BELGIË REIZEN
REIZEN DOOR BELGIË EN LUXEMBURG DIE JOS EN CLIM DE LAATSTE TWINTIG JAAR MAAKTEN.
1
2
INLEIDING
Het land van onze zuiderburen is voor Nederlanders een aantrekkelijke bestemming. Zeker voor ons Limburgers is het gemakkelijk te bereiken. Binnen een half uur zitten we al een heel eind in Belgisch Limburg. Ook wat de taal betreft is België een gemakkelijk te bereizen land, men spreekt er (althans in Vlaanderen) gewoon Nederlands, hoewel het af en toe wel moeilijk verstaanbaar is, met name in de Westvlaamse regio's. In Wallonië daarentegen, het wat natuurschoon betreft fraai begiftigde zuidelijke deel van het land (Ardennen!), spreekt men Frans. Een taal waar wij Nederlanders beduidend meer moeite mee hebben. De nabijgelegen Belgische gewesten (de provincies Limburg en Luik) hebben we wel vaak bezocht tijdens korte, eendaagse excursies en uitstapjes, voornamelijk op de vrije zaterdagen. Voor verder gelegen streken en steden trokken we een korte vakantie uit, met name in het voorjaar hadden die onze belangstelling. Zo bezochten we Leuven en Mechelen e.o., Antwerpen (3x), Brugge / Gent e.o. (2x), de tweetalige hoofdstad Brussel (2x) en de fruit streek Haspengouw rondom Sint Truiden. Later voegden we daar ook nog de steden Namen en Luik, een weekje Borinage en een verblijf in de Ardennen (Bouillon) aan toe. Tenslotte bezocht Jos in zijn eentje ook nog eens de Westhoek van Vlaanderen (Kortrijk, Ieper, Oudenaarde, Roeselare) en de Antwerpse Kempen (Turnhout, Herentals).
Jos Schmitz
3
INHOUDSOPGAVE ARDENNEN: BOUILLON E.O. (2012).........................................................................................................5 ANTWERPSE KEMPEN: HERENTALS (2012) ..........................................................................................11 LUXEMBURG: VIANDEN (2012) .............................................................................................................21 WESTHOEK VLAANDEREN: KORTRIJK (2011) ........................................................................................28 ANTWERPEN (1991) ..............................................................................................................................50 ARDENNEN SCOOTERCRASH (1969) ....................................................................................................58 VLAANDEREN: GENT / BRUGGE (1997) .................................................................................................60 NAMEN / NAMUR LUIK / LIÈGE(2010).................................................................................................64 HASPENGOUW: BELGISCH LIMBURG (2004) ........................................................................................73 MECHELEN / LEUVEN (2005) .................................................................................................................86 BORINAGE: CHARLEROI, BERGEN, DOORNIK (2010) .............................................................................94 LUXEMBURG STAD (2011) .................................................................................................................105 BRUSSEL (2006) ...................................................................................................................................119 ANTWERPEN (2013) ............................................................................................................................138
4
ARDENNEN: BOUILLON E.O. (2012) GEZAMENLIJKE VOORJAARSREIS DAG 1 HEENREIS (VIA GENK, HASSELT EN NAMEN) Voor we om 12.15 uur de autosnelweg oprijden, bezoeken we eerst de Lidl, de apotheek en de Readshop op de Donderberg om de shagvoorraad van Clim aan te vullen. Bij Kerensheide kiezen we voor een omweg via Genk en Hasselt, omdat we vermoeden dat het verkeer bij Maastricht gestremd is vanwege bouwwerkzaamheden aan de tunnel. (Een onjuiste veronderstelling zoals op de terugweg drie dagen later zal blijken.) We benaderen Luik vanuit het westen, waarna we afbuigen naar Namen. Van daaruit rijden we richting Arlon. Om half vier komen we aan in het stadje Bouillon dat dicht bij de grens met Frankrijk gelegen is. Eerste indruk: een soort Valkenburg met tal van pensions, restaurants, hotels e.d. met een imposante kasteelvesting. Zonder moeite vinden we ons viersterren Hotel de France, ook wel Auberge d’Alsace geheten, dat aan de oevers van het riviertje de Semois ligt. Na het inchecken en bezichtiging van de grote kamer met twee bedden, een zithoek en minibar aan de achterkant, nemen we plaats op het terras voor het hotel en bestellen er plaatselijke biertjes. We krijgen er nootjes en zoutjes bij geserveerd, dat is hier vaste prik. De speciale biersoorten kosten hier € 3,80 per flesje. In de late namiddag maken we een wandeling langs de oevers van de rivier. We drinken koffie (hier overal € 2) op het ietwat kille terras van een tea room. Op de valreep van sluitingstijd neemt Jos een aantal folders mee bij het Syndicat d’Initiative (VVV kantoor, tourist office). We nemen plaats in een friterie en bestellen er een frietmenu met boulettes (gehaktballen). Tot onze aangename verrassing beschikt het hotel over een fumoir, een rooklounge. Die zullen we regelmatig bezoeken, al of niet na bestelling van biertjes. De lounge is gerieflijk maar ouderwets ingericht met veel nostalgische voorwerpen zoals strijkbouten, wafelijzers, porselein, opgezette dieren (waaronder een ree aan de bar), een schoenmakersleest, schilden, middeleeuwse wapens zoals goedendags. De tafeltjes zijn van marmer, de verlichting indirect en de fauteuils comfortabel. Clim gaat om elf uur al slapen in het tweepersoons bed, dat welwillend afgestaan is door Jos die op een kleiner bedje slaapt. DAG 2 VERKENNING BOUILLON Tot onze verrassing staat er toch een ontbijtbuffet klaar. Er is slechts een handvol andere gasten. We worden bediend door een Congolese die uiteraard Frans spreekt. Eieren moeten we zelf koken, dat wordt aan Jos toevertrouwd. Clim verschijnt gewoontegetrouw een hele tijd later dan Jos aan het ontbijt. Wat betreft vlees en kaas is er echter lang niet zo veel keus als in Duitse hotels. Even na tienen bezoeken we het fort, dat we via de nabijgelegen tunnel onder het fort door bereiken. Aan de voet van de helling staat het standbeeld van de fameuze Godfried van Bouillon, die destijds in de elfde eeuw het fort en de daarbij behorende landerijen aan de 5
prinsbisschop van Luik verkocht. Met de opbrengst kon hij de eerste kruistocht naar de Terre Sacré (het Heilige Land) organiseren. Daar werd hij tot Koning van Jeruzalem uitgeroepen na de Arabische bewoners rücksichtslos afgeslacht te hebben. De entree bedraagt 9 euro, inclusief een bezoek aan het Musée Ducale dat even verderop op de helling van de kaap ligt. We zijn diep onder de indruk van de fortificaties die in onze ogen voorbeeldig gerestaureerd en onderhouden zijn. Het uitzicht aan alle kanten is groots, maar jammer genoeg is het behoorlijk nevelig. Om half twaalf maken we er een roofvogelshow mee. De valkenier spreekt tot onze verbazing goed Nederlands. We bewonderen er de capriolen van een buizerd, een torenvalk en een kolossale uil. De beloofde gier komt niet opdagen, hij heeft een vrij leventje rondom het kasteel. We dwalen rond in kerkers, cellen, het kruithuis, de ridderzaal, torens, tinnen en het souterrain. Hier en daar staan kanonnen en wassen beelden. De uitleg is ook in het Nederlands gesteld, per slot van rekening bevinden we ons in een drietalig land! Om half twee houden we het voor gezien en eten we een croque monsieur in een verslonst eethuis bij de ingang. We krijgen er koffie met een heuse ouderwetse filter van Rombouts, deze manier van koffie serveren is ondertussen een zeldzaamheid in België geworden. Naast ons zitten vier mannelijke senioren aan een tafel te kletsen. In een half uur tijd zuipen ze vier glazen Jupiler op, per man dus. Daar kan zelfs Clim een puntje aan zuigen… Ons volgende bezoek geldt het Hertogelijk Museum en een spijkersmederij. We zijn er zowat de enige bezoekers. Veel over de historie van de stad en natuurlijk informatie en voorwerpen uit de middeleeuwen. Op zolder een expositie van de industriële ontwikkeling van Bouillon. Na het museum lopen we het centrum in waar we de kerk bezoeken en koffie drinken in een moderne brasserie. Langs de grazige oevers van de Semois wandelen we terug naar het hotel, onderweg nog een tweetal bastions en een oorlogsmonument bekijkend. In de rivier heet men een barrage gebouwd, waardoor het water op peil blijft zodat men er goed op kan kajakken. Bier op het hotelterras, daarna eten bij een Italiaanse pizzeria. Clim houdt het bij een pizza 4 stagiones, Jos waagt zich aan een lasagna schotel met vier gesmolten kaassoorten. Na een korte avondwandeling zijn we om acht uur terug zodat we bijtijds het NOS journaal kunnen bekijken. LAND VAN BOUILLON Bouillon (slechts 5.500 inwoners) is de belangrijkste stad langs de Semois en in oppervlakte een van de grootste gemeentes van de provincie Luxemburg. Bouillon zou ontstaan zijn in 732. Na het Verdrag van Verdun in 843 werd het toegevoegd aan Lotharingen. Het hertogdom Bouillon werd in 1093 opgericht door de ons allen bekende Godfried van Bouillon. Twee jaar later verkocht hij zijn hertogdom aan de prinsbisschop van Luik om zijn kruistocht naar Jeruzalem te financieren. Nadat het hertogdom nog enkele keren van eigenaar veranderde, werd het in 1795 geannexeerd door Frankrijk. In 1815 werd Bouillon Nederlands en 16 jaar later Belgisch grondgebied. 6
