerkt of behangen. De vloer bestaat uit honderden marmeren grafstenen, de een nog mooier dan de ander. Ik eet een steak met friet (de aardappelen smaken hier beter dan in Nederland) in het hoofdkwartier van de socialistische partij, het zijn vooral foto's van hun “grand old man” Dom Mintoff, die hier het beeld bepalen. Er steekt een koude storm op, die komt over de Ionische Zee rechtstreeks uit voormalige Joegoslavië, dus die gaat met veel geweld gepaard. De temperatuur is gezakt van een aangename 22° C tot 10° C. Ik schuil bij een bank, geen probleem. Via bastions die ik nog niet heb bezocht loop ik terug naar de rotonde voor de hoofdpoort waar het centrale busstation van Malta gelegen is. Pas om acht uur ben ik terug in het hotel. Ik post vijf lessen Spaans naar de correctrice in Veldhoven. Nog net bijtijds kom ik erachter dat ik de bestemming Nederland op de enveloppe heb vergeten te vermelden, de brief zat al zowat half in de brievenbus toen mijn oog er op viel.
106
THE THREE VILLAGES - MOSTA - SAN ANTON GARDENS - BIRKIRKARA DAG 8 DORPENWANDELING Beetje verdwaald Al vroeg op pad. Veel lopen vandaag, ondanks twee kleine blaren die ik heb doorgeprikt. Via
bebouwde kernen en landelijk gebied loop ik in anderhalf uur naar Naxxar, tenminste dat dacht ik. Het blijkt Birkirkara te zijn, ik heb ergens een bord of de kaart verkeerd geïnterpreteerd. Geen nood, zo kom ik er ook wel. Koffie tussen mannen in café, ze kijken naar de paardenkoersen op tv. Ook in dit stadje weer eens een indrukwekkende kerk. Doorlopen naar de drie oude dorpskernen van de Three Villages Attard, Lija en Balzan. Bezoek aan de botanische tuinen van San Anton, daar ligt ook het paleis van de president (vroeger residentie van de Britse gouverneur natuurlijk, want het zijn mooie Gardens hier). Wat uitrusten in five starhotel Corinthia, wat een luxe. Ik maak er foto’s van het zwembad en dergelijke. Het aquaduct van Wignacourt is gebouwd in de 16e eeuw en is nog intact. Indrukwekkende koepelkerk Een volgende ruk brengt me naar het dorp Mosta. Dit nietige plaatsje kan bogen op een bepaald indrukwekkende kerk, la Rotunda genaamd. De dorpelingen in de vorige eeuw hebben die zelf gebouwd. Zijn koepel is na de St. Pieter en St. Paul’s de grootste van de wereld; 39 m doorsnee (die andere 42 en 40 m). Binnen heel sober maar smaakvol ingericht. Op een bankje maak ik een praatje met een oude Maltees; hij heeft jaren in de States en Australië doorgebracht. Samen paffen we sigaretjes en bespreken we politiek. Na een ander half uur laat ik de Dom van Santa Marija Assunta achter me en keer ik terug naar Valletta. Sulkie rijden Tot aan de hoofdstad zit ik alleen in de bus, dus een praatje met de chauffeur ligt dan ook voor de hand. De buschauffeurs hebben om de dag een dag vrij. Na iedere twee weken krijgen ze een andere route. Onderweg komen we veel sulkies tegen, dat is een nationale volkssport, zegt de chauffeur. Achter de Universiteit van Gzira stap ik uit en loop door naar Msida, waar ik het haventje bekijk en een route neem die ik nog niet heb gehad (de jachthaven van het Manoel eiland). Steeds als de zon doorbreekt, ontvouwt zich een magnifiek uitzicht op gefortificeerd Valetta. Doorlopen tot Sliema, waar ik veel souvenirshops aandoe om naar glazen eieren te zoeken, tevergeefs. Ik heb die op Gozo gezien, maar toen had ik net te weinig geld over om die aan te schaffen. In St. Julian's ga ik verder met eieren zoeken en eet ik weer eens bij de Turk, deze keer staat köfte op het menu. Het weer is nogal stormachtig en de golven beuken tegen de rotskusten, waardoor torens van opspattend schuim ontstaan, waarlijk een fraai gezicht.
107
DAG 9 SAINT JULIANS - SAINT GEORGE'S BAY - PACEVILLE Zondagsrust Ik doe het rustig aan vandaag, want het is zondag, ‘The Day of the Lord’. Ik loop een tweetal vijfsterrenhotels in de buurt binnen, bezoek wat souvenirwinkels zonder echt iets te kopen. In Paceville ligt het Casino, daar kun je ook overdag naar binnen, behalve in de speelzaal. Van buiten aan de voorkant oogt het gokpaleisje aantrekkelijk, maar de rest van het gebouw is smerig en dramatisch verwaarloosd. Er zijn veel wandelaars op pad hier in deze buurten. 's Middags ga ik terug naar het hotel om te dutten, te lezen en dergelijke. Indiaas eten 's Avonds eet ik duur, maar wel stijlvol in een Indiaas restaurant: pak paneer, rogan josh, butter naan, pulaurijst en een glas zoete lassie toe, heerlijk. Mijn eigen hotel zit momenteel tjokvol met hele busladingen kwetterende Italo's. Wat zijn die mensen toch onzelfstandig. Voor elke scheet hebben ze een reisleidster nodig, ze weten niets uit zichzelf en tonen geen enkel initiatief. Ze lijken me uit de lagere middenklasse afkomstig. Op het vliegveld heb ik veel charters gezien uit Palermo, Milaan en Napels. In Malta spreekt het bedienend personeel naast vloeiend Engels ook een behoorlijk mondje Italiaans, dat is me al eerder opgevallen. Hier en daar hoor ik serveersters zelfs wel eens Russisch praten. Bij navraag blijkt deze taal onder Dom Mintoff's regering een verplichte taal op school te zijn geweest. DAG 10 LA VALLETTA - HAMRUN - MARSA Door de buitenwijken Eigenlijk wil ik in mijn hotel blijven, maar als blijkt dat het weer bijzonder zonnig is, kan ik de verleiding niet weerstaan om op pad te gaan. Het wordt voor het laatst La Valletta. Eerst bezoek ik de zuidelijke wijken (in feite zelfstandige stadjes, zoals Marsa en Hamrun, alles ligt min of meer aan elkaar vastgebouwd, hoogstens gescheiden door een park of openbare tuin), daarna nogmaals de binnenstad. Het Grootmeesterpaleis is nog steeds voor publiek gesloten. Bij de kathedraal vis ik ook achter het net, ze sluiten er net voor de siësta. Het Manoeltheater (van buiten niks, maar van binnen is het prachtig) is ook dicht. Ze zijn er aan het werken, zodat ik er toch een kijkje kan nemen. Weer eens Chinezen Dus blijft er niet veel anders over dan wandelen. Ik ga al vroeg terug naar mijn uitgangsbasis en maak mijn resterende geld op aan blikken soldaatjes, wegwerpaanstekers (12 voor vier eneenhalve gulden) en wat kaarten. Ik gebruik een diner bij de Chinees (waar alleen maar blanke bedienden rondlopen): ‘sweet and sour porc’ en dergelijke. Gelukkig zijn de porties niet al te groot, want ik heb in Valletta ook al macaroni in een volkscafeetje gegeten. Ik vul de enquêtes van het hotel en de reisorganisatie SRC in, haal mijn safe leeg en lever de sleutel
108
in. Morgen hoef ik niet echt vroeg op, maar toch maak ik het niet laat. Het lukt me om precies met mijn literfles whisky uit te komen. DAG 11 ST. JULIAN'S - VALLETTA AIRPORT - AMSTERDAM - ROERMOND Afscheid van Jenny We zijn met zijn vijven en worden met een privébusje afgehaald. Reisleidster Jenny is ook van de partij; ik heb haar alleen bij het begin en aan het eind van de reis ontmoet. Het vliegveld is klein, maar de zaken zijn goed geregeld. Ik krijg problemen bij de tax freeshop met mijn Eurocreditcard, die wordt door de computer geweigerd. Achter me ontstaat een lange rij en ik geef de pakken Drum die ik voor Clim wilde aanschaffen (fl. 3 per stuk) maar weer terug. We vertrekken mooi op tijd. Weer slecht eten aan boord. Om kwart over drie, precies volgens planning, landen we op Schiphol. We moeten nog een kwartier wachten voor we uit het vliegtuig kunnen, want de marechaussee heeft de slurf van onze gate afgesloten! Nederland is in de greep van de winter, vanuit de lucht ligt het er kaal en wit bij. Oudejaarsavond In de trein naar Roermond valt, voor Utrecht al, eerst het licht en daarna ook nog eens de verwarming uit. De andere coupés zijn overvol, dus ik moet blijven zitten. Als genoegdoening deelt een conductrice consumptiebonnen voor stationsrestauraties uit. Met behulp van mijn eigen zaklamp kan ik toch nog een beetje lezen. Tegen de kou is echter niets te beginnen. Het blijkt een van de laatste treinen te zijn die op deze Oudejaarsnacht loopt. Na acht uur ligt alles stop. Verkleumd kom ik even na zessen thuis aanzetten.
ALGEMENE GEGEVENS OVER MALTA Malta (officieel: Maltees: Repubblika ta'Malta, Eng.: Republic of Malta), eilandengroep en republiek in de Middellandse Zee, ca. 93 km ten zuiden van Sicilië, bestaande uit de eilanden Malta (245,7 km2), Gozo (67,1 km2) en Comino (2,8 km2), alsmede de onbewoonde eilanden Cominotto en Filfla, totaal 315,6 km2, met 372.000 inw. (1177 per km2); hoofdstad: Valletta. Munteenheid is de Maltese lira (Lira Maltija, afk.: Lm), onderverdeeld in 100 cent. Nationale feestdagen zijn 13 december, de dag waarop in 1974 de republiek uitgeroepen werd, 27 september en 31 maart. 1. Fysische geografie De eilanden liggen op het onderzeese plateau dat zich uitstrekt van Sicilië naar Afrika, en de Middellandse Zee in twee hoofdbassins verdeelt. De bodem bestaat uit kalksteen. De noordoostelijke en oostelijke kusten hebben verscheidene goede natuurlijke havens; de zuidelijke kust is rotsachtig en steil. Het hoogste punt ligt op 305 m boven de zeespiegel. Malta maakt door de zeer geringe vegetatie een barre indruk. Er zijn geen rivieren of meren,
109
maar bronnen voorzien de eilanden van (te weinig) water. Er heerst een mediterraan klimaat. De temperatuurgemiddelden zijn: januari 17 °C, juli 33 °C. De neerslag valt gewoonlijk van eind september tot eind april en bedraagt gemiddeld 500 mm, echter schom melend tussen 291 en 721 mm. 's Zomers waait vaak de sirocco, die de temperatuur soms tot 40 °C doet stijgen. Plantengroei en dierenwereld zijn van een verarmd mediterraan karakter. Het eiland is een belangrijk rustpunt voor veel trekvogels, die er overigens zeer te lijden hebben van massale, nietaflatende jacht. De natuurbeschermingsgedachte wint maar uiterst langzaam veld. 2. Bevolking Malta is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. De belangrijkste minderheid op het eiland is de Britse bevolking, waarvan de grootte onbekend is. Meer dan de helft van de bevolking woont in het stedelijke gebied rond Valletta en de Grand Harbour; de hoofdstad heeft 9129 inwoners en Birkirkara is met 21.600 het grootste van de negen stadjes. Sinds het begin van de 20ste eeuw zijn veel Maltezen, vooral werkloze jonge ongehuwde mannen, geëmigreerd. Dit is de voornaamste reden waarom Malta, en vooral Gozo, een groot vrouwenoverschot heeft. Tussen 1948 en 1979 vertrokken 141.660 emigranten, terwijl er 23.680 terugkwamen. De gemiddelde bevolkingstoename in de periode 19851995 bedroeg jaarlijks 0, 8%. Taal Het Maltees heeft een Arabische morfologie, maar idioom en vocabulaire zijn sterk door het Siciliaans beïnvloed. Het huidige Maltees heeft veel ontleend aan het Italiaans en het Engels en is de nationale taal sinds Malta onafhankelijk werd in 1964; het gebruik neemt sindsdien toe. De andere officiële taal is het Engels. Religie De Maltese bevolking is in overgrote meerderheid Roomskatholiek. Sinds 1943 vormt Malta een zelfstandige kerkprovincie. 3. Economie Malta gold tot in de jaren tachtig als een ontwikkelingsland, maar kende daarna een specta culaire economische groei. De gemiddelde groei van het BNP (19801992) bedroeg 4,1%; het jaarlijks inkomen per hoofd $ 9385. De overheid is de grootste werkgever. Sinds 1987 wordt serieus getracht buitenlandse investeerders aan te trekken door middel van zeer gunstige fiscale voorwaarden en Malta te ontwikkelen tot een internationaal financieel centrum. De koers van de Maltese lira wordt dagelijks vastgesteld door de Centrale Bank van Malta, een overheidsinstelling. De EG en Italië geven Malta forse financiële hulp.
110
Landbouw Deze wordt meest uitgeoefend op kleine bedrijven, vaak als bijverdienste. Niet meer dan 50% van het totale landoppervlak leent zich voor akkerbouw en veehouderij. De totale agrarische productie (incl. visserij) vertegenwoordigt slechts 3% van het bnp. Naast de exportgewassen aardappelen, uien, snijbloemen en planten worden veel wijndruiven verbouwd, maar niet genoeg voor de lokale wijnindustrie. Groente en fruitteelt leveren, evenals de veehouderij, niet genoeg op voor de lokale consumptie. In de visserij zijn 1000 personen geheel of gedeeltelijk werkzaam. Toerisme Het toerisme, dat van groot belang is voor de Maltese economie, wordt van overheidswege sterk bevorderd. 1995 was een recordjaar met ruim één miljoen toeristen, vnl. afkomstig uit GrootBrittannië en Duitsland. Industrie De grootste particuliere werkgever is de Malta Drydocks, de voormalige scheepswerven en droogdokken van de Britse admiraliteit, met meer dan 5000 werknemers. Er is tevens een aantal kleine bedrijven die sigaren, textiel, glas en aardewerk vervaardigen. Voor zijn energievoorziening is Malta geheel afhankelijk van import van aardolie uit het Midden Oosten. Het continentaal plat rondom de eigen archipel bevat aardolie en/of aardgas. In 1988 zijn onderhandelingen begonnen met internationale oliemaatschappijen om te komen tot de opzet van een offshore olieindustrie. In en uitvoer De handelsbalans vertoont een chronisch tekort. De belangrijkste import bestaat uit voedingsmiddelen, halffabrikaten, voertuigen, machines, chemicaliën, alcoholica, aardolie en aardolieproducten. De grootste leveranciers zijn: GrootBrittannië, Italië en Duitsland. De voornaamste exportproducten zijn textiel, kleding, schoeisel, machines, plastics, aard appelen, uien en tabaksartikelen. De belangrijkste afnemers zijn Italië, Duitsland, Groot Brittannië, Frankrijk en Amerika. Malta beschikt over een vliegveld, Luqa. De in 1973 opgerichte staatsluchtvaartmaatschappij Air Malta onderhoudt diensten op Europa en NoordAfrika, evenals sommige buitenlandse luchtvaartmaatschappijen. De Grand Harbour wordt door veel koopvaardijschepen aange daan. Er is drie maal per week een veerdienst met Sicilië en ZuidItalië. Het wegennet (1553 km in 1989) wordt redelijk onderhouden. Sinds 1931 heeft Malta geen spoorlijn meer; het openbaar vervoer (bussen en taxi's) is in handen van kleine particuliere ondernemers.
111
4. Geschiedenis De eerstbekende bewoners waren waarschijnlijk migranten uit Sicilië, die met latere immigranten aangeduid worden als preFeniciërs. Zij bewoonden Malta reeds in het Neolithicum. Men neemt wel aan dat met het eiland van Calypso uit de Odyssee het eiland Gozo wordt bedoeld. De eerste Feniciërs arriveerden in 800 v.C.; zij werden opgevolgd door hun afstammelingen uit Carthago, die na de nederlaag in de Tweede Punische Oorlog in 218 v.C. voor de Romeinen moesten wijken. Apostel Paulus De schipbreuk van de apostel Paulus in 56 n.C. (Handelingen 28:1) zou volgens de overlevering op Malta hebben plaatsgevonden; hij zou er een christelijke gemeente hebben gesticht. Toen het Romeinse Rijk in 397 werd gesplitst, viel Malta waarschijnlijk aan Byzan tium toe; in 870 werd het veroverd door uit Tunis afkomstige Arabieren. Na de verovering door Roger van Normandië in 1090 vond herkerstening plaats en behoorde Malta aan de heersers van Sicilië, tot Karel V in 1530 de eilanden in suzereiniteit gaf aan de Souvereine en Militaire Ridderorde van St. Jan van Jeruzalem (zie Johannieterorde). Zwaar belegerd In 1565 doorstonden de ridders een zwaar Turks beleg met succes en beschermden daarmee het westelijk deel van de Middellandse Zee voor verdere penetratie door de islam. Op doortocht naar Egypte kreeg Napoleon Bonaparte in 1798 Malta in handen. Diens anti klerikale bewind leidde echter spoedig tot een volksopstand en met Britse steun werden de Fransen in 1800 verjaagd. De Britten maakten zich bij de Vrede van Parijs (1814) definitief van Malta meester; het werd een Britse Kroonkolonie en vlootbasis, die na de opening van het Suezkanaal (1864) van vitaal belang werd voor de Britse scheepvaartroute naar India. In 1921 kreeg Malta beperkte autonomie. Mussolini's irredentisme, dat ook Malta omvatte, leidde tot een opleving van de proItaliaanse stroming en tot binnenlandse troebelen, waarna de Britten de grondwet introkken. In de Tweede Wereldoorlog was Malta strategisch van groot belang voor de geallieerde oorlogvoering in NoordAfrika en later voor de invasie van Sicilië. Malta hield stand ondanks een strenge blokkade en 2000 luchtaanvallen en werd collectief beloond met de hoge Britse militaire onderscheiding, het George Cross, dat nog steeds de nationale vlag siert. Onafhankelijkheid In 1947 werd een vernieuwde grondwet ingevoerd, maar zij werd echter weer opgeschort in 1958, na het aftreden van de regeringMintoff (Malta Labour Party [MLP]) wegens het mislukken van haar politiek om Malta met GrootBrittannië te integreren. Het afnemen van Malta's strategisch belang, dat samenviel met de inkrimping van de Britse defensie, leidde uiteindelijk tot verlening van de onafhankelijkheid op 21 sept. 1964 onder de regering van de Partit Nazzjonalista (PN) van Giorgio Borg Olivier; deze had de verkiezingen van 1962
112
gewonnen onder een nieuwe grondwet met vergaande autonomie ten tijde van een diepgaand conflict van Mintoff met de lokale Roomskatholieke Kerk. Periode Dom Mintoff Dit conflict werd pas in 1969, na het Tweede Vaticaans Concilie, bijgelegd, waarna Mintoff in 1971 een kleine verkiezingsoverwinning boekte. Het defensieverdrag met GrootBrittannië over de pacht van de militaire bases op Malta, dat vanaf de onafhankelijkheid dateerde, werd op initiatief van Mintoff in 1972 herzien en leidde sindsdien tot aanzienlijk meer inkomsten voor Malta, tot het afliep in 1979. Op 13 december 1974 werd de republiek uitgeroepen, waarmee een einde kwam aan de bevoorrechte positie van de rooms katholieke hiërarchie en geestelijkheid. De regeringMintoff boekte in 1976 wederom een kleine verkiezingsoverwinning. Zij vervolgde haar binnenlandse antiestablishmentpolitiek en buitenlandse politiek van neutralisme. Mintoff beschouwde het vertrek van de Britse strijdkrachten in 1979 als hoogtepunt van zijn carrière. Wel of niet bij EU? In april 1994 werd de vroegere leider van de regerende PN, Ugo Mifsud Bonnici, beëdigd tot president als opvolger van Vincent Tabone. De parlementsverkiezingen van okt. 1996 hadden als inzet de toetreding van Malta tot de EU, waartoe in 1990 een aanvraag was ingediend. De socialistische MLP, die slechts een 'speciale band' met de EU wilde, was de winnaar en haar leider, de econoom Alfred Sant, werd premier. In november werd de EU meegedeeld dat Malta geen prijs meer stelde op het EUlidmaatschap. Bovendien trok Malta zich terug uit het NAVOprogramma Partnership for Peace. De economie bleef zich voor spoedig ontwikkelen, vooral dankzij de snelle groei van het toerisme. (Tegenwoordig in 2002 is de ambitie om toe te treden tot de EU weer volop aanwezig!)
113
114
115