INDIA REIZEN VAN JOS EN CLIM SCHMITZ VOORWOORD INDIA: ARMOEDE TROEF Deze reisverslagen zijn iets uitgebreider wat tekst betreft dan de meeste andere van onze reisverhalen. We vonden allerlei details over het eten en dagelijkse kleine gebeurtenissen in dit fascinerende land toch vermeldenswaard, omdat ze een beter licht werpen op het leven in india. Wereldwijd leven ruim een miljard mensen onder erbarmelijke omstandigheden. Wat voor ons de gewoonste zaak van de wereld is een degelijk dak boven ons hoofd is voor veel anderen een droom. Een huis met muren van modder, een lekkend dak of helemaal geen huis: arme gezinnen in ontwikkelingslanden hebben vaak geen keuze. Meer dan zestig procent van de 180 miljoen huizen in India is gemaakt van inferieur materiaal: modder, gras, bladeren, riet, bamboe en stenen van een slechte kwaliteit. In de verstedelijkte gebieden leven grote delen van de bevolking in sloppenwijken, langs waterkanalen, spoorwegen, in garages en op platformen. We reisden in totaal vijfkeer door dit enorme Zuidaziatische subcontinent. Twee keer reisden Jos en Clim samen door India, een keer deed Jos dit alleen. Bijgevoegd zijn ook de verslagen van Jos over zijn reizen naar het zuidelijk gelegen eiland Sri Lanka (boeddhistisch) en het meer noordelijk gelegen Himalayastaatje Nepal.
INHOUD Rajasthan reis 1988 Reis door Zuid en Midden India Winterreis door Noord India Rondreis Sri Lanka Winterreis door Nepal
2 53 108 118 126
1
INDIA - RAJASTHAN 1988 INLEIDING We maakten deze reis in de zomer van 1989. Dit was eigenlijk de eerste echte verre reis buiten Europa waar we letterlijk alles op eigen houtje regelden. Het werd een reis door het noorden van India (met name Rajasthan) met veel hoogtepunten, maar ook dieptepunten. Vijf weken lang trokken we van hotelletje naar hotelletje, gebruik makend van het openbare vervoer, vooral per trein. We waren helemaal ondersteboven van de soms onvergetelijke indrukken die we er opdeden. Na de reis bleken we allebei meer dan 10 kilo afgevallen te zijn. Jos was het allemaal een beetje te veel geworden. "Ik ga nooit meer terug!" beweerde hij stellig. Maar het jaar was nog niet verstreken of hij was al nieuwe reisplannen aan het maken. Reisdoel: India. Inderdaad, we zouden er nog verschillende keren terugkeren. DAG VAN VERTREK, HEENREIS We stonden pas om 11.00 uur op, omdat we het de avond van te voren wat te bont hadden gemaakt bij onze stamkroeg Huib. Broer Corné, zijn vrouw Mia en zoontje kwamen nog snel even binnenwippen om nadere afspraken te maken over hun taken tijdens onze 5 weken durende periode van afwezigheid. Jeanine, de toenmalige vriendin van Clim die de nacht bij ons had doorgebracht, bracht ons met haar auto naar het station. En warempel, tot onze blijde verrassing verscheen daar plotseling vriend Robbert om ons uit te zwaaien. Tijdens de 2 uur durende treinreis hielden we ons onledig met het slurpen van koffie in het kader van katerbestrijding; ook enige hersengymnastiek middels de zaterdagkrant crypto grammen droeg er toe bij dat onze benevelde breinen bij aankomst op Schiphol weer enigermate normaal functioneerden. In de tax freeshop sloegen we een behoorlijke voor raad sterke drank (whisky en wodka) en shag (van Nelle en Drum) in. Gedwee onderwierpen we ons aan de dubbele "security check". Bij de "check" van onze eerder aan de balie afgegeven bagage bleek het handvat van Clim zijn tas kapot te zijn geraakt. Verontwaardigd ging hij verhaal halen bij het KLM personeel, maar dat verwees hem geduldig naar Air India. In Delhi zou hij de opgelopen schade kunnen aangeven. Het tijdstip van vertrek werd zo'n uurtje verlaat. Op verzoek van een stel Indiërs maakte Jos foto's van hen met hun Japanse automatische camera's: ons eerste contact, weliswaar in den vreemde, met de autochtonen. We reisden met een Boeing 747B, waarvan het interieur versierd was met Indiase klassieke miniatuurschilderkunst motieven. De bediening was er redelijk, maar de blikjes bier die we bestelden om het af te leren bleken 'rekening man’ te zijn: $ 2 per stuk, dat hakt erin. We zaten naast een ouder echtpaar uit het Belgische Aalst, die we eerst bij het raampje hadden moeten wegjagen. Het bleken aardige, maar soms onverstaanbare lui te zijn, beiden gepen sioneerd en op weg naar Bombay. 2
Om 19.00 uur landden we na een klein uurtje vliegen op het vliegveld Charles de Gaulle van Parijs. We stapten uit en maakten een "promenade" in de vertrekhal. Om 21.00 uur vertrokken we voor onze "jump" naar Delhi. Het diner (kipcurry en dergelijke) werd pas laat door de in exotische sari's gehulde stewardessen geserveerd, waarna de film "Midnight Run" met Robert de Niro werd vertoond. Uiteraard iedereen "earphone" op. Tussendoor pleegden we enkele dutjes. Om 08.30 uur Indiase tijd ("local time") maakten de wielen van onze Jumbo Jet contact met Aziatische bodem. De douaneformaliteiten verliepen voorspoedig; wíj werden er tenminste niet aan tijdrovende onderzoeken onderworpen. Om half tien hadden we ons door de afhalende menigte gewurmd en stonden we appelsap aan een kraampje te drinken. Jos moest terug de aankomsthal in om $ 300 (travellers's cheques) te wisselen. Hij liet een Franse soeur voorgaan die haast had om een aansluitende vlucht naar Calcutta te halen; zij had een pakket voor Moeder Theresa bij zich. Na enige schermutselingen met een taxichauffeur, ontdekten we uiteindelijk een bus die ons in een rotvaart naar Delhi's moderne centrum Connaught Place bracht. Toen we daar uitstapten werden we in een mum van tijd omringd door wanhopig hun best doende chauffeurs van scootertaxi’s. We gingen in zee met de meest hardnekkige van het stel (hij was trouwens ook het eerst), die ons naar een hotel in een door ons voorgestelde prijsklasse zou brengen. De tandeloze jongeman, die we alras "tandarts" doopten, dropte ons bij een hotel zo'n 3 km uit het centrum, in een soort woonwijk, maar wel nog steeds binnen de bruisende stad. Hij vroeg een spotprijs, dat wel... we wisten toen nog niet dat deze boys behoorlijke commissies opstrijken van de hotels waar zij klanten afleveren. Jos betaalde tandarts 2 Roepie, ongeveer 30 cent, en sprak met hem af dat hij ons om 5 uur 's middags kwam afhalen om de stad nader te verkennen. Het hotel "Ashoka" had airconditioning en kostte f 65 voor 2 personen. Duur naar Indiase begrippen. In ijltempo installeerden we ons, zodat we al vóór het middag uur konden beginnen met het inhalen van onze slaapachterstand. Onze tweede vakantiedag was inmiddels al half voorbij. DELHI Delhi, de boeiende hoofdstad van India, bestaat uit een oud en een nieuw deel. Vooral Oud Delhi, waar de nauwe straatjes meer worden gedomineerd door koeien, kamelen en zelfs olifanten dan door auto's, doen een behoorlijk beroep op je bevattingsvermogen. Dag 2 DELHI, VAZIR DE SIKH RIKSJA MAN Om 5 uur stonden we op de hoek van de straat te wachten op "tandarts", maar die kwam niet opdagen. We maakten daarop een verkennende wandeling in de buurt tussen de koeien en ander vee. We verbaasden ons over de talrijke varkens die er ongehinderd rondwroetten. Wie vreet die beesten daar nou? Na onze eerste volledige vegetarische maaltijd te hebben genuttigd, begaven we ons na enig onderhandelen met een scootertaxi (trishaw, ook wel motor riksja) naar het centrum. We lieten ons bij rozerossige Jantar Mantar afzetten. In dat observatorium van baksteen maakten we enkele voortreffelijke foto's, de ondergaande zon 3
verleende het monument een zachte kleur. Er was niet veel volk op de been; het was zondag en de weinige Indiërs die er te zien waren lagen te soezen in het weelderige gras. Ook wij maakten kennis met de kwaliteit van de grasmat. Een gemotoriseerde Sikh deed ons een goedkoop voorstel voor een tripje langs enkele bezienswaardigheden. We accepteerden zijn aanbod. Hij bracht ons naar een van de vele Sikh tempels in Delhi; schoenen uit, handdoek of pet op hoofd uit eerbied. Clim maakt foto's in het heiligdom waar een orkest religieuze muziek ten gehore bracht. Vazir, want zo heette onze privégids en chauffeur, loodste ons vervolgens langs de Parlementsgebouwen, de Ministeries, het presidentiële paleis, Raj Path en India Gate. Bij Connaught Circus organi seerden we met behulp van Vazir een ander hotel, het goedkopere en centraler gelegen Plazahotel. Tenslotte bood de sympathieke Sikh ons thee en fris aan op zijn kosten. Dag 3 NIEUW DELHI, RONDGANG DOOR DE HOOFDSTAD Om half acht stonden we op, pakten onze zaken in en bestelden kaasomeletten en koffie als ontbijt. Vazir Singh zou ons om 9 uur oppikken. Terwijl we op hem stonden te wachten werden we belaagd door trishaw wallahs die ons hun diensten opdrongen. En zowaar, een verontwaardigde "tandarts" deed ook een duit in het zakje Gelukkig arriveerde Vazir ruimschoots op tijd zodat hij ons kon ontzetten. Jos had ondertussen een voorraad koude plastic flessen mineraalwater ingeslagen. Allereerst brachten we onze tassen naar ons nieuwe hotel, waar we alvast koude biertjes bestelden en vooruit betaalden. We hadden met Vazir de route besproken en achtereenvolgens bezochten we:
Het postkantoor. Dat ging pas om 10.00 uur open, dus eerst ergens thee drinken. Op het postkantoor wekte Clim beroering en onbegrip met zijn postpakketje dat uit kleren bestond. "Wie stuurt er nou in godsnaam kleren met de post op?", zag je hun denken. Pas na veel vijven en zessen werd het pakje onder meewarig hoofdschudden van de beambte (en Vazir:) geaccepteerd. Ook Jos ondervond weerstand en wel bij het kopen van postzegels. Hij kreeg geen wisselgeld terug, dat was op, zei de ambtenaar met een uitgestreken gezicht. Jos drong echter aan en won. Een geheime la bleek een hele berg kleingeld te herbergen. Het reisbureau. Geleid door manhaftige Sikhs. We kochten tickets voor de toeristenbus naar Agra twee dagen later. Gandhi memorial. De villa waar Gandhi in 1948 door een Hindoe extremist werd neergeschoten. Zijn voetstappen waren in beton gegoten: Er waren hier maar weinig bezoekers. Zou Gandhi op de een of andere manier niet meer zo populair zijn in India? Lodi tombes. Dit zijn grafmonumenten uit de 14e en 15e eeuw, voorlopers van de Taj Maha1 die een dikke eeuw later werd gebouwd, althans in architectonisch opzicht. Gelegen in een goed onderhouden park. Clim wordt achtervolgd door bedelende intellectueel.
4
Humayun's Tombe. Indrukwekkend mausoleum van een der eerste Moghul vorsten. Niet druk, geen water. Vazir blijft buiten staan wachten, liggend in zijn taxi, duttend of de krant lezend. Isa Khan's Tombe. Een van de mindere, latere machtshebbers. Het monument zag er nogal verwaarloosd uit. Purana Qila. Ruines van één van de zeven oude Delhi's, gelegen op een hoogte vlakbij de rivier de Yamuna. Ernaast ligt de Zoo. Het fort zelf verkeert nog in een redelijke staat. Het binnen de muren gelegen Archeologisch Museum had ons, de ijskoude airconditioning uitgezonderd, bitter weinig te bieden. Een restaurant. Vazir dacht ten onrechte dat we honger hadden. De eetzaal was echter afgeladen vol en we moesten wachten. Daar pasten we voor. Raj Ghat. De plaats vlakbij de Yamuna waar het stoffelijk overschot van Gandhi werd gecremeerd, nu een soort heiligdom. Veel gazons, netjes verzorgd en veel Indiase bezoe kers vol eerbied voor de grote man, hun Mahatma. Een stukje verderop ligt de Ghat waar Indira Gandhi's lijk ritueel werd verbrand. Haar zoon Rajiv stak er de fik in. Crafts Emporium. Een kelder vol handwerkartikelen, snuisterijen en duurdere souvenirs van stof, edelstenen, goud, zilver, houtsnijkunst, marmer, juwelen en wat dies meer zij. Alleen voor toeristen, streng bewaakt (bewapende portiers), duur maar kwalitatief betrouwbaar. We kochten er niets. We zouden nog eens terugkomen, beweerden we. Maar eigenlijk vonden we die snuisterijen te duur en we wilden er ook niet een maand lang half India mee rondsjouwen. Jami Maschid. De grootste moskee van India, lag al in Old Delhi. Gebouwd in 16de eeuw door Sjah Jahan. We bezochten de achterkant, waar in verband met het Islamitische Slachtfeest, dat aanstaande was, een geitenmarkt werd gehouden. Veel armoede en een afgrijselijke stank, 0ld Delhi zelf maakte een verpletterende indruk op ons: goor, vuil, vies, etterend, zwetend, stinkend, zwerend, vuns, smerig, vettig, voos, rottend, roestend, broeierig, lawaaierig .... Hoe dan ook, onuitwisbaar.
Om 15.30 uur hadden we de hele trip achter de rug, we hadden nogal haast gemaakt. Het was vandaag 35 graden, gisteren was het 38 graden. Clim rekende af met Vazir en bedeelde hem met een vorstelijke fooi. De Sikh gaf ons zijn telefoonnummer voor het geval we voor ons vertrek naar Nederland nogmaals van zijn diensten gebruik wensten te maken. Hij nodig de ons zelfs uit voor zowel diner als souper. Tot half zes rustten we uit op onze kamer en dronken er een frisse fles bier ter waarde van f 2,80, inhoud 60 cl. Gezien het lage prijspeil hier duur dus. Daarna gingen we de stad inwandelen. Vaak aangeklampt door verminkten, bedelaars en vervuilde, ondervoede kinderen. We aten uitgebreid Chinees in een vrijwel klandizieloos hotel. Het smaakte opperbest; uiteraard hadden we vleesgerechten besteld. Jos rekende af met zijn American Express creditcard. We bleven in de buurt van Connaught Place. Bij het kopen van water stootten we hernieuwd op problemen omtrent het wisselgeld. Zolang de zon scheen had Clim overigens zijn kale kop beschermd met een zakdoek, want hij had geen pet meegenomen uit Nederland. Jos liep wel 5
rond met pet, hij had nergens last van. We kwamen terecht op een bank in het centrale park, waar nogal wat homo's rondliepen. Clim moest daar grof verbaal geweld gebruiken om een kerel af te schudden die hem voor een zacht prijsje wilde masseren. De masseur had aanbevelingen in alle talen (ook Nederlands, wat dacht je) bij zich. Op weg naar het hotel kwamen we nog een travestiet tegen. Wat dat betreft weet ook India van wanten. Op onze kamer werden we voorzien van de reeds door ons betaalde gekoelde biertjes. De kamerjongen bedelde om sigaretten, geld en slokken wodka en whisky. Tevens bood hij ons hasj aan (ganja). Voor we gingen slapen zetten we streepjes op onze flessen sterke drank, want met zo'n begerige roomboy weet je maar nooit. Dag 4 NIEUW - DELHI, HET RODE FORT Bij gebrek aan een alternatief moesten we vegetarisch ontbijten in de buurt van het hotel; we weten tot op de dag van vandaag niet wat we toen naar binnen hebben geslagen. De voortreffelijk smakende koffie vergoedde echter veel van het gemiste eetgenoegen. We wandelden op ons gemak naar Old Delhi, zo'n 2 km verderop. Onderweg ontdekten we, verdekt opgesteld in een soort tuin, een peloton MEers dat met karabijnen, schilden en lange, houten knuppels uitgerust was. De mannen leken ons elk ogenblik bereid er lustig op los te meppen. Ze komen dan ook vaak tussenbeide bij godsdiensttwisten (Moslims contra Hindoes) en etnische geschillen. Aanvankelijk had Clim enige schroom om de oude stad met zijn armetierige sloppen te betreden, maar hij vermande zich bijtijds. We belandden in de waanzinnig vervuilde Moslimwijk, waar zich minder koeien, maar des te meer geiten ophielden. Het krioelde er van het volk, dat ons licht geneigd tot vijandigheid aanstaarde. De meedogenloze zon beukte met zo'n 40 graden hitte op onze arme hoofden, vooral Clim kreeg ervan langs met zijn onbedekte, reeds vroegtijdig kalende schedel. Hij zocht opnieuw toevlucht tot een handdoek die hij om zijn hoofd knoopte. We hadden een vreselijke dorst gekregen, maar konden die niet lessen, omdat er nergens mineraalwater te koop was. Te midden van naakte bruine kindertjes en gesluierde vrouwen bereikten we uiteindelijk de grote moskee, de Jami Masjied, waar we bij een theestalletje neerstreken. Eerst toen werden we het zweet gewaar dat tappelings langs onze ruggengraat liep. Jos zag er uit of hij slavenarbeid had verricht. De grote Moskee bezochten we op blote voeten. Hoewel we entree hadden betaald, moesten we hier en daar toch nog roepies bijlappen, onder andere voor de beklimming van de minaret, van waaruit we een schitterend uitzicht op de stad en het Rode Fort hadden. Het liep tegen de middag en de zon stond al hoog aan de hemel, dus alle gelovigen lagen in de schaduw te nietsnutten. Wij noorderlingen negeerden de eisen van de natuur en gingen onverdroten verder met het uitputten van onze lichamen, hoewel we een schreeuwende behoefte aan vocht hadden. Zittend op de trappen van de moskee maakten we kennis met Anil, een werkeloze Indiër die zijn Engels wilde oefenen en ons door de oude Hindoebuurt voerde. Het zag er beter en 6
verzorgder uit dan bij de Moslims en gelukkig konden we veelal "de schaduw houden". Tot onze onuitsprekelijke vreugde konden we ergens ijsgekoelde flessen mineraalwater bemach tigen. Anil wees ons op allerlei Hindoeïstische details in de architectuur, her en der liepen we binnen en Clim liet zich geïnteresseerd voorlichten over de Indiase symboliek. Na een uurtje kwamen we uit op de bekende hoofdstraat Chandni Chowk, waar zich een friemelende stroom van alle mogelijke verkeersmiddelen wrong in een pandemonium van geluid en stank. Langs de kant waren kwakzalvers (onder andere orenschoonmakers!) en kappers met hun klanten bezig. We kochten er een lekkere, warm gevoerde (!) pet voor Clim en bezochten er een Sikh tempel (tabak naar binnen nemen is ten strengste verboden), waar we een warm onthaal genoten. Een vriendelijke Sikh gaf ons te midden van aangename muziek en liefelijke geurtjes een gratis toelichting op zijn geloof. Een ware verademing, dit bezoek, zeker na die zenuwslopende ervaringen buiten op straat. In een restaurant, door een polaire temperatuur gekenmerkt, trakteerden we Anil op thee. Hij wilde ons naar een souvenirshop brengen (begrijpelijk, want dan kon hij commissie van de winkelier opstrijken), maar wij hadden onze zinnen gezet op het Rode Fort. Dit magnifieke complex is vernoemd naar de warme, rode, zandstenen muren, die in het licht van de ondergaande zon bijna vlam lijken te vatten. Het werd gebouwd door Sjah Djahan, de mogolkeizer met een passie voor ambitieuze bouwprojecten. Sjah Djahan had eerder al de Taj Mahal opgericht en het Rode Fortis nog zo'n verbluffend voorbeeld van mogolarchitectuur. Dit fort was bedoeld als het persoonlijke 'versterkte paradijs' van de sjah in de nieuwe stad Sjandjahanabad die hij hier stichtte. De zeer hoge, 2,4 km lange en met torens voorziene fortmuren beschermden uiteenlopende gebouwen, waaronder luxe palei zen, woonvertrekken, koninklijke baden en rijkversierde paviljoens waar de sjah privé audiënties hield of het volk toesprak, evenals vredige landschapstuinen met fonteinen. Rond het fort lag een brede gracht (nu droog), die gevoed werd door de nabijgelegen rivier de Jumna. Tegenwoordig betreedt men het fort via de enorme Lahorepoort, die naar de overwelfde souvenirwinkelgalerij Chatta Chowk leidt, ooit gevuld met roddelende hofdames die bij verkopers de mooie sieraden en Perzische tapijten bewonderden. Vanaf hier zijn de andere gebouwen van het complex eenvoudig te bereiken. Tot de hoogtepunten behoren de marmeren baden, de mooie marmeren Parelmoskee en het privé paviljoen DiwaniKhas. Dit paviljoen heeft lang geleden zijn legendarische Pauwentroon bezet met juwelen en gevormd als twee pauwen met waaierstaart verloren, maar een aantal imposante sier elementen bleven behouden. Overal in het fort ziet u de mooie geschulpte bogen en het inlegwerk met pietra dura die het complex zo'n sterk mogolkarakter verlenen. Veel van de extravagante schatten zijn verdwenen, maar dit is nog altijd een zeer sfeervolle plaats waar het verleden voelbaar blijft.
7
We betraden het Rode Fort door de Lahori Poort. De uitgestrektheid van het hele complex verbaasde ons; slechts een gedeelte is voor het publiek toegankelijk. We bezochten er verschillende paleizen, kiosken en ontvangsthallen. De meeste dingen verkeerden in redelijk goede staat, jammer genoeg was er geen water te bekennen en juist op dat kostbare vocht was de aantrekkelijkheid van de siertuinen gebaseerd. Anil drentelde nog steeds langs ons op; we duldden hem alleen nog maar uit louter beleefdheid. Via de Delhi Poort verlieten we het fort. Anil begon te bedelen om geld voor de bus naar huis. We scheepten hem met 10 roepie af, te veel voor de bus, maar te weinig voor die rondleiding. Maar ja, tenslotte hadden we hem daar niet naar gevraagd. Had hij maar niet moeten liegen. Met een scooter die wél zijn meter gebruikte (vermeldenswaard, want zeker bij toeristen weigert men stelselmatig de meter aan te zetten) bereikten we tegen een uur of drie ons hotel. Direct zocht onze kamerboy, die we "druif" noemden, contact met ons. Ditmaal bedelde hij om vloeitjes en extra fooi. Het aan ons beloofde bier bleek er niet te zijn, waarin we moesten berusten. We gingen een tukkie doen, maar werden voortdurend gestoord door "druif" die met allerlei smoesjes onaangekondigd de kamer in en uit bleef lopen. Nadat we de deur vergrendeld hadden, werden we met rust gelaten. Om half zes werden we weer actief. Jos belde Air India om de terugreis alvast te her bevestigen. Hij werd zeker 5 minuten letterlijk en figuurlijk aan het lijntje gehouden; steeds opnieuw zei een stem "Hold on", maar blijkbaar had niemand tijd om de boodschap op te nemen. Boos gooide Jos de hoorn op de haak. Buiten liepen we tegen een muur van hitte aan, hoewel het blijkens de plassen op straat toch even geregend moest hebben. Na de straffe airconditioning van onze kamer was de overgang echter te groot. We namen een scooter naar de Laxmi Naryana Tempel, in 1938 door de industriebaronnen van de Birla familie gebouwd. We kregen er een rondleiding opgedrongen. Clim raakte met de gids in debat over godsdienst; toen hij de Hindoes van opportunisme begon te beschuldigen kapte Jos wijselijk de discussie af. Donkere regenwolken pakten zich samen boven de tempel die in lichte pasteltinten beschilderd was. We namen er nog wat boekjes mee die we moesten betalen, de prijs was naar keuze. Rondom Connaught Place waagden we ons weer eens aan vegetarisch voedsel: aardappelen en kerrie in bladerdeeg met een gloeiend hete saus. Je kunt hier eten voor een prikje. Tussentijds verbleven we nog een uurtje in ons hotel, waar "druif" ons wasgoed bracht. Hij had ook de gulp van Clim zijn broek gerepareerd, waarvoor hij dankbaar extra fooi incas seerde. Hij wist enkele koele flessen bier te voorschijn te toveren, maar het wisselgeld bleef hij verschuldigd, dat zou hij later op de avond brengen. Nou, mórgen brengen: we hebben hem nooit meer teruggezien. Om half tien hadden we al weer honger. Tegenover ons hotel lag Nizam's Restaurant, gedreven door een ijverige Sikhfamilie, waar we ons eindelijk eens tegoed konden doen aan vleesgerechten zoals loempia's gevuld met kippen, respectievelijk schapenvlees. De zaak was op een moderne, westerse leest geschoeid, we konden er zelfs een enquêteformulier 8
invullen over onze waardering voor de service, kwaliteit van het voedsel e.d. Het enige minpunt dat Nizam bij ons scoorde was de naar onze smaak té harde westerse muziek. We lieten er broodjes inpakken, bestemd voor de busreis naar Agra de volgende dag. Tijdens de avondwandeling voor het slapen gaan werden we regelmatig aangeklampt door bedelende sloebers. Zo ook door een klein meisje met haar naakte broertje op haar arm. Om extra medelijden op te wekken kneep zij het wicht in zijn beentje, waarop die onbedaarlijk begon te huilen. Pas daarna begon zij met haar bedelact. We gingen voor ons doen vroeg naar bed: 11.30 uur. De volgende ochtend zouden we om half zeven voor het hotel door de bus worden opgepikt. Dag 5 NIEUW DELHI - AGRA, TAJ MAHAL Al om half zes uit de veren. Bij de balie probeert men ons met een doorzichtige truc teveel te laten betalen, maar Jos ontdekt de fraude bijtijds en protesteert krachtig. De bus komt uiteraard te laat. Elders worden andere passagiers opgepikt. Het duurt een tijdje voor we Groot Delhi uit zijn en op de hoofdweg naar Agra zitten. Het betreft een tweebaansweg waarop vooral de vrachtauto's en de bussen een ware terreur uitoefenen op medeweg gebruikers zoals fietsers, ossenkarren, scooters, riksjas, personenauto's en uiteraard voet gangers en loslopend vee. Bij een wegrestaurant, dat heel modern met bonnen werkt, drinken we thee, terwijl de autochtone buspassagiers een snel ontbijt naar binnen proppen. Bij de grens tussen de deelstaten Uttar Pradesh en Haryana wordt de bus gecontroleerd. Hoewel het een "luxe"‑bus is, ontbreken Ac en ventilators, zodat we het van open raampjes moeten hebben. Jos kan daar niet goed tegen en verschuilt zich achter de stoffige gordijn tjes. In de stad Mathura stappen enkele personen uit, waardoor wij wat meer zit‑ en been ruimte krijgen. Jos zoekt uitgeput en uitgedroogd beschutting bij een tea shop. De eerste weken van onze reis lopen de temperaturen elke dag op tot tegen de veertig graden. De moesson laat namelijk op zich wachten. Pas na veertien dagen barst die in alle hevigheid los... Tegen de middag bereiken we Agra. De stad doet nogal dorps aan en het verbaast ons dan ook zeer te vernemen dat ze méér dan een miljoen inwoners telt. (We geloven het nog steeds niet...) Allereerst bezoeken we er de hoger gelegen citadel, het Oude Fort van Akbar, dat we veel mooier vinden dan het Rode Fort in Old Delhi. We krijgen er een rondleiding in zowel het Hindi als het Engels. Tot onze groep behoren Indiërs uit alle windstreken van het schiereiland; ze komen naar onze inschatting vrijwel allen uit de gegoede middenklasse. We besluiten het Fort de volgende dag opnieuw te bezoeken, maar dan in onze eigen tempo. De zon brandt eens te meer onbarmhartig. Bij navraag blijkt het 37 graden te zijn. In dergelijke omstandigheden moet je eigenlijk alles rustig aan doen, de eerste dagen in India hebben we dat beslist niet gedaan. Integendeel, we handhaven ons jachtige WestEuropese ritme, wat ons misschien nog zal opbreken.
9
Mooi mogolfort en paleiselijk complex In 1558 verplaatste mogolkeizer Akbar zijn hoofdkwartier van Delhi Haar Agra, de nieuwe hoofdstad van het mogolrijk. Als symbool van zijn macht lief hij een groot fort bouwen bij een strategische bocht in de rivier de Jumna; de bouw ervan begon in 1565 en werd voltooid in 1571. Door het rode zandsteen dat werd gebruikt kreeg het bouwwerk al snel de bijnaam 'het rode fort'. Het fort is een uitzonderlijk mooi voorbeeld van mogolarchitectuur en een van de oudste resterende gebouwen uit Akbars regeerperiode. In de tijd van Akbar was het sterke fort vooral een militair gebouw, maar tegen het bewind van zijn kleinzoon Sjah Jahan was het uitgegroeid tot een luxe koninklijke residentie, groot genoeg om onderdak te bieden aan de omvangrijke hofhouding van de monarch. De schoonheid en immense omvang van dit monumentale fort zijn heel indrukwekkend. De muren omvatten een aantal gebouwen, zoals de schilderachtige Jahangir en Akbaripaleizen, die het islamitisch paradijs symbolisch reproduceren, met binnenhoven gescheiden door waterelementen. Het fort had publieke en privéruimten, inclusief twee magnifieke mos keeën, talrijke gebedshallen, prachtig versierde kamers en de zenana, een afgesloten gedeelte met de vrouwenvertrekken. Het grondplan van het fort was asymmetrisch, ontworpen als een halve cirkel om aan te sluiten bij de rivierbocht, en had drie hoofdingangen: de Water, Akbari en Delhipoort. Het vestingwerk bestond uit een omringende dubbele verdedigingsmuur tot een hoogte van 20 meter. De mix van hindoe en mogoldecoraties verleent het fort een unieke sfeer. Mythische wezens, paviljoens, overwelfde mogolbogen, balken, platte daken, borstweringen, fijne marmeren ornamenten en terrassen zijn allemaal harmonieus verwerkt in de architectuur en maken dit tot een van de allermooiste historische locaties in India. Na het Fort bezoeken we een Handicraft Empodium, een soort winkel waar rechtgeaarde toeristen hun hart kunnen ophalen aan souvenirs en curiositeiten, waaronder veel kitsch. Veel maquettes van de Taj en marmeren voorwerpen. Onder een schaduwrijke boom maken we kennis met een scooterchauffeur, Cham geheten. We vinden hem bescheiden en sympa thiek en we spreken met hem af dat hij ons na het bezoek aan de Taj komt oppikken en ons naar een middenklassenhotel brengt. Om 14.00 uur strijkt het hele gezelschap neer in een restaurant, waar de obers het in eerste instantie vooral op ons, westerse toeristen, hebben gemunt. Het eerste dat ze ons opdringerig aanbieden is "cold beer". We houden het echter bij "cold coffee” en "cold lassi" (een soort karnemelk), verder bestellen we mutton cutlets en omeletten. Er rijzen echter problemen met de bediening (te laat of vergeten) en de betaling (lang wachten op rekening, geen wisselgeld). Clim voelt zich behoorlijk gepikeerd en stelt op hautaine wijze orde op zaken. Jos amuseert zich ondertussen kostelijk met het gedrag van zijn opgewonden broertje. Om kwart voor drie betreden we het prachtige en prima onderhouden complex van de Taj Mahal. De entreeprijs is naar onze begrippen belachelijk laag, slechts enkele dubbeltjes. Het 10
is er tamelijk druk. De vele westerse bezoekers vallen er in het niet bij de Indiase bezoekers. De Taj Mahal zelf maakt een verbijsterende indruk op ons. Het is inderdaad een schitterend wereldwonder van onvergelijkbare schoonheid. Het ongenaakbare marmer van het monu ment is zó wit dat je er pijn aan de ogen van krijgt als je er te lang naar kijkt. We rusten even voor een van de beide belendende moskeeën. We gaan de Taj niet in, dat bewaren we voor de volgende dag. Het is er moordend heet en de blakerende vuurbol aan de hemel drijft ons naar buiten, waar Cham temidden van agressieve hawkers (verkopers van o.a. zwepen, ansichtkaarten, beeldjes) ons al staat op te wachten. Een man van de klok waar we nog plezier van zullen hebben. Bij de bus laden we onze bagage in en geven we nog wat fooi. Alleen de grootste cynicus zal niet ontroerd raken door de schoonheid van de Taj, ook al is het een van 's werelds meest gefotografeerde monumenten. Zo'n 20.000 arbeiders werkten bijna twintig jaar om iets voort te brengen dat niet alleen een waar wereldwonder is, maar ook een belangrijke expressie van de Indiase cultuur en een eerbetoon van een man aan zijn favoriete vrouw. Met die man bedoelen we de Indiase mogolkeizer Sjah Djahan. Hij ontwierp het weelderige Taj Mahalcomplex als een mausoleum voor zijn geliefde vrouw, Mumtaz Mahal, met wie hij twintig jaar was getrouwd en die stierf bij een bevalling. Het gebouw is toegankelijk via een monumentale poort van rood zandsteen die een voorproefje geeft van de schatten die komen een inscriptie verwelkomt gelovigen in het paradijs. Het bekoepelde mausoleum staat aan het eind van siertuinen en wordt prachtig weerspiegeld in een centraal geplaatste waterloop. Dit massieve visioen van wit marmer lijkt te zweven tegen de hemel erachter een opzettelijk effect. Het marmer is in de hete middagzon verblindend wit, gloeit rood op bij zonsondergang en oogt blauw in het maanlicht. De vier bijna identieke zijden, de reusachtige centrale koepel, vier kleinere hoekkoepels en vier omringende minaretten vormen een proeve van harmo nieuze symmetrie. De muren van het mausoleum glimmeren vanwege de fraaie pietra dura ongelofelijk verfijnde decoratie, overtrokken met sierstenen als lapis lazuli en amethist en de speciale akoestiek van de hoofdkoepel laat elke muzieknoot vijf keer weergalmen. Binnen staan de valse tomben van de sjah en diens vrouw, geplaatst boven de echte graven eronder. De architectuur, decoratie en Arabische kalligrafie maken dit complex tot het mooiste voorbeeld van mogolkunst, met een samensmelting van Indiase, Perzische en islamitische invloeden. Ook bezienswaardig zijn de identieke moskeeën en de tuinen. Cham brengt ons geroutineerd naar hotel "Mayur Tourist Complex", waar we voor f 28 per dag een fraai tussen de magnoliastruiken gelegen bungalow huren. Er liggen ook siertuinen met zelfs een heus fontein: Bij het inchecken maakt Jos zijn eerste blunder. Hij verwart Airconditioning met air cooling (watercooling), waardoor we opgescheept worden met een weliswaar mooie kamer, maar met slechts één fan. Jammer genoeg zijn stroomstoornissen hier aan de orde van de dag. Gevolg: geen licht en vooral: géén koeling. Die mooie kamer blijft dus bloedheet. 11
Hoe dan ook, we vergastten ons op een tweetal flessen gekoeld bier tegen een exorbitant hoge prijs. Het bier maakt ons slaperig en we zakken weg in een weldadig middagdutje, totdat de fan het weer eens begeeft en we badend in het zweet wakker worden. Gelukkig kan een koude douche ons soelaas bieden. 's Avonds wandelen we in de buurt van het hotel. Langs onze straat wordt door een legertje armoedzaaiers allerlei ambulante handel gedreven. Ze leven en wonen ook op straat. Aan één stuk door worden we door opdringerige riksjas lastiggevallen, totdat Clim uit zijn slof schiet en de ergste boosdoener luid schreeuwend wegjaagt. Zijn krachtig stemgeluid trekt de aandacht van de halve straat, maar zijn actie sorteert wel het beoogde effect: we worden verder met rust gelaten. We eten bij een geïmproviseerd straatrestaurant. We bestellen er van alles door middel van pottenkijker en kiezen 6 gerechten met water en brood uit. Het is vegetarisch eten, maar ja, honger maakt rauwe bonen zoet. Nee, dat klopt toch niet: we eten toch vlees, want Clim probeert met de botjes van de schapenboutjes scharminkel achtige honden te lokken. Even verderop ontdekken we tot onze vreugde een verkooppunt van bier dat we uiteraard onze klandizie gunnen. De rest van de avond blijven we in en bij onze bungalow. Onze kamerjongens blijken voor iedere scheet fooi te verwachten, hoewel zij eigenlijk niets presteren. Bij de receptie kan men onze sleutel niet vinden, wat Jos in woede doet ontsteken: de gelukkige vinder van die sleutel zou ons hele appartement kunnen leegroven. Tot onze geruststelling komt hij uit eindelijk toch boven water. Clim zet zich aan het schrijven van de tweede brief aan Jeanine; het resultaat mag er zijn: Ondertussen ergert Jos zich mateloos aan het gedrag van onze Indisch‑Amerikaanse buren. Te beoordelen aan hun botte luidruchtigheid schijnen ze in de USA al behoorlijk geaccultureerd te zijn. Dag 6: AGRA, DE MARMEREN DROOM Jos stond op met pijn in zijn rug. Hij had die nacht buiten op een rotan stoel geslapen, volledig gekleed in pyjama en zijn gezicht met Autan tegen de venijnige muggen ingesmeerd. Tot 02.00 uur had hij het in een erg ongemakkelijke houding volgehouden, toen werd hij uiteindelijk toch door de muggen naar binnen gedreven. Te midden van hongerige honden aten we gekookte eieren bij een theestalletje langs de weg. Precies om 10.00 uur verscheen Cham met zijn ronkende karretje. Cham was afkomstig uit Gwalior, was getrouwd, had twee kinderen en woonde al zo'n jaar of tien in Agra. Hij had al op tal van andere manieren zijn brood proberen te verdienen, o.a. als zwart geldwisselaar en videotheekhouder. Nu deed hij dus dienst als privéchauffeur van twee Hollandse toeristen. Dankzij zijn kennis van de stad konden we onze boodschappen snel afwerken.
Het postkantoor. We gaven er kaarten en de brief aan Jeanine af. De bank. Op 1e etage gelegen. Clim mocht achter de balie plaats nemen en genoot een voorkeursbehandeling, o.a. bij het loket.
12
Het station. We reserveerden er alvast plaatsen (1e klas) voor de express naar Gwalior twee dagen later. Clim zet verontwaardigd een Hindoe uit de hogere kaste die wilde voorkruipen op zijn nummer. Hij ondervond stilzwijgende bijval van mensen uit lagere kasten. Om half twaalf gingen we in eigen tempo het sterke fort verkennen. Erg veel inheemse bezoekers; westerlingen zijn er in de minderheid en meestal ook alleen en niet in groepsverband zoals de Indiërs. Te midden van weinig schuwe, ronddartelende Indische eekhoorntjes liggen we een tijdje doelloos te mijmeren in de schaduw van een oeroude boom. Na verloop van tijd kreeg Jos weer pijnscheuten in zijn lendenen en rug. Een geheimzinnig, 10‑jarig meisje achtervolgt ons langdurig. We namen ook kijkjes op plaatsen die niet voor toeristen waren bedoeld. In de kiosk met het schitterende uitzicht op de Taj Mahal (dezelfde waar ook Sjah Jahan zo lang gevangen heeft gezeten) vlijen we ons op het koele marmer neer om visueel te genieten.
Terug in het hotel zorgt Cham ervoor dat we een kamer kregen met een air cooler die het wél deed. Gedurende ons middagdutje kreeg Jos een hernieuwde aanval van lage rugpijn te verduren, nog heviger dan voorheen. Voor het eerst waagden we ons ook aan het drinken van plaatselijk water. De kamer was namelijk voorzien met een vaatje gefilterd water, waaraan we ons na lang aarzelen tegoed deden. We ondervonden er gelukkig geen onaangename gevolgen van. In de late namiddag bracht Cham ons naar de Taj, die tegen het vallen van de avond een extra dimensie aan schoonheid krijgt. Terwijl Clim met volle teugen geniet, loopt Jos te creperen van de pijn. Hij kreunt en steunt, slingert op zijn benen en het zweet breekt hem overal uit. Clim moet zelfs zijn tas dragen. In het binnenste van het mausoleum, waar de tombe staat, is het zeer duister. Een gids met een zaklampje schijnt ons bij. Jos ziet niets van dit alles en gaat buiten zijn pijn verbijten. Op de terugweg kocht C1im ansichtkaarten van een scheel ventje, waarna de trouwe Cham ons linea recta naar ons hotel bracht. Clim rekende daar met hem af; 70 roepie, wat hij zonder morren accepteerde. Achteraf bleken we hem schromelijk onderbetaald te hebben, wat ons nu nog spijt. Jos moest al gauw kotsen en bleef beroerd tot 5 uur 's nachts. Pas toen kikkerde hij op met behulp van aspirine en antbraak pillen. Clim ging ‘s avonds aan een stalletje eten en een biertje drinken. Hij stootte op een luidruchtige bruidsstoet, de feestgangers liepen met tl‑buizen op hun hoofd. Er was ook een kleurig uitgedoste feestkar en een soort "huis orkest". De nacht was "long, hot and sweaty". Dag 7 AGRA, VERDWAALD Een uur of tien was het toen we opstonden. We waren niet van plan erg actief te zijn, ten slotte is iedere zevende dag een rustdag. We lieten ons een uitgebreid ontbijt op de kamer brengen. Pas tegen het middaguur slenterden we de stad in. We dronken voor een luttel bedrag het zoete, stroperige sap dat door een jongen uit een suikerrietstengel werd geperst. 13
Interessant om te zien. Onderweg probeerden we trouwens van alles uit: Limco (een gesui kerd soort bitter lemon), Thumps Up (dropwaterachtige cola) en Maasa (een mango abrikozen tweedrank). Een begrafenisstoet passeerde ons. De overledene lag gewikkeld in een doek op een plank en werd naar de oevers van de rivier de Yamuna gebracht waar het lijk ceremonieel op een brandstapel zou worden gecremeerd. Soms kun je in rivieren wel eens half verbrande lijken zien drijven. Niet zo hygiënisch, want dat water doet tevens dienst als drinkwater. Op zoek naar het centrum belandden we onverwacht in een wildernis en dat in een miljoenenstad, ongelooflijk. We konden ons alleen maar in de open felle zon ophouden, nergens een schaduwrijk plekje. Een jonge bouwvakker wilde met zijn meetlint onze maat opnemen, vooral onze omvangrijke taille scheen zijn interesse te hebben. Vanaf een gehucht werden we achtervolgd door een horde kindertjes die een praatje met ons probeerden te maken. We verstonden alleen woorden als "cricket" en "hockey". De kinderen voerden ons naar een bos, waar een groep donkerogige en graatmagere mannen lag te nietsnutten in de koelte. De hoofdman (de enige met een dikke pens) begroette ons vriendelijk, we namen plaats en wisselden sigaretjes uit. De kinderen werden er op uit gestuurd voor een emmer fris water uit de plaatselijke put. Jos durft het aan en slokt gretig het kostbare vocht naar binnen; Clim daarentegen neemt het zekere voor het onzekere en gooit het spul over zijn hoofd. Na een kwartiertje zwoegden we verder, het bos uit, een dorre met doornachtige struiken begroeide heuvel op en af. Toen ontwaarden we eindelijk weer tekenen van een bewoonde wereld. Het bleek een Moslimdorpje te zijn. De varkens wentelden zich er in de prut en ossen en ezels hadden alle schaduwrijke plekjes in beslag genomen. De meeste mensen zaten binnen. Bij de dorpsput heerste wel enige bedrijvigheid; gesluierde vrouwen liepen er af en aan met kruiken water. We gingen in de buurt op een steen zitten en sloegen het tafereeltje gade. Al gauw waren we omringd door een groeiend groepje schaamteloos nieuwsgierige kinderen. Schitterende kindertjes waren daarbij, met name de meisjes. Na een tijdje verscheen de dorpsoudste (wie had hem eigenlijk gealarmeerd?), die ons in het Engels de weg wees naar het centrum. Van een pezige oude man huren we een fietstaxi tot de Sadar Markt. Daar eten we nog wat en drinken we gepeperde thee. We zijn getuige van een woordenwisseling die ontaardt in een massale vechtpartij: het volk gaat elkaar met stokken te lijf. Het zouden best wel eens godsdiensttwisten tussen Hindoes en Moslims kunnen zijn. Na veel moeite vinden we einde lijk een fietstaxi bereid om ons naar het hotel te brengen. De riksjarijders in het toeristisch ingestelde Agra zijn erg prijsbewust. In het hotel verzorgt Clim ons wasgoed in de badkamer, terwijl Jos dit verslag bijhoudt. We hebben een nieuwe kamerjongen, die denkt dat we van Sindbad (reisorganisatie uit Ned.) zijn. Gedienstig vult hij onze cooler bij. 's Avonds eten we bij een verzorgd restaurant. We 14
worden speciaal aangetrokken door de non‑vegetarische kant van het menu, maar ook hier blijkt vlees "not available" te zijn. We houden het op lassi, fris en vegetarische kost zoals kaas, eieren, rijst en spinazie. Achter ons staan kinderen ons door de spleten van de schut ting te begluren, terwijl voor ons op de tv John McEnroe het aan de stok heeft met Edberg (en de umpire uiteraard!) Op de gesausde muren flitsen gekko's heen en weer. Clim krijgt weer eens last van krampen in zijn buik. Op straat kijken we toe hoe een teef in de goot staat te jongen, geen hond die daar aandacht aan schenkt. Leven en dood liggen vlak bij elkaar in dit land. Een drankprobleem heeft men er ook, hoewel alcohol door het Hindoe ïsme streng is verboden. Vlakbij de bioscoop treffen we een onguur drankhol aan waar inlandse "liquor" uit het vat wordt verkocht. Tientallen handen strekken zich begerig door de tralies van het uitgifteloket heen. We besluiten daar niet aan mee te doen. De kamerboy Chanla wordt vrijmoediger en begint te bedelen. Jos scheept hem af met een pen. De aansteker waarop hij zijn zinnen had gezet kreeg hij echter niet. We pakken onze spullen in, want de volgende dag vertrekken we al vroeg in de morgen. Dag 8: GWALIOR, OP DE TAFELBERG De receptionist verwacht dat we onze rekening in "westers geld" betalen. Jos weigert dit pertinent. Nadat hij het bewijs van wisselen van de bank heeft laten zien, mogen we ook met roepies afrekenen. In de autoriksja naar Agra Cantt. Station blijkt de datum op ons trein ticket niet te kloppen; de loketbeambte is daar duidelijk in de fout gegaan. We wachten maar af wat er gaat gebeuren: zullen ze ons uit de trein smijten of zal men begrip kunnen opbrengen voor de situatie? De trein heeft slechts 10 minuten vertraging. Hij heeft in alle coupés air conditioning. Over de datum op het ticket wordt niet gerept, alleen worden we naar een andere coupé overgebracht."No smoking" en geen tea service. We lezen de Hindustan Times en voor we het weten zijn we tegen tien uur al in Gwalior. Kortom, goede en snelle dienstverlening: Jammer genoeg stoot Clim zijn hoofd aan de lage deurstijl, waardoor hij midden op zijn onbehaarde schedel een grote snijwond oploopt. Jos behandelt die onmiddellijk "liefdevol" met jodium. Bij het uitstappen is Clim misschien hierdoor nog enigszins opgewonden, want met donderende stem jaagt hij opdringende instappers die ons niet doorlaten weer de trein uit. Op het station doen we niets overhaast. Het is nog vroeg en we drinken thee aan een stalletje, kopen er inlandse sigaretten en proberen er de bedelaars van ons lijf te houden. Als hotel kiezen we de Tourist Bungalow (ofwel Tansen Motel). Met de riksja ernaar toe. De kamer kost 2 tientjes en alles zit er op en er aan. Snel nog een dutje doen tot twaalf uur en dan de stad verkennen. We willen echter eerst lunchen in het restaurant van het motel. Er is geen kip te zien. Na veel vijven en zessen krijgen we een rijstschotel voorgezet, met ei, dat wel. De ober verschijnt helemaal niet meer, zodat we zonder te betalen aftaaien. Een bebaarde jongeling 15
uit Jaipur laat ons meerijden tot het station, waar we een scooter naar het fort pakken. We besluiten de zuidelijke toegang te beklimmen. Jos zit al gauw onder de modderspatten als gevolg van een ontbrekend spatbord. We zijn slecht voorbereid voor de lange klim. Wegens gebrek aan water slaan we een aantal flesjes mierzoete frisdrank in. Op een stel uitgelaten Sikhs op één scooter en een volledig verbrande, helblonde westerse trekker na zijn wij de enige die omhoog zwoegen. De hitte is in de kloof blijven hangen en er is geen spoor van schaduw. We passeren een twintigtal Jain‑beelden, waarvan de hoogste tot 15 m oprijst. De sculpturen zijn in de rotswand uitgehouwen en stammen uit de 14e en 15e eeuw. Op de berg hebben we een mooi uitzicht op het ons omringende, tamelijk vlakke land. Vlak bij ons doen zwevende gieren allerlei aerodynamische spelletjes. We bezoeken er enkele oude tempels. Een ervan munt uit door een prachtig interieur vol beeldhouwwerk. De paden die van de hoofdweg voeren doen dienst als latrine voor de lokale bevolking, want ze liggen vol menselijke uitwerpselen. Op de berg liggen verder nog scholen (internaten) en militaire installaties, waaronder kazernes. Er ligt ook nog een blinkend witte Sikh‑tempel, maar die laten we links liggen. Hier en daar liggen verder nog wat oude watertanks met groen stinkend water. Na een uurtje bereiken we de andere (noord‑)kant van de berg. Daar liggen de bekende paleizen en forten. De lucht betrekt en we besluiten hier een andere keer terug te keren. Een prachtig paleis met koninklijke weelde In de 15e eeuw bouwde de heersende Rajputdan, de Tomars, een enorm fort bij Gwalior, met muren van 10 meter hoog en 3 km lang. Mogolkeizer Babur noemde het 'de parel onder de Indiase schatten', en het domineert de omgeving. Het fort bevat zes paleizen waarvan het Man Singh het indrukwekkendst is. Het paleis, ook bekend als de Chit Mandir of het Beschilderd Paleis vanwege de rijkheid aan keramische mozaïeken op de buitenmuren, werd gebouwd door Raja Man Singh (die heerste van 14861516) met twee verdiepingen boven en twee onder de grond. De zuidgevel heeft drie ronde torens, met elkaar verbonden door kantelen met vakwerk, en een rijke decoratie: krokodillen met lotusbloemen tussen hun koppen en verstrengelde staarten in de vorm van vazen worden afgewisseld met smaragdgroene panelen mensen, olifanten, tijgers, pauwen en bomen zijn afgebeeld op geglazuurde tegels en mozaïeken in blauw, groen en goud. Het fort bij Gwalior heeft een turbulent, veelbewogen verleden gekend en veranderde meermaals van eigenaar. Het was in 1857 getuige van de hevige gevechten tijdens de Indiase Opstand en het paleis werd in 1881 grondig gerestaureerd. Onder aan de steile helling in Oud‑Gwalior wordt markt gehouden. Biljoenen vliegen houden zich hier op. Soms zijn ze zo talrijk dat je niet kunt zien wat voor soort schamele vrucht er te koop wordt aangeboden. Jos maakt een foto van een glunderende bruidegom te paard. Een goeroe groet ons allerplechtigst. En natuurlijk, de kinderen drommen om ons heen. 16
We bekijken het productieproces van suikerwaren, geraken in de wijk van de zilversmeden langs de oude moskee, amuseren ons met de verkeerschaos, ergeren ons over de vele geiten en de stront op de grond. Ineens breekt de hemel open: eindelijk heeft de lang verwachte moesson onze contreien bereikt. Een misschien 14‑jarige scooterrijder verricht halsbre kende toeren om ons naar het hotel te brengen. We zijn kletsnat, doordrenkt. Onder een afdak hebben we even kunnen schuilen. Clim staat te roken maar wordt door een Oude Wijze hiervoor op de vingers getikt. Een andere Indiër vraagt ons verbaasd wat we in Gwalior te zoeken hebben. "Because of the Fort...?" Hij begrijpt er niets van. In het hotel storten we ons op de cryptogrammen en laten we thee aanrukken. Ook beginnen we alvast te schrijven: Clim naar Jeanine en Jos in zijn dagboek. Pas om 9 uur gaan we eten, Jos heeft weinig trek; hij laat de helft onaangeroerd en dat bij Tandoori Chicken, wat toch een erkende lekkernij is. In de bar drinken we nog een pint. Door de AC is het er ijs‑ en ijskoud. Op de kamer teruggekeerd moet Jos plotseling alles uitkotsen, gevolgd door een acute aanval van diarree. Hij is behoorlijk van de kaart. Enkele uren later zou Clim ten offer vallen aan dezelfde ziekteverschijnselen. Dag 9 GWALIOR, IN DE ZIEKENBOEG We doen de hele dag niets, noodgedwongen weliswaar. We zijn er beiden beroerd aan toe. Het zijn niet alleen de diarreeaanvallen of de maagkrampen die ons parten spelen, nee, onze algehele toestand is abominabel slecht. We voelen ons als een uitgeknepen citroen. Heeft het meedogenloze klimaat van India ons er eindelijk onder gekregen? Zijn we door de knieën gegaan omdat we ons te weinig hebben aangepast aan het plaatselijke leeftempo dat te omschrijven is als "langzaam, langzaam, dan breekt het lijntje niet"? We kunnen er slechts naar gissen. Feit is in ieder geval dat we beiden aan een algemene malaise lijden. We spreken onze medicijnenvoorraad geducht aan en bestellen vele malen thee. De kamer jongens begrijpen er helemaal niets van. Wat doen die westerlingen toch de hele dag op hun kamer? We slapen en dutten heel wat af. Alleen 's avonds verlaten we de kamer om in het restaurant soep te gaan eten. Jos had zelfs daar geen zin in. We verzoeken de kelner om voor ons alvast enkele flessen mineraalwater in de koelkast te zetten. Het kost ons erg veel moeite om hem onze bedoelingen aan het verstand te peuteren. Overigens, deze ziektedag komt ons eigenlijk goed van pas, want buiten heeft praktisch de gehele dag de moessonregen huisgehouden. Dag 10 GWALIOR, TUSSEN DE LAKENS Ook deze dag brengen we voornamelijk in ledigheid door. Onze toestand is niet echt verbeterd, dat blijkt al direct na het ontbijt (scrambled eggs, wit van kleur) als we niet in staat zijn tot enige actie. Hierop besluiten we maar weer te gaan pitten, 's Morgens geven we onze vieze, met zweet doordrenkte kleren aan de laundry boy af voor een goede was beurt (en strijkbeurt zou later blijken). Om 13.00 uur dwingen we onszelf om op te staan. 17
Voetje voor voetje schuifelen we richting postkantoor. Na een paar honderd meter hebben we al de pijp uit. Het wordt zwart voor onze ogen en slapjes zijgen we langs de straat neer. We zijn gedwongen om elke paar honderd meter een rustpauze in te lasten en dat schiet natuurlijk niet op. Via het busstation (wat een gore rottroep daar) bereiken we de achter kant van het hotel. Door andermans tuinen, we willen absoluut niet omlopen, komen we bij de hoofdingang. Als we een dik uur op onze bestelde thee moeten wachten, gaat Clim zich op hoge poten beklagen bij de directie. Zijn actie sorteert het beoogde effect: al na een minuut staat de boy onderdanig voor de deur... ‘s Avonds dwingen we ons iets te eten. In de bar wordt geen bier meer verkocht. Volgens de barkeeper is de voorraad uitgeput. Jonge Indiërs zitten besmuikt aan de laatste biertjes te nippen. Het volk raakt hier volgens ons snel dronken; men kan in dit land heel slecht tegen alcohol. Tot 12 uur blijven op de veranda van de koele avondlucht genieten. Dag 11 GWALIOR, DE BERG OP Om half negen wordt de "bed tea" geserveerd, die is in de kamerprijs inbegrepen. Een uur later ontbijten we. Voor het ontbijt (zelfs voor elk besteld pilsje:) dienen we een bonnetje te tekenen. Het ontbijt bestaat uit gekookte eitjes met witte (!) dooiers, een pot thee en een aantal sneden geroosterd brood met boter en marmelade. Tegen zijn gewoonte in ontbijt Jos uitgebreid; hij heeft twee dagen bijna niets gegeten. Een teken dat hij weer aan het opknappen is. Via het station, waar blijkt dat we geen kaartjes hoeven te kopen voor Agra (d.w.z. geen plaatsen hoeven te reserveren), gaan we naar de noordkant van de gefortificeerde vesting. Ondanks onze slappe lichamelijke conditie bedwingen we de steile helling zonder echte problemen. Schooljochies vallen ons lastig, totdat Clim een foto van hen neemt, samen met "meester" Jos. Daarna zijn ze tevreden. We moeten uitkijken voor vallend gesteente, veroorzaakt door klipgeiten. Volgens de jochies zijn het "monkeys", misschien hebben ze wel gelijk. We passeren de nederige stulp van een kluizenaar, tevens tempelbewaker en ‑verzorger. Naarmate we vorderen op de helling ver vaagt het straatrumoer van Oud Gwalior onder ons. De zon verschuilt zich achter de wolken, zodat het voor ons goed uit te houden is. Na 8 poorten (of ruïnes ervan) gepasseerd te zijn, bereiken we de top. Van buiten zien de paleizen er indrukwekkend uit, van binnen valt het toch wel ietwat tegen. Hier en daar wat fraai beeldhouw en stucwerk, maar over het algemeen verkeert het in een staat van verval. Bovendien stinkt het er sterk naar urine. We blijken er de enige westerlingen te zijn, dus ... veel bekijks van Indiërs. Vaak spreken ze ons aan. Soms blijken ze alleen maar uit te zijn op onze aanstekers. In Man Mandir, een van de paleizen, krijgen we de kans om ongestoord in een kiosk die boven een afgrond is geplakt te relaxen, temidden van tientallen het zwerk doorkruisende zwaluwen en helaas ook temidden van honderden vliegen. Met onze benen 18
buitenboord bungelend genieten we van het uitzicht. In de diepte rommelt de levendige binnenstad. We voelen ons even heel gelukkig. Op de terugweg nemen we een kijkje in het Archeologisch Museum. Valt dat even tegen. Wat beelden uit de Gupta‑periode, enkele oude handschriften en dan heb je het gehad. Het is er trouwens erg benauwd, dus gauw wegwezen hier, dan kunnen we het straatleven gaan bekijken. We zitten bij een stalletje met een alleraardigste eigenaar. Een jonge, uitgelaten scooterrijder scheurt ons terug naar het hotel. Daar hetzelfde liedje als gisteren: Clim boos naar receptie vanwege matige bediening, succes verzekerd. De rest van de dag besteden we aan lummelen, puzzelen, op de veranda zitten, eten en bagage inpakken. Dag 12 GWALIOR – AGRA – JAIPUR, EERSTE VOET IN RAJASTHAN Bij het afrekenen van de hotelrekening blijken toch nog allerlei onbegrijpelijke toeslagen te gelden. Te voet naar station, waar voor alle zekerheid Jos in de ene rij en Clim in de andere rij aansluit. Het loket van Jos blijkt het juiste te zijn. De trein zou om 09.30 uur vertrekken, dat wordt anderhalf uur later. Aankomst Agra: 01.00 uur. Op volgen perron schermutselingen met opdringerige kruiers. Clim tot één van hen: "People in India are polite. You are no Indian:" Ook wil men ons op agressieve wijze hotels aan smeren, terwijl we gewoon op doorreis zijn. Buiten het stationsgebouw nemen we de meest simpel ogende chauffeur in de arm, dit alleen om de flukse en naar onze smaak ál te asser tieve andere "vervoerders" op stang te jagen. En dat lukt ons uitstekend. We laten ons naar het busstation brengen, waar we direct voor Jaipur boeken. Clim baalt als een stier omdat hij bij het uitstappen zijn broek scheurt. Aanvankelijk wil hij de simpele ziel aansprakelijk stellen, maar bij nader inzien ziet hij daar toch maar vanaf. We eten macaroni en spaghetti op zijn Italiaans in een op toeristen ingesteld restaurantje en slaan grote hoeveelheden drinkwater in, voor ons betekent dat mineraalwater. We merken dat ook "super‑luxe"‑bussen wel eens te laat vertrekken. Het verstouwen van onze bagage kost ons een extra "baksjies" (fooi). We rijden door een vlak eentonig land schap, waarin met de regelmaat van de klok dorpjes opdoemen. Uit verveling gaat Clim gesignaleerde kamelen tellen, maar omdat dit niet snel genoeg gaat schakelt hij over op pauwen. Daarmee heeft hij meer succes: wel 20 op zo'n 500 meter: Ondertussen blijven de zittingen ongemakkelijk en blijkt de boordvideo defect, niet geheel tot ons ongenoegen overigens. In een restaurant met de veelbetekenende naam "Midway" houden we 15 minuten pauze. Daar zetten we voor het eerst voet op de bodem van Rajasthan. In de dorpjes die we passeren zijn voorbereidingen voor een ons onbekend feest in volle gang. De boeren hebben hun kleurrijke klederdrachten uit de mottenballen gehaald, fanfares stellen zich in chaotische rijen op, versieringen en verlichtingen worden aangebracht, kortom: koortsachtige activiteit alom. Een bedelares rent achter onze bus aan nadat ze een glimp van onze kapitaalkrachtige koppen heeft opgevangen. Ze haalt het net niet. We hebben ergens oponthoud wegens "groot vervoer". 19
Jaipur bereiken we pas tegen het vallen van de avond. Ook in de zgn. "Pink City" is', gezien de optochten (iedereen lamp op hoofd!) feest. Op het busstation is het weer prijs: agressieve benadering. We nemen onze intrek in hotel "Chandragupt" naast het station. Dag 13 JAIPUR, DE ROZE STAD We begonnen de dag met een copieus ontbijt: omelet, ananassap, marmelade, brood en veel thee. We vergaten niet onze dagelijkse dosis medicijnen te slikken. Te voet gingen we daarna naar de Oude ommuurde stad, The Pink City (de Roze Stad) genaamd. Natuurlijk is niet alles in die kleur opgeschilderd, maar de kleuren rood en oranje erbij zorgen ervoor dat de naam min of meer terecht is. De weersomstandigheden waren eens te meer drukkend. Jaipur was in die periode de heetste grote stad van India! We werden onderweg regelmatig door uitstekend Engels sprekende verkopers aangesproken; zij bleken deel uit te maken van een in snel tempo uit de grond gestampte vreemdelingenindustrie, het toerisme. Meestal schonken we er geen aandacht aan, tenzij ze opdringerig en handtastelijk werden of van geen ophouden wisten. Een van ons schoot dan uit zijn slof hetgeen bijna nooit zijn uitwerking miste. We betraden de stad via de Chandipol Gate (poort) en kuierden de hoofdstraat af. Veel ambulante handel hier, vooral boerinnen met hun producten als groente en fruit zaten op hun hurken langs de weg. De ossenkarren in het verkeer moesten hier meer plaats maken voor kamelenkarren. Ook ruiters behoorden er tot het normale straatbeeld. Bij een rotonde maakte Clim een praatje met een stel vriendelijke Indiërs, totdat de aap uit de mouw kwam: ook zij hadden allemaal wel iets in de verkoop. Het Paleis der Winden, of Hawa Mahal, werd in 1799 gebouwd voor maharadja Sawai Pratap Singh in een tijd waarin vrouwelijke leden van de hofhouding een zeer strikte purdah in acht moesten nemen. Als uitbouwsel van het hoofdpaleis werd het zodanig geconstrueerd dat de vrouwen het dagelijks leven op straat konden observeren zonder zelf gezien te worden. Liggend op een hoog platform grenzend aan de stadsmuur, lijkt het paleis door de symmetrische, vijf verdiepingen tellende gevel op een enorm scherm met honingraatmotief. Het is vervaardigd van het rode en roze zandsteen dat zo typerend is voor veel gebouwen in Jaipur, en wordt omlijnd met witgekalkte randen en motieven. De gevel bevat 935 specta culaire venstertjes, opgesteld in een grote boogvormige constructie. Elk venster is voorzien van een prachtig uitgesneden balkon en een overwelfd dak met overhangende kroonlijst. De op kijkgaten lijkende openingen, deels geblokkeerd met verfijnd rasterwerk van pleister, voorzagen de achterliggende kamertjes constant van de nodige lucht. De bovenste drie verdiepingen zijn slechts een kamer breed. Aan de westkant komt een overwelfde ingang uit op een binnenhof met aan drie zijden een gebouw van twee verdiepingen hoog; aan de vierde zijde, in het oosten, heeft het gebouw een extra verdieping. Er lopen geen trappen naar de bovenverdiepingen, alleen hellingen. Het ontbreken van decoratie in de kamers en ruimten van het interieur staat in schril contrast met het exterieur, waaruit blijkt dat het paleis nooit was bedoeld voor bewoning. 20
Sawai Pratap Singh was een groot aanbidder van hindoegod Krishna, aan wie hij het paleis wijdde, en men zegt dat de gevel is ontworpen om te lijken op de kroon, of mukut, die de god droeg. Het paleis is op zijn mooist in de gouden gloed van de opgaande zon. Tegenover de Hava Mahal was een protestdemonstratie van vrouwen aan de gang, waarvoor de straat werd afgesloten. Op een afstandje bevond zich een groep gewapende politieagenten die achter de hand werd gehouden, mocht de manifestatie escaleren. Een heel mooie gevel heeft die Hava Mahal, met al die honderden erkertjes en raampjes, maar er achter ligt niets. De details zijn heel gracieus en verfijnd. We gingen er niet naar binnen en maakten alleen foto's van het gebouw. Veel souvenirwinkeltjes in de buurt en uiteraard ook veel meer westerse toeristen. De driehoek Delhi‑Agra‑Jaipur wordt zonder uitzondering door alle reisgezelschappen in hun programma opgenomen. De middenstand vaart er redelijk wel bij. Achter de Hava Mahal was de ingang van het Stadspaleis van de Maharadja. Op het plein ervoor hadden zich duizenden duiven verzameld; in de schaarse bomen en op de roze gebouwen slingerden tientallen langstaartapen zich van tak naar tak, respectievelijk van erker naar kiosk. In het paleis bezochten we verscheidene musea die in een aantal gebouwen zijn ondergebracht; we vergaapten ons aan wapens, klederdrachten, gebruiks voorwerpen, kunst, etc. Met name bewonderden we de manshoge zilveren kruik. Clim ging onder de beroemde Pauwenpoort op de foto met een viertal paleiswachten, tegen een kleine "vergoeding" natuurlijk, wat dacht u? Eén van de paleiswachten herkende zichzelf op een foto die in ons reishandboek was opgenomen. Vol trots wees hij zichzelf aan voor zijn nieuwsgierig naderbij gekomen collega's. Het meest luxueuze gedeelte van het paleis mochten we niet betreden, want daar waren de privé woonvertrekken van de huidige maharadja, waarvan men beweert dat hij nog steeds opulent rijk is, ondanks de onteige ningen en het afnemen van zijn privileges door de regering in de jaren vijftig. Om half drie verlieten we het paleis. Bij de poort vulden we onze koudwatervoorraad aan en duwden melaatse bedelaars hun verminkte ledematen onder onze neus. Vlakbij lag de Jantar Mantar. Jos was min of meer uitgeput en zocht de schaduw op waar hij kon uitpuffen. Hij overhandigde zijn fotocamera, uitgerust met telezoomlens, aan Clim die hiermee gewapend de vreemdsoortige bouwwerken ging verkennen. Overigens, het vergelijkbare sterren observatorium in Delhi zag er fraaier uit. Vervolgens bleven we onder een poort een uur lang theedrinken. 's Morgens hadden we hier een voorstelling van een soort circusfamilie gezien, waarbij een 2‑jarige kleuter aan bloedstollende gevaren werd blootgesteld. Het wicht huilde onbedaarlijk. Het was er nu niet bepaald rustiger, hetgeen we niet betreurden. We kwamen ogen te kort. We boden een éénbenige sloeber een glas thee aan, die hij vol waardigheid accepteerde. Met de fietstaxi (de authentieke riksja) zochten we ons hotel op om ons te verpozen en te laven. De fietser moest hard werken voor zijn geld. Doorgaans kozen we voor gemotoriseerd vervoer (dat 21
riekt niet zo naar uitbuiting en onmenselijk slavenwerk), maar omdat de motorriksja’s aan het staken waren, bleven we deze 4 dagen Jaipur aangewezen op pezige fietsers. Aan de balie bleek onze kamersleutel verdwenen, reden genoeg voor Jos om over de rooie te gaan. Gelukkig was hij daarna snel terecht. De in uniform martiaal ogende portier, tevens bewapende veiligheidsman, keek belangstellend toe. We bleven enkele uurtjes op de kamer (dutje, douchje), namen in de lounge een foto van onszelf met de zelfontspanner van Clims toestel en liepen vervolgens de straat op. Om 20.00 uur werd het donker. We dronken lassi en aten ergens Chinees, waarvan we het meeste lieten staan. We zagen hoe je effectief een heilige koe kunt verjagen (slaan helpt vaak niet, je moet ze besprenkelen met water!). Jos liet zijn haren knippen door twee jonge kappers, die zich als homo ontpopten toen ze aan de hoofdmassage begonnen. Ze stonden ongegeneerd tegen zijn armen aan te rijden. Kosten: f 0,75. Even na negenen waren we terug. Dag 14 JAIPUR, STADSWANDELING Terwijl Clim nog bezig is met wakker worden, zit Jos al aan het ontbijt. Ondanks herhaalde bestellingen wordt hij niet bediend, waarop hij na een half uur wachten verontwaardigd de keuken inloopt om stennis te maken. Het helpt; soms moeten zelfs toeristen hier vechten voor hun dagelijkse brood: Aan de balie vernemen we dat vanwege het jaarlijkse Moslim ‑ Slachtfeest alle banken en overheidsinstellingen gesloten zijn. Daarom besluit Jos om zijn traveller's cheques maar in het hotel te wisselen; bovendien besparen we ons zo veel wachttijd, irritatie en formaliteiten. Het geplande bezoek aan het kantoor van Air India om onze terugreis (vlucht Delhi ‑ Amsterdam) te herbevestigen moeten we opschorten. Een van de luxueuze voormalige maharadja paleizen die tegenwoordig dienst doen als vijf sterrenhotel. Ze zijn uiterst populair bij toeristen met een goed gevulde beurs. We gingen er wel eens koffie drinken. Buiten worden we aangesproken door een gesoigneerde, uiterst beleefde jongeman, die ons gratis uitstapjes met zijn auto in de omgeving aanbiedt. We vermoeden een addertje onder het gras en gaan dan ook niet op zijn genereuze aanbod in. Vervolgens worden we omsing eld door fanatieke riksjarijders. We nemen in een van de riksja's plaats, maar worden er door jaloerse concurrenten gewoon weer uitgetrokken. We ontsteken in woede (Clim: "Do not touch me!") en gunnen niemand meer het vrachtje, we gaan te voet verder. In een zijstraatje pikken we stiekem toch maar een andere riksja. Onderweg naar het centrum worden we lastig gevallen door een hardnekkige poppenverkoper op een fiets. Het was wel een vrolijke vent; opgewektheid is een karaktereigenschap die in India slechts sporadisch voorkomt, althans zo is onze indruk.
22
Bij de Hava Mahal begint onze wandeling. We bezoeken een inferieure Hindoetempel, waar jongetjes om sigaretten bedelen. Voor we de bazaar intrekken voert Clim onderhandelingen met een muntenhandelaar en geldwisselaar die op het trottoir plaats heeft genomen. Hij koopt enkele mooie, oude exemplaren. Jos koopt voor 8 gulden een veldfles die ons nog goede diensten zal bewijzen. De wijk waarin we rondlopen is gespecialiseerd in handel in edelstenen en diamanten. Even later belanden we in niet‑toeristische straatjes. Er is hier nergens mineraalwater te koop, dus moeten we ons behelpen met mierzoete brouwsels (gelukkig wel gekoeld) en vers geperste rietsuikersap. Jos probeert Indian Soda met peper en zout, wat een afschuwelijke combinatie blijkt te zijn. Een jong meisje ziet plotseling een westerling, in casu Clim, aan de overkant van de straat lopen. Zonder na te denken sprint zij enthousiast de straat over om hem te begroeten en haar Engels te oefenen en prompt wordt zij aangereden door een fietser. Haar broertje is woest en probeert de wielrijder te lijf te gaan. Ondanks de pijn weet het meisje toch nog te glimlachen naar Clim. Een stukje verderop stuiten we op een bruidsstoet. We worden ter loops aangesproken door een man die in alles een evenbeeld is van Renë (Naad) Imkamp, een bekende van ons uit Roermond: figuur, omvang, plechtstatige stem, houding van het hoofd, maniertjes .... Zijn Engels is perfect. Tenslotte belanden we op een groente‑ en fruitmarkt. Bij ons verschijnen schieten de prijzen als een raket de hoogte in, tenminste dat vertellen autochtone klanten ons die het niet met die praktijken eens zijn. Zoals we bijna elke dag doen, kopen we ook hier banaantjes. Vlak bij de Sankaner Poort gaat Clim in de slag met een andere muntenverkoper, maar deze rekent te veel provisie. Buiten de muren van de stad rusten we uit en drinken we ananas‑ en mangosap. Nog steeds hebben we geen water gevonden. In het stadspark leggen we ons opnieuw te rusten en wel onder een van de schaarse bomen. We trekken veel bekijks, vooral van kinderen die in een kringetje om ons heen staan en ons schaamteloos aangapen. Jos verjaagt voor alle zekerheid ("misdaad‑preventie") een onguur uitziende jongeman. Op die jonge gasten waren we niet zo gesteld, te veel branie en door gaans voor geen cent te vertrouwen. Het liefst doen we zaken met oudere personen, met hen hebben we over het algemeen prettige ervaringen opgedaan. Zij drijven hun prijzen ook niet zo opzichtig op. In het park ligt ook een dierentuin met een krokodillenbroedplaats. Het ziet er schamel en dor uit en nergens is beschutting tegen de zon. Een groep schattige, feestelijk opgemaakte meisjes loopt achter ons aan. Jammer genoeg verzuimen we een foto van hen te maken. Vervolgens zoeken we soelaas in de koele galerij van het archeologisch museum, dat overigens vanwege de feestdag gesloten is. Via de Ajmeri Poort komen we de stad weer binnen. Thee drinken. Jos schuimt tevergeefs een boekenstalletje af naar geschikt leesvoer. We leren een jongen van een jaar of 18 kennen, die familie in Utrecht zegt te hebben. Hij laat ons een Hindoetempel zien die weinig indruk op ons maakt. Nadat we de "baba" (een oude tempelbewaarder) een roepie hebben 23
betaald, mogen we het dakterras op, van waaruit we een mooi uitzicht hebben op het gewoel op de straten onder ons. De jongen nodigt ons uit voor een diner bij hem thuis. Ook toont hij zich bereid ons de volgende dag naar Amber te begeleiden. Beleefd slaan we beide verzoeken af. Om 16.30 uur zijn we terug bij het hotel. Bij het busstation gaan we traditiegetrouw appelsap drinken, een peperbol eten en sigaretten kopen. Daarna genieten we beiden van een koel en verkwikkend ligbad, alsmede een ietwat verlaat, maar wel verdiend middag dutje. Om half zeven stappen we in een riksja om naar het station te gaan. Clim had nog vóór Jos in de gaten dat de fietsboy zo zat als een Maleier was. Slingerend baande hij zich een weg door het verkeer. Al fietsend stal hij een kokosnoot van een stalletje langs de weg, maar hij werd betrapt en er volgde een scheldpartij. Moeizaam klauterde onze "chauffeur" van zijn voertuig af en begon te bakkeleien. Dat hij een vrachtje had was hij helemaal vergeten. We gingen te voet verder naar het roze station. Aan het informatieloket vulden we een reserveringsformulier in, waarmee we even later twee kaartjes 1e klas slaapwagon konden kopen voor de stad Bikaner in de Thar woestijn. De loketbeambte was alleraardigst, dat mag ook wel eens gezegd worden. Op een bank langs de straat gezeten drinken we thee. Naast ons is een soort uitgiftepunt van gratis voedsel voor bedelaars. We zien ze in alle soorten en maten: jong en oud, man of vrouw, gezond, ondervoed, kreupel in gammele karretjes, waardig, verdierlijkt en bijna allen zonder uitzondering sterk vervuild. Een onbewogen man deelde linzensoep en brood uit. Een dikbuikig ambtenaartype keek toe of alles ook eerlijk in zijn werk ging. Het eten was gedoneerd door rijkere buurtgenoten. Wat verderop aten wijzelf dal (hete soep?, saus?) en chapati (soort brood). Dit is de meest eenvoudige maaltijd die je in India kunt krijgen. Over de prijs zullen we het maar niet hebben. In een drankhol mochten we in een zijruimte bier drinken. op straat mag dat namelijk niet. De verkoper informeert belangstellend naar wat wij zoal te verkopen hebben, aanstekers, horloges, etc. We moeten hem teleurstellen, waarna zijn aandacht voor ons verdween. Buiten staan voor sommige winkeltjes tv‑toestellen opgesteld, waarvoor groepjes bezitlozen zich verdringen. We kopen een fles bevroren water, ijs dus. Op de terugweg fietst een spontane Sikh‑meid van een jaar of 13 op een veel te grote herenfiets langs ons op. We lachen heel wat af met dit onbevangen type. Ook een onberispelijk geklede heer knoopt al fietsend onverstoorbaar een praatje met ons in de riksja aan. Clim gaat direct het hotel binnen. Jos bezoekt een protestvergadering van de stakende taxichauffeurs, zittend op zijn hurken. Nadien raakt hij nog in gesprek met een voormalige rechtenstudent, nu een magisch‑realistisch schilder, die atheïst beweerde te zijn en Europa op zijn duimpje blijkt te kennen. Hij leefde in onmin met zijn niet onbemiddelde familie die hem aan een vrouw wilde koppelen.
24
DAG 15 JAIPUR, HET AMBER FORT 's Morgens heeft de kamerboy de Engelstalige krant "Hindustan Times" onder onze deur doorgeschoven. We nemen eerst thee op bed. We ontbijten in het hotelrestaurant. We krijgen echter een veel te hoge rekening gepresenteerd en protesteren daar krachtig tegen. Na lang delibereren worden we in het gelijk gesteld en wordt het bedrag verlaagd. We vragen een riksja om ons naar het Air India‑office te rijden. We belanden echter in een villawijk aan de rand van de stad. De fietser weet klaarblijkelijk niet waar het kantoor ligt. Via Indian Airlines (dat we duidelijk niét moesten hebben!) bereiken we uiteindelijk de plaats van bestemming. We worden netjes ontvangen en binnen 5 minuten hebben we onze zaken afgehandeld. Wat een verademing! De employé vindt wel dat we erg vroeg onze vlucht terug herbevestigen. In 1727 verliet Sawai Jai Singh II zijn fort bij Amber en stichtte hij Jaipur: de fabelachtige roze stad van Rajasthan. Op een richel in de ruige Aravalliheuvels, zo'n 6 km ten noordwesten van Jaipur, bouwde hij zeven jaar later het majestueuze Tijger of Nahargarhfort. Met dit fort voltooide hij, naast dat bij Amber en Jaigarh, een verdedigingsring om zijn nieuwe stad te beschermen. De stad Jaipur werd zelfs nooit aangevallen door de mogols of de legers van andere Rajput rijken, maar tijdens de Sepoyopstand van 1857 diende het Tijgerfort als toevluchtsoord voor Europanen op de vlucht voor het geweld van muiters in naburige Staten. In 1868 werd het fort uitgebreid, alvorens in 18801890 door Sawai Macho Singh te worden verbouwd tot een zomerpaleis voor de koninklijke familie. Elk van de negen vrouwen van de maharadja had een woonvertrek van twee verdiepingen hoog, versierd met prachtige fresco's en stucwerk, gebouwd aan drie zijden van een binnenhof. Aan de vierde zijde kwam de privévleugel van de maharadja. De woonvertrekken waren zo ingedeeld dat de maharadja al zijn vrouwen apart kon bezoeken zonder dat de anderen het wisten. De legende wil dat hier de geest rondwaarde van de lang geleden gestorven prins Nahar Singh; tijdens de constructie verscheen hij elke dag om te vernielen wat er zojuist was opgebouwd. Gelukkig kon men de geest gunstig stemmen met het voorstel om het fort Nahargarh te noemen. Op weg naar de Hava Mahal, waar de bus naar Amber vertrekt, zien we een gedeeltelijk ontkleed lijk van een zwerver op het talud liggen. We drinken water aan een stalletje, waar we een aangenaam gesprek voeren met een student. Volgens hem waren we óf dokters óf leraren, nou, dat laatste is dus een schot in de roos. Eindelijk kunnen we eens met iemand spreken die ons niets wil aansmeren. De bus is typisch Indiaas: spotgoedkoop (15 cent) en afgeladen vol. Dergelijke bussen hebben we "armen en benen buiten"‑bus gedoopt. De jongelui hangen er in trossen aan de portieren die dan ook open blijven staan. Het ritje duurt 20 minuten.
25
In Amber aangekomen bestijgen we zonder dralen de helling naar het fort. Jos maakt een geslaagde foto van Clim die een aap voert. Andere toeristen laten zich op de rug van een olifant naar boven brengen. Het fort is eigenlijk meer een verzameling van paleizen en ontvangsthallen. Het bevalt ons wel, vooral de spiegelzaal had onze waardering, evenals de zuilengalerijen. We bezoeken er allerlei kiosken met fraaie uitzichten. Er zijn veel Indiase dagjesmensen op de been, waarvan vooral de jongeren zich verbaal roeren. In de symme trische siertuin (zonder water, jammer) worden we bedolven onder een meute kleutertjes die, al maar "chocolate" schreeuwend, letterlijk in ons' Climmen'. We worden ontzet door hun oudere zusjes. Waren die maar in ons geklommen. Ook in dit fort vallen de grote aan tallen jonglerende apen op. We kopen dure ansichtkaarten; Europeanen betalen een speciale prijs, d.w.z. drie‑, viermaal zoveel als de Indiërs ervoor betalen. Aan de achterkant blijven we nog een poosje in de schaduw zitten. We zijn er omringd door bergen, ieder met een fort bekroond. In het dorpje Amber wachten we op de volgende bus. We kopen kroepoek van een kleuter en communiceren moeizaam met een groepje geïnteresseerde pubers. Er valt een korte plensbui, maar we zitten droog. Onze watervoorraad vullen we aan bij een goeroeachtige verkoper. In Jaipur richt Clim zijn schreden onmiddellijk naar de muntenverkoper en koopt er een mooie munt uit Nederlandsch‑Indië. (Bij thuiskomst bleek die vervalst te zijn.) We zoeken nog een tijdje naar een bepaalde Hindoetempel, waar we echter niet binnen mogen. Ook tot een soort Sanskrietcollege wordt ons als ongelovigen de toegang ontzegd. Wel kunnen we rondkijken in de tempel met een levensgrote gouden stier. Er wordt gemusiceerd en geofferd dat het een lieve lust is. We voelen er ons niet op ons gemak met al dat bijgeloof. Op de terugweg naar het hotel treffen we nog steeds het lijk midden op de weg aan, maar nu is het geheel ontkleed. Doden hebben niets meer aan kleren, zal de dief gedacht hebben. De geslachtsdelen beginnen al op te zwellen in de zinderende hitte (weer 38 graden van daag). 's Avonds maken we nog een korte wandeling. Het regent. We eten gerechten van onbestemde herkomst op een gecompartimenteerd blikken bord. Het voedsel is scherp gekruid. Jos laat zich driemaal bijscheppen. Dag 16 JAIPUR, MUSEUMBEZOEK Onze laatste dag in Jaipur. We rekenen af bij de balie, wat nog heel wat voeten in aarde heeft. We krijgen de rekening in een envelop aangereikt. Onze reistassen laten we in bewaring achter. Als ontbijt eten we met groente gevulde deegbolletjes, achter ons ligt een haveloze sadhoe (religieuze bedelaar) te snurken. Het is zondag en er is weinig verkeer op straat. Met de riksja naar het museum. Het Albert Museum is ondergebracht in een fraai gebouw, ontworpen door een Engelsman in de vorige eeuw. Er is helaas nauwelijks koeling aanwezig, dus we zweten er heel wat af. Het is er erg druk, per slot van rekening heeft de Indiase middenklasse een vrije dag. De 26
collecties, o.a. van klederdrachten, sieraden, archeologische vondsten, handsmeedkunst, maakt op ons een bijeengeharkte indruk. Alles is er nog op de typisch Britse leest geschoeid. We blijven een uurtje op een bank zitten, Clim krimpend van de buikpijn, Jos lezend in de Hindustan Times. Voor de laatste keer lopen we de stad in. In een moderne "snack market" drinken we langdurig thee en sapjes. Gespuis en armoedzaaiers worden hier met harde hand geweerd, maar buiten is het weer raak. Clim blaft een bedelares van zich af; even later verliest Jos zijn zelfbeheersing tegenover een al te opdringerig straatschoffie. We bezoeken nog ergens een tempel, waarna we het hotel opzoeken om de bagage op te pikken. De martiale portier vangt een fooitje van ons. Bij het station doen we ons nogmaals tegoed aan vegetarische kost: spinazie met kaas, uien en pepers, gemengde groente, thee, Limca, We slaan 4 flessen water in. Gevulde bollen en bananen moeten ons als mondvoorraad dienen. Het is druk op het station. De meeste wachtende reizigers liggen er gewoon op de grond. Hoewel we denken dat we op het juiste perron staan, gaat Clim voor alle zekerheid nog eens informeren. Maar goed ook, we staan aan het verkeerde uiteinde: vijf minuten voor het vertrek stappen we in. We hebben een coupé voor ons alleen, met twee slaapplaatsen. Het is een lange, maar erg trage trein. Er zijn slechts acht eersteklasplaatsen. Een van onze buurlui uit de 1e klas komt even buurten. Hij is bankemployé en gaat in Bikaner stage lopen. Hij is getrouwd, zucht onder een zware hypo theek en behoort tot de Brahmaanse Pandit‑kaste (een hoge). Hij vertelt ons dit alles in moeizaam Engels. Hij heeft voor een Indiër tamelijk verlichte opvattingen, o.a. over de rol van de vrouw. Clim voelt zich niet lekker. Gelukkig hebben we een eigen "WC", waarvan hij 4 keer gebruik maakt met behulp van zijn zaklamp; het is een hurk‑WC. De conducteur repa reert onze kapotte ventilator. Na anderhalf uur wordt onze dieselloc door een stoomloc ver vangen. Er wordt onderweg talloze malen gestopt voor kleine stations of anderszins. Tegen twaalf uur sukkelen we in slaap. Dag 17 JAIPUR – BIKANER, DE WOESTIJN IN Jos lag op de bovenste slaapplaats. In een mum van tijd zaten we helemaal onder het fijne woestijnzand, ondanks het feit dat de trein dubbele ramen had. Om half twee was het Jos zijn beurt om te poepen. Buiten was het aardeduister. Regelmatig hoorden we voetstappen van illegale passagiers die op het dak meereisden. Om zeven uur in de morgen deelde de bankbediende ons mee dat we in Bikaner waren aangekomen. We stapten als laatsten uit de trein. Stomverbaasd aanschouwden we het station: alles glom en blonk, zag er kraakzindelijk uit, er lag niets op de grond en uit de luidsprekers klonk beschaafde muziek! India blijft een land vol verrassingen. We dronken thee op een bank en genoten van Mozart! Een hotel (het tamelijk dure Joshi Hotel) vonden we vlakbij in de stationsstraat. Aan de balie zoals altijd weer volop formulierenwerk voor Jos, wat een rompslomp. Wilden we ons eens lekker gaan opfrissen, toen we opnieuw verrast werden, nu onaangenaam want de douche 27
bleek alleen warm water te produceren. Dat bleek bij navraag nog de bedoeling te zijn ook: Rare jongens, die Indiërs ... Een grote pot koffie drinken, de cooler en de fans op volle kracht en natuurlijk een uiltje knappen. Gewapend met de gevulde veldfles gingen we om 12 uur de stad in. De eerste indruk van reinheid die we op het station opdeden, werd nogmaals bevestigd: de stad zag er goed verzorgd en netjes uit. Er was weinig gemotoriseerd verkeer, maar des te meer fietsers. We liepen snel de "nieuwe" stad door naar het grote fort. Daar moesten we een half uur wachten op de verplichte gids. Met een groepje van 10 Indiërs (uit de middenklasse met verwende kinderen) en 2 Engelse kostschool jongens (onderkoelde humor: "Look at those gardens: Fire the gardener!") werden we door het fraaie paleis geloodst. De gids was voor ons onverstaanbaar. Hij was een oude, besnorde ijzervreter die een Engels van eigen maaksel gebruikte. Om te mogen fotograferen moesten we 10 Roepie extra betalen. We dronken thee en fris onder de poort. Even later staken we ons licht op bij het plaatselijke VVV‑kantoortje, dat erg karig was uitgerust. De ansichten waren er wel van zeer matige kwaliteit en bovendien nogal duur. De jongeman achter het bureau adviseerde ons naar de kamelenfarm te gaan. Na een half uurtje in een park rondgelummeld te hebben, namen we een scooterriksja richting woestijn. De zinderende hitte was onverdraaglijk, het was alsof er een ovendeur werd opengetrokken. Badend in het zweet kwamen we bij de farm aan. We tekenden het receptieboek aan de ingang en kwamen er vervolgens al gauw achter dat we te laat waren: de kamelenkuddes waren al terug uit het veld en stonden zich flank aan flank te verdringen bij de voerbakken en watertroggen. Fokstieren, pasgeboren kalveren en zieke dieren werden in open stallen apart gehouden. We hielden het hier niet lang uit; de hitte bleef aan onze ledematen likken en wanhopig sprongen we van schaduw naar schaduw, het mocht niet baten. Overigens, in de farm was ook nog een wetenschappelijk researchinstituut gevestigd. Weer terug in de stad dronken we thee. Eens te meer hadden we de grootste moeite om de kelners aan het verstand te brengen dat we thee zónder melk wensten. Voortdurend werden we met dit probleem geconfronteerd: het begrip "black tea" is alleen bekend in toeristensteden. In het hotel gaven we onze vuile was af en eiste Jos schone lakens. 's Avonds stropen we de stad af op zoek naar broeken. We vinden wel veel stofwinkels, maar kleermakers..., ho maar! We eten in het Garden Hotel, dat zich richt tot de westerse trekker met een smalle beurs. Het wordt omelet met friet (!), milkshakes en "cold coffee". Het wordt in Bikaner ons favoriete restaurant. Buiten is het druk. Tegen de avondschemering wordt de temperatuur lekker aangenaam en lopen de straten vol. Om 22.00 uur sluiten de winkels, waarna binnen een kwartier de stad is uitgestorven. Jos koopt een schaartje om eventueel zijn baard af te scheren bij de douane. We verjagen een stel kinderen dat ons lastig valt. We drinken bier in een wijnhol, gezeten tussen de kratten en de dozen. Clim voert een langdurig gesprek met een Rajput‑afstammeling, die nu grootgrondbezitter/farmer is aan de 28
Pakistaanse grens. Hij verbouwt er voornamelijk tarwe en katoen. De plaatselijke winkeliers lopen af en aan om hun lege flesjes sodawater met kleurloze gin te laten vullen. Wat zijn het toch hypocrieten. Op de kamer bekijken we het Engelstalige nieuws op de t.v.: veel aandacht voor Sri Lanka, India en Pakistan. Over de rest van de wereld nauwelijks iets. Clim begint in het restaurant aan zijn vijfde brief naar Jeanine. Jos haalt op de valreep snel nog wat flessen bier. Om 23.00 uur valt het licht uit, gelukkig maar even. Voor het slapen gaan halen we traditiegetrouw nog even de cryptogrammen te voorschijn. Dag 18 BIKANER, LALGARH PALEIS De helft van onze reis zit er op: We slapen lekker lang uit, in deze omstandigheden wil dat zeggen: tot negen uur. We bestellen koffie op onze kamer. Voor we het buiten de stad gelegen Lalgarh Paleis gaan bezoeken, reserveren we bij het station probleemloos 1e klas kaartjes naar Jodhpur voor de volgende dag. Jos wordt door een sympathieke machinist uitgenodigd om een eind mee te rijden met een rangerende stoomlocomotief, maar dat past niet in onze plannen. We slaan een grote watervoorraad in en gaan op weg. Bij het paleis aangekomen spreken we met de chauffeur van de scooterriksja af dat hij ons om half één zal komen oppikken. Het paleis ziet er imposant uit. Het is relatief nieuw (bouwjaren 1902‑1926). Een vleugel is ingericht als luxe‑hotel (met vooral Italianen en Fransozen als gasten), terwijl de andere vleugels nog steeds in gebruik zijn door de huidige Maharadja (die overigens een graad uit Oxford bezit). De jonge, verplichte gids is aardig en toont ons de te verwachten bezienswaardigheden: de immense balzaal, de weelderige ontvangsthal, de garderobes van de edellieden, de jachttrofeeën, de kunst‑ en speelgoed verzameling, veel foto's en wapens, maar ook het overdekte zwembad en de oude tran sportmiddelen. De Maharadja leefde (leeft nog steeds) in Europese stijl; hij was o.a. Olympisch kampioen "shooting" en beoefende met verve de golf‑ en polosport. De hotel kamers ademden de sfeer van de jaren '30, géén airco maar uiteraard wél air‑cooler. We belonen de jongeman met een forse tip. Clim probeert hem te jennen met de hockey nederlaag van India tegen het Nederlandse team. Om half één staan we bij de ingang te wachten op onze chauffeur. Hij is er nog niet. Om één uur is hij nog steeds niet verschenen. Jos laat de receptie van het hotel voor nieuw vervoer zorgen. In de tussentijd doodt Jos de tijd met een wandelingetje door de tuinen (ondanks de droogte redelijk onderhouden, bevolkt door talloze schuwe pauwen), terwijl Clim de veilige schaduwen opzoekt. We maken nog een moeizaam praatje met een drietal studenten en drinken squash in de monumentale lounge van het hotel. Om kwart voor twee verschijnt eindelijk de beloofde riksja. De chauffeur drijft direct de prijs op, waarmee wij wel akkoord moeten gaan. We delen de kosten met een meerijdend Engels stel dat naar Circuit House moet. Bij de Kota Poort stappen we uit. De chauffeur eist meer geld (vanwege de Engelsen), maar hij kan ons de pot op en laten dat merken ook.
29
We trekken de oude, ommuurde binnenstad in. Eigenlijk is het veel te heet, voor welke activiteit dan ook. We hebben er veel bekijks, hetgeen ons op de zenuwen werkt. Een opgeschoten knul doet met veel branie alsof hij ons omver wil lopen. Hij heeft echter Clims gemoedtoestand onderschat, want die wordt woest en dreigt zelfs met hem op de vuist te gaan. Jos weet hem bijtijds te kalmeren. We drinken thee in een schamel hok, kopen bananen en besluiten de stekende zon te ontvluchten en te gaan schuilen in het hotel. In "ons" restaurant doen we ons te goed aan milkshakes en lassi. Het restaurant was 's morgens gesloten geweest vanwege een sterf geval, althans, zo menen we te begrijpen. Tijdens onze omzwervingen in de bazaar hebben we nergens broeken te koop aangeboden gezien. In onze kamer gaan we onder zeil, het zal een uur of vier zijn geweest. Pas tegen half acht worden we wakker. We hebben in de hitte ondanks de op volle toeren werkende air cooling onrustig geslapen. We hebben allebei last gehad van nachtmerries. Futloos gaan we thee drinken aan de overkant en eten we friet en groenteballetjes. Jos moet de dorpsgek weg jagen, die wel een minuut lang met zijn neus boven zijn gehoorapparaat hangt. Clim begint de brief naar zijn vriendin Jeanine af te maken. Jos doet nog wat boodschappen, maar vergeefs: geen Engelstalige kranten op station en, nog erger, de drankshop is dicht! Als slaapmutsje moeten we ons behelpen met het inlandse bocht (zgn. Indian whisky) dat we de vorige dag hebben aangeschaft. Op de t.v. volgen we een aflevering van "Derrick", in het Engels nagesynchroniseerd. Dag 19 BIKANER, DOOR DE HITTE BEVANGEN Om 11 uur checken we uit. We laten de bagage nog een paar uurtjes in het hotel staan, want pas laat in de avond gaat onze trein richting Jodhpur. Gebakken eieren als ontbijt. We gaan te voet naar de Rattan Bihari Tempel, welke we bereiken via een tussendoortje. Vandaag wordt de heetste dag van onze reis: 44 graden Celsius in de schaduw. Hoe we ook zoeken, we vinden de ingang van de tempel niet. Clim ziet het niet meer zitten en is tot niets meer in staat. Hij blijkt een volkomen "black out" te hebben. Uitgeteld liggen we eerst op een tempelveranda, later in het gras van het parkje nabij. We dwingen onszelf na een tijdje om verder te drentelen, elk spoortje schaduw benuttend en elk lokaaltje met een verkoelende fan onze klandizie gunnend. En maar drinken: mineraalwater, plaatselijke citroendrankjes, sinaasappelsap, Limca, enz. Uiteindelijk bereiken we het station, waar we plaatsnemen in de 1e klas wachtkamer. Clim valt direct in een slaap vol nare dromen; hij blijft als een otter zweten, niet meer normaal! Ondanks de puzzels begint Jos zich te vervelen. Hij wandelt wat rond. Aan een theestalletje probeert een brutale vlerk iets met zijn schoudertas uit te halen, waarop Jos hem een lel verkoopt. De getulbande omstanders kiezen onbegrijpelijkerwijs (of misschien wel niet) partij voor het straatjoch en dringen duister uit hun ogen kijkend dreigend naar Jos op. Deze 30
zoekt wijselijk bescherming bij de theekraamhouder, die de zaak sust. Hij heeft de aanleiding van Jos zijn actie gezien. Tegen zeven uur 's avonds versterken we tegen heug en meug de inwendige mens. We pikken onze bagage op die in het hotel achter slot en grendel stond. Clim voelt zich nog steeds belabberd. We vullen onze veldfles met citroenwater en zorgen voor mondvoorraad voor onderweg. Terug in de wachtkamer hebben we gezelschap gekregen van een Sikh ‑ familie en een Engelse vader met zijn opgeschoten kroost. Er volgt een langdurige stroom uitval (alleen de toeristen blijken zaklampen mee te voeren), onze 1e klas‑kaartjes worden gecontroleerd door een kreupele ambtenaar. Hij noteert onze namen in het gastenboek. We kunnen er van goede sanitaire voorzieningen gebruik maken, maar helaas, ook hier komt slechts warm water uit de kraan en de douche. Clim slaapt meestal. 0m half elf kunnen we de trein in. We installeren ons direct. We hebben twee Indische medereizigers; beiden zijn handelsreiziger. De trein vertrekt punctueel om 23.00 uur. De dikke Indiër wil persé met het raampje open reizen, hetgeen na 5 minuten al resulteert in een lading woestijnzand, dat in al onze lichaamsopeningen kruipt. Het wordt een wilde tocht, we bonken en slingeren heel wat af. In korte broek gaan we een lange nacht tegemoet. Gelukkig doen de fans wel redelijk hun werk. Dag 20 JODHPUR, NOG STEEDS GEVELD Om 05.00 uur komen we in Jodhpur aan. Het is nog duister. Het perron ligt bezaaid met honderden sjofele daklozen. De wachtkamers zijn bezet, vandaar dat we plaatsnemen in rotan stoelen die we op de kop weten te tikken. Clim slaapt, maar Jos is inmiddels klaarwakker en ziet hoe de Indiase samenleving sloom maar onmiskenbaar tot leven komt. Om zes uur lopen we de stad in. Bij een middenklassenhotel worden we afgescheept, precies zoals we zelf de horde chauffeurs en handelaars buiten het station hebben afgescheept, namelijk nogal grof. We twijfelen aan de woorden van de receptionist gezien zijn onwillige houding. Als in een roes lopen we verder en drinken liters water in een theehuis dat net zijn deuren opent. Om 07.00 uur vinden we onderdak bij het Raj‑Hotel, ietwat goor uitziend maar goedkoop en met de door ons gewenste basisvoorzieningen zoals douche, toilet, fan en air cooler. We drinken er lekkere koffie (Nescafé met suiker en hete melk) en halen onze slaapachterstand in. We hebben 2 ventilatoren, maar een kast op de kamer kan er niet van af! Om 11.00 uur vindt Jos het nietsnutten welletjes. Hij gaat de straat op, koopt water en voedsel en drinkt zelf nog ergens thee. Clim slikt zijn medicijnen, o.a. Imodium tegen diarree, en eet wat banaantjes. Nog geen 5 minuten later kotst hij alles weer uit. Hij voelt zich zo beroerd, dat hij direct maar weer onder zeil gaat. Jos puzzelt heel wat af vandaag. Ook houdt hij zijn reisnotities uitvoerig bij. Later op de middag gaat hij nogmaals de stad in. Hij koopt een tweetal roestvrij stalen bekers, een fles aanlenglimonade en doet de brief en de laatste ansichtkaarten op de post. 31
Hij ontdekt nieuwe frisdrankjes ("fruit beer") en proeft van de plaatselijke lekkernij, de zgn. Makania‑lassi. Die laatste is te zoet naar zijn smaak. In de Hindustan Times treffen we een foto aan van Jelle Nijdam die de 4e Touretappe zegevierend afsluit: het eerste nieuws dat we van de Tour vernemen. De sportpagina's staan hier bol van cricket, tennis, polo, etc. ‘s Avonds is Clim in zoverre opgeknapt dat hij in staat is om een uurtje mee te gaan theedrinken. Eten is vooralsnog voor hem taboe. Jos heeft ook geen trek; het is niet de honger, maar de dorst die hem kwelt. Onze kamer heeft een ruim balkon, van waaruit we het leven op straat kunnen gadeslaan. We maken van die mogelijkheid ruimschoots gebruik, ook deze avond. Jos gebruikt vanaf deze plek vaak zijn zoomlens om allerlei interessante figuren te fotograferen. Dag 21 JODHPUR, EEN IMPOSANT FORT 's Morgens krijgen we ons wasgoed retour. Het is netjes gestreken. Met onuitwisbare inkt zijn er op alle kledingstukken herkenningstekens aangebracht: streepjes, puntjes, kruisjes, etc. Het wordt weer tijd dat we geld wisselen. In de buurt van het station worden we van het kastje naar de muur gestuurd en Jos zijn bloeddruk stijgt naarmate het langer duurt. Uit eindelijk komen we met een riksja terecht bij de State Bank in India, dat in het stadspark is gelegen. Clim wordt ontvangen in een apart kantoor. Hij wisselt TC $ 200.‑ en vergeet het reçu mee te nemen. De procedure neemt een half uur in beslag, in welke tijd Jos buiten foto's gaat maken, o.a. van het High Court of Justice en de Brandweerkazerne. Na harde onderhandelingen met de riksja ‑ wallahs komen we een prijs van R 30 voor het Mehrehangar Fort overeen. Halverwege de berg lessen we onze dorst bij een blinde goeroe. De chauffeur blijft op ons wachten, anderhalf uur is afgesproken, bij de prijs inbegrepen. We passeren de 7 toegangspoorten en worden ingehaald met inlandse muziek. Op een terrasje zit een stel Hollandse toeristen, voornamelijk vrouwen, sodawater te drinken. Vlakbij heeft de plaatselijke fanfare repetitie. Allereerst bestijgen we de wallen met de tientallen kanonnen. We hebben een overweldigend uitzicht op de stad, die van drie kanten blauw glanzend aan onze voeten ligt. Veel foto's van het fantastische panorama. Het museum, d.w.z. het interieur van het paleis, bezoeken we onder leiding van een gids. Inhoudelijk verschilt dit museum niet veel van al die andere die we in Rajasthan's paleizen hebben bezocht. Clim maakt een foto van een gier. Zowel de gids als de chauffeur krijgt fooi. Met de laatste wisselen we adressen uit. Gelukkig heeft Clim getoond aan de beterende hand te zijn. Meherangarhfort Een werkelijk formidabel fort dat de omgeving domineert.In 1459 besloot Rao Jodha, de 15eeeuwse Rathoreheerser van Marwar, dat hij zijn hoofdstad moest verplaatsen van Mandore naar een beter te verdedigen locatie. 9 km zuidelijker werd direct begonnen met de bouw van de vestingwerken voor de nieuwe stad die zijn naam zou dragen: Jodhpur. Het Meherangarh, een van de grootste forten in India, staat op een heuvelketen van zandsteen op 122 meter boven de ongastvrije Tharwoestijn, uitkijkend over de omgeving. De 32
imposante muren zijn 36 meter hoog, op sommige plaatsen 20 meter dik, en omvatten 101 bastions. Er zijn zeven poorten; de punten op de eerste poort waren bedoeld om aanvallen met olifanten of te weren. De immense vestingwerken omsluiten een aantal schitterende paleizen die bekendstaan om hun gedetailleerde beeldhouwwerk, prachtige zandstenen vensters met filigreinwerk, en uitgestrekte, met elkaar verbonden binnenhoven die de nodige schaduw verschaffen. Vooral het Moti Mahal (Parelpaleis) en Phool Mahal (Bloemen paleis) hebben voortreffelijk beschilderde plafonds en muren, terwijl de Sheesh Mahal (Spiegelzaal) is voorzien van verfijnde inleg en spiegeldecoratie. De laatste heerser die het fort bewoonde, was de 19eeeuwse maharadja Takhat Singh. Hij bouwde een magnifieke nieuwe residentie, Takhat Was, in een mix van traditionele en Europese stijlen. De schilderingen op de muren en plafondbalken variëren in onderwerp van religieuze afbeel dingen tot de Radjasport van wildezwijnenjacht; de werken verkeren in goede staat. Er woont niemand meer in het Meherangarhfort, maar het is nog altijd in bezit van de maharadja van Jodhpur. De paleizen huisvesten nu een aantal galerijen met een collectie mogolkunst, volksmuziekinstrumenten, tulbanden, wapenrustingen, olifantszadels, minia turen, meubelen en kostuums. In de late namiddag gaan we inkopen doen. Dat is nodig, want Jos zijn horlogebandje is stuk en de zool van zijn rechtersandaal is losgeraakt. We kopen stof bij een winkel (1.20 meter) en stappen bij een kleermaker binnen. Deze doft zich eerst op voor hij ons te woord staat. Hij neemt Jos de maat. We kiezen voor een zelfde snit als die van de broek die Jos aanheeft. We kopen even verderop een horlogebandje, alsmede water, sigaretten en pruimtabak. Voor dit laatste hebben we een vast stalletje. We eten bij restaurant Kalinka, dat ook in de reisgidsen wordt aanbevolen. Hier komen veel westerse trekkers. We nemen plaats in het Indische (goedkope) gedeelte, maar de kelner wil ons alleen in het chique Europese (dure) gedeelte achter in de zaak bedienen. We weigeren resoluut. Als Clim dreigt met de manager is alles ineens weer in orde. Ons maal is naar Indische begrippen zowel kostbaar als uitgebreid: mutton cutlets (schapevlees‑"kroketten"), tandoori‑chicken (heerlijk gekruid uit de oven, wel kleine boutjes), egg dosa (dikke eierkoek met aardappelen en groente gevuld) en rijst (veel te veel). De prijs voor dit alles: een luttele 15 gulden! Bij het afrekenen hebben we eveneens problemen. We zitten al 20 minuten te wachten, waarop we besluiten te vertrekken zonder te betalen. Er ontstaat lichte paniek onder de kelners en binnen een minuut is alles in kannen en kruiken. We maken een wandeling door de stationswijk, waar bedden buiten staan die je per uur of veelvoud daarvan kunt huren. Bij een boekstalletje treffen we zachte, Indische porno aan. In de Times lezen we dat Pascal Richard de 18e etappe van de Tour heeft gewonnen. Clim ziet hoe twee kolossale stieren, de een wit en de ander zwart, elkaar op de horens nemen. De Hindoes proberen met stokken het stierengevecht te beëindigen. Op de stoep ligt iemand te zieltogen. Met een boogje loopt men er omheen, sommige stappen gewoon over het 33
menselijke wrak heen. Aan een kruispunt drinken we vers geperst sinaasappelsap en ouwehoeren we met de jongelui. Het zijn knapen van voor in de twintig die al een hele kinderschare thuis hebben. Bij een winkelier die ons warm water aansmeert (en ook nog te duur) trappen we een scène. Op hoge toon eisen we ons geld terug, hetgeen ook geschiedt. Om tien uur stromen de straten leeg en zoeken landlopers, goeroes, bedelaars en daklozen een schamele slaapplaats op de stoep. Iets later dan normaal gaan we naar bed. Dag 22 JODHPUR, GROOTSTE WOONHUIS TER WERELD 's Morgens zit de hemel potdicht, 's nachts heeft het geregend. Elke dag opnieuw betalen we het hotel bij de eigenaar, een ambtenaartype die op elke vraag ja‑nee knikt. Zeer verwar rend voor ons, want hij zei er niets bij. Overigens werd de kamer nooit gepoetst, noch werd het beddengoed verschoond. Dat gebeurde alleen als je er uitdrukkelijk om vroeg en moest met extra baksjies worden beloond. Bij Kalinka eten we als ontbijt een koppel eieren. Met de riksja gaan we naar het gigantische, overkoepelde Umaid Bhawan Paleis, gelegen op een lichte heuvel net buiten de stad en gebouwd in de crisis van de jaren dertig als een soort werkgelegenheidsproject. Ook hier woont, net als in Bikaner, een moderne maharadja. We krijgen weer eens een privérondleiding en bewonderen naast de luxe en de enorme afmetingen ook een inpandig theater en de siertuinen. De helft van dit immense gebouw wordt gebruikt als exclusief hotel. Op het terras drinken we ons duurste drankje in India: f 3,30 voor een soda met lime (spa‑citron). Het is ontzettend benauwd, alles aan Jos zijn lijf is met zweet doorweekt, zelfs de sigaretten en zijn riem. Ons bezoek duurt tot 2 uur en het is ons goed bevallen. We laten ons naar de Sardar Markt bij de Klokkentoren brengen. Een bijzonder kleurrijk gewoel met opvallend veel tonga’s (paardenkoetsjes). Jos (later ook Clim) laat bij een analfabete schoenlapper zijn sandaal repareren. Clim zoekt vergeefs een shoe shine boy met de juiste kleur voor zijn grijze schoenen. Aan een kruidenstalletje kopen we wierook bij twee zwaar behaarde broers. Ze denken dat wij een tweeling zijn. Aan een stalletje drinken we thee. Jos koopt bij een exotisch geklede vrouw citroentjes voor in de thee. Een vrouw bedelt om onze horloges; zij blijkt hiertoe door de theeboer te zijn aangezet. Veel kindertjes lopen hier rond in hun blote kontje. Het begint te regenen, maar gelukkig niet al te hard. We belanden bij een groot waterreservoir, waar we in een mum van tijd omringd worden door ongure types. Wegwezen dus. In de regen steken we een brug over en komen terecht in een volkswijk met veel blauw geverfde huizen. Hier wonen dus verarmde Brahmanen. Veel toeristen zullen deze wijk wel niet bezoeken, want we baren veel opzien; uit alle hoeken en gaten duiken nieuwsgierigen op, vooral kinderen. Al die ongezonde belangstelling werkt langzamerhand beangstigend op ons. Clim maakt een praatje met een ploeg steen
34
houwers. Hij bewondert de resultaten van hun werk in een nabij gelegen woning. Wat een ondankbaar slavenwerk. Om 4 uur zoeken we het hotel op. Clim wast zijn hoofdhanddoek die onderweg in de prut is gevallen. We proberen te slapen, maar dat lukt niet vanwege de talloze vliegen in de kamer. We gaan daarom maar op het balkon zitten, waar we uren doorbrengen met het ongemerkt observeren van het straatgebeuren onder ons. Tussendoor lezen we in Newsweek (gisteren gekocht), de Indian Statesman en andere kran ten. De crypto's komen te voorschijn. Jos molt bij het wisselen van een rolletje zijn foto toestel, het terugspoelmechanisme breekt af. Met wat kunst‑ en vliegwerk blijft de camera gelukkig toch nog bruikbaar. 's Avonds voeren we eveneens weinig uit. We dineren copieus bij Kalinka, waar veel buitenlanders ons voorbeeld opvolgen en in het goedkopere en eenvoudigere Indiase gedeelte blijven zitten. De bediening is er thans naar behoren. De meeste Europese toeristen zijn jonger dan ons, zo tussen de 20 en de 35 jaar. Verder valt op a) het grote aantal alleen of met zijn tweeën reizende vrouwen, en b) het grote gemak waarmee zij zich in India bewegen. Zij worden bijna nooit lastig gevallen; wij daarentegen des te meer. Tijdens onze avondwandeling drinken we weer jus d'orange. Jos geeft de jongens daar wat Nederlandse muntjes die hij heeft beloofd. Clim maakt een foto van een kleine kudde koeien die midden op het drukke kruispunt ligt. Niemand waagt het om de heilige beesten daar te verdrijven. Jos hoort Clim voor de zoveelste keer schreeuwen: "Don't touch me! Go away!", dit om hardnekkige bedelaars af te schrikken. Ditmaal was een vervuild kind het onderwerp van zijn toorn. Als we in een theehuis zitten worden we door een onbekende jongeling zo maar uitgenodigd om bij hem thuis op visite te komen. Jos trekt daar echter niet zo aan. Tot tweemaal toe valt de stroom uit. De tweede keer gebeurt iets vreemds: als het licht weer aanfloept, is plotseling driekwart van de oorspronkelijke clientèle verdwenen. Zouden die lui eigenlijk wel betaald hebben? We slaan water en bier in (in volgorde van belang rijkheid). Om half tien zijn we terug op onze kamer. Dag 23 JODHPUR - MANDORE, KONINGSGRAVEN We zijn nog niet goed en wel op straat of we worden al hinderlijk gevolgd door een sadoe (religieuze bedelaar die van aalmoezen leeft), die volgens ons volslagen krankzinnig is. Op het station oriënteren we ons op de treinenloop (dienstrooster) naar Udaipur, onze volgende bestemming. We willen een rondreis maken en voeren daarom onderhandelingen met verschillende riksjarijders. We spelen ze tegen elkaar uit en dingen aldus af van 100 naar 50 Roepie. Maha Mandir. Enkele km uit het centrum. Yoga‑tempel met een woud van zuilen, tevens schooltje. Poetster moest sleutel halen, hier komen beslist geen toeristen. Een oude 35
ex‑legerofficier (nu vrije tijdsschilder) leidt ons rond. Tempel moeilijk bereikbaar, ietwat weggestopt aan een uitgedroogde watertank. De gids nodigt ons bij hem thuis uit, maar we slaan zijn uitnodiging af. Waarschijnlijk wil hij gewoon wat eigen doeken aan ons slijten. Balsamand‑meer. Entree betalen, ligt in een soort park. Stuwdam uit 12de eeuw, het kunst matig meer staat bijna helemaal droog. In de zomer liggen er akkers. Tevens vogelreservaat. Op 7 km afstand van Jodhpur. Zwaar verwaarloosd. Mandore. Een soort stadje vol tempels en grafmonumenten van de Rajputh‑adel. Het was zondag, dus het terrein was vergeven van Indische dagjestoeristen. We werden voortdurend aangestaard, aangesproken en aangefloten; het hing ons echt de keel uit. Stel je voor, 40 graden Celsius en dan een meute joelende schoolkinderen in je kielzog. Het was wel mooi aangelegd, met waterpartijen en een soort hangende tuinen. Ook de tempels waren er de moeite waard. Toch missen we verschillende bouwwerken, o.a. de chatri's (graven) van de Maharana's (vrouwen van de Maharadja). Hier weer een behoorlijke apenpopulatie. We trakteren de chauffeur op een glaasje fris. In Jodhpur doen we er nog een schepje bovenop middels een vorstelijke fooi. Hij straalt van dankbaarheid. Het is 14.00 uur. De rest van de middag houden we ons op in de oude binnenstad. Midden op straat staat een koe te kalven. We maken een foto van een verkeersagent, kopen aanlenglimonade. Al slenterend komen we uit bij een tempelcentrum. De Krishna‑tempel is voor ons gesloten (om 7 uur terugkomen, zeiden ze), de andere tempels laten we daarop links liggen. We rusten langdurig tegenover een theestalletje, waarvan de bedienden ons op onze wenken bedienen. Een sjouwer krijgt tot zijn niet geringe verbazing gratis thee van ons. We weten niet meer precies waar we zijn, bovendien zijn we moe. Reden genoeg om een riksja naar het hotel te pakken. We halen bij de kleermaker de broek van Jos af. Ze past perfect. Ze is gemaakt van een zijdeachtige stof. We feliciteren de "snijder" met zijn vak manschap. In het hotel lukt het ons opnieuw niet om te slapen, te veel jeuk. De volgende uurtjes brengen we daarom door op het balkon. We hebben een goed uitzicht op de drei gende moessonluchten. In de "ontvangsthal" van het hotel zit het vol tv.‑kijkers: het is zondag en dan kijkt iedereen er gefascineerd naar het (eindelijk verfilmde) 3.000 jaar oude Hindoe‑epos Ramayana, dat in 50 afleveringen wordt uitgezonden. De Mahabharata , een gelijksoortig mythisch verhaal, is inmiddels in de maak. Clim houdt zich een tijdlang bezig met het schoonmaken van de douchekop; in alle hotels waar we verbleven moest hij dit doen. Pas daarna hadden we lekkere volle stralen. We hebben een nieuw en veel goedkoper restaurant gevonden, een Sikh. Hij heeft zelfs gebakken vis op het menu! Aangevuld met spinazie met kaas, rijst met ei, gemengde groente en soda een godenmaal voor de luttele som van f 7,50 p.p incl. fooi. We hebben onze buikjes vol. Op het station kopen we alvast kaartjes voor een dagreis naar Udaipur. De hal ligt stampvol uitgeteerde lijven. Jos weegt zich en blijkt 5 kg te zijn afgevallen. Hij wantrouwt de machine. Even later wordt Clim op straat onverhoeds geattaqueerd door een koe. Het beest 36
had een kalfje dat ze wilde beschermen, vandaar die agressiviteit. Clim kon zich bijtijds afwenden, waardoor hij zijn edele delen redde. Nu werd hij aan zijn heup geraakt. Geagi teerd begon hij op het beest te schelden. Hij richtte zich in onvervalst plat Remunjs tot een schare omstanders: "Sjlachte móste ze die, allemaol! En daonao opaete, of neet?" De Hindoes knikten allen braaf van ja. Ze moesten eens weten wat Clim hun nationale heiligdom toewenste... Dit intermezzo werd onmiddellijk gevolgd door een geweldige wolkbreuk. Schuilen in een theestalletje. De bedden die buiten stonden werden haastig naar binnen gesleept. Arme zwervers die in zo'n hondenweer moeten slapen zonder dak boven hun hoofd. Het was slechts een kortstondige stortbui, dus geen overstromingen. In het hotel werkt Jos zijn reisaantekeningen verder uit, terwijl Clim een laatste brief naar Jeanine schrijft. Die nacht slapen we belabberd. Er huizen onder anderen sprinkhanen en ander ongedierte in onze kamer; gelukkig geen luizen, kakkerlakken en vlooien. Dag 24 JODHPUR, EEN DAG NIETSNUTTEN We maken er bewust een lanterfantdag van. Pas om half twaalf gaan we ontbijten. We betalen de hotelbaas met een gescheurd briefje van honderd, dat pas na lang aarzelen wordt geaccepteerd. We houden ons nog een tijdje op het station op, waarna we naar het park anderhalve kilometer verderop wandelen. De best beschaduwde plekjes daar zijn bezet door groepen kaartende Indiërs. We worden er regelmatig aangesproken. Een drietal gesprekken zijn het vermelden waard. Clim legt een student "engineering" uit Jaipur uit hoe het studiesysteem in Nederland in elkaar steekt. De student geeft te kennen dat hij maar wat graag naar NL wil gaan studeren. Clim is eerlijk en geeft hem weinig kans. Ondertussen heeft Jos een moeizaam gesprek met een eenvoudige automonteur die hevig geïnteresseerd is in tennis. Als blijkt dat wij eigenlijk dicht bij Boris Becker en Steffi Graf wonen, wil de tennisser allerlei nadere bijzonderheden over die twee super‑Ariërs weten, welke Jos ter plekke verzint. Na een tijdje zijn we de gesprekken beu en zoeken we de dierentuin op. Het is eigenlijk een klein vogelpark met papagaaien, parkieten, pelikanen, ooievaars, fazanten, duiven, etc. Clim koeioneert een van de weinige zoogdiertjes, een wasbeertje, och arm. In de buurt van een soort vrouwentrefcentrum (blijkt gewoon een tempel te zijn waar het vrouwvolk zich in zang en dans kan uiten) volgt een gesprek met een student "electronics" uit Barmer, een woestijnstad. Een clevere knaap die wist waar hij het over had. Hij heeft zijn studie bijna beëindigd. Hij spreekt beschaafd en goed Engels (wel met een koddige uitspraak) en ziet er met zijn brilletje ietwat schlemielig uit. Onderwerp van gesprek is voornamelijk politiek en ethiek, resp. het Bofors‑schandaal (staan de kranten vol van: corruptie binnen de Ghandiregering bij een wapendeal met de Zweden) en euthanasie. Ook de onmiskenbare relatie tussen automatisering en werkgelegenheid komt aan bod. 37
Ook ‘s avonds hebben we niets op ons programma staan. In een theehuis eten we gepaneerde Spaanse pepertjes (hoe komen ze op het idee), maar best wel lekker. We drinken koolzuurwater met citroen en ijs in kogelflesjes (ter plekke afvullen), jus d'orange, mineraalwater en weer thee. 's Avonds maken we een inventarisatie van alles wat er in onze kamer kruipt en vliegt: mieren, muggen, muskieten, teken, vliegjes, torretjes, kevertjes, onzelieveherenbeestjes, duizendpoten en sprinkhanen. We missen nog: kakkerlakken, vlooien, luizen en de alom gevreesde knaagdiertjes zoals muizen en ratten. Om 11 uur breekt een noodweer uit. Hoewel we op de tweede etage zitten, stroomt het water er met bakken naar binnen. We moeten hozen en zelfs erg ons best doen om onze bagage droog te houden! Dag 25 JODHPUR - UDAIPUR, MET DE TJOEK‑TJOEK Om 10 uur waren we op het station. Onze namen waren op het prikbord van de reserveringen aangegeven. Clim werd tureluurs van een tweetal jongetjes die hem wel honderdmaal vroegen: "Shoeshine, shir?" In onze coupé zaten verder twee hogere amb tenaren die tot Meawar Junction meereden. De trein vertrekt om 10.30 uur. De eerste uren doodden we de tijd met dutjes, puzzelen en naar buiten kijken. Dit laatste ging al gauw vervelen, want we tuften door een saai, savanneachtig landschap, waaruit zo nu en dan een kegelvormige berg oprees. We stopten bij elke dikke boom. De stations waren kraakhelder. Om half vier namen de beide beschaafde heren afscheid en hadden we het rijk alleen. Onze coupé had een eigen toilet en was afgesloten van de 2e klasse wagons. We hadden 8 slaapplaatsen ter beschikking. Bij elk stationnetje hingen er bedelaarsters aan de tralies voor de raampjes; vaak werden die door de spoorwegpolitie verjaagd. Er zaten ook andere toeristen in de volgepakte 2e klas rijtuigen, o.a. een Engelsman die ogenschijnlijk de tropenoutfit van zijn opa aanhad, inclusief helm. De reis werd pas echt interessant toen we de bergen introkken. Vaak moest de stoom locomotief water bijvullen. We stopten bij een stationnetje met een uitgebreide apen kolonie. Clim zat uren in de deuropening om foto's van bruggen, afgronden en de trein in een bocht te maken. Later bleek hij helemaal onder de fijne roetdeeltjes te zitten. Tussen de bergtoppen door konden we soms de onafzienbare vlakte van Rajasthan zien schemeren. Op stations was altijd wel iets te zien: meutes vechtende honden, tussen de rails wroetende varkens en kleurige plattelandsbewoners en buitenlui. De handelaars dreven hun prijzen voor ons op. Bij het vallen van de avond kregen we voor een schappelijke prijs een bord vegetarisch eten met brood en thee. Eigenlijk hadden we verwacht te worden getild; viel dat even mee. De coupé was slecht verlicht, hetgeen een tamelijk luguber effect gaf aan allerlei voorwerpen en gebeurtenissen. Om half elf kwamen we in het verlaten Udaipur City‑station aan. Ook de slecht verlichte stad scheen uitgestorven. Wij gingen in de motregen onmiddellijk op zoek naar accom modatie. Een brutale riksjarijder wilde ons per se naar het erg luxueuze Lake Palace Hotel 38
brengen. Hij verspert ons de weg en staat agressief aan ons te trekken. Clim foetert hem uit, maar hij blijft klieren. Toen we zijn kar in elkaar dreigden te stampen, verdween hij schielijk. Ja, af en toe is Clim niet bepaald diplomatiek in zijn uitlatingen, vooral als hij moe is en barst van de slaap. Niet lang daarna vonden we een goedkoop logement voor f 4,50 p.p. De baas was begiftigd met een reusachtige snor. Eindelijk een echt koude douche, maar eerst moest Clim de verstopte douchekop schoonmaken. Geen cooler aanwezig. Dag 26 UDAIPUR, PALEIS IN HET MEER De vorige avond bij het inchecken (Jos was bezig met de formulierenmartelgang) had Clim de kamer aan een nauwgezet onderzoek onderworpen als ware hij inspecteur van Bouw‑ en Woning ‑ toezicht. Hij had echter niet de venijnige muskieten ontdekt die ons de gehele nacht bezig hielden. Wel had hij handdoeken verordonneerd. Na enige uitleg scheen de boy het te begrijpen. Even later keerde hij blij lachend terug en overhandigde Clim een kletsnatte handdoek. Hij verwachtte ook nog een fooi. Er waren wel vijf boys aanwezig in dit kleine hotel, dat aan de rand van een sloppenwijk lag, een soort kamp vol smerige keten en tenten waarin de uitgestotenen (de paria's, de Hariyans, de dalits) onderdak vonden. De chef van het hotel liet zich zelden blikken. We gaven 's morgens ons wasgoed af en liepen de stad in, het reishandboek diende ons als gids. We ontbeten in een vies zaakje met veel vliegen. Er moest een kok uit een andere zaak geleend worden. Die maakte op onze aanwijzingen "poached eggs" en "black tea". De straten waren vanwege de langdurige regenval vies en modderig. De trottoirs kon je niet gebruiken, omdat a) ze ontbraken; b) ze opengebroken waren; c) ze vol fietsen stonden; d) ze opgetast waren met koopwaar; e) ze bezet waren door schuilende dieren. We lieten Clim zijn schoen repareren bij een onaanzienlijke schoenlapper, die uit rubber een zool op maat sneed en zijn werk met handen en voeten uitvoerde. De binnenstad ziet er uit als al die andere Indiase binnensteden. In een steegje wil Jos een olifant fotograferen, maar dat mocht niet van de berijder. Hij doet het toch. Bij de Klokken toren wordt het toeristisch, naast het Engels wordt hier ook veel Frans geschreven en gesproken. We bezoeken een Garuda en Jagganath tempel, waar we in tegenstelling tot de Indiërs voor onze schoenenoppas moeten betalen. Wij protesteren en nemen onze schoe nen onder de arm mee. Mooi beeldhouwwerk aan de buitenkant, binnen is het echter minder fraai. Stadspaleis van Udaipur / Grootste paleiscomplex in Rajasthan Het mooie witte Stadspaleis van Udaipur, majestueus oprijzend op een heuveltop boven het Picholameer, werd gebouwd door Maharana Udai Singh van de Sisodiadan en door volgende heersers uitgebreid tot de huidige vorm. Het paleis vormt het indrukwekkende middelpunt van de vroegere hoofdstad van het Raiput rijk van Mewar Udaipur.
39
Het paleis is vervaardigd van graniet en marmer, en wordt omringd door vestingmuren. Men heeft middeleeuws Europese en Chinese architectuur verwerkt in de gebouwen, hangende tuinen, achthoekige torens, fonteinen en balkons met uitzicht over het meer in de richting van het Meerpaleis het enige paleis in de stad dat ermee kan wedijveren. De meeste vertrekken bezitten mooie schilderingen, verfijnd glaswerk, spiegeltegels en kleurrijk brandschilderwerk. Het hoofdgedeelte van het paleis huisvest een museum met een grote en gevarieerde collectie kunstwerken en artefacten, inclusief een wapencollectie en het beruchte tweepuntige zwaard. De stad Udaipur, ingesloten door de welige Aravalliheuvels, is een van de kroonjuwelen in het kleurrijke Rajasthan, en dit is het grootste paleiscomplex in de staat. Het is een zeer romantische locatie met een fascinerend verleden. Zo kunt u de acht gebeeldhouwde marmeren bogen bezoeken waaronder heersers vroeger hun gewicht lieten wegen in goud en zilver, dat vervolgens werd verdeeld onder de armen. Volgens een legende kwam de stichter van de stad, Maharana Udai Singh, tijdens de jacht een heilige tegen die mediteerde op een heuvel uitkijkend op het meer. De heilige zegende hem en adviseerde hem om het paleis hier te bouwen. Inmiddels vereeuwigd in de populaire westerse cultuur wordt de stad ook bezocht door James Bond fans, omdat Octopussy hier werd gefilmd. Net als de Taj Mahal is Udaipur een historische locatie op het subcontinent die je gezien moet hebben. Ook bij het Stadspaleis worden wij als buitenlanders gediscrimineerd: foreigners 10 R, Indians 5 R: Clim schiet uit zijn slof als een gids ons een veel te dure rondleiding wil aansmeren: "You are a cheater, you try to ripp off the people!" Wij doen zoals alle westerlingen: rustig in eigen tempo de zaak bekijken. De grote groepen Indiase toeristen worden door hun gidsen in een rotvaart het paleis doorgejaagd. Opvallend hier zijn het mooie mozaïekwerk (van onder anderen pauwen) en gekleurde glazen tegeltjes en ramen. Het paleis ligt hoog, dus ook zijn er genoeg kansen op een schitterend uitzicht. Jammer genoeg blijft het druilerig weer. In de verte worden de ons omringende heuvels door de zwangere moessonwolken in een mysterieus waas gehuld. Er gaat een bepaalde dreiging van uit. We bezoeken eveneens het belendende paleis. Het is minder fraai en herbergt voor namelijk collecties foto's en schilderijen. Clim ontdekt in een hoekje de oude Rolls Royce van de Radja. Vanuit de hoogte maken we enkele opnamen van de Jag Mandir (ofwel het Lake Palace) in het grijze meer onder ons. LAKE PALACE Een van de grote trekpleisters van Udaipur. Alleen kapitaalkrachtige reizigers kunnen zich een verblijf in dit romantisch gelegen tophotel permitteren. Een kopje koffie kon er voor ons toch wel af. Een half uurtje later zitten we zelf op het feeërieke eilandje. Voor 75 R worden we erheen gebracht per bootje, krijgen we echte koffie, een snack, groente en chips en met fruit gevulde chocoladecake met slagroom toe: We bekijken het hele paleis op eigen houtje. Inderdaad sprookjesachtig met al dat marmer. Hier werden in 1982 filmopnames gemaakt voor James Bond's "Octopussy", een echt romantische set voor Roger Moore. Na de tuinen 40
en kiosken en zalen bekeken te hebben, vertoeven we een half uurtje in het restaurant met uitzicht op het City Palace. Een goedlachse ober maakt 2 foto's van ons; pas de tweede lukt. In de shop koopt Clim een munt van de East Indian Company (met Queen Victoria erop). Jos wisselt TC 's in, zonder al die rompslomp die in banken noodzakelijk is, zoals:
bank lokaliseren riksja zoeken en afdingen juiste loket zoeken in de rij staan apart genomen worden in de rij staan formulieren invullen paspoort overhandigen naar de kassa gaan in de rij staan handtekening plaatsen en uitbetaald krijgen
Deze hele procedure neemt 30‑60 minuten in beslag. Om half vijf keren we via het huidige, bewoonde paleis (tevens ook hotel) terug. Clim gaat naar zijn schoenlapper, die is echter dicht: Jos gaat daarop in zijn eentje naar de stad om fotorolletjes te laten ontwikkelen en evt. nieuwe te kopen. Onderweg glijdt hij in de prut uit en valt op een soezende hond die er jankend vandoor gaat. Ja, zo trek je wel aandacht! Het fototoestel (dat kreeg die hond op zijn kop) lijkt onbeschadigd. Om 18.00 uur zitten we beiden op onze kamer. Clim dut. Jos leest Franse kranten die hij uit het Lake Palace meegepikt heeft. We dineren in Chinees restaurant "Welcome", vegetarisch en zeer goed verzorgd. Clim laat een fles ketjap uit zijn hand schieten (de dop zat los). We drinken thee in de buurt van kantoren van de busmaatschappijen. Die rijden alleen 's nachts naar onze volgende bestemming Ajmer. Op de terugweg ontdekken we een stalletje met bier. De verkoper wil handelen en laat zijn oog op Clims horloge vallen. Met 3 flessen koel bier gaan we weg. Jos vergeet echter zijn paraplu. Als hij teruggaat staat de verkoper al te schatten hoeveel ze bij verkoop evt. zou kunnen opbrengen. Voor ons hotel staan twee ezels stilzwijgend met elkaar in gevecht. Ze bijten elkaar fors in de nek. Op de kamer hebben we geen cooler nodig, want de temperatuur is aangenaam fris.
Dag 27 UDAIPUR, RONDVAART
41
Als gevolg van veel muggenoverlast vallen we laat in slaap. Dientengevolge staan we laat op, pas om tien uur. We gaan naar de schoenlapper die nu aanwezig is en geven de kapotte schoen van Clim af. Te voet bereiken we een stadspark. Het had er erg mooi kunnen zijn, maar alles is er te dor, ondanks de vele regenbuien die uit de hemel vallen. Het was oorspronkelijk een guave‑ en mangoboomgaard. We lezen de Times in de Bibliotheek die, met een Gandhi ‑ standbeeld ervoor, middenin de tuin is gelegen. Er is ook een minitreintje (buiten werking) en een zoo, waarin enkele stinkende roofdieren, vogels en wat apen te zien zijn. Clim voert een aapje een banaan, maar het heeft geen trek. Aan de rand van het park drinken we thee. De lucht blijft betrokken, het is goed wandelweer. We zijn net op tijd voor een rondvaart op het Pichola‑meer. We maken veel foto's van de paleizen, de Ghat's (wasplaatsen) en de gebouwen die tegen de oever aan lijken geplakt. Er staat een behoorlijke deining en het motregent, hetgeen we niet betreuren. Om half drie lopen we de volkswijken langs de oevers af. We hebben bekijks bij de Ghat, waar vrouwen met ontblote borsten rondlopen en hotelbedienden het wasgoed van de gasten verzorgen. Er liggen veel tempeltjes in de buurt, we worden er in het Frans aangesproken, het water lijkt ons niet al te schoon en de jochies blijven onbeschaamd en opdringerig. We komen in de buurt van het andere meer. Als we ergens thee zitten te drinken blijken we gewoon boven een open riool te zitten. De doordringende stank van verrotting en de onmetelijke hoeveelheid vliegen verdrijven ons naar het midden van een brug. Eindelijk rust. Er komen regelmatig ezelkaravanen langs, voortgedreven door jonge gesluierde vrouwen. Een jong, clever manneke vertoont kunstjes en biedt ons een bloem aan. Jos maakt een foto van hem en zijn twee oudere zusjes. Verder naar het noorden komen we in het modernere centrum. Wel een half uur lang worden we belaagd door een haveloze vrouw met haar blote bloedjes van kinderen. Uiteindelijk verjaagt een theeboer haar. Om 5 uur nemen we de riksja naar het hotel. Jos gaat zijn foto's ophalen. Hevig teleurgesteld keert hij terug: de foto's zijn wel goedkoop (klein formaat f 0,35 per stuk), maar de kwaliteit is allerberoerdst. Eigenlijk kun je nauwelijks spreken van kleurenfoto's. Mogelijke oorzaken:
rolletje te lang aan hitte blootgesteld verkeerd ontwikkeld (op 100 Asa i.p.v. 400 Asa) onzorgvuldig afgedrukt vervuild water gebruikt.
Clim heeft ondertussen zijn schoen afgehaald. Voor alle zekerheid heeft de schoenlapper de zool deze keer goed vastgespijkerd en nogmaals gelijmd uiteraard. Tijdens onze wandeling hebben we veel aan elkaar tegengestelde indrukken opgedaan. Naast al die sloebers en armen kom je er ook goed verzorgde, aardige en bescheiden mensen tegen. Niet iedereen heeft alleen belangstelling voor ons vanwege onze vermeende dikke beurs. Temidden van onbeschrijflijke rotzooi stoot je soms op aandoenlijke schoonheid. 42
Terwijl we op onze kamer wat liggen te rusten, horen we op de gang wat rumoer. Allengs zwelt dit aan tot echte herrie: geschreeuw, gelach, gesmijt met deuren, rennende voet stappen. Zo langzamerhand zijn we het beu, want het blijft voortduren. Als ze dan (brood dronken room boys, want die zijn de boosdoeners) als een gek op onze deur beginnen te roffelen, is voor ons beiden de maat vol. Als door een wesp gestoken springen we op en stuiven naar buiten. Clim is het eerst bij de deur en begint de knapen uit te kafferen. Hij windt zich zo hevig op dat hij de achtervolging inzet. De boys stuiven uiteen en proberen zich in alkoven, kasten en kamertjes te verstoppen. Clim heeft het echter gemunt op de aanstichter (dat is natuurlijk diegene met de grootste mond), die naar beneden vlucht en zich in een kamer opsluit. Clim er als een brullende stier achteraan. Jos kan hem even later tot bedaren brengen en alles loopt met een sisser af. Het uur daarna is het muisstil in het hotel. We vinden een andere Chinees die wél vlees op het menu heeft staan. We hebben er na al die vegetarische "uitspattingen" heerlijk geschranst. Een selectie: hot sour soup, kip in knoflooksaus, gemengde groente met kaas en vlees, aardappels en champignons, ei, paprika, tomaat, peterselie, erwtjes (!). Dit alles alleen voor Jos, die dus de helft liet staan; zijn ogen zijn groter dan zijn maag. Voor Clim volgde: Tandoori ‑ chicken, groentesoep, butter nan, pannenkoek met ei. De bediening was zeer voorkomend. Prijs: f 15.Thee drinken buiten aan straat temidden van de uitlaatgassen van het zware verkeer. Onze bierverkoper is dronken, hij kan niet van zijn eigen koopwaar afblijven. Hij probeert ons dure merken bier en whisky aan te smeren. Ook begint hij over vrouwen, daar kan hij voor zorgen. In het hotel doen we bij de toevallig weer eens aanwezige besnorde baas ons beklag over het schandalige gedrag van zijn personeel (dat er overigens met hangende pootjes bijstaat, volkomen ontnuchterd.) Dag 28 UDAIPUR, HET FATEH SAGAR‑MEER Om half elf staan we op het station om nadere informatie over de treinenloop richting Ajmer in te winnen. Een oude Sikh verzekert ons plechtig dat we niet vooraf hoeven te reserveren. Met een paardenkoets, een zgn. tonga, rijden we naar het verkeersknooppunt Chetak Circle, het meer moderne centrum van de stad. De koetsier is aardig en spreekt een behoorlijk mondje Engels. We ontbijten (gezien het vergevorderde uur is het woord "brunchen" meer op zijn plaats) bij Berry's, een verwesterd restaurant. Buiten ligt een (niet erg goed onder houden) maquette van het schiereiland India. Ook in Jaipur lag zo'n ding, groter en veel beter verzorgd. Te voet gaan we naar het tweede grote meer in de buurt, het Fateh Sagar‑meer. We verdwalen een beetje en komen boven op een heuvel terecht waar enkele fraaie hotels liggen. Een half uurtje later bevinden we ons op een andere heuvel die bekroond wordt door een ruiterstandbeeld. Het paard stelt Chetak voor, volgens de overlevering trouw tot in de dood. Tegen de heuvel aan is een park aangelegd, verder ligt er nog een oude ruïne. Weids uitzicht over het meer, met in het midden Nehru ‑ eiland en op een ander eilandje een 43
observatorium. Met een bootje (stomme Indiërs, ze willen allemaal tegelijk voorin zitten) gaan we naar het Nehru ‑ eiland, waar we een uur verblijven (palmen, restaurant). Vergeefs zoeken we er de Japanse rotstuin. In een plensbui terug naar hotel. Thee op de hoek (probleem: "no milk please!"), Jos maakt foto van sloppenkinderen, die zich tot tussen zijn benen verdringen. ‘s Avonds wordt er vorstelijk gedineerd bij de Chinees "Peacock", onbevreesd voor buikloop e.d. Daarna zitten we in de koelte op een soort "terrasje", alle Indiërs zitten gebiologeerd naar de Ramayana op de buis te kijken. Na nog sigaretten en bier ingeslagen te hebben, zijn we vóór tien uur terug in het hotel. Dag 29 UDAIPUR CHITTOR - AJMER, 41 SPOORWEGSTATIONS Om 07.00 uur werden we wakker dankzij ons eigen wekkertje, de wekservice van het hotel is zoals gebruikelijk pet. Een uur later waren we op het station waar Clim inderdaad probleem loos kaartjes kreeg en Jos zorgde voor thee, voedsel en lectuur, o.a. de thriller Spycatcher. De trein stopte langdurig op een voorstation en pas om 09.30 uur waren we definitief onderweg. We hadden gezelschap van twee mannen die ons voortdurend aanstaarden. In Chittorgarh (met het befaamde fort op de tafelberg) stapten ze uit en zaten we de rest van de reis ongestoord. De reis voerde ons door een vlak, redelijk vruchtbaar landschap. Er was eigenlijk niet veel te zien. Clim ging uit verveling stationnetjes tellen (zie resultaat op andere pagina), terwijl Jos in zijn Engelse spionagethriller las. Om beurten gingen we pitten. In Chittor rende een bedelknaapje met zijn hand uitgestoken naar ons langs de trein op, ondertussen met zijn andere hand zijn broekje ophalend. Hij keek niet uit en liep pardoes tegen een ijzeren paal van de bovenleiding aan, och arm... Een drietal dronken zwartrijders maakten het ons moeilijk. Clim wilde ze verjagen, maar ze reageerden furieus: verwensingen slakend, dreigend op de tralies bonzen en "Heil Hitler" roepend. Dachten ze soms dat we fascistische Duitsers waren? In Bhilhara maakte Clim een foto van Jos in gesprek met Kalyan, een politie agent. De agent kwam een tijdje bij ons zitten. We wisselden adressen uit. Ook een spoorwegbeambte kwam een poosje buurten. Buiten regende het af en toe. Om kwart over negen 's avonds kwamen we aan in Ajmer, een in een kom gelegen Moslim‑centrum. We zochten een hotel, bij de tweede poging was het al raak. We kregen een gloednieuwe kamer, glimmend schoon maar toch met beestjes. Het balkon beviel ons ook best. De diarree van Jos was intussen een stuk verergerd. Clim maakte traditiegetrouw de douchekop schoon. Samen haalden we bier en verkenden we een beetje de omgeving. Daarna verbleven we tot half één op het balkon. Dag 30 AJMER, PELGRIMSSTAD Eerste vermeldenswaardige feit: Clim staat als eerste onder de douche! We vinden een non‑vegetarische Sikh, waar we ontbijten; omelet met vlees. Daarna dringen we de gore, 44
oude binnenstad binnen. De sloppen en steegjes liggen vol stront en modder en loslopende zwijnen flitsen tussen je benen door. We kopen stof voor een broek voor Clim, de verkoper kan ons tevens aan nieuwe fotorolletjes helpen (Konica 100 Asa). Vervolgens worden we naar een kleermaker begeleid, die snel Clim's maten opneemt. Over twee dagen zal de broek klaar zijn. Via slingerende steegjes bereiken we het centrum voor de moslim bedevaartgangers, de Dargah, een complex moskeeën en mausolea waar de heilige Chisti (12de eeuw) ligt opgebaard. Het verstrekken van aalmoezen is een plicht voor moslimpelgrims, waarmee de massa's bedelaars in deze grote stad van 200.000 inwoners verklaard zijn. We betreden het complex via een drooggevallen waterreservoir. De moslims zijn fanatiek hier, dus vooral niet vergeten je schoenen uit te trekken. Gezangen weerklinken. De vele bloemenstalletjes geven het geheel een kleurige aanblik. De meeste pelgrims liggen op tapijten uit te rusten of te mediteren. Toeristen zijn er nauwelijks. Als we de 2 grote calderons (rijstketels met een doorsnede van 2,5 m) hebben bekeken, verlaten we het complex. Een fundamentalistisch Islamietje (Isla‑mietje) volgt ons hinderlijk. In de bazaar zien we voor het eerst vlees in de winkels hangen, weliswaar inclusief 1 ons vliegen, maar toch.... Door de vette baas van een theehuis worden we opgelicht, waartegen we luidkeels protesteren. We betrekken er omstanders en voorbijgangers bij en wijzen de vetzak jouwend met een vinger na. We beklimmen een rotsachtige heuvel met hier en daar trappen om een moskee op de top te bereiken. Het traject blijkt gezien de in slagorde opgestelde bedelaars onderdeel uit te maken van de pelgrimsroute. Er zitten zelfs wisselaars voor kleine muntjes, bestemd voor de tientallen verplichte aalmoezen. Wij laten ons niet graag dwingen en geven dus niemand iets, wat ons vernietigende blikken en scheldpartijen van de bedelaars oplevert. Een jonge zogende bedelares sist ons toe: “You must pay!” Waar heeft zij nou Engels geleerd, vragen wij ons af. Eenmaal boven hebben we vanaf de moskee uitzicht over de gehele stad. Tegen een helling een km verderop zien we de ruïne van de "Tweeëneenhalve Dag Moskee" liggen, ons volgende doel. Mooie inscripties daar, met een grote gebeeldhouwde poort en allemaal ver schillend bewerkte zuilen. Verder kun je er nog wat onaanzienlijk archeologisch spul bekijken. Buiten op de toegangstrappen geeft Clim uit eigen beweging een arme donder een roepie. Wat bezielt hem nou? Jós is doorgaans degene die de aalmoezen uitreikt, niet Clim ... Met de riksjascooter begeven we ons naar het Subagh Bash‑park, aan de rand van het kunstmatige meer. Waterpartijen zonder water en een lijk op het tuinpad. Aan de oever van het meer staan drie marmeren kiosken uit de tijd van Sjah Jahan (16e eeuw), die volop schaduw bieden. Het is weer zondag, dus het krioelt er van onder de bomen picknickende families die voor ons, vreemde wezens uit het verre westen, een ongezonde belangstelling aan de dag leggen. Boven het meer scheren reigers en andere grote, ons onbekende vogels. Met de tonga (de paardenkoets) laten we ons vervolgens naar het station brengen, waar we na enig overleg met de vriendelijke loketbeambte plaatsen reserveren voor de trein naar 45
Delhi. Aan de stationsweg drinken we thee met koekjes. Jos maakt een praatje met een dealer van Philips‑lampen. We bezoeken een oud‑koloniaal Guesthouse met o.a. slaapzalen (dramatisch lage prijzen voor de backpackers!) en zijden stoffenwinkel. Terug in het hotel laten we ons koffie brengen. Urenlang observeren we vanaf het balkon het straatgewoel. Het kleurrijke spektakel blijft voor ons altijd fascinerend. We gebruiken het avondmaal bij de Sikh; Jos smikkelt o.a. van gebakken hersens. We hebben al een vast theestalletje, waar we aangesproken worden door Alex, een uit Goa gevluchte rooms katholieke Indiër die een zwervend bestaan leidt en in Ajmer bij de Dargah van aalmoezen leeft. Jos voelt zich niet helemaal "kip" en laat de helft van zijn bier over aan Clim. Voor het slapengaan bekijken we het lossen van een vrachtwagen met zakken kokosnoten. Veel nutteloze toekijkers en opzichters. Toezien hoe anderen zwoegen en ploeteren is heel interessant in dit land, soms lijkt het wel de favoriete bezigheid. Dag 31 AJMER - PUSJKAR, HET HEILIGE DORP Direct na het ontwaken lieten we ons thee en fris mineraalwater brengen. Voor het eerst in India was onze urine normaal geel en scheidden we de normale forse straal af. Een eerste teken dat de temperatuur niet meer zo hoog was. Vandaag zou het slechts 28 graden worden. Clim had een vuiltje in zijn oog, waarvan hij last had. Jos had inmiddels spuitdiarree. Om half elf namen we de lijnbus naar Pushkar, een bedevaartsoord, dit maal voor Hindoes, 12 km verderop aan de andere kant van een bergrug. Het dorp (15.000 inwoners) is rondom een heilig meer gelegen waaraan 40 Ghats (getrapte bad‑ en wasplaatsen) zijn gesitueerd. Verder zijn er 400 tempels. Het is er toeristisch ingesteld, een graadmeter hiervoor was het feit dat we werkelijk overal Bisleri mineraalwater konden krijgen. Omdat het een hippie centrum is, zijn er veel goedkope onderkomens; ook de andere prijzen liggen er absurd laag. We gebruiken een "brunch" bij een "rooftop"‑restaurant. Het is buiten het toeristenseizoen (dat begint hier in november met de kamelenmarkt) en de Ghats zijn uitgestorven. We bezoeken er één (schoenen uit), maar blijven er niet lang vanwege een al te bekerings ijverige Hindoe van wie Jos vreselijk baalt. Hij wil ons dat smerige water laten drinken, stel je voor. In het dorp drentelen de varkens geheel vrij rond. Daar het niet druk is, zijn we een opvallend doelwit voor de bedelaars. Clim bezoekt in zijn eentje de grote Brahma tempel (met tegeltjes van dankbare gelovigen, vergelijk met de Kapel OLV in ’t Zand in Roermond), terwijl Jos zich onder een boom onledig houdt met het afwimpelen van verkopers, snuisterijenslijters, muzikanten en ondernemende kinderen. We kopen er flesjes parfum (amber en jasmijn), een Ganesh‑beeldje, ansichtkaarten en een Travel Survival Kit van Maleisië (Robbert en Jos gaan daar hun vakantie in 1990 doorbrengen). Onder het thee drinken maken we een praatje met een oude Rajasthaan over het beeldje. Hij schenkt ons de Hindustan Times van vandaag. We ergeren ons een beetje aan de "verindischte" westerlingen, die India en zijn inwoners het Paradijs op Aarde vinden.
46
Om half vier nemen we de bus terug. Vanaf de bergpas zien we onder ons Ajmer als een groene oase liggen, ingeklemd tussen de heuvels. Bij aankomst lopen we rechtstreeks naar het hotel, waar werklieden zeer arbeidsintensief bezig zijn met het schuren van marmer. We hebben weer eens problemen met het licht. We ontdekken nóg meer beestjes op de kamer (kakkerlakjes). Jos is erg vermoeid en valt onmiddellijk als een blok in slaap. Het avondeten gebruiken we weer bij de Sikh, Jos drinkt alleen koffie. De gebruikelijke avondwandeling, veel tonga's op straat, thee drinken, bier inslaan, in stront trappen, om half elf terug in hotel. Jos duikt onmiddellijk onder de wol. Clim ledigt de bierflessen op het balkon, van waaruit hij een soort burgerwacht / nachtpatrouille in actie ziet. 's Nachts zijn de schurftige hondenmeutes heer en meester op straat. Onderling vechten zij complete, bloederige veldslagen uit. Overdag liggen zij hun wonden te likken. Gelukkig zijn ze dan wel bang voor mensen. Dag 32 AJMER, DE GOUDEN JAINTEMPEL De gehele morgen blijven we op onze kamer. Wel laten we ons koffie brengen. Om half een ontbijten, nou ja, lunchen we. Te voet gaan we op zoek naar Akbar's Fort, nu een museum. Na een omweg komen we uiteindelijk op de juiste bestemming. Viel dat even tegen: slechts 3 galerijen waren open, niks wapens, niks munten. Wij protesteren bij de manager, maar die was toevallig net aan het lunchen, beweert men. We luchten ons gemoed, laten woorden als "oplichterij" en "misleiding" vallen, dreigen met inschakeling van het Ministerie en eisen het klachtenboek op. Alles vergeefs. Er lopen 10 à 15 personeelsleden rond. We hebben er niemand kunnen betrappen op werken of zelfs maar een bezigheid die daar op leek. Wat een geldverslindende verspilling. Bureaucratie? Overheid? Of gewoon luiheid en gebrek aan toezicht? In de Openbare Bibliotheek lezen we de krant. Wrakke stoelen en vernielde zittingen, maar gelukkig wel stilte en rust. Op straat wordt Clim nét niet geschept door een roekeloze scooterrijder. Jos is laaiend, maar de de scooter is al te ver weg om nog enige actie te kunnen ondernemen. Tenslotte bezoeken we de Gouden Tempel van de Jain‑sekte. Aan de ingang krijgt Clim het aan de stok met de schoenenbewaakster. Binnenin staat een enorme maquette (10 m bij 10 m) van het Jain‑wereldbeeld: heelal, steden en torens, oceanen, veel olifanten. Alles is verguld en in drie etages opgebouwd. Vanachter glas kunnen we het kunstwerk aan schouwen, het was eigenlijk gewoon een expositie. Het echte bedehuis mochten we niet in. Met de tonga terug. Het paardje was traag en later bleek waarom: het was zwaar gehavend aan de achterpoten en liep in feite op zijn tenen. We ontdekken toevallig een plek waar we Bisleri mineraalwater kunnen kopen, eindelijk. Zonder betrouwbaar water ben je nergens in dit land.
47
Om half zes gaan we naar de kleermaker, maar die blijkt gesloten. Op de koopbon staat duidelijk "dinsdag afhalen", vandaag is het dinsdag; Jos spuit zijn gal aan wie het maar horen wil. Tot half acht op een pleintje in een volkswijk gezeten en het komen en gaan bekijken van dieren, mensen en voertuigen. Echt arm zijn ze hier niet. Alleen jonge meisjes tonen interesse voor ons, de oudere keuren ons geen blik waardig. Een boel varkens hier. Een vlieger verstrikt in telefoonkabels biedt afleiding. We kopen lekkere cake aan een duwkar. De prijs van de thee gaat ineens voor ons omhoog van 1 naar 1,5 roepie. Jos wil meteen in het geweer, maar Clim sust hem. Vandaag is Jos degene met de lange tenen. In het hotel installeren we ons op het balkon. Jos maakt notities. Clim zorgt voor bier (3), pakjes sigaretten (3) en hard gekookte eieren (6); bovendien lost hij achter elkaar 2 cryptogrammen op. Hij heeft nog steeds last van irritatie aan zijn oog, uiterlijk was er overigens niets van te zien. Vandaag is de dag met een recordaantal geconsumeerde Imodium‑tabletten: samen slikken we er 9. Jos is India inmiddels goed beu: hij droomt van biefstuk en karbonade en serene rust. Het moet niet te lang meer duren voor hem... Dag 33 AJMER - JAIPUR - DELHI, TREINREIS Clim gaat 's morgens alleen zijn nieuwe broek halen. Jos mag van hem niet mee ter vermijding van eventueel agressief gedrag, We laten ons uitschrijven en betalen. We kopen veel water en bananen als voorraad voor onderweg. Om 12 uur zitten we in de wachtkamer van het station, het is er opvallend zuiver, ook de toiletten. Clim leest. Jos slaapt. Om 13.30 uur betreden we de trein, waarbij we last hebben van een uitgebreide familie die afscheid van elkaar neemt en elkaar fotografeert. Met andere mensen rekening houden is hier niet zo gebruikelijk. We hebben een mooie 1e klas coupé, in een busopstelling. We draaien onze zetels, zodat we nog comfortabeler zitten. Er is een vaste knecht die niks anders doet dan poetsen. Regel matig komt men beleefd voorbij met "cold drinks", ijsco's en eten. We lezen Newsweek van a tot z uit. In Jaipur volgt een korte stop. We hebben een echte sneltrein deze keer, met twee locomo tieven. Hij houdt er een fors tempo op na en er is geen overbodig oponthoud. Het landschap schuift eentonig langs ons voorbij. Clim bestelt tegen het vallen van de duisternis een bord thali (vegetarisch eten). Jos heeft geen trek. In onze coupé zitten veel conducteurs te niets nutten en te genieten van de AC. Niet alleen door al dat stof, maar waarschijnlijk ook door hun aanwezigheid werkt de poetsslaaf zich het laplazerus. Dat zie je niet vaak in India. Om half elf arriveren we in Delhi. Pas later komen we er achter dat het Oud‑Delhi is! We verkeerden in de waan dat het Nieuw‑Delhi was en raken zo nogal gedesoriënteerd. Het is er één gore troep buiten. Langdurig zoeken we vergeefs naar onderdak; veel smoezelige en spotgoedkope hotels/pensions hier, maar alles zit boordevol. Trouwens, zo diep zijn we ook al weer niet gezonken gat we in luizententen gaan slapen.
48
Clim begaat bijna een ongeluk aan brutale riksjarijder. We kiezen eieren voor ons geld (Jos is trouwens oververmoeid door al dat sjouwen) en laten ons door een motorriksja, die de meter gebruikt, naar een hotel uit de middenklasse brengen. De chauffeur rijdt natuurlijk kilometers om, wat had je anders gedacht? Bij het eerste hotel kiest Clim een mooie kamer uit, die even later zomaar aan iemand anders vergeven wordt. We eisen ons geld terug. Aan de overkant van de straat vinden we wel onderdak, zonder cooler evenwel. Clim gaat onverwijld op pad voor water; ondanks het late uur met succes, 3 flessen is zijn buit. Koude douche, geen beesten, maar ook geen raam op de kamer. Pas na 2 uur gaan slapen. Dag 34 NEW DELHI, NATIONAL MUSEUM We slapen langdurig uit. Pas na elven komen we in beweging. We zijn te laat voor het afgeven van het wasgoed, nou ja, dat doen we dan maar thuis. In een restaurant vlakbij (we zitten in een wijk met tientallen hotels overigens) krijgen we noch thee, noch een omelet; die worden alleen 's morgens geserveerd. Wij boos weg. Bij wijze van ontbijt eten we aan een stalletje hardgekookte eieren en bananen. We kiezen een riksja en gaan naar het kantoor van Air India. De maatschappij blijkt verhuisd, naar de andere kant van de straat tot onze opluchting, in een hoog modernistisch bouw werk. Alweer veel bureaucratie, het is lunch en dus is er weinig personeel paraat. Clim han delt eigenhandig en "steelt" een token (volgnummer). Dit wordt later gecorrigeerd. Onze reis blijkt in Jaipur inderdaad naar behoren te zijn herbevestigd; we kunnen onze oren niet geloven. We informeren naar de airport tax (die we ter plaatse betalen) en het juiste vlieg veld. Al wandelend langs het monumentale Janpath bereiken we het National Museum. We pauzeren herhaaldelijk, want er heerst weer een meedogenloze hitte van 38 graden. We slagen er in om tegen het sluitingsuur (5 uur p.m.) alles te hebben afgewerkt. Goed verzorgd museum, mooi beeldhouw‑ en houtsnijkunst. Meer dan de helft van de bezoekers zijn westerse toeristen. De toegangsprijs is belachelijk laag: 7 cent. We zitten weer in ons hotel als we om zes uur bezoek krijgen van een inspecteur van de gemeente Delhi, die komt de badkamer inspecteren. We aten tamelijk laat tegenover het hotel. Voor het eerst in een maand tijd wordt ons een echte, vlezige halve haan voor geschoteld! Het licht valt uit, maar geen nood, gelukkig hebben we de zaklantaarn voortdurend onder handbereik. We maken nog een wandelingetje in de duistere straten. We kopen bananen en piepkleine appeltjes aan een handkar. Als we op de stoeprand thee zitten te drinken, knoopt een bijna perfect Engels sprekende jongeman uit Hyderabad een praatje met ons aan. Hij is werkzaam in de journalistiek, goed onderlegd en komt rationeel over. Als hij tenslotte verzandt in een exposé over het Hindoeïsme, slaan bij Jos de stoppen door. Hij staat bruusk op en vertrekt richting hotel. Die kan niks meer hebben van India. We zitten nog lang op het balkon aan de 49
straatkant en zijn o.a. getuige van een vechtpartij (eigenlijk meer een afranseling) waarbij niemand tussenbeide komt. We voelen ons beiden nogal slapjes in de benen. Het grote aftellen is begonnen: nog maar 2 hele dagen en we zijn weer thuis. Die nacht droomt Jos over stoof‑ en sukadelapjes. Vreemd, overdag eet hij bijna niets, heeft nooit trek en wil alleen maar water en frisdrank hebben. En, de diarree heeft hem nog steeds in een stevige greep. Clim's ontlasting daarentegen is meer te vergelijken met de in ons land zo bekende, maar hier veel belangrijkere koeienflater. Dag 35 DELHI, HET RAILWAY MUSEUM Ook deze dag slapen we lang uit. Als we opstaan voelen we ons al geradbraakt. Nogal futloos gaan we om half twaalf de straat op. Pas na enig aandringen van Clim kunnen we in een restaurant gebakken eieren krijgen. We slaan het onmisbare water in en houden een riksja aan. We dingen af van 60 naar 20 Roepie en komen een half uur later aan bij het Railway Museum, dat ligt in Chanakyapura, een diplomatenwijk met veel ambassades. De chauffeur zou op ons blijven wachten. Bij de ingang wordt Clim's tas onderzocht op fototoestellen, maar de veiligheidsbeambte kan niets vinden. (Het toestel zit echter onder een toiletrol verborgen.) Het is alweer 35 graden, wat ons bij voorbaat alle lust tot enige actie ontneemt. We bezoeken eerst het overdekte gedeelte, met veel foto's, modellen, maquettes, medailles en de schedel van een overreden dikhuid. Daarna begeven we ons naar buiten waar het rollend materieel staat geëxposeerd. Jos zakt uitgeteld in de schaduw van een maha radjarijtuig neer, terwijl Clim de oude stoomlocs en klassieke wagons bekijkt. Om half twee houden we het voor gezien. De chauffeur heeft het ook voor gezien gehouden en is in geen velden of wegen te bekennen. Bij de Nepalese ambassade vinden we een nieuwe riksja. Mazzel, want in dit gedeelte van Delhi rijden geen riksja's, er zijn ook geen mensen trou wens, in schrille tegenstelling met de overbevolkte mierenhoop Oud‑Delhi. We laten ons afzetten bij Connaught Place. Veel westerse toeristen hier, vooral vrouwen. Er is dus veel vertier en handel: souvenirs, slangenbezweerders, zwepenverkopers, fluiters, antiekwinkeltjes. Jos wisselt met een Sikh achter in een curiositeitenshop 50 dollar zwart. Even later is hij bij een sinaasappelperserij zijn beurs kwijt: paniek! Gelukkig vindt hij die terug tussen zijn broek en draagtas. Hoe dat mogelijk is, begrijpen we nog steeds niet. Vlakbij is ook het Governement Craft's Empodium, de officiële verkoopplaatsen van souvenirs en dergelijke. Ook hier voornamelijk Europeanen die geen zin hebben om te onderhandelen en af te dingen, waarna evengoed een gevoel blijft overheersen dat je opgelicht bent. Het is er koel, dat is al een pluspunt. Er staan veel mooie dingen, meestal behoorlijk prijzig. Jos is volkomen opgebrand en gaat van uitputting gewoon op de vloer zitten. Hij laat zijn aansteker vallen, die een etage lager op een glazen vitrine valt, gelukkig zonder schade aan te richten. We kopen een zijden sjaal, een sigarettendoos, een vaasje en wat houten kammen. De inkopen moeten we elders in het gebouw afhalen en betalen, "credit cards accepted". 50
We wippen nog even aan bij Indian Airlines en informeren naar het dienstrooster van de bus naar het vliegveld. De tijden komen echter zeer ongunstig voor ons uit. We zullen morgen een riksja of desnoods gewoon een taxi naar het vliegveld nemen. Met een Sikh, de enige die een reële prijs van 5 R vraagt (de anderen allen 10 of 15 R), terug naar het hotel. In de buurt laten we onze veldfles vullen met heerlijk gekoelde melk uit een openbare automaat langs de weg: Jos gaat terug voor water. Onderweg loopt een schooljongetje, in uniform hier, hem opzettelijk voor de voeten. Jos schopt hem zonder mededogen opzij, waarna het jochie schuldbewust zegt: "Sorry, sir." We eten allebei niet die avond. We zitten op onze stoeprand als twee oudere Sikhs ons ceremonieel (buigen en handen in bidhouding voor lichaam) begroeten. Jongeren hebben minder respect voor ons, tenzij we tieren en razen, schreeuwen en brullen en vloeken, vuur spuwen of vervaarlijk met onze ogen rollen. Achter ons is het trottoir bevolkt met slapers op een dun matrasje. Het zijn niet alleen zwervers, maar ook omwonenden. Er is nergens bier te krijgen en onze watervoorraad is beperkt. We zien wel. Dag 36 DELHI - AMSTERDAM - ROERMOND, TERUGREIS Jos werd om 6 uur wakker. Voor alle zekerheid bleef hij op; maar goed ook, want die lui aan de balie wekten ons niet op de afgesproken tijd van kwart voor zeven. In geen enkel hotel in India is dat goed gegaan: of men vergat het gewoonweg, of men was een half uurtje of zo te laat. Leuk als je het vliegtuig moet halen, zoals wij nu. We staan droog, dus Jos port een op de grond slapende etageboy in zijn zij en bestelt fris water. En zowaar, zijn bestelling wordt prompt uitgevoerd en nog gratis ook. Jos betaalt het restant van de rekening (het is gebruikelijk dat je een voorschot betaalt) en zoeken buiten een riksja. Afdingen (van 60 naar 50 R) en wegwezen weer. De rit duurt drie kwartier, maar dan staan we toch eindelijk op Indira Gandhi International Airport. Het is 08.30 uur. Systematisch beginnen we zonder dralen aan de omslachtige incheckprocedure: 1. Koffers laten doorlichten i.v.m. veiligheidscontrole. 2. De Airport‑tax voldoen, maar dat hebben we 2 dagen eerder al gedaan. 3. Aansluiten in de lange (een groepsreis voor ons:) rij voor de incheckbalie. Veel Nederlanders die eveneens balen van de bureaucratie. Om 09.30 uur zijn we met de incheckbalie klaar. We gaan op zoek naar eten. Nergens te vinden. In arren moede kopen we maar chocolade. Wel thee en cola gelukkig. Clim in de clinch met een sigarettenverkoper die de prijzen heeft verdubbeld. 4. Geld wisselen, van roepies naar Nederlands of US ‑ geld. Is niet mogelijk, want de wisselbonnen staan op Jos zijn naam en die staat elders in de rij. Clim over de rooie. We nemen het geld mee terug (is eigenlijk verboden). 5. Invullen van uitreisformulieren met veel nodeloze vragen, bijv. de voornaam van vader (maar niet die van moeder!) en andere niet ter zake doende vragen. 6. Paspoortcontrole. De rij vordert langzaam, maar gestaag. 51
7. Controle van de handbagage, wat geen probleem oplevert. 8. Fouillering van de reizigers en door een poortje lopen. 9. Inleveren van de embarcation‑card. Op Schiphol hoefde dat niet. Overal staan rijen, vooral omdat de ambtenaren te langzaam werken of omdat er te weinig personeel is of loketten zijn. Achteraf valt het allemaal nogal mee. Ons vliegtuig, een Boeing 747 genaamd de Gupta, vertrekt een uur later dan gepland. Wij hebben natuurlijk weer een probleem, we zijn slachtoffer van een, zoals men dit hier noemt, een "duplication", d.w.z. dat ze meerdere personen op één plaats geboekt hebben. Na een kwartier is het echter geregeld en moet de Indiër, die op onze plaats 48D zit, moven naar 47D. Het wordt een saaie vlucht. We volgen een route over Afghanistan, de Sovjet‑Unie en Zuid‑Scandinavië. Ofwel: Kaboel, Samarkand, Saratov, Moskou, Riga, Bornholm, Dene marken, Waddenzee, Groningen, Schiphol. De frisdrank is gratis, wel zelf afhalen graag. Jos voelt zich herhaaldelijk gedwongen de wc op te zoeken. Zelfs op het einde van de 9 uur durende vlucht is die overigens nog erg schoon, waarschijnlijk een gevolg van het feit dat meer dan de helft van de passagiers de Nederlandse nationaliteit bezit. Om half vijf landen we behouden op Nederlandse bodem (in dit geval is Hollandse bodem ook goed). Een Tamil met een enkeltje Amsterdam (mag niet) zorgt voor enig oponthoud bij de paspoortcontrole. Hij krijgt een visum dat 5 dagen geldig is; daarna zal hij wel als illegaal onderduiken. Op de bagage moesten we wel lang wachten. De douane laat ons ongehinderd door. Clim bukt zich in de hal om de Volkskrant te pakken en valt met zijn zware bagage achterover. Hij belt vriendin Jeanine, maar de telefoon functioneert niet naar behoren. Om half zes zitten we in de trein. Overstappen om 18.02 uur op de Intercity naar Maastricht (op CS Amsterdam). Vervelende punks in de coupé, maar ook vervelende conducteurs (die de leukste thuis willen zijn). In Amsterdam belt Clim weer met Jeanine, opnieuw vergeefs. We genieten van het comfort dat de NS ons biedt en drinken na lange tijd weer eens Neder landse koffie. De trein komt precies op tijd in Roermond aan. Taxi naar huis. 20.10 uur: Verrast betreden we onze woning. De goede zorgen van schoonzus Mia zijn duidelijk zichtbaar, ook de tuin is verzorgd. De buren hebben bloemen in de serre gereed gelegd. Direct alles uitpakken, opbergen of in de wasmand deponeren. Jos draalt niet lang en neemt een langdurig ligbad. We schrikken als we op de weegschaal gaan staan: Clim is wel 10 kilo afgevallen. Jos spant de kroon met 12 kilo gewichtsafname! Pas tegen 24.00 uur lopen we naar de Kapelse Kermis om vrienden en kennissen te ontmoetten.
52
RONDREIS DOOR ZUID-INDIA, ZOMER 1992 Van 26 juli 1992 t/m 27 augustus / Een 23-daagse groepsreis, georganiseerd door Cross Country. Vermoeiende en langdurige heenreis. Na beëindiging van de rondreis in Bangalore bleven we nog anderhalve week langer in India en reisden we op eigen houtje met trein en bus door naar Bomaby / Mumbai. ZUID - INDIA Het landelijke zuiden van India is een ware verademing in vergelijking met de hectische steden van het noorden. Ontspannen vaar je door het waterrijke achterland van de kusten van Malabar. We maken een wandeltocht langs de plantages op de beboste heuvels van de Westelijke Ghats en rusten uit op een van de tropische stranden van Kovalam. Uitbundige tempels en heilige koeien in Tamil Nadu, wuivende palmen en vergane glorie in Kerala, kleurrijke markten en maharadjapaleizen in Karnakata, het zijn de ingrediënten van een avontuurlijke reis door dit exotische deel van het subcontinent. We hebben besloten een dag eerder te vertrekken. De eerste vlucht naar Londen vindt al om 09.30 uur plaats, dat halen we 's morgens met de trein nooit op tijd. Het is zaterdag. Overdag lopen we al onze spulletjes na en maken we afspraken met Mia en Corné. Naar mate het vertrekuur nadert wordt Clim nerveuzer. Stel je voor dat er onverhoopt iets mis gaat in het begin, bijvoorbeeld het vliegtuig missen, dan ligt onze hele 31daagse vakantie in het water! Jos vat het gemakkelijker op. Corné brengt ons om kwart over negen 's avonds naar het station. We reizen eerste klas, een knieval voor Clim's groeiende hang naar luxe. Precies om 00.00 uur stappen we de vertrekhal op Schiphol binnen. Een heksenketel daar, het krioelt er van zonaanbidders voor de Spaanse costa's en naar hun land terugkerende gastarbeiders. Goedkope charters vinden immers vooral 's nachts plaats. Van een dutje doen, laat staan echt slapen komt weinig terecht. We lezen, drinken koffie en slenteren wat rond. Aan een tafeltje raken we in een geanimeerd gesprek met een aardig stel uit Roosendaal. Hij heet Bavo en de vrouw ziet er smakelijk uit. Na uren doelloos rondhangen gaan we om half acht bij de balie van Holland Handling inchecken. We maken oppervlakkig kennis met enkele medereizigers. Niet alleen Cross Country, maar ook de goedkope reisorganisaties Djoser en Ashraf gaan samen met ons naar India. Zij blijven echter in het noorden en gaan daarna naar Nepal. Onze eerste vlucht gaat met British Midland naar Londen waar we een uur later (maar ook om half tien plaatselijke tijd, dat krijg je met die internationale tijdzones) landen. We hebben "nietroken"plaatsen, echter wel businessseats in de zgn. Diamond Service. Het is een kleiner type vliegtuig dat dagelijks enkele keren heen en weer pendelt tussen Londen en Amsterdam.
53
DAG 2 Op Heathrow belanden we midden tussen de renovatiewerkzaamheden. Een typisch Engelse bus brengt ons door een labyrint van vervallen, bakstenen gebouwen naar een andere ter minal. Daar opnieuw in de rij en inchecken. We lummelen wat rond in de drukke vertrekhal. Jos koopt Engelse ponden en schaft zich twee Engelstalige pockets aan, thrillers voor onderweg. Voor het vertrek van het vliegtuig moet iedereen zijn bagage persoonlijk aanwijzen. Jos zijn tas is spoorloos en hij wendt zich tot de autoriteiten. Op het allerlaatste ogenblik komt zijn tas toch boven water. De opgekropte spanning ebt bij ons weg. Een verklaring over de tijdelijke verdwijning kan niemand geven. De koffer van een Madrileense reisleidster blijft echter weg. In staccatoEngels spuwt zij vuur: 4 weken India zonder een enkel stuk bagage! We zouden niet graag in haar schoenen staan. Om 12.30 uur vertrekken we in een Boeing 747, Jumbotype, naar New Delhi, waar we een korte tussenstop maken. We krijgen goed te eten, de hostessen zijn gedienstiger dan we van Air India gewend zijn. Clim zit naast een bejaarde Sikh uit de Punjab, gesierd met een zilvergrijze baard en een tulband. De grijsaard knijpt het hem behoorlijk, bij elke turbulentie knijpt hij stijf van angst zijn ogen dicht. Zijn volwassen zonen zitten elders in de machine. Gelukkig hebben we zitplaatsen in de rokersafdeling kunnen bemachtigen. In Delhi volgt een harde landing, die de oude Sikh helemaal in elkaar doet krimpen. Inmiddels is de duisternis ingevallen. We blijven iets langer dan een uur aan de grond. Oude passagiers stappen uit, nieuwe komen binnen. De gangpaden worden gepoetst en er komen nieuwe antimakassers op de hoofdleuningen. De vlucht naar Bombay duurt 2 uurtjes. Ook nu kunnen we niet slapen, want er moet weer gegeten worden. In Bombay hebben we een wachttijd van meer dan 8 uur. Het is een nieuwe luchthaven en alles ziet er netjes verzorgd uit, dat moet gezegd zijn. We zitten in een kale en oncomfor tabele hal, waar we echter niet uit mogen. Je kunt er nauwelijks slapen. In het holst van de nacht blijken er meer personeelsleden dan passagiers te zijn: veiligheidsbeambten met oude karabijnen en gesluierde poetsvrouwen. Die laatste groep hebben we niet kunnen betrap pen op poetsen, ze komen alleen in actie om te bedelen bij de rijke westerse toeristen zoals ons. Steeds opnieuw worden we gestoord om bagage aan te wijzen, papieren af te handelen, in te checken enzovoort. Kregelig van de slaap laten we die schijnbaar zinloze formaliteiten over ons heen gaan. Protesteren helpt hier niet. (In Nederland trouwens ook niet) In de vroege ochtend worden we aangenaam verrast: Air India biedt ons een onvervalst Indiaas ontbijt aan om het ons bezorgde ongerief enigszins te verzachten, heet het. Jos is getuige van een ruzie die alleen in India mogelijk is. Een loslopend jochie van twee jaar of zo loopt nieuwsgierig het verblijf van de onaanraakbare poetsvrouwen binnen. Deze zetten het jongetje met zachte hand buiten, maar raken hem hierbij aan! De rijke vader van Brah maanse kaste is in alle staten, want om de onreinheid van zijn zoontje ongedaan te maken moet hij nu een puja, een uren durende gebedsdienst met offeranden houden. Hij scheldt de 54
in onze ogen onschuldige dalit vrouwen verrot. Zonder kennis van de Indiase verhoudingen begrijp je zulk conflict niet. Dat eindeloze wachten is voor alle betrokkenen een ware martelgang, maar voor Clim is het nog eens dubbel zo erg. Dit is namelijk al de tweede dag respectievelijk avond dat hij geen druppel alcohol heeft gedronken. Hij is als het ware bezig met....
DAG 3 ... een “cold turkey", een harde manier om af te kicken van zijn verslavende drinkgewoonten. Hij houdt er zich goed onder, wetend dat zijn afscheid van het glaasje bier niet definitief zal zijn. 's Avonds op het terras van het hotel mag hij van Jos een extra flesje bestellen. In Madras volgt alweer een harde landing, misschien is dit een handelsmerk van Indiase piloten. We wisselen een traveler cheque in tegen roepies, de roepie schijnt zwaar gedevalueerd te zijn: nog geen 7 cent! Twee jaar geleden stond hij nog voor 14 cent genoteerd. Dit betekent dat onze vakantie in dit land nóg goedkoper zal zijn. Bij de uitgang staat de reisleidster ons al op te wachten. Het is Tatjana Brinkman uit Den Bosch, dit is haar eerste groep in India en dat zullen we merken. Ze is nogal onzeker, maar begaat gelukkig geen echte flaters. Bovendien is het gewoon een geschikte meid, met een beetje zin voor avontuur. We kruipen in 2 minibusjes en rijden zuidwaarts, midden door de woelige buitenwijken van Madras, de vierde miljoenenstad van India. We zitten direct in een andere wereld met stoffige straattaferelen vol armoede, geheel anders dan de steriele aankomsthal van het vliegveld waar we net vandaan komen. Enkele medereizigers krijgen al gauw de tranen in de ogen bij het zien van al die ellende. De meeste groepsleden zijn echter verwoede reizigers die al meer leed waar dan ook ter wereld aanschouwd hebben. Wijzelf hebben wat dat betreft ook langzamerhand eelt op onze ziel gekregen. In Mahabalipuram hebben we onderdak gevonden in de Ideal Beach Resort, een middenklassehotel gelegen pal aan het strand. We hebben er een bungalow, zonder AC zoals blijkt, maar een welwillende kamerboy stelt die illegaal voor ons in werking. Bij het zitje ligt een druk mierennest, maar die diertjes doen niemand kwaad. Interessant zijn de originele muskietennetten boven ons bed. Ze zijn ragdun. Van slapen komt ook nu nog niet veel, want we moeten ons installeren en de omgeving verkennen. We eten die avond niet, maar maken alles op wat we aan eetbaars voor onderweg hebben meegenomen: belegde broodjes, appels, wafels, eieren en bananen. ‘s Middags hebben we onder het genot van een kokosnootdrankje met de groep al een kennismakingsronde gedaan. Om half acht 's avonds wordt dit nog eens dunnetjes overgedaan. We maken allerlei afspraken over roken in de busjes, een gezamenlijke fooienpot en over wie de uitgaven gaat beheren. Clim wil nu al vastgelegd zien dat hij een ritje op een olifant wil in het wildpark. Na die plenaire vergadering gaat de groep verder met een ietwat ongemakkelijke verbroe dering, wij daarentegen zonderen ons in eerste instantie af en drinken een potje bier op het 55
terras. Het bier is naar Indiase begrippen niet goedkoop, maar fl 2,50 per fles met 0,6 liter inhoud kan ons eigenlijk niet deren. We zitten onder tropische bomen, links en rechts schieten eekhoorns voorbij. De kelners slepen flessen bier af en aan. Onze medereizigers blijken ook bierliefhebbers te zijn en velen van hen roken; wat dat betreft zijn we gelukkig geen buitenbeentje. Tegen 22.00 uur zoeken we onze kamer op. We zijn in één woord afgebrand. Toch liggen we pas rond elf uur echt in bed. We hebben er dan meer dan 50 uur zonder een bed te zien opzitten. Af en toe hebben we wel een dutje kunnen doen in een ongemakkelijke stand of houding, maar echt geslapen hebben we niet. Voor Jos is dat het verbreken van een record. Hij heeft al eerder lange periodes zonder slaap meegemaakt: Roemenië 48 uur, Cuba 42 uur, Turkije 40 uur. De 54 uur zonder slaap die we net achter de rug hebben spannen echter zonder meer de kroon. Dat nooit meer, besluiten we eensgezind.
DAG 4 Om negen uur staan we op. Onder het ontbijt schuiven Rob en Maurice bij ons aan. Rob is inspiciënt bij het Gelders Orkest, 2 maal gescheiden, 49 jaar. Hij beweert in Bombay bestolen te zijn (fototoestel), maar wij geloven daar geen barst van. Hij is een van degenen die huilt als hij ellende ziet. Jos vindt hem een echte praatjesmaker en ergert zich de eerste dagen bijzonder vaak aan hem. Maurice is de aardigheid zelf. Hij komt uit Gent, is al 72 jaar waar mee hij de oudste uit onze groep is, en is als civiel ingenieur gepensioneerd. Hij vertelt fantastische verhalen (hij is een waarlijk globetrotter), die helaas niemand kan verstaan wegens zijn sappige WestVlaamse accent. Overigens, onze groep bestaat uit 18 personen. Met de 2 chauffeurs en Tatjana erbij zijn het er 21, die verdeeld zijn over twee minibusjes van Duitse makelij. De gemiddelde leeftijd ligt rond de veertig jaar, dus Clim en ik zijn niet de oudsten zoals we aanvankelijk vreesden. Er zijn zes vrouwen bij. De meeste zijn hoog opgeleid, veelal werkzaam in het onderwijs. Ook wat dit laatste betreft vormen we dus geen uitzondering. De jongsten zijn 2 dames van midden twintig (Barbara, verpleegkundige in Davos; José, sociaal werkster uit Nijmegen) waarmee we het minste contact zullen hebben. Om half elf zakken we af naar het dorp Mahabalipuram, dat een viertal kilometer verderop ligt. Met de groep bezoeken we een aantal tempels. De Shore Temple is erg bekend en wordt beschermd door de Unesco. Hij is behoorlijk verweerd door weer en wind en het zilte nat. Zoals we al vermoeden stikt het ook in ZuidIndia rond de tempels en heiligdommen van de bedelaars en sloebers, mismaakten en verminkten. Rob begint weer te grienen. Rondom de 5 ratha's is een omheining gebouwd, daar hebben we als toeristen rust, want venters en bedelaars mogen er niet in. Dit tempelcomplex is cultuurhistorisch en architectonisch van eminent belang. Jos maakt de eerste foto met zijn panoramacamera. Tatjana kiekt ons beiden voor de stenen olifant. Bij de vorige tempel heeft Clim een groepje "straatartiesten" betaald om een 56
moengo (een razendsnel, fretachtig diertje) tegen een cobra te zien vechten. De twee dieren toonden echter geen enkele belangstelling in een heroïsch gevecht. Eigenlijk hadden we het geld moeten terugvragen: "No fight, no money!" Arjuna's Penance (over de oorsprong van de Ganges) is eveneens een wereldberoemd monument. Honderden figuren zijn in een rotswand uitgehouwen. Hier scheiden we ons van de groep af en gaan alleen verder, de rots op. We treffen er nog verschillende andere grottempels aan. Vanwege de hitte nemen we een Indiaas tempo aan, dat wil zeggen langzaam, héél langzaam. We slenteren het dorp rond en bekijken de her en der verspreid liggende bezienswaardigheden. Af en toe worden we aangesproken. We onderhandelen vergeefs voor een stenen beeldje, we betalen uiteindelijk de gevraagde prijs. Bij een zelf gebouwd stalletje langs de weg drinken we thee. Het uitbatende echtpaar vult elkaar goed aan: hij spreekt ietwat Engels en voert dus het woord, zij kan rekenen en stelt dus de prijzen vast. Thee zetten doet zij ook. We betalen natuurlijk veel te veel. In het begin van je vakantie ben je nog niet zo goed op de hoogte van het algemene prijspeil. Voor het pakje sigaretten dat we er kopen betalen we bijvoorbeeld drie keer te veel. Een uur later rusten we opnieuw, nu in het Seaview Restaurant. We zijn de enige klanten. De baas van de tent schijnt eens in een Bombayse rolprent opgetreden te zijn. Het dorpje is best toeristisch, maar momenteel is het er slap. De zomer is geen hoogseizoen in dit land. In een achterafkamertje wisselt Jos $ 100. De transactie verloopt clandestien en het gaat er dan ook geheimzinnig aan toe. We zijn geen seconde bang uitgekleed te worden. Bij het postkantoortje slaan we een voorraad postzegels in. Met een motorriksja keren we tegen vier uur naar het hotel terug. De riksja wallah bedelt om geld als hij ons afgeleverd heeft. "Please, some rupees, sir, for the school of my little sister", smeekt hij. Vergeefs, want dat smoesje hebben we vaker gehoord. Hoewel, het kan natuurlijk altijd waar zijn. Maar als je daar nu al aan begint, dan is het einde zoek. Je kunt nu eenmaal niet 880 miljoen mensen sponsoren. De groep is over het strand naar het hotel teruggelopen. Als wij aankomen vertrekken zij net naar een tempelstad in het noorden, 25 km verderop. We zijn de enigen die achterblijven, samen met een ouder paar uit Zwolle, Ed en Ine. Ed is jurist en Ine heeft in het sociaal maatschappelijk werk gezeten. Met zijn viertjes gaan we in het helder blauwe zwembad van het hotel een duik nemen. Clim slaagt er in om zonder kopje onder te gaan enkele baantjes te trekken. Over de lengte van die baantjes zullen we het hier maar niet hebben. Als we liggen uit te rusten met de zaterdagkranten worden we aangesproken door een jong Hollands stelletje dat al enkele maanden in India en Nepal onderweg is. Zij is arts en gaat een jaar in een leprozenkolonie werken. Haar vriend, oorspronkelijk gymleraar maar nu student bedrijfskunde, viert samen met haar vakantie. Ze hebben al weken geen Nederlands gelezen en kijken ons de kranten uit de handen. We geven hun de Volkskrant, het NRC en het Algemeen Dagblad cadeau. Het zijn gezellige jongelui en we wisselen ervaringen over reizen in India uit. We lachen heel wat af. Ze logeren in een luizenhotel in het dorp. 57
Om zeven uur is er in de buitenlucht naast het zwembad gedekt voor een feestelijk diner. Helaas komt de groep bijna een uur te laat. Het diner bestaat uit een buffet met zo'n 30 verschillende Indiase specialiteiten. De meeste gaan twee of meer keren terug en het wordt dus een regelrechte schranspartij, ietwat schrijnend in uitgerekend dit land waar honger nog steeds bij grote bevolkingsgroepen een dagelijks terugkerend gevoel is. We zitten aan tafel met een paartje uit Rotterdam, Rob en Astrid. Zij zonderen zich evenals wij regelmatig van de groep af. Jaap Leen zit ook aan onze tafel. Hij is werktuigbouwkundig ingenieur en heeft een eigen bedrijfje. Daarnaast geeft hij les aan de HTS in Enschede. Een toffe bink met wie we goed kunnen opschieten. De plaatsen op de wereld waar hij niet is geweest kun je op de vingers van één hand tellen. Ook van de partij is Peter, een jonge doctor in de economische wetenschappen die al een jaar aan Yale gedoceerd heeft. Hij is nu hoofddocent aan de Universiteit van Maastricht. Hij is het die tot penningmeester van de groep is gebombar deerd. Nu pas wordt ons duidelijk waarom hij deze functie ambieerde, althans niet afwees. Na het eten worden we vergast op een folkloristische dansavond met een zestal lieflijk uitziende Tamilmeisjes. In hun kleurrijke dansen schijnen de bewegingen van handen en voeten en de mimiek van belang te zijn. Jos neemt als eerste een foto met de flitser, waarna alle gasten, waaronder een stel Fransozen, naar hun kamer snellen om hun camera op te halen. Over een week gaat de dansgroep op tournee door Duitsland. Trots wordt ons dat medegedeeld. We sluiten de avond af op het terras, met enkele pintjes maar niet te veel. De volgende dag begint onze rondreis. We pakken alvast onze koffers, want we moeten om zes uur al uit de veren! Jos roeit met een pantoffel een groot gedeelte van de mierenkolonie uit, hij is bang dat ze 's nachts in zijn lakens kruipen. We drinken nog een bel whisky voordat we onder het muskietengaas verdwijnen. Terwijl Clim slaapt als een roos, heeft Jos behoorlijk last van zijn maag. Had hij maar niet voor de derde keer naar het buffet moeten teruggaan!
DAG 5 Rond zes uur staan we al op, het is dan net licht geworden. We slaan veel mineraalwater voor onderweg in en verdelen de bagage over de beide busjes. Er volgt een gezamenlijk ontbijt. Ons valt op dat sommigen eieren bestellen, terwijl anderen zoals Jos zich tevreden stellen met een snee brood. Toch moet iedereen hetzelfde afrekenen, ra, ra, hoe kan dat? Is hier weer de Hollandse mentaliteit in het spel? In het begin rijden we door een dor en kaal landschap, maar langzamerhand wordt het steeds groener. We volgen de zogenaamde tempelroute en stoppen een keer of zes onderweg; of om te eten en te drinken, of om tempels te bezoeken. De eerste stop is bij een zgn. ashram van een nog levende heilige, een soort goeroe die wonderen kan verrichten. De discipelen zijn volledig in het rood en oranje gekleed. Voor de 58
ingang krioelt het van de hardnekkige bedelaars. Rob barst weer eens in tranen uit. Wij twee6 gaan niet naar binnen, we geloven niet in dit soort mirakels. Volgens Gerard, een leraar geschiedenis uit Enschede, was het binnen verbijsterend interessant. Zo'n type lijkt hij ons wel, ja, ietwat esoterisch. Lunchen doen we in Chidambaram, een marktstadje met een zeer uitgebreid tem pelcomplex, dat we op blote voeten bezoeken. De zon schijnt onbarmhartig op de granieten vloeren en met geschroeide voeten rennen we letterlijk van attractie naar attractie. Alleen Clim houdt manmoedig stand; hij wandelt doodgemoedereerd alsof er niets aan de hand is rond. Maar daar zit meer achter: hij wil de Indiërs geen enkele reden geven om ons witten uit te lachen. Dat gebeurt toch al veel te vaak volgens hem. We maken nog wat ceremoniële wassingen en een rit met de heilige temkar mee. Ook wordt ons toegang verleend tot het heilige der heilige: diep in de donkere buik van de tempel staat dan een beeld dat bewie rookt en aanbeden wordt en bedolven wordt onder offeranden. Toortsen aan de wanden (maar meestal lampen, mogelijk is het brandrisico te groot), sonoor galmende tempel klokken en ondefinieerbare geuren, zoet en weemakend, geven het geheel een onaardse sfeer. Dat we toch in de twintigste eeuw leven bewijzen de Brahmanen (hoogste kaste van o.a. tempelpriesters) die,hun funktie onwaardig, bij ons bedelen om pennen en geld. Als het ons te heet onder de voeten wordt, vluchten we en masse het stadje in om te eten. We volgen de groep niet, die zoekt namelijk een duur verwesterd restaurant met airconditioning op. Wij zelf lunchen in een donkere eetspelonk (karakterisering van Jaap Leen) waar we ons tegoed doen aan een vegetarische thali: zo veel rijst als je wilt op een groot bananenblad, met groente en sausjes in overvloed. Eten met de vingers van je rechterhand, dat wel. Kosten zijn te verwaarlozen: drie dubbeltjes. Alleen het water durven we er niet aan te raken: waarschijnlijk is het gewoon leidingwater, te gevaarlijk voor ons. Buiten staat een bedelaar met een zuigeling op zijn arm ons op te wachten. Hij achtervolgt ons al een uur lang. We hebben hem al sigaretten en koekjes gegeven, nu krijgt hij ook nog broodjes en een glas thee. Maar nee, hoor, hij wil meer. Geld wil hij zien, roepies sir. Dat krijgt hij niet van ons. Als we de ondankbare moe zijn, jagen we hem met verbaal geweld weg. Op een afstandje van 10 meter blijft hij ons volgen. Zo gaat dat hier, om paranoia van te worden. Inmiddels is de groep een uur te laat en drinken we met Jaap glaasjes thee langs de weg. We bezoeken vervolgens nog twee gigantische tempelcomplexen uit de 10de tot 12de eeuw. Petje af voor de bouwers, we zijn echt onder de indruk. De hoge gopurams (torens) zijn letterlijk bezaaid met beelden in alle soorten en maten. Sommige tempels zijn druk beschilderd, anderen zijn sober maar niet minder geornamenteerd. En dan te bedenken dat men die gevaarten min of meer met de hand heeft gebouwd! In sommigen worden nog erediensten gehouden, maar de meeste worden niet meer echt gebruikt. Het is er overal netjes en schoon, dat valt in dit land ook op. We zitten in dezelfde bus als Rob. We ergeren ons gruwelijk aan zijn kinderachtige, aandachttrekkende en neurotische gedrag. Soms hangt hij met zijn kop uit het raam om een 59
filtersigaretje te roken, in de bus mag dat namelijk niet. "Uit de weg! Uit de weg!” roept hij steeds geagiteerd als het busje opgehouden wordt door ossenkarren, loslopend vee, slingerende fietsers of onoplettende voetgangers. Aan de kindertjes deelt hij snoep uit. Niet een voor een duwt hij hun iets in hun knuistje, nee, dat gaat hem te langzaam. Hij heeft een zak met kilo's snoepgoed gekocht en strooit daar als ware hij Zwarte Piet kwistig mee rond. Hij geniet ervan te zien hoe de kindertjes in het stof kruipen en vechten om een zuurtje. Het landschap is allengs groener geworden en we rijden door de eerste natte rijstvelden. De streek is druk bevolkt. In de dorpjes staan de gammele lemen hutjes met riet of palm bladeren bedekt schouder aan schouder onder de schaduwrijke palmbomen. Met wat minder monden om te voeden zouden deze contreien misschien ooit eens welvarend kunnen worden. Soms zien we een kerkje of een kleine moskee, tekens van religieuze tolerantie in de deelstaat Tamil Nadu. Om het helemaal een idyllisch plaatje te maken strooit de ondergaande zon nog wat scheuten gouden licht over het arcadische land heen. Dan rijden we plotseling over een stuwdam en realiseren we ons dat al die betrekkelijke over vloed te danken is aan menselijk ingrijpen. De plattelandsbevolking is karig maar keurig gekleed in kleurige kledij. De vrouwen spannen wat dit betreft de kroon en hebben allen zonder uitzondering bloemen in hun haar gevlochten. Ze zien er in onze ogen aantrekkelijk uit, zonder meer. Sommige boeren maken handig gebruik van het doorgaande verkeer. Ze strooien hun gierstoogst bijvoorbeeld op het wegdek, waar de korrels uit de aren gedrukt worden door de zware wielen van de voer tuigen. Dorsen hoeft dus niet meer. Na nog een tweetal tempels bereiken we tegen de avonduren de stad Tanjore, ook wel Thanjavur genaamd. We zitten in het beste hotel van de stad, aan de rivier de Cauvery. We geven ons wasgoed aan de laundryboy, want morgen zijn we ook nog hier. Twee dagen in dezelfde plaats betekent dat we onze vieze kleren laten wassen. Het blijkt dat we, ondanks tegengestelde afspraken hierover, met de groep tegelijk dineren. Daar passen we voor. Rap bestellen we apart en als eerste zijn we weg, de stad in. Daar snuiven we voor het eerst weer eens de Indiase stadssfeer op; broeierig, klam, druk, stinkend, duister, maar altijd vol aantrekkingskracht. We zoeken tevergeefs naar bier, aanvankelijk, later vinden we toch nog iets. In de hotelbar, toepasselijk genaamd The Last Drop, drinken we zwaar Gurubier, wel 8% alcohol! En gratis nootjes, ook dat nog. Jos kan daar niet tegen en moet 's nachts overgeven.
DAG 6 Even voor tienen zitten we aan het ontbijt met een zwaar hoofd. Het Gurubier, of Marco Polo was het misschien, blijkt inderdaad sterk te zijn geweest. We nemen een Engels ontbijt met gebakken eieren en cornflakes die smaken als nat karton. De lunch slaan we over, dat staat nu al vast. De groep heeft zich met een busje laten wegbrengen, maar wij geven er de 60
voorkeur aan alleen op pad te gaan. Gedurende de gehele dag lopen we elkaar echter voor de voeten, uiteindelijk is het stadje niet zo groot en liggen de bezienswaardigheden dicht bij elkaar. Allereerst doen we de beroemde Brahadeeswarar Tempel aan, deze staat ook op de lijst van Unesco's World Heritage of Mankind. Kolossaal en prima gerestaureerd. We lopen de galerijen af, duiken donkere nissen in en bezoeken bijtempels. De onbeschilderde gopuram draagt een enorme koepel. Voor de hoofdtempel ligt een Nanda, een heilige stier, uit één stuk graniet van 5 ton. Er is eveneens een simpel museumpje met foto's van vóór en na de restauratie. De traditionele tempelolifant accepteert muntjes en geeft je uit dank dan een klopje op het hoofd met zijn slurf. Verschillende keren worden we door Engelssprekende Tamils aangesproken. Vaak betreft het dan pelgrims in goeden doen, van elders afkomstig. Zo ontmoeten we een leraar, een industrieel en een student die met ons meeloopt zonder opdringerig te zijn. Deze laatste ontmoeten we bij de Sivaganga Tank, een meer voor rituele wassingen dat praktisch droog stond. Min of meer doelloos slenteren we door het stadje. Nu eens bekijken we de kunst vaardigheid van de houtbewerkers die een soort violen bouwen, dan weer zitten we drome rig voor ons uit kijkend langs de ongeplaveide straat zwarte thee te drinken. Voorbijgangers kijken ons vorsend aan, in dit stadsgedeelte komen beslist weinig vreemdelingen. Geen tempel in de buurt, dus ook geen last van bedelaars. Na een poosje bereiken we het paleis van een Cholakoning. Nou ja, paleis, het is meer een ruïne waarin soms een mooi beschilderde hal met enorme pijlers in ongeschonden staat bewaard is gebleven. Het is merkwaardig genoeg gebouwd van baksteen, dat zie je hier zelden. In de buurt liggen ook nog een museum (met veel bronzen Shivabeelden), een Art Gallery en een bibliotheek met oeroude manuscripten. Er zijn ook Indiase bezoekers. Enkelen vragen nieuwsgierig of zo door de zoomlens van Jos mogen kijken, hetgeen ingewilligd wordt. Ze zijn vol bewondering voor dit staaltje van optische techniek. Regel matig wordt ons pad gekruist door medereizigers' . 'Hoi, waar zijn jullie geweest? En, hoe was het? Waar gaan jullie nu heen?", daar komen onze ontmoetingen op neer. In een toren met 6 verdiepingen staat ook nog van alles. Vanaf de top heb je een goed uitzicht op de groene vlakte die rondom de stad ligt. Met een riksja, de fietswallah is schriel maar goed gespierd, rijden we naar het hotel terug. Clim gaat wat rusten (pitten dus) en Jos tracht te lezen, maar hij ligt op bed te zweten als een otter. De elektriciteit is uitgevallen en dus werkt de fan niet; weg verkoeling. Ook de tv doet het niet. 's Avonds blijkt tot onze schaamte dat we buiten de kamer op de gang een knop moeten omdraaien om stroom in de kamer te krijgen. Het is maar een weet, niemand die ons dat heeft verteld. Voor we een avondwandeling maken dineren we in het uitstekende hotelrestaurant. Clim bestelt Chicken 64 (nee, geen 64 stukjes hoor) en Jos gaat op de Chinese tour met o.a. 61
zoetzure maissoep. Het smaakt prima. In de stad vullen we onze voorraden bier en mineraalwater aan. We wagen ons voor het eerst aan inlandse sigaretten. Ons oog valt op een merk zonder filter. De oude winkelier kijkt ons niet begrijpend aan. Geen filter sigaretten? Willen wij dat goedkope bocht? Ja, dat willen we. Hij begrijpt er niets van; in India worden die sigaretten alleen door armoedzaaiers gerookt, niet door welvarende mensen. We schaffen enkele pakjes aan om voorlopig onze eigen voorraad rookwaar te ontzien. Op de tv ontdekken we CNN en BBC Asia (uit Hongkong), wier actuele programma's we volgen. Met biertjes op het balkon besluiten we op vredige wijze deze rustige dag.
DAG 7 ‘s Morgens bij het ontbijt trappen we een scène. Voor één niet bestelde snee brood wordt ons een piek berekend. Ter vergelijking: Voor een gulden heb je drie complete vegetarische maaltijden! We wijzigen eigenhandig de rekening en betalen precies gepast zonder fooi. Dat wordt ons niet in dank afgenomen, dat eigenmachtig optreden. Opeens verdwijnt onze pen; een van de obers gaat ermee aan de haal, maar welke? We weten het niet, maar die brutale diefstal laten we niet over onze kant gaan. Onze bloeddruk stijgt, niet voor die rottige gulden of die waardeloze weggeefpen van Café Parkzicht, nee, het gaat om het principe. Bedrijfs leider erbij, reisleidster erbij, je weet hoe dat gaat. De pen komt echter niet meer boven water. Na enig ongemakkelijk soebatten gooien we de handdoek in de ring: toegeven zou voor die ober gezichtsverlies en misschien zelfs ontslag betekenen en bovendien, buiten staat iedereen op ons te wachten. We kienen het zo uit dat we niet in het busje terecht komen waar malle Rob in zit. Die tactiek zal helaas niet altijd opgaan, maar goed, je kunt niet alles hebben. De rest van de groep is gewoon oké, met uitzondering van de twee jonge meiden die halsstarrig blijven rondlopen in een kort broekje waar de roze billen uitpuilen en die steevast te laat komen bij vertrek en tussenstops. Trutten. Naar Trichy, de gebruikte afkorting voor Tiruchirappalli, is maar een kattensprong. We rijden door een gebied van rode aarde met hier en daar een open kleigroeve. De sawa's zijn weer uit het landschap verdwenen. We stoppen bij een rivier waar gewassen wordt: kleren en textiel, buffels en mensenlijven. De wasvrouwen zijn goedlachs en de camera's klikken dan ook onafgebroken. Dit is geen toeristengebied, dus de bevolking is er niet op bedelen ingesteld. Ze zijn tevreden met hun karige bestaan. Althans, zo lijkt het in onze bevooroordeelde ogen. In Trichy bezoeken we allereerst de Rockforttempel, 84 meter hoger gelegen, uittorenend boven de stad en bereikbaar via een tunneltrap met 450 treden en overal nissen met altaartjes en zo. Mooi uitzicht over de omgeving die doorsneden wordt door brede, zilverkleurige rivieren. We hebben een gids erbij gekregen, maar daar storen we ons niet aan. De groep treuzelt, vandaar dat we verder alleen op pad gaan, echter niet zonder afspraken te hebben gemaakt waar en hoe laat we worden opgepikt. We dwalen door de 62
China Bazaar aan de voet van de rots. Interessant daar, we ontdekken zelfs een winkeltje met sexy dameslingerie! We belanden in een wijk vol louche geldwisselaars en bloemen verkoopsters. We kopen een slinger geurige bloemen en hangen die om onze nek. De hele dag ruiken we fris en we krijgen menig compliment van onze reisgenoten. In de buurt van een Jezuïetenkerk en een volle watertank schiet ons busje opeens voorbij. Waar gaat dat naar toe? Dat is toch niet volgens de afspraak? En jawel, hoor, later dan afgesproken worden we pas afgehaald. Jos bezoekt nog een weggemoffelde rotstempel uit de 8e eeuw. Het busje heeft mensen weggebracht die eerder naar het hotel willen. We zitten in hotel Femina, een naam die menig machograpje aan de mannen ontlokt. De vrouwen reageren er volwassen op. Alleen José voelt zich hierdoor in haar kruis getast. Wat wil je ook met z6'n kort broekje? Overigens is het onderwerp vrouwenemancipatie en feminisme regelmatig aan de orde, maar van begin af aan mengen we ons wijselijk niet in de discussie. In het hotel volgt een korte lunch, waarna wordt gerust. Jos voelt zich nog fit genoeg en verkent de omgeving. Hij zit een tijdje te ouwehoeren met een veiligheidsman en twee riksja wallahs, lekker in de schaduw naast de toegangspoort. De bewaker verdient fl 40 per maand en dat voor 6 dagen van 12 uur achter elkaar. Hij geeft toe dat het werk niet inspannend is, maar met het loon kan hij niet rondkomen. Zijn vrouw werkt dus ook. De wallahs verdienen nog minder uiteraard. Onze chauffeurs nemen per maand fl 80 mee naar huis. Om half vier gaan we met het busje naar de Sri Srangam tempel, een van India's grootste religieuze centra. Het ligt op een eiland in de Cauveryrivier. Zeven omwallingen heeft de tempel, de laatste twee mogen we niet in, die is alleen voor Hindoes. Binnen is een complete stad met veel winkeltjes en handel. Mooi beeldhouwwerk op pilaren en kapitelen. Voor de tempel een horde bedelaars die aangevoerd wordt door een bijdehante dwerg van 80 cm. We kijken geamuseerd toe hoe hij een vreemde indringer van 14 jaar en 130 cm hoog op zijn smoel slaat, nou ja, hij komt maar tot op borsthoogte. Hij lijkt de enige slimmerik van dat zooitje zwervers en spreekt zowaar een woordje Engels! In de tempel zijn we getuige van een ander conflict, min der prozaïsch maar zeker zo explosief in India. Een Hindisprekende pelgrim is in een heftige woordenwisseling geraakt met een autochtone Tamil, in het Engels. De Hindi voelt zich gediscrimineerd omdat alles alleen in Tamilschrift staat aangegeven. De taalstrijd in een notendop. Een eeuwig terugkerende bron van conflicten, want India kent 15 hoofdtalen (en 100 den kleinere) en welke is nu de belangrijkste? Géén dus, vandaar dat er alom het neutrale Engels als lingua franca wordt gebruikt. Een aan lager wal geraakte Brahmaan dringt ons een rondleiding op. Meer ondanks dan dankzij hem vinden we na enig zoeken de tempel met het erotische beeldhouwwerk: in steen wordt gezogen en afgetrokken, maar ook normale vleselijke gemeenschap uitgebeeld. Clim maakt een foto van een ploeg koelies die netjes voor ons poseert. Bij een van de tien tallen stalletjes ontdekken we een ansichtkaart met Marco van Basten erop! Hier en aar gaan we duistere bijtempeltjes binnen, allen gewijd aan een aparte godheid bijvoorbeeld de 63
olifantengod Ganescha. Wel wordt overal een geldelijke bijdrage verwacht, meestal niet meer dan een enkele roepie, dus dat mag de pret niet drukken. Op de terugweg blijven we met onze busjes steken in een zee van mensen. Stapvoets banen we ons een weg door de mensenmassa's bij de markt. We schaamden ons rot in het busje, rijke toeans die de zeden en gewoonten van een volk niet respecteren, dat is nu niet direct de bedoeling. Maar we komen er heelhuids uit. Foutje van de reisleidster, want dat had zij eigenlijk vooraf moeten weten. ‘s Avonds niets aparts, of het moet zijn dat Jos tijdens het diner 7 verschillende snacks bestelde, met 7 daarbij behorende alweer verschillende sausjes. Om te proberen, beweert hij. Om te snoepen, denkt Clim, die genoegen neemt met "noodles and curry". Na het eten een "liquor shop" opzoeken (voor Clim 2 flessen zwaar, voor Jos 2 flessen licht bier) en tot 12 uur op balkon en kamer verblijvend, puzzelend, lezend, drinkend en t.v. kijkend. Tot nu toe voelen we ons gezond en verloopt alles voorspoedig.
DAG 8 Half acht op. In ontbijtzaal zit Jos apart aan tafeltje en leest ostentatief de krant. Hij drinkt koffie en sapjes, maar eet niet. Waarschijnlijk iets te veel snacks verorberd de vorige avond. Daar zat trouwens ook nog een "garlic bread" bij waar de kok, zonder overdrijving, wel 15 knoflookteentjes ruw in had verwerkt! Onze Jos zal een hele lange tijd behoorlijk uit zijn bek stinken. Na een korte briefing van Tatjana vertrekken we. Het is alweer gelukt om niét in het busje van Rob te belanden. Onderweg enkele thee en fotostops. We baren opzien en de kin dertjes verdringen zich letterlijk voor onze fototoestellen, de volwassenen kijken sceptisch toe. Barbara en José komen weer te laat. In Madurai, een miljoenenstad met louter lage bebouwing, worden we in hotel Supreme ondergebracht, een hotel dat als volgt adverteert: "A five star hotel for a two star price". Het laatste klopt (fl 5 per nacht per kamer!), het eerste duidelijk niet. De protserige hal vol namaakmarmer en spiegels dient slechts als façade. Uiteindelijk gaat het om de kamers en die zijn klein, De lakmoesproef is doorgaans de toestand van het sanitair: hier is dat abominabel. Afgebladderde wanden, verstopte douchekop, kapotte ramen, slecht of geen licht, geen water, etc. Nog meer mankementen horen? Geen handdoeken, fan die alleen in hoogste stand kan functioneren (waardoor Clim een kou oploopt), problemen met elektri citeit, geen schone lakens. En lest best George, een opdringerige roomboy die om de haverklap met doorzichtige smoesjes binnenvalt met een begerige fooienblik in zijn ogen. Als we aan de balie ons vuile goed willen afgeven wordt dit niet aangenomen. Als reden wordt opgegeven: "Laundryman died." We geloven er niets van, want het is zondag en dit volk wenst zich liever nergens druk om te maken. Het zij zo.
64
Op zoek naar een eettent ontmoeten we Maurice, de Belg, die handenvol geld staat uit te delen aan onaanraakbare vrouwen met kindertjes op de heupen. "Ze noemen me hier de Belgische maharadja", zegt hij niet zonder trots. Geen wonder, hij geeft aalmoezen van 5 roepies per stuk, dat zijn twee maaltijden! Om één uur ‘s middags vinden we een geschikt nonvegetarisch restaurant, het Mahal, met een krijgshaftige portier aan de deur, een voormalige BritishIndian Armyofficer met een enorme knevel onder zijn neus. Goede restaurants hebben hier zonder uitzondering een portier, niet zozeer om stijl en standing hoog te houden, maar meer om de talrijke armoedzaaiers en hongerlijders buiten de deur te houden. ZuidIndia is massaal vegetarisch ingesteld, ook al omdat groente nu eenmaal beduidend goedkoper is dan vlees. Trouwens, welk vlees moet er eigenlijk gegeten worden? Varkensvlees mag niet (vanwege de grote Moslimminderheid), rundvlees is zo mogelijk nog meer taboe (vanwege de grote Hindoemeerderheid). Blijft over: kip. Ons streven is elke dag één keer vlees eten. In Mahal zitten we snor (dankjewel portier), er komt vlees op tafel, gegarandeerd. Een nadeel van de zaak is de nadrukkelijk aanwezige aircon ditioning die zorgt voor een echt poolklimaat. In de buurt van de wereldberoemde Meenaksi Tempel komen de vrije tijdsgidsen ons al tegemoet. We volgen er een die ons naar een "rooftoppanorama" brengt. Daartoe moeten we eerst op het plat dak van een leegstaand gebouw via wankele kratjes op een opbouw kruipen voor we een blik op de nietszeggende daken van het tempelcomplex kunnen werpen. We zien de glimmende gouden koepel, that's all. De gids wil ons andere diensten aanbieden (maatkleding, souvenirs e.d.), maar we schepen hem af. Het hart van de tempel is tot vier uur gesloten. We houden ons in de buitenringen op. Voor het betreden van tempels moet je je schoenen afgeven, maar bij onze aankomst bij het schoenenstalletje stijgen de prijzen tot het tienvoudige. We reageren gelijktijdig. Jos rukt het reeds betaalde geld uit de handen van de bewaarders, Clim kruipt al half over de wankele balustrade om de schoenen terug te halen. Daar hadden ze niet van terug, de prijs zakt onmiddellijk tot aanvaardbare proporties.We zijn niet van plan om overal willoos slachtoffer te zijn. We komen in een grote hal van kathedrale afmetingen, geschraagd door metersdikke zuilen met drakenkoppen als kapitelen, exotische geuren dringen onze neusgaten binnen, in het schemerlicht moeten we over de honderden slapende lijven van magere pelgrims wippen. Het maakt een verpletterende indruk op ons. In de fameuze Hal van de Duizend Pilaren gaat Jos als liefhebber van beeldhouwwerk door het lint. Leeuwen, tijgers, godinnen en goden, krijgers, draken en wangedrochten, kortom voor "elck wat wils". We treffen er ook Ine en Ed aan, eveneens diep onder de indruk. Jammer genoeg is het licht er te zwak om goede foto's te kunnen maken. We rusten wat uit en laten een en ander op ons inwerken. Het is zwoel weer en zelfs hier binnen loopt het zweet ons tappelings langs de rug. Om 16.00 uur kunnen we helemaal naar binnen. Fotograferen is er verboden, maar daar let men niet zo op. Serene rust rondom de heilige watertank met de indrukwekkende zuidelijke gopuram op de achtergrond. Kumas, een jochie van 9 jaar oud, leidt ons rond. Hij is 65
bijzonder clever en spreekt al een aardig woordje Engels. We komen regelmatig tempel bewakers tegen, waar onder enkele jonge vrouwen in politieuniform. Op sommige gebieden is in India de emancipatie vergevorderd, met name bij de rechterlijke macht en de over heid.Denk maar aan de vrouwelijke premier, Indira Gandhi zaliger. We kopen er de plaatselijke specialiteit snack, gefrituurde groenteballetjes met pepers, maar krijgen die niet op. Later geven we ze af aan een stel lompenkinderen. Sommige ruimten mogen we niet in, "For Hindu's only" staat er dan aangegeven. We geven Kumas een fooi en verlaten het heiligdom. Op de nabijgelegen bazaar van ambachtslieden (koperslagers, goudsmeden, lassers, drukkers) drinken we onsmakelijke cichoreikoffie, waarna we met de motorriksja terugkeren naar het hotel. ‘s Avonds strijken we neer in het IndoCeylon Restaurant om thali met "mutton and chicken" te proberen. Zelden zo heet gegeten, en ook nog niet eens water verkrijgbaar om te blussen, we hebben alleen lauwe pepsi. De bedienden in lendendoekjes staan op een eerbiedige afstand van twee meter in een kring rondom ons toe te kijken. We zijn die schaamteloze nieuwsgierigheid in dit land zo langzamerhand gewend. De pittige sausjes branden sporen in onze slokdarm. Er volgt een interessante avondwandeling. Voor de r.k. kerk liggen de bedelaars netjes op een rij, het ontbreekt er nog maar aan dat ze genummerd zijn. Is dit de invloed van een rationalistische aanpak van een westerse godsdienst? Wie weet. We lopen over de groentemarkt. Frisse producten, heldere kleuren, glimlachend volk, maar op de grond een walmende brij van stront, rottend fruit, slijm en slijk. Weinig autoverkeer gelukkig (zeker geen busjes met westerse toeristen!), maar wel voortdurend scooters, riksja's, fietsers en vee dat zich overal tussendoor wurmt. Dat gebeurt wel opvallend relaxed, hier is geven en nemen het parool. We nemen plaats op een trap, bestellen thee (dat is altijd Clim zijn specialiteit) en laten de wereld aan ons voorbij gaan. We genieten van een groenteboer die gebiologeerd naar een tvprogramma in een winkel staat te kijken. Hij heeft niet in de gaten dat achter hem een heilige koe langzaam maar zeker zijn koopwaar opvreet. Een dikke, welgestelde Hindoe richt in academisch geschoold Engels het woord tot ons. Na enkele inleidende beleefdheidsfrasen begint hij over Nostrademus te orakelen. Hij haalt er van alles bij, erudiet is hij ongetwijfeld. We mogen boeken van hem lenen, maar we slaan zijn gene reuze aanbod af.
DAG 9 Eieren in het Taj Restaurant. Zo veel mogelijk riksja's vandaag hebben we besloten, we hebben geen zin om veel te lopen in de drukkende hitte. Allereerst bezoeken we een Koninklijk Paleis, het Tirumalai Nayak Mahal. 's Avonds schijnt er een “son et lumière"show opgevoerd te worden. Enkele zalen zijn gerestaureerd, o.a. door de Engelse gouverneur van 66
Madras, Sir Napier. We komen er Jaap en Peter tegen. Enorme zuilen reiken er naar de blote hemel, veel beeldhouwwerk. Even verderop een Portugese kerk, heel netjes en clean. Mooi licht binnen. Aan de zijkanten tegen de afscheidingsmuur de 12 staties. Het Gandhimuseum is een kilometer of vijf buiten het centrum. Moeite om riksja te vinden. En wie loopt in het museum rond? Juist ja, de hele groep Nederlanders. Onafhankelijk van elkaar bekijken we op ons gemak de geëxposeerde voorwerpen, waaronder veel overblijf selen van het koloniale tijdperk (foto's, tekeningen). De parel in de collectie is het met bloed spatten bevlekte gewaad dat Gandhi aanhad toen hij door een fanatieke Hindoe werd neergeknald. In de tuin liggen de schamele resten van een ashram, waarin Ine verheerlijkt ronddwaalt. Een roodzwart geüniformeerde muziekband marcheert voorbij. Waarom muziek weet niemand. Een oude wallah (dat wil zeggen: we schatten hem over de vijftig, maar in werkelijkheid zal hij misschien niet ouder dan 30 jaar zijn geweest) brengt ons naar de brede brug over de rivier die Madurai doormidden snijdt. In het midden van de bedding loopt nog een miezerig stroompje, de rest staat droog en wordt gebruikt om te wassen, dieren te weiden en groente te telen. Jos geeft een aalmoes aan een olifantenman, hij heeft twee benen zo dik als water tonnen, afgrijselijk om te zien. Langs de oevers woont ook de kaste die van koeienstront leeft. Deze wordt op de grond of tegen de wanden van hun hut gedroogd, waarna ze in de vorm van grote maiskoeken als brandstof wordt verkocht. Wordt overal in India gedaan, men noemt het produceren van stront een van de nuttige functies van de heilige koeien. Omdat Clim zich niet lekker voelt keren we terug naar het hotel. Hoewel hij nergens pijn heeft, noch last heeft van diarree of buikklachten blijkt hij hoge koorts te hebben: 39.6 graden. Hij neemt twee aspirientjes in en duikt meteen onder de wol. Hij denkt aan opkomende bronchitis en geeft de in hoog tempo ronddraaiende fan aan het plafond daar van de schuld. Die moet dus uit, vindt hij, waarna Jos op zijn beurt het niet meer uithoudt van de warmte en de kriebelzweet. Terwijl Clim vredig slaapt, gaat Jos dan ook op eigen houtje op onderzoek uit. Hij gaat in de richting van de stations, zowel spoorweg als autobusstation. Daar is een kleurige mensenmenigte verzameld, vooral afkomstig uit het omliggende platteland. Hij kan overal rustig rondlopen zonder te worden lastiggevallen. Aan de westzijde van de stad bezoekt hij nog een tweetal tempels. Met name in de kleine, maar voor Hindoes belangrijke Vischnoetempel maakt hij een ceremonie mee met bloemen, wierook en gezang. Hij laat de beide tempelmuzikanten voor zich poseren. In die buurt bevindt zich ook de koeien melkplaats, waar de heilige koeien 2 keer per dag met zachte hand naar toe gedreven worden om 2 liter melk (gemiddelde opbrengst volgens een Brahmaanse voorbijganger) te produceren. Dit is dus weer een andere, meer voor de hand liggende nuttige functie van de heilige koeien.
67
In het hotel ligt de laundry klaar. De dhobi wallah schijnt inderdaad de geest te hebben gegeven, zodat men het wasgoed maar naar een moderne, maar ook véél duurdere stomerij heeft gebracht. Clim voelt zich goed genoeg om mee te gaan uit eten. Hij bestelt niet veel, Jos daarentegen des te meer, die krijgt min of meer een kick van het proeven van onbe kende gerechten. Om negen uur zijn we terug. Clim zoekt direct zijn bed op. Jos houdt zijn dagboek bij en schrijft een tiental ansichtkaarten. Drie daarvan zijn nooit in Nederland aangekomen.
DAG 10 Vandaag een lange rit, dus vroeg vertrekken om half acht. Clim heeft nog steeds koorts en houdt de hele dag zijn jas aan. We treffen het niet, want Rob zit in onze bus. Wonder boven wonder houdt hij zich redelijk koest zal hij soms ook ziek zijn? Regelmatig wordt er gestopt, onder anderen om boeren op het rijstveld te fotograferen. Kaap Comorin is het meeste zuidelijke puntje van het Indiase schiereiland. Aan de andere kant van de zeestraat ligt Sri Lanka, daarna enkel de Indische Oceaan die hier tot Antarctica reikt. De Kaap is een pelgrimsoord, er liggen verscheidene tempels, die we echter links laten liggen. Er is niet echt veel te zien buiten al die kraampjes met souvenirs. Jos krijgt het aan de stok met een hawker die hem in het gezicht spuwt omdat hij die rommel niet wil kopen. Hij moet zich bedwingen om er niet op los te slaan. We gebruiken een gezamenlijke lunch die véél te duur is, minpunt voor Tatjana. Als we weer willen vertrekken wil José niet mee. Ze wil dat iedereen blijft wachten tot het Gandhimuseumpje open is zodat zij dat snel kan bezoeken. Zij is namelijk helemaal weg van die gozer met die luier om. Zij manipuleert de groep, speelt mensen tegen elkaar uit, liegt en bedriegt en bereikt aldus haar doel. We blijven met tegenzin een uurtje langer hangen in dit gat. Met name Gré, een bereisde onder wijzeres van rond de vijftig, Jaap en Gerard zijn laaiend; zij mogen José net zo min als wij haar mogen. Nog 80 km naar Kovalam, de badplaats aan de kust van de redelijk welvarende deelstaat Kerala. We verlaten de deelstaat Tamil Nadu, passeren twee grensposten waar we een tijdje moeten wachten. Kerala is overwegend groen, veel rijstvelden en palmen. De mensen lopen er redelijk verzorgd bij. Er is meer privéverkeer en alle kinderen lopen er in smetteloze uniformen. De politieke leiding van de staat is communistisch ingesteld. Gekozen volgens democratische procedures, dat kan hier! Nog iets over de groep. De meeste verkeren in een zekere mate van welstand en geven dan ook onbekommerd geld uit. Echte Hollandse zuinigheid, die we aanvankelijk vreesden, heerst er nauwelijks in de groep. Ook geven ze veel fooi en aalmoezen en niet zo'n beetje ook. Ze geven lang niet altijd geld aan de bedelaars, ook wel eens eten, fruit, noten en dergelijke. Kinderen worden bedolven onder pennen en snoep. Neem Thieu, een onge trouwde Brabantse onderwijzer van 39 jaar; we hebben ons ervan kunnen overtuigen dat hij 68
letterlijk honderden pennen heeft uitgedeeld. Wij zijn eigenlijk de enigen die gedoseerd en met mate fooien geven en aalmoezen verstrekken. Zo heeft Clim het principe dat hij alleen bedelaars met een duidelijke lichamelijke handicap iets geeft. Jos heeft een minder strak beleid in dezen en laat meer zijn gevoel spreken of laat het van zijn stemming afhangen. Onze reisgenoten kopen ook veel. Wat die niet allemaal meeslepen aan souvenirs en andere rommel! Het blijkt dat ze de meeste spullen in Nederland aan familie, vrienden en kennissen kado geven met verjaardagen en zo. Heel plausibel, toch wel. We rijden nog een stukje om ten einde een 18deeeuws paleis dat geheel uit hout is gebouwd te bezoeken. Het blijkt gesloten en niemand wil ons er in laten, ook niet met als tegenprestatie een flinke baksjiesj, zogenaamd fooi maar het woord omkoopbedrag bena dert de werkelijkheid meer. Foutje Tatjana, openingstijden van bezienswaardigheden dient zij in haar geestelijke bagage te hebben. Maar ach, wie neemt het haar kwalijk, zij is een toffe meid verder! Pas tegen zevenen bereiken we een nat Kovalam, voor het eerst regent het op onze reis. Het hotel is fraai gelegen, maar aan de goedkope kant en slecht onderhouden. Onze kamer is een puinzooi. De andere kamers zijn beter, dus we hebben het gewoon niet getroffen. Welkomstdrink (lauw bier) op een balkon en briefing in de kale activiteitenkelder. Op het dak is een restaurant, echt “rooftop" dus. Twee uur moeten we wachten op ons eten. We zitten buiten het seizoen en de keuken is slechts minimaal bemand en kan geen grote groepen aan. Er is geen bier hier! We trekken ons terug in onze grauwe kamer, douchen ons en drogen ons met de vloeitjesdunne handdoeken af, nemen de crypto's ter hand en schenken ons whisky in. ‘s Nachts blijkt tot overmaat van ramp dat de kamer vergeven is van muggen, ook dat nog! Nee, dit hotel zal bij ons zeker geen hoge punten scoren.
DAG 11 Jos staat om negen uur op, maar Clim heeft nog lichte verhoging (38°) en blijft tot half elf liggen. We nemen een licht ontbijt en gaan het strand op. Nou ja, strand, het stormt, de zee is bijzonder onstuimig met een branding van zo’n 2 meter hoog. De wind jaagt het water over het complete strand en de golven knagen het zand weg van de wankele fundamenten van strandhuisjes en gammele restaurantjes uit die "goodold" hippietijd. Rondreizende hippies hebben Kovalam in de zeventiger jaren "ontdekt" en vonden het een goed alternatief voor Goa, dat andere paradijs waar volgens hun langzamerhand te veel PauschalTurismus kwam. De moesson zorgt ervoor dat we eindelijk onze regenjassen kunnen aantrekken. Als de hemel een beetje optrekt is het al snel drukkend en broeierig. Nee, in deze tijd van het jaar is Kovalam zeker geen exotisch paradijs. Wat zullen José en Barbara balen dat hun tietjes niet bloot kunnen en het zand hun billetjes niet verbrandt. We lopen onze eigen baai voorbij en op het einde van de volgende baai ligt het Ie klas Ashokhotel op een kaap. We wisselen er $ 100 en"en passant'«bestellen we er een lekkere 69
lunch met eindelijk eens goeie koffie. Het uitzicht hier is fenomenaal. We hebben ansicht kaarten gekocht, hier te kust en te keur, schrijven die op ons gemak en versturen die met de hotelpost. Deze kaarten komen wel allemaal te bestemder plekke. Achter het hotel ligt een grote afvalhoop waar honderden roeken en reusachtige kraaien iets naar hun gading zoeken. Er is ook een vissershaventje, waar de nietige bootjes op het strand liggen, werkloos. Over de omgeving hangt een waas van regen en mist. We lopen terug, maar moeten een andere weg zoeken, omdat het strand zonder natte voeten te krijgen onbegaanbaar is vanwege het opkomende tij. Over smalle paadjes en door achtererfjes bereiken we het hotel. Inmiddels is het drie uur geworden. De anderen zijn naar de massage of hebben een excursie met een boot door de kanalen. We hebben nergens op ingetekend, we geven de voorkeur aan een eigen dagindeling zonder verplichtingen. Het restaurant heeft nog steeds geen bier ingeslagen. Dat laat Jos niet over zijn kant gaan en in zijn uppie gaat hij op expeditie naar het achterland met als enige doel: bier vinden, in ieder geval een vorm van alcoholica. Hij loopt drie, vier kilometer in fors tempo en infor meert hier en daar, vergeefs. Nogal wiedes, denkt hij achteraf, in die gehuchtjes wonen Moslims. In het eerste Hindoedorp dat hij aandoet ziet hij een politieagent die hem feilloos de weg wijst naar een drankwinkel, een groothandel nota bene. Hij neemt dan ook maar direct een volle doos mee terug, mocht er wat overblijven dan kunnen we het altijd nog verkopen aan Jaap, Thieu of Maurice, allen bierliefhebbers. De riksjarijder vraagt een exorbi tant bedrag, want hij heeft wel in de gaten dat Jos die lange weg terug met een zware doos op zijn heup niet wil lopen. Gelijk heeft hij, dit is handel. De rest van de dag blijven we in en rondom het hotel. We eten op de "rooftop", we zijn net klaar als de groep binnenkomt, dat plannen we zo, en zitten op de veranda bier te drinken en te puzzelen. We geven onze laundry af. Voor het slapen gaan bindt Jos de strijd aan met de muggen; hij weet er een achttal te vermorzelen en de bloedvlekken prijken als trofeeën aan de groezelige muur. Wat een shitkamer: er is ook geen meubilair aanwezig. Geen kasten of stoelen, geen kapstok, nou ja hier en daar een grote spijker. Een Spartaanse inrichting heeft zo zijn voordelen, maar er moet wel een minimaal leefcomfort zijn. Een rusteloze nacht volgt, vanwege al die muggen die aan Jos zijn moordzucht zijn ontsnapt. Hun wraak en ons bloed is zoet.
DAG 12 We staan naar onze vakantiebegrippen laat op: 09.00 uur. Bij ons ontbijt met eieren drinken we thee, die is altijd nog beter dan die walgelijke koffie. Vandaag een zelfde soort wandeling als gisteren. We belanden nu bij een Government Rest House dat prachtig gelegen is. Eigenlijk zijn we er niet echt welkom, want hier komen normaal gesproken alleen Indiase toeristen (betaald door de overheid, bedoeld als douceurtje of als baksjies). We worden echter voorkomend behandeld en drinken twee potten uitstekende koffie voor fl 1,25. Het 70
panorama is in één woord weer fantastisch. Aan de voet van het hotel liggen rotspartijen waarop we klauteren. De zee beukt wild aan onze voeten. Ondanks het weer zijn er nog genoeg vissersboten te zien in de kustwateren. Die laten zich niet zo snel uit het veld slaan. We wandelen iets meer het binnenland in en komen er achter dat hier nog veel meer hotels en restaurants liggen. Links en rechts van de weg liggen grijze steengroeven, daar werken de halfnaakte mannen als koelies. Langs de weg zelf zitten de vrouwen met hamertjes grote hopen steen tot kiezels en gruis te kloppen. Opbrengst volgens een insider: een piek per dag. Ze gebruiken een soort rieten matten als bescherming tegen de zon of regen. Als we ze willen fotograferen eisen ze een half dagloon als beloning: 10 roepies! In een van de groeves staat een westerse vrouw te mediteren, duidelijk onder invloed van drugs. Ze aanbidt de zon en de maan en wat al niet meer. De autochtone steenhouwers staan haar meewarig te observeren. We schamen ons, zij vormt een ware aanfluiting van het blanke ras. Zo zijn we echt niet allemaal, hoor, willen we de mannen duidelijk maken. Maar ja, zij spreken alleen maar Malayalam, de plaatselijke taal. Geen dialect, pas op, Kerala is zo groot als Nederland en heeft 30 miljoen inwoners, ondanks de bergen. Deze staat heeft dus een grotere bevolkingsdichtheid dan ons land en het Malayalam kent meer sprekers dan het Nederlands. Waarvan akte graag. We slaan wat zijweggetjes in en raken gedesoriënteerd. Wat is de beste weg terug? Clim weet de oplossing. We volgen de waterstroompjes, die voeren altijd naar beneden richting zee, daar willen we ook uitkomen. Hij heeft gelijk natuurlijk. We belanden in bananen en kokospalmplantages. Tussen de tuinen en erven van de plaatselijke bevolking, die overigens vriendelijk lacht en ons toeknikt, zoeken we onze weg. Op een smal dijkje duikt plotseling een meterslange slang op die zich kronkelend in een sloot laat glijden. Eén stap verder en we hadden een probleem gehad. Nou ja, probleem, we weten niet of het beest giftig is. Na verloop van tijd herkennen we bepaalde landschapskenmerken en dan duurt het niet lang meer of we zijn bij het hotel. Het is die dag, ondanks de bewolking, drukkend warm geweest en we hebben heel wat transpiratie geplengd. Jos voelt zich uitgeknepen als een citroen en gaat meteen plat. Zo vermoeiend was die tippel toch niet? Een uur later heeft hij koorts, weer een uur later staat hij in ons "rundown?' toilet te kotsen. Oorzaak onbekend. Hij blijft binnen en slikt, net als Clim enkele dagen eerder, Saridonaspirine: die zijn zowel pijnstillend als koortswerend. Clim gaat alleen eten. De groep heeft om 19.00 uur een Kathakali dansuitvoering in het souterrain. We schijnen de enigen zijn die verstek hebben laten gaan. Men denkt dat Jos zijn ongesteldheid daaraan debet is. Er zijn trouwens al meer mensen ziek geweest: Gré, Tatjana zelf, Rob, Rien (student theologie van 25 jaar) en René (leraar scheikunde HTS in Emmen die zijn vrouw heeft thuis gelaten). Meestal ging het om buik en darmklachten, koortslippen en dergelijke. Om elf uur zitten Clim, Thieu en Maurice op de veranda te pimpelen. De portie bier van Jos die geen trek heeft moet op. Als het te luidruchtig wordt reageert Myriam die daar last van 71
heeft als volgt: "En, jullie moeten morgen toch ook al om zes uur op?", enigszins kattig. Goed argument, want inderdaad vertrekken we de volgende dag al heel vroeg. Jos hoort dit allemaal aan vanuit zijn kamer. Hij zal 's nachts geen oog dicht doen.
DAG 13 Voor dag en dauw op, inpakken, gezamenlijk ontbijten en voor half zeven wegwezen. De baas van het hotel, een uiterst beschaafde heer overigens, vraagt ons of we "enjoyed your stay". Jos, die geen oog dicht heeft kunnen doen, spuit in niet mis te verstane termen zijn grieven o.a. over muggen en achterstallig onderhoud en onbehoorlijk sanitair. Als een gesla gen hond druipt de baas af. Die westerlingen ook, altijd moeten ze zonder enig respect te tonen de waarheid recht voor zijn raap zeggen. Nooit draaien ze er beleefd omheen, wat een barbaren toch... Een korte rit brengt ons via Trivandrum naar het markt en havenstadje Quilon, waar we ons inschepen na koffie en thee op een verlaten terras te hebben gedronken. Als Jos net staat te praten over Moeder Teresa met Rob (jawel, sinds kort zijn we weer “on speaking terms" met elkaar), begeeft de betonnen balustrade het en loopt hij een lelijke schaafwond aan zijn been op. Tatjana heeft ondertussen al voor mondvoorraad gezorgd, als proviand toont zij onder meer een volle kam bananen, met meer dan 100 afzonderlijke vruchten eraan. Verder hebben we water, koekjes en zo. De boot is helemaal voor ons. Het weer is in de ochtenduren niet best. Donker en bewolkt en al gauw moeten we de kajuit in om te schuilen voor een forse moessonbui. Het begin van de trip is niet zo aantrekkelijk. We varen over een vlak meer waarop niet veel te zien is. Tegen het middaguur wordt het heel wat interessanter als we in smaller vaarwater zijn beland. Je ziet de bedrijvigheid op zowel de groene zandstroken aan de oever als op het water zelf. Vissers staan in het water en om elke bocht verschijnt wel en of ander vreemd vaartuig, vaak met zeilen maar nooit gemotoriseerd. Er is behoorlijk wat vrachtverkeer en wankele veerbootjes met fietsers varen heen en weer. De mensen zijn vriendelijk, ze lachen en zwaaien uitbundig. Ze zijn arm maar lijken gelukkig, om maar weer eens een vooroordeel uit de kast te halen. Ze leven in schone hutjes, hebben een klein erf, een koe en een hond, een groentetuin en veel kinderen, héél veel kinderen. Rond het middaguur houden we pauze op het land. Wij laten de groep links liggen en gaan op avontuur in de dorpjes. Er zijn nauwelijks paden, dus we moeten regelmatig door andermans "tuinen" en over vreemde erven. Niemand neemt ons die schending van privacy kwalijk, integendeel. We zitten in een buurt waar allerlei producten van kokosnoten worden gemaakt. We zien een touwspinnerij (kokosvezels) en een plaats waar "toddy" wordt gestookt (dit is een kokosbrandewijn). De bodem waarover we lopen is op veel plaatsen
72
drassig. De scheiding tussen land en water is in het Backwatergebied van Kerala niet zo nauwkeurig aan te geven. Als de zon doorbreekt gaat bijna iedereen op het dek zonnen. Omdat er op het water steeds wind is merken we niet dat de zon behoorlijk steekt. De volgende dag lopen er heel wat rond met verbrande koppen, armen en benen. Ook Jos heeft twee knalrode benen, die hij enkele dagen per dag met Nivea moet insmeren. Vlak voor Alleppey komen we voorbij wedstrijd boten, kano's van 20 meter met 100 peddelaars in 2 rijen. Morgen is er de jaarlijkse boatrace om de Nehrucup. Het schijnt een kleurrijk spektakel te zijn, dat wij echter moeten missen. In Alleppey hebben we weer een van de betere hotels. Toch vindt Clim uitgerekend hier een enorme kakkerlak tussen zijn lakens. Het beestje wordt door hem liefhebbend "Torremans" gedoopt. In het stijlvolle restaurant krijgen we exquise pepper steaks geserveerd. In de bar drinken we zwaar bier, of een equivalent van twee Belgische Duvels voor zeg twee gulden. Op de tv zijn de Olympische Spelen gaande. Ineens veren we beiden tegelijkertijd op: basket ball! We scharen ons voor de buis en zien hoe de met het HIVvirus geïnfecteerde Magic Johnson schittert voor de USA.
DAG 14 We hebben een prima hotel gehad. Jos vult dan ook de waarderingsquestionnaire in met superlatieven en loftuitingen. Benieuwd of we nu ook een kerstkaart uit Alleppey krijgen. Tijdens het groepsontbijt gaat weer alles fout wat fout kan gaan. Ligt dat nu aan de Hollanders of aan het bedienend personeel? Waarschijnlijk vormt een mengsel van die twee elementen ervoor dat er zand in de goed gesmeerde organisatie komt. Niet óver maar langs de Backwaters rijden we naar Cochin, samen met Ernakulam een stad van een miljoen inwoners. Lange, lage bruggen leiden ons over de kustmeren. Ons hotel ligt vlakbij de oever van de rivier in Ernakulam. We moeten meer dan een uur wachten voordat we onze kamers kunnen betrekken. Verder is het hotel oke. We lunchen alvast lichtjes. Tatjana haalt de vliegbiljetten op in verband met reservering en herbevestiging vluchten. Om half een lunchen we pas echt in een kraakhelder zelfbedieningszaak met westers, oosters als Indiaas eten, zowel wèl als nietvegetarisch. Clim maakt een foto van de twee koksmaatjes. Een maand later sturen we die naar hun op. Bibi's heet die onIndiase zaak die voornamelijk gefrequenteerd wordt door goed opgeleide en welgestelde Keralezen. Via omweggetjes zoeken we onze weg terug naar The Channel In een vrijwel verlaten Sjivatempel vertrouwen we onze schoenen toe aan een wildvreemde goeroe die buiten zit te mediteren. Duizenden oliepitjes en kaarsen langs de wanden, verder niets bijzonders. Een stuk verderop ligt het Kantongerecht. Wij naar binnen, dat kan hier zomaar. Niemand legt ons een strobreed in de weg. Veel vrouwelijke advocaten. Een student rechten legt ons een en ander uit. We lopen de kantoren binnen en wrijven onze ogen uit: dossiers en papieren zover het oog reikt, opgestapeld letterlijk tot aan het plafond! Dit is een echt bolwerk van de 73
'red tape', waar de ambtelijke molens van de Indiase bureaucratie zo langzaam draaien. De aanwezige rechters en advocaten lopen er nog rond in klassieke toga's. Elk moment verwacht je een jurist met een bepoederde pruik te zien, zo ouderwets doet het aan. Zes kilometer verderop ligt Fort Cochin op een schiereiland. We willen daar met de veerboot naar toe, maar bij de aanlegsteiger vernemen we dat er geen boten varen omdat Cochin afgesloten is vooralle verkeer. Oorzaak: hevige onlusten tussen Moslims en Hindoe's. We balen, maar laten ons niet uit het veld slaan. We bewerken (met behulp van een vrouwelijke tolk) een taxichauffeur. We weten de ruig uitziende chauffeur, ongeschoren en met alleen een dhoti om zijn kwabbige middel geknoopt, te bewegen ons voor een goede prijs over de zuidelijk gelegen bruggen naar het fort te brengen. We zien Rob in de buurt rondlopen met Rien; Rob wil direct zonder aarzelen mee, Rien durft het niet aan. Mooi zo, dat drukt de kosten. De rit duurt een half uur. Ongestoord kunnen we de omgeving van het fort bezoeken: de St. Franciskerk en de Santa Cruz Kathedraal, beide Portugees, een nonnenklooster waar jonge meisjes in gesteven uniformpjes Engelse gebeden van buiten aan het leren zijn. Katholieke jochies spreken ons aan. De smalle straatjes ademen nog steeds een koloniale sfeer uit, de huisjes zijn stemmig gesausd. We komen in een drukkerij/zetterij terecht waar Rob uit zijn bol gaat; hij is ooit leerlingdrukker geweest en is enthousiast over de antieke machines. Toevallig zien we hoe de Chinese vissersnetten in werking worden gesteld. We drinken in een uitgestorven straatje een colaatje, waarna we door willen naar Matancherry, het centrum van Cochin waar het Hollands Paleis en de Joodse wijk met synagoge liggen. De chauffeur vraagt elke voorbijganger naar de toestand aldaar. Hij krijgt veel tegenstrijdige antwoorden, maar uiteindelijk waagt hij er het niet op. We dringen niet verder aan, per slot van rekening is het zijn auto en zijn vergunning die misschien op het spel staan. We geven hem opdracht terug te keren. Communicatie met hem verloopt uiterst moeizaam vanwege zijn rudimentaire kennis van de Engelse taal en ons gebrek aan kennis van het Malayam. Eenmaal terug hebben we niet zo gauw een nieuw object om te bezoeken, dus gaan we bij gebrek aan een terras op een stoeprand zitten in de buurt van een theestalletje en laten uren het verkeer en de voetgangers aan ons voorbijtrekken. Zeer interessant, vooral de vrouwen, vindt Jos. Hun gezichten zijn iets minder fijn besnaard dan die van de Tamildames, maar de manier van voortbewegen en hun fiere houding, ze slaan hun ogen echt niet neer hoor, getuigen van een ongeëvenaarde klasse. Chique sari's zijn om hun bevallige heupen gewikkeld, waarschijnlijk zijn het voornamelijk kantoor of winkelmeisjes. De emancipatie en de scholingsgraad is hoog in Kerala. Vanuit de Arabische zee komen dreigende wolken formaties opzetten; de moesson nadert, in ijltempo haasten we ons terug naar het hotel. ‘s Avonds eten we in stijl in een Moghul restaurant (Noordindiaas), pittig! Restaurant Khyber, zo heet het, is eigenlijk meer Afghaans ingesteld. We hebben er lams en ramsvlees. De schijnbaar zeer ongeïnteresseerde ober ontgaat niets, hoe hij dat flikt is ons nog steeds een raadsel. Hoewel we paraplu en regenjas bij ons hebben zijn we toch blij dat het buiten 74
droog is als we een kroeg zoeken. En die vinden we. Het is een "permit room” in een vochtige kelder onder 'onze' drankwinkel. In elke stad is het eerste wat we zoeken een 'eigen' liquor shop, daar hebben we een punt van gemaakt. Tjonge, wat een drankhol. Het krocht is vergeven van stank en drank. Veel beschonkenen met rooddoorlopen ogen, een barretje dat gebarricadeerd is met tralies, een wasbak een halve meter onder het plafond, kaarslicht (niet vanwege de romantiek, maar vanwege de noodzaak door gebrek aan kunst en daglicht). Glazen worden met de handen in een soort afwaswater gespoeld. We zijn vreemde eenden in de bijt en het proletariaat dringt op. We worden ingesloten. We beginnen ons ongemakkelijk te voelen. Een christen, Benny Thomas heet hij nota bene (de apostel Thomas zou deze regio gekerstend hebben), start een moeizaam gesprek. Zijn we Nederlanders? Ah, Goellit en Wanvasten! We worden direct geaccepteerd. Benny glimt van trots, hij kent buitenlanders persoonlijk, de avond kan voor hem niet meer stuk! Voor ons echter wel, daarom smeren we het hem heel rap. We zijn net terug op onze kamer of het begint ongelooflijk hard te gieten buiten, we zijn blij dat we binnen zitten. Aardig gesprek op de gang met de buurman, een Tamil ingenieur.
DAG 15 Om 09.00 uur staan we klaar om alsnog de veerboot naar Matancherry te nemen, maar de noodtoestand is nog steeds van kracht. Dat is een streep door de rekening. De rest van de morgen lummelen wat rond, lezen uigebreid de kranten en nemen weer eens de crypto grammen ter hand. Om twaalf uur zouden we vertrekken. Iedereen,op de twee meiden"4is present; ook Jaap en Peter die in navolging van ons voorbeeld een autoriksja naar het schiereiland hebben genomen. Ruim een kwartier later komen de jonge dames aanzetten. Een cynisch applaus valt hen ten deel. In een razend tempo scheuren we vervolgens naar de blauwe heuvels van de westelijke Ghats die we in de verte zien liggen. De chauffeurs rijden alsof de duivel hen op de hielen zit. Vooral bij het passeren wordt veel onverantwoord risico genomen, althans in onze westerse ogen. Tegemoetkomend verkeer, waaronder reusachtige lorries, Indian Carriers genaamd, wordt vaak nog maar ternauwernood ontweken. We missen ze eerder op centimeters dan decimeters. Ine zit pal achter de chauffeur met een krijtwit gezicht te lijden. Bij een lunchstop wordt het haar te veel en barst zij in een onbeheerst snikken uit. Er wordt overlegd en getroost; de chauffeurs worden op het matje geroepen. Nederig beloven ze het kalmer aan te doen. Ze hielden zich aan hun woord, met als gevolg dat hun slakkengangetje ervoor zorgde dat we soms zelfs uren later ons doel bereikten. Dat hoefde voor ons ook weer niet, want dan heb je nauwelijks meer tijd om de stadjes waar we stoppen te bezich tigen. Jos bestelt echt Indiaas eten, waaronder vis. Clim en nog enkelen wagen zich ook aan dat onbestemde voedsel, anderen drinken alleen maar iets. Een half uur later wordt er opnieuw voor de lunch gestopt, nu bij een flashy restaurant dat westers voedsel op het menu heeft staan. We verzetten ons fel hiertegen, we zitten in India en zullen ook eens 75
moeten eten wat de pot schaft. Resultaat: er wordt doorgereden. Onder anderen de esoterische Ine en haar geliefde Ed behoren tot degenen die een sterke voorkeur voor ons westers eten hebben. Ik vraag me af waarom zij dan niet in Nederland blijven... Om vijf uur komen we aan in Coimbatoire, een grote provinciestad zo lijkt het, maar met liefst één miljoen inwoners. Alsof het niks is. We zitten in een rustig hotel. Na inruiming van de kamer gaan we meteen de straat op. Het is "rush hour" en je kunt er bijna letterlijk over de koppen lopen. We kijken lang uit naar een nonvegetarisch restaurant, we zijn weer toe aan een stukje vlees. Als we er een vinden, duurt het enige tijd voor we bediend worden, de keuken gaat pas om 19.00 uur open. Het eten is heerlijk en voortdurend staat er een jonge kelner (15, 16 jaar) in de buurt om ons op al onze wenken te bedienen. Meestal irriteert die ver doorgevoerde serviliteit ons mateloos. Als eersten van de groep zitten we in de hotelbar. We raken in gesprek met een viertal jonge Tamils en Keralezen. Ze werken allen bij hetzelfde bedrijf dat landbouwprojecten beheert. De een is boekhouder, de ander technisch tekenaar en weer een ander is ingenieur. Die laatste heet George, komt uit Kerala en is christen. Hij voert het woord, waarschijnlijk omdat hij het beste Engels spreekt. We bieden hen een biertje aan. Als een van de kerels dronken wordt en begint te raaskallen, nemen ze beleefd afscheid. En zo hoort het ook, geen gebedel achteraf. Inmiddels is de helft van e groep binnen gekomen, ze zitten aan de bar. Maurice heeft duidelijk de hoogte en heft met zijn sonore bariton een Russisch Wolgalied aan. Thieu is er natuurlijk bij, en Rien (die overdag stiekem wel eens een pilsje pakt). Ook Myriam, de tot accountant omgeschoolde doctoranda geschiedenis en werkzaam op het Ministerie van Financiën in schaal 14, is van de partij. Haar kamergenote Gré daarentegen niet, zij is ziek. Peter draait rondom José heen, hij heeft duidelijk een oogje op haar. We missen Jaap, de bierliefhebber pur sang. We blijven nog even zitten en gaan om half twaalf naar bed. Morgen is het de bedoeling dat we weer eens om 06.00 uur vertrekken, dus dat wordt om 05.00 uur opstaan!
DAG 16 Als we om 5 uur 's morgens vroeg opstaan is het nog duister. Als nachtbrakers kennen we dat soort duisternis, maar dan andersom. Groepsontbijt. Na een uurtje rijden aankomst in Mettapalayam waar de toytrain, een bergtreintje met stoomlocomotief die een drietal wagons voortduwt de hellingen op, al klaar staat. Nog ruim een uur wachten voor vertrek, eerst moet de aansluitende trein uit Madras nog binnenlopen. Bedelaartjes op het baanvlak. Met zijn drieën in één coupeetje: Peter, Jos en Clim. Er wordt vaak gestopt, in het begin loopt onze coupé steeds voller, de capaciteit is echter maar op drie personen berekend. We zitten vooraan, dus onze coupé is in trek. Als we hutje op mutje zitten waardoor we nauwe 76
lijks meer iets zien, laat staan kunnen fotograferen begint Clim op te spelen. Enkele Indiërs nemen overdonderd de benen. Jos voert een lang gesprek met een "zittenblijver", een dierenarts op vakantie. Hij ontvlucht voor één dag de hitte van de vlakte en ruilt die in voor de koelte van het berglandschap. Hij verdient 3500 roepie per maand, vijf keer zoveel als onze chauffeurs. Onderweg stijgen we van 100 naar 2400 meter. Boven 1.000 meter afgronden, bruggen, vergezichten en theeplantages. Mooie natuur, naast het baanvlak ligt het woud. We kunnen gedetailleerd de bijen, vlinders, bloemen en kikvorsen bekijken. Dit lukt heel goed omdat het treintje slechts tussen 5 en 15 km per uur snelheid ontwikkelt. Als het nu stopt is het niet voor passagiers, de zaak zit mudvol, maar om water en brandstof in te nemen. Naarmate we hoger komen wordt het killer. In de wagon voor ons zit een typische Engelse gentleman met zijn familie, hij draagt een klassieke tropenoutfit en valt op door zijn flegmatieke optreden. Misschien is hij hier vroeger ooit gelegerd geweest, hoewel, zo oud is hij ook al weer niet. Zijn opa zou wel kunnen. Na het middaguur komen we aan in het bergdorp Ooty, dat tot onze verbazing 100.000 inwoners heeft. Er leven zelfs gevluchte Nepalezen en Tibetanen. Naar onze begrippen is het hier lekker koel. Veel paardenwagens op straat. En modder, want het regent hier vaak. Momenteel is het wat mistig. Binnen een kwartier zitten we in een fraai voormalig paleis van een maharadja, het Fernhill Palace. We hebben een luxueuze kamer, zo groot als een kleine zaal (10 bij 7 meter en 5 meter hoog) en in een negentiendeeeuwse stijl ingericht met antiek eikenhouten meubilair. Enorme bedden, kandelaars aan de muur, ouderwets bete gelde badruimte met messing armaturen, een heus boudoir (kleedruimte), pentekeningen met jachttaferelen aan de wand en met als klapstuk een grote open haard met houtblokken erbij. We genieten. We gaan meteen een bergwandeling maken. Op het gazon voor het hotel vinden film opnames plaats. De Bombayse crew herhaalt een scène waarin twee schavuiten uit een busje rollen. Heel wat volk bevindt zich op de film set, weinigen echter doen echt iets. We dalen de heuvels af, de vallei in. Onderweg regelmatigworden we aangeklampt door plaatse lijke jeugd met kouwelijke gezichtjes en snotneusjes. Jos deelt pennen uit. Eenmaal in het dal aangekomen kunnen we niet meer terug; er zijn geen paden. Omlopen kost ons een uur en dat hebben we er niet voor over. Dus maar door weilandjes en intensief bewerkte akkers naar boven. Af en toe moeten we over snel vlietende bergbeekjes springen. De boeren en herders bekijken ons zwijgend, maar niet vijandig. Voor het hotel op de filmset wordt nog steeds dezelfde scène gerepeteerd, saai werk hoor! We huren een rijpaard en rijden daar mee een half uurtje door de lanen rondom het paleis. Het zijn gewillige dieren. Clim heeft natuurlijk weer de grootste knol. Het loopt dan tegen zessen en de duisternis valt in, tijd voor Jos om een lang verbeid ligbad te nemen, in een kuip van naar schatting 60 jaar oud. We hebben die middag uitstekend 77
geluncht in het hotelrestaurant (ook eerste klas bediening) en we verheugen ons op een zelf gekozen diner met o.a. pepper steak. Tatjana weet ons echter over te halen om mee te doen aan het groepsbuffet. De prijs per persoon zakt bij meer deelnemers, dat steekt natuurlijk achter haar verzoek, hoewel ze dat uiteraard niet toegeeft. Tussendoor hebben we het paleis verkend. In de biljartkamer staat een tafeltennistafel, waarop Jos Clim ongenadig met 213 de oren wast. Om acht uur verzamelen we ons bij de suite van Tatjana, een schitterende "kamer". Ie dereen heeft iets bij zich (drank, koekjes en zo), maar wij niets. Is er soms receptie? Ter gelegenheid van wat eigenlijk? De dames hebben zich opgetut en hebben zich in recent aangeschafte Indiase gewaden gestoken. De sfeer was niet bepaald ongedwongen, eerder ietwat geforceerd. Niet iedereen was gecharmeerd door dit initiatief, maar was wel aanwezig om geen spelbreker te zijn. Wij bijvoorbeeld. Als eersten maken wij dan ook aanstalten om te gaan eten; per slot van rekening staan de obers al langer dan een half uur pontificaal naast de zilveren schalen met kruidige gerechten te wachten op hun gasten. Een voor een druppelen ze de dining room binnen. We merken dat sommige personen niet aan ons tafeltje plaats willen nemen. Gelijk hebben ze, zo'n boeiend gezelschap aan de dis zijn we niet. Gré en Tatiana wagen de gok wel en schuiven aan. Nou ja, wágen, alle tafeltjes waren inmiddels bezet. De beide dames houden zich goed en we maken een aangenaam babbeltje. Tatjana is al eens eerder in India geweest, ze heeft met name de hippie "hangouts" bezocht. In het zuiden heeft zij een kennismakingsrondreis gekregen met enkele collega's van de reis organisatie Cross Country. Gré is ziek, zij heeft een koortslip en loopt al een week met darmklachten rond. Jos voelt dat hij ook een koortslip gaat krijgen, daar heeft hij tweemaal per jaar last van, dus waarom niet nu? Het gebodene van het buffet valt tegen, veel te weinig voor een veel te hoge prijs. Veel groente. We verlangen terug naar de oorspronkelijk geplande steak. In de kille bar, 's avonds wordt het hier bepaald onaangenaam fris, worden pilsjes en moppen getapt. We blijven er niet lang en zoeken onze kamer op om het gezellig te maken. We proberen vergeefs het haardvuur aan te maken. Geen nood, een kamerboy met extra papier en een kan petroleum voegt zich bij ons en zorgt voor een heerlijk knapperend houtvuurtje. De vlammen loeien de kolossale schoorsteen in en het smeulende hout ruikt naar lang vervlogen tijden, toen wij als jochies in korte broeken fikkie stookten op de Bult. We drinken er in stijl een scotch whisky bij. Als we een foto van dit rustieke tafereel willen maken blijkt het fototoestel van Clim niet meer te werken, we hebben dus geen flitslicht ter beschikking. Jos probeert het met zijn apparaat en stelt het met de hand in. Achteraf blijkt zijn poging succesvol te zijn geweest.
78
DAG 17 Zeer statig ontbijt met kostbaar porselein en zilveren bestek. We vertrekken laat, het wordt al gauw half elf. In Ooty hangt mist. Als we de bergen afdalen, belanden we in hevige stortbuien. We dalen een uur lang van 2400 naar 950 meter. Vlakbij de ingang van het Mudumulai wildlife refuge, voorzien van slagboom en bewakers, blijft een busje vanwege panne (motor of remstoring?) achter. Met zijn negenen wachten we tot het andere busje dat doorrijdt terugkomt. We lopen naar een dorpje 3 kilometer verderop en drinken thee in een moslimuitspanning. Wijzelf eten er iets, de anderen niet. Ze hebben wel honger maar vinden waarschijnlijk de omstandigheden te onhygiënisch. Thieu en natuurlijk Gerard (die we verdenken van bepaalde neigingen vanwege zijn al te opvallende geneigdheid naar jonge jochies) bedelven het zoontje van de baas met kleine cadeautjes. Die Gerard toch, hij heeft zelfs speelgoed in zijn tas zitten! We gaan met een riksja terug. Bij de grenspost: geen busje. Jos en Mathieu gaan als onderwijzers de nabijgelegen christelijke school bezichtigen. De jeugd spreekt er een woordje Engels. De lokalen zijn groot (dat moet wel met klassen van 60 kinderen), duister en bedompt. Tegen vier uur regent het dat het giet. Opeens verschijnen er twee jeeps om ons op te halen. Als we instappen komt ook nog eens het kapotte busje dat inmiddels gerepareerd is opdagen. Een korte rit brengt ons door gemengd bos naar ons onderkomen in het reservaat. Aan de rand van de weg doemt nu en dan een reusachtige mannetjesolifant op; ze zijn wild hier en kunnen gevaarlijk zijn. Het bungalowpark ligt omgeven door bomen en struikgewas aan de rand van een soort savannelandschap op een kleine hoogvlakte. Snel gaan we op pad om nog wat te zien van de vogelpopulatie die zich in en rondom watergaten ophoudt. We houden een geforceerd marstempo aan om nog zo veel mogelijk te zien voor de duisternis invalt. Het mag niet baten; op een paar mussen en een spreeuw na zien we niets. Wel buffels en koeien, maar daar waren we niet naar op zoek. Jos noemt onderweg de Indiase bevolking per ongeluk “allochtonen" en wordt door iedereen honend gecorrigeerd: wij zijn hier de "allochtonen”. We moeten met Gerard en René een bungalow, één grote kamer en badkamer in een soort stenen blokhut, delen. We zijn bang dat we hun met ons gesnurk 's nachts het slapen onmogelijk maken, maar zij beweren nergens last van gehad te hebben. Des te beter.Het vakantiecomplex is in handen van een schatrijke Parsi, afstammeling van Perzische vluch telingen met een eigen Zoroasteriaanse godsdienst (van die Zarathustra): in Bombay en omgeving behoren zij bij de welgestelde bovenlaag. Zijn gedrag is onconventioneel; volgens ons wil hij lijken op de oude Engelse landadel. Hij heeft er veel bedienden rondlopen, vroegere analfabeten die hij zelf heeft leren lezen en schrijven. Hij gedraagt zich als de absolute monarch op zijn domein. Gastvrijheid staat er hoog in zijn vaandel geschreven. Pas als we vertrekken hoeven we onze consumpties af te rekenen en wel datgene wat we zelf denken verteerd te hebben. De boys, die hem onvoorwaardelijk trouw zijn, houden echter onopvallend alles scherp in de gaten. Hun hoofd is het notitieboekje. 79
In een half open gebouwtje wordt aan een lange tafel gegeten. Het eten is van prima kwaliteit en bereid volgens Indoeuropese receptuur. Jos slaat het eten over en maakt een praatje met Gré, die evenmin trek heeft. Allebei hebben ze een flinke koortslip. Ze praten over de Tweede Wereldoorlog en geschiedenis. Later komt Clim erbij zitten. Ook Myriam voegt zich bij ons. Ze heeft jarenlang in Melick gewoond en in Roermond het Bisschoppelijk College afgemaakt. Zij kent ook de Herderstraat. Het is een pittige tante met een ruime belangstelling, reislustig, vrijgezel, onberispelijk Engels sprekend en met een inkomen van twee maal modaal. Ze werkt en woont in Den Haag. We kunnen het goed met haar vinden. Zij kent de Limburgse mentaliteit, misschien vandaar. Voor twaalven liggen we in bed.
DAG 18 Het reservaat maakt deel uit van een groter geheel, dat zich uitstrekt in andere deelstaten (Karnataka en Kerala). Het ligt op een drielandenpunt op 1000 meter hoogte aan de voet van de Nilgiri Heuvels. Veel neerslag en gemengd bos. Er wonen nog een aantal oorspronkelijke stammen (de Kurumba's, de Paniyas en de Iruba's) in hutjes die door de Hindoestanen verdrongen zijn. De bossen leveren o.a. teak, rozenhout en sandelwood. Verder bekend om de jack fruits, mango's en vijgen. De volgende soorten groot wild zijn er thuis: olifanten, tijgers (naar schatting zo'n 15), luipaarden (ongeveer 40), chital ("spotted deer", gevlekte reeën), gaur (enorme Indiase buffel, lijkt op bison), wilde zwijnen, beren, hyena's, jakhalzen, antilopen. Als kleiner wild kunnen we noemen: stekelvarkens, civetkatten, wilde honden, vlie gende eekhoorns, pauwen, kleine apen, mierenvreters, marters, cobra's, kraits, pythons, hazen, otters, schildpadden en een klein soort krokodil. Om al die fauna te kunnen bewonderen moeten we vroeg uit de veren, om half zes. Na een kop koffie en een snee mik gaan we per jeep naar het olifantenkamp. Het is kil en we hebben onze jas aan. Om zeven uur zitten we achter de mahout (de drijver die op de nek van het beest zit) met zijn vieren in een soort stoeltje op de olifantenrug. De kolos trekt zich nergens iets van aan en banjert met zijn grote voeten overal doorheen. De beesten zijn niet bang voor hem. Zijn geur overheerst onze mensengeur, daarom gaat het wild gewoon zijn gang als hij nadert. Af en toe blijft hij staan om te schijten, langgerekte scheten te laten of gewoon om gras te eten. In 2 uur tijd leggen we zo'n 6, 7 kilometer af. Wat we te zien krijgen valt bitter tegen: een kudde chital, een pauw, wat verdwaalde apen en een vliegende eekhoorn: een teleurstellende oogst. We bezichtigen nog het kamp waar de olifanten op volgorde van ouderdom aan elkaar vastgeketend zijn. Terug in het kamp wordt echt ontbeten. Diezelfde morgen gaan we met de baas van het spul, door Clim toepasselijk Baffie genoemd, met de jeep naar zijn koffieplantages. Baffie is niet alleen herenboer, maar tevens grootgrondbezitter en industrieel. Zo heeft hij nog ergens een theefabriek. Hij is een kenner van de plaatselijke flora en fauna en weet er ook meeslepend en informatief over te 80
vertellen. Elk jaar verzorgt hij enkele gastcolleges aan de Universiteit van Bombay. Echt veel meer dan bomen en struiken tegen de hellingen op is er niet te zien. Jos gaat met de jeep mee terug en doet daarna een tukkie. Clim loopt met een stel terug over de savanne, wel met een gids erbij. Ze raken temidden van een kudde buffels verzeild, zien de afdruk van een tijgerpoot en komen uiteindelijk druipnat aan bij de bungalow: de moessonslagregens hebben weer toegeslagen. Bij wijze van lunch eten we 's middags soep en sandwiches. Het is naar ons gevoel echt herfstweer hier en we besluiten de rest van de dag zo maar wat rond te lummelen. De helft van de groep blijft actief. Ze gaan wandelen of nog eens een keer met de olifant of de jeep erop uit. Ze tonen zich enthousiast, maar als je over hun belevenissen door blijft zagen blijkt het allemaal nogal tegengevallen te zijn. De meeste van onze reisgenoten zijn op dit gebied opvallend snel tevreden en tonen zich onverwoestbaar optimistisch. In de avonduren wordt een galadiner georganiseerd. Exquise eten, dat moet gezegd worden, en nog goedkoop ook. Kippenbouillon in een tot terrine omgebouwde kokosnoot, vlees, groente en vruchten op de BarBQ, heerlijke taart na. Baffie zit bij ons aan tafel. Als Tatjana de chauffeurs uitnodigt om aan te schuiven, reageert hij als door een bij gestoken: "On my land no democracy! If they come, we go!" Zo, dat wisten we, duidelijker kon het niet. Trouwens, de chauffeurs zouden toch nooit gekomen zijn, zij kennen hun nederige plaats in deze maatschappij van rangen en standen, nog erger dan ZuidAfrika. Het gebeuren doet veel stof opwaaien in onze o zo beschaafde groep. De meeste vinden Baffie maar een fossiel. Langdurig wordt er nagediscussieerd over het voorval. Dubbel maandloon voor chauffeurs We verlaten het wildpark. Net voor het vertrek krijgen we ons nog klamme wasgoed retour. Baffie's vrouw, een aristocratisch air over zich, zegt dat we daarom korting krijgen. De fooienpot van Peter dreigt op te raken, we vullen hem ieder met 100 roepia aan. Ook de chauffeurs krijgen alvast hun fooi: in totaal vangen ze ieder bijna twee maal hun maandloon! In een rustig tempo dalen we af naar de vlakte rondom Mysore, dat op 700 meter hoogte gelegen is. We moeten aan de grens met deelstaat Karnataka weer enige formaliteiten ondergaan. Ons hotel is centraal gesitueerd. Ernaast is een uitstekend restaurant waar we onmiddellijk lekker lunchen. Het is er wel te donker naar onze smaak, maar het kwali teitsvoedsel maakt dit goed. Imponerend maharadja-paleis Op straat nemen we een motorriksja die ons echter, tegen de afspraak in, eerst naar een souvenirwinkel brengt. We willen dit per se niet en furieus dwingen we hem terug te gaan en naar het Maharadja Paleis te rijden. Naar fooi kan hij fluiten. Bij dat Handicraft Emporium kon de riksja wallah natuurlijk commissie krijgen, zo gaat dat. Jos koopt een paar bundels wierookstokjes, specialiteit van Mysore naast het sandelhout, en we gaan het paleis binnen. Enorm groot en mooi, goed bijgehouden en opvallend veel autochtone toeristen op de been. We geven onze schoenen af en bekijken de zaak op ons gemak. Overal straalt luxe van uit: 81
zelden zo'n mooi en rijk bewerkt gebouw gezien. Niet alles was open, maar datgene wat we konden bekijken maakte een onuitwisbare indruk op ons. Wat een overdaad. Wat een schoonheid. We moeten er niet aan denken hoeveel mensenlevens dit alweer gekost heeft. We ontmoeten er Rien en Maurice waarmee we verder optrekken naar het Museum. Maurice heeft een “regenscherm" bij zich en een "poul" aangetrokken. Zijn "fotoappareil" heeft hij in zijn "valies" laten zitten. Hij koopt enkele "zichtkaarten" bij een “magazijnke" voor souvenirs. Hij vindt het best een "schoon" plafond, daarboven ..... Het belendend museum is minder spectaculair. Wat goud en zilverwerk, wapens en duur meubilair, draag stoelen enz. Mysore: stad naar ons hart We gaan te voet verder de stad in. Drinken hier en daar thee en koffie, lopen wat doelloos rond. We kijken onze ogen uit; in deze stad hoef je je geen seconde te vervelen! We zitten in de buurt van een busstation, daar is al tijd veel volk op de been en dus wat te beleven. Wat is de bevolking van dit land toch rijk geschakeerd! Er is geen land op aarde waar zoveel verschillende mensentypes rondlopen. Alle ervaren reizigers geven dit volmondig toe. We kunnen dit alleen maar beamen. Mysore is nu al een stad naar ons hart. Konden we hier maar enkele dagen langer blijven. Lekker eten kun je er ook. In het ‘Jewel Rock Restaurant’ richten we onder ons tweetjes een waar feestdiner aan: lekkere soep, Amerikaanse steak, sizzlervlees, spinazie, noodles en flessen gekoeld San Pedrobier. Die uitspatting kost ons nog geen zeven gulden de man, inclusief een ruime fooi. Bioscoop, goedkoop massa entertainment Een avondwandeling volgt. In de buurt ligt een grote bioscoop, naar de film gaan is het enige amusement wat men hier kent. De filmtheaters zitten dan ook dag in, dag uit vol. Ernaast is een zeer ruime fietsen en bromfietsenstalling, bewaakt en al. We slaan water, whisky en sigaretten in aan een stalletje. De hotelbar ziet er echt westers uit en het prijspeil is beschaafd, evenals de knipmessende kelners. Thieu komt binnen en laat foto's zien die hij in Mysore heeft laten ontwikkelen. De kwaliteit is ook naar onze maatstaven goed te noemen. Een idee voor ons, morgen maar eens een proefrolletje wegbrengen. Verkeerde laundry bezorgd Om half acht gaat de deurbel en direct daarop stapt een jochie met wasgoed ongegeneerd binnen. We liggen nog te pitten. Clim vindt dit maar brutaal, maar betaalt de knaap toch de laundry fee. Even later staat Jos op en hij ontdekt dat de pas gewassen kleren ons helemaal niet toebehoren. Er ontstaat een hele scène, het jochie begrijpt er helemaal niets van, de floormanager evenmin. Dan de grote baas er maar bij gehaald. Na veel vijven en zessen wordt de zaak gesust. Het ergste vinden we het feit dat het personeel zomaar overal onbekommerd en zonder te kloppen binnenstruint.
82
Indiërs schrokken eten op We ontbijten om de hoek in een autochtone eettent. Het westerse restaurant opent pas om 11.00 uur, tot ontzetting van onze reisgenoten: waar moeten zij nu ontbijten? Ze zoeken een flashy hotel op, dat duurt uren en ze vertrekken veel te laat naar Chamundi Hill. Gevolg: wij moeten weer eens wachten dankzij hun grillen. We eten een voedzame uiendosa, een soort pannenkoek. We zijn er de langzaamste eters, de Indiërs schrokken hun maal vliegensvlug op, misschien bang dat iemand hun het voedsel komt afpakken. Jos start na lang aarzelen met een antibiotica kuur. Zijn koortslip is uitgegroeid tot een forse zoeloelip en is erg pijnlijk. Het is geen gezicht. Het veroorzaakt ook moeilijkheden met eten, vooral bij pittige kost. Omdat we toch moeten wachten voor het busje komt, gaat Clim alvast gauw naar de fotozaak om een rolletje als proef te laten ontwikkelen. Processie op Chamundi Hill Tegen tien uur pikt Francis, ‘driver number two’, ons op en rijden we naar het pelgrimsoord Chamundi Hill. Alweer een heilige tempel, lastige venters, een ceremoniële tempelkar processie, een sadhoe met een 2 meter lange haarvlecht, opdringerige Brahmaanse gidsen. Een fles water loopt in Clim zijn schoudertas leeg, waarop hij vloekend al zijn natte spullen, waaronder reispapieren en paspoort, in de zon te drogen legt. Jos koopt ansichtkaarten en potjes van sandelhout. Op de terugweg bezoeken we nog de kolossale Nandistier halverwege de helling. Het stikt er van de brutale apen. Een van hen probeert de ruitenwisser van ons busje los te wrikken. Aardig panorama van de stad die aan onze voeten ligt. Francis, een van de chauffeurs, gaat op zoek naar Rien en Jaap. Die zijn achtergebleven, denktie, maar wij weten dat ze te voet de berg zijn afgelopen. Francis is er echter niet gerust op, we denken dat hij de toorn van de toeans vreest, mocht hij hen toch vergeten zijn. Thee in stijl in Lalgita Paleis We rijden naar het imposante Lalgita Palace, een voormalige maharadjapaleis dat we al in de verte hadden zien schitteren in de vlakte. Het is nu een vijfsterrenhotel. We drinken er thee met Gerard en René, geheel in stijl. Francis blijft in het busje, hij voelt zich niet thuis tussen het glimmende marmer en de geslepen spiegels. We bezichtigen de stijlvolle, overkoepelde eetzaal, de trappen van koninklijke omvang, de standbeelden, reliëfs, schilderijen en kroon luchters. De cliëntèle bestaat overwegend uit Fransen en Italianen, als rechtgeaarde levens genieters eisen zij ook in den vreemde het neusje van de zalm. De prijs van de vier kopjes thee is een equivalent van 100 kopjes aan een stalletje langs de straat. Maar goed, thee drinken in het Lalgita Palace heeft een ruime toegevoegde waarde waarvoor we graag extra betalen.
83
Rooms-katholieke kathedraal Eenmaal terug in het centrum moeten we eerst geld wisselen (persoonlijke ontvangst, het kantoormeubilair is allemaal genummerd), naar het postkantoor (probleemloze afhandeling, zie je wel dat deze stad oké is) en de fotostudio. De foto's zijn goed en Clim springt in een riksja om nog eens 10 rolletjes in het hotel te halen. Daarna komen we al rondwandelend door een Islamitische wijk terecht bij de roomskatholieke kathedraal St. Philomena. Het is een middelgrote kerk met een crypte die druk wordt bezocht. Op en aan het kerkplein liggen lagere scholen. Daar gaan we een kijkje nemen. Onze komst baart groot opzien. De kinder tjes verdringen zich met honderden om ons heen. De oudere spreken al wat Engels en willen piloot of dokter worden. De meisjes houden zich afzijdig. Overal zitten kinderen op het gras te eten, hun lunch bestaat uit een pannetje rijst. We maken een praatje met een onder wijzeres die ons vertelt dat er 1.050 leerlingen zijn, verdeeld over 15 klaslokalen. Jos noemt zijn naam en de kinderen scanderen: "Jos! Jos! Jos!". Als Clim zijn fototoestel (dat helemaal niet stuk was, Clim heeft de handleiding niet goed genoeg gelezen) te voorschijn haalt, is het hek van de dam. Het gejoel krijgt orkaankracht en de meute wil allemaal op de foto. We moeten ons terugtrekken; de allerkleinsten dreigen in het gewoel onder de voet te worden gelopen. Dat willen we niet op ons geweten hebben. Overigens, de school is wel christelijk, maar er mogen ook Hindoe en Moslimkinderen naar toe. Tenslotte wat de kerk betreft: er is een Lourdesgrot ter ere van de Maagd, mooie glasinlood ramen, in de crypte ligt Lazarus en in de zijbeuken bevinden zich de 12 staties. De stijl is neogotisch. Brutaal de universiteit verkennen Met de riksja naar het westen van de stad, waar een verzameling monumentale gebouwen ligt. De meeste stammen uit de Engels koloniale tijd en zijn nu kantoren van ministeries of dependances van de Universiteit. We lopen overal gewoon naar binnen en bekijken op ons gemak de zaak. Nergens worden we weggejaagd. In een van de zalen van de universiteit mochten we niet binnen; er is net een examen. In een Instituut voor Sanskrietstudies krijgen we van de plaatselijke filoloog een rondleidinkje: hij toont ons duizenden rollen manus cripten op papyrus en perkament die nog niet vertaald zijn. Geschatte ouderdom 2500 jaar. Misschien zitten er wel stukken bij van onschatbare historische waarde. Er liggen ook palmbladeren opgeslagen, ingekerfd met schrifttekens van een lang verloren taal. In een wel erg armzalige mensa, een gebouw zonder wanden, wordt ons voor een dubbeltje een bord rijst met pepertjes opgediend. Af en toe worden we aangesproken door de studenten of wetenschappelijke assistenten die allen goed Engels spreken. Levendige groentemarkt Als we weer terug zijn in het centrum kopen we bij een moslimwinkel enkele mooie beeldjes van sandelhout. Jos betaalt er met zijn Visakaart. Er heerst een oosterse sfeer en de jonge, gladde verkoper weet best hoe hij met westerse klanten moet omspringen. Vlakbij ligt de Devaraja groentemarkt, zeer kleurig en netjes met goedlachse handelaars. We maken er 84
heel wat foto's. Een aantal ervan sturen we later op, we hebben de adressen van de handelaren genoteerd. In de buurt moet ergens een moskee zijn die we willen opzoeken, maar we vinden de ingang niet. We zien wel de minaretten, maar het heiligdom is geheel omsloten door woonhuizen. Vóór negen uur gaan we de foto's ophalen. We zijn tevreden over het resultaat. Foutieve tickets naar Goa Op onze kamer vinden we een cadeautje van Tatjana. Zij is met de tickets naar Bangalore gegaan om de binnenlandse vluchten te regelen. Trots zegt zij dat wij als eersten naar Goa mogen vliegen. Maar we willen helemaal niet naar Goa, we willen op eigen houtje met de trein verder reizen! In Bangalore scheiden we ons van de groep af, dat hebben we haar al eerder verteld. Ze heeft blijkbaar niet goed geluisterd naar ons, een domper op de feestvreugde. Haar cadeautje, twee mierzoete gebakjes, laten we ons toch smaken. De groep gaat uit eten met 14 personen, zonder ons en nog enkele mavericks en/of zieken. Later blijkt dat zij 2 uur hebben moeten wachten voor het eerste gerecht op tafel verscheen, en dan ook nog eens het verkeerde! Inwendig verkneukelen we ons van gelijkhebberige pret. Soms is enig leedvermaak ons niet vreemd. Keer op keer loopt er iets mis met die gezamenlijke culinaire activiteiten. Wat zijn we blij dat we ons daarvan af hebben gemaakt. Basisbehoeften op de nachtmarkt Tegen sluitingsuur (23.00 uur) zitten we nog in de bar, als plotseling een hele groep reisgenoten binnenkomt. Er wordt fors gedronken en kijk, de bar blijkt toch door te kunnen gaan tot de kleine uurtjes. Zolang er maar klandizie is; een gezond standpunt volgens ons. We maken gretig van de gelegenheid gebruik en bestellen opnieuw, nu ook voor Myriam die bij ons is komen zitten. Jos gaat nog even op de nachtmarkt water, whiskey en sigaretten (“Gold Flak, no filter, please!”) halen en komt terecht in een meeting van honderden riksja's. Als we tegen één uur naar bed gaan heeft Jos al hoofdpijn. Meestal wordt hij pas tegen 5 of 6 uur wakker met hoofdpijn, waarna hij een aspirientje neemt en weer verder gaat pitten. Naar de oorzaak kunnen we slechts gissen. Het ligt waarschijnlijk niet aan het Indiase bier, want zoveel drinkt Jos ook al weer niet, twee flessen gemiddeld per avond. Gezien zijn drankgebruik zou Clim eerder last van hoofdpijn moeten hebben. Zeven tussenstops We staan om zeven uur op. Het is maar 150 km naar Bangalore, maar we zullen nog "een paar" tussenstops maken onderweg, daarom vertrekken we toch op tijd. Niemand ontbijt, op ons na. We eten om de hoek in de autochtone tent waar de anderen het te vies vinden. Dat is volstrekt bezijden de waarheid, naar Indiase begrippen is het er schoon en netjes. Ze willen echter gebakken eieren met spek, daar zit 'm de kneep. Gerard en Jaap zijn er wel, maar eten niet. Gerard rekent voor ons af, per slot van rekening hebben wij zijn thee in het
85
Lalgita Palace betaald. Om kwart over acht vertrekken we voor een laatste gezamenlijke, en dit keer melige rit over de hoogvlakte van Karnataka. We stoppen welgeteld 7 keer: Vesting in ruïnes van Tipu Sultan in Srirangapatnam. Kerkers bij de rivier. Tipu Sultan en zijn vader Hyder Ali waren de laatsten die zich verweerden tegen de expansie van de Engelsen in de achttiende eeuw. Toen het verzet van Tipu Sultan was gebroken, werd de hegemonie van de Engelsen in Zuidelijk India onbetwist. Ze duurde tot 1947. Verwoesting van dit fort/deze vesting: 1799. Daria Daulat Bagh. De tuinen en een mooi paviljoen (helaas gesloten) van Tipu Sultan, in goede staat behouden, welverzorgd. Zomerpaleis, mooi wandschild! Mausoleum Gulbaz, Tipu's graf in Moorse moslimstijl, koepel. Tuinen. Riverside Hotel, groepsontbijt, betaald uit groepspotje. Voor het eerst verliep het eten zonder hapering. Aan de oever van een snelstromende rivier volgt een briefing. José had weer eens de meest domme vragen en opmerkingen. Volgt alweer een stop. We weten niet meer waarom; waarschijnlijk om armzalige hutjes en sloebers te fotograferen, daar doen wij niet aan mee. De chauffeurs moeten piesen. Even later: De chauffeurs wensen hun middagmaal te gebruiken, zoals gewoonlijk een fors bananenblad vol rijst met groente, met de hand naar binnen gewipt. Bangalore, “stad van de bonen” Al met al zijn we pas rond half drie in de "stad van de bonen", de ‘boomtown’ Bangalore met zijn schone industrie (ICT, elektronica, vliegtuigbouw, ruimtevaart). Eerste klas hotel met 2de klas roomservice. Clim maakt de fout om de kamerjongen alvast fooi te geven voordat hij ons handdoeken e.d. brengt. Nou, zoals verwacht, die komt nooit meer terug. Waarom zou hij, de buit is toch binnen? Roomservice gebeld, komt in orde meteen, onmiddellijk. Een half uur later zitten we nog steeds te wachten. Het wordt Clim te veel, hij wil zich douchen en heeft een handdoek nodig! Hij vindt een heel nest roomboys nietsnuttend in een kamer bij elkaar, loopt naar de linnenkast, rukt die open, grijpt er een stel handdoeken, slopen en lakens uit, maakt een niet nader te beschrijven gebaar naar de uitvreters en beent terug naar de kamer. Zo moet je dat oplossen hier, zegt hij tevreden. Een uur later belt de room service: klopt het dat wij handdoeken nodig hebben? Jos bedwingt zich en legt voorzichtig de hoorn op de haak. Wat een organisatie. Veteranen, gehandicapten, bejaarden en toeristen first! Na in het hotel gegeten te hebben (sandwiches en pakora's, dat zijn gevulde gefrituurde bollen) nemen we een autoriksja naar het station. Het regent. Als we de drukte zien in de reserveringshal zakt ons de moed in de schoenen, dat wordt ongetwijfeld van het kastje naar de muur lopen. Het valt mee. We vinden het reserveringsloket met de formulieren meteen 86
en hoeven niet lang te wachten. Tot onze verrassing is er een speciaal kaartjesloket voor ‘senior citizens’, gehandicapten, oorlogshelden en ... toeristen! Echt, het staat er, en de rij is te verwaarlozen. De eerstklasplaatsen voor morgen naar Hyderabad zijn uitverkocht, dus maar de tweede klas genomen. We gaan een kijkje nemen naar de modale 2de klassen en schrikken ons rot. We zien mensen in de bagagerekken hurken, de banken zijn van hardhout, er ligt kots op de vloer. Bij voorbaat krijgen we al een nachtmerrie. Een stationschef stelt ons echter gerust, dat is een lokale 2de klas. Wij hebben expresse, die zijn veel beter. Laten we het hopen. In de hal drinken we appelsap uit Himachal Pradesh, de Himalaya bergprovincie van India. Tijdens onze eerste reis door het noorden hebben we dit drankje leren waarderen als een verfrissende dorstlesser, een van de beste. Het weer blijft slecht en we besluiten op de kamer te blijven, televisie kijkend, lezend, puzzelend en schrijvend. Sari modeshow van de dames Met zijn allen hebben we besloten er een afscheidsavond van te maken.Niet alleen Clim en Jos gaan weg, ook Ine en Ed gaan morgen hunsweegs en wel naar ashram van Sai Baba (een bij westerlingen populaire goeroe) zo’n 100 kilometer verderop. Om acht uur komen we bijeen in de hal. Alle alleenreizende mannen en Myriam en Gré zijn stipt op tijd. Te laat komen Astrid en Rob (zij is tekenlerares op de Mavo en leest veel onderweg; hij is chemisch ingenieur bij Dow Chemical in Rotterdam en draagt alleen maar Tshirts van Snoopy; een regelrechte zonderling), Barbara en José (maar dat zijn we nu al lang gewend). Ed komt ruim een half uur te laat, hij chaperonneert de dames Ine en Tatjana die in sari's zijn uitgedost. Tatjana heeft de sari van de groep cadeau gekregen, en nog een geldsom als fooi voor de reis toe. Ine wil natuurlijk niet achterblijven. Zomaar wat rondjes rijden Goed, we zijn bij elkaar, wat nu? Eh, ja, laten we maar riksja's aanhouden. 0 ja, met zijn twintigen? Eh, nou, dan nemen we de busjes. Gelukkig liggen de chauffeurs net te slapen in hun bus. Er is gereserveerd in een prima restaurant in de buurt, zo wordt gezegd. In de buurt, een half uur rondjes rijden en we zijn er nog steeds niet. Ine en Tatjana, want zij zijn het die dit klapstuk op touw gezet hebben, weten van niets. Ze verontschuldigen zich met het smoesje: "Ja, maar het is nu zo duister." In de busjes valt een beschuldigende stilte. Toevallig komen we er uit, het restaurant ligt op 500 meter afstand van het hotel. De chauffeurs lachen zich een aap, en terecht, dit vormt een regelrechte aanfluiting. High society restaurant Paradise De setting op het eilandje, kunstmatig uiteraard, van het high societyrestaurant Paradise is perfect, het zij gezegd. Allen om één grote tafel, nog niet eens rond. Het is de duurste tent van de hele stad. We worden voor een etentje uitgenodigd waar een fors prijskaartje aan hangt en we moeten nog zelf betalen ook! Echt gezellig is het niet meer. Jaap houdt nog een toespraak en overhandigt een envelop met inhoud aan Tatjana. Jos zit tussen Ine (brrrr... ) en Astrid (gelukkig, wat kletsen over het onderwijs). Clim zit beter tussen Maurice en Gerard, de hartelijke Jaap zit ook in zijn buurt. Het eten is van hoge kwaliteit, de biefstuk bijvoor beeld is een van de betere die we ooit gehad hebben. Wat rekt het diner zich lang. Af en toe 87
staat Jos op en kuiert wat rond. Na elven beginnen er enkelen quasi geïnspireerd te dansen. Om middernacht is de tijd om af te rekenen aangebroken. Iedereen moet zelf uitrekenen hoeveel hij moet betalen, de meeste vergeten de belasting en de fooi. Resultaat, het opgehaalde bedrag is honderden roepies minder dan de eindafrekening aangeeft. Tatjana en het potje moeten bijlappen, want de meeste zijn al op eigen houtje terug naar het hotel. Jos krijgt woorden met Barbara vanwege een kritische opmerking. Het mooiste van dit alles is dat Ed en Ine, de aanstichters van deze ramp, als eersten in alle stilte zijn verdwenen, als een dief in de nacht... Het luxediner kostte gemiddeld 400 roepie: een maandloon van een arbeider hier. Nachtelijk dolen door de ‘boomtown’ Al foeterend en balend lopend we daarna door nachtelijk Bangalore. Er is geen kip op straat, zelfs geen daklozen liggen hier op de stoep. Geen bedelaar kruist ons pad. We raken de weg kwijt. We nemen een eenzame motorriksja in de hand, die kent het hotel ook niet, maar wil wel mee helpen zoeken. Hij raakt net als ons hopeloos de weg kwijt. Een drietal dronken jongelingen op een scooter gaat ons vervolgens voor. We bedenken dat zij ons met die overmacht best kunnen overvallen en Jos begint alvast allerlei overlevingsstrategieën te verzinnen. Maar we komen er toch uit met behulp van de portier van een concurrerend hotel. De riksjajongen eist ineens veel meer geld dan overeengekomen. Onze portier erbij, we middelen de zaak en de zaak is geklaard. Jos heeft al die tijd zijn Zwitsers legermes bij de hand gehouden voor alle zekerheid, nou, dat kan hij nu met een gerust hart opbergen. Op onze kamer nemen we alsnog enkele slokjes whisky om de gevoelens van frustratie weg te drinken. Verlost van de groep, all alone We zijn nu van de groep "verlost". Het is eigenlijk best meegevallen. Echt problemen zijn er niet geweest en met verscheidene leden hebben we erg goed kunnen opschieten. Alleen dat eeuwige te laat komen en het schenden van afspraken, dat is iets waar we steeds moeite mee hebben gehad. Ook het voldoen aan egoïstische individuele wensen en de geforceerde vrolijkheid vonden we negatieve aspecten. Positief daarentegen was de eruditie, de tole rantie en de bereisdheid van de leden. Van de meeste konden we op dat gebied best iets leren. DAG 22 Rare jongens, die Indiërs We worden gewekt door de laundry service. Dat zul je nu altijd hebben in dit land! Wil je eens uitslapen, dan bellen ze om 6 uur of je een krant wilt, om half zeven maken ze je wakker of je ontbijt op bed wilt, om zeven uur staat er weer iemand klaar om je vuile wasgoed op te halen. Als je helemaal pech hebt komt om acht uur het kamermeisje aan de deur rammelen om te poetsen. Zo gaat dat hier. In de ontbijtzaal komen we René tegen. Hij gaat met een later vliegtuig naar Goa. Hij heeft 40 roepie uit het potje gekregen om te 88
ontbijten. Wij hebben daarentegen niets gekregen, we achten dat niet geheel correct. René is de laatste van de groep die we zien. We checken uit na een wel èrg karig ontbijt: alleen koffie. Het is half tien en er moet gepoetst worden. Hoezo, poetsen? Er zijn toch nog gasten, die kun je toch niet wegjagen? Jawel hoor, het is zaterdag en dan wordt er altijd om half tien gepoetst. Tja, dat moet je dan ook maar toevallig weten. “Rare jongens, die Indiërs,” zou Obelix zeggen. Afscheid van Sri en Francis, de chauffeurs Onze chauffeurs Sri en Francis staan buiten rond hun busje nog wat te lanterfanten. Als ze ons zien springen ze als één man op. Onze fooi moet toch wel erg vorstelijk zijn geweest. Enthousiast vragen ze: "You go to airport?" Ze willen ons brengen, des te beter. "No, we go to railway station." "Oh, you go to ashram?" "No, we go to Hyderabad!" Daar snappen ze niets van. Ed en Ine naar de ashram, nu deze twee weer die heel ergens anders heengaan. Waarom blijven die Hollanders niet bij elkaar zoals het hoort? Enfin, een hotelboy rijdt met ons mee om de weg te wijzen. Bij het station geven we onze bagage af. We maken kennis met Atjunar, iemand die bij de spoorwegen werkt. Samen met hem nemen we een riksja en rijden naar de Vidhana Souda. Dat is het imposante parlement van de deelstaat. We hebben het de vorige avond gezien, sprookjesachtig verlicht, zelden iets mooiers gezien op het gebied van illuminatie. Helaas is het gebouw dicht; zoals gezegd, het is zaterdag. Ook het rossige Paleis van Justitie is dicht, dat blijkt als we er willen binnendringen op onze gebrui kelijke achteloze manier. We wisselen met Atjunar adressen uit. Verhit gevecht om stuiver We beloven hem de foto's waar hij op staat toe te sturen. Na een korte tijd verwijlen in het Cubbon Park nemen we een riksja en laten we ons naar de oude markt brengen. Veel Moslims daar, erg druk. We laten de hagelwitte moskee met slanke minaretten links liggen en zoeken het oude Fort op. Valt dat even tegen! Eén of twee donjons, wat kerkers,een binnenplaats zo groot als een tennisveld, that's all. We wandelen kriskras verder door de wijk. Erg veel rotzooi op de grond. In een college voor moslims maken we een praatje met een van de leraren. Struiken en zelfs bomen groeien uit de gevels van het gebouw dat nog steeds in gebruik is voor lessen. Nog een paar uitzonderlijk rijkelijk bewerkte Hindoetempels. Vegetarisch lunchen in kelder restaurant, “very spicy"! Opnieuw een riksja, nu naar de Bull Temple in het zuiden van de stad. Niks aan, ook is er geen volk, dat zegt genoeg. Jos geeft de tempelwachter één roepie. Deze moet het geld echter afgeven aan een hogere, en dat weigert hij. Ruzie in het heiligdom, om een stuiver… Moghul-stijl van Tipu Sultan Terug, nu naar Tipu Sultan's Palace. Ineens wel veel Indische toeristen op de been, moderne lui dus. Het paleis wordt gevormd door een open kiosk in een soort moghulstijl, met schil deringen, maar geen beelden. Het zijn moslims hier! Er ligt een mooie tuin omheen, waar we uitrusten. Jos gaat met zijn macrolens op vlinderjacht. De Indiërs kijken meewarig toe en 89
vragen zich af wat die kleine, dikke, kale, schele, dove westerling met zijn camera in de struiken te zoeken heeft. Om een uur of vier zijn we weer op het opmerkelijk schone station. Een complimentje voor de Indiase regering, overheidsgebouwen zijn over het algemeen goed gepoetst, hoewel het buitenonderhoud wel eens wat te wensen over laat. We zoeken vergeefs ons rijtuig dat de aanduiding "56" heeft. Nergens te vinden. Na enig rondvragen komen we er tot onze schaamte achter dat de code "S6" is. Nou ja, ze maken hier gewoon een rare S. Een voorbeeld van een communicatiestoornis die verstrekkende gevolgen kan hebben. Altijd op je tellen passen is hier de boodschap. Reisgenoten in de trein Precies om half zes vertrekken we, dezelfde tijd als die van de dienstregeling. We zijn opgetogen, dit moet een gunstig voorteken zijn. In onze coupé hebben we gezelschap van een 40jarige alleenreizende vrouw (hoge kaste natuurlijk), een professor in de filosofie (die onze reisboeken leent, hij is benieuwd wat ze in het westen over zijn vaderland in toeristische zin schrijven), drie knapen van achter in de twintig (waarbij een zeer arrogante moslim, de leider van het stel) en tenslotte een ietwat dikkige meneer Ahmed, die een zware houten hutkoffer met zich meezeult. Wij slapen boven en moeten woekeren met de ruimte daar. Roken doen we in de open deuren van het balkon uit consideratie met onze reisgenoten.
DAG 23 Het leven in de lange afstand-trein We stoppen onderweg vaak, ogenschijnlijk zonder enige reden. Langzaam glijden we door een monotoon landschap. Tijdens elke nieuwe stop komen er bedelaars en verkopers van fruit en drank binnenwippen. Vooral de haveloze kinderen zijn lastig. Ze houden hun hand alleen bij ons westerlingen op, de Indiërs laten ze met rust. Een jochie veegt de vloer schoon met bij elkaar gebonden takjes. Als we hem iets geven, tasten de Indiërs op hun beurt ook in hun zak. Typisch, ze willen dan toch niet achterblijven. Regelmatig houden we de koffie en theewallahs aan. Als het duister is ingevallen is er weinig meer te doen. Al vroeg kruipen we in onze kooi. Ach, als je eenmaal je draai hebt gevonden is het daarboven zo slecht slapen nog niet. We hebben veel baat bij onze opblaasbare nekkussens! Om zeven uur komt er weer leven in de brouwerij. Iedereen gaat zich netjes wassen, alleen wij niet. Op het toilet is het gewoon een zwijnenboel. We snappen niet waarom die welopgevoede en beschaafde mensen die onhygiënische troep blijven slikken. Alleen in dure westerse hotels kom je fat soenlijk sanitair tegen. Het moslimse Hyderabad Rond elf uur lopen we het station van de miljoenenstad Hyderabad binnen. We zitten hier in een centrum van tamelijk fanatieke moslims, die zich bedreigd voelen door de hen 90
omringende honderden miljoenen Hindoes. Die laatste zijn ook geen doetjes, voor een reli gieuze afslachting draaien zij hun hand niet om. De treinreis heeft 17 uur geduurd en kostte ons nog geen fl 25 per man, voor een traject van 800 km een spotprijsje, zeg nou zelf! Op advies van een riksja walla nemen we onze intrek in het middenklassenhotel President. Valt dat even tegen, de faciliteiten bestaan er enkel op papier en er is net een verbouwing aan de gang. Het personeel is er onvriendelijk. Er verblijven veel fundamentele Islamieten; je waant je er eerder in Arabië. Door die ietwat vijandige sfeer besluiten we hier zo snel mogelijk te "moven”. Na die stoffige treinreis nemen we een uitgebreide douche en rusten nog wat. Om half twee gaan we de stad in, te voet want dan zie je meer. Wisselen van hotel Allereerst lunch. We zoeken een adresje uit de "Travel Survival Kit". Als we plaats nemen in het geheel verlaten restaurant scharen zich zes bedienden om ons heen. Hebben ze vlees? Natuurlijk hebben ze vlees. Nou, dan breng ons maar een portie "mutton". Sorry, sir, no meat. Tegelijkertijd staan we op en verdwijnen, het zestal verbouwereerd achterlatend. Dat kwam vaker voor, een menukaart van hier tot ginder, en als het erop aan komt hebben ze niks in voorraad. Aan de overkant treffen we het beter bij restaurant "Shalimar", die niét in de Survival Kit staat. Eén van de zeven, acht missers (onjuistheden en omissies) die we per soonlijk in de enige, echte Traveller's Bible hebben gevonden. Voor de ingang staat een jonge portier in een soldatenuniform gekleed. Hij salueert stram. Binnen voorkomende be diening, duur naar Indische begrippen en bijna volslagen duister (je kunt niet alles hebben). Dankzij het uitstekende eten en de uitgebreide spijskaart, waarvan alle gerechten leverbaar zijn, zullen we hier elke dag dat we in Hyderabad verblijven komen eten. We hebben er zelfs een vast tafeltje! Archeologisch Museum In de namiddag bezoeken we het noorden van de stad. In het stadspark verdroogde tuinen, een moskee, oude koloniale gebouwen, een roeivijver en een moderne openluchtbioscoop. Overal liggen magere mannen in simpele kledij op de gazons te pitten. Dat herinnert ons eraan dat het zondag is. Het Archeologisch Museum ligt ook op het terrein. Klein, maar helaas niet fijn. Buiten liggen antieke kanonnen tussen het onkruid te verroesten. In een zaal voor eigentijdse kunst (die overal op de wereld hetzelfde is, helaas) zijn negen van de twaalf tlbuizen kapot, misschien al jaren! Het geëxposeerde heeft evenmin iets op de kous, of het moet een kopie van een grote wandschildering van Ajanta zijn. Moderne devotie De Birla Makir Tempel die we daarna bezoeken is een echte verademing. Geheel in marmer opgetrokken, deze moderne maar toch klassiek aandoende tempel die een geschenk aan de stad is van een invloedrijk en schatrijk industrieel, Birla genaamd. Alles is smetteloos wit, het doet pijn aan je ogen. Het ligt op een rots en je hebt er een goed uitzicht op de stad en het Sagarmeer. In de verte zien we de ruïnes van het fort Golconda tegen de ondergaande zon 91
liggen. We zijn de enige westerlingen tussen honderden pelgrims en toeristen. Ook in het Birla Science Centre (een soort Fenomena of Evoleon) is dat het geval. De Indiase jeugd die er in groten getale rondloopt spreekt Engels onder elkaar. Hun klasse of kaste mag je zelf invullen. Clim op oorlogspad Clim amuseert zich opperbest. Je mag namelijk overal ongestraft aankomen. Dat is het principe hier: ervaar natuurkundige verschijnselen door te doen, middels spelletjes en proefjes. Bij het loket was Clim even tevoren minder enthousiast dan assertief. Hij moest in de rij staan en dat werd dus dringen en duwen geblazen. Echter niet bij Clim, die dan de voorkruipers met stemverheffing tot de orde roept. Zo'n houding is hier niet gepast, niet "des Indiaas". Toch wordt hij steeds door andere Indiërs (lagere kaste, beschaafde en bescheiden inborst, welopgevoed?) gesteund. Zo ook hier. Een man achter hem tikt hem op de schouder en vraagt, of beter nog, constateert: "Excuse me, sir, are you Dutch?". In de roos geschoten. De man had een tijd in Nederland gewerkt en herkende onze bijna mania kale wens om gelijk en rechtvaardig behandeld te worden. (Misschien herkende hij ook ons Nederlandse accent…) Tussen de krotten door bereiken we de hoofdweg. Opgelopen schade opnemen ‘s Avonds nog maar eens copieus getafeld in Shalimar. In de buurt hebben we een hotel gevonden dat ons, ook vanwege de ligging langs een liquor shop en ons restaurant, beter bevalt: half zo duur en net zo goed, zo niet beter. We reserveren er een kamer voor morgen. We zijn vroeg terug op onze kamer. Na 22 dagen reizen hebben we toch enige schade opgelopen. Jos zit nog steeds met een zoeloelip die maar niet wil genezen, bovendien beginnen zijn kreeftrode benen nu te vervellen. Clim heeft last van een hardnekkig jeukende uitslag op de achterkant van zijn dijen. Onze avondwandeling, inmiddels traditioneel geworden, biedt hetzelfde beeld als altijd: Felliniachtige schaduwen en figuren die weer een dag van hun kommervolle bestaan overleefd hebben en een goed plekje op het trottoir zoeken om de nacht door te brengen. Waarom komen die lui eigenlijk niet in opstand? Vanwege het geloof, daar wijst men dan vaak op. Na de dood volgt een beter leven, tenminste als hun "karma" goed is. Hun karma kan alleen gunstig zijn als ze hun leven lijdzaam geaccepteerd hebben. Rebellen hebben een slecht karma, per definitie. Die keren waarschijnlijk terug als een minderwaardig dier, een hond of een insect. Dankzij de reïncarnatie kun je echter ook als hoger wezen terugkeren op het ondermaanse.
92
DAG 24 Opwinding aan de uitcheckbalie Als we uitchecken krijgen we een rekening gepresenteerd van een pot thee de vorige dag. We hadden echter koffie besteld. Indiase thee (mierzoet met melk, soms zelfs met vet oogjes) is nauwelijks drinkbaar, dus we hadden de thee met een begeleidend briefje onaangebroken terug op de gang gezet. 's Morgens staat die er nog, kun je nagaan wat voor normen over dienstverlening daar heersen. Clim windt zich dermate op dat hij de rekening voor de ogen van de receptionist verscheurt. De receptionist is trouwens toch al moeilijk aan het doen, hij weigert betaling met de Visakaart, hoewel zij bij die organisatie zijn aan gesloten. Een reden voor zijn weigering wil hij niet opgeven. Op hoge toon eisen we na enig soebatten de baas te spreken, maar ook dat wordt niet ingewilligd. We dreigen met aangifte bij Visa, maar onder protest betalen we toch maar cash. Buiten worden we compleet overvallen door een leger havelozen. Al die tijd hadden ze zitten wachten op ons, het heeft de ronde gedaan dat er witten in het hotel zitten, daar moet dus iets te halen zijn. Een riksja wallah weet ons te ontzetten en brengt ons naar Hotel Saptagiri waar ze ons al verwachten. Probleemloos inchecken en installeren, een uiendosa bij wijze van ontbijt en "off we go", naar de wereldberoemde Char Minar, in het zuidelijke oude gedeelte van de stad. Char Minar, een unieke “masjied” De Char Minar is een moskee uit de zestiende eeuw met vier zware minaretten. Je kunt er onderdoor rijden. Zij is omgeven met sjofele maar sfeervolle markten. Er recht tegenover ligt een der grootste moskeeën van India, de Mecca Masjied. We geven er de voorkeur aan die niet binnen te gaan, van binnen zijn ze echt bijna allemaal hetzelfde. Het is hier inderdaad een fundamenteel islamitisch bolwerk: de meeste vrouwen lopen er in lange zwarte gewa den rond, vormeloos en alles bedekkend, bekroond met een dichte sluier of hoofddoek, soms met een kijkgaasje erin. Het lijkt hier verdomme wel Iran. Oppassen met fotograferen dus. Toch wordt ons niets in de weg gelegd. We ploegen voort door het vuil en de smerig heid die op de slecht geplaveide straten ligt. Lastig jochie wegjagen We worden hinderlijk gevolgd door een jongetje, geen bedelaarstype overigens, die steeds in het beeld springt als we een foto willen maken. Op een gegeven moment moeten we hem zelfs met geweld verwijderen, er zit niets anders op. Op een eerbiedige afstand blijft hij echter in ons spoor. De nietfundamentalisten zijn aardig en lachen ons meestal vriendelijk toe. Er zijn zelfs jonge meiden die nieuwsgierig naar ons omkijken. Ouwe mannen zitten met poppen, goden en dierenbeelden gemaakt van papiermaché, langs de weg. In een "fietsen speciaalzaak" kopen we twee grote, helder klinkende fietsbellen, uniek in de wereld. We komen bij de rivier uit, waaraan het Hooggerechtsgebouw ligt. De juristen staan er in toga aan een kraampje ijs en snacks te eten. Mooi koloniaal gebouw. We gaan er niet naar binnen, want ons volgende doel is eigenlijk het Salar Jung Museum, een kilometer verderop. 93
Rijk gesorteerd Salar Jung Museum Het is een foeilelijk gebouw, maar de verzameling kunstwerken is uniek. Dit hebben we niet verwacht, wat een rijkdom, bijeengekocht door een soort grootvizier van de Nizam (moslimheerser). Het is er erg druk, er loopt zelfs een groep kleurrijke Bhilstamleden rond, waarvan de vrouwen opvallen door een ring door de neus en zware zilveren sieraden aan hun oren. Er is niet alleen Europese kunst, maar ook Japanse en Chinese. We zijn ervan onder de indruk. Verzameling oeroude manuscripten Aan de overkant van de rivier liggen het Parlementsgebouw en de Openbare Bibliotheek. Die laatste bezoeken we. We gaan overal naar binnen; raken in de kelder verzeild en lopen ongestoord rond op het dak. Manuscriptenverzamelingen alom. Veel literatuur in de deel staattalen Kannada, Tamil, Malayalam en Telugu. Ook het Oerdoe is goed vertegenwoordigd; niet verwonderlijk, want dat is per slot van rekening een moslimtaal. Overigens, we moesten bij de entree wel onze tassen inleveren uit preventie tegen diefstal. Clim leest de krant in de leeszaal, terwijl Jos buiten wacht. Met de riksja terug. Douchen en een uurtje uitrusten op de kamer. Naar de kleermaker voor broeken Op weg naar Shalimar komen we langs de kleermaker waar we vanmorgen zijn geweest om maatbroeken te bestellen. De stof hebben we in de buurt gekocht, 1.40 m per broek voor nog geen tientje. Inclusief maakloon kosten de broeken ons fl 15 per stuk. Morgen kunnen we ze afhalen. Shalimar biedt ons wat we ervan verwachten: veel en lekker eten. Ze gebrui ken royaal de peperbus en specerijenpot. We slaan bier in en zoeken tijdens de avond wandeling een bank, vergeefs, ook in "Bank Street' is geen bank te bekennen. We kunnen de bodem van onze beurs zien, dus we hebben zeer binnenkort een bank nodig. Jos valt om 23.00 uur geeuwend in slaap. DAG 25 Bankzaken, een ‘pain in the ass’ We zijn als eerste aan de beurt, maar onze blijdschap hierover wordt al gauw getemperd. Om elf uur liggen de door ons ingevulde formulieren, paspoorten en traveler cheques nog steeds op dezelfde plaats. Dan komt een hogere opdagen, neemt onze spullen in de hand en alles komt in een stroomversnelling. Hij controleert een en ander driemaal en maakt de berekeningen op zijn eigen rekenmachine nog eens twee keer. Het pakket gaat naar een nog hogere pief. Deze controleert op zijn beurt, maakt ook berekeningen en parafeert uitein delijk alles. We krijgen een token. Op naar de kassa. De kassier bekijkt de papieren tweemaal, controleert en berekent het hele zaakje nog eens, telt het geld uit, eenmaal, tweemaal... en nog een keer. Nu mogen we meetellen, alsof we dat al niet eerder gedaan 94
hadden. Het is half twaalf geweest als we ons fel begeerde geld ontvangen. We hebben het hele proces kunnen volgen in het open kantoor: 4 employés hebben zich met onze zaak beziggehouden, er zijn 6 controles en (her)berekeningen uitgevoerd. Kopieën maakt men hier niet, tenminste niet machinaal. Alles wordt hier met de hand overgeschreven, klaar kopie. Nog een extra broek We halen onze broeken op. Clim laat de broek die hij aan heeft nog snel repareren. Jos haalt en passant nieuwe "cloth" (stof), hij wil een extra nieuwe broek, maar dan van duurdere stof. Morgenvroeg afhalen. We willen vervolgens naar het Golconda Fort buiten de stad, het is warm en we hebben dus water nodig. Maar, hoe we ook zoeken, nergens mineraalwater verkrijgbaar. Dan maar zonder. We benaderen riksjarijders, maar die vragen allen idioot hoge prijzen voor die 10 km op en af. Als we met inschakeling van de politie dreigen lachen ze ons uit. Tot ons geluk komt er net een agent aan en die spreekt nog een beetje Engels ook. We klampen hem aan en leggen hem ons probleem uit. Hij roept een riksja walla bij zich en geeft hem opdracht ons tegen de meterprijs naar Golconda te brengen. De riksjaman knikt braaf, zijn eerdere branie is verdwenen. Ruïnes van het Golconda Fort Een half uurtje later stappen we uit. Jos maakt afspraken over de wachtprijs, dat is 20 paisa per 2 minuten, tenminste dat denkt hij. Het is een enorm groot fort, het strekt zich over een brede en 80 meter hoge heuvel uit. Hier en daar is men enkele paleizen en zalen aan het restaureren, heel minutieus en waarheidsgetrouw. De diensten van free lancegidsen wijzen we gedecideerd af. Toch hebben we weer een jongeling achter ons aan hangen, het is net alsof hij met een touwtje aan ons vast zit. We proberen hem uit en maken bijvoorbeeld gekke omwegen, maar hij blijft plakken als kit, niet af te schudden die knaap. Nou ja, hij valt ons verder niet lastig. Weinig volk op de been. Geen goed fotoweer, het is te bewolkt. Als we bovenop de ruïnes staan, worden we ons helemaal bewust van de uitgestrektheid van de fortificaties. Via een andere route dalen we af. Studenten die hun Engels willen oefenen spreken ons aan en vertellen over de geschiedenis van het fort. We komen langs de watertank, de harem, de troonzalen, de kamelenstallen en het arsenaal. Onze klim heeft precies een uur geduurd en we hebben de belangrijkste bezienswaardigheden gezien. Mausolea en tombes Iets verderop liggen tombes en 8 grote mausolea van de vroegere moslimheersers van Hyderabad. Mooie gebouwen, redelijk onderhouden en gelegen in aardige tuinen. Hier en daar hebben ze iets weg van de Taj Mahal. "Qutb Sjah" heet het hier. Lekker rustig, net als in Golconda. Buiten de poort krijgt Clim het aan de stok met een limonadeverkoper. (Nu we geen water bij ons hebben zijn we helaas van hen afhankelijk!) Deze wil geen wisselgeld teruggeven. Wat nu?, denkt Clim, en hij pakt een krat cola op, heft die in de lucht en dreigt 95
hem te laten vallen. Binnen enkele tellen heeft hij zijn wisselgeld. Enkele omstanders moe ten lachen om dit tafereel. De limonademan lacht ook, als een boer die kiespijn heeft. Dierentuin: de naam onwaardig We laten ons vervolgens naar de dierentuin brengen. Onderweg kijken we ons de ogen uit en vallen we van de ene verbazing in de andere. We komen langs werkplaatsen voor hindoe beelden (van papiermaché), wasplaatsen, plasplaatsen, poepplaatsen. Overal bedrijvigheid, als een mierenhoop, schijnbaar ongestructureerd. De Zoo is een aanfluiting. Zeer uitgestrekt in een mooi park, dat wel, maar helaas ontbreekt het aan haar bestaansrecht, namelijk dieren. Ja, hier een vastgeketende olifant, daar een coyote of hyena, wat apen en een slang. Dat is alles. In een afgescheiden gedeelte is een prehistorische tuin met enorme hagedisachtigen en reptielen. We worden er zowaar aangesproken door pubermeisjes. Ah, het zijn christenen, dat zien we aan de kruisjes rondom hun nek. Ze zullen ons wel bondgenoten vinden. Ze bedelen niet. Op het einde van de rondgang worden we verrast door een plensbui. Haastig zoeken we de bescherming van onze riksja op. Stommelingen dat we zijn, de paraplu en de regenjassen hebben we in het hotel achtergelaten. Dat is ons vaker overkomen. Met fooi strooien Als de riksja ons voor het hotel afzet beginnen de problemen. Er wordt tweemaal zoveel geëist als er op de meter staat. De receptionist komt erbij als tolk. Na een hele discussie, waarvan de essentie ons ontgaat, want ze werd voornamelijk in Telegu gevoerd, betaalt Clim nog wat extra fooi en zijn de zaken geregeld. Jos brengt fotorolletjes weg en koopt reserve batterijen voor de walkman van Clim. Na gegeten te hebben bij Shalimar waar we extra fooi geven, met name de portier in uniform werd goed bedeeld. Knipmessend neemt hij zijn roepies in ontvangst, waarna hij stram in de houding springt. We gaan we op zoek naar een muntenzaak. Die vinden we niet, of hij is al dicht. De fotozaak is nog niet gesloten, er is te veel klandizie. We moeten lang wachten en maken een praatje met de baardige baas. Hij kent veel Hollanders uit Poona, waar hij vaker komt als echte volgeling van Rajnees, de inmid dels overleden Bhagwan. De foto's betekenen een teleurstelling, ze zijn slecht van kleur en hebben een te klein formaat. Wel goedkoop, 20 cent per afdruk. We zullen de beste bewaren en laten vergroten. Rond twaalf uur gaan we slapen. Morgen wordt er uitgeslapen.
DAG 26 Correct afgehandelde herbevestiging vlucht ‘s Morgens doen we wat boodschappen en maken we afspraken: bagage bij hotel achter laten, elektronicazaak zoeken, naar muntenwinkel. Die laatste vinden we toch, een kamertje in een verlept businesscenter. Terwijl Clim onderhandelt ze willen hem natuurlijk direct de 96
dure soorten aansmeren maakt Jos een praatje met een Indiër uit Chicago. In de VS woont een half miljoen zeer nijvere Indiërs. Ook veel van de braindrain van de Indiase univer siteiten gaat richting Amerika. Bijna de helft van het motelwezen is er in handen van Indiërs. Gekscherend wordt dan ook gesproken van "Patels" in plaats van "motels" (Patel is een veel voorkomende Indiase naam uit de deelstaat Gujarat). We pikken ook nog de nieuwe broek van Jos op, waarna we de riksja naar het kantoor van Air India nemen. Het kantoor moet ergens in de buurt van de Birla Tempel liggen. Het bekende probleem, waar precies? Niemand die je kan helpen. We komen er uit, na eerst naar het kantoor van Indian Airlines (subtiel verschil, dat is de binnenlandse vliegmaatschappij!) te zijn verwezen. We worden door de general manager persoonlijk ontvangen en hij handelt de kwestie van onze herbevestiging ook zelf af: uiterst correct, met een computeruitdraai en al! Zoiets doet een mens goed. Weer eens de weg kwijt We charteren een riksja en leggen de bestuurder, die slechts rudimentair Engels beheerst, uit dat we eerst naar Station Road willen naar een hotel, en daarna naar het Kacheguda station willen, voor een trein. Naar ons hotel is het vijf minuten rijden, maar er is een studentendemonstratie aan de gang, waardoor we een fikse omweg moeten maken. Op een plein midden in de stad zijn rake klappen gevallen, de honderden teenslippers van vluch tende demonstranten liggen er nog als stille getuigen. In een zijstraat worden de opgepakte studenten in open vrachtwagens gestouwd, naar het platteland afgevoerd en daar op blote voeten losgelaten. Goeie methode eigenlijk. Door de omweg raken we zelf gedesoriënteerd, waardoor we er pas laat achter komen dat we de verkeerde kant op gaan. Stoppen en overleggen. Ah, nu begrijpt de wallah het. Hij start zijn motortje en slaat een andere weg in. Na 5 minuten krijgen we opnieuw argwaan. We houden een studentikoos type met bril aan, doorgaans spreken die het beste Engels. We leggen hem de situatie uit, hij op zijn beurt geeft de wallah instructies in de plaatselijke taal Telugu. We zitten aan de rand van Secunderabad, de satellietstad van Hyderabad. Na een dik half uur zijn we pas bij het hotel. De wallah zegt ietwat verongelijkt: "This Abids, I know Abids! You not say!" Abids is een plein in de buurt, klopt. Weten wij veel wat hij wel en niet kent. Een taxichauffeur dient de platte grond van zijn stad als zijn broekzak te kennen, daarmee uit. Hoe dan ook, even goede vrienden. We pikken de bagage op (kleine fooi, die men afslaat) en gaan naar het Kacheguda Station in het oosten van de stad. Met de trein naar Aurangabad We zijn enkele uren te vroeg en verkennen daarom op ons gemak de omgeving. Interessant is de koeienmelkplaats. In een van de straten worden we door vrouwen weggekeken. Het is een Brahmaanse buurt, overal op de deuren en poorten staat de naam Reddy, in deze streek een hoge kastennaam. We slaan drank en eten, vooral bananen en koekjes, in voor de reis. We verkeren in een opperbeste stemming en geven dan ook menig aalmoes aan de kreu 97
pelen en verminkten. Punctueel vertrek om 17.50 uur. Wat een weelde. In onze three-tier (3 britsen boven elkaar) zit nog een echtpaar, dat erg op zichzelf is, en 2 jongens van 20 jaar die voor het eerst naar de universiteit gaan. We hebben weinig contact.De streek waar we doorheen rijden is droog en rotsachtig. In de deuropening staand maakt Jos foto's van de sloppenwijken die zoals overal in de derde wereld vooral naast de spoorbaan liggen. We lezen veel tijdens de reis. Overal staan de ramen open en draaien de ventilatoren op volle kracht. Jos bespeurt een opkomende kou en wurmt zich in een trui. Clim gaat naar het toilet en komt terug met een kom rijst, gekregen van een vriendelijke Tamil. Er zit zelfs vlees in, een kippenbout. De man komt uit Madras en is handelsreiziger. We maken van hem een foto en sturen die later naar hem op. In India wordt etenswaar tijdens lange reizen altijd gedeeld, een gewoonte waaraan we niet zo goed kunnen wennen. Wij hebben slechts koekjes te bieden. Om een uur of elf begeven we ons te ruste, we liggen weer pal onder het dak. Jos is vanwege de tocht van de ventilatoren al aan het snotteren. DAG 27 Stad van moghul Aurangzeb Aurangabad is een stad van 200.000 inwoners, maar aan het stationnetje zou je dat niet zeggen. Het is zeven uur in de ochtend en het heeft pas geregend. We wachten tot alle sjouwers weg zijn en lopen het stationsplein op. Met een taxi laten we ons naar het Ambarukkahotel brengen. Het is een topklasse hotel, dat helaas vol blijkt te zijn. Dan willen we naar Hotel Nandavan, de taxichauffeur en zijn maat, die gratis meerijdt en het woord doet, dwingen ons min of meer naar een ander hotel. Clim wordt boos en steekt daar een stokje voor. Nandavan wordt het dus. Bij het afrekenen wordt ineens de prijs vijf keer zo hoog als afgesproken, waarop Jos op zijn beurt uit zijn vel springt en zelfs met lichamelijk geweld dreigt. Na wat tegensputteren verdwijnen de chauffeur en zijn maat. Clim heeft ook nog de hoofdhuid op zijn schedel opengehaald, terwijl hij de tassen uit de kofferbak haalde. Toegegeven, erg plooibaar zijn we vandaag niet. Aan de receptie regelen we direct een excursie naar de grotten van Ellora en bestellen we buskaartjes naar Bombay. Geen pro bleem hier, wat fooi erbij en de zaak is in kannen en kruiken. De kamer is niet al te best, vooral het sanitair is walgelijk, maar voor een prijs van een tientje kun je niet meer verwachten. Een douche nemen en tot elf uur onder zeil, koffie op de kamer. In de regen naar de grotten Rond het middaguur zijn we weer in beweging, het motregent en we zitten in de riksja naar de grotten van Aurangabad even buiten de stad. Er liggen twee groepen, die we beide bezoeken in de motregen. Het is gevaarlijk glibberig op de rotsen. Behalve ons zijn er nog enkele jonge reislustige paartjes, Hollanders natuurlijk, die de regen voor lief nemen. Uitzicht over een verregende stad. Overal liggen overblijfselen uit de grote Moghultijden van Aurangzeb: universiteiten, moskeeën, paleizen, karavaanserails, tombes. We zitten weer in moslimland hier. Deze keer zijn we onze regenjassen niet vergeten, we transpireren eronder 98
als paarden. De vriendelijke riksja wallah brengt ons anderhalf uur later terug. Bij het afrekenen gebruikt hij een omrekentabel, het komt er op neer dat de meterprijs wordt verdubbeld. Aanpassing aan de hoge inflatie, naar men zegt. We geloven het wel. Zo maar wat lanterfanten De rest van de dag voeren we niet veel meer uit. We geven het wasgoed af en luieren wat rond. Door het regenrijke weer is dit echt een cryptodag geworden. Zowel lunch als diner nemen we in het hotelrestaurant; er zijn er zelfs twee, wèl en nietvegetarisch. Het laatste is onze keuze. Bij het vegetarische kopen we alleen ons mineraalwater. De bediening is niet zo best, maar de baas van het spul is een vakman. Dat vertellen we hem ook, waarop hij nog meer zijn best doet het ons naar onze zin te maken. We genieten er van een uitstekende tandoorichicken, een Indiase specialiteit in een kleioven gebakken. Meestal iets duurder dan de doorsneegerechten op het menu. De bar ligt achter het hotel en is een verrassing. Het ziet er schoon en verzorgd uit en er is een overvloed aan verlichting. Onze baas zwaait hier ook de scepter. Persoonlijk sleept hij onze pinten aan, natuurlijk zorgt hij voor de best gekoelde flessen. Het is er doorgaans tjokvol met goed geklede jongeren. En wij maar denken dat moslims niet drinken! Voor ons doen gaan we tamelijk vroeg slapen. Jos heeft het inmiddels goed te pakken en snottert en kucht dat het een lieve lust is. Hij besluit aan een clamoxylkuur te beginnen. Voor het eerst hebben we onze malariatabletten vergeten in te nemen; dat komt doordat de treinreis ons vast ritme heeft verstoord. Alsnog nemen we de twee paludrinepilletjes in. Ze smaken heel bitter.
DAG 28 Daulatabad Fort en Aurangzeb’s Tombe Sandwiches met kaas als ontbijt, dat kan hier. Buiten wachten op tourbus, komt een kwartier te laat. We denken al bezorgd dat ze ons zijn vergeten. In de bus zitten al 25 personen: 6 Hollanders, 2 Italianen, 2 Fransen en de rest zijn Indiase toeristen met verwende kinderen. Het fort Daulatabad is indrukwekkend. Het is nooit ingenomen, althans niet door krijgs geweld, wel door verraad van de poortwachter. Het ligt op een hoge, kale rots die geïsoleerd in het landschap gelegen is. Peilloos diepe grachten er omheen. Clim is zeer enthousiast over deze schier onneembare vesting. Ver uitzicht over het vlakke land. Moskeeën en veel ruines erbij. We gaan niet door tot de top, dat kost te veel tijd. De volgende stop is het graf van de moghul Aurangzeb, zeer eenvoudig in de Durgatombe van Kulnabad. We blijven buiten, er hangt namelijk een gewijde islamitische sfeer, het is een soort heiligdom. Natuurlijk met een moskee erbij en veel oude mannen met gespleten baarden. We moeten weer veel kinderen die hardnekkig om baksjies vragen wegjagen. Door de voortdurende regen veel modder op de grond, vies en glad. Fenomenale Kailash-tempel in Ellora 99
De grotten van Ellora zijn veel grootser dan Aurangzeb's graf. We bezoeken de Hindoe en Jaïn grotten. Het meesterstuk is de Kailasjatempel, een enorm gebouw dat uit één stuk rots is gehouwen. Wat een werk! Alles uit een stuk, ook de duizenden beelden aan binnen en buitenkant. Jammer dat we niet meer tijd hebben. De Jaïn grotten zijn ook heel mooi, maar een stuk kleiner. Alle grotten worden gekenmerkt door prachtig beeldhouwwerk. Hier zijn weer meer toeristen, vooral Indiërs. We lunchen ergens op het terrein. Een volgende bezoek aan een tempel slaan we over, dat wil zeggen we blijven in de bus zitten. We hebben zo langzamerhand genoeg tempels gezien. Clim heeft sjans met een bloedmooie bloemen verkoopster (of zijn het sieraden die ze verkoopt?). We keren terug naar Aurangabad. Daar zijn nog twee attracties te bezoeken. Het Bibi ki Maqkab gaat door voor een schamele kopie van de Taj Mahal, "poor men's Taj" volgens onze reisgids. Het heeft wel iets, maar er zijn minderwaardige materialen gebruikt en het is niet zo goed geconserveerd. We maken er een praatje met een leraar aan een politieschool. Prachtige puber-meiden Clim werpt een blik in de tombe zelf, waar het dode lichaam rust van een van Aurangzeb’s vrouwen. Veel dagjesmensen. Het is ondertussen beter weer geworden, een waterig zonne tje is doorgebroken. De Kanchakkiwatermolen is het laatste wat we bezoeken. Van de molen is weinig over, wel ligt er nog een visvijver en wat oude gebouwen. Jos probeert twee jonge meisjes (half kind, half vrouw, op rand van de puberteit) te verleiden met goedkope pennetjes. Naast de moskee staat een enorm brede banyanboom van 400 jaar oud. De rest van de dag hebben we niet veel vermeldenswaard meer gedaan. Het wasgoed komt terug. We eten lekker. Zitten een tijdje op het balkon. Drinken pinten bij onze vriendelijke baas. Jos baalt, hij loopt de hele dag rond met piepende bronchiën, een verstopte neus en onbedaar lijke hoestpartijen. Opnieuw vroeg slapen, voor elven.
DAG 29 Archeologisch veldwerk Om elf uur zijn we beneden in de hotellobby, voor het eerst hebben we eens ongestoord kunnen uitslapen. We laten onze bagage achter en lopen het stadje in. Onderweg eten we bij Hotel Chanakya, waar een lilliputter soeverein de zaken voor de ingang regelt. We lopen naar het station, zomaar, daar is altijd wat te zien. Vandaag hebben we geen echt doel, verloren zitten we aan een stalletje vol vliegen suikerrietsap te drinken. Een voorbijganger brengt ons op het idee om naar het Archeologisch en Historisch Museum te gaan. Hij regelt ook het vervoer. De beide musea liggen buiten de stad in een karavaanserail. Ze zijn niet zo bijzonder: wat beelden en foto's. Men schrikt er als men ons ziet aankomen: bezoekers, en dan ook nog westerlingen! Ook de riksja wallah komt hier voor het eerst en geïnteresseerd loopt hij met ons mee de expositieruimte door. Buiten worden de muren gerestaureerd door archeologen (dat wil zeggen, door hun werklui die voornamelijk vrouw zijn en het zwaarste 100
werk doen zoals stenen sjouwen), waarmee we een praatje maken. De prof zit kwabbig in een stoel onder een paraplu orders uit te delen, sigaretjes te paffen en thee te slurpen. Hij heeft ons weinig mee te delen. Alweer een dierentuin Via de campus van de universiteit (15.000 studenten hier, wie had dat gedacht?) komen we in de binnenstad, waar we ons in het stadspark laten afzetten. Als we op een bankje in het zonnetje zitten te puzzelen, horen we plotseling een leeuw brullen. Een leeuw, hier? Die lopen zelfs in India niet meer los rond, dus moet er ergens een dierentuin zijn in de buurt. Wij die opgezocht. Aan de poort alweer een slimme dwerg die de zaken vakkundig bestiert. Behalve de leeuwen (die homoerotische spelletjes doen uit verveling), tijgers en antilopen is er niet veel bijzonders te zien. Jos moet zo nodig en gaat tussen het metershoge onkruid uit de broek. We ontmoeten een zwarte jongeman, hij lijkt op een Surinamer. Dit kan geen Indiër zijn, denken we, iets tè zwart. Hij spreekt ons aan in het Engels. Het is een christelijke Keniaan die hier in Aurangabad studeert: veel goedkoper dan in de States en de diploma's worden internationaal erkend. Ze willen hem tot moslim bekeren hier, en dat zit hem eigen lijk niet lekker. Het is een leuke en vlotte knaap. Volgens hem zijn er zo’n 1.000 studenten uit zwartAfrikaanse landen op de campus. Karig avonddiner in stijl We besluiten gezien de overvloed aan tijd naar het hotel terug te lopen. Prompt verdwalen we in een van de betere woonwijken. Een riksja helpt ons weer op de goede weg. Voor het avonddiner keren we terug naar het Chanakya Hotel, waar ze een heerlijk omzoomd terras rijk zijn, een van de zeer weinige die we in India gezien hebben. Enkele biertjes als aperitief, waarna we aanschuiven voor wat een feestmaaltijd zou moeten worden. Dat valt echter tegen. De vleesmaaltijd van Clim bestaat bijvoorbeeld enkel uit botjes met stukjes spier weefsel eraan; wèl lekker gekruid, toegegeven. Het personeel is er uit de kunst, dus we worden niet erg boos. Wildgroei aan prijzen Om acht uur pikken we onze bagage op. We nemen afscheid van de uiterst professionele en vriendelijke receptionist (degene die onze kaartjes heeft verzorgd) en laten ons bij Welworth Circle, een druk verkeersplein, afzetten. Een uur later arriveert de nachtbus naar Bombay. Clim laat de bagage in de kofferbak zetten en moet daarvoor 5 roepie betalen; een simpele dienst van vijf seconden die drie borden rijst moet kosten. Onbegrijpelijk die wildgroei aan prijzen hier. Die porters zijn de meest brutale die we kennen, ze grissen ongevraagd al je bagage uit je handen, je moet ze soms zelfs achterna rennen wil je ze niet uit het oog ver liezen, en trekken je daarna het vel over de oren door ongehoorde bedragen te eisen. Niet bij ons dus. We hebben hen wel eens met de politie gedreigd, dat maakte hen een stuk rustiger. Het schijnt dat ze een soort vakbond hebben, vandaar dat zelfbewustzijn. 101
Een nacht hotsen en botsen De nachtelijke busreis is in één woord een martelgang. We hebben plaats genoeg, de bus is maar half vol, maar op de erg slecht onderhouden wegen van India's platteland gaat geen seconde voorbij zonder te schokken of te trillen. Ondanks onze nekkussens doen we geen oog dicht. Daarbij komt nog een vriestemperatuur van de airco en het oorverdovende geschetter van de Indiase popmuziek die de chauffeur zo nodig moet wakker houden. We stoppen twee keer tijdens de helse rit. Clim gaat naar buiten en maakt een praatje met de medereizigers die alles best vinden, zo lang zo maar vooruit komen. Enkele jonge knapen willen onze walkman en nekkussens lenen, hetgeen we toestaan, maar niet voor lang. Na enkele uurtjes gaat de airco uit, misschien isie wel kapot, en wordt het ondraaglijk benauwd. We balen van die eeuwige extremen in dit land. Van de andere kant maakt dit ook deel uit van de aantrekkelijkheid van India voor ons, dus laten we niet te veel klagen. Wat comfort aangaat vinden we de nachttrein verre te verkiezen boven deze vorm van nachtelijk vervoer. De bussen zijn wèl sneller en goedkoper dan eersteklas treinplaatsen. Ochtendtiruelen bij de straatslapers Rond zes uur in het ochtendgrauwen wordt het wegdek beter. Dat betekent dat we Bombay binnenrijden. Een half uur duurt het nog. Langs de rand van de weg ontwaren we vage figuren die voorbij de gevels schuifelen, bij de goot zitten schimmige schaduwen in alle leeftijden te piesen, poepen of zich te wassen. De onderwereld van de "pavementdwellers", de dakloze trottoirbewoners is net wakker. Om half zeven komen we op Crawford Market aan, een penetrante visgeur begroet ons. De afstand tot Colaba in het echte centrum is ons onbekend, dus gaan we in zee met de enige taxi die er staat. Hij zal ons voor 80 roepie brengen, een enorm bedrag eigenlijk. Bij Colaba is niets vrij en een Japanner wijst ons de weg naar het dure Ritzhotel. Ook vol. De taxichauffeur, die meer poen wil, schelden we weg. We zijn met het verkeerde been uit bed gestapt. Zittend op de stoep overleggen we even. We lopen een eindje rond en kijk, naast het Ambassadorhotel ontdekt Clim een heel aardig hotelletje, het Chateau Windsor Guest House, met op de vijfde etage een vier persoonskamer met alles "drum und dran": tv, prima sanitair, vier bedden, tien werkende lampen, airco. We bedenken ons niet lang. Om half acht duiken we in bed om gemiste slaap in te halen.
DAG 30 Drie keer is scheepsrecht Om 10 uur gaan we weer op pad. Clim enigszins uitgerust, Jos helemaal niet. Hij is nog gebroken van die vreselijke reis en is snotverkouden. Als hij een sigaret opsteekt, kucht hij na drie trekjes al de longen uit zijn lijf. Nee, hij is allerminst gezond te noemen. Aan de balie bij de receptie komen we een oude bekende tegen. Het is de aristocratische Engelsman die 102
we ook al in het treintje naar Ooty en in het Maharadjapaleis van Mysore zijn tegen gekomen. Deze keer geeft hij wel een minzame blijk van herkenning. Toch minder stoïcijns dan we dachten. We maken een fikse wandeling. Eerst bekijken we de zee, vanaf de Marine Drive. We kunnen alle bekende punten aanwijzen: Nariman Point, Malabar Hill, Chowpatty Beach. Dan gaan we de stad in. We zitten in het oude, koloniale centrum, dus nog veel klassieke architectuur te zien, redelijk goed onderhouden. De hele stad (dat wil zeggen de binnenstad met zijn toeristen en zakenwijken) vinden we toch al onIndisch clean. Het verkeer is zwaar gemotoriseerd; nauwelijks fietsers, weinig scooters en brommers. Riksja's worden al helemaal uit het centrum geweerd. Dit doet de charme van de stad geen goed, maar ze is er wel overzichtelijker door geworden. En, geen enkele heilige koe te bekennen! Waar zijn we hier eigenlijk? Ons bevalt het wel. Jammer genoeg is het geen mooi wandel weer. De vochtigheidsgraad is hoog, de lucht blijft onbewolkt de hele dag. Voor het eerst na een lange periode van moessonregens en overstromingen heeft Bombay weer eens een dagje zon. We treffen het maar weer. Victoria Terminal Station Op straat ontdekken we bij een boekenstalletje échte harde porno aan, een teken dat de liberalisering van de regering serieus genomen moet worden. Het kantoor van American Express ligt dichtbij, het kantoor van de AMRObank trouwens ook. Het gebouw alsjeblieft een beetje beter onderhouden, beste bankjongens in de buitendienst! We steken de Maydan (een open, groene vlakte) over en passeren het Secretariaat, het Hooggerechtshof en het Telegraafgebouw op weg naar de Victoria Terminal, het statige centrale stations gebouw in een unieke SaraceensBritse stijl. Het is er druk. We herkennen alles van ansichtkaarten, fotoboeken en tvdocumentaires. We maken de geijkte foto's. Vlakbij liggen het General Post Office en de Vuurtempel van de Parsi's, die we niet bezoeken. We zijn na enkele kilometers wandelen al doornat en doodmoe. In een parkje leggen we ons in de schaduw te rusten. Om ons heen draalt een jonge Indiase. Ze wil iets verdienen, ze lonkt ons toe, maar niet al te openlijk. Jos wil bij haar informeren hoe de prijzen hier tegenwoordig liggen. Zover komt het echter niet. Kim, een Chinees uit Maleisië in India Een volgende ruk brengt ons via de Mint en de Town Hall bij de Kathedraal. Die gaan we binnen, de donkere spelonk brengt echter geen verkoeling. Veel gebeeldhouwde gedenk stenen ter nagedachtenis aan, vooral jonge, omgekomen Engelse kolonialen. Een stuk verderop bereiken we de "Gateway to India", een triomfboog in Gujaratistijl. Ertegenover ligt het beroemde Taj MahalHotel. Op de pier, we zijn aan de waterkant aan de Bombaybay zijde, heerst een echte zondagmiddagsfeer. Veel dagtoeristen en de veerbootjes naar de eilanden varen af en aan. Het is er aangenaam verpozen, hoewel broeierig warm ondanks de frisse zeebries. We ontmoeten er opnieuw de Japanner van vanmorgen vroeg in Colaba. Alleen, hij blijkt geen Japanner te zijn, maar een Chinees uit het Maleisische Penang, Kim geheten. Hij voegt zich bij ons en vertelt honderduit, hij blijkt een echte bron van informatie. 103
Met hem lopen we naar het Air Indiaoffice om onze reis nogmaals te reconfirmeren. Kim reist al maanden in deze contreien rond. Vanuit Nepal is hij naar Goa vertrokken, waar ze hem op bezit van ganja (hasjies) hebben betrapt: 3 dagen zitten, alle bezittingen inclusief geld verbeurd verklaard. Dus, de knaap zit aan de grond! Hij ziet er eigenlijk ook uit als een drugsgebruiker: mager, bleek, slecht gebit. Dom is hij niet en hij komt sympathiek over. Het onvermijdelijke bedelen begint. Om van hem af te zijn, scheept Jos hem met 100 roepie af. Veel te veel volgens Clim. Inderdaad, gezien tegen de achtergrond van de fooien en aalmoezen die normaal onze handen verlaten, veel te veel. Maar ja, Jos vond hem nu eenmaal aardig en hij had nog eens een goed verhaal ook. 's Middags pitten we nog een uurtje. Prince of Wales - Museum Ons hotel bevindt zich zoals gezegd op de vijfde etage van een oud herenhuis. Onder aan de ingang staan vier wachtposten elkaar te amuseren. De onderste vier etages zijn koopappartementen en worden door de happy few bewoond. We zien er zelfs chique dames die hun poedeltje uitlaten, zoiets verwacht je hier toch niet? In de lift hangt een bordje met de veelzeggende tekst: "Only residents may take use of the elevator, accompanied by children!" De bedienden moeten maar de trap nemen. Zo ging het hier vroeger dus aan toe. In de buurt nemen we een vegetarische lunch, lekker. Daarna bezoeken we het overvolle "Prince of Wales" museum. Een overvloedige collectie, ook mooi geëxposeerd. Het is alleen te druk naar onze smaak, het is zondagmiddag, vandaar. Buiten het fraaie gebouw met zijn siertuinen gulpen we ieder een literfles mineraalwater naar binnen. Hup, terug naar onze ruime en gekoelde vierpersoonskamer! Verwesterde smaak In dezelfde straat als ons hotel liggen heel wat, vaak duurdere, eettenten en restaurants. We kiezen een soort Indiase Mc Donaldsversie waar we pizza eten en cappuccino na drinken. Alvast wennen aan de westerse smaak. We zitten toch wel in een bourgeois wijk, de mensen zijn hier allen duur en smaakvol gekleed. Daarom ook al die bewakers hier op straat. Er worden bedelaars getolereerd, mits zij zich maar aan "low profile" houden. Toeristen zoals wij mogen ze lastigvallen, maar autochtone Indiërs uit de gegoede burgerij, laat staan Brahmanen, zijn taboe. Pas tijdens onze avondwandeling worden we ons dit echt gewaar, als ze uit de diepe schaduwen van de spelonken naar ons toe kruipen. We zijn verschillende kroegjes naar onze smaak tegengekomen, het bier is er goed en goedkoop en het eten overal zonder uitzondering nonvegetarisch. Bombay is in dit gedeelte inderdaad kosmo politisch en liberaal. We mijmeren nog een tijdje na op de kademuur langs de boulevard. Jos krijgt het daar te kwaad met de zilte wind en de sigaretjes die hij niet kan nalaten toch op te steken, tegen beter weten in. Morgen is het onze laatste volle dag hier!
104
DAG 31 Naar de grotten van Elephanta Island De laatste dag in het Zuidaziatische subcontinent! Uitchecken en bagage achterlaten. Te voet naar Nariman Point, daar kunnen we niet verder. We maken een omweg door het zakencentrum met hoogbouw en zo. Indiërs in kostuums, een vreemd gezicht. Het is razend druk op de trottoirs, bij elke stap moet je uitkijken dat je niemand omverloopt. We komen een Japanse tegen die met ons naar Ellora is geweest, drie dagen geleden. Toen heeft ze de hele trip niets gezegd. Nu glimlacht ze. Nee, ze komt niet uit Penang, Maleisië. Die fout maken we niet meer. Bij de Gateway of India (soort triomfboog dus) kunnen we kiezen uit twee boten die naar Elephanta gaan: een dure en een goedkope. Echt verschil maakt het niet, dus we nemen de eerste de beste die op het punt staat te vertrekken. En zowaar, we lopen Kim op dezelfde plek als gisteren tegen het lijf. Jos vraagt hem cynisch hoe zijn zaken lopen: heeft hij bijvoorbeeld al andere goedgelovige toeristen aan de haak geslagen? Hij geeft geen krimp, die ondoordringbare oosterlingen ook, maar zijn ogen verraden dat hij de opmerking niet leuk vindt. Aan boord zitten veel meer westerse toeristen dan we gewend zijn. Sommige ervan zullen we in het vliegtuig terug zien. Vanaf het water hebben we een mooi uitzicht op de oever van Colaba met de Gateway en het Tajhotel. Even later varen we al langs een oorlogshaven met kruisers en torpedobootjagers. Het is een aangename tocht. We observeren de manier waarop Indiase ouders met hun kinderen omspringen, veel te tolerant naar onze mening. Tot een bepaalde leeftijd kunnen ze zich alles permitteren, vooral de jongetjes die stamhouder zijn. Het is dan ook een gedrein en gejengel van jewelste. We hebben het hier over ouders uit de middenklassen. Verrassingsaanval van hongerige apen Bij Elephanta moeten we op een bijzonder primitieve manier aan land, overstappen op een bootje dat geboomd moet worden. Volksvrouwen helpen een handje; tegen klinkende munt uiteraard, dat spreekt vanzelf. Via een pier bereiken we het vasteland. Allereerst zetten we ons aan de lunch: omelet met sandwich en gewoon water. Plotseling verschijnt er een grote aap uit het niets naast Jos, grijpt zijn sandwich en maakt zich uit de voeten voor we hersteld zijn van de verrassingsaanval. Een ouwe man met een stok wil ons beschermen, maar volgens ons speelt hij onder één hoedje met dat brutale beest. Zijn diensten liggen er te dik bovenop. We beklimmen de trappen die de berg opvoeren.We kunnen ons ook met een draagstoel omhoog laten brengen, maar we voelen ons daarvoor te weinig pasja en zien er dus vanaf. De grotten boven zijn niet echt te vergelijken met die van Ellora. Ze zijn veel groter en opener, meer open galerijen, en zijn ouder; ze stammen uit de 2de eeuw. Die van Ellora zijn in de 8e, 9e eeuw uitgehouwen. De beelden zijn er wel tweemaal zo groot als in Ellora. We bekijken de zaak niet echt intensief. We beginnen aan een wandeling rondom het eiland, maar na een paar minuten doet de drukkende hitte ons weer omkeren. Bij een kiosk pauzeren we. Een schurftige hond wordt door wegarbeiders met stenen bekogeld. Het arme beest vlucht naar Jos en schurkt vol vertrouwen tegen hem aan. De aanvallers staken het 105
bombardement, bang als ze zijn die westerse dierenliefhebber te raken. Over instinct van honden gesproken. We hebben het vaker gezien, Indiërs springen bepaald niet zachtzinnig met dieren om. Tenzij ze heilig zijn natuurlijk ..... Exquise English High Tea in Taj - Hotel Om drie uur staan we opnieuw op de kade van Colaba. En wie staat ons daar op te wachten? Kim. Hij zwerft daar rond als een gier op zoek naar een prooi. Als hij ons ziet sluipt hij stilletjes weg. We stappen het pompeuze Taj Mahalhotel binnen en bekijken het ongege neerd, we doen net alsof we gasten zijn. We zoeken de ‘Sea Lounge’ op, waar op dat moment een koud lunchbuffet gereed staat voor een luttele prijs van vijf piek per persoon. "You can eat as much as you can, so why don't you go for it?", voegt een ober ons toe. Dat is niet aan dovemansoren gericht en we tasten uitgebreid toe: flensjes, sandwiches, quiche, slagroomtaart en gebakjes, koekjes, vleesbolletjes, bonbons. Daarna bekijken we het hotel verder, met name het nieuwere gedeelte. Het ziet er prachtig uit allemaal. In de toiletten met eikenhouten lambriseringen staan zelfs frêle sofa's en frisse planten. We kopen enkele boeken in de ruim gesorteerde boekhandel, een van India's beste. We hebben alle tijd van de wereld, dus dat wordt langdurig sigaretjes roken in de pluchen zetels van de lounges om de rijke residents aan te gapen. In de "shopping arcades" liggen de hoogst geprijsde artikelen van heel India. Vervuilde snoetjes, hagelwitte tandjes Te voet richting hotel. We duiken een gezellig kroegje met veel sfeer in, gewoon gericht op drinken. De klandizie is westers en jong. Clim kijkt tevreden om zich heen en knikt waarderend. "Dit is ein jeske det mich pas!", zo geeft hij uiting aan zijn bevindingen, een waar compliment uit de mond van een kenner. Hij spint bijna van genoegen. Eerder op onze reis hadden we eigenlijk zulke kroegjes moeten tegenkomen, nu is het te laat. Om negen uur dwingen we ons om af te rekenen. We halen onze bagage in het hotel op en sjouwen naar de standplaats van de "airportbus" enige honderden meters verder op Marine Drive. Jos geeft al zijn kleingeld (dat is veel in munten gezien, niet in waarde) bij wijze van aalmoes aan de bedelaars die ons aanklampen. Bij de halte staat een heel nest, complete families maar allemaal zonder volwassen man. De kinderen spelen, lachen hun witte gebitjes bloot en hebben plezier. Onder die vervuilde snoetjes en die vodden gaan volgens ons gezonde, weerbare mensen schuil. Het kleingeld is al op, dus we kopen fruit en snoep voor hun. Een laatste goede daad. Zeker voor Jos. Die presteert het om bedelaars die blijk geven een aalmoes niet genoeg te vinden de hand open te breken om het geld terug te pakken. Hij maakt er weliswaar geen gewoonte van, maar toch. Via sloppenwijken naar Santa Cruz Airport De bus zit vol westerlingen. Er is een tussenstop bij de domestic airport, waardoor we langs de meest uitgestrekte sloppenwijken van Azië komen. Donker en dreigend liggen ze er, met hier en daar een brandende kerosinelamp. Voor geen geld willen we daar op dit tijdstip 106
rondlopen. Na 20 km is er nog steeds stad en stad en stad .... Na elven komen we op Santa Cruz Airport aan. Het is er druk. Vluchten naar Europa vinden vooral 's nachts plaats in ver band met het tijdsverschil; je komt dan op een redelijke tijd in de morgen aan. We frissen ons op in de toiletten, betalen de luchthavenbelasting, controleren voor de laatste keer onze tassen. Als ultieme daad maken we al onze roepies op in het restaurant, waar we als laatste keer uiterst laks worden behandeld.
DAG 32 Langdurige vlucht met tussenstops Tegen één uur 's nachts checken we in. Niks geen problemen. We vertrekken een half uur later dan gepland. We hebben weliswaar rokersplaatsen, maar zitten lang niet ideaal, omdat we geen rugleuning voor ons hebben om spullen kwijt te kunnen. Clim zit naast een Arnold van der Leijdetype die, merkwaardig genoeg, er rare eetgewoonten op nahoudt; heel precies en voorzichtig met een typische mes en vorkhantering. De bediening is goed te noemen. In Delhi stroomt het vliegtuig helemaal vol. Echt slapen kunnen we alweer niet, maar uitrusten wel. De vertoonde film? Zelfs de titel zijn we vergeten. In Londen over stappen, eerst verkassen naar andere terminal (stevig in de hand gehouden door zwarte Britse of Britse zwarte dame die er de scepter zwaait), toen naar een andere vlucht. Koffie drinken. Jos probeert sigaretjes te roken. In het vliegtuig verstoorde hij met zijn kuchbuien de nachtrust, hier is het van hetzelfde laken een pak. Jongelui aan ons tafeltje kijken hem bezorgd aan. Bij het inchecken horen we dat onze bagage waarschijnlijk niet mee kan naar Amsterdam, omdat Air India te laat is aangekomen. We krijgen een eerlijke brief van de KLM, maar balen evengoed. Afwachten maar. Bijna ‘lost luggage’ gehad In Amsterdam staat wel Clim zijn tas op de band, maar die van Jos niet. We vullen formu lieren ten behoeve van reisverzekering en "lost/missed luggage" opsporingsdienst in. Ons wordt geadviseerd op de volgende vlucht uit Londen te wachten. We geloven niet meer in een goede afloop, maar wat verschijnt anderhalf uur later als eerste op de transportband? Jos zijn tas! Opgelucht laten we het ingevulde formulier vervallen. De Intercity naar Amster dam heeft vertraging, waardoor we op het Centraal Station op 2 seconden na de aansluiting naar Maastricht missen. Hoe dan ook, om 20.00 uur zijn we na een reis van 32 dagen terug in Roermond. Op het station ontmoet Jos een voormalig collega, Frans Tonnaer. Hij vertelt dat hij op sollicitatiegesprek is geweest bij de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (Ontwikke lingssamenwerking) voor uitzending naar Burkina Fasso. Burkina Fasso? Nee, geef ons India maar.
107
INDIA: REISVERSLAG KERSTVAKANTIE 1994 Deze reis heeft Jos met een groepje medereizigers in december 1995 gemaakt, de groep is klein, ze bestaat uit tien personen. De 17-daagse reis werd georganiseerd door Delta Reizen. Het was hartje winter in Noord - India, wat een mager zonnetje of regen overdag betekende. In de woestijnstaat Rajasthan was het overdag wat warmer, maar daar werd het 's nachts veel kouder, zo rond het vriespunt. We bezochten er ook de heilige steden Sarnath (Boeddhistisch) en Benares / Varanasi (Hindoeïstisch). Desondanks was het veel aangenamer reizen dan in de bloedhete zomermaanden of tijdens de natte moessontijd, omstandigheden waaronder we eerder tijdens onze zomervakanties in dit deel van India hadden gereisd. We verbleven in erg comfortabele hotels, iets wat ik niet gewend was in dit soort arme derdewereldlanden. DAG 1 ROERMOND - AMSTERDAM - AMMAN - DUBAI DELHI ‘s Morgens vroeg taxi naar station. Om half tien op Schiphol. Direct inchecken. Kennismaking groepsleden, we zijn met zijn tienen. Vertrek 2 uur later dan gepland; verlies wordt ingehaald bij overstap in Amman. Royal Jordanian is redelijk goed, ondanks de lage prijs voering van deze maatschappij. Zit in vliegtuig naast Khalid, een vroegwijs jochie uit Algiers. Frans ophalen. Vader werkt in de olieindustrie. In Amman gaat alles gehaast, opnieuw inchecken, nu echt in recordtempo. We zijn net op tijd. In Dubai gaan alle Arabieren eruit, ze worden vervangen door Indiërs die in de Golf werken en op vakantie gaan. Verder zitten in dit vliegtuig tientallen Sikhs uit Chicago en Toronto. Doe geen oog dicht tijdens nachtvlucht. DAG 2 DELHI Aankomst in Delhi om zeven uur. Ontvangst door gids Caroline, 25 jaar, Spijkenisse. Bescheiden en zachtaardig meisje, eigenlijk niet geschikt voor het brute India. Het is haar tweede reis in dit land, zij weet er niet veel van af. Ik heb inmiddels kennis gemaakt met de groep. Jan de K., leraar Schei/Natuurkunde in Rotterdam, 52 jaar, Een onverbeterlijke cynicus. Ik trek veel met hem op. Leo R., 62 jaar, makelaar met pensioen, Doorn. Klagerig, verwend type. Onwetend en eigenwijs. Echtpaar Maas (Yvonne en Michel) uit Deurne. Hij is gymnastiekleraar VWO, zij manager van een inkooporganisatie. Heel sympathiek en meegaand; midden vijftig. Ron, een leeftijdgenoot, met zijn jongere vriendin Mireille uit Rotterdam. Zij is werkloos en volgt hier en daar wat cursussen. Hetty, 40 jaar uit Utrecht, is psychologe en werkt in deeltijd bij de universiteit. Met haar trek ik ook veel op. Tenslotte Yvon en Jacques uit Leiden, begin veertig. Zij is projectleidster van een wijkcentrum.. Haar man Jacques is blind, maar dat merk je nauwelijks aan hem. Hij heeft geen stok, alleen in noodgevallen wordt hij door Yvon aan de hand geleid. Hij heeft professionele geluidsapparatuur bij zich. Hij verdient de kost als financieel beleidsmedewerker bij de provincie NoordHolland. 108
We worden ondergebracht in het Park Hotel, five star. Ik krijg een eenpersoonskamer, ook al heb ik daarvoor niet betaald. Eerst ontbijtbuffet, dan genieten van luxe kamer. In de hotel tuin wordt een Kerst fancy fair voor de happy few voorbereid. Ik kan niet slapen, ondanks die achterstand, en loop Janpath op. Voor het hotel staat permanent een showolifant. Schuin tegenover het hotel ligt het oranje Jantar Mantar. Ik koop een beeldje bij een Kasjmieri handelaar. In de buurt loop ik Vazir Singh met zijn scooterricksja tegen het lijf. We kennen hem uit 1989, toen heeft hij Clim en mij een dag rondgereden. Ik spreek met hem af voor maandag om tien uur. Om de afspraak te bezegelen krijg ik vier Sikharmbanden van hem. Een ervan geef ik later cadeau aan Hetty, die zich hiermee uiterst verguld toont, mis schien omdat ik er allerlei verhalen omheen verzin. Om 2 uur hebben we een reisbespreking; er zijn enige wijzigingen. Als de groep naar een Sikhtempel gaat, verken ik Connaught Circle met zijn schoenpoetsers, slangenbezweerders, goochelaars, masseurs, kaartlezers, yogaoplichters, bedelaars, travestieten en ander gespuis. Delhi is in de winter veel aangenamer dan 's zomers: het is tien graden en er schijnt een waterig zonnetje. Bij het hotel, in een achterafzijstraat, vind ik een goed gesorteerde wineshop; direct biervoorraad inslaan. ‘s Avonds gaat het hele gezelschap eten bij Gaylord aan het Circus, een koloniale tent met martiale portier. Leuk, iedereen drinkt bier. Lachen met droge humor Jan. Blinde Jacques heeft geen moeite met het eten. Rest avond op kamer. Vroeg slapen. DAG 3 EXCURSIEDAG DELHI (OLD AND NEW) Met “local guide"op stap. Jama Masjied, oude stad, Red Fort, Rajghat met Gandhimemorial, Humayun's Tombe. Lunch, vegetarische schotels. Gids Sanjai blijkt Russisch te spreken, hij oefent met Ron en Mireille. Ook ik meng me tot hun verbazing in het gesprek. Qut'b Minar met 70 meter hoge toren en halfintacte paleizen en moskeeën. Iron Pillar van 1.800 jaar oud, omarming brengt geluk. Bahaitempel in de vorm van een lotusbloem. Heel netjes, heel druk; het is zondag en de middenklasse is op stap. Schoenen van de groep in jutezak, goed idee eigenlijk. Er heerst zwijgplicht in de gebouwen, die trouwens lijken op de Opera van Sidney. Terug langs vreselijke sloppenwijken, India Gate en Parliament. ‘s Avonds avond wandeling, een riem en "beedies" (kleine Indiase handgemaakte sigaretjes) kopen. Tempel tjes in de buurt bekijken. Ik leg Leo en Jan het systeem van de wineshops uit, waarvan zij de gehele vakantie gretig gebruik maken. De groep heeft een kerstdiner, daarvoor heb ik afgezegd. Op kamer StarTV kijken en dagboek bijhouden. Gegeten heb ik pakora's en samosirs. AG 4 DELHI - VLUCHT NAAR UDAIPUR Ik zit al vroeg alleen aan het ontbijt. Om tien uur 'sharp' staat Vazir Singh voor de deur. Eerst bezoek Openlucht Museum. Daar ben ik helemaal alleen als enige toerist. Verder naar het Crafts Museum en de Rural India Exposition. Onderweg 'small talk' met Vazir, die me een lunch aanbiedt. We hebben geen prijs afgesproken. Bezoek oudste moskee van India in 109
afgrijselijk arme buurt. Het stinkt er walgelijk, het krioelt er van het ongedierte (ratten op straat overdag) en de mensen lopen er bijna allemaal naakt, ondanks de lage temperaturen. Ik laat Vazir hier niet stoppen, iedereen gaapt me met open mond aan. Ik denk dat ik hier niet welkom ben. Om Singh een plezier te doen ga ik een dure Tourist Emporium binnen, volgestouwd met tapijten, juwelen, gouden sieraden e.d. Ik koop niets, ik ben hier slechts pro forma om Singh een speciaal Christmas present als aanbrenger te laten ontvangen. Daarna nog een paar tempels, o.a. een Jaintempel die dicht is helaas. De Kalitempel naast de Birlatempel is open. Daar dwaal ik nog wat rond, zelfde stijl als de Birla. Om half drie terug. Ik betaal Vazir een naar Indiase begrippen vorstelijk bedrag. Om drie uur vertrekken we naar de domestic airport. De blinde (Jacques) en de dove (ik) krijgen daar problemen, omdat we alle batterijen moeten inleveren. Een hele scène totdat de beambten zich van onze handicaps bewust worden. Indiërs geloven doorgaans niet dat Jacques blind is, omdat hij niet aan het stereotype beantwoordt; hij loopt zelfstandig, gebruikt geen stok en vooral ... hij bedelt niet! Er volgen twee tussenlandingen. Eén in Jaipur, één in Jodhpur. We vliegen met Indian Airlines in een onderkomen machine voor 60 passagiers. Bediening is hautain en slecht . Geen eten onderweg, enkel een handvol zuurtjes achteloos in de schoot geworpen. Zeer ruwe landingen. Na achten aankomst in Udaipur, het is al lang donker. Leuk gezicht, al die koelies met Samsonitekoffers op hun hoofd balan cerend. Eenmaal buiten steekt iedereen direct een sigaret op. Rit door aardeduister naar binnenstad. Alweer een uitstekend hotel, aan de rand van het Sagarmeer. Onze eigen bus staat ook al weer gereed; ze heeft vanuit Delhi 16 uur gereden om in Udaipur te komen. Ik schiet nog even naar buiten om in het drukke wijkje vooral water in te kopen. Ik moet veel drinken, want ik begin verkouden te worden. Mijn stem is erg schor en ik heb een beetje koorts. Ondanks veelvuldig gebruik van (Indiase) aspirine blijft dit de hele reis zo. DAG 5 UDAIPUR - STADSRONDRIT Gezamenlijk ontbijt: 'eggs any style, toast, marmelade, coffee, juice'. De groep is gedisciplineerd. City Palace, Sahlionke Baritempel, Sajjin Gardens (oaseachtig groen, wat een tegenstelling met het stoffige zomerland), fonteinen. Lunch in een rooftoprestaurant, ‘only vegetarian'. Leo schopt herrie, hij wil per se kip. Bestellen kan hij alleen in het Neder lands. Hoewel, het woord 'chicken' lijkt het enige Engels dat hij beheerst. De hele reis door blijft hij halstarrig overal 'chicken' bestellen. Nee, hij vond dit niet zo'n prettige reis; hij had zon en strand verwacht. Ik ga alleen op pad door prachtige straatjes, kleurige schilderingen op witgesausde huisjes. Daarna voeg ik me weer bij de groep voor een boottocht over het meer. Bezoek aan het olifanteneiland Jag Mandir, Lake Palace laten we links liggen. Vogelreservaat (veel aal scholvers) en eilandje met uitgezette krokodillen. Om half zes terug hotel. Direct naar het dak voor foto's van de zonsondergang. Ik eet met een groep vrolijke Belgen. Mijn neus is goed verstopt. Ik blijf op mijn kamer en drink heel wat bellen whisky. 110
DAG 6 UDAIPUR Vrije dag die ik volledig doorbreng met wandelen, onder anderen plekken bezoeken die ik een vorig bezoek met Clim in 1989 heb gezien. Er is veel veranderd. De stad is gegroeid, ze maakt een meer welvarende indruk op me. ' s Morgens heb ik om half acht weer foto's gemaakt op het dak. Een hotelboy stond zich achter een liftschacht stiekem af te trekken. Toen hij me zag grijnsde hij en kwam klaar. Snotterend, met rode oogjes en druipneus voer ik onder het ontbijt een gesprek met de Sikhober, uiteraard over hun terroristen en Khalistan, het onafhankelijke land dat zij nastreven. Nu heet dat nog gewoon de Punjab. Ik loop naar Chetak Circle, waar een maquette van de staat India ligt. Ik koop een kilo snoepjes om aan kinderen uit te delen. Veel foto's vandaag. Het weer is best. Gesprek met Engelse moslim uit Gujarat, hij woont sinds in jeugd in Eastham, Londen. Hij klaagt over de diep gewortelde corruptie van de verkeerspolitie. Hij heeft een auto gehuurd en moet in bijna elk dorp dat hij passeert smeergeld, fancy tolls of verzonnen boetes betalen. Ik maak veel foto's van mensen op markten e.d.; geitenkoppen, openluchtsmidse, haveloze kinderen, koeienvlaaien, straatscènes. Gesprekje met Tibetaanse koopman, vluchtelingElke grote Indiase stad heeft zo'n Tibetaanse gemeenschap die zich met handel in textiel bezig houdt. Gevlucht in 1959, foto's Dalai Lama in stalletje. Rondom ons vroegere hotel nabij het station is nu een heuse middenklassenwijk verrezen. Alleen het pariakamp aan de achter kant ligt er nog. Clim's schoenmakertje is ook verdwenen. In deze buurt heerst momenteel een bouwmanie. Bezoek de Jagdish Tempel met zijn hoge trap. Jochie zingt Franse liedjes voor mij. Vrouwen met blote borsten staan kleren te wassen aan de ghats. Eten in het Rainbowrestaurant aan het water: spinaziesoep en cutlets voor luttele guldens. Loop tegen een volkomen naakte, met as ingesmeerde sadhoe op, helaas krijg ik hem niet meer voor de lens. Vijf uur hotel. De groep ligt in de tuin te zonnen. Enkelen zijn gaan fietsen naar een nabije heuvel. ‘s Avonds een cabaret en acrobatiekvoorstelling met muziek en dans. Folklore en kleder drachten. Acrobate met 10 kruiken op haar hoofd. Moeilijke dingen uithalen op een fiets. Ik zit met Jan de K. koffie te drinken die ik heb besteld, hij schenkt er uit een flacon de whisky bij. Hij is niet bepaald van de blauwe knoop. Ik lach me rot over zijn laconieke opmerkingen. Op de kamer neem ik mijn koorts op: 38,5 graden. Buiten is het de hele dag 25 graden geweest; mijn gezicht en armen zijn verbrand zonder dat ik dat in de gaten heb gehad. DAG 7 UDAIPUR - JAIPUR Om zes uur wake up call. We krijgen water en een lunchpakket voor onderweg. Twee keer stoppen, voor lunch en thee. We hebben een grote bus (35 personen), dus achterin is slaap en rookruimte gecreëerd, waarvan met name Jan en ik regelmatig gebruik maken. Geen interessant landschap. Tijdens stop foto gemaakt van kindertjes met schitterende tanden in vervuilde smoeltjes die zich rond de bus verdringen. De foto blijkt later mislukt te zijn, net als 20 à 25 andere opnamen. Mijn camera weigert af en toe, maar dat merk ik niet. De sluiter is 111
niet meer in orde. Thuis laat ik hem voor 180 gulden repareren. Voor de zekerheid heb ik dan al een andere gekocht, een compact camera met zoomlens, de Pentax Espio. Praatje met paria wegwerkers. Ze verdienen voor 12 uur werken met de familie, ook kinderen, voor een dag zestig roepie; zo'n vier gulden. Net genoeg om rijst en pepertjes voor de vitaminen te kopen. Veel ongelukken onderweg, met name talloze camions die in de hoge wegbermen na uitwijkmanoeuvres zijn omgekiept. Als we in Jaipur, de Pink City, aankomen zie ik nog steeds de opschriften 'Blow Horn, Good Carrier' e.d. op mijn netvlies. We zijn ook door Ajmer gekomen, maar daar herken ik niets meer. In Jaipur nemen we onze intrek in zeer luxe Clark's Amber Hotel, 10 km buiten de stad. In de eetzaal bestel ik water, ik heb geen honger vanwege de koorts. Ik drink wèl een biertje, dat kost hier nota bene 7 gulden. Daar moet die harijan familie bijna 2 dagen voor werken! Vanwege mijn beroerde toestand besluit ik toch maar over te gaan op het sterkere stuff antibiotica. Niet dat dit veel zal helpen. Vroeg slapen: 10 uur. DAG 8 JAIPUR - AMBER FORT - JAIPUR Met privé bus via Hava Mahal (foto's) naar Amer Fort. Daar alleen op stap, de wallen beklimmen. Rondleiding van straatjongens in Boeddha tempel. Miniatuurtje gekocht bij student Economie. Rondstruinen in olifantenstallen. Veel bedelaars. Bezoek aan plekken waar Clim en ik eerder zijn geweest. Op terugweg langs tapijt en batikfabriek. Demonstraties en exposities. Buiten vind ik het interessanter. Via waterpaleis (nu wel in water van meer dat 's zomers droog staat) naar de Gaitor Chatris, graftombes van de Maharani’s, vol onkruid. Vegetarisch eten, rel rond Leo die vindt dat zijn eten niet naar kip smaakt en er ook niet zo uitziet. Alleen aan de wandel. Tandeloze riksja wallah brengt me voor 5 R naar de voet van het Tigerfort. Ik beklim de steile helling nonstop in 25 min. Lekker wandelweer dus. Tegen de 25 graden overdag, Is avonds snelle afkoeling tot C! In Fort verplichte rondleiding. Ik wacht het avondrood af 200 m boven de stad, waaruit enkel geluiden van jankende kinderen en blaffende honden opstijgen. Het wordt kil. Onder aan de heuvel staat de wallah mij grijnzend op te wachten. Hij brengt me naar Tripolia Bazaar. Trui en papiermaché beeldjes kopen. In Johari Bazar (waar Clim muntjes heeft gekocht) nieuwe voorraad snoepjes kopen, chai in donker hol, wel gezellig. Vanaf Ajmer Gate autoricksja naar Hotel. Vuren van daklozen langs de weg. In hotel nog wat van het buffet eten op de valreep. Omdat ik regelmatig spinazie opschep noemt de groep me Popeye. Vandaag één lijk op straat gezien. Ook kapot gereden hondjes, de bloederige krengen hebben ze niet opgeruimd. Wel heeft iemand heel attent stenen voor de kadavertjes gelegd zodat ze niet nog een keer worden overreden. India, je zult het nooit begrijpen. DAG 9 JAIPUR - CANOTA PALACE ‘s Morgens een laatste wandeling door Jaipur in mijn eentje. Eerst het hagelwitte Birla Mandir, volledig van marmer, pas gebouwd. Dan Bagwan Palace, nu een 5*hotel. Praatje met straatpottenbakkers. Met riksja naar museum. Tuinen bekijken. Hardnekkig bedelend pariameisje volgt me een half uur. Ze verdwijnt als ik een samosa voor haar koop. Een kitsch 112
tijger gekocht ("Iets voor een hoerenkast," volgens Jan.) bij een 8jarig jongetje. Chai bij een riksjareparatiewerkplaats, praatje met Moslim. Nabijgelegen minaret is dicht. Naar Jantar Mantar en Stadspaleis. Veel bedelaars weer. Ik koop 2 Rajastaanse geklede poppen. De groep pikt me op. Bagage ophalen hotel en op weg naar het Canota Palace Hotel een uur verderop. Omgeven door vestingmuren, tot de vorige eeuw bewoond. De stallen zijn omgebouwd tot kamers. Slecht licht, matig eten tijdens zgn. feestmaal, nergens verwarming of vuur, terwijl het bijna vriest. Iedereen vernikkelt van de kou. We wachten met petten, sjaals, winterjassen op 12 uur, want het feest van Oud op Nieuw komt er aan. Een dans en acrobatenfamilie treedt voor ons op. Er is ook poppentheater. Niemand koopt iets. De meesten hebben geen roepies meer, de banken hebben al 2 dagen vrijaf. Speciaal vuurwerk voor ons. Het personeel, in even grote getale als de gasten, juicht en valt elkaar in de armen. Wij zijn beduidend minder enthousiast. De kou drijft ons al voor half één naar ons ijskoude bed. De Indiërs blijven doordrinken en maken veel herrie. DAG 10 CANOTA PALACE - FATEHPUR SIKRI - AGRA De dansers en poppenspelers blijken alleen voor de fooi te hebben opgetreden. Wij dachten dat dit allin was voor de prijs van 25 dollar die we voor het feest hadden betaald. Iedereen is boos, als we dat geweten hadden! Foei Caroline, dat had je ons wel eens eerder kunnen vertellen. En ik heb nog wel gedanst met een lieftallig danseresje van een jaar of tien. Zij op blote voetjes, ik gehuld in een wollen deken. Om zes uur sta ik op, kuchend en rochelend. Ik wandel over de kantelen en zie beneden het dorp in de mist ontwaken. Dromedarissen rijden af en aan. Vuren worden ontstoken. Hanen kraaien, schapen blaten, koeien loeien, geiten mekkeren, kinderen krijsen. Hier hangt echt een landelijke sfeer. Maar het hotel is pet. Om acht uur weer op weg met de bus over drukke wegen. Ik slaap tot de eerste stop achterin met het kotszakje uit het vliegtuig onder handbereik (niet voor braaksel, maar voor snot en slijm). Stop bij restaurant Midway met wel zeer ruime souvenirshop en smetteloze sanitaire voorzieningen. De tweede etappe voert ons door groen land, bevloeide akkers met rijst en koolzaad. Opvallend veel buffels in de velden; veel gedroogde koeienflaters liggen langs de kant van de weg te drogen. Onderweg wordt de bus staande gehouden door een groep mannen met dancing bears. De groep gruwt van deze wrede behandeling en maant de chauffeur door te rijden, er wordt geen fooi of baksjies, gegeven hier. Jan laconiek: "Je kunt hier beter wèl iets geven, anders is de beer los!" Opdringerige gidsen in Fatehpur Sikri. Mooie zandstenen gebouwen in roze rode oranje kleuren. Grote Moskee. In Agra is een modern hoogbouwhotel verrezen naast onze Mayur Tourist Bungalows, waar we in 1989 zaten. Het is nog licht, dus onmiddellijk ga ik de buurt verkennen; er is veel bijgebouwd hier, met name op toeristisch gebied hebben ze de infrastructuur verbeterd. Toch herken ik veel plekjes van vroeger (Hee, dit is de plek waar die straathond stond te jongen. En hier heeft Clim bijna een riksjarijder in elkaar getremd....) Ronddolen door leven 113
dige moslimwijk. Terug naar hotel om bad te nemen. ’s Avonds op terrasje koffie drinken in zaakje waar een heus espressoapparaat staat! Gesprek met de sympathieke jonge eigenaar. Eindelijk kans gekregen geld te wisselen, in het hotel. Luisteren naar BBC Worldnews (Grozny is nog niet gevallen), waarna slapen. DAG 11 AGRA - EXCURSIE TAJ MAHAL E.A. - AGRA Vroeg op stap. Eerst bezoek aan de Baby Taj, een tombe van een grootvizier (of was het een bouwmeester?), net een uitvergroting van een juwelenkistje. Daarna enkele uren bij en rond de Taj Mahal rondhangen, veel Indiase toeristen. Gezamenlijke lunch; ik ben de enige die Indisch eet, met veel knoflook. Om 2 uur een riksjaman opdracht gegeven om me die middag voor 50 R rond te rijden. Aardige wijkjes met stokoude gebouwen. Ook souvenirshops om de boy extra inkomsten te laten vangen. Ik koop nergens iets. Eén van de shops verkoopt uit naam van Sai Baba. Ik, resoluut: "In that case I don't buy here". Wallah Bhimai vangt mijn beloofde bedrag met brede grijns, hij heeft een goede dag gehad. Paar uurtjes lanterfanten. Avondwandeling. Ik krijg Indiaas gedestilleerd aangeboden in drankhol gelijk Dante's Inferno. Buiten koop ik voor 4 straatjochies chai, trots staan ze naast te blanke toean van hun glaasje te nippen. Dit vind ik leuker dan aalmoezen geven. Gezellig praatje met Sutri Lachman, de espressoman. Russisch oefenen bij souvenirshop, veel van die zaakjes adverteren zo waar in het Russisch! Een jochie komt met bebloed hoofd binnengestormd; hij heeft ransel gehad met een cricket bat. Consternatie, waar zijn de daders? Sutri vertelt over een vriend die elk jaar twee keer een halve kilo marihuana naar Amsterdam smokkelt, verstopt in marmeren beeldjes. Het licht valt voor de zoveelste keer uit. DAG 12 AGRA - GWALIOR - JHANSI - ORCCHI - KHAJURAHO Snelle en comfortabele trein naar Gwalior (ik zie het fort dat we in 1988 hebben bezocht) en Jhansi. Daar wacht de bus op ons. Door naar Orcchi, mooi plaatsje met paleizen en tempels. Schone straten en nette huisjes. Eten in vesting. Tochtje over de kantelen. Hier was ik graag langer gebleven. Hobbelige weg, zo erg dat ik pijn aan mijn nieren krijg. Ik zit achteraan waar het net een springplank is. Ook nog last van een koortslip. Door dor en kaal landschap scheuren, door stoffige dorpjes met veel varkens. Die moeten hier toch gegeten worden, dat valt niet langer te ontkennen. Tegen het vallen van de duisternis aankomst bij hotel Chan della in Khajuraho, van de Tajgroep hotelketen. Luisteren naar BBCnieuws (Jeltsin stuurt nieuwe troepen). Vegetarisch eten in het dorp, 1 km verderop over pikdonkere weg. Praatje met een modern paar uit Bombay. Hoewel, modern, zij neemt nauwelijks deel aan het gesprek. Hij werkt aan de Beurs, is een soort stock broker meen ik te begrijpen. Chai onder reusachtige waringinboom met stam van 8 meter omtrek. Erotische gipsen beeldjes kopen. Terug met riksja. DAG 13 KHAJURAHO - EXCURSIES TEMPELS - KHAJURAH0 Tempeltocht met de groep. Op de fiets er naar toe. Tientallen tempels met veelal erotische sculpturen. Na de rondleiding ga ik met Hetty andere verder gelegen tempels bekijken. Er 114
liggen twee dorpen; een voor de onderklasse (vies en vuil, maar wel erg kleurrijk en leven dig), een voor de rijkeren (afgestemd op toerisme). Een jongetje voegt zich bij ons met oneerbare voorstellen ("I make you banana-juice, sir?", met het bekende aftrekgebaar erbij…) Als Hetty naar het hotel teruggaat, fiets ik verder. Mooie foto's van het volk. Kijkje in Jaintempel en museum. Koop sandelwood beeldjes. Spijbelaar Kalijan Singh, 15 jaar, leidt me rond in ander dorpje: pottenbakkers, dorpsgekkin, waterbron. Ik raak al mijn snoepjes kwijt en koop direct nieuwe bij het enige winkeltje ter plaatse. Er zijn vier kasten in het dorp, verdeeld in witte en blauwe huisjes en tussenschakeringen. Kalijan laat me zijn kamertje zien, hij vleit zich uitnodigend en bereidwillig op zijn charpoi uit. Ik maak dat ik weg kom. Buiten portretfoto van nieuwsgierige buurvrouw. Het schooltje gaat uit en Kalijan krijgt van de meester op zijn sodemieter omdat hij gespijbeld heeft. Lezen op het gazon van het hotel, cryptogrammen in de zonsondergang. Met groep te voet naar ceremonie in tempel om zeven uur. Tijdens de puja een leven als een oordeel: trommels, fluiten, cymbalen, gongen, bellenhoorns en daarbij nog gezang en gebed. We geven een geldelijk offer en krijgen in ruil daarvoor een kleurige stip. Samen eten in een open restaurant. Lang wachten, ook op drank. Leo en Jan knijpen er stiekem tussenuit, dat wordt niet op prijs gesteld. Het wordt uiteindelijk toch nog gezellig. Te voet terug. Morgen wacht een lange reis naar Varanasi. De paren gaan vliegen voor fl 80 p.p., ze vertrekken pas om half twaalf. De individuele reizigers, waaronder ik, gaan de hele weg met de bus. DAG 14 KHAJURAHO - MIRZAPUR - VARANASI (BENARES) In alle vroegte op, om zes uur vertrek. Ik ga in de bus direct pitten en word pas wakker als het tegen acht uur licht wordt. We zitten midden in landelijk India, urenlang kijk ik mijn ogen uit. Niet dat ik verbaasd ben door die (wan)toestanden, nee, ze intrigeren mij sterk. Ouwehoeren met Jan over politiek en school. Hij heeft ook kinderen van de 'louche' in zijn klas gehad (van Ruud Lubbers). Niet briljante, maar wel bovengemiddelde studenten. Als we ergens voor de lunch stoppen hebben we veel bekijks. Het leger van belangstellenden groeit aan en we voelen ons zo langzamerhand opgelaten. Tot Mirzapur, waar we de heilige rivier de Ganges oversteken, is de weg slechts half verhard. Juist in dat gedeelte zitten de gaten en scheuren. Na Mirzapur krijgen we een soort autosnelweg en jakkeren we door naar Varanasi, waar we een uur eerder dan gepland aankomen. De groep van het vliegtuig is nog niet aangekomen, hoe kan dat? We fronsen onze wenkbrauwen als we horen dat de betreffende vlucht geannuleerd is. De hele dag is het stralend weer geweest! De gestranden komen nu met 2 gecharterde taxi's onze kant op. Ik weet dat ze alle zes een beetje ziek zijn of een kwaaltje hebben; die rit wordt zeker geen pretje. Ikzelf loop vanaf het hotel direct de chaotische stad in. Het is al donker en regelmatig valt het licht uit. Mijn zaklamp verleent goede diensten. Overigens, goede shops hier hebben verlichting die op aggregaten werkt. Ik koop fietsbellen, water en bier. Bij een apotheek sla ik een voorraad Saridon en Zovirax (tegen de koortslipherpes) in. Hier en daar wat gesprekjes voeren over koetjes en kalfjes. Ja, ik zie een koe met een geamputeerde poot. Er 115
loopt zelfs een kalfje achteraan. Loeiend hete soep bij een straatChinees, tevens Bengaalse aardappelkoekjes. Met de riksja terug, ik moet de stakker zelf de weg naar het hotel wijzen. Wat schrijven en lezen. Pas tegen 12 uur hoor ik gestommel op de gang: gebroken komen onze getrouwde reisgenoten aan. DAG 15 VARANASI - EXCURSIE - VARANASI Om negen uur neem ik een riksja naar de oevers van de Ganges, de Ghats. Het is mistig, de hele dag blijft de hemel potdicht zitten en vaak motregent het. Het is niet druk op de Ghats, op mijn gemak kan ik de baders, wassers en zwemmers gadeslaan. De ontspannen sfeer bevalt me wel. Hier en daar ligt een goeroe of een sadhoe te suffen, hoewel hijzelf het waarschijnlijk mediteren zal noemen. Ik blijf lang hangen bij de 'Burning Ghats', waar lijken worden verbrand. Vreemde geur; aangebrand mensenvlees vermengd met heerlijk zoet ruikend sandelwoodhout. De rouwende families laten zich lachend fotograferen voor de brandstapel van hun geliefde. Naast mij valt een half verkoolde vrouwenvoet uit een vuur, ik hoor botten knappen. Ikzelf durf geen foto' s te maken, bang om iemand te beledigen. De interesse is groot, mij lijkt vooral voor de aangename warmte voor de vuren. Vlakbij ligt een op volle toeren draaiend crematorium waar de armen op staatskosten de hemel worden ingejaagd naar de eeuwigheid. Jochies spelen enthousiast cricket tussen de koeienstront en het wasgoed dat op de zanderige ghats ligt te drogen. Daar spreekt een jonge student me aan. Hij heet Bahram en laat mij een deel van de volksrijke binnenstad zien, hij kent de weg. Hij studeert 'banking'. Na een uurtje neem ik afscheid van hem. Nabij het hotel heb ik allerlei adresjes voor water, Gurubier en goedkoop westers eten, want daar ben ik weer aan toe. Die middag hebben we een bustour. Eerst naar de Relief Map of India (ook al in Jaipur gezien), dan de Universiteit en monumentale regeringsgebouwen. In de Durgatempel, geterroriseerd door uitgebreide apenfamilies, worden we niet toegelaten (dat komt zelden voor in dit religieus zo tolerante klimaat). Ik koop bij een sloebermeisje primitieve figuurtjes van afvalhout. We stoppen ook nog bij een Handicraft Empodium, waar ik me twee rozenhouten beeldjes (veel te duur) aanschaf. Het blijft ruig weer. Iedereen blijft 's avonds op zijn kamer. Alleen ik ga naar buiten en zoek mijn "western food"tentje op. Voor een knaak eet ik friet met cutlets, tomatensoep en twee koppen heerlijke espressokoffie. In het hotel heeft de groep voor veel geld weinig voedsel gekregen. Ik verpats 2 fietsenbellen aan Ron. DAG 16 VARANASI - SARNATH - VARANASI - NACHTTREIN DELHI ‘s Ochtends nog een excursie. Om zes uur naar de Ghats, waar we een boottocht maken. Ik zie er niets nieuws. Het is moordend koud; de ontheemden hebben vannacht beslist geen oog dicht kunnen doen. Smekend strekken zij hun verkleumde klauwen naar ons uit. Ik heb de groep geadviseerd kleingeld te wissen bij de professionele wisselaars om zodoende toch regelmatig aalmoezen te kunnen geven. Bezoek aan de Gouden Tempel, waar een bedwel 116
mende geur van bloemen hangt. Daarnaast ligt een moskee die door een groot peloton M.E. strijdkrachten wordt bewaakt tegen mogelijke aanslagen van Hindoe extremisten. Om negen uur ontbijt in hotel, waarna tocht noordwaarts naar Sarnath, de geboortegrond van Boeddha. Tempels en de Grote Bodhiboom waaronder de grote man placht te mediteren en te onderwijzen. Hier liggen ook stokoude stoepa's. Opvallend veel devote Chinezen en Japanners. Dankzij hun ruime giften is het complex onIndiaas goed onder houden. Er heerst ook een streng rookverbod, met boetes! Als ik binnen het terrein een sigaret draai, krijg ik onmiddellijk een bewaker op mijn nek. Ik ga in discussie, per slot van rekening ben ik niet aan het roken, maar de oppasser houdt voet bij stuk; ook tabak is taboe. Onze gids sust de beide partijen. Terug naar hotel. Spullen inpakken. Ik heb een extra tas gekocht om al die pas verworven souvenirs, voornamelijk beeldjes in alle soorten, maten en kwaliteit, te kunnen opbergen. Ik ben als eerste klaar en wacht buiten in de hoteltuin, terwijl een baardige slangenbezweerder mij mysterieus zit aan te staren. Om twee uur bij station. Onder het wachten laat ik mijn schoenen poetsen (toen wilde de rest van de groep het ineens ook) en stoei ik wat met de bedelaarskinderen en een tweetal mismaakte maar toch goedgemutste jongens. Afscheid van de gids, die ooit 1 jaar in Leiden bij de familie de Wit inwoonde tijdens zijn studie daar. Intelligente vent, een literator en reisboekenschrijver. Thuis stuur ik hem een foto en een briefje. De trein is redelijk, ik heb een hard sleeper plaats. Hij vertrekt te laat. Ik haal stiekem bij mijn reisgenoten geld voor Caroline op. Naast mij slaapt een moderne, uitdagende Hindoemeid met een diamantje in haar linkerneusvleugel. Jan en Leo gaan zich te buiten aan neutjes en liggen om negen uur al zwaar te ronken. Ik eet een goede vegetarische thali, wijs alle aanboden van de ambulante handelaars van de hand en ga tevreden op het tjoektjoek ritme slapen. DAG 17 DELHI Om vijf uur al aankomst Delhi. Het regent dat het giet. Toch overal vuren onder afdaken. Op het perron liggen de sloebers driehoog te pitten, buiten kun je nu echt niet overnachten. Zelfde hotel. Grootste gedeelte van de ochtend geslapen. Als ik me begin te vervelen leen ik Leo's paraplu en loop de stromende regen in, Janpath op. Ik ben de enige op straat, Delhi is uitgestorven; hoe bestaat het? Ik maak mijn geld op bij enkele shops die koppig open houden. Uurtje koffie drinken met Hetty, zij is wel enigszins geschokt door India, hoewel ze volgens mij de meeste tijd in de luxe hotels heeft doorgebracht. Ik heb geld over, nog steeds, en geef ruimhartig fooi aan de bell boys en de kamermeisjes. Verder lezen, puzzelen, inpakken en tv kijken. Om 19.00 uur afscheidsdiner in Gaylord. Ik houd namens de groep een toespraakje waarin ik Caroline bedank en overhandig haar de envelop. Leo doet niet mee, hij stopt haar zelf 25 gulden in haar handen. Het eten is lekker, natuurlijk had ik ook weer spinazie (palak paneer). Jan en Leo zijn binnen een uur in de lorum van de jajem. Nog een kort hazenslaapje in hotel.
117
DAG 18 DELHI - AMMAN - AMSTERDAM - ROERMOND Om drie uur op. Om zeven uur vertrek naar de luchthaven. Caroline gaat met een andere maatschappij en loopt al direct een halve dag vertraging op. Tijdens de vlucht krijgt iemand een hartinfarct, in een mum van tijd snellen drie Indiase dokters toe, het zijn gewone passagiers naar Chicago. Snelle overstap in Amman, we halen het net, puur geluk gehad. Aankomst in Nederland om 15.00 uur; het is guur en er ligt nog sneeuw.
118
SRI LANKA, KERSTVAKANTIE 1992 / 1993 Een groepsreis met Holland International. Toevallig reismaatje was weer oud – collega Gijs van Boxtel (optiek). We maakten een rondreis door het exotische tropeneiland Sri Lanka dat vroeger Ceylon werd genoemd. Dag 1 COLOMBO Na een tussenstop in Parijs en Abu Dhabi komen we om half zes 's morgens plaatselijke tijd in Colombo aan. Daar krijg ik het aan de stok met een dikke Fransoos die bij de wisselcounter voorkruipt. Hij geeft geen sjoege als ik hem terugwijs, dus ik word woest en duw hem weg. "Ne me frappez pas!", roept hij in paniek. Maar ik win, de suspogingen van de wisselbeamte ten spijt. Ik word gesteund door een Belgische mevrouw die ook slachtoffer was, maar niets durft te zeggen. Die mevrouw blijkt in mijn groep van 16 personen van Holland International te zitten. Het is een weduwe uit Turnhout. Ze zit nog midden in het rouwproces. Haar man, bankdirecteur van beroep, is een maand geleden gestorven. Dit is voor het eerst dat zij alleen op reis gaat. Ze bulkt van het geld, valt me onderweg op. Dag 2 COLOMBO Om acht uur heb ik me al geïnstalleerd in het Lanka Oberoi Hotel, een vijfsterrenhotel, pure luxe dus. Direct daarna ga ik op het Galle Face Green flaneren langs de kust en bekijk ik het Fort en de vuurtoren. Daar raak ik totaal verdwaald tussen de eenvormige regerings gebouwen. Er lopen wel bedelaars op straat rond, maar de armoede is er lang niet zo schrijnend als in buurland India. Lange rijen staan geduldig voor de "immigration office” van de Ambassade van India, zijn dit allemaal Tamils? Terug met een motorbetjak / scooterriksja naar de Green. Ik drink koffie in het koloniaal Galle Face Hotel, waar een ouderwetse sfeer met antiek meubilair, glimmende vloeren, jachttrofeeën, bridgekamers en strak afgerichte bedienden hangt. Het bevalt me hier wel, het is net een duik in de historie. Voor de prijs hoef je het niet te laten. Om half twee hebben we de grote ontmoeting, dan komen de strandliefhebbers aan die voor een weekje verlenging in de vorm van een rondreis hebben geboekt. Daar zit ook mijn collega Optiek tussen, Gijs van Boxtel. Er volgt een stadstour, die een half uur te laat begint. Hiermee is de toon gezet, vertrektijden zijn slechts bij benadering en iedere keer later dan aangekondigd. Gids is ene Wim Meurs, een 52 jarige Nederlander, die zijn hart aan Brazilië heeft verpand. Hij is een buikig type die steeds met cynisch commentaar klaar staat, hij blinkt vooral uit in 'one liners'. Zijn racistische taal achter de microfoon wordt door de meeste mensen echter niet gepikt, zeker niet als blijkt dat er een Turk in de bus zit. Hij heet weliswaar Steve, maar is van Italiaans Turkse komaf. Zijn vriendje Tony, een vriendelijke Ierse kobold, reist ook mee. De twee homo's vormen een erg grappig paar, maar zijn verder oké. Ze drijven samen een shoarmazaak in Amsterdam. (Waar anders?)
119
We hebben ook een verplichte staatsgids meegekregen, Abey. Hij heeft in Moskou gestudeerd en af en toe spreek ik wat Russisch met hem. Aan de Loemoemba Universiteit is hij als chemisch ingenieur afgestudeerd, maar hij kan als zodanig in Sri Lanka geen werk vinden. Hij loopt al tegen de zestig en heeft vroeger 30 jaar voor een Russische banden fabriek gewerkt. Sunil is de kofferjongen, Nimal is de chauffeur. Zij spreken allebei slechts een enkel woordje Engels, een taal die hier toch al op de basisschool onderwezen wordt. We stoppen in de wijk Pettah, waar veel moslimwinkeltjes en een moskee liggen. Bezoek aan het Dutch Periodic Museum, heel interessant, over de Nederlandse periode op Ceylon die zo'n anderhalve eeuw heeft geduurd. Hier begint Gijs pas echt te filmen. Dan op naar een Hindoe tempel met een fraaie gopura die in de restauratiesteigers staat; Tamils lopen er af en aan met offergaven. Een Boeddhistische tempel, een Ned. Hervormde Kerk, een Anglicaanse kerk en een handvol overheidsmonumenten en een klein parkje staan ook op het programma. De stad Colombo lijkt me niet echt aantrekkelijk.’s Avonds gaat iedereen naar het kerstdiner, behalve ik. Ik bezoek een avondmarkt waar een heuse kerstsfeer heerst. Ik koop een pet en kaarten. In een eethuisje voor de marktlui bestel ik gepeperd eten. De bezoekers kijken grijnzend toe hoe ik die scherpe spijzen verwerk. Ik laat me niet kisten en roep om een extra bakje saus. Om negen uur lig ik al te pitten, opvallend vroeg voor mijn doen. Waarschijnlijk een gevolg van de jet lag.
Dag 3 ANARADHNAPURA – SIGIRIYA Er komen ook mensen van een andere reisorganisatie in onze bus, in totaal telt ons gezelschap nu 29 personen. Een aantal stops onderweg, o.a. bij een souvenirshop, een handicraft centre, een gezellig dorpsmarktje en grindbaggeraars aan de rivier. Opvallend zijn ook de backwaters ten noorden van Colombo. We lunchen (die is inbegrepen) aan een meer. We rijden door rijstvelden en een soort oerbossen. Anaradhapura is tweeduizend jaar oud, was ooit het centrum van een groot Boeddhistisch rijk. Hier stammen de oervormen van de stupa's van af: de dagoba 's. Dit zijn hoge grafheuvels, ze lijken op piramides, maar zijn gemaakt van aarde en baksteen. Andere bouwwerken: pagodes, vihara 's. Er liggen kunstmatige bevloeiingsmeren in de buurt. Het valt een beetje tegen. In de bus naar Sigiriya leg ik de Belgische weduwe uit Turnhout uit hoe het geld uit Sri Lanka in elkaar steekt. Het dorpsleven langs de weg lijkt ontspannend, maar de lui hier zijn wel straatarm. Ze hebben eten en drinken, voor scholing en basis medische voorzieningen wordt gezorgd, maar verder? De democratie hier functioneert hetzelfde als die van Grote Broer India, namelijk gebrekkig en met veel vriendjespolitiek. Het grote probleem vormt uiteraard de afscheidingsguerrilla van de Tamils, die hier in het noorden al duizend jaar wonen. Het is een vuile oorlog, dus gepaard gaande met veel wreedheid van beide kanten. Er vallen behoorlijk wat onschuldige burgerslachtoffers. Jaffna, een grote stad aan de noordkust, is 120
het broeinest van separatisme. We komen nu dan ook regelmatig road blocks tegen, waar wij als toeristen eigenlijk nauwelijks last hebben. Tien kilometer verderop begint het territorium van de Tamil Eelam, de rebellen. Die hangen het Hindoe geloof aan. Driekwart van Sri Lanka’s bevolking is echter Singalees en die zijn allemaal Boeddhistisch. Eigenlijk is hier dus niet alleen sprake van een politieke en etnische oorlog, maar vindt er ook nog eens een religieuze strijd plaats. Dat komt dus nooit meer goed. In het donker stoppen we voor koffie of een verfrissing bij een smerig guesthouse. Het enige wat men ons te bieden heeft is zelf gestookte arak, bah! Het logement is vergeven van de mieren, muggen en kakkerlakken. Joke uit Rotterdam ziet tot haar niet geringe afgrijzen voor het eerst in haar leven een kakkerlak... Even later krijgen we een klapband, wat weer een extra half uur kost. Dankzij al die verlengde fotostops (weinig discipline in de groep) komen we heel laat in het mooie hotel in Sigiriya aan. Laat eten, ook nog snel en veel. Het eten is hier lekker, moet ik zeggen. Later zal ik dat bezuren. In de eetzaal worden we nog vergast op een optreden van Kandydansers. Kenmerkend voor hun act zijn de acrobatiek, kleurige kledij en zware trommen. Later zit ik met Gijs aan de bar. Naast ons nemen een jeugdig uitziende Engelse moeder met haar achttienjarig dochter plaats. We raken met elkaar in gesprek. Gijs wil de moeder versieren, ik moet me dan maar met de dochter bezighouden. Onze opzet mislukt jammer lijk, beide dames vertrekken schielijk, waarschijnlijk niet gediend van onze pogingen. Ik had het toch al een waanzinnig plan gevonden. Gijs zal zich de komende dagen op een bijna vijftigjarige vrouw uit Hoorn concentreren. Hij is onlangs gescheiden en gedraagt zich in mijn ogen tamelijk hitsig, hij is duidelijk op vrouwenvlees uit.
Dag 4 SIGIRIYA - POLONARUWA – SIGIRIYA Het is Tweede Kerstdag. Ik heb de hele nacht gewoeld, last van de maag. We gaan op excursie naar Polonaruwa, ooit in de 10de eeuw de hoofdstad (nu dus ruïnes) van een koninkrijk van de Tamils. Veel mooier dan Anaradhapura, ook jonger en dus beter gecon serveerd. Onderweg bij een armelui’s dierentuintje moet ik overgeven langs de bus. We stoppen bij stuwmeren, een houtsnijdersatelier, restaurants en verscheidene stoepa's en dagoba 's. Op de heenweg rijden we midden door de jungle, aapjes spelen er langs de weg. Terug hebben we een betere weg, maar wel veel minder interessant. Mooie grote liggende boeddhabeelden van 20 m lengte is vervolgens een toeristische trekpleister die ons allen imponeert. Terug in Sigiriya gaat iedereen de hoge rots midden in de vlakte beklimmen. Ik blijf achter in het hotel, hondsberoerd en herhaaldelijk overgevend. Ik breng een zetpil in en ga pitten. Om acht uur word ik wakker, niet geheel hersteld, maar het kan er mee door. Een room boy 121
komt binnen met een DDTflitspuit tegen de muggen, maar ik wimpel hem af. Liever malaria dan vergiftigd worden. Ik sla de Mongoolse barbecue over. Ik drink wel, maar alleen sterk aangelengde glaasjes whisky. Ik hou me verre van bier. Later op de avond wordt het echt kil, dat verwacht je niet in de tropen.
Dag 5 DAMBULLA – KANDY Voort gaat de reis. Onderweg ruiken, proeven en kijken in een kruidentuin. Dan volgen de mooie grotten vol Boeddhabeelden in Dambulla. Je hebt er een fantastisch uitzicht. Een zigeunermeisje met een gigantische, 3 meter lange slang om haar nek schrikt van een simpele koe en begint angstig te huilen. Rond één uur aankomst in Kandy, dat midden in de bergen gelegen is. In feite is Kandy het geografische middelpunt van het eiland. Het ligt aan een kunstmatig meer. Hotel Hill Top ligt inderdaad op een hill top, mooi uitzicht over de stad. Het restantje van de middag breng ik door op balkon. Een brutale aap tracht mijn aansteker die op tafel ligt te stelen, maar ik ben hem te vlug af. In de avonduren ga ik naar de stad met een minibusje van het hotel. Ik maak er een ceremonie mee in de Tempel van de Tand (van Boeddha natuurlijk), maar eerst bekijk ik het Queen Hotel dat als koloniaal relict wordt beschouwd. Bij de tempel kom ik mijn vijand van de luchthaven, de dikke Fransoos, weer tegen. Hij loopt een eindje om als hij me ziet. De puja in de tempel, de toeristen maken een derde deel van het publiek uit, is bijzonder luidruchtig: bazuinen, trompetgeschal, ramshorens, tromgebeuk doet horen en zien vergaan. Ik maak foto's met Clim zijn apparaatje. Het is zo druk dat ik er moet schuifelen, dus wegwezen hier. Daarna elders een uitvoering van een Kandydansgroep bijgewoond, alweer een aanslag op trommelvliezen, maar wel erg levendig. Buiten staan slangenbezweerders, vuurvreters en metblotevoetenoverheteaslopers. Enkele doldwaze Duitsers proberen het ook. Mij niet gezien.
Dag 6 KANDY VOETTOCHT STADSPARK – CENTRUM De hele dag kan ik tot mijn genoegen alleen op stap. De rest van het volk gaat naar een olifantenweeskamp (jawel!). Ook doen ze de Botanische Tuinen aan en maken ze een stads rondrit (dat wordt winkelen dus). Ik maak een wandeling rondom het meer en verblijf langdurig in het stadspark dat tegen een helling aangelegd is. Uitbundige flora met forse oerwoudreuzen en lianen. Het is bewolkt, af en toe motregent het zelfs. Op de markt koop ik een nieuwe schoudertas voor een tientje. De oude tas geef ik onmiddellijk af aan een sloeber, die er blij mee is. Bij de Tempel van de Tand is het nu minder druk; vlakbij is een uitvoering van zangkoren. Veel politie op de been. Nog wat tempels en een moskee bezocht. Koffie drinken bij Queen 122
Hotel; broodje met hete visbolletjes eten bij een stalletje. Meteen daarna krijg ik hevige diarreeaanvallen en buikkrampen. Gelukkig vind ik vlakbij een wc, echter zonder slot. Ik word vier keer met de broek op de schenen door onbekenden gestoord tijdens mijn stoelgang. Aan de rand van het stadje is kleinschalige industrie gevestigd, zoals hout zagerijen. Veel juweliers in town! Vlakbij ligt namelijk het edelsteencentrum van Sri Lanka. Ik koop een hele voorraad paracetamol voor een paar gulden. Een tablet hier kost 2 cent. In Nederland kost dezelfde soort pil een kwartje. Ik koop maskers in een staatsemporium. Hier en daar lopen Boeddhistische monniken in rode pijen / gewaden.
Dag 7 NUWARA ELYA – BANDARAWELA We gaan al vroeg de bergen in. Het is regenachtig weer. Kleurige theepluksters staan langs de weg, die zijn hier allemaal van Tamil afkomst. Ze komen het struikgewas uit om te bedelen. Het landschap verdwijnt geregeld in nevels en wolken, dus van echte fotostops kan geen sprake zijn. Temidden van theeplantages bezichtigen we een theefabriek. Het lijkt hier wel Zuid India; hoe lichter van huidskleur het volk, hoe meer ze in de fabriek te vertellen hebben. Aan de basis van die piramide werken de arbeiders voor een hongerloontje van enkele roepies per dag. Er wordt een statige lunch in het Grand Hotel van Nuwara Elya geserveerd. Het hotel stamt uit de Britse overheersing (British Raj), en lijkt op een countryhouse te midden van de golflinks. Fotostop bij een waterval en later bij het uitzichtpunt van God’s Window. Daar krijgt John, een kortademige medereiziger uit Den Haag, een hartaanval; hij ligt angst aanjagend te piepen. Een stel vrouwen begint daarop ongecontroleerd te janken. Gelukkig loopt het met een sisser af. Toevallig is juist die John de luiste en minst sportieve van het hele stel. Met zijn vrouw Jannie, een rossig type uit een volkswijk, heel joviaal, kan ik goed opschieten. Aankomst in Bandarawela om 5 uur. Alweer nemen we onze intrek in een koloniaal hotel, nu met echte klamboes boven onze bedden hangend. Het regent nog steeds. Ik ben een van de weinigen die desondanks het stadje gaan verkennen. Inkopen doe ik bij "Cargill’s”, een soort Hema. In de buurt ligt ook Adam’s Peak, een bergtop die heel populair bij toeristen is. Je moet hem ’s nachts beklimmen om bij het ochtendkrieken van een spectaculaire zonsopkomst te kunnen genieten. Een tocht naar deze heilige berg met Boeddha’s voetstappen er op staat echter niet op het programma. 's Avonds kunnen we ons te buiten gaan aan een buffetdiner, het kan niet op. Overdaad schaadt, vind ik. Het hoogste punt dat we vandaag hebben gepasseerd, ligt op 1899 meter. Een fraaie streek die je echter wel met goed weer moet bekijken en dat is het hier niet vaak vanwege de stijgingsregens. Niet voor niets gedijt thee hier zo goed.
123
Dag 8 BANDARAWELA / YALA WILDRESERVAAT We gaan weer omlaag, zo'n 1.000 meter. We rijden letterlijk de zon tegemoet. In de lagere regionen wordt weer landbouw bedreven en is het een en al groene weelde. Langs de weg staan jongens die tuiltjes bloemen aanbieden, de bus stopt niet. Bij Ella's Gap weer een panorama; je kunt er ongeveer 80 km ver tot aan de kust kijken. Lunch in een resorthotel aan de kust. Tussen de rijstvelden door rijden we het bos van het reservaat in. Hele gebieden staan hier onder water. Ons onderdak is nu eens een keer zeer eenvoudig in een houten huisje. We eten er uit grote potten en pannen. Voor het eerst deze reis worden er aardappelen geserveerd; het is bulkvoedsel, dus 'eat as much as you can'. De Indische Oceaan hier vlakbij is wild, je mag er niet zwemmen vanwege een gevaarlijke onderstroom. Onze Hollanders doen dat toch; in Katwijk en Scheveningen is het veel erger, beweren ze. In jeeps gaan we op safari. We zien o.a. olifanten, reeën, herten, zwijnen, hazen, een moengo, patrijzen, pauwen, kaaimannen, fazanten, apen, papegaaien, adelaars, maraboes, pelikanen en ook nog ooievaars. Aan een strandje zit een groep vissers rustig netten te boeten. Bij het uitstappen van de bus glijd ik uit en ga door mijn knie. De schade valt gelukkig mee. 's Avonds nemen we alvast afscheid van onze Singalese begeleiders. Envelopjes overhandigen en toespraakjes houden. Om acht uur volgt een diner in stijl, liefst in avondkleding (tjonge, wat een pretentie). Als het eten bij ons aan het einde van de tafel komt is alles bijna op of resten ons enkel de waarde loze kliekjes. In stil protest verlaat ik met enkele lotgenoten voortijdig de feestdis. Op mijn kamer ruim ik mijn tas al definitief in. Ik steek de wierookspiralen tegen de malariamus kieten altijd direct aan; ze brengen veiligheid en ruiken ook nog eens lekker. Onder de klamboe en de ventilator rustig lezen tot middernacht. Gijs heeft zich vandaag bezig gehouden met het opstellen van een adreslijst ten behoeve van een reünie die hij wil organiseren. Hij vraagt of ik mee wil helpen regelen, maar ik sla zijn aanbod / verzoek beleefd af.
Dag 9 GALLE / KUST / STRANDEN Lange, maar mooie rit vandaag langs de zuidkust en een stukje westkust. Romantische zand stranden ontvouwen zich tussen de palmbomen. Interessante stop van anderhalf uur in het voormalige Hollandse vestingstadje Galle (wordt als Geel uitgesproken). Lunch in hotel gebouwd in de vorm van een echt schip, eigenaar een excentrieke miljonair uit het westen. In Galle rondwandeling en koffie in het New Oriënt Hotel; vorig jaar was hier nog onze koningin Beatrix te gast, daarvan getuigen foto’s van haar die aan de muur hangen. De eigenaresse gaat er fier op, ze is een Burgher, zo worden de afstammelingen van de Hollandse kolonisten hier genoemd. We lopen over de wallen, langs het fort en bezoeken er gereformeerde kerkjes. 124
Verder naar de toeristenstreek. Bijna in elk vakantiedorp wordt gestopt om mensen in of uit te laten stappen, de helft blijft een week langer rondlummelen aan het strand, o.a. Steve en Tony. Met Gerard en Mia trek ik ook vaker op. Hij is krantenpromotor van de stichting De Krant in de Klas; van oorsprong leraar Nederlands, Mia is directiesecretaresse. Ze zijn in Sri Lanka getrouwd en krijgen daarom steeds de beste kamers en veel andere extra's. Om zeven uur komen we in Colombo aan. In de bus zit nog maar de helft van de passagiers. Voor het laatst krijgen we een uitgebreid buffet voorgeschoteld. In de grote receptiehal / lounge van het hotel heeft men zijn best gedaan om een kerstsfeer te creëren. Het doet vreemd aan om sneeuw te zien in de tropen, ook al is het kunstsneeuw. Ik zit al in de bus als er door het personeel alarm wordt geslagen. Iemand heeft zijn consumpties van de minibar niet afgerekend. Mijn kamernummer wordt omgeroepen. Iedereen staart me aan: ik heb echter helemaal niets van de minibar gebruikt en reageer dan ook verontwaardigd. Drie cola zouden er zijn gebruikt. “Bovendien, ik lust helemaal geen cola!”, zet ik mijn argumenten kracht bij. Enfin, het loopt met een sisser af. Michelle, een nieuwe gids voor één dag, begeleidt ons naar de luchthaven. Daar vertrekken we om 23.00 uur. Het is de laatste dag van het jaar.
Dag 10 COLOMBO - DUBAI - MÜNCHEN - ZÜRICH - AMSTERDAM - ROERMOND Er heerst een weinig uitgelaten stemming om twaalf uur als we het nieuwe jaar ingaan. Een glaasje champagne, wat slappe handjes en that's all. In Dubai eruit. Daarna komt een jonge Keralese van 25 jaar naast me zitten, ze heet Chansi (‘Tjensie’) en werkt als verzorgster in een Basels bejaardentehuis. Niet graag overigens, want die ouwe lui schelden haar steeds uit voor "Schwarze". Ze spreekt vloeiend Schwyzer Deutsch en Engels. Ze beweert twee keer zo veel te verdienen als een ingenieur in haar vaderland. Ze onderhoudt haar familie van zes personen met haar inkomen. Ik praat uren met haar en word een beetje verliefd. We wisselen adressen uit, maar van verder contact is nooit sprake geweest, al heb ik wel eens geprobeerd haar te bellen. In Zürich gaat Chansi er uit, ik mis haar al direct. Gijs is jaloers, want hij zit de hele vlucht langs een zuipende, onaangenaam ruikende Zwitser. Aankomst in Amsterdam om half drie 's middags. Als ik om zes uur thuiskom heeft Clim het feestmaal al klaar. Hij begrijpt niet waarom ik niet echt enthousiast op zijn kookkunsten reageer. Maar hij weet dan ook niet van al die talrijke, overvloedige banketten die ik tijdens deze reis manmoedig heb moeten doorstaan.
125
NEPAL 1998 Deze reis vond plaats in de kerstvakantie van 1998. Jos ging weer eens alleen op stap, hij boekte alleen de vlucht bij Transavia via OAD-Reizen. Jos verblijft 16 dagen in deze Himalaya-staat. Onder het dak van de wereld: in Nepal waant men zich in een andere wereld en de hoofdstad Kathmandu trekt met zijn artistieke en architectonische rijkdommen toeristen uit alle hemelstreken. Ontmoeting met collega Gijs Ik kan de reis rustig op mijn gemak voorbereiden, want ik heb op vrijdag voor de kerst vakantie de hele dag vrij. Pas om twee uur vertrek ik met een taxi naar het station. 's Morgens heb ik telefonisch afscheid genomen van mijn broer Corné, die ziek blijkt te zijn. Mijn andere broer Clim is nog net op tijd terug uit school om me uit te kunnen zwaaien. Om half vijf zit ik op Schiphol aan de koffie. Als een van de eersten haal ik mijn visum voor Nepal bij de OAD balie op. Ik dwaal wat rond door de tax free winkels en sla er mijn standaard vertrekuitrusting aan: whisky, shag, sigaretten en fotorolletjes. Om acht uur ontmoet ik Gijs, een collega van mij, in de vertrekhal. Ook hij gaat alleen naar Nepal, we hebben onaf hankelijk van elkaar geboekt, dus hier is sprake van louter toeval! Hij verkeert in opperbeste stemming en vertelt me over zijn nieuwe vriendin. De rokers willen tot het laatste ogenblik nog aan hun sigaretjes lurken en gaan daarom als laatste het vliegtuig in. Op onverklaarbare wijze lopen we anderhalf uur vertraging op, wat voor ons betekent dat we nog vele extra trekjes aan onze sigaretten kunnen doen. Ik zit voorin tussen een stel Belgen die voor de hostesses een onverstaanbaar soort Nederlands spreken. Daarom worden ze steeds weer in het Engels aangesproken. Tussenstop in Sjaijah, de Emiraten De Boeing 757 maakt een tussenlanding in de stad Sjaijah, de hoofdstad van de Verenigde Arabische Emiraten. We moeten allemaal met de handbagage en al het vliegtuig uit, dat is vooral bedoeld om ons aan te zetten tot dure aankopen in de taxfree shops aldaar. Samen met Gijs gebruik ik een jus aan de bar. Het is dan half vijf in de vroege ochtend plaatselijke tijd wel te verstaan. Tijdens de tweede etappe vliegen we hoog over de tienmiljoenensteden Karachi en Delhi.Als we landen in Kathmandu is het al lang licht, zodat we kunnen genieten van de fraaie vergezichten op de besneeuwde toppen van de Himalaya. Het is me gelukt alsnog wat te pitten, waardoor ik me al met al redelijk fit voel. De afhandeling gebeurt heel snel, op de paspoortencontrole na dan. Achter een haveloos loket zit slechts één ambtenaar met de ondankbare taak om op zijn eentje alle passagiers van een jumbo jet te controleren. Bij de uitgang worden we opgevangen door de plaatselijke OAD vertegenwoordiger. Dat blijkt Lianne te zijn, een meisje dat ik nog uit China ken.
126
Een busje brengt ons naar de verschillende hotels in de binnenstad. Ik heb geboekt voor Hotel Utse, een middenklassenhotel dat door een Tibetaan wordt gerund. Rap installeer ik me in mijn ietwat klein uitgevallen kamertje voor ik de stad in trek. India in het kwadraat Tot het duister invalt zwerf ik door de drukke en levendige steegjes en slopjes van de oude binnenstad van Kathmandu. Dit lijkt me India in het kwadraat wel; veel herrie, viezigheid, losse straatverkoop, zwerfhonden, horden spelende kindertjes, veelkleurige kleding van de bewoners, riksja's, bedelende sloebers. De diversiteit van de bevolking is hier een stuk groter dan bij grote broer India. Er lopen wel wat minder koeien op straat. In de buurt van tempels en markten stijgt overigens de runderdichtheid per hectare aanzienlijk. Vanaf het centrale Durbar Square, waaraan een concentratie van tempels en paleizen ligt en dat dus ook een toeristische trekpleister van de eerste orde is, keer ik terug naar mijn hotel. Koude avonden op mijn kamer De avonden breng ik in de regel op mijn kamer door. Meestal heb ik dan al gegeten, zo rond zes uur. Biertjes zet ik koud buiten op de vensterrand. Als ik zin heb om wat te kletsen ga ik naar beneden naar de lounge, waar altijd wel volk om een praatje verlegen zit. De eerste avonden vernikkel ik van de kou op mijn kamertje. Er is geen verwarming aanwezig. Boven dien heb ik alleen koud water om me te douchen. Als Lianne de volgende dag op bezoek komt zal zij regelen dat ik een heater als bijverwarming krijg en wordt de toevoer van warm water naar mijn douche hersteld. Behoorlijk kille nachten De dagen voor mijn vertrek ben ik thuis behoorlijk verkouden geweest. Door die kille nachten hier is dat droge, hardnekkige kuchje weer de kop op gaan steken. Ik besluit in een van de vele apotheekjes raad te gaan vragen. De drogist, want het woord apotheker lijkt me iets te veel eer voor deze eenvoudige neringdoende, kan me een lokaal middel aanbevelen. Als ik die pillen alsmede een medicinaal drankje gekocht heb en buiten een sigaret opsteek, komt de drogist bezorgd naar buiten gesneld om me te waarschuwen dat ik niet te veel mag roken. Als antwoord krijgt hij een hoestbui van mijn kant, wat hem de verontwaardigde woorden ontlokt: "You smoke too much! Maybe this medicine will not cure you." Hij lijkt me oprecht begaan met het lot van zijn klanten. Steeds als ik moet kuchen op straat word ik in de toeristenwijk Thamel door opgeschoten jongeren aangeschoten met de vraag of ik tijgerbalsem wil kopen, dat helpt volgens hun overal tegen. Volgens mij lopen hier meer Tigerbalm scharrelaars rond dan schoenpoetsers. Na een excellente kippensoep met champignons en een mislukte, want aangebrande Wiener Schnitzel te hebben gegeten keer ik terug naar mijn hotel.
127
Citaat: Nepal is een van de twee landen in de wereld waar vrouwen kórter leven dan mannen. E-mail naar huis Die avond kom ik nog maar eenmaal mijn kamer af. Ik email naar Clim in een privé 'commu nication office' om de hoek en maak in de lobby een praatje met Lianne en haar collega Lisette (ook afkomstig van VNC); de laatste heeft haar hoofd helemaal kaalgeschoren en ziet er uit als een jonge, Tibetaanse lama. Als zij weg zijn raak ik in gesprek met een echtpaar uit Landgraaf, waarvoor Nepal de jaarlijkse grote vakantie betekent, zij blijven er drie weken. De man heeft vroeger in het leger gezeten, maar werkt momenteel op het "gouvernement" in Maastricht. Met hem zal ik de komende dagen regelmatig een praatje maken. Op voorspraak van Lianne heb ik op mijn kamer een heater gekregen en is de douche weer op de warmwaterleiding aangesloten. Wel een kwartier lang sta ik te genieten onder de hete stralen, de schade van twee dagen inhalend. Met de heater is iets geks aan de hand, hij leidt een eigen leven. Op de gladde parketvloer gaat hij langzaam maar zeker aan de wandel. Elke tien minuten moet ik opstaan om hem weer de goede kant op te richten, want dan heeft hij zich een kwartslag gedraaid. Daarna begin ik aan mijn eerste dikke boek, "Bombay ijs" van de Engelse schrijfster Lindsay, een literaire thriller die zich afspeelt India. Dat is het gedeelte van Azië waar ik me nu ook bevind, dus dat is erg toepasselijk. Bezienswaardigheden in centrum Vandaag gooi ik mijn plannen om. Oorspronkelijk was ik van plan om naar de derde konings stad in de buurt te gaan, het door de Unesco beschermde middeleeuwse Bhaktapur. Ik heb afgelopen nacht ineens een aanval van spuitdiarree te verduren gehad, daarom besluit ik om elk risico van onverwachte stoelgang in bussen of in overvolle straten uit de weg te gaan en gewoon in de buurt van mijn hotel te blijven. Er is niet echt iets aan de hand; ik heb geen pijnscheuten of buikkrampen en ook voel ik me niet misselijk. Maar je weet maar nooit. Ik doe rustig aan 's morgens en ga pas tegen half elf de stad in. Ik maak een rondje langs allerlei minder bekende en daarom ook heel wat rustigere bezienswaardigheden. Ik begin bij de Rhani Pokara, dat is een hagelwitte Shivatempel die midden in een kunstmatig meer is gelegen. In die buurt staan dikke rijen van straathandelaars. De arme drommels moeten steeds met have en goed vluchten als er een agent aankomt. Bij een jonge vrouw koop ik voor een spotprijs een stel onderbroeken, enige hilariteit als ik net doe alsof ik ze ter plekke wil gaan passen. Ik loop verschillende pleinen binnen het bazaargebied af. Asan tole, Thaiti Tole, Kei Tole en het Ievendige Indra Chowkgebied, waar de groentemarkten worden gehouden. Op de tientallen binnenplaatsen liggen, niet te zien vanaf de straat, nog heel wat mooie stoepa's en tempeltjes. De mooiste vind ik die van Kathesimbu. Citaat Nepal kent pas vanaf mei 1991 een soort democratie. 128
Het blijkt een replica te zijn van de beroemde Swayambudnath die ik de eerste dag al heb bezocht. Er vindt net een ceremonie op de grond voor de stoepa plaats, waarbij allerlei kruiden worden verbrand. Het zijn vooral kinderen die gebiologeerd toekijken. Een andere aardige tempel is de Boeddhistische Swetha Machhendranath, waar de gelovigen de honderden duiven voeren als religieus gebaar. Ook hier staan priesters voor mij vreemde rituelen uit te voeren. Een heel fraaie tempel, die er eigenlijk niet direct zo opvalt, staat aan het Indra Chowk plein. Voor de interessante en kleurige voorgevel van deze Akash Bhairab staan altijd wachtende fietsriksja's geparkeerd. Die fietsriksja's zijn in mijn optiek de enige vervoer middelen die men in de nauwe straatjes van de binnenstad zou moeten toelaten. Zo gauw er een auto verschijnt is de hele straat verstopt. Een andere vorm van vervoer zijn de sjouwers die meestal met loodzware, onhandelbare vrachten door de drukte heen laveren. Niet alleen mannen, maar ook vrouwen en kinderen voeren deze onmenselijk zware vorm van transport uit. Nogmaals de toeristische wijk Thamel Na verloop van tijd raak ik langzamerhand buiten de stad. Als ik tussen de groentetuintjes verzeil en de rivierlucht niet ver af meer is keer ik om. Ter hoogte van de wijk Thamel betreed ik weer de eigenlijke stad. Dit is toeristengebied volgens het boekje. Het is inmiddels lunchtijd en ik eet palak paneer (spinazie met kaas) bij een Indiër. Als ik zie dat ze daar een kerstboom aan het optuigen zijn besef ik ineens dat het morgen Kerstmis is. Ik blijf een tijdje rondhangen in deze hoogst commerciële buurt. Behalve restaurantjes (vaak met mooie, gezellige binnenhoven) liggen hier honderden souvenirwinkels en trekkerskantoortjes / reis bureautjes. Daartussendoor bewegen zich de sjacheraars die van alles te koop aan bieden, vooral fluiten, messen, tijgerbalsem en houten beeldjes. Ik wuif ze allen weg. Het weer is nog steeds lekker zonnig. Ik heb weer eens uren achter elkaar gelopen met alleen de lunchbreak als rustperiode. Mijn voetzolen branden en er komt een nieuwe blaar opzetten. Luieren op het dakterras Omdat ik nog enkele uren licht overheb ga ik terug naar het hotel om op het dakterras eens langdurig in het waterige zonnetje te gaan liggen. De provincieambtenaar uit Maastricht komt na een tijdje bij me zitten en we kletsen gezellig heel wat af. Hij heeft jaren op het eiland Curaçao doorgebracht, een stukje overzees Nederland waar ik een jaar eerder ben geweest. We wisselen ervaringen uit over de uitstapjes en bezienswaardigheden die we hebben bezocht. Nadat we elkaar een beetje beter hebben leren kennen, vertrouwt hij me toe dat hij door het bazige en arrogante gedrag van zijn Indische vrouw al heel wat vroegere vrienden heeft verloren. Zijn vrienden zelf accepteerden haar wel, maar het waren vooral de wederhelften die zij tegen de haren instreek. Dat die dame een haaibaai van het zuiverste water is, heb ik zelf ook al lang in de gaten gekregen.
129
Citaat Voor je vanuit het zuiden de Himalaya bereikt moet je eerst over drie lagere bergruggen, hier gewoon "hills" genaamd. De smalle, bergachtige staat van Nepal wordt in het zuiden, oosten en westen begrensd door India, en Tibet in het noorden. Kathmandu, de hoofdstad, ligt in de Kathmanduvallei, het vruchtbaarste en meest stedelijke gebied van het land. Het is een plaats van enorm historisch belang en telt veel oude gebouwen en monumenten die het rijke culturele verleden van het land weerspiegelen. In het hart van de stad Kathmandu staat de Hanuman Dhoka (Poort van Hanuman, de apengod), het eclectische complex met tempels, pleinen en paleisgebouwen die samen het Oude Koningspaleis vormen, waar de Malla en Shahvorsten zetelden. Het is een fasci nerende collectie gebouwen die door de eeuwen heen is uitgebreid. Uit bronnen valt of to leiden dat hier al in de 7e eeuw een koninklijk paleis stond, maar het huidige complex ontstond in hoofdzaak tussen de 16e en begin 20e eeuw. In die periode nam koning Pratap Malla in de 17e eeuw het merendeel van de bouwwerkzaamheden en planning voor het paleis voor zijn rekening. In zijn tijd werden talrijke tempels, pleinen en tuinen aangelegd, waaronder de pleinen Sundari Chowk, Nasal Chowk (waar de kroningen plaatsvonden) en de koninklijke tuin Bhandarkhal. Pratap Malla wijdde ook het beeld van Vishvaroopa en Hanuman in voor de hoofdingang en bouwde de tempel Panchamukhi Hanuman op het Nasal Chowk. Het paleis bood onderdak aan de koninklijke familie, alsook ruimte aan ceremoniële vertrekken, plus tempels. Uit documenten uit 1830 blijkt dat het complex meer dan 35 pleinen omvatte, maar nu is het, zij het nog steeds spectaculair, veel kleiner en wordt het bedreigd door de oprukkende verstedelijking. Hanuman Dhoka werd, samen met een aantal andere monumenten en gebouwen in de Kathmanduvallei, in 1979 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. "Waar de daden van Sri Rama worden bezongen, weent Hanuman tranen van liefde en vreugde." Gestoofd yakvlees Buff meat is die avond het hoofdgerecht van mijn Tibetaanse diner. Dit is vlees van de yak, het langharige rund dat tot op 4500 meter hoogte kan leven. In de Tibetaanse cultuur is de yak onmisbaar, het hele dier wordt voor allerlei doeleinden gebruikt. Als ik om acht uur de straat opga om nog wat blikjes bier te kopen sta ik verstomd van wat de plaatselijke middenstand daar in enkele uren tijd heeft gerealiseerd. De hele straat is ter gelegenheid van het kerstfeest geïllumineerd. Hier en daar staat een dennenboom die met ballonnen is behangen. Voor het slapen gaan haal ik beneden mijn safe locker leeg; die bevindt zich in een afgesloten, niet gebruikte hotelkamer. Je hebt vier sleutels nodig om tot je kostbaar heden door te dringen. De hotel boys blijven daarbij discreet op de achtergrond. Morgen moet ik voor dag en dauw op om de bus naar Pokhara te halen. 130
Populair Hindoe - centrum Die morgen ben ik weer vroeg op. Na een ijskoude douche en een Amerikaans ontbijt met spek en eieren laat ik me in een motorriksja naar de Hindoeïstische tempel van Pashupathinath in het oosten van de stad brengen. Het verkeer is erg hectisch in het spitsuur. Bij de ingang koop ik in een impuls direct twee zware houtsnijwerkjes. Ook word ik daar al belaagd door kleurrijke sadhoes met lange haren en wilde baarden die voor een kleine geldelijke tegemoetkoming graag op de foto willen. De meeste foto's uit de serie "Sadhoes" stammen uit dit complex, dat het belangrijkste Hindoecentrum van het land is. Het is tevens een bedevaartsoord voor Indiase gelovigen die er speciaal een gereïncarneerde vorm van Shiva komen vereren. Dat kun je ook aan die bedelmonniken zien die vaak met een Shiva drietand rondlopen. Citaat In Nepal worden meer dan 100 verschillende talen gesproken Niet overal toegankelijk Het is er nog niet druk, Zodat ik alles op mijn gemak kan bekijken. Helaas mag ik als niet Hindoe niet de hoofdtempel binnengaan, maar in de bijtempels, onder andere die van de godheid Rama, ben ik wel welkom. De tempel van Rajraniesjwar, meer een bouwval eigenlijk, is inmiddels als dharamshala in gebruik genomen. Dit betekent dat er ouderen zonder familie, daklozen en andere behoeftigen permanent onderdak hebben gevonden in de tempel. Ze kruipen net verkleumd uit hun haveloze dekens als ik er rondloop, want het is nog maar net licht. Op de crematieghats, de trappen naar het water waar de doden gecremeerd worden, is nog niet veel bedrijvigheid. De meeste crematies vinden in de namiddag plaats, maar daar zal ik niet op wachten. Dat hier nog echt veel gebeden wordt kun je zien aan de vele kraampjes met souvenirs en vooral offergaven en bloemen voor de pelgrims. In de omgeving is alles gericht op het geloof. Ik neus er op mijn gemak rond, loop hier en daar een binnenplaats op, waar een schoolplein blijkt te zijn (ineens veel aandacht voor mij dus) en beklim een nabije heuvel om een betere totaalindruk van het complex te krijgen. Ik hou het daar voor gezien en steek de sterk vervuilde rivier over. Oorlog tussen hondenmeute en apentroep Ineens zie ik enkele apen in de rivierbedding verschijnen, even later gevolgd door hele families, wat heet, een invasie van een honderdkoppig monkeyleger volgt. De tientallen al dan niet schurftige honden, die tot nu toe soezerig in het ochtendzonnetje lagen te dutten, krijgen lucht van hun vijanden en ontwaken. Slapende honden moet je niet wakker maken, dat hebben de apen geweten. Wat dan volgt is dan ook een onvervalste veldslag tussen onze trouwe viervoeters en de mensenklonen, de apen. Grauwend en happend zitten de honden achter de apen aan, die als katten blazen en krabben en zich vliegensvlug in veiligheid 131
brengen in bomen en op muren. Na een minuutje eindigt de strijd onbeslist. Die apen zijn trouwens beesten die je niet zonder handschoenen moet aanpakken. Ze kunnen best gevaarlijk zijn. Citaat Slechts één procent van het BNP wordt in Nepal aan defensie besteed. Haveloze sadoes in chattri's Aan de andere kant van de rivier ligt een dozijn chattri's, een soort kapelletjes. Daar huizen de sadoes die op de foto willen. Naarmate mijn voorraad kleingeld slinkt groeit mijn collectie opnames voor de voorgenomen fotoserie. Net nadat ik een foto heb gemaakt van een trio slangenbezweerders hoor ik achter op de trappen iemand hijgend achter me aan komen. Als ik omkijk zie ik zowaar (ex)collega Gijs die net rond die tijd met zijn rondreisgroep bij de tempel gearriveerd is. Hij heeft me in de verte gezien en wil me nog vlug even goedendag zeggen. We lopen een stuk met elkaar af en wisselen ervaringen uit. In een bos op de heuvel nemen we afscheid en spoedt hij zich via een uitzichtpunt terug naar zijn groep. Hij baalt een beetje want hij heeft de oplader (zegt men dat zo?) voor zijn filmcamera in zijn hotel vergeten. Boven op de heuvel ligt nog een stel oeroude tempels die door uitgebreide apenfamilies gekoloniseerd zijn. De Nederlandse attractie de Apenheul is hiermee vergeleken peanuts. De bewoners van deze apenrots zijn brutaal, hooghartig en roofzuchtig. Ook zijn ze bijzonder vechtlustig; onderling wordt menig robbertje uitgevochten waarbij geen enkel middel geschuwd wordt. Waarschijnlijk staat er een plaatsje hoger in de hiërarchie op het spel of is een loops wijfje in het geding. Weggejaagd als niet-Hindoe Waar ik nu ben komen geen toeristen meer, dat is voor hen te ver lopen. Als ik een onbe heerde chattri binnen wil gaan om een foto te nemen word ik plotseling aangevallen door een teef die er met haar pas geworpen nest jongen onderdak heeft gevonden. Het terrein rond deze tempels is bezaaid met reusachtige lingams, dit zijn forse penissymbolen van steen die bij de Shiva cultus horen en de vruchtbaarheid voorstellen. Aan de andere kant daal ik de dichtbegroeide heuvel af en kom opnieuw uit bij een tempel. Hier word ik op onvriendelijke wijze letterlijk weggejaagd door een politieagent; toegang tot de tempel is alleen aan Hindoes voorbehouden. Hoe kan hij nou weten dat ik geen Hindoe ben? Alleen door mijn westerse uiterlijk dus, wat in feite een onbehoorlijke vorm van discriminatie is. Dat moet je eens met een Marokkaan in Nederland proberen. Citaat Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking is vierhonderd gulden per jaar.
132
Tibetaanse wijk Ik ben hier weer bij de rivier die zich met een lus om de heuvel slingert. Vanaf een uit stekende rotsblok tien meter boven de stroom springen jonge aapjes kirrend van plezier het water in. Proestend komen ze boven, crawlen rap naar de oever en klauteren naar dezelfde rots om zich hernieuwd naar beneden te werpen. Het zijn net mensen, die apen. Dit lijkt Acapulco in het klein wel, alleen ben ik hier de enige toerist die van het schouwspel staat te genieten. Voor me ligt een loopbrug die op geen enkele kaart staat aangegeven. Als ik die oversteek kom ik terecht in een soort nieuwbouwwijkje waar geen enkele planning aan te pas is gekomen. Het wordt voornamelijk bewoond door Tibetanen. De van oorsprong Tibetaanse stoepa Bodnath kan dus niet ver meer zijn.... Geen bericht thuisfront Popelend van nieuwsgierigheid naar het antwoord van Clim op mijn email meld ik me al vóór negen uur bij het mailing kantoortje. Er ligt niets. Ik vraag me af of hij mijn berichten ook wel ontvangen heeft, maar het kan ook zijn dat het e mailen zelf hem niet gelukt is. Per slot van rekening heeft hij geen enkele ervaring met Internet, op de paar minuten instructie die ik hem gegeven heb na dan. Een half uur daarna arriveer ik in Patan, een van de drie voormalige koningssteden van Nepal. Het is nu een stadsgedeelte van de grootstad Kathmandu en ligt aan de overkant van de Bagmati rivier. Ik laat me afzetten op het centrale plein, dat Durbar Square genoemd wordt, net als de centrale pleinen in Kathmandu en Bhaktapur. Het is er nog niet druk. Ik ben zo enthousiast dat ik binnen een minuut al drie foto's heb genomen. Ik ga hier niet al die tempels een voor een opnoemen, maar neem maar van me aan dat er op, aan en rondom het plein tientallen liggen, alsmede paleizen en monumentale herenhuizen in ouderwetse Nepalese stijl. Voor de mooiste tempels maak ik een uitzondering en wel voor de beide tempels die aan Krischna zijn gewijd. Op het plein staan verder onvermijdelijk de typische beelden van helden, heiligen en godheden op een zuil, ook liggen er verwaarloosde fonteinen. Zeer oude stad Naar omvang gekeken is Patan de tweede stad van de Kathmanduvallei, de stad telt 80.000 inwoners. De plaats is in 250 voor Christus gesticht tussen een viertal stoepa's die de vier windrichtingen aangeven. Ze staan er nog steeds, in verschillende staat van verval, of moet ik zeggen onderhoud? De beroemde Indiase keizer Ashoka (een van de weinige heersers die het Boeddhisme omarmd hadden) schijnt hier volgens de legendes een van de stoepa's te hebben opgericht. De bloeiperiode van de stad viel tussen de 16de en 18de eeuw, toen het koninkrijk bestuurd werd door de Malla dynastie die van oorsprong uit India stamde. Na te zijn veroverd door het bloeddorstige Ghurka rijk uit Midden Nepal ging het met de stad bergafwaarts. Kathmandu nam vervolgens haar plaats als koningsstad over. De stad wordt in de volksmond 133
vaak nog Lalitpur genoemd. De meeste tempels en bahals (Boeddhistische kloosters) zijn uit de roemruchtige periode afkomstig. De stad werd welvarend dankzij de handelskaravanen die tussen Tibet en India op en neer pendelden en Lalitpur als rustplaats en omslagcentrum gebruikten. Citaat Nepal is vier keer zo groot als Nederland en telt 20 miljoen inwoners. Imposante Gouden Tempel Om tien uur heb ik het plein naar mijn smaak voldoende bezichtigd, uiteindelijk kom ik toch op dit plein terug om vervoer naar het hotel te regelen. Op een dakterras geniet ik met een sterke kop koffie van het fraaie uitzicht over het plein. Daarna verken ik de binnenstad van alle kanten. Ik begin mijn omzwervingen in het noorden. Bij de stoepa van het Noorden draai ik me om. Onderweg laat ik me leiden door de kaartjes die de Lonely Planet Guide me biedt. Daarnaast heb ik nog een iets meer gedetailleerde kaart mijn Tibetaanse gastheer meegekregen. Bijzonder indrukwekkend vind ik de Gouden Tempel, een complex dat aanvankelijk als klooster heeft gediend. Bij het betreden ervan moet je alles wat van leer is bij de ingang achterlaten. Mijn schoenen mag ik echter aanlaten, die zijn volgens de oppasser van katoen, wat niet waar is; ze lijken daar alleen maar op. Mijn riem moet ik wel afdoen. Maar het is de moeite waard; de binnenhof is uitzonderlijk mooi bewaard gebleven en het kleine tempeltje in het midden is bewerkt als een grote, kostbare diamant. Citaat Van de 14 bergen boven de 8.000 meter liggen er 10 in Nepal. Oudje blaast als kat Een andere bezienswaardige tempel is die van Kumbeshwar. Hij heeft drie daken, ligt naast een vervuilde watertank en is nog volop in bedrijf De sloebers liggen er op stinkende matrassen te dutten onder de gaanderijen, de kinderen laten ondeugend de klokken luiden en heilige mannen dreunen er eentonige mantra's op. Als ik een foto met flitslicht maak van het binnenste van een piepklein heiligdom komt er opeens een oud vrouwtje als uit het niets te voorschijn. Zij begint me uit te schelden, spuwt en balt haar vuisten naar me. Normaal gesproken fotografeer ik in zo'n situatie niet, maar aangezien ik haar helemaal niet in de gaten had deed ik het toch maar. Ik probeer me te verontschuldigen, maar zij blijft me krijsend achtervolgen, dus ik maak me snel uit de voeten, uit de buurt van die hysterische feeks. Nou ja, eigenlijk heeft ze wel gelijk, ik ben ongevraagd haar leven binnengedrongen. Toch is het niet erg consequent, want Nepalezen zelf fotograferen ook heiligdommen, waarom zou ik dat dan niet mogen doen? Dit is een van de weinige keren dat ik een Nepalees boos heb gezien. Ik kom weer uit bij Durbar Square en kies nu de oostelijke richting. Omdat dat wat minder te bekijken is, beland ik er gauw in de buitenwijken, die een 134
heel landelijk en rustiek uiterlijk hebben. De mensen kijken van me op, zo ver dwaalt de gemiddelde toerist niet van het centrum af. Citaat Als je alle plooien uit het bergachtige Nepal strijkt, krijg je een land met een oppervlakte ter grootte van de USA Een keur aan tempels Meer zuidwaarts ligt nog een aantal interessante tempels, waarvan ik de Uku Bahal de aardigste vind. Hij blinkt uit door een collectie van beelden uit hout, steen, ijzer en andere metalen: garuda's, leeuwen, olifanten, pauwen, koningen, veldheren, hele en halve goden, te veel om op te noemen. Verder nog enkele tempels die een bezoek waard blijken te zijn: de Bischwakarma Tempel, gelegen op een groot, open terrein waar kinderen ravotten (de jongetjes) of touwtjespringen (de meiskes). Op het voorplein liggen vele vierkante meters kleurig textiel te drogen. De Haku Bahal die gekenmerkt wordt door een zwaar met struiken en mos overwoekerd klooster. De Minarath Tempel met een enorm Tibetaans gebedswiel dat omsloten is door een traliewerk om antiekrovers te weren. Van de stoepa's zijn alleen de noordelijke en westelijke witgesaust en in goede staat. De oostelijke is een ruïne, terwijl de grootste in het zuiden helemaal begroeid is met gras. Een kilometer verder ligt een permanent Tibetaans vluchtelingenkamp dat ik niet bezoek. Dagelijks leven gaat zijn gang Ik ga verder mijn tempeltoer en beland in de koperslagerwijk waar voortdurend het metalige geklop van de ambachtslieden te horen is. Ze hebben er een tempeltje gebouwd waarvan de gevel uit koper, messing en hout is uitgevoerd. Het ziet er letterlijk schitterend uit. In die buurt moet ik op een gegeven moment plaats maken voor een voorbijtrekkende stoet uitgelaten feestvierders. Een auto met bruidspaar komt langzaam voorbijgereden, toe gejuicht door de wijkbewoners. Nou ja, hier blijkt weer eens te meer uit dat het leven in deze volksbuurt gewoon zijn gangetje gaat. Even later beland ik voor de tweede keer in een omgeving waar de stad langzaam over gaat in platteland. Er wordt hier chaotisch gebouwd, precies zoals het uitkomt. Niet genoeg geld of materiaal? Geen nood, volgend jaar zien we wel weer verder. Zo wekken alle gebouwen een incomplete indruk, ook al is aan verrassende details zoals magnifiek houtsnijwerk veel aandacht geschonken. De stoepen zijn hier met gras begroeid en er verschijnen bomen langs de weg en in de volkstuinen. Het vee loopt er vrij rond op straat, alleen de melkkoeien heeft men met een touw aan een paal vastgebonden. De bewoners wonen er buiten de deur. Ik zie veel moeders die hun zuigelingen de borst geven, ze generen zich niet voor mijn nieuwsgierige blikken. Een oude, demente bejaarde krijgt van een van zijn kleinkinderen pap gevoerd. De kinderen spelen onbekommerd hun spel: krijgertje, verstoppertje, knikkeren, hinkelen. 135
Kinderen amuseren zich kostelijk De allerkleinste zitten te kliederen in een soort zandbak. Op een wat bredere straat wordt een merkwaardige hardloopwedstrijd gehouden. Een tiental meisjes in de leeftijd van 7 tot 10 jaar rennen om het hardst met op hun rug de jongste telg van het gezin gebonden, een soort paardjerijden dus. Enorm veel plezier hebben die meiden! De nieuwste rage onder de jeugd van heel Nepal is een soort voetbal behendigheidsspel. Met de binnenkant van de voet moet je een onregelmatig gevormde prop van rubber of elastiek zo lang mogelijk hoog proberen te houden. Ook meisjes doen fanatiek mee aan dit spelletje. Ik heb het ook geprobeerd, maar meer dan vijf keer het balletje hoog houden lukte mij niet; het balletje is voor mij te onvoorspelbaar. Veel honden, weinig koeien op straat Waar mensen zijn, zijn ook honden. In Nepal heb ik er duizenden op straat gezien; doorgaans heerlijk soezend in het zonnetje, maar soms ook in afvalhopen scharrelend en elkaar bevechtend. Ze worden hier niet zo mishandeld als in India, maar je ziet ook maar zelden dat ze worden aangehaald. Hoogstens puppies worden door kinderen geaaid en geknuffeld. Voor de onbekende bezoeker zijn ze niet gevaarlijk. Alleen in de geïsoleerde dorpjes in de bergen worden het verscheurende monsters, want daar moeten ze huis en haard van het baasje beschermen. In dit gedeelte van Patan lopen geen heilige koeien rond. Zal dit komen omdat de bewoners van Patan voor het overgrote deel Boeddhistisch zijn? Buffels en yaks mogen er in ieder geval wel worden gegeten. Op de meeste spijskaarten tref je gerechten aan waar buffelvlees in verwerkt is. De "buffburger' is bij de jeugd heel populair. Ikzelf vind hem ook smakelijk. In de Tibetaanse momo's (gevulde deegbolletjes) wordt vaak buffelvlees verwerkt. Citaat Behalve trekking in de bergen is ook "whitewater rafting" erg populair, vooral onder jongere toeristen. Ruzie om souvenirs Op de terugweg naar Durbar Square koop ik na wat afdingen enkele sets gebruikte munten van Nepal, Bhutan en Tibet. Bij de laatste serie zit zelfs een echte zilveren tussen, die is dan ook een stuk duurder. Eenmaal terug op het plein word ik weer de rijke toerist die zonder schroom belaagd kan worden door de straathandelaars. Ik zwicht uiteindelijk voor een beeldschone verkoopster, maar vergeet dat ik eerder op de dag een jong meisje van rond de twaalf ook al beloofd had iets van haar te kopen. Ze eist nu heel volwassen haar deel van de buit op. De twee (die moeder en dochter zouden kunnen zijn) krijgen hierover hooglopende ruzie. Na een tijdje grijp ik in met een Salomon's oordeel en koop ik van beiden wat spulletjes van zwaar bewerkte Tibetaanse stof. Zij tevreden en ik weer een paar piek lichter.
136
Een verlichte geest Met de taxichauffeur die me naar mijn hotel terug brengt voer ik een interessant gesprek. Hij is voorstander van een klein gezin, hoogstens twee kinderen. Ik vind dat een opmerkelijk standpunt voor een Nepalees, zeker als blijkt dat hij twee dochtertjes heeft en dat genoeg vindt; hij hoeft niet zo nodig ook nog een zoontje. Mensen die eeuwig doorgaan om jongetjes te krijgen "denken verkeerd" tracht hij me duidelijk te maken. We hebben tijd genoeg voor een lange conversatie, want we zitten vast in het avondlijke spitsuur. De taxi mist een heilige koe op een haar na, waarop hij me vertelt dat een collega van hem al twee jaar gevangen zit omdat hij een dergelijk dier had doodgereden. Inderdaad, Nepal is een echte Hindoestaat! Bij het uitstappen geeft de meter een behoorlijk hoog bedrag aan, twee keer zoveel als voor de heenreis. Zal wel komen door al die opstoppingen. Pervers straatjochie Later op de avond breng ik een bezoekje aan het email kantoortje, maar er is nog steeds geen bericht van Clim binnengekomen. Het is niet zo koud als op andere avonden, zodat ik een avondwandeling naar de drukke pleinen Thaiti Tole en Asan Tole maak. Rondom een kleine stoepa staan en liggen straatkinderen zich te amuseren, zo te zien zijn het kinderen van onaanraakbaren, ook al bestaat die groep hier niet officieel. Als een klein jochie mij opmerkt komt hij aangesneld om te bedelen. Als hij niks krijgt begint hij krijsend te zingen, terwijl hij zijn vervuilde onderbuikje naar voren duwt en met zijn hand obscene gebaren maakt. De andere kinderen komen om hem heen staan te joelen. Hij draait nog sneller met zijn heupen en stoot geil met zijn bekken naar voren als ware hij een volleerde Chippendale. Hij grijpt op een gegeven moment zelfs naar zijn kruis en ontbloot zijn piemeltje. Dan houd ik het voor gezien en ga er vandoor. Hier wil ik niet bij betrokken worden. Een hele tijd daarna loop ik nog na te denken over dat beschamende tafereel. Ik vraag me af of er hier westerse invloed in het spel is. Zouden er pedofiele toeristen kunnen zijn die hem tot zo iets aangezet kunnen hebben? Of heeft hij op de televisie een stage act van Michael Jackson gezien, een optreden dat hij aan het persifleren was? Ik kom er niet uit. Tafeltennissen populaire sport Ik heb me wel een beetje verkeken op de afstand, want het blijkt nog een stevige tippel naar de stoepa. De levendige straattaferelen die ik onderweg tegenkom vergoeden echter veel. De inwoners van Tibetaanse afkomst (waarschijnlijk tweede generatie vluchtelingen die het economisch redelijk voor de wind gaat) zijn heel voorkomend en knikken me vriendelijk toe. Ze zien me helemaal niet als een ongewenste indringer of een buitenlandse duivel zoals in China. Er lopen een boel kinderen rond hier. Opgeschoten jongens spelen tafeltennis op geïmproviseerde tafels die van afgedankte ramen en deuren zijn gemaakt. Ik blijf kijken en moedig hen aan; juich en joel. Dat vinden ze wel leuk. Die hartstocht voor pingpong hebben ze in ieder geval wel van hun Chinese overheersers overgenomen.
137
Stoepa met indrukwekkende koepel Eindelijk komt dan de immens grote witte koepel in zicht. Ik merk dat ook al aan de touringcars die er geparkeerd staan. Ik verwacht collega Gijs opnieuw tegen te komen, maar waarschijnlijk missen we elkaar op een paar minuten na. De stoepa ligt eigenlijk op een geheel door huizenblokken omsloten binnenplaats; in de huizen zijn voornamelijk winkels en restaurant gevestigd. Ik maak er enkele rondgangen over de plateaus die op verschillende hoogtes liggen. Van hieruit heb ik ook een onbelemmerd uitzicht op het leven naast de koepel, wat mij inspireert om met de fotoserie "Ramen" te beginnen. Stoepa's worden gebouwd met inachtneming van een aantal heilige getallen, zoals 13 en 108. De basis van het bouwwerk heeft de vorm van een mandela en bestaat uit vier lagen. Overal ziet men de religieuze swastika's en hoort men de bezweringsformules "Om mani padme om". Gelovigen en monniken lopen met de klok mee rond de stoepa, terwijl ze met behulp van de honderden gebedsmolentjes hun gebeden naar de hemel zenden. Er hangt een erg ingetogen sfeer en er wordt bijna niet gebedeld. Ik heb inmiddels een bijzonder positieve indruk van de Tibetanen als volk gekregen: vriendelijk, gedisciplineerd, maar tegelijkertijd ook gereserveerd. Ze lijken me eveneens behoorlijk pienter en bij de tijd. Citaat De eigenlijke naam van Boeddha is Lord Siddhartha Gautama (532 voor Christus). Uitblazen in rooftop - restaurant Als ik een rooftop restaurant ontdek, besluit ik daar te lunchen. Al gauw word ik er omringd door een grote schare backpackers van allerlei nationaliteiten. Zo zitten naast me drie jonge Nederlandse vrouwen te kibbelen over de vraag met welke organisatie zij een trektocht willen gaan maken. Ik kom er, nieuwsgierig geworden, achter dat deze plek in de Lonely Planet Survival Kit ten zeerste wordt aanbevolen en weet nu waarom het hier zo vol is. Hoe dan ook, ik laat me de spinaziesoep en de aardappelpuree met knoflookteentjes, uitjes en gesmolten kaas goed smaken. Monnikjes op voetbalveld Na deze lekkere maaltijd (die me nog geen drie gulden heeft gekost, inclusief een literfles mineraalwater) breng ik een kort bezoek aan een drietal om Bodnath verspreid liggende Tibetaanse kloosters, gompa's geheten. De weg ernaar toe door smalle steegjes vol modder, joelende kinderen en losliggende stenen is interessanter dan de kloosters zelf De gebouwen zijn weinig spectaculair, maar wel allen prima onderhouden. Een tijdlang bekijk ik met stijgende verbazing een voetbalwedstrijd tussen in lange gewaden geklede kloosternovices, leerlingmonniken in feite.De kaalgeschoren jongelingen speelden op slippers en gingen geheel in het spel op. Tussen de flarden vreemde Mongoolse klanken meen ik woorden als "gol", "boll", "pass" en "out" te verstaan. Voetbal is, net als basketball trouwens, echt een internationale sport. 138
Citaat Nepal staat officieel te boek als "de enige Hindoeïstische staat ter wereld'. Ik houd Bodnath voor gezien en loop de hele weg terug naar Pashupathinath. Het is schitterend weer, de zon is ondanks het winterseizoen tot mijn verrassing best fel en daar wil ik van profiteren. Als ik na de vakantie in Nederland terugkom zal ik dan ook met name op mijn armen en m het gezicht een gezonde tan hebben ontwikkeld. Via een andere route, die weer veel fraais aan indrukken van het alledaagse leven hier te bieden heeft, bereik ik de Hindoetempels. Ik meng me niet meer in de rituelen aan de rivier en maak evenmin foto's van de lijkverbrandingen die nu pas goed op gang zijn gekomen. Eigenlijk wil ik zo snel mogelijk terug naar Kathmandu, want mijn voetzolen schroeien als de hel na die vele kilometers wandelen op ongelijke grond. Ik maak kennis met Prakash, een jongeman met een voor deze heilige plaats opmerkelijke persoonlijke filosofie: “I have no God, no religion. I am only for myself!", een opvatting die ik met hem deel. Prakash brengt me in contact met twee marktkoopvrouwen en treedt als tolk op. De vrouwen roken mijn zware van Nelle als ware het nepsjekkies. Een van hen heeft een ronduit schitterend gebit en dat op 39 jarige leeftijd en zonder medische verzorging! Stom genoeg vergeet ik een foto van deze vrijgevochten dames te maken. Voor een authentieke Nepalese prijs, spotgoedkoop dus, regelt Prakash een autoriksja voor me. Om het spitsuur te vermijden neemt het aftandse karretje allerlei sluipweggetjes, waardoor ik een blik achter de schermen van het dorpsleven kan werpen. Ochtendkou 0m zes uur 's morgens sta ik al onder de steenkoude douche. Ik ben rillend van de kou wakker geworden. De jetlag zal daarbij ook wel een rol hebben gespeeld. Na een uitgebreid ontbijt bij mijn Tibetaanse gastheer en vrouw (deze laatste is opvallend vriendelijk voor mij), spoed ik me naar het Kathmandu Guesthouse. Daar zit Lianne klaar om de reizigers van OAD praktische informatie te geven en om eventueel excursies te boeken voor de reizigers. Ik krijg van haar het vliegticket Pokhara Kathmandu voor over een dikke week uitgereikt. Vervolgens spring ik in een autoriksja (een tot driewieler omgebouwde scooter) die me naar de zogenaamde Apentempel in het westen van de stad brengt. Centrum voor studie en contemplatie De stoepa van deze Swayambudhinath dateert uit de vijfde eeuw na Christus en is een van de belangrijkste in Nepal. Na die van Llasa in Tibet is het op wetenschappelijk gebied het centrum voor studie en contemplatie. In de dertiende eeuw is hij door binnenvallende Tibetanen vernield, maar daarna werd hij in nog vollere glorie herbouwd. Ik beklim de 300 treden die geflankeerd worden door vele figuren uit de "Voertuigen van Boeddha". Tientallen brutale apen stoeien op de hellingen, ze trekken zich niets van de mensen aan, tenzij ze van hun kunnen jatten of bietsen. Het is nogal heïig vandaag, dus het uitzicht over 139
de vallei vak bar tegen. Desondanks blijf ik er lang hangen, want de sfeer hier bevalt me best. Behalve westerse bezoekers vallen me hier de grote aantallen Japanners op, wat niet zo verwonderlijk is als je bedenkt dat veel bewoners van Nippon een vorm van het Boeddhisme aanhangen. Citaat: Vier van de vijf inwoners hebben geen toegang tot veilig drinkwater. Een magisch oog Rondom de stoepa bevinden zich m een cirkel honderden gebedsmolentjes die symbolisch de eeuwige cyclus van leven en dood symboliseren. Op de hagelwitte koepel staat een spits met dertien vergulde ringen. De erop geschilderde ogen kijken je doordringend aan. Achter het religieuze complex liggen nog enkele kleinere heuvels die ik ook bezoek. Daar liggen nog wat kleinere stoepa's, een fontein en het bekend Sariswati klooster, in het Tibetaans een 'gompa' genoemd. Hier bevinden zich geen toeristen, het is waarschijnlijk te ver lopen Fotoserie van sadoes Rond het middaguur daal ik de berg af en hou ik een riksja aan die me naar Durbar Square brengt, het beroemde middelpunt van de stad. Dat hele plein is volgestouwd met stoepa's, tempels en paleizen. Ik begin er meteen vol enthousiasme met mijn fotoserie van sadoes. Deze heilige mannen, ook wel bedelmonniken genaamd, willen maar wat graag op de foto, tegen gepaste betaling natuurlijk. Gemiddeld geef ik hun tien roepie, ongeveer dertig cent. De meeste zijn gewoon excentrieke zonderlingen en de meeste zijn verslaafd aan 'ganja' ofwel marihuana. Onder hen bevindt zich echter ook een aantal beklagenswaardige sloebers; misschien zijn dit wel de enige echte sadoes. Ik vind dat het plein ontsierd wordt door een enorm nieuwerwets paleis, het Singha Durbar Paleis uit 1901; het schijnt 1700 kamers te hebben. Je kunt er maar een klein gedeelte van bezichtigen, onder meer enige van de 14 binnenhoven. Op de trappen van de tempels, die verschillende etages hebben, zitten veel toeristen en autochtonen broederlijk naast elkaar. Hier en daar staan ornamentele pilaren met mythische beelden zoals garuda's, goden of heldhaftige historische figuren op de top. Na een tijdje ben ik er uitgekeken en loop ik naar het zuiden, de kant van de rivier op. Citaat: De gemiddelde groei van de bevolking per jaar steeg tussen 1960 en 1990 van 2% tot 2,6%. Sfeer van verwaarlozing Ik beland midden in de eeuwenoude bazaar van Kathmandu. Ik vind de buurt zwaar verwaarloosd, maar het bruist er van leven en er hangt een sfeer van nijvere arbeid rondom de tientallen werkplaatsen en winkeltjes. Hier komen weinig toeristen en ik word er dan ook niet aangesproken om iets te kopen. Gebedeld wordt er al helemaal niet, of het moeten de
140
kinderen zijn die wel eens om een pen of een roepie vragen. Via een slingerroute kom ik bij de sterk vervuilde, maar heilige rivier de Bagmati aan. Chandra, een drukker als gids Inmiddels heb ik gezelschap gekregen van Chandra, een jongeman die ik de weg heb gevraagd en die daarna niet meer van mijn zijde is weg te slaan. Hij is drukker van beroep, getrouwd en heeft twee kinderen. In accentrijk Engels vertelt hij van alles over de rituelen van tempels en ghats (ceremoniële trappen voor wassing en crematie bij de rivier) die we samen bezoeken. Chandra voert me langs enkele tempels, waarbij een Shivatempel die in verregaande staat van verval is. Toch huizen er complete, dus kroostrijke families in de bijna ruïnes. Een van de vrouwen blijkt zijn schoonzus te zijn. Ze is beeldschoon, maar schaamt zich voor ernstige zweren rondom haar mond die zij met een zijden shawl bedekt Dit weerhoudt haar er niet van om een Gauloise bij me te bietsen. Veel oudere vrouwen in dit land roken zware shag als het zo uitkomt. De tempel wordt onderstut door steunbalken die versierd zijn met erotisch houtsnijwerk. Niemand kijkt daar naar om, zonde dat deze zo beslist naar zijn mallemoer gaan. Onder aan de Raj Ghat zijn enkele vrouwen zich aan het baden. Het water schijnt een geneeskrachtig uitwerking op huidziekten te hebben, althans volgens Chandra, maar mij lijkt het juist andersom: door dat stinkende water loop je juist vreselijke huidziekten op! Geheimzinnige ceremonie Onder een oeroude bodhiboom vindt net een geheimzinnige ceremonie plaats, maar aan de uiteenzetting van Chandra kan ik vanwege zijn uitspraak geen touw vastknopen. Over een voetgangersbrug steek ik de rivier over om van de andere kant foto's te maken. Daar neemt Chandra afscheid van me; hij vraagt of ik mee ga naar zijn huis, maar dat aanbod sla ik af Wel, dan moet hij maar eens gaan. 0, by the way, zou ik geen bijdrage willen leveren aan het schoolgeld voor zijn kinderen? Daar komt de aap weer eens uit de mouw: al die belangeloze aandacht en vriendelijkheid heeft vaak als doel om je op je gemak te stellen en sympathie te kweken om jou zo gunstig te stemmen voor fooien, aalmoezen, donaties of wat dies meer zij. Ik scheep hem af met tweehonderd roepie, uiteindelijk heb ik hem zelf om de weg gevraagd, hoe onschuldig dan ook. Als hij ontevreden reageert dreig ik hem het geld weer afhandig te maken. Zo ver laat hij het niet komen, dus hij druipt in zichzelf mopperend af. De volgende keer zal ik met ongevraagde diensten beter moeten uitkijken. Dit heb ik al zo vaak meegemaakt, maar steeds weer trap ik er in, meestal in het begin van mijn reis als ik nog niet genoeg eelt op mijn ziel heb. Citaat: Ondanks de lage uitgaven voor defensie zijn er 35 soldaten op één arts.
141
Sloppenwijk langs de rivier De rivier staat erg laag, waardoor grote stukken van het voormalige stroombed droog gevallen zijn. Nogal wat arme families hebben daar tijdelijke onderkomens van afval materiaal gebouwd. Een kilometer lang loop ik over een slecht gebaand pad door deze sloppenwijkjes heen in de richting van de grote verkeersbrug naar Patan. Daar liggen nog meer verwaarloosde tempels en heiligdommen. Ik speel er een tijdje met onbezorgde kindertjes boeman (makkelijk zat, ik doe gewoon de afschrikwekkende goden op de tempelwanden na). Verder eet ik in een Indiaas restaurant een vegetarische ragout die met yoghurt overgoten is, een gerecht uit de Bengalen. Te voet keer ik naar mijn hotel terug. Ik had ook wel een autoriksja kunnen charteren, maar ik wil onderweg nog wat zien en dat kan het beste al wandelend. Citaat: De alfabetiseringsgraad is in Nepal het laagst van geheel ZuidAzië E-mail perikelen In de toeristenwijk Thamel (aan de rand daarvan ligt mijn hotel) wemelt het van de voorzieningen voor toeristen, onder andere ook talloze zaakjes waar je voor een habbekrats kunt faxen en emailen. Dat laatste interesseert me en binnen tien minuten kan ik mijn eerste buitenlandse emailtje naar Clim verzenden. De inhoud beslaat 2 kb en kost me dertig cent. In totaal zal ik vier keer naar Nederland emailen; Clim stuurt tweemaal een bericht terug. Als ik een uurtje in het hotel aan het rusten ben maak ik de eerste power break mee; de elektriciteit valt uit. Gelukkig beschikt het hotel over een generator die het van het openbare net overneemt. Elke dag is het wel drie, vier keer raak. De zaklantaarn die ik permanent bij me draag bewijst me dan goede diensten. PETER, DE NEPALESE BEIER Kennismaking in restaurant Die avond zit ik moederziel alleen in een restaurant "Bij Giri's" genaamd. De eigenaar heeft blijkbaar medelijden niet me en komt bij mij aan tafel zitten om een praatje te maken. Hij stelt zich beleefd voor als Razendra. Hij begint in het Engels, maar al gauw vraagt hij of ik ook Duits spreek wat ik beaam. Daarna gaan we op zijn verzoek over op die taal, die hij vloeiend blijkt te beheersen. Met een zwaar Beiers accent toe zelfs! Treurige levensgeschiedenis Al gauw volgt zijn levensverhaal. Als twaalfjarig kind is hij zijn armoedige geboortedorp in de bergen ontvlucht na een gedachte ranselpartij door zijn vader. Hij kwam in Kathmandu terecht, waar hij de kost verdiende als sjouwer en schoenpoetser. Via een vriend kon hij bij een goed hotel als kelner beginnen. Daar sloot hij vriendschap met een oudere kinderloze Duitser die hem later als een soort zoon geadopteerd heeft, hoewel dit niet officieel 142
vastgelegd werd. Twaalf jaar heeft hij in Beieren in een dorp gewoond, waar hij de Wirtschaft runde van zijn "Vati', die hij liefdevol 'Herr Otto" noemde. Eigenlijk verdiende Otto goud geld als Uhrmacher, de Gasthof had hij er zomaar bij. Vanwege visumproblemen moest Peter (want dat was zijn aangenomen Duitse naam) steeds naar Nepal terug om een nieuw inreisvisum of verblijfsvergunning aan te vragen. In totaal is hij wel twintig keer teruggekeerd naar zijn geboorteland. Enfin, uiteindelijk kreeg de hoogbejaarde Otto de ziekte van Parkinson. Jaren lang heeft Peter hem thuis moeten verzorgen, totdat het niet meer te combineren was met het leiden van het restaurant en Otto naar een verzorgings tehuis moest. Na een halfjaar is hij daar tenslotte overleden op 83jarige leeftijd. Met tranen in zijn ogen en een omfloerste stem vertelt Peter heel sober dit deel van het verhaal. Toch nog een erfenis Maar Otto had uit dankbaarheid zijn trouwe bediende en aangenomen zoon Peter testa mentair een groot gedeelte van de erfenis toebedeeld. Op dat ogenblik stroomden echter uit alle windstreken verwanten van Otto toe die Peter zijn aandeel in de erfenis betwistten. Een jongere broer en tot dusverre onbekend gebleven neven en nichten eisten hun deel van de nalatenschap op en dat terwijl zij gedurende het lange ziektebed van Otto geen enkele blijk van medeleven hadden gegeven. Ze waren niet eens op ziekenbezoek geweest! Peter had dit niet alleen hardvochtig maar ook heel onrechtvaardig gevonden. Al met al had hij toch genoeg geërfd om met de opbrengst in Nepal een restaurant te kunnen openen, hetzelfde restaurant waar ik nu Indiase spinazie met kaas zit te eten. Verkenning van dorpsleven Om negen uur sta ik te wachten bij het busstation van Green Line dat enige blokken van het hotel verwijderd ligt. Ik ga met een groep van twaalf Nederlanders onder leiding van een plaatselijke gids enkele dorpen in de omgeving verkennen. De dorpjes liggen tien, vijftien kilometer van de stad in de lagere heuvels die Kathmandu omringen. We rijden via Patan en het uitgestrekte terrein van de universiteit, waarvoor men honderden boeren het bouwland heeft moeten onteigenen. Tegenwoordig verdienen die boeren de kost met het maken van handwerkproducten voor toeristen. Ook allerlei andere traditionele ambachten hebben ze weer opgenomen. In Kirtipur stappen we uit en gaan te voet verder. Veelbewogen bloedige geschiedenis Kirtipur ligt op een heuvelrug en was vroeger een strategische plaats, die de toegang tot de hele vallei beheerste. Hier heeft dan ook menige veldslag gewoed. De laatste vond plaats in 1768. Nadat het fort na een belegering van twee jaar overmeesterd werd door een Ghurka krijgsmacht, werden de oren en neuzen van alle overlevende mannen afgesneden als straf voor hun langdurige verzet. Sindsdien heeft deze stad geen militaire rol van betekenis meer gespeeld. De inwoners hadden genoeg van strijd en geweld. Het stadje lijkt van verre meer op een uitgestrekte militaire vesting dan op een boerendorp. Vanuit Kirtipur wandelen we 143
met de groep op ons gemak via dorpjes als Panga, Chobar en Kohkna naar onze eindbestemming Bungamati. Daar worden we weer door de bus opgepikt. Genoeg interessants te zien Kirtipur heeft verschillende bezienswaardigheden, zoals een stoepa, een Vishnutempel met een fraai uitzicht over het dal en een fonkelnieuwe Thaise Boeddhatempel, geschonken door Bhumipol, de huidige koning van "Siam". Het meest interessante vind ik echter de manier waarop het dagelijkse leven van de autochtone bevolking zich voor onze westerse ogen ontrolt. Praktisch alle activiteiten zijn er gericht op landbouw, indirect dus op brood op de plank. Het zijn hoge huizen, dicht op elkaar gebouwd en bestaande uit leem en stenen. Hiernaast kijken drie generaties Nepalezen me uitdrukkingsloos aan wanneer ik een foto maak van een opmerkelijke klok in een van hun talloze tempels. Citaat Volgens een legende was de Kathmandu vallei in oertijden een groot meer. Veelsoortige activiteiten De onderste verdieping van de woningen is bestemd voor het vee. De woonvertrekken liggen helemaal bovenaan, meestal is dit de derde verdieping. De deuren en ramen zijn bijna allemaal kunstzinnig bewerkt, de bevolking hier staat beroemd om haar houtsnijkunst. Hele gezinnen zitten buiten op de stoep of op de grond van hun erf typische boerenbezigheden uit te voeren. Ik zie mensen groente schoonmaken, gierst zeven, koeien voeren en melken, potten en pannen schuren, geiten hoeden, tarwe malen, deeg kneden, brood bakken, kleren wassen, wasgoed drogen, stront scheppen, koeienmest drogen, mosterdolie persen, maïskolven drogen en pellen, brandhout sprokkelen. Dat gebeurt allemaal heel eendrachtig in grootfamilieverband. Daarnaast worden er nog allerlei ouderwetse ambachten bedreven: spinnen, weven, naaien, stenen breken, potten bakken, houtsnijden, papier maché poppen maken, doeken en thanka's beschilderen, werktuigen smeden, meubels timmeren. Tussen al die bedrijvigheid door loopt gezellig het vee te scharrelen. Elk dorp heeft zijn eigen specialiteit. In sommige dorpen wordt wèl, in andere dorpen weer helemaal nièt door de kinderen gebedeld. Ik denk dat dit afhankelijk is van de mate waarin toeristen zich hier vertoond hebben. Waar veel toeristen zijn wordt ook veel gebedeld, dat is een ijzeren wet die overal in de wereld geldig is. Citaat Thanka's zijn Tibetaanse schilderingen op een katoenen ondergrond.
144
Makkelijk mensen fotograferen Onze gids, Kisson Nagarkoti geheten, is een tanig mannetje van mijn leeftijd en draagt kleren uit de jaren zestig; verschoten spijkerjack en een ouderwetse hoornen bril. Gelukkig spreekt hij voor mij verstaanbaar Engels, waardoor ik regelmatig met hem in gesprek raak. Eigenlijk is hij fotograaf van stiel, maar hij werkt al jaren als gids bij Marco Polo Travels, een plaatselijk bureau waaraan OAD al haar excursies en binnenlandse reizen heeft uitbesteed. Dankzij de toeristen heeft hij zijn kinderen kunnen laten studeren in India, vertrouwt hij me niet zonder trots toe. Hij komt vaak in deze dorpen en kent er vele mensen persoonlijk. Als hij er bij staat is fotograferen dan ook geen enkele moeite; de mensen vinden het dan zelfs leuk. Zonder zo'n welkom binnenkomertje met een gids lijkt me het maken van foto's vaak een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bevolking. Daarom maak ik ook gretig gebruik van mijn telelens, je kunt zo een eerbiedige afstand tot de mensen bewaren. Bovendien hebben ze meestal niet in de gaten dat ze in de zoeker van een of andere camera zitten en dan gedragen ze zich een stuk natuurlijker. Na afloop van deze dagexcursie heb ik bijna een heel rolletje van 36 opnames volgeschoten. Politiek activisme in de dorpen Nog niet zo lang geleden, acht jaar meen ik, heeft Nepal een soort constitutionele monarchie gekregen, een hele verademing na eeuwen feodalisme en autoritair koningsbewind. De dorpen waar ik vandaag doorheen trek lijken me allemaal in de ban van het communisme, een politieke stroming die in de rest van de wereld zwaar op haar retour is. Hier schijnt zij gezien de banieren, vlaggen en leuzen op de muren echter nog springlevend te zijn. In de verkiezingen van vorig jaar hebben de roden een niet te veronachtzamen aantal zetels in het parlement weten te veroveren. Regeringsmacht hebben ze niet, daarvoor is de partij te klein. Waarom juist deze dorpen communistische bolwerken zijn weet ik niet; ook gids Kisson moet me op die vraag het antwoord schuldig blijven. Citaat Transavia heeft sinds september 1998 een wekelijkse chartervlucht naar Nepal. IJzeren brug uit Schotland Rond het middaguur dalen van de heuvelrug af naar het rivierdal van de Bagmati die zich hier in miljoenen jaren tijd een weg door de heuvels heeft geslepen. Vlak voor de nauwe kloof van Chobar is in het begin van de deze eeuw een ijzeren brug uit het Schotse Aberdeen aangelegd. De onderdelen van deze brug werden per muilezelkaravaan uit Bombay (2.000 kilometer verderop) aangevoerd. Een prestigeproject, want echt nodig was de brug niet. We klimmen een stuk omhoog tegen de andere oever en strijken in de schaduwen van de schaarse bomen neer. We hebben een weids uitzicht over de vallei; helaas wordt dat bedorven door een cementfabriek aan de oevers die met zijn walmende schoorstenen de omgeving danig vervuilt. Een echte dissonant in dit vredige landschap.We krijgen allen een lunch pakket uitgereikt met de volgende inhoud: twee gekookte eieren met zout, twee 145
sandwiches, een kipschnitzel met een kippenbot er aan bevestigd, een stukje kaas, een appel en een banaan en tenslotte nog een handvol chips om de doos helemaal te vullen. Ik laat het me goed smaken. Met tegenzin neemt Kisson de lege dozen mee om ze later opgelucht ergens op een vuilnis hoop te dumpen; eigenlijk had hij ze al direct achteloos langs de weg willen deponeren zoals alle Nepalezen dat doen. Bij een groep Nederlanders kun je je zo'n milieuonvriendelijk gedrag echter niet veroorloven en dat weet de goede man. Andere deelnemers Onder het lopen maak ik kennis met enkele van de wandelaars. Er loopt ook een zekere Hans mee; deze blijkt net als mij leraar Nederlands aan een middelbare school te zijn. Hij geeft les m Helmond en tijdens rustpauzes beantwoordt hij de vragen over stijlfouten die twee middelbare scholieren uit Bodegraven hem stellen. Ik houd wijselijk mijn mond, bang om door de mand te vallen. Ook loopt er een goed geconserveerde vrouw van mijn leeftijd mee die vergezeld gaat van haar moddervette dochter van twintig. Als 's middags de zon gaat branden loopt zij alleen nog maar in haltershirtje rond, waardoor alle Nepalese mannen naar haar omkijken. Aan hun gezichtsuitdrukking kan ik niet beoordelen of ze dit nu aantrekkelijk of wanstaltig vinden. Ik neig naar het laatste. Graanopslagplaatsen in Bungamati Na de middag gaat de tocht verder door droge terrassen, want de rijst is enkele maanden geleden geoogst. Wel groeien er nu andere gewassen zoals kool, aardappelen, wintertarwe en gierst. Gelukkig is het al weken droog gebleven zodat we moeiteloos over de dijkjes en walletjes tussen de velden door kunnen lopen. Via het dorpje Khokna bereiken we het grotere plaatsje Bungamati, waar de tocht eindigt. We bekijken de laatste tempel die aan een plein omringd door graanpakhuizen en hoge boerderijen ligt. Ook in dit laatste dorp bruist het leven kleurrijk. Het busje staat ons op te wachten en brengt ons via de rondweg terug naar de "grote"stad. Eindelijk e-mail uit Nederland Terug in Kathmandu ontdek ik een plek waar ze uitstekende koffie serveren. Alweer geen e mail van Clim, wat me zo verbaast, dat ik inzage vraag in de lijst van binnengekomen mail. En ja hoor, daar ontdek ik mijn eigen adres als afzender, maar de geadresseerde staat onder het trefwoord "Response" genoteerd. Hij schrijft in telegramstijl, alsof elke letter geld kost. Dat valt me tegen, ik had een uitgebreider antwoord verwacht. Daarom kwam dat bericht dus niet aan, het was gewoon verkeerd geadresseerd! Ik mail Clim onmiddellijk terug met instructies hoe hij het dan wel moet aanpakken. Ben benieuwd of het de volgende keer beter zal lukken. Na een maaltijdsoep vol heerlijke, gevulde momo's blijf ik de rest van de avond lezen op mijn kamer.
146
Citaat De gevreesde Gurkha soldaten in het Britse leger zijn huurlingen uit de Nepalese bergstreken. Gammele bus Als ik 's morgens opsta ben ik stijf als een plank. Die strapatzen op de Sarangkot eisen nu hun tol, vooral mijn dij en kuitspieren zijn keihard en pijnlijk. Als een oude man schuifel ik de trap af. Ik geef een motorriksja wallah de opdracht me naar het vertrekpunt van de trolley bus te rijden. Dat blijkt in de buurt van het stadion te liggen. Ik ben nog niet ingestapt of de bus vertrekt al. De oude brik weet de afstand van 15 kilometer in zo'n drie kwartier te overbruggen. Ik moet staan, maar tijdens de rit krijg ik tot mijn verrassing een zitplaats aangeboden door een jonge Nepalese. Zie ik er dan al zo oud en hulpeloos uit? Entree betalen voor stadsbezichtiging De entree voor de historische stad Bhaktapur bedraagt een forse 300 roepie, ofwel een tientje. In deze omstandigheden een aanslag op mijn portemonnee. Men noemt dit een verplichte donatie; je krijgt er wel een vergeelde brochure en een onleesbare kaart bij geleverd. Bij de ingang van de stad staat een Japanse van mijn leeftijd wat besluiteloos te drentelen. Zij sluit zich bij me aan. Al gauw ben ik aan het fotograferen op de potten bakkersmarkt. Het is nog geen tien uur; nu moet ik mijn slag slaan, want de touringcars vol toeristen zijn nog net niet aangekomen. Een kwartier lang heb ik de Japanse in mijn kielzog, maar dan is ze genoeg geacclimatiseerd en gaat ze haar eigen weg. Al die tijd heeft ze naar me geglimlacht en steeds weer opnieuw herhaald: "Very old, very old!" Ik weet niet of ze de stad of mij bedoelde. Misschien zijn dit de enige woorden Engels die zij beheerst. Fantastisch stadje! Ik vind Bhaktapur fantastisch. Nu begrijp ik ook waarom dit stadje opgenomen is in het project Erfgoed van de Menselijke Beschaving van de Unesco. Vergeleken hiermee mee vallen de vesting Amsterdam, het eiland Schokland of het stoomgemaal in Lemmer (de Nederlandse bezienswaardigheden die op de lijst voorkomen) volledig in het niet. Nederland is een van de grootste sponsors van de Verenigde Naties, dus ik denk dat het de heren in New York heeft behaagd om ons goedgeefse landje te belonen door ons ook een botje toe te werpen. Als je hier ronddoolt waan je je regelrecht in de Middeleeuwen. Gelukkig heeft men er het gemotoriseerd verkeer zwaar teruggedrongen, waardoor de sfeer authentiek blijft. De meeste bewoners gaan vaak nog traditioneel gekleed. Aan de bestrating kun je duidelijk zien dat de stad gerestaureerd is, in dit geval door de Duitsers in de jaren zeventig. De huidige gebouwen stammen uit lang vervlogen tijden, de meeste uit de zeventiende eeuw. Langs de straat en voor de okerbruine woonhuizen zit de bevolking oude ambachten uit te oefenen, dat wil zeggen voor òns oud. Ik heb de hele dag tijd om de stad te verkennen. Zo bezoek ik achtereenvolgens Taurnahdi Tole (Tole = plein), Golmahdi Tole en Tachupal Tole . Aan al deze pleinen liggen oeroude gebouwen en tempels. 147
Citaat Het Chitwan safaripark ligt in de laaggelegen Terai, een dichtbebost gebied vlak bij de grens met India. Een schat aan tempels Aan een van die pleinen ligt de hoogste tempel van Nepal, hij telt vijf etages en dateert van 1702. De trap naar het hoogste platform wordt geflankeerd door stenen figuren: leeuwen, worstelaars, garuda's, griffioenen, olifanten en godheden. Ik laat de namen van al die tem pels maar achterwege, die zeggen mij zelf ook niet zo veel. Dattatraya Tole is het echte historische centrum van de stad. Al in 1458 wordt dit plein in de kronieken genoemd. De Bliairabriathtempel die in het midden staat heeft bepaald niet te klagen over belangstelling, Honderden kleurig geklede vrouwen staan geduldig in de rij om met bescheiden offergaven de goden vruchtbaarheid, een zoon of een goede man af te smeken. Op het dakterras van café Peacock (Lonely Planet!) drink ik slechte koffie, terwijl ik van het levendige schouwspel aan mijn voeten geniet. Wijken vol bedrijvigheid Daarna zoek ik nog vele tempels, sommige zijn alleen oud en vervallen, andere daarentegen goed onderhouden en nog volop in bedrijf De verschillende wijken die ik doorkruis hebben allemaal hun eigen specialiteit. Zo is er ook weer een kleinere pottenbakkerswijk, een wijk waar men landbouwvruchten droogt, een smederijenwijk, een houtbewerkerswijk. De bevol king trekt zich weinig van de toeristenstroom aan, ze gaat gewoon haar gang met haar dagelijkse bezigheden. Alleen kinderen willen nog wel eens reageren op een vreemdeling, meestal door te bedelen. Smerig Hanuman Ghat Rond het middaguur heb ik het uiteinde van de stad bereikt, daar waar Hanuman Ghat aan de rivier ligt. Het is daar een onbeschrijfelijke rotzooi, hier zijn de minder sprookjesachtige Middeleeuwen nog springlevend. In de rivier staat weinig water, dat ook nog ernstig vervuild is. Toch staan tientallen vrouwen er tot hun knieën in de prut om er kleren te wassen. Vee loopt er los rond en schijt overal waar het zo uitkomt. Overal ligt ook menselijke stront, het volk gebruikt deze open plek gewoon als openbaar toilet. Ik zie er ratten wegschieten en het stikt er van de insecten. Gauw wegwezen hier dus. Een stuk verderop ligt de Chuping Ghat, waarmee het niet veel beter is gesteld. De tempels zijn er wel beter onderhouden. Een rat verzuipen Op straat maak ik nog iets merkwaardigs mee. Een mooie vrouw met bril (heel uitzonderlijk hier, die bril bedoel ik) zit met een bamboestok in een emmer met water te porren. Als ik naderbij kom zie ik dat ze in een val een levensgrote rat heeft gevangen die ze probeert te verzuipen. De rat geeft geen kik als hij na een tijdje ondergedompeld te zijn toch nog weer 148
levend opduikt. Ik kijk een tijdje gebiologeerd toe naar wat mij een marteling lijkt. Als ik wegga blijkt de 'big mouse' (want zo noemen ze het dier) nog te leven. Ik vraag me nog steeds af of dit niet gewoon een sadistisch spelletje was... Alweer een Durbar Square Pas laat in de middag kom ook bij het huidige toeristische centrum van de stad aan, Durbar Square. In principe is dit een zelfde soort plein als in Patan of Kathmandu. Hier in Bhaktapur doet het heel ruimtelijk aan; door een aardbeving in 1934 zijn veel tempels tegen de vlakte gegaan met als gevolg veel open ruimte. Dankzij de laagstaande zon kan ik er naar hartelust mooie plaatsjes schieten. De kleuren komen nu veel beter tot hun recht. Het is er niet druk op dit tijdstip van de dag, de dagjesmensen zitten al weer in hun hotels in Kathmandu. Het gevolg is wel dat ik voortdurend belaagd word door verkopers, handelaars, bedelaars, bemiddelaars. De dolkenverkopers zijn het meest hardnekkig. In de buurt van het plein bezoek ik nog wat kleiner architectonisch strooigoed in levendige buurten. In het westen van de stad ligt nog menige bahal (ommuurd voormalig kloostercomplex) of haveli (oud herenhuis met prachtig bewerkte houten ramen en fraaie balkonnetjes) op bezichtiging te wachten. Ik ben echter overvoerd met oudheid en historie en besluit terug te gaan naar Kathmandu. Op zoek naar de bushalte ontdek ik nog een grote kunstmatige vijver die vroeger als drinkwatervoorraad voor de stad diende. Het water is redelijk zuiver, in tegenstelling tot de vele andere 'ponds' en 'tanks' elders in de stad. Citaat De feesten van de levenscyclus van de mens (geboorte, trouwen, dood) worden omgeven met ceremonies. EEN KRASSE GRIJSAARD Als ik de weg opstap om een bus aan te houden, stopt er plotseling een aftands Toyotabusje voor me. Een haviksneus steekt naar buiten en informeert in prima Engels waar ik naar toe moet. Naar Kathmandu natuurlijk. "Ah, prima, stap maar in, het kost niks, ik moet toch die kant op". Prinsheerlijk zit ik helemaal alleen achterin en laat me in de kussens wegzakken. De neus behoort toe aan een gelooide oude baas die zich allengs ontpopt als een duivels kunstenaar op vier wielen, een heuse wegpiraat. Terwijl zijn kraaloogjes twinkelen van opwinding manoeuvreert hij zich met een diabolische grijns op zijn doorgroefde gezicht een weg door het drukke spitsuur; hij snijdt, wringt en toetert dat het een lieve lust is. Hij heeft het vooral gemunt op dure terreinwagens (van ontwikkelingswerkers?) en nieuwe personen auto's, die hij voortdurend behendig de pas weet af te snijden, Ik kan de bijnabootsingen niet meer bijhouden. Gelukkig wordt in dit verkeer niet hard gereden, dus bang ben ik niet. Wat blikschade kan me immers niet deren. Alleen op de iets bredere provinciale weg tussen Bhaktapur en Kathmandu, waar harder wordt gereden, acht ik de rijstijl van mijn chauffeur iets te waaghalzerig: de manier waarop hij gigantische Tata vrachtwagens en trolleybussen inhaalt is bloedstollend. Het water staat me nu echt in de handen. Spannend is het zeker 149
wel. In de buurt van het Koninklijk Paleis mindert hij vaart en voegt hij zich gewillig in de rij. 'Too many police officers here, sir!", maakt de oude Ghurka me vol spijt duidelijk. Want dat is hij, een voormalige Ghurka die twee jaar in Her Majesty's Service in een speciale eenheid heeft gediend. De ijzeren discipline in het Britse leger beviel hem allerminst. Inderdaad, zijn dodemansrijstijl in aanmerking genomen heeft deze Ghurka een wel heel ander idee van orde en gezag. Kort en goed, hij werd het leger uitgedonderd. Een blauwe maandag heeft bij het nog geprobeerd bij het Indiase leger, maar dat werd evenmin een succes. De Toyota waar hij in rijdt heeft hij in 1971 van zijn laatste soldij aangeschaft. Hij zet me precies af waar ik wil. Natuurlijk geef ik hem toch nog 100 roepie, die hij saluerend in ontvangst neemt. Citaat De meeste sadhoes die in Nepal rondlopen zijn afkomstig uit India. Te vroeg uit de veren Om vijf uur word ik al gewekt, een half uur eerder dan verzocht. Ik durf niet nog wat door te slapen omdat ik bang ben me dan pas echt te verslapen. In plaats van te ontbijten drink ik twee mokken gloeiend hete koffie. Daarna ga ik sjouwend met mijn tassen in het duisternis op weg naar het nabijgelegen busstation. Ik ben er de eerste passagier die zich meldt, dat is pas matineus! Dat zouden ze op school eens moeten weten. Exact om zeven uur vertrekt de bus. Hij zit half vol toeristen, aangevuld met Nepalezen uit de gegoede burgerij. Green Line heeft de naam de beste (en ook duurste) buscompany van het land te zijn. Tijdens het eerste gedeelte van de reis mis ik indrukken van het landschap waar we doorheen rijden: eerst door de duisternis, daarna doordat ik in slaap ben gevallen en tenslotte gooit ook nog de hardnekkige ochtendmist roet in het eten. Als het zicht helder is geworden kun je pas zien hoe mooi de streek is waar we zitten. Steenbrekers zijn echte sloebers Wij rijden voortdurend door rivierdalen. Langs de oevers van de Triseti rivier hebben zich veel steenbrekersfamilies gevestigd, in mijn ogen zijn dit samen met de menselijke pakezels de meest te beklagen arbeiders in dit land. Met lange stokken woelen ze, op blote voeten in de ochtendkou, geschikte stenen los in de drooggevallen rivierbedding. Dit soort paria's zorgt ook voor de 'muren' langs de weg. Geen gemetselde baksteen of iets dergelijks; nee, deze muren bestaan uit mooi op elkaar gestapelde, op maat gekapte rotsstenen die met kippengaas bijeen worden gehouden. Erg stevig lijken ze me niet. Rafting op de rivier Op de rivier zien we af en toe groepen 'adventure travelers' met kajaks de rivier afvaren. Op dit gedeelte van de rivier is rafting een fluitje van een cent. Hogerop in de bergen gaat het er een stuk wilder aan toe. Meestal duren die tochten drie tot vier dagen. Onderweg wordt op de oevers in tenten gekampeerd. Ook gaat er een kok en manusjevanalles mee. Zo'n 150
doorsnee tochtje kost 200 dollar, maar er is veel prijsverschil tussen de elkaar heftig beconcurrerende organisatoren. Australische meisjes met Hongaarse wortels Om tien uur stoppen we bij een uitzichtpunt voor een ontbijtbuffet dat wel aan de heel erg magere kant is. Als ik met mijn bord een plaatsje zoek, word ik gewenkt door twee jonge meiden die me uitnodigen om bij hun aan tafel aan te schuiven. Het zijn twee Australische studentes die richting Kathmandu gaan. Hun vrienden zijn met een trekking de bergen in, zodat zij enige dagen het rijk alleen hebben. Susan en Pamela komen uit Sydney en studeren er homeopathie. Als ik naar hun Europese 'roots' informeer, hoor ik een verhaal dat me bekend voorkomt. Ze antwoorden dat het land van hun voorouders niet meer bestaat, het is na de Eerste Wereldoorlog opgeheven. Ik heb al gauw in de gaten dat ze waarschijnlijk de Dubbelmonarchie ofwel Donaumonarchie van Oostenrijk/ Hongarije bedoelen. Als ze het verder hebben over vier of vijf landen die daar uit voortgekomen zijn weet ik genoeg. Hun opa en oma (of hun overgrootouders) zijn vanuit het tegenwoordige Györ in het westen van Hongarije naar Australië geïmmigreerd. Daarop vertel ik het verhaal van Jenö Ver, een jongeman ook afkomstig uit Györ die op het einde van de jaren vijftig als Hongaarse vluchteling bij ons gezin enkele jaren in de kost is geweest. Ze zijn vol interesse in Jenö en stellen vragen over zijn verdere leven. Ik ga zo op in het beschrijven van zijn verder niet zo rooskleurige bestaan dat ik bijna mijn bus mis. Susan verstaat de paar woordjes Hongaars die ik op haar uitprobeer; die heeft zij als kind van haar oma geleerd. Blik op Annapurna - massief Als ik weer op weg ben voor de laatste etappe naar Pokhara moet ik regelmatig terugdenken aan mijn voormalige Hongaarse vriendinnen Tünde en Eva (die overigens in Roemenïe woonde). De reis wordt minder interessant, omdat we uit de bergen de vallei van Pokhara inrijden. Op dat meer vlakke terrein kunnen we wel plotseling genieten van prachtige vergezichten op het Annapurnabergmassief dat veertig kilometer verderop parallel aan onze weg loopt. Ik probeer wat foto's uit de rijdende bus te maken, maar het resultaat is niet bijster goed. Citaat De meeste Nepalezen wonen met een uitgebreide familie bij elkaar in één huis. Lake Side; zwaar toeristisch oord Om twee uur komen we in Pokhara aan. We stappen uit in de toeristengebied Lakeside dat uiteraard aan de oever van het Phela Meer ligt. Een taxi brengt me in twee minuten naar het hotel Green Peace. Wat ik onderweg zie geeft me te denken. Hier ga ik me vervelen, althans als ik in dit puur op de commercie toegesneden dorpje blijf. Bijna alles staat hier in 151
het teken van het toerisme; hotels, restaurants, souvenirshops en booking offices bij de vleet Mijn hotel is gelukkig van een heel behoorlijke standaard. Ik heb alles wat ik wens en bovendien werkt alles ook nog, bij aankomst wel tenminste. Keurig nieuw sanitair, airconditioning, een dubbelbed, veel verschillende lichtpunten, zitje met schrijfbureau en een satelliettelevisie staan tot mijn beschikking. Het personeel is aardig, bijdehand en spreekt een redelijk woordje Engels, de poetsjongens uitgezonderd. Op mijn balkon blijf ik een uurtje in het milde zonnetje relaxen. Het stadje ligt op slechts achthonderd meter hoogte, vergeleken met Kathmandu (dat op 1400 meter hoogte ligt) is het klimaat hier minder streng. Ik eet een Filet Mignon in het veramerikaanste restaurant Mike's aan de oevers van het blauwe meer. Het eten is slecht, maar honger maakt rauwe bonen zoet. De prijs is aan de hoge kant. Dat merk ik ook als ik de zoveelste email naar Clim opstuur en twee keer zo veel moet betalen als in Kathmandu. Op alle gebieden blijkt het prijspeil hier hoger te liggen. Vooral met eten en bier drinken tikt dit aan, want dat is het enige wat je hier kunt doen, lijkt me. Citaat De positie van de vrouwen in Nepal verschilt per kaste of per etnische groep. Fish Tail Peak altijd nabij Ik breng drie volle dagen in Pokhara door. Hoewel ik me er soms heb verveeld, zou ik het ook weer niet hebben willen missen. Het voortdurende uitzicht op de majestueuze bergketens aan de horizon is een ervaring die ons laaglanders blijft bekoren. Met name de spitse top van de Fish Tail Peak (ofwel Machhapuchhare) is vanaf alle plaatsen in het stadje zichtbaar. Hij ligt dan ook het dichtst bij, op nog geen dertig kilometer afstand. In deze omstreken worden de meeste eenvoudige trekkings gemaakt. In de bergen presteer ik nooit goed, wat niet alleen aan mijn slechte conditie ligt, maar ook aan het versleten van mijn knieën en mijn zwakke enkelbanden. Een trektocht zit er voor mij hoe dan ook niet in. Verkenning van de stad De eerste dag besteed ik aan een uitgebreide verkenning van het tot Lakeside gedoopte toeristendorp en het grotere stadje (nou ja, het schijnt meer dan 100.000 inwoners te hebben) zelf. Ik maak er een fikse wandeling van, want ik wil mijn hierboven aangehaalde conditie op peil houden, hoe laag die dan ook is. Onderweg speel ik wat met kinderen. Ik heb geen echt goede kaart van de stad en soms verdwaal ik een beetje. Als ik het einde van het verder niet bijster interessante stadje bereik, ben ik 8 kilometer verder. Op de terugweg kom ik langs de universiteit, waar een voetbalwedstrijd plaatsvindt. Het niveau is erbarmelijk. Even verderop is de markt. Daar is het een stuk interessanter, vooral door die verscheidenheid aan klederdrachten van de verschillende volkeren uit de bergen die hier hun waren aan komen bieden. Ik koop er een leren riem voor een paar gulden. Overal kun je er Cola of Fanta krijgen. De plaatselijke bevolking gooit alle rotzooi gewoon op 152
de grond weg. Op de heenweg is het steeds bergop gegaan, op de terugweg loopt het terrein dus af. Ik voel weer eens blaren opkomen. Dat wordt vanavond prikken geblazen. 's Avonds televisie kijken ' s Avonds kijk ik doorgaans naar de televisie. Star TV, een soort MTV voor Azië, is hier populair, naast suikerzoete Indiase films vol drama, zang en dans. Die films zijn heel kuis, er mag van de censuur nog steeds niet in gekust worden. Geweld daarentegen komt er wel gedoseerd in voor, dat is niet zo erg in de ogen van de knippers, als het goede op het einde maar overwint. Ook apen ze het westen na met talkshows en quizzen en dat allemaal in het Engels. Net als de talloze reclamespotjes zijn deze programma's geënt op de grote middenklasse van India die genoeg geld heeft te verteren. De dansfilms zijn in het Hindi (of in een andere van India's vijftien erkende talen) en zijn bedoeld voor de ongeletterde massa op het immense platteland. Ook in het buitenland (ZuidAmerika, Arabische wereld) is de Indiase film een gewild product. Alleen in het westen is ze begrijpelijkerwijs nooit aangeslagen, op wat kunstzinnige films uit Madras, Bombay (Bollywood) en de Bengalen na. Soms worden die op festivals zelfs bekroond, dus filmen en acteren kunnen ze wel degelijk! Indiërs kunnen trouwens alles, als ze maar willen en die religieuze poespas afzweren. Reparaties op de kamer De eerste avond begeven de lampen in mijn badkamer het. Drie man van het personeel erbij (ze hebben mijn zaklamp nodig om bij te lichten), maar die kunnen het ook niet oplossen. Reserve tl buizen zijn niet in voorraad, dus er wordt een noodvoorziening met een schamel peertje voor mij aangebracht zodat ik me in ieder geval niet in het donker hoef te wassen. Als ik drie dagen later vertrek is het euvel nog steeds niet verholpen. Ik maak een praatje met de boys, die allen de middelbare school afhebben. Net degene die geen Engels spreekt blijkt tot de hoogste Hindoekaste, de Brahmanen, te behoren. De andere twee zijn Chattry's, de hogere ambachtskaste. In mijn ogen kunnen ze geen Hindoe zijn, want ze zijn van Tibeto Burmaanse bevolkingsgroepen afkomstig, in dit geval Gurung. De woordvoerder van het groepje vertelt me dat hij eigenlijk Gurkha in het Britse leger had willen worden, maar dat hij daarvoor op medische gronden was afgekeurd. De eigenaar van het hotel is een voormalige Gurkha, vertelt hij me. Van zijn gespaarde soldij heeft hij dit hotel laten bouwen. Als het trio weg is bestel ik een grote pot 'black tea' en neem langdurig een ligbad. Citaat Door natuurlijke oorzaken en als gevolg van menselijk ingrijpen verkeert het land in een ecologische crisis. Paradijs voor backpackers Lakeside lijkt als twee druppels water op de vele andere internationale tropische oorden die voor honderd procent op het westerse toerisme vegeteren, zoals Panajacel (Guatemala, aan het meer van Atitlan), dat spottend door de locale bevolking 'Gringotenango' wordt 153
genoemd. Verder het dorpje Tuk Tuk op het eiland Samosir in het Tobameer (Sumatra in Indonesië), Kuta Beach op Bali (Indonesië), Kovalam en Goa (India), Cuzco in Peru en Playa del Carmen op Yucatan (Mexico). Als je er één gezien hebt, heb je ze allemaal gezien. Ik persoonlijk ben niet bijzonder gecharmeerd van die toeristische enclaves in verder zeer exotische streken. Toch kom je er vaak terecht, of je nu wilt of niet. Erg veelzeggend vind ik het feit dat al die hierboven genoemde plekjes aan het water liggen, heel goedkoop zijn en ontdekt werden in de jaren zestig/zeventig door hippies die de wereld rondzwierven. Hier en daar zie je ze nog lopen. Zo kwam ik in Pokhara een blonde Nepalese jongen tegen die vloeiend Amerikaans met Texaans accent praatte. Hij vertelde me dat zijn vader als hippie met zijn Nepalese moeder in een bergdorp 'ver van hier' had samengewoond. In de jaren tachtig was hij zonder zijn gezinnetje teruggekeerd naar de States. Nu 'deed hij iets' bij een bank en stuurde hij regelmatig geld naar zijn familie. Vanwege zijn perfecte beheersing van het Engels deed de jongeman goede zaken in het toeristencircuit. Het geld van zijn bio logische vader had hij niet echt nodig, dat beweerde hij tenminste. Voordelen van grootscheeps toerisme Toch heeft zo'n concentratie van hotels en restaurants ook voordelen. Je hoeft er bijvoor beeld niet van de honger om te komen, want alle 'cuisines' van de wereld zijn er vertegenwoordigd (behalve de Hollandse keuken dan). Verder heb je er alles wat je nodig hebt bij de hand, bijvoorbeeld telefoons, faxapparaten en internetaansluitingen. De kleine supermarktjes schieten er als paddenstoelen uit de grond. Je kunt er fietsen huren en een sauna nemen. Hoeren heb ik er evenwel niet gezien, maar die zullen er ongetwijfeld wel zijn, ook al zijn het aan de grond gelopen westerse trekkermeisjes. De oorspronkelijke bevolking wordt daardoor wel steeds meer naar de periferie gedrukt. Tussen de nieuwe hotels kun je nog akkertjes zien liggen, waar boeren met hun buffels ploegen en kleurig geklede vrouwen onkruid tussen de groenten wieden. De hardnekkigheid van deze boeren met hun minieme erfjes geeft tenminste nog een zweem van authenticiteit aan het stadje. Gestoord door Hollandse muziek Ongeveer in het midden van de hoofdstraat (Lakeside heeft in feite maar één straat) ligt een groot restaurant en discotheek, Club Amsterdam geheten. Steeds als ik er langs kom schalt André Hazes of een van die andere Hollandse gozers (Borsato?, Gordon?) opdringerig uit de geluidsboxen. Je begrijpt dat ik daar steevast met een grote boog omheen loop. Ik kom normaal gesproken toch al weinig in cafés, laat staan in luidruchtige disco's. (Dat is ooit wel eens anders geweest.) De mensen die in de toeristenindustrie werken spreken allemaal redelijk goed Engels. De meeste hebben dat in de praktijk geleerd, zo ook taxichauffeur Prakesh die me naar de Sarangkot heuvel brengt. Hij is 23 jaar oud, jonger dan zijn Toyata Corolla die uit 1973 stamt. Hij heeft twee kinderen en vindt dat genoeg zo.
154
Citaat Freak Street heet de straat waar de voormalige goedkope hippielogementen en 'hang outs' lagen. ANNAPURNA / WEST-NEPAL Hoogste top (Annapurna 1) 8091 m / Op een na hoogste top (Annapurna II) 7937 m De Annapurna I is met zijn 8091 m de op negen na hoogste berg ter wereld. Hij ligt in CentraalNepal, net ten noorden van Pokhara. Het water van de gletsjers aan de west en noordwestzijde stroomt de Kali Gandakikloof in. Het Annapurnamassief heeft vele toppen, waarvan er vijf Annapurna in hun naam hebben. De hoogste, de Annapurna I en II, staan als boekensteunen aan de west en oostzijde van de keten. In 1950 beklom het team van Maurice Herzog de North Face van de Annapurna I en maakte die tot de eerste Himalayatop van 8000 m die bedwongen werd. Twintig jaar later leidde Chris Bonington de geslaagde beklimming van de zuidhelling. Twee Amerikaanse vrouwen, Irene Miller en Vira Komarkova, bedwongen in 1978 met succes de North Face en waren daarmee de eerste Amerikanen die de top bereikten. In 1988 beklom een groot Frans team onder leiding van de Amerikaanse klimmer Steve Boyer de South Face. Bergtochten zijn het best te maken tussen april en oktober, omdat de routes in de winter besneeuwd zijn. Annapurna is een naam in het Sanskriet die ‘voorziener' of `godin van de oogst' betekent. Hotels op de top Al voor negen uur zit ik bij Prakesh in de taxi. Hij zet me een paar honderd meter onder de top af, want daar kan hij niet meer verder. Het laatste stuk moet ik zelf omhoog. In de reisgidsen geeft men aan dat dit een half uur kost, maar ik doe er veel langer over. Hier en daar maak ik een praatje met mensen die aan het pad wonen. Ook sta ik regelmatig stil om foto's van kinderen of van het weidse uitzicht op het Annapurnamassief te maken. Ik heb een onbelemmerde blik over de 'foothills' tot aan de Himalaya die echt als een muur oprijst uit het landschap. Ik heb geluk, want er is geen noemenswaardige bewolking, noch is het heiig vandaag. Op de top blijf ik een paar uur rondhangen; niet alleen genietend van het panorama, maar ook lezend en een ontbijt met omelet en warm Tibetaans brood gebruikend. Op de top liggen namelijk restaurantjes en zelfs een of twee hotels. Een aantal van de meer eenvoudige trekkings start of eindigt hier. Ook de zonsopgang en ondergang schijnen vanaf de top heel mooi te zijn. Wil je die meemaken, dan moet je er wel blijven overnachten omdat klimmen en dalen in het duister sterk wordt afgeraden. Richard, tourist from Hong Kong Ik maak er een praatje met een zekere Richard Lee, een 'young urban professionel', een yup dus, uit Hong Kong. Hij beweert 'junior bank officer' te zijn, maar daar geloof ik niet veel van. 155
Zijn houding is daarvoor veel te nonchalant en zijn gebit is een chaos. Dat laatste is in China een bewijs dat je niet tot de toplaag van de samenleving behoort. Hij is met een groep hier, waarvan de meeste onder aan de berg zijn blijven steken. Desgevraagd vertelt hij me dat de meeste inwoners van de voormalige Britse kroonkolonie geen echte last hebben van de nieuwe overheersers, de communistische Chinezen van het vasteland. Zo lang je je maar niet bemoeit met politiek leggen zij je geen strobreed in de weg. Alleen op het gebied van de taal zijn er veranderingen doorgevoerd. Het voorheen gebruikte Kantonees is vervangen door het Mandarijn, dat uit NoordChina afkomstig is. Gelukkig is het karakteristieke schrift hetzelfde gebleven, zodat communicatie niet helemaal is uitgesloten. Nee, Richard is een tevreden man. Weids uitzicht op de Himalaya Sarangkot is 1593 meter hoog, het stadje Pokhara ligt op 884 meter hoogte. Op de top wordt een donatie voor restauratie van tempels gevraagd. Iedereen geeft wat, valt me op. Daar staan ook nog banyan of bodibomen die gekenmerkt worden door de vele brede bovengrondse wortels. Veel van die bomen hebben een religieuze functie gekregen. Naar het schijnt heeft de Boeddha onder een van hen het licht gezien. Interessant is de plaquette waarop de namen staan gegraveerd van de bergkolossen die je van dit punt van links naar rechts kunt zien. Links begint het met de Dhaulagiri, rechts eindigt het met de Annapurna IV piek. Naar het noorden kijk je zoals al gezegd uit op de Himalaya. Als je je blik naar het zuiden werpt zie je ver onder je de spiegelende vlakte van het Phela Tal meer met Lakeside liggen. Die kant ga ik op als ik even na twaalf uur begin aan de afdaling, waarvoor volgens de boeken twee uur staat. Opdringerige kinderen In het begin word ik vaak aangeklampt door jochies die zich als gids opdringen, maar ik heb geen behoefte aan hun overbodige diensten. Verdwalen kun je hier niet echt, recht omlaag gaan is eenvoudigweg het devies. Op de flanken van de hellingen liggen kleine dorpjes, die het van landbouw moeten hebben. Na een uur wordt de omgeving wat ruiger en loopt het pad door struiken en bosschages. Daar krijg ik gezelschap van een wel bijzonder hardnekkige 'gids', deze keer iemand die ouder is en redelijk Engels spreekt. Ik kan hem maar niet van me afschudden. Van de weeromstuit maak ik een praatje met hem. Citaat Het Phewa Tal meer bij Pokhara is in grootte het tweede meer van Nepal. Zielige verhalen van gids Mahendra vertelt me dat hij derdejaarsstudent Engels is aan het plaatselijke College. Niet te geloven, vind ik, zijn povere woordenschat en abominabele uitspraak in aanmerking genomen. Hij woont nog bij zijn ouders in een van de gehuchten die ik zojuist gepasseerd heb. Zijn moeder is langzaam blind aan het worden; dat proces kan wel gestopt worden, 156
maar de behandelingskosten zijn hoog. Zijn vader werkt op het land. Het gezin telt verder nog een broer en twee zussen, maar die zijn het huis uit. Elke morgen leert hij de kinderen op het dorpsschooltje een half uur lang Engels. Daarop verwens ik hem gekscherend: "Zo, jij bent dus degene die al die kinderen heeft leren bedelen in het Engels: "Gimme money? Gimme candy? Gimme roepie? Gimme paisa? Gimme chocolate? Gimme sweets, and so on." Hij heeft niet in de gaten dat ik aan het grappen ben en bezweert me dat dit niet waar is. Even later vertelt hij me dat hij ook nog aan het sparen is om te kunnen trouwen met zijn meisje. Ik kan me niet voorstellen dat hij een meisje aan de haak heeft weten te slaan: hij is echt oerlelijk, met uitstaande flaporen, een verwrongen grote haviksneus, waterige oogjes en een ruwe huid die bijna helemaal met paarsachtige wijnvlekken is bedekt. Op zijn handen heeft hij grote wratten. Uiteindelijk komt het gesprek uit op religie. Hij wil me het Hindoe ïsme uitleggen, maar die pogingen kap ik af door te stellen dat ik in niets en niemand geloof, zeker niet in goden die er als dieren uitzien Ja hoor, er wordt weer gebedeld Hij heeft moeite om de maandelijkse tien dollar collegegeld op te hoesten, daarom probeert hij wat bij te verdienen als gids. Vervolgens probeert hij me te lijmen en beweert dat hij nog nooit een 50jarige zo snel, soepel en behendig de berg heeft zien afkomen, Ja, ja, en dat moet ik geloven. Als we weer zicht krijgen op de bewoonde wereld wil ik van hem af. Hoewel ik me had voorgenomen hem niet voor zijn ongewenste diensten te belonen, strijk ik over mijn hart en geef ik hem vijftig roepie. Dat vindt hij maar wat weinig, maar als ik hem de keus geef "iets of niets", bedenkt hij zich geen seconde en rent hij terug de berg op, hopend op een nieuw westers slachtoffer. Citaat De Sherpa's zijn een etnische groep die in het noordoosten wonen, maar nu wordt elke berggids sherpa genoemd. Vredig Phewa - meer Het meer is dan niet ver meer. Via rotsige paadjes, droge beekbeddingen en slordige trap pen van leisteen bereik ik de droogstaande rijstterrassen. Daar moet ik over de dijkjes heen naar het meer lopen. Ik ben toe aan een lange rustperiode. Niet omdat ik uitgeput zou zijn, maar wel omdat mijn krakende knieën, stramme gewrichten en een slap gevoel in de benen me tot rust manen. Het is dan al half drie, een half uur "over tijd" dus. Met uitzicht over het vredige meer zit ik een uur lang te lezen onder een eenvoudige bamboe overkapping van een restaurantje. Het is nog een half uur lopen naar Lakeside; ondertussen drink ik een liter mineraalwater op, want ik voel me een beetje uitgedroogd. Onderweg heb ik drie uur lang niets te drinken gehad; met die inspanningen en onder die zon merk je dan al gauw dat je vocht moet bijtanken. Dit gedeelte van de oever doet nogal armoedig aan; hier komen wel toeristen, maar alleen plaatselijke of westerlingen die écht op zwart zaad zitten. De prijzen liggen er belachelijk laag, maar de kwaliteit van het gebodene is 157
dan ook navenant. Voor de afwisseling eet ik eens een Indiase schotel met dal, curry, geitenvlees en chapati's. Echt lekker smaakt het niet als je weet dat er tal van andere heerlijke gerechten op het menu staan. Snuffelen in tweedehands boeken Er is brand in het dorp. Alle autochtonen, op de winkeliers na dan, rennen nieuwsgierig achter de brandweerauto aan. Enkel de toeristen blijven rustig zitten, die zijn niet zo sensatiebelust. Zou een cultuurverschil daarvan de verklaring kunnen zijn, of is men in het westen dankzij televisie blasé of ongevoelig geworden voor opmerkelijke gebeurtenissen? Ik snuffel nog wat rond in de vele boekhandels die er tot mijn verrassing liggen. Ze hebben allemaal afdelingen met duizenden tweedehands boeken die trekkers hebben achtergelaten. Je kunt er je eigen boeken die je uit hebt ook ruilen of verkopen. Ik besluit het laatste; 'Bombay ijs" heb ik inmiddels uit, dat kan ik ruilen voor 15 ansichtkaarten. Op de stoffige schappen ontdek ik dat de complete wereldliteratuur aanwezig is, vooral in het Engels. In het hotel ligt mijn wasgoed keurig gewassen en gestreken op mijn opgemaakte bed . De lampen in de badkamer zijn nog steeds niet gerepareerd of vervangen. Indische toeristen bij Dam Side Mijn laatste volle dag in Pokhara neem ik het ervan. Ik sta pas laat op, gebruik een ontbijt met spek en eieren in de lommerrijke tuin van het hotel. Naast me kabbelt een fris beekje en de zon geeft een weldadige warmte af. Daarna ga ik het zuiden van het dorp verkennen, daar waar het meer nauwer wordt en afgesloten is door een dam. Deze omgeving heet niet voor niets Dam Side. Ook hier liggen hotels, maar die zijn niet bijzonder mooi gesitueerd. Ze zullen ook wel goedkoper zijn. Een groot aantal Indiase toeristen heeft hier hun intrek genomen; die zijn doorgaans nogal op de penning. Met een pontje (meer een wankel vlot) laat ik me overzetten naar het fameuze hotel de Fish Tail Lodge, dat bekroond is met vijf sterren ($150 per nacht). Citaat Negentig procent van de bevolking is werkzaam in de landbouw. Mooie tuin bij Fish Tail Lodge Ik stuur een beleefde ober weg die me een duur drankje wil aansmeren. De gasten verblijven er in kleine chaletjes die volmaakt in de verf zitten. Trouwens alles ziet er perfect uit hier: keurig geknipte gazons, bonte bloemenperkjes en pas geschoren heggen. Naast me komt een hostess van American Airlines zitten. Ze heeft hier een stop over en is vandaag uit Kathmandu overgevlogen. Ik neem het pontje terug en loop dwars door de weilanden richting dam. Bij een politieopleidingsschool kom ik in de achtertuin uit. De guards zijn op hun qui vive en bekijken me argwanend. Twee Japanse toeristes die verdwaald zijn sluiten zich giechelend bij me aan in de hoop dat ik hun naar de grote doorgaande weg zal leiden.
158
Die weg is een van de belangrijkste wegen in heel Nepal, want hij voert rechtstreeks via Lumbhini (geboorteplaats van de Boeddha) naar India. Tegenvallend David's Falls Ik volg hem helemaal tot een waterval die tot een toeristische trekpleister is uitgegroeid. Hij heet Devi's Fall. Die naam is verbasterd tot David's Fall; naar verluidt zou een Engelse toerist er met zijn verloofde in zijn verdronken. De omgeving doet me een beetje denken aan de watervallen en de daar achterliggende geërodeerde geulen en roodoranje rotsen in Zuid Afrika, de Bourke's Pot Holes. Devi's Fails is echter veel te grijs en onbetekenend om daar aan te kunnen tippen. Ik zit er maar wat te niksen, net als de rest van de bezoekers trou wens. Er is echt niets interessants te zien. Een stukje verderop ligt een Tibetaans vluch telingenkamp, waar ik gelukkig nog een bezoek kan brengen. De sfeer daar doet me denken aan het Ambonezenbarakkenkamp uit de jaren vijftig in Roermond. Van de tempels daar kan ik warm noch koud worden. De bewoners hebben niets weg van vluchtelingen. In mijn ogen is dit een doornormaal, redelijk welvarend dorp. Ik neem een plaatselijke bus terug naar Lakeside. Het kaartje kost vijf cent. Ik word in een van de achterafstraatjes uitgezet, waarna ik de weg kwijtraak in de wirwar van laantjes en steegjes met hotelletjes en guesthouses die allemaal op elkaar lijken. De rest van de avond zit ik op mijn kamer. Ik drink een hele pot thee, terwijl ik naar het nieuws van BBC World en Indiase films kijk. Citaat De Nepalese muntsoort is net als in India de roepie: hij is drie cent waard. BOLLEYWOOD: DE INDIASE FILM India heeft m filmindustrie die in het westen vrijwel onbekend is, maar die in aantal producties per jaar het filmMekka Hollywood naar de kroon steekt. Bombay wordt niet voor niets vaak Bollywood genoemd. Ze maken er praktisch alleen films die bestemd zijn voor de enorme binnenlandse markt; uiteindelijk leven er een miljard mensen die bijna allemaal filmgek zijn. Omdat het publiek een smalle beurs heeft en weinig ontwikkeling heeft genoten zijn de films er over het algemeen volgens een goedkoop en eenvoudig recept gemaakt. In iedere film dienen acht nieuwe liedjes te worden gezongen en vier langdurige knokpartijen te zitten. Het aantal danspartijen varieert, maar een verkrachting en problemen met de jaloerse schoonmoeder is een must. Vaak draait het om een goede vent van lagere komaf die door een rijke slechterik wordt vernederd. De goede vecht terug, wordt afgetuigd, maar weet uiteindelijk het pleit in zijn voordeel te slechten, meestal slaat hij daarna de schurk verrot. Als beloning krijgt hij het meisje waar hij al zo lang verliefd op is. Eind goed, al goed en ze leefden nog lang en gelukkig. Tegenwoordig zijn ook de wat ruigere films oogluikend toegestaan, dat moet wel om de concurrentie met Hollywood te kunnen doorstaan. Import van vreemde goederen was vroeger in India aan zeer strenge regels gebonden, men voerde een protectionistische politiek om de eigen industrie te beschermen. Op vandaag is men meer het liberalisme 159
toegedaan, zodat je er Cola kunt kopen en Mercedessen kunt zien rondrijden, iets wat vijf jaar geleden nog ondenkbaar was. De Indiase industriebaronnen zien dit uiteraard met lede ogen aan. Seks is nog steeds taboe op het Indiase filmdoek. Daarom nemen de regisseurs hun toevlucht tot de 'wet sari" methode. De mooie hoofdrolspeelster rent in de stromende moessonregen haar geliefde tegemoet, waardoor haar kletsnatte sari haar voluptueuze rondingen accentueert. Je kunt het vergelijken met de 'wet T shirt contest' op de Europese stranden. Toch is er verandering te bespeuren. Onlangs werd de eerste filmkus geïntro duceerd (beslist geen tongzoen, hoor), wat binnen intellectuele kringen als een historisch moment werd gevierd. Maar binnen de grote massa heerste consternatie. De kus leidde tot grote koppen in de krant. Ja, in de Lok Sabha, het parlement, werden zelfs vragen gesteld aan de premier. En dan te bedenken dat deze preutsheid gekoesterd wordt in het land dat de Kama Soetra heeft voortgebracht. Een land waar je de schitterende erotische tempels in Khajuraho kunt bewonderen. Dat achter al die opwinding een grote mate aan hypocrisie schuilgaat moge blijken uit de kille cijfers van het groeiend aantal Aidspatiënten dat India heeft. En Falkland Road in Bombay is de grootste en smerigste hoerenbuurt van heel Azië. Bangkok en Manilla kennen dan wel meer prostitutie, maar die is meer over de stad en het land verspreid. De omstandigheden op Falkland Road zijn erbarmelijk. Er zitten voornamelijk puberhoertjes, vaak al Hiv geïnfecteerd, opgesloten in kooien zo groot als telefooncellen en uitgebuit door hardvochtige madams. De meeste worden nog geen 20 jaar oud. Ze zijn zeer in trek bij Indiërs en Arabieren uit de Golfstaten; die hebben een soort 'jonge maagd' syndroom. De koning in de stad Voor ik de stad inga zit ik een uurtje koffie te drinken op het zonnige dakterras en maak een praatje met de man uit Landgraaf. Daarna ga ik op pad. Voor het eerst tijdens mijn verblijf betrekt de lucht. Na de middag blijft het bewolkt en tamelijk somber, ook de temperatuur zakt aanzienlijk. Gelukkig blijft de regen uit. Het is Oudejaarsdag en op Durbar Square zal de koning met veel ceremonieel het oude jaar uitluiden. De massa's drommen samen rond de tempel waar de feestelijkheden plaats zullen vinden. Er is opvallend veel militair personeel en ordepolitie op de been. Ik moet me door de duizendkoppige menigte heendringen, tenzij ik bereid ben om een kilometer of zo om te lopen. NB: De koning werd in het voorjaar van 2001 met praktisch de gehele familie uitgemoord door de kroonprins, zijn gedoodverfde opvolger. Dievenhand in mijn broekzak Voetje voor voetje vorder ik door de mensenzee, mijn tas angstvallig tegen mijn borst gedrukt. Opeens voel ik iets in mijn rechterbroekzak bewegen, ongetwijfeld een hand. Ik heb daar gelukkig niets van waarde in zitten, enkel een zakdoek. Ik laat de dievenhand dieper in mijn zak glijden en grijp vervolgens in. Ik slaag erin de pols van de onverlaat beet te nemen 160
en begin woest te schreeuwen. De hand behoort toe tot een scheelogig joch van een jaar of veertien. In het gewoel kan hij zich echter losrukken en gaat hij rap op in de menigte. Som mige omstanders hebben meegekregen wat er is gebeurd en verontschuldigen zich uitge breid voor het wangedrag van hun jonge landgenoot. Paddo's in Freak Street Ik eet een hapje in een voormalige hippietent in Freak Street, waar nog steeds 'space cake' op het menu staat. De hallicogene paddenstoelen zijn er inmiddels van afgevoerd. Daarna verken ik gedeelten van de stad waar ik nog niet ben geweest. Ik geraak in een achterbuurt waar de honden me grommend tegemoet lopen, reden genoeg om maar rechtsomkeer te maken. Overal in binnenhofjes en doodlopende steegjes ontdek ik heel kleine stoepa's, tempeltjes en heiligdommetjes. De verwaarlozing en vervuiling van deze buurten doet schrijnend aan, hoewel de kindertjes er even onbekommerd spelen als elders. Met een riksja ga ik naar een ander deel van de stad, maar onderweg bedenk ik me en geef de chauffeur opdracht om me naar Pashupathinath te rijden. Citaat Het Boeddhisme is in Nepal na het Hindoeïsme de belangrijkste godsdienst. De dood waart rond... Hij heeft dus wel indruk op me gemaakt, die Hindoetempel aan de Bagmatirivier. Nu ik deze heilige plaats in de middag bezoek is de sfeer heel anders dan in de morgen; meer doods en dreigender. Misschien komt dat ook omdat het vandaag zo'n donker weer is. Het is er in ieder geval drukker en ik kan nog wat fraaie foto's maken van kleurrijke figuren die de tempelgrond bevolken. Omdat het zo koud is zijn de sloebers onder de kloosterarcaden gehuld in dikke dekens. Lijdzaam wachten ze op een aalmoes. Ik blijf er niet al te lang hangen; ik wil in de stad nog mijn volle fotorolletjes naar de 'één uursservice' zaak brengen. Nou ja, dat wordt twee uur. Als het resultaat van het probeerrolletje me bevalt, zowel qua prijs als qua kwaliteit, geef ik de andere zes rolletjes ook af. Die kan ik pas morgenochtend af komen halen. Het ontwikkelen kost een rijksdaalder, het afdrukken op briefkaartformaat een kwartje per stuk. In Nederland is het tegenwoordig niet veel duurder, maar ik kan de resultaten bijna niet afwachten en wil er direct over beschikken. Vlakbij de fotozaak heb ik Delicatessen Café Vienna ontdekt, een restaurant met westerse service en gerechten en maar een beetje duurder dan de standaard eettent hier. De laatste twee dagen zal ik hier vaker vertoeven, niet alleen vanwege de rust, maar ook omdat ik ondertussen gewoon weer zin heb in stevige westerse kost. Bovendien wordt er een fat soenlijke kop koffie geschonken en die heb ik vaak moeten missen, vooral 's morgens bij het ontbijt.
161
Citaat De Boeddha werd rond 560 voor Christus in de plaats Lumbini in het zuiden van Nepal geboren. Tibetaanse gastvrijheid Ik heb nog een langdurig gesprek, steeds onderbroken door klanten, met mijn Tibetaanse gastheer en vrouw. Hij heet Ugen Tsering, draagt een moderne bril en heeft een kort maar stevig postuur. Hij is tien jaar lang lijfwacht van de Dalai Lama geweest. Samen met hem is hij Tibet na de opstand en de daaropvolgende Chinese invasie in 1959 ontvlucht. In 1969 is hij naar Nepal gekomen, waar hij een bescheiden restaurantje exploiteerde dat vooral door hippies werd bezocht. Daar pikte hij ook zijn kennis van het Engels (met Amerikaans accent) op. Aan de muur hangen oorkondes en bedankbrieven van de Dalai Lama voor tien jaar trouwe dienst. Daar is hij heel trots op. Bij het huisaltaar hangen nog meer foto's van de Lama. Het echtpaar heeft twee kinderen. De zoon studeert 'business' in Delhi (dat is niet zo duur als Harvard, maar anders) en de dochter volgt de Hogere Hotel Management opleiding aan de universiteit van Genève. Momenteel loopt zij stage in Wenen. De vrouw heet Ralutse en heeft klaarblijkelijk een zwak voor mij, want steeds als ik het restaurant binnenstap, laat zij alles in de steek en komt zij mij met een glimlach persoonlijk bedienen. Ik weet niet waar ik die aantrekkingskracht aan te danken heb; misschien kan zij het wel bijzonder waarderen dat ik een van de weinigen ben die zich regelmatig aan de Tibetaanse gerechten waagt. Vrienden spoorloos verdwenen Tegenwoordig, nu China weer voor buitenlanders geopend is, mogen ze op familiebezoek of voor zaken naar Lhasa reizen, maar Tsering is daar huiverig voor. Hij heeft geen enkele fiducie in de Chinezen, vertrouwt hij me toe. Enkele zakenvrienden van hem hadden de stap gewaagd en waren voor een korte vakantie naar Tibet vertrokken. Sindsdien heeft hij taal noch teken van hen vernomen, ze zijn spoorloos verdwenen. Midden in de nacht werden ze in hun hotel in Lhasa voor een verhoor meegenomen; daarna zijn ze in de ondoorgrondelijke justitionele bureaucratie opgegaan. Waarschijnlijk zitten ze nu te zwoegen in een werkkamp m Mongolië of de Gobiwoestijn. Nee, Tsering blijft wijselijk in Nepal; hij huivert alleen al bij de gedachte om hetzelfde lot als zijn vrienden te ondergaan en de rest van zijn dagen te slijten in de Bamboe Archipel. Citaat Voor arbeidskrachten op het platteland is een groot deel van het jaar geen emplooi. Nogmaals tempels en thanka's De laatste dag van mijn verblijf in Nepal breng ik gedeeltelijk door in Patan en bij de Swayambudnathtempel. Ik wil voor een laatste keer nog eens die magische sfeer opsnuiven. Ik jaag er een laatste fotorolletje doorheen. Ik had ook musea in de stad kunnen gaan bezoeken, maar daar vind ik het weer te goed voor. Ook besteed ik een deel van de dag aan 162
de inkoop van souvenirs. Na een half uur onderhandelen koop ik twee dure thanka's in Thamel, op de vergulde godenbeeldjes die ik erbij koop krijg ik zogenaamd korting. In totaal kost me dit grapje tweehonderd dollar, te voldoen per credit card gelukkig. De eigenaar, een jonge slimme vent, maakt een heel tevreden indruk als ik zijn winkel verlaat. Aan een stalletje schaf ik me drie verschillende bontmutsen aan; van yakbont, van winterkonijnbont en van een dier dat ik niet kan thuisbrengen. Die laatste muts is bestemd voor een collega die mij hier speciaal om verzocht heeft; een bestelling zogezegd. EEN KIDNAPPER VAN PUPPIES In Patan maak ik bij een van de tempels nog iets bizars mee. Naast mij zit een jongetje met zijn zus een hond niet twee puppies aan te halen. Het zijn blijkbaar hun eigen honden, want ze zien er prachtig uit niet een mooie, glanzende vacht. En de puppies zijn echte schatjes, ze hebben zelfs strikjes in hun haren. Het meisje heeft een kam bij zich waarmee ze regelmatig haar lievelingen verzorgt. Naast ons stond een haveloze jongen stikkend van jaloezie toe te kijken. Hij wil ook graag de puppies knuffelen en zoenen, maar de kinderen staan hem dat niet toe. Als even later de kinderen door iets op straat worden afgeleid, grijpt hij de mooiste puppy bij zijn nekvel, stopt het onder zijn blouse en gaat er tussenuit. Voor de kinderen het in de gaten hebben is hij in de doolhof van steegjes verdwenen. Huilend rennen de kinderen achter de dief aan. Ze zijn radeloos, waarschijnlijk wacht hun thuis straf voor hun onacht zaamheid. Ik heb geen van drieën nog teruggezien op het plein. Wat bezielt zo'n opgeschoten knaap nou om een puppy te jatten? Heeft hij dat misschien alleen gedaan om wraak te nemen op de kinderen, of zit er een zakelijk motief achter? Zou hij dat kostbare hondje kunnen verkopen aan burgers of gaat het naar de Chinese slager? Of, wat me erg onwaarschijnlijk lijkt, houdt hij het hondje zelf als troeteldier? Allemaal vragen waar ik geen antwoord op heb. Rudimentair vliegveldje De dag van mijn vlucht terug kan ik de hele ochtend heerlijk relaxt cryptogrammen oplossen in de tuin. Het vliegtuig vertrekt pas na de middag. Ik ruil nog een boek voor ansichtkaarten en pik de laatste mail van Clim op. Nu heeft hij toch een meer volwassen bericht gestuurd. Hij kan het dus wel degelijk. Ik voldoe mijn hotelrekening (de laundry en al die potten thee) en geef alle personeelsleden wat fooi. Dan rij ik per taxi naar het vliegveld. Letterlijk, 'veld', want hoewel ik me heel officieel moet inchecken aan een professioneel ogende balie is deze luchthaven niet veel zaaks. Ik ben als eerste passagier aanwezig, want ik heb begrepen dat er vrije plaatskeuze in het propellervliegtuig is. Wil je de Himalaya onderweg goed kunnen zien, dan moet je aan de linkerkant zitten. Ik heb enige problemen bij de douane. Zij ontdekken een brandende zaklantaarn in mijn tas en ik moet uitleggen wat daarvan de bedoeling is. Nou, dat weet ik dus niet, zal wel per ongeluk gebeurd zijn. De beambte doet heel gewichtig, maar laat me uiteindelijk ongemoeid passeren. 163
Uitzicht op besneeuwde toppen Zoals gepland heb ik de eerste plaatskeuze, maar daarvoor moet ik een brutale Hollandse familie die wil voordringen eerst terugwijzen. We vertrekken te vroeg, heel opmerkelijk. Maar goed, iedereen is aanzwezig, dus "Laot gaon dae wage... !". Je hoeft hier niet op binnenkomende vluchten te wachten, dat is zeker. Het vliegtuig is een Boeing (die fabriek maakt blijkbaar ook kleinere types vliegtuigen) en biedt plaats aan 20 personen. We krijgen een stopverfachtige sandwich, een lauwe cola en wat zuurtjes aangeboden. Het raampje biedt een groots uitzicht op de bergen met hun besneeuwde toppen. De foto's die ik er van maak vallen achteraf gezien toch wel wat tegen, hoewel het zicht goed genoeg is. Vanuit de lucht zie je pas goed hoe de mensen de bergen tot aan de toppen en zelfs tot in de steile afgronden bewerkt, voornamelijk in terrasbouw. Nog geen half uur later landen we soepeltjes in Kathmandu, de vlucht is niet meer dan een kattensprong van een kleine 200 kilometer waarvoor je 120 gulden moet neertellen. Als ik met een riksja naar de stad rij valt me, vergeleken met Pokhara, onmiddellijk de grote lucht vervuiling van Kathmandu op. Ik krijg na aankomst in mijn hotel een 'de luxe' kamer toegewezen, een groot verschil met het eerste kamertje. De kamer is groter, ruimer, lichter. Er ligt geen parketvloer in, maar een dik tapijt. Naast een douche heb ik ook nog een badkuip. En laten we tenslotte de televisie niet vergeten. Die werkt ook nog, tenminste zo lang de stroom niet uitvalt. De rest van de dag hang ik wat rond in de omgeving van het hotel, alvast wat souvenirs bekijken en prijzen vergelijken. Citaat Naast het toerisme zijn de Ghurkabetalingen aan hun familie de grootste bron van inkom sten. MALLAWI KOMT OP DE KOFFIE Mallawi is in Pokhara een van mijn kamerjongens, ik heb er daar namelijk meerdere. Elke dag doet hij mijn kamer aan de kant: hij maakt het bed op, poetst de badkamer, meer is er eigenlijk niet te doen. 's Avonds komt hij me rond negen uur plichtsgetrouw een grote pot thee brengen, altijd met melk erbij hoewel ik die er uitdrukkelijk niet bij besteld heb. Op de ochtend van mijn vertrek hoor ik tumult beneden in de tuin. Als ik het balkon opstap zie ik nog net een ziekenauto door de poort wegrijden. Zou een van de gasten een vreselijke tropische ziekte hebben opgelopen? Ik besluit te informeren bij de receptie als ik daar toch voorbij ga om de sleutel af te geven. Het blijkt geen gast , maar Mallawi te zijn geweest die ze met spoed naar het hospitaal hadden vervoerd. En toen volgde een warrig verhaal, of misschien was het Engels waarin het verteld werd wel warrig. Al sinds lang had het gezamenlijke hotelpersoneel een systeem afgesproken om alle ontvangen fooi in een pot doen, die dan op gezette tijden geleegd en eerlijk verdeeld werd. Mallawi was een van weinigen die het steeds slecht getroffen had met zijn gasten, zelden 164
ving hij een fooitje van die vrekkige westerlingen. Zijn collega's hadden dit al eens aan de orde gesteld en hem op het hart gedrukt vriendelijker en attenter te zijn. Maar niets lukte, hoe Mallawi ook glimlachte en boog, hij kreeg geen cent meer fooi. Het was alsof de duivel ermee speelde. Tenminste tot vanmorgen. Iedereen werd opgeschrikt doordat iemand in de tuin hysterisch begon te schreeuwen (dat had ik dus al weer niet gehoord) en toen men naar buiten snelde vond men Mallawi bij een gat bij de buitenste tuinmuur, rollend over de grond. Hij had het schuim op zijn lippen, rolde vervaarlijk met zijn ogen en was al half buiten bewustzijn. Uit de weinige woorden die hij nog kon uitbrengen en nader onderzoek van de nis in de muur kon men het volgende opmaken. Mallawi had stelselmatig het fooiensysteem gesaboteerd door de meeste fooi die hij ontving (dus ook die van mij) in een verborgen gat in de muur te verstoppen. Tot dusverre had niemand hem kunnen betrappen, tot vanmorgen dan. Waarschijnlijk heeft hij zijn illegale potje willen aanvullen of ledigen, in ieder geval was hij daarbij gebeten door een 'venome nous animal' (volgens mijn zegsman, die het extra chique wilde zeggen) en in paniek uitgebroken. Vandaar zijn schandelijke (af)gang naar het ziekenhuis. Ik zie zijn collega roomboys al denken: 'Boontje komt om zijn loontje". Door wat voor beest hij gebeten of gestoken is weet ik nog steeds niet. Een slang, een schorpioen of een van die andere giftige diersoorten die hier rondlopen, kruipen, vliegen en glijden? Ik kon hier niet meer nader naar informeren, want op dat moment kwam de taxi voorrijden om me naar het vliegveld te brengen. Sjaaltje als afscheidscadeau We vliegen pas 's middags terug naar Nederland, dus ik heb alle tijd van de wereld om uit te slapen en nog wat inkoopjes te doen. Als ik om twaalf uur afscheid neem van de staf en van Unger Tsering en zijn vrouw Ralutse, krijg ik een witte zijden sjaaltje omgehangen. Daarmee willen ze me goede reis wensen. De andere gasten krijgen dit ook trouwens; dit is gewoon een traditionele aardigheid waarvan ze weten dat toeristen het op prijs stellen. Een figuur zoals ik, een alleenreizende ietwat oudere man, komt te laat voor het busje dat ons komt oppikken, hij heeft zich op de valreep nog een aantal spotgoedkope sloffen Marlboro aangeschaft voor 20 gulden per slof (tien pakjes). Op de luchthaven is het veel drukker dan verwacht, we zijn echt niet de enige charter. Er wordt ook nog gevlogen naar Bangkok, Tokio, Hamburg en Parijs. Al die vluchten zijn door mist later dan normaal binnengekomen, zodat ook de vertrektijden aangepast moeten worden. Kortom, het is uiterst vol in de vertrekhal. De jongen die niet wilde deugen Urenlang zit ik te puzzelen en koffie te drinken in de bar. Daar maak ik hernieuwd kennis met leraar Harrie die ik tijdens de dorpentocht tien dagen geleden al eens heb ontmoet. Als we aan de praat raken kom ik er achter dat deze Harrie uit het Limburgse Reuver Offenbeek 165
afkomstig is, een streekgenoot dus. Hij blijkt in de jaren zestig op dezelfde school (het Bisschoppelijk College in Roermond) te hebben gezeten. Maar het gymnasium heeft hij nooit afgemaakt; via HBS en MULO is hij in de fabriek beland. Na een tamelijk ruig leven had de 'jongen die nooit wilde deugen' (zijn eigen woorden) dan toch nog zijn eerstegraads bevoegdheid Nederlands MO behaald. Sinds een jaar of vijftien staat hij nu voor de klas. We kunnen uitstekend met elkaar overweg, niet alleen vanwege onze gemeenschappelijke achtergrond. Ineens tot spoed gemaand Als het duister is mogen we niet vertrekken en moeten we noodgedwongen een dag langer in Nepal blijven. Het cabinepersoneel maant de passagiers tot spoed. Opeens moet alles van haastje repje en dat na uren lusteloos rondlummelen! De zon staat al heel laag aan de horizon als we van de startbaan opstijgen. We hebben de deadline nog net gehaald, ten minste zo reageren de stewardessen opgelucht, Zal al die haast en paniek dan toch ernst zijn geweest? De terugreis verloopt zonder noemenswaardige incidenten. Diep in de nacht, het loopt tegen tweeën, komen we op Schiphol aan. Eerst zou er sprake zijn dat we naar Zestienhoven zouden moeten uitwijken vanwege het lawaai dat de nachtrust van de omwonenden verstoort, maar dat blijkt een loos gerucht te zijn. Chaos op Schiphol 0p Schiphol heersen chaotische derdewereldtoestanden. We moeten bijna een uur wachten voor onze bagage op de banden verschijnt (en dan ook nog op de verkeerde aan de andere kant van de hal), en dat terwijl er hoogstens twee andere vliegtuigen zijn binnengekomen. Ook de informatie die wordt doorgegeven klopt van geen kanten. Van een verontschuldiging is geen enkele sprake. Een slechte beurt voor onze nationale trots. Enfin, daarna breng ik met Harrie drie gezellige uurtjes door in een van de bars die de hele nacht zijn geopend. Om zes uur mag er weer bier worden geschonken en Harrie is de eerste die voor zo'n bestelling aan de bar staat. Ook tijdens de treinreis naar huis trekken we met elkaar op. Als Harrie in Eindhoven uitstapt, is het nog net geen licht. Om half tien 's zondagsmorgens ben ik thuis. Ik maak mijn tas direct leeg, maak de wasmand vol en ruim de rest van mijn spullen uit de tas al zo veel mogelijk op. Daarna ga ik pitten, mijn slaapachterstand inhalen.
166