Het symbool van die geschiedenis torent hoog boven de stad uit: de oudste burcht van België, een grijze mastodont met een groene kraag. Al in de 8e eeuw zou op deze rotshoogte langs een kronkel in de Semois een (houten) versterking hebben gestaan. Vanaf 988 hebben we zekerheid en hij werd bezet door militairen tot in 1830. De burcht bezoeken is een aanrader. Als toetje krijgt men er een roofvogelshow bij. Cultuur, natuur en industrie Wie zijn culturele horizon wil verrijken, kan terecht op twee plaatsen. De geschiedenis van de stad wordt onthuld in het Museé Ducal (Hertogelijk Museum) en in de Archeoscoop Godfried van Bouillon treedt men in de voetsporen van Godfried van Bouillon. Een paternoster van fotogenieke panorama’s, dat is wat de kronkelende Semois stroomafwaarts aanbiedt. In dit fraaie stukje natuur wandelt of fietst men van het ene spectaculaire uitzichtpunt – zoals de Tombeau du Géant in Ucimont – naar het andere. Hier is alleen plaats voor superlatieven. Het land van Bouillon koestert ook nog een stukje industrieel verleden. In Bertrix komt u terecht in de streek van de ‘scailtons’. Zo noemde men de steenhouwers in de leisteengroeve van Bertrix. De leisteenader strekt zich uit over verschillende kilometers en er werden verschillende schachten uitgegraven. De mijn stopte haar activiteit in 1976. Bezoekers worden met een lift op een diepte van 25 meter gebracht. Een uur lang doolt men er rond langs een audiogeleid parcours. Herbeumont balanceert op de grens van het land van Bouillon, maar ligt eigenlijk op het grondgebied van het Land van de Semois. Het is een pittoresk dorpje met uitgebreide toeristische voorzieningen. Boven het dorp verrijst een beboste heuvel met burchtruïnes. Op de toren ontvouwt zich een mooi panorama van de streek. Herbeumont is een ideaal vertrekpunt voor wandelingen naar ‘Le Tombeau Du Chevalier', 'Le Rocher Du Chat ’ en ‘La Roche Des Corbeaux ’. Echt gebeurd Op een namiddag in de herfst was koning Albert – hij was toen nog prins – samen met enkele vrienden met de motor op zwier in deze streek. Ter hoogte van SteCécile (ten zuiden van Bouillon) werd het groepje tegengehouden door een rijkswachtpatrouille, die hen om hun papieren vroeg. ‘Weet u wie ik ben?’ vroeg onze vorst. ‘Ik ben prins Albert’. Waarop de rijkswachter zei ‘Ja, ja, en ik ben Julius Caesar’. Pas daarna realiseerde de rijkswachter zich welke flater hij had begaan. Maar naar verluidt kon de koning er hartelijk om lachen, wat wel niemand zal verbazen
7
DAG 3 RONDRIT SEMOISVALLEI EN SEDAN Om half elf gaan we op weg voor een tocht door de Semois vallei. Het is een dichtbeboste streek langs het sterk meanderende riviertje de Semois. Langs onze reliëfrijke route liggen verschillende bezienswaardige rotsen en uitzichtpunten, maar die bezoeken we niet. We passeren dorpjes als Corbion (800 inwoners, bekend vanwege de uitvinder van het pistool, Sebastien Pistolet), Poupehan (droogschuren voor de lokale tabaksteelt), Vivy en Rochehaut. We stoppen wat langer in het kunstenaarsdorp Vresse, waar we koffie drinken op het terras van een pizzeria. We lopen naar de verkeersbrug over de Semois, ook hier blijkt kajakken een geliefde vrijetijdsbesteding. Bij de parkeerplaats hangen tientallen werken van plaatselijke schilders. Even na Vresse rijden we Frankrijk binnen, van een grens is evenwel niets te merken. Al gauw valt ons het meer industriële karakter van deze streek op. Het land wordt ook vlakker hier. Bij het dorpje Monthermée stroomt de Semois uit in de Maas, die hier opvallend smal is. We volgen de loop van Oze Moder Maas en komen uit in CharlevilleMezières, een dubbelstad met circa 65.000 inwoners. Daar komen we terecht op de autoroute richting Metz, Clim kan hier weer eens lekker doorscheuren. In Sedan, nog geen 30 kilometer verder, gaan we er weer van af. In het centrum van deze stad (26.000 inwoners) volgen we de bordjes Chateau Fort, waar we de auto aan de achterkant bij de Porte des Princes kunnen parkeren. Direct na de ingang ligt een viersterrenhotel. We drinken koffie (Jos: café alongé) op het terras op de binnenplaats die omringd wordt door bijna 30 meter hoge muren. We kiezen niet voor een begeleide tour door de vesting die netjes gerestaureerd is. Het is het grootste fort van Europa, gegroeid rondom een donjon vanaf 1245 en uitgebreid in de 15de eeuw. In 1870 capituleerde de Franse keizer Napoleon III (neefje van…) hier met bijna 100.000 soldaten voor de Pruisische aanvallers die met 250.000 manschappen de vesting belegerden. We bekijken een stukje oude binnenstad met kerk en komen uit op het open Place Nassau. Dat wordt gedomineerd door een oorlogsmonument met op alle vier de hoeken een enorm everzwijn. Boven op de gedenkzuil staat traditiegetrouw de Franse Haan, het symbool van de republiek. Rondom het hele plein staan pas gesnoeide knotwilgen. Om drie uur keren we via binnenwegen terug naar Bouillon, dat op een afstand van slechts 18 km gelegen is. ’s Avonds eten we bij de Chinees, gewoon soep en hoofdgerechten. Slag bij Sedan De Slag bij Sedan vond plaats op 12 september 1870 tijdens de FransPruisische Oorlog (ook wel de FransDuitse oorlog genoemd). De Pruisische koning Wilhelm I versloeg hier de Franse keizer Napoleon III, die tevens gevangen werd genomen. Het was een bloedige slag waarbij het Pruisische leger superieur bleek op elk gebied: technisch, organisatorisch en strategisch. De Franse generaal MacMahon rukte samen met de keizer en een leger van 120.000 man uit om het in Metz ingesloten leger van maarschalk Bazaine te ontzetten. Hij werd samen met de keizer bij de aan de rivier de Maas gelegen 8
NoordFranse plaats Sedan door een Duits leger van meer dan 200.000 man ingesloten en van alle kanten door Pruisische artillerie bestookt. Napoleon III besloot zich uiteindelijk met 91.000 van zijn manschappen over te geven. Na deze nederlaag ging de oorlog door, aangezien de inmiddels in de Franse hoofdstad uitgeroepen Derde Republiek niet tot capitulatie bereid was. DAG 4 TERUGREIS (VIA LUIK EN MAASTRICHT) Jos rekent met zijn VISAkaart af (€ 182, eigenlijk een koopje) en geeft de Congolese een fooi. We bezoeken voor we definitief naar Roermond terugkeren de abdij van Orval, bekend door zijn heerlijk kloosterbier. Onderweg stoppen we voor het uitzicht bij het Waalse dorpje Chassepierre. De abdij wordt gezien de grote parkeerplaats druk bezocht. We zien er mensen sjouwen met dozen bier en tassen vol kaas, eveneens een specialiteit van het klooster. De entreeprijs valt mee, slechts vier euro. We zijn zeer onder de indruk van dit uiterst gave complex, dat niet alleen prima gerestaureerd, maar ook heel netjes onderhouden is. Het doet ons denken aan het Unescoklooster Maulbronn in Duitsland, dat hemelsbreed niet zo gek ver weg is. We bezoeken er de kruidentuin annex apotheek, de ruïnes van de oude kloosterkerk, een expositie over het brouwproces, een kleine beeldentuin, een expo over de restauratie en het museum dat in de gangen en gewelven onder de nieuwe kloosterkerk gelegen is. De rest van het gehele klooster kunnen we als bezoekers niet bezichtigen. Jos koopt nog ansichtkaarten en een carton met 6 flessen Orval bier. Vijftig kilometer meer naar het noorden bereiken we de autobaan Arlon Namen. Dan gaat het snel. In Luik geen opstoppingen deze keer. En het gevreesde Maastricht is wel een flessenhals, maar het verkeer stroomt er nagenoeg probleemloos door. Een sigaretje volgt bij rustplaats Swentibold nabij Susteren, waarna we tegen half vier op de Donderberg aankomen om de weekendkranten te kopen. GESCHIEDENIS VAN ORVAL • In 1070 vestigden zich Italiaanse monniken in het graafschap Chiny in België. De bouw van een kerk en een klein dorpje was kort daarvoor begonnen. Tien jaar later hervormden de oorspronkelijke monniken hun gemeenschap naar de regel van de kartuizers. • In 1132 kwamen de kartuizers om verschillende redenen in problemen en zeven monniken arriveerden in opdracht van Constantijn. De twee gemeenschappen vormden een enkele gemeenschap onder de naam cisterciënzers. • Rond 1252 werd het klooster vernield door een brand (zo ook de gemeenschap van Orval). De heropbouw nam ongeveer 100 jaar in beslag. • Tijdens de 15e en de 16e eeuw vonden verscheidene oorlogen tussen Frankrijk en naburige regio's plaats (Bourgondië, Spanje), wat voor Orval gevolgen had. 9
LEGENDE De "Fontaine Mathilde" Aan de abdij van Orval is de legende verbonden van gravin Mathilde van Toscane. Zij had haar trouwring verloren in een rivier en bad tot God om hem terug te bezorgen. Als bij wonder kwam een forel boven water met in zijn bek de kostbare ring. Mathilde riep toen uit: "Dit is waarlijk een gouden dal!" (Latijn: aurea vallis, vandaar Orval) en uit dankbaarheid besloot ze op deze gezegende plaats een klooster te stichten. De bron heet tegenwoordig de Mathildebron. De plaatselijke traditie wil dat elk jong meisje dat een geldstuk in de bron werpt binnen het jaar zal trouwen. DE ABDIJ De abdij bestaat uit vier gedeelten: 1. het eigenlijke klooster dat grenst aan de centraal gelegen basiliek en dat alleen voor monniken toegankelijk is; 2. de brouwerij die grotendeels draait met extern personeel; 3. de binnenplaats met het gastenverblijf 4. het gedeelte dat toegankelijk is voor toeristen zoals de ruïnes van de oude kerk, de fontein, de kruidentuin, de filmzaal en de abdijwinkel. Achter de abdijgebouwen liggen grote vijvers, landbouw en tuingronden en een bos. Vanwege zijn uitzonderlijke schoonheid en bijzondere architectuur wordt het klooster van Orval ook wel het 'Versailles onder de kloosters' genoemd. GASTEN De meeste trappistenabdijen beschikken over afzonderlijke verblijven voor gasten die voor gebed, meditatie, studie of rust zich een tijdje willen terugtrekken uit hun dagelijkse omgeving. Dat kan ook te Orval. Bezoekers zijn er welkom, mits zich aan enkele regels te houden, zoals het gezamenlijk gebruiken van de maaltijden zonder daarbij te converseren. Het abdijbier dat men er net als de trappisten kan drinken, is overigens met een alcohol percentage van 3,5 procent aanzienlijk lichter dan het commerciële Orval bier (6,2 %). Er bestaat geen verplichting tot het bijwonen van de vaste gebedstijden (zoals de Metten, lauden enz.), maar de kerk, die volgens de regel van Benedictus zeer sober ingericht is, staat altijd voor de gasten open. De gasten verblijven in het gedeelte van de abdij aan de binnenplaats, waar de dagtoeristen niet kunnen komen. De gasten kunnen gebruikmaken van een bibliotheek, van een refter en voor wandelingen van een deel van de bossen die tot het domein van de abdij behoren. Een gastenpater waakt over de gasten. Voor biecht, een gesprek of geestelijke bijstand is er altijd wel een monnik beschikbaar. 10
ANTWERPSE KEMPEN: HERENTALS (2012) Jos alleen in winter 2012. Heen en terug gebracht door Clim. Hotel De Zalm in Herentals, 5 dagen, kamer met balkon en minibar, € 82 per nacht. Van zondag 29 januari tot / met vrijdag 3 februari 2012. DAG 1 ROERMOND - HERENTALS Om 13.45 uur vertrek via Kerensheide. Jos vergeet nog net niet zijn medicijnen! Na een uur en een kwartier aankomst in Herentals, 116 kilometer verderop. We drinken koffie aan de markt. Inchecken: ik krijg kamer 38 met aparte wc op het “derde verdiep”. Lakenhal
In het hart van Herentals staat de Lakenhal, allicht de belangrijkste getuige van het rijke Herentalse verleden. Het gebouw werd opgericht in het begin van de vijftiende eeuw door de rijke wolwevers en lakenmakers om er hun handel in te drijven. In de oudste bronnen over het gebouw is sprake van het “gulden huys”, “meethuys” of “loothuys”. Omstreeks 1430 werd het gebouw omgedoopt tot “stadhuis”, maar sinds 1998 heet het officieel Lakenhal. In 1512 is het gebouw bijna volledig vernield door een brand. In 1534 was de wederopbouw een feit. In de loop van de tijd werden er vele herstellingen en verbouwingen aan het stadhuis gedaan. De laatste ingrijpende verbouwing dateert van 2010. Het stadhuis zelf is een sober rechthoekig gebouw. Aan de zuidzijde rijst een trapgevel op, geflankeerd door twee hoektorentjes die op dubbele kraagstenen steunen. Aan de noordzijde werd in 1534 het spitse belfort opgericht, een achthoekige toren geheel opgetrokken uit Oevelse baksteen. Het rijzige torentje is versierd met hangende bogen en eindigt op een uivormige bollespil. De hoogte van de toren bedraagt ongeveer 35 meter. Het belfort staat op de lijst werelderfgoed van UNESCO. Sinds het midden van de zestiende eeuw hangt in de belforttoren een beiaard. Nu heeft de Lakenhal een sociaalculturele functie. Er worden regelmatig tentoonstellingen en concerten georganiseerd. Tijdens tentoonstellingen is de lakenhal vrij toegankelijk. Het belfort van de Lakenhal is niet toegankelijk voor het publiek.
Wandeling door het stadje. Eerst expositie bekijken in de Lakenhalle ofwel oude stadhuis: gedichten met schilderijen (o.a. Wilmink, Hans Andreus e.d.). De Walburgiskerk is in laagseizoen dicht. Het is bitter koud, min zes graden. Ik bekijk het monument van de Boerenkrijg. Boerenkrijgmonument Aan de zuidzijde van de Lakenhal staat het Boerenkrijgmonument. Het ruim vier meter hoge monument herinnert aan de slag bij Herentals op zondag 28 oktober 1798, één van de bloedigste episodes uit de opstand tegen het Franse regime. Het monument werd ontworpen door Ernest Dieltjens en onthuld in 1898.
Na vijf uur neem ik deel aan een Chinees buffet, valt ietwat tegen voor 15 euro: weinig vis en niet de beloofde kikkerbilletjes. Druk in restaurant, het is zondag, het volk gaat uit eten. De rest van de avond blijf ik op de hotelkamer tv kijken. Nederlandse zenders, o.a. Studio Sport en Journaal volgen.
11
Geschiedenis Middeleeuwen De oudste kern van Herentals, nabij de huidige SintWaldetrudiskerk, behoorde tot het klooster van SteWaudru van Bergen (Henegouwen). Een tweede nederzetting, aan de Kleine Nete, werd in 1209 gesticht door hertog Hendrik I van Brabant en verkreeg stadsrechten. Ze verwierf in 1303 een vrijheidskeur en groeide snel uit tot een centrum van economische welvaart. Het belang van de stad blijkt ook uit de vestiging van verschillende religieuze instellingen: gasthuis (ca. 1253), begijnhof (voor 1266), norbertinessenklooster Besloten Hof (1410), minderbroederklooster (1472) en een augustijnerklooster in 1613. Deze religieuze stichtingen hebben mede het aanzicht van de stad bepaald. Tot het einde van het Ancien Régime behoorde de heerlijkheid Herentals gemeenschappelijk aan de Brabantse hertogen en het Bergense klooster. Moderne tijd Tot 1936 was Herentals een deel van de SintWaldetrudisparochie. Buiten de oude stadskern kwamen drie nieuwe parochies tot stand: de OnzeLieveVrouweparochie in 1936, de SintAntoniusparochie in 1965 en de SintJan de Doperparochie in 1966. Herentals kreeg op het einde van de twintigste eeuw ook naambekendheid dankzij wielerlegende Rik Van Looy, bijgenaamd 'de Keizer van Herentals' vanwege zijn opmerkelijke successen.
DAG 2 HERENTALS VERKENNING Zoals gebruikelijk ga ik na een goed ontbijt (vaker alleen) op stap. Allereerst het Toeristenbureau voor informatie e.d. bezoeken. Ze staken er niet, in de rest van België wel: het openbaar vervoer ligt er plat wegens protesten tegen bezuinigingen van premier Di Rupo. Ik bekijk helemaal in mijn eentje al koukleumend het Begijnhof dat nogal tegenvalt. De kapel is dicht. Ik maak nog een rondje alvorens terug te keren en de rest van de middag al lezend in mijn warme kamer door te brengen. Ik heb vier boeken van de Noorse schrijfster Karin Fossum bij me, die wil ik allemaal uit krijgen voor ik vertrek. (En dat lukt.) Begijnhof
Langs de Begijnenvest ligt het Herentalse begijnhof. Het oorspronkelijke begijnhof uit de 13de eeuw lag een kleine kilometer noordelijker, op het Nieuwland aan de andere oever van de Kleine Nete. Dit werd afgebroken tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het huidige begijnhof werd gebouwd in de 17de eeuw. De poort in de Burchtstraat werd gebouwd in 1640, het overwelfde poortgebouw aan de kant van de Begijnenstraat al in 1622. Het oudste huis van het begijnhof is het fundatiehuis (1647), tegenover de dreef die naar de ingang van de kerk loopt. In de gevelsteen ziet u een beeltenis van de Heilige Familie. In het midden van het begijnhof staat het sierlijke gotische begijnhofkerkje. Deze kerk is gewijd aan SintCatharina. Tegenover ‘Ons Heer op de koude steen’ aan de kerk staat de infirmerie (huisnummer 13). Het gebouw diende om bejaarde, zieke of behoeftige begijnen onderdak te verschaffen. De infirmerie is in de oorspronkelijke staat behouden gebleven. In de infirmerie is het begijnhofmuseum gevestigd. Sommige woonhuizen zijn verhuurd, anderen zijn in erfpacht gegeven. De erfpachters mogen de huizen bewonen, maar zijn verplicht ze onder strenge voorschriften te renoveren.
Ik loop naar het station (10 minuten) om de treinenloop te bestuderen, maar dat zit potdicht, staking weet je wel. Friet met bokworst en kroket eten. Krijg de friet niet helemaal op, die is wel lekker. Ik koop de krant Het Laatste Nieuws en noteer typisch Belgische uitdrukkingen zoals: leefloon (=bijstand), tijdskrediet (=ATV/ADV), landingsbaan (=Bapo), 12
cultuurschepen (=wethouder voor cultuur), solden en afprijzing (= uitverkoop en korting), motsneeuw (=natte sneeuw), busrit afgeschaft (= rit geannuleerd), geldafhaling (=kasopname), burelen (=kantoren). Grappig. DAG 3 BEZOEK PER BUS AAN LIER Op naar het station. Retourtje naar Turnhout, € 6,50, 25 kilometer verderop. Na een kwartier in de trein volgt het bericht dat wegens wisselstoring (bevroren!) reis niet doorgaat. Ik krijg het geld zonder probleem terug aan het loket. Buiten tref ik een bus naar Lier aan, ik stap onmiddellijk in. Op 20 kilometer ten zuidoosten van Antwerpen, daar waar Grote en Kleine Nete samenvloeien, ligt Lier, dat veel meer te bieden heeft dan je van zo’n kleine stad zou verwachten. Wie rondkijkt op de Grote Markt in het Vlaamse Lier raakt gemakkelijk onder de indruk van de statige Grote Marktgildehuizen, maar wordt ook al gauw op het verkeerde been gezet. Eeuwenoude gevels? Nee dus. Het grootste deel van wat je ziet is in de Eerste Wereldoorlog zwaar beschadigd en nadien gereconstrueerd. Het stadhuis met belfort Het stadhuis met belfort domineert de Grote Markt. Het huidige stadhuis is de vroegere lakenhalle. In de 15de eeuw werd de lakenhalle overgebracht naar het Vleeshuis. In 1740 verbouwde architect Jan Pieter van Bauerscheit de Jonge het gebouw grondig in Brabantse rococostijl. Het interieur is Lodewijk XIVstijl. Heel bijzonder zijn de sierlijke eiken wenteltrap, het beschilderde plafond in de raadzaal, het smeedijzeren kunstwerk "Gevecht met de draak" van Lodewijk van Boeckel en een grote collectie schilderijen en antieke stukken. Aan de voorpui duidt een rozet het niveau van de zeespiegel aan: 6m. Het Vleeshuis Het Vleeshuis was het gildenhuis van de slagers. Het dateert uit 1418 en heeft verschillende functies gekend: gildenhuis, lakenhalle, vredegerecht, gevangenis. Het werd verschillende malen verbouwd in andere stijlen. De huidige gevel is een neogotische reconstructie uit 1920. De twee stenen leeuwen met het opschrift S.P.Q.L. stonden vroeger aan het stadhuis. Nu is het Vleeshuis een tentoonstellingsruimte.
Na een uurtje kom ik in het centrum van dit alleraardigste stadje aan. Ik stap uit bij het Zimmerplein. Nabij ligt de markt, jammer genoeg zijn ze overal in België de marktpleinen aan het renoveren, een en al bouwput dus. Het vriest acht graden. Fraaie gevels van gildepanden, het Vleeshuis en de eertijdse Lakenhalle, nu stadhuis. Een stukje Skandinavië in Lier De Deense Poort met daarachter het Hof van Denemarken herinnert ons aan koning Christiaan II van Denemarken, schoonbroer van Keizer Karel. In 1524 kwam hij als banneling naar Lier en verbleef er tot in 1530. Hij kon het goed vinden met de Lierenaars en was hier bekend als de "rode koning". Door zijn aandeel in het bloedbad in Stockholm wordt hij in Zweden herinnerd als Christiaan de Tiran.
Ik bekijk verder de buurt langs her riviertje de Binnen Nete, dwaal rond aan de overkant met de ontoegankelijke St. Gummaruskerk met het standbeeld Christus Koning erachter en 13
het Deense Hof en beland in het stadspark met vijver en bruggetjes. Ik bekijk daarna het Begijnhof, heel wat mooier dan dat in Herentals. Het begijnhof Het begijnhof is in Lier in 1258 ontstaan. Begijnhoven waren besloten hoven waar weduwen en ongehuwde vrouwen een religieus geïnspireerd, maar zelfstandig leven leidden. Er was zelfbestuur onder leiding van een grootjuffrouw. De begijntjes voorzagen in hun levensonderhoud door te weven, kant te maken of te borduren. Ze legden de gelofte van zuiverheid en gehoorzaamheid af, maar niet van armoede. Er was een grote harmonie tussen het spirituele en materiële leven. Op elk moment konden ze het begijnhof verlaten. In dit stratenbegijnhof zijn 162 huisjes verspreid over elf smalle straatjes en centraal gelegen is de Sint Margaritakerk. Een Kalvarieberg en een tuintje met poort bevinden zich op de plaats van de vroegere boomgaard. Verder is er een convent en een infirmerie, die later meisjesweeshuis werd. De ingang in de Begijnhofstraat wordt geaccentueerd door een monumentale arduinen poort uit 1690. Bovenop staat een terracottabeeld van de Heilige Begga (1777), de patroonheilige van de begijnen. Links naast de poort staat een gepolychromeerd beeld van OnzeLieveVrouwvanRemedie (14de eeuw). Sint-Margarita De SintMargaritakerk is toegewijd aan de H. Margaretha van Antiochië, martelares en patrones van het Liers begijnhof. De bouw van de kerk begint in 1664 en in 1671 wordt de kerk ingewijd. Pas honderd jaar later is het bovenste gedeelte van de voorgevel voltooid, samen met de klokkentoren. Dit tijdsverschil uit zich in de bouwstijlen: de kerk is sobere barok, de klokkentoren vertoont duidelijke rococoinvloed. De twee torenuurwerken zijn typisch voor de middeleeuwen: ze hebben elk maar een wijzer die de uren aanduidt.
Fikse wandeling over de vest (de wallen) naar het station, waar ik de bus terug pak. Een enkele busreis kost hier drie euro, ongeacht de afstand. In de voorverkoop betaal je slechts twee euro, geen prijs toch?! Vesten De stadsvest is een 5 km lange groene gordel rond het centrum. De naam "vesten" refereert naar de oorspronkelijk vestingmuur, de tweede stadsomwalling. Vanaf ongeveer 1850 werd de verdedigingsgordel geleidelijk genivelleerd en aangeplant. De vesten herbergen een groot aantal waardevolle bomen zoals groene en rode beuk, Japanse pagodeboom, eik, linde, plataan. Christus Koning Het majestueuze bronzen Christus Koningbeeld staat op het pleintje naast de SintGummaruskerk. Het werd in 1921 onthuld als uiting van dankbaarheid voor het beëindigen van de oorlog. De Heilig Hart en Christus Koningverering bereikte zijn hoogtepunt in België tussen de twee wereldoorlogen. Sint-Gummarus De collegiale SintGummaruskerk werd gebouwd op de plek waar een Romaanse parochiekerk stond, gewijd aan SintJandeDoper. De bouw van de SintGummaruskerk begon in 1378 en duurde ongeveer 200 jaar. Zo komt het, dat de onderste geledingen zuiver gotisch zijn, de middelste barok, en de torenkap rococo. De bouwheren waren de families Keldermans en De Waghemakere. Op 20 oktober 1496 werd hier het huwelijk van Filips de Schone en Johanna van Castillië ingezegend. Bijzonder zijn de Koninklijke glasramen (15161519) geschonken door Maximiliaan van Oostenrijk ter gelegenheid van de aanstelling van Karel V als hertog van Brabant. Ze werden vervaardigd door
14
hofglazenier Nicolaas Rombauts. "De kroning van OnzeLieveVrouw" behoort tot de absolute top van laatgotische glasraamkunst in het hertogdom Brabant. Het opvallende koordoksaal uit de 16de eeuw wordt gekenmerkt door rijkelijk versierde beeldengroepen. In de 19de eeuw kwam hier nog een torentje met een SintGummarusbeeld bij.
Rond vijf uur bevind ik me weer in Herentals, waar ik een köfte schotel bestel bij een Turk uit Berlijn. Ik maak een praatje met hem. Hij is pas vier jaar in België en heeft net zijn inburgeringcursus samen met zijn DuitsTurkse vrouw afgerond. Nu volgt hij Engelse les. Zijn familie is afkomstig uit Kayseri. In de stad pin ik bij de Dexiabank € 250 en koop ik strips van onder meer Jeremiah. Om acht uur bel ik (na enkele vergeefse pogingen, een extra nul 0 vergeten in te toetsen) Clim die met redelijk goed nieuws van de longarts komt: zijn tumor is nog steeds aan het inkrimpen, zij het trager dan aanvankelijk. DAG 4 BEZOEK PER BUS AAN TURNHOUT Op naar Turnhout, een grotere stad dan Herentals. We rijden via Kasterlee. Mooi station in deze industrieel aandoende stad. Allereerst bezoek aan H. Hartkerk, met een interieur met veel beelden. Er waait een ijzige wind. Station Het station van Turnhout fungeert als eindpunt van het traject Herentals – Turnhout. Vandaag de dag is het een kopstation wat in vroegere tijden niet het geval was aangezien het toen onderdeel uitmaakte van het Bels Lijntje, waarmee het traject langs Baarle doorliep naar Tilburg in Nederland. Na de restauratie van het dak, de gevel en de wachtzaal oogt het meer dan 100 jaar oude neo Vlaamse renaissancestijl stadsgebouw zeer mooi. De oude overkapping die het perron kende werd afgebroken maar is in schaalmodel terug opgebouwd in het Stadspark bij het station van de stoomgroep. Daarnaast loont het zeker ook de moeite om even halt te houden bij de door de stad geschonken stationsklok en het stationsbuffet. De oude slaapplaats van de treinen werd omgebouwd tot een hotel voor reizigers, een restaurant en er is ook een casino ondergebracht.
Heilig-Hartkerk Dankzij haar spitse toren van 92 meter (de hoogste van de stad) ziet men de Heilig Hartkerk van op alle toegangswegen naar Turnhout. De eerste steen van de kerk werd tussen 1903 en 1907 in een zeer zuivere neogotische stijl gelegd. Deze stijl werd door de architecten Petrus en Jules Taeymans uitgetekend. Ook het meubilair en de versiering van de kerk zijn neogotisch. Tussen 1982 en 1985 werd de Heilig Hartkerk grondig gerestaureerd. Door deze restauratie is de kerk ook toegankelijk gemaakt voor mindervaliden. Schenkingen door gegoede parochianen zorgden voor een mooie verzameling glasramen. De kerk bevindt zich nabij de zeshoek tussen het station en de markt van Turnhout.
Via een winkelcentrum en een steegje langs scholen kom ik bij de uitgestrekte markt met middenin de Pieterkerk met veel beelden en een indrukwekkende preekstoel. De kerk uit de 15e en de 18e eeuw met een 19eeeuwse preekstoel, een koorgestoelte (1713) en biechtstoelen uit 1740 is zeer de moeite waard. Sint-Pieterskerk Blikvanger op de Grote Markt is de “Collegiale St. Pieterskerk, de oudste kerk van Turnhout. In de kerk bevinden zich onder meer een prachtige preekstoel, hoogaltaar en beeld en schilderwerken. Er wordt
15
ook een rijke kerkschat bewaard. Het kunstig gebeeldhouwde koorgestoelte stond oorspronkelijk in de Priorij van Corsendonk. Er is ook een prachtig en uniek 16deeeuws drieluik te bewonderen.
Ik loop het kantoor van de nationale busonderneming De Lijn binnen en koop een voorraad tickets. Daar ligt ook het politiebureau en het stadhuis. Vlakbij staat het krijgshaftige monument voor de Gevallenen in beide Wereldoorlogen, veel beeldhouwwerk. Ik wandel voorbij de Watertoren. Watertoren De waterleiding werd op 19 juni 1904 officieel ‘ingespoten’ door prins Albert en prinses Elisabeth door middel van twee fonteinen die op de Grote Markt stonden. In 1987 werd de 38 meter hoge watertoren als monument beschermd, omdat hij nog de enige in zijn soort is. In oktober 1992 is men begonnen aan de restauratie van de toren, het kopstuk en de dakconstructie.
Verder langs de Kunstacademie en het middeleeuwse kasteel van de hertogen van Brabant, nu een gerechtshof. Ik mis het begijnhof, niet omdat het zo ver lopen is, maar vooral omdat ik het koud heb… Enige tijd vertoef ik bij het station met art deco wachtkamer en resto (koffie), waarna ik de bus terug pak. Geschiedenis Turnhout is ontstaan op het kruispunt van twee grote handelsroutes en in de bescherming van het jachtkasteel van de hertogen van Brabant dat reeds voor 1110 zou hebben bestaan. Dit jachtverleden wordt nog steeds weerspiegeld in het wapen van de stad. In ongeveer 1212 verkreeg de kleine gemeenschap zijn stadsrechten van hertog Hendrik I van Brabant. In 1338 werd het privilege toegekend om op zaterdag een markt te organiseren, een traditie die ook nu nog in ere wordt gehouden. In 1466 beschreef een reiziger de goedgebouwde huizen en hij telde vijf kerken. Tegen de 16e eeuw was Turnhout een rijk commercieel centrum geworden, maar het einde van de eeuw brachten oorlog, vuur, confiscaties en epidemieën. De onderdrukking en de Inquisitie deden vele progressieven naar Nederland vluchten, waardoor de streek rond Turnhout verarmd achterbleef. De stad en zijn omgeving waren verscheidene keren het toneel van gevechten, en twee grote veldslagen zijn naar Turnhout genoemd: een in 1597 en een in 1789. Beide worden de Slag bij Turnhout genoemd. In 1830 werd België onafhankelijk, en Turnhout viel net onder de nieuwe grens met Nederland. In de periode van vrede tussen 1831 en 1914 werden het Kanaal DesselTurnhoutSchoten (1844) en de spoorlijn aangelegd (1855).
Aan de rand van Herentals stap ik eerder uit. Daar bezoek ik het Arboretum en het negentiende eeuwse kasteeltje van de familie Le Paige. In het park een bevroren vijver en een opvallend tuinhuis op een heuveltje. Zeldzame bomen. Interieur van het kasteel is art nouveau. Verder loop ik rond op het terrein van het Oude Gasthuis aan de oever van de snelstromende Kleine Nete die door wilgen wordt omzoomd. Al terugwandelend naar de Markt maak ik nog een omweggetje naar het Begijnhof. Eten doe ik bij het restaurant De Poort, een visschotel met veel salade (met dadels en vijgen erin verwerkt!) en friet die ik alweer niet op krijg.
16
Domein Le Paige De Le Paiges waren een vooraanstaande Herentalse familie. Verschillende Le Paiges zijn burgemeester van Herentals geweest. Bij de geboorte van Henri Le Paige in 1806 liet zijn vader 30 eiken planten op het domein aan de Nederrij. De kiem van het arboretum was gelegd. Nu staan er meer dan 70 verschillende boomsoorten uit de hele wereld in. De waterpartij in de tuin is het laatste restant van de oude vesten rond de stad. Het kasteel dateert van 1892. Je kunt de bouwstijl eclectisch noemen: elementen uit de renaissance, barok en classicisme vormen een neostijl. In het interieur vinden we een aanzet tot artnouveau. Het smeedijzeren hek rond de voortuin is van de Herentalse ijzergieter Van Aerschot. Sinds de afwerking van de restauratie in 2000 heeft het kasteel een sociaalculturele functie. Cultuurcentrum 't Schaliken organiseert er een achttal tentoonstellingen per jaar. Herentalse gasthuis Het Herentalse gasthuis, ontstaan voor 1253, is ongetwijfeld het oudste van de Kempen. Van "gasthof" evolueerde het geleidelijk naar "ziekenhuis". Sinds 1527 leven de zusters er nog volgens de regels van Sint Augustinus. Er zijn een viertal gebouwen waarvan de architectuur van uitzonderlijk historisch belang is. De ingangspoort, de bijzonder stemmige kapel, het oude klooster en de oude gasthuisschuur stammen allemaal uit de zeventiende eeuw. In het oude klooster vindt nu de administratie van het Herentalse OCMW onderdak. De kapel, eveneens onder het beheer van het OCMW, wordt nog regelmatig gebruikt voor huwelijken, doopsels en uitvaartplechtigheden. Samen met het oude rode bakstenen ziekenhuis uit het interbellum, het ziekenhuis uit de tweede helft van de twintigste eeuw, en een splinternieuwe vleugel uit de eenentwintigste eeuw vormt het oude gasthuis een opmerkelijk geheel.
DAG 5 BEZOEK PER BUS AAN LEUVEN Bij het ontbijt kook ik zelf mijn zachte eitjes. Even later alweer een uur in de bus, nu via Aarschot en een stukje autosnelweg op weg naar Leuven. Daar ben ik al twee keer eerder geweest, een keer met Clim. Ik kom aan bij het Martelarenplein voor het station dat, niet tot mijn verbazing overigens, in restauratie is. Ik bezoek in de stad de bekende plekken aan en rondom de Grote Markt met zijn fantastische gotische gebouwen, waaronder het stadhuis met zijn karrenvracht aan beelden. LEUVEN (Frans: Louvain, Duits: Löwen) is een stad en gemeente in de Belgische provincie VlaamsBrabant. Ze is de centraal gelegen hoofdstad van deze provincie en tevens de hoofdplaats van het bestuurlijke en gerechtelijke arrondissement Leuven. Leuven telt ruim 95.000 inwoners en ligt aan de Dijle. Leuven is onder meer bekend als de vestigingsplaats van de Katholieke Universiteit Leuven, de oudste universiteit in de Lage Landen, de multinational AnheuserBusch InBev (historisch Brouwerij Artois, naderhand ook nog Interbrew en InBev geheten), de Boerenbond en het universitair ziekenhuis Gasthuisberg. Vanwege de eeuwenlange aanwezigheid van zowel de brouwerij Artois als het studentenleven wordt Leuven ook wel de bierhoofdstad van Vlaanderen/België genoemd.
17
Vrij lang blijf ik de Pieterskerk bezoeken, ook de schatkamer bekijk ik tegen betaling van 2 euro. Op straat lopen opvallend veel jonge mensen rond, Leuven is onmiskenbaar een studentenstad. In een stripwinkel met een enorme collectie koop ik enkele tweedehands strips. Foto van de kotmadam (1985) op de bank aan de Oude Markt, met zijn tientallen cafés met terrassen, taveernes en restaurants de langste toog van de wereld genoemd. Ik loop nog naar de universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein die volledig herbouwd is in het begin van de 20e eeuw. Onderweg duik ik voor koffie regelmatig cafés in. Bij een Japans restaurant waag ik me aan de rijkelijk gevulde vissoep à 7 euro. Om een uur of vier neem ik de bus terug. Het stadhuis Het stadhuis van Leuven is een van de bekendste gotische stadhuizen ter wereld en staat op de Grote Markt van Leuven. Dat het Brusselse stadhuis model heeft gestaan staat vast. Dit werd al in de vijftiende eeuw vermeld door de Leuvense stadsboekhouder. Het stadhuis telt drie verdiepingen. Tussen de vensters zijn telkens twee nissen, die lichtjes uitspringen. Drie van de vier hoektorens hebben ook nissen. De kraagstenen zijn gebeeldhouwde voorstellingen uit de Bijbel. Het steeds terugkerende onderwerp is schuld en boete. Ze hadden een belerende en vermanende functie. De Grote Markt De Grote Markt bevindt zich op één van de meest historische plaatsen van Leuven en bestaat in zijn huidige ontwerp reeds sinds de 14de eeuw, bij de oprichting van de Katholieke Universiteit Leuven. De meeste gebouwen op het plein zijn dan ook opgetrokken in de befaamde Brabantse gotiek, zoals het monumentale stadhuis. Andere opvallende gebouwen aan de Grote Markt zijn het Tafelrond, de Collegiale SintPieterskerk en enkele prachtige gildehuizen. Daarnaast is, zoals in heel Leuven, ook hier geen gebrek aan cafés en tavernes. In tegenstelling met de meer trendy, op de jeugd gerichte, zaken op de Oude Markt, bevindt zich op de Grote Markt meer traditioneel aandoende horeca. Sint-Pieterskerk De collegiale SintPieterskerk is een Roomskatholieke kerk in Leuven. Vroeger was er een Romaanse kerk, maar deze werd in de 15de eeuw vervangen door de huidige kerk. Tot in de 17de eeuw werd er aan de kerk gebouwd. Het bouwwerk is echter nooit voltooid: de twee torens zijn nooit erg hoog geweest. Later werd de geringe hoogte nog verkleind bij een instorting. Verschillende architecten werkten aan dit Brabantse laatgotische gebouw: Sulpitius van Vorst leidde de werken tot zijn dood in 1439. Jan II Keldermans en Matthijs de Layens volgden hem op. Aan de patroonheilige van de kerk ontlenen de Leuvenaars hun bijnaam Peetermannen. In de schatkamer van St.Pieter bevindt zich het beroemde drieluik van Dirk Bouts: Het Laatste Avondmaal. Dit drieluik dateert uit de 15de eeuw en onderging een grondige restauratie van 1996 tot 1998. Ook het schilderij Het martelaarschap van de H. Erasmus is hier te zien. Verder is er ook nog de gotische sacramentstoren, ontworpen door Matthijs de Layens. Ook is de crypte van de Romaanse kerk te bezichtigen. Er zijn ook nog het doopvont uit circa 1490, de barokke kansel uit de 18de eeuw, het laatgotische doksaal met een aan Jan Borreman toegeschreven triomfkruis uit de 15de eeuw, het koor met het
18
grafmonument van Hendrik I van Brabant. Verder zijn er andere schilderijen, beeldhouwwerken zoals het Lievevrouwebeeld 'Sedes Sapientiae' uit 1442, kerkelijk meubilair en een verzameling religieus zilverwerk. Oude Markt De Oude Markt is een rechthoekig plein in het centrum van Leuven dat grotendeels bestaat uit horecazaken. Hieraan dankt het zijn bijnaam de langste toog ter wereld. Midden augustus wordt hier het jaarlijkse muziekfestival Marktrock georganiseerd. Als residentiestad van de graven van Leuven kreeg het plein in 1150, toen de eerste stenen omwalling werd gebouwd, het marktrecht waardoor er economische activiteiten werden ontwikkeld. Er werd tot drie maal per week markt gehouden. Delen van de markt ontsnapten aan de bombardementen van de twee wereldoorlogen, maar toch was de wederopbouw noodzakelijk. Op de Oude Markt komt ook de classicistische vleugel van de universiteitshal uit. Hier was de universiteitsbibliotheek gevestigd tot de vernieling in 1914. De gevel van het Heilig Drievuldigheidscollege is prominent zichtbaar op het zuidelijke uiteinde van het langgerekte plein.
In Herentals aangekomen bestel ik in een naburig restaurant een (dure) pan Zeeuwse mosselen. In de supermarkt van Delhaize koop ik voor 35 euro allerlei lekkernijen die in Nederland niet verkrijgbaar zijn. Tenslotte pin ik opnieuw 250 euro, zodat ik in geval van nood het hotel cash / contant kan afrekenen. Op zijn Belgisch: met gepast geld kan betalen. DAG 6 TERUGREIS NAAR ROERMOND Uitchecken om tien uur. Per abuis maaltijd in rekening gebracht, wordt gecorrigeerd. Betalen per Visa, mijn Mastercard is per 1 februari verlopen. Bagage in bewaring geven. Rondkuieren, onder andere naar voormalig Norbertessenklooster (nu school en kantoor zorginstelling, mooie binnenplaats), de gesloten Waldetrudiskerk, het moderne gemeentehuis, de bescheiden Zuidpoort. Twee maal moet ik de kou ontvluchten in een café voor hete koffie. Bij Blokker dvd’s aanschaffen. Waldetrudiskerk Met de bouw van het koor werd in 1417 begonnen, en in 1449 werd het koor overwelfd. De kerk is rijkelijk versierd met borstweringen, waterspuwers, nissen en torentjes. In 1453 begon men met de bouw van het schip. Het schip is veel soberder dan het koor. De kerk bevat heel wat kunstschatten, zoals het bewonderenswaardige retabel van Sint Crispien en Crispiniaan.
Om 13.45 uur meldt Clim zich al in café van De Zalm, dat heeft hij vlug gefikst! Een half uur later vertrekken we, de Volvo staat in de winkelstraat geparkeerd. Op de markt was geen plaats vanwege marktdag. Onderweg kiezen we de verkeerde autobaan, we moeten daardoor een omweg binnendoor via Hasselt naar Genk maken. Tussenstop bij parkeerplaats Swentibold. Aankomst Roermond vóór vier uur. Daarna inkopen doen bij Plus.
19
UNESCO-werelderfgoed in België Het Liers begijnhof en het belfort werden op het einde van de 20ste eeuw op de prestigieuze lijst van het UNESCO Werelderfgoed geplaatst. De Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Communicatie bevordert wereldwijd de erkenning en de bescherming van het culturele en natuurlijke erfgoed, dat van uitzonderlijke waarde is voor de mensheid. In 1998 werden 13 Vlaamse begijnhoven geklasseerd als UNESCO werelderfgoed: Lier, Diest, Tongeren, Kortrijk. Mechelen, SintAmandsberg, Hoogstraten, Brugge, Dendermonde, Turnhout, Sint Truiden, Leuven en Gent. In 1999 werden ook 24 Vlaamse en 6 Waalse belforten geklasseerd als UNESCO werelderfgoed: Lier, Diest, Tongeren, Kortrijk. Mechelen, SintAmandsberg, Hoogstraten, Brugge, Aalst, Brugge, Dendermonde, Diksmuide, Eeklo, Gent, Herentals, Ieper, Kortrijk, LoReninge, Mechelen, Nieuwpoort, Oudenaarde, Roeselare, SintTruiden, Tielt, Veurne, Antwerpen, Leuven, Mechelen, Tienen, Tongeren, Zoutleeuw, Doornik, Bergen, Charleroi, Binche, Thuin en Namen. In 2005 werd de UNESCO lijst uitgebreid als grensoverschrijdend cultureel erfgoed. Er kwam één Waals belfort bij: Gembloux. De andere staan in Frankrijk: in Armentiers, Belle, SintWinoksbergen, Kamerijk, FransKomen, Dowaai, Duinkerken, Grevelingen, Rijsel, Loos, AiresurlaLys, Atrecht, Béthune, Boonen, Kales, Hesdin, Abbeville, Amiens, Doullens, Lucheux, Rue en SaintRiquier. In totaal zijn er nu 54 belforten geklasseerd.
STATIGE GEVELS AAN HET MARKTPLEIN VAN LIER
20
LUXEMBURG: VIANDEN (2012) Vianden en omgeving / Van zaterdag 23 juni t/m dinsdag 26 juni DAG 1 HEENREIS Onderweg enkele omleidingen Vandaag is het de langste dag, d.w.z. met de meeste uren daglicht. We vertrekken pas rond één uur, het is niet zo ver. Via Maastricht bereiken we al gauw Luik, waar we door een déviation opgehouden worden. Gelukkig verliezen we niet al te veel tijd en kunnen we via Verviers, Spa, Malmédy en Sankt Vith rap doorstomen naar de Luxemburgse grens. Daar wordt getankt: € 1,35 per liter, bijna een halve euro minder dan in ons eigen kikkerlandje. Ter hoogte van Clervaux slaan we af om door de bossen en over een slechte weg het dal van de rivier de Ourthe te bereiken. Die volgen we stroomopwaarts in zuidelijke richting tot we na een stuwmeer gepasseerd te hebben bij ons einddoel Vianden aankomen. Inchecken bij populair hotel Ons hotel Heintz is gelegen aan de drukke hoofdstraat die bergopwaarts naar het kasteel voert. Bij het inchecken krijgen we tegen betaling een parkeerplaats achter het hotel toegewezen. Voor balkon en ontbijt moeten we een toeslag betalen, maar dat deert ons niet. Wél valt tegen dat we op het balkon niet mogen roken. Jos lapt dit verbod in de avondlijke en nachtelijke uren aan zijn laars. Clim loopt gezagsgetrouw steeds naar beneden om in de lommerrijke tuin zijn sigaretjes te paffen. Onze kamer aan de achterkant is verder in orde, hoewel de badkamer ietwat beperkt is en er geen minibar beschikbaar is. Van het straatlawaai hebben we geen last, ook al omdat we beiden hardhorend zijn. Het hotel wordt gerund door een veeltalig echtpaar dat communicatief erg sterk overkomt. Dorpsverkenning Na ons geïnstalleerd te hebben bestellen we biertjes op het hotelterras en verkennen vervolgens het dorp (geen stad met zijn amper 5.000 inwoners!) dat aan de rivier gelegen is. Naast het hotel ligt een oude, donkere kerk met een kruisgang waarvan de vloer bespikkeld is met zwaluwenuitwerpselen. Het voormalige klooster doet nu dienst als zorgcentrum, ofwel op zijn Duits: Seniorenheim. Het kleine centrum wordt er gedomineerd door talloze hotels, pensions en restaurantjes wat de toeristische aantrekkelijkheid van het plaatsje nog eens onderstreept. Na koffie bij de brug aan de rechteroever van de Ourthe eten we op het terras van een cafetaria frites met vlees bij een Portugese uitbater. In dit minilandje zijn veel horecaetablissementen in handen van Portugese immigranten die er een grote, redelijk goed geïntegreerde minderheid vormen. En dan plotseling stort de regen met bakken uit de hemel. Als het opgeklaard is, sjokken we tegen de helling op terug naar ons hotel. ’s Avonds volgen we steevast de EK voetbalwedstrijden op de tv. Vandaag zien we Portugal met 10 van de Tsjechen winnen. De arrogante Ronaldo komt tot zijn zichtbare frustratie in het gehele stuk niet voor. 21
DAG 2 VIANDEN - CLERVAUX Machtig kasteel: Burg Oranienburg Het ontbijt bevalt ons wel; we kunnen er onze eigen eitjes koken. Voor de afwisseling is Clim eens als eerste opgestaan. Om acht uur staat hij al gedoucht en geschoren klaar tot grote verbazing van Jos. Om 10 uur rijden we met de auto de berg op. Onder het kasteel kunnen we betaald parkeren. Enkele uren lang dwalen we door de imposante Burg Oranienburg. Ons Huis van Oranje schijnt hier ook een vinger in de pap te hebben gehad; in de Ahnengalerie hangt zowaar nog een portret van Guillaume le Tacitaire, ofwel Willem de Zwijger. We bezoeken er alle 20 zalen, ruimtes en vertrekken met diverse exposities, schilderijen, foto’s, maquettes, harnassen en kurassen. Hier en daar zijn nog bouwvakkers bezig met restauratiewerkzaamheden. Vanaf alle kanten hebben we een weids uitzicht over het dal van de Ourthe. Na de middag drinken we koffie op een terras waar de schoolklassen met brugpiepers zich verzamelen voor een ijscotent. Onaanzienlijk pelgrimsoord Clervaux Over binnenwegen zetten we koers naar de bedevaartplaats Clervaux, op zijn Letzeburgs Clerf genaamd. De volledig witgesausde, hooggelegen Burg met tentoonstelling laten we links liggen. Wel bezoeken we de tegenvallende Dom, voor ons als nietpelgrims weinig interessant. Over een steil voetpad proberen we de Abbaye, het klooster, te bereiken, maar als we halverwege zijn, voelen we ons al zo afgepeigerd dat we besluiten terug te keren over de verharde weg. Via de weg langs de rivier die we gisteren namen rijden we terug naar Vianden voor een koel pilsje op het hotelterras. Gourmetten bij de Chinees We lopen daarna nog wat rond in het stadje Vianden. Ze zijn er feesttenten en bühnes aan het opbouwen voor de Nationale Feestdag die morgen plaats zal vinden. We steken de rivier over om te gaan chinezen. We bestellen een gourmetmenu dat ons 26 euro per persoon kost. De keur aan gerechten die men ons serveert valt niet tegen, maar echt speciaal is het ook al weer niet. Bij terugkeer in ons hotel maken we nog een praatje met het beherende echtpaar dat net de deur gaat sluiten nadat ze een club motorrijders hebben ingecheckt. Ze beweren dat Wilders met zijn veiligheidspersoneel, de bodyguards met hun oortjes dus, ooit hun gast is geweest. Op tv wint Duitsland met gemak van het onverwacht tot de kwartfinales doorgedrongen Griekenland. MEER INFO VIANDEN Vianden (Luxemburgs: Veianen, uitspraak: Veinen) is een stad in het gelijknamige kanton Vianden in het noordoosten van Luxemburg. De plaats Vianden ligt onmiddellijk aan de grens met Duitsland, en wel met de deelstaat RijnlandPalts, aan beide zijden van de rivier de Our(the). Vianden is een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Luxemburg.
22
Geschiedenis Reeds in de Romeinse tijd was Vianden een castellum. Later werd Vianden de zetel van de graven van Vianden, die troonden in de burcht hoog boven het stadje. Vianden kreeg in de 11e eeuw stadsrechten naar het model van Trier. In 1417 kwam het Graafschap Vianden door vererving in handen van Engelbrecht I van Nassau, die daarmee Graaf van Vianden werd. Deze titel ging in 1890 over op de Walramse Linie van het Huis Nassau. In 1815 kwam een groot deel van het Graafschap Vianden bij Pruisen. Het overblijvende deel werd opgedeeld in een aantal kantons. Dat is de reden waarom het kanton Vianden tegenwoordig het kleinste kanton van Luxemburg is. Bezienswaardigheden Een belangrijke bezienswaardigheid van Vianden is het kasteel van Vianden. De kasteelruïne wordt gerestaureerd en is te bezichtigen. Hoogtepunten van bouwkunst zijn het Trinitariërsklooster en de bijbehorende kloosterkerk uit het midden van de 11e eeuw. Inmiddels is dit kasteel nagenoeg geheel gerestaureerd en ook van binnen nagenoeg compleet ingericht. Een survivalpark is in 2006 geopend. / Bij Vianden bevindt zich een belangrijke waterkrachtcentrale.
DAG 3 ETTELBRÜCK - BOURSCHEID Het Patton Museum in Ettelbrück Door een heuvelachtig, groen landschap met koeien rijden we naar het biercentrum Diekirch. Daar kunnen we geen enkele parkeerplaats vinden in of nabij het centrum. Vergeefs rijden we er rond, onder andere bij een oorlogsmuseum, waar we besluiten door te rijden naar Ettelbrück, een streekcentrum even verderop. Daar bezoeken we het centrum niet, maar stuiten we min of meer toevallig op het PattonMuseum. Als enige bezoeker bekijken we er allerlei documenten, foto’s en attributen van onze heldhaftige Amerikaanse viersterrengeneraal, een ijzervreter die in onze ogen meer een soort psychopaat was. Er worden volstrekt overbodige gebruiksvoorwerpen tentoongesteld, zoals tandenborstels van omgekomen soldaten tijdens de Battle of the Bulge, ofwel het Ardennen Offensief in de barre winter van 1944. Gelukkig ligt er ook meer ter zake doend spul, zoals kanonnen, ammunitie, geweren, uniformen. In de kelder hangt een rij foto’s van Europese hoogwaardigheidsbekleders tijdens de ceremoniële, tweejaarlijkse herdenkingsfeesten. Bourscheid: strategisch gelegen burcht boven de Sure Vijftien kilometer verder noordwaarts bevindt zich de burcht van Bourscheid op een strategische plek aan de rivier. Het is lekker zonnig weertje en tegen de entreeprijs van 5 euro hebben we geen bezwaar. Ze hebben de meeste ruïnes provisorisch opgebouwd, maar van een expositie is eigenlijk geen sprake, alleen is er een stamboom van de adellijke families die ooit eigenaar van het kasteel waren te bewonderen. We genieten er van de uitzichten die de werkelijk excellente ligging boven de rivier de Sure (Sauer) biedt. Echt veel is hier niet te beleven, dus we rijden allerlei omwegen kiezend terug naar ons uitgangspunt. Onderweg drinken we koffie bij een hotel tegenover een camping aan de rivier. We 23
fotograferen nog de ruïnes van een andere burcht, het niet toegankelijke kasteel van Brandenbourg dat in privéhanden is. We volgen een mooie bergachtige route met op de hoogvlaktes korenvelden en akkers, glooiende hellingen worden er gebruikt als weidegrond en te steile hellingen zijn bebost. Nadat we het Bassin Superieur (stuwmeer) gepasseerd hebben, is komt ons stadje Vianden in zicht. Oosters eten bij Iraakse Koerd We eten die avond bij een soort cafetaria die in zijn eentje gerund wordt door een Iraakse Koerd die pas 6 jaar in Luxemburg woont. Jos probeert zijn Turks bij hem uit, de Koerd heeft namelijk ook jaren in Zuidoost Turkije gewoond. Hij is een vroegere vrijheidsstrijder die onder de roemruchte Abdullah Öcalan gevochten heeft. Öcalan wordt door bijna alle landen als een terrorist beschouwd en zit momenteel gevangen op een eiland in de Zee van Marmara. We eten bij deze “pesjmerga” döner (Clim) en falafel (Jos). Op het EK wint Spanje overtuigend met 20 van het zwakke Franse elftal, een tegenvallende match die het eigenlijk niet waard was om er naar te kijken. DAG 4 BEAUFORT - ECHTERNACH De grillige rotsen van het Mullertal We verlaten Vianden via de N10 in zuidwaartse richting die ons gedeeltelijk langs de Ourthe voert. Vlak bij het dorpje Beaufort bevalt ons het landschap zozeer dat we stoppen om een korte wandeling langs de grillige rotsformaties van leisteen te maken. We staan hier bij het beginpunt van de vele wandeltochten die je door het aantrekkelijke Mullertal kunt maken. We stoppen wel langer in Beaufort voor koffie op een terras dat weer eens bestierd wordt door een waard met Portugese roots. Hij is erg fier op zijn talenkennis, en terecht! Bezichtiging van het kasteel te Beaufort We gaan te voet via tal van steile trappen naar het kasteel dat in een dal ligt. Entree drie euro voor de overblijfselen van wat ooit een machtige burcht was. Ze hebben wel het nodige opgeknapt aan de ruïne zodat je toch nog een redelijk accuraat beeld krijgt van hoe het er ooit uitgezien heeft. Net als in Bourscheid de vorige dag missen we ook hier de nodige tekst en uitleg in de vorm van exposities. Moeizaam de trappen op klauterend zoeken we ons een weg terug naar onze Volvo. Regenachtig Echternach met crypte Om 14.00 uur komen we in het regenachtige Echternach aan. We kunnen vlak bij de rivier parkeren, maar we vergeten een parkeerticket te kopen. In de regen wandelen we beschut door onze paraplu’s door een park naar het complex van het geestelijk leven dat in de loop der eeuwen zo veel gelovigen heeft getrokken. Daar is niet veel loos, waar de regen natuurlijk ook debet aan is. Het enorme klooster met zijn gepolijste plein ziet er geheel nieuw uit. De basiliek daarentegen is erg donker, je ziet er alleen maar wat vage contouren 24
van beelden en banken. Er is ook een souvenirwinkel waar we een video over de historie van de stad en de springprocessie bekijken. Dé attractie van de stad is de crypte waar de heilige Willibrordus ligt begraven. We moeten er bijna walgen van de penetrante stank van zweetvoeten of misschien is het wel de stank van half vergane lijken, wie weet…. Hoe dan ook, we blijven niet lang in deze onderaardse grafruimte en zoeken een droog terras op tegenover het moderne en naast het oude stadhuis. Enige bezoekers bij Prehistorie Museum Op weg naar de auto bekijken we nog de achterzijde van de basiliek die veel interessanter is met een standbeeld en informatieborden. Pal er tegenover ligt het Museum van de Prehistorie waar we geen weerstand aan kunnen bieden. De receptionist is veeltalig en spreekt ons ook aan in het Nederlands. We zijn er de enige bezoekers. Veel kasten met opgegraven artefacten zoals pijlpunten en krabbers, maar ook schedels en complete skeletten. Men heeft er ook gebruiksvoorwerpen van de prehistorische mens nagebouwd, zoals een soort boormachine. Tenslotte is er nog een aardige verzameling porselein te bekijken, afkomstig van de werkplaatsen in de basiliek die in de napoleontische tijd als zodanig werd gebruikt. Tegen vijf uur zijn we terug in Vianden. Een pilsje op het terras zit er vandaag niet in vanwege de voordurende neerplenzende regen. We eten halve haan met frites en salade bij het Hotel Auberge tegenover ons hotel. Vanavond is er voor de afwisseling geen voetbal op de televisie. MEER INFO ECHTERNACH Echternach (Luxemburgs: Iechternach) is de oudste stad in Luxemburg, gelegen aan de Sûre of Sauer aan de oostgrens van het groothertogdom. De abdij in de stad werd in 698 gesticht door Willibrord. Echternach is een belangrijke toeristische trekpleister waarin regelmatig het aantal toeristen het inwonertal overtreft. De naam van de stad wordt in 706 geschreven als Epternacus. De naam is mogelijk afgeleid uit de persoonsnaam Epternus en het achtervoegsel (i)acum. Deze (gereconstrueerde) naam werd gevonden op een grafsteen uit de eerste eeuw na Christus binnen de stad, doch er bestaan twijfels over. Op de steen zou slechts ternus te lezen zijn geweest. Centraal in de stad ligt het historische stadhuis in gotische stijl uit de 15e eeuw. In Tweede Wereldoorlog werd Echternach zwaar gebombardeerd waardoor een groot deel van de stad werd verwoest. In Echternach is ook de abdij van Echternach te vinden met daarin het graf van de heilige Willibrord. De Engelse monnik Willibrord kwam naar Echternach vanuit Nederland en België en bouwde in het stadje onder bescherming van Plectrudis, de eerste vrouw van Pepijn van Herstal, en haar moeder Irmina van Oeren de grote abdij van Echternach. In het klooster zijn nu een school en kantoren te vinden. De Abdij van Echternach in Luxemburgse plaats Echternach werd in 698 door Willibrord gesticht op grond van de Pepijnen. Het was het eerste Angelsaksische klooster in continentaal Europa. Willibrord is er ook gestorven en begraven.
25
De eerste bloeiperiode was van 698 tot 847 onder de Karolingen. In 751 en 768 werd de immuniteit verworven, wat de basis was voor de vorming van een abdij/vorstendom binnen het Heilige Roomse Rijk. Sinds 973 behoorde de voogdij aan de graven van Luxemburg. De tweede bloeiperiode begon in 971 toen de monniken mochten terugkeren. Tijdens de middeleeuwen was de abdij een belangrijk centrum van cultuur. In de crypte van de basiliek ligt het graf van Willibrord. De abdij werd in 1944 bij een bombardement grotendeels verwoest, maar werd nadien herbouwd. In 1379 verkreeg de abt de regalia. In 1478 greep de hertog van Bourgondië als hertog van Luxemburg in bij de keuze van een nieuwe abt. Na dood van abt Robert van Monreal in 1539 brak een successiestrijd uit: de monniken en de door hun gekozen abt vluchtten voor de Bourgondische abt Godefrid van Aspremont; de gekozen abt handhaafde zich in exclaves die binnen het keurvorstendom Trier lagen. In 1548 verloor de abdij zijn Reichsstandschaft en werd hij losgemaakt van de Nederrijns Westfaalse Kreits. Voortaan maakte de abdij als deel van het hertogdom Luxemburg deel uit van de Bourgondische Kreits. Tot 1775 werd de abt nog beleend door de keizer met de regalia. Hij was Luxemburgs onderdaan, maar Reichsunmittelbar leenman. Na de inlijving van het hertogdom Luxemburg bij de Franse republiek in 1797 werd de abdij opgeheven. Sinds de Middeleeuwen vindt op dinsdag na Pinksteren jaarlijks de Processie van Echternach plaats ter ere van Willibrord. De deelnemers van deze processie van Echternach, ook wel de springprocessie genoemd, zijn aan elkaar vastgemaakt met witte zakdoeken en springen in de maat van de processiemars naar voren, afwisselend op hun linker en rechtervoet. Dit is in 1947 zo ingesteld omdat het toenmalige ritme (drie stappen naar voren en twee terug) voor chaos zorgde. De heilige Willibrord gold als een genezer van de SaintGuykwaal: epilepsie. Ten zuiden van de stad is het meer van Echternach te vinden met restanten van een Romeinse villa.
DAG 5 RONDRIT WEST-EIFEL Gesloten Wasserburg in Ritterdorf en Schloss Hamm We steken de rivier over en bevinden ons na een kilometer al op Duits grondgebied en wel in de deelstaat van Rheinland Pfalz. De eerste stop is voor een uitzicht op Vianden, maar dat valt tegen. Een steenworp verderop ligt het kasteel, meer een herenhuis, van Roth met een kapel die niet open is. Al gauw worden we voor een Umleitung van de weg af gevoerd en belanden we tussen de piepkleine, maar brandschone boerendorpjes. Desondanks bereiken we toch ons doel, de Wasserburg van Ritterdorf. We hebben er echter geen rekening mee gehouden dat het maandag is en dan zijn over het algemeen in heel Europa musea en dus ook kastelen gesloten, zo ook hier. We wandelen rondom de burcht en toeren verder naar Schloss Hamm. Dat ligt bij een Stausee en is moeilijk te vinden, vooral ook omdat we geen goede kaart van de omgeving hebben. Hoe dan ook, als we het kasteel eindelijk gespot hebben is de toegangsweg een Privatweg en dus verboden. Een Hollands echtpaar met hond trekt zich daar overigens niets van aan en loopt zonder acht te slaan op het verbodsbord naar boven. Wij daarentegen rijden verder en gaan op zoek naar een Gasthof met een terras. Die vinden we op het einde van een piepklein dorpje à la Reutje waar de weg eindigt in een Sackgasse. We worden er vriendelijk bediend door een dame die blij is dat ze nog een 26
beetje klandizie heeft. We bestellen er ook een Strammer Max (Clim) en een schotel met Hausmacher vlees (Jos) bij wijze van lunch. Neuerburg: jeudherberg in een kasteel Ons laatste bezoek geldt het kasteel van Neuerburg, een iets groter stadje in de buurt. Het is geen groot kasteel, maar is voor een groot gedeelte herbouwd tot een Jugendheim waar groepen jongeren hun activiteiten kunnen ontplooien. Er is ook een slaapzaal en een soort jeugdherberg. Vroeger werd het complex gebruikt als opleidingscentrum van de HaJot of wel de Hitlerjugend. Overal zijn voor kinderen mogelijkheden geschapen om spelletjes te doen; er zijn zithoekjes, vergaderruimtes en vuurplaatsen. Er is verder niets interessants om te bekijken en we rijden terug naar Luxemburg. We eten weer bij de Koerd, deze keer valt onze keus op pizza’s. DAG 6 TERUGREIS VIA AKEN Jos rekent met zijn VISAkaart iets meer dan € 500 af. Om half elf verlaten we Vianden. We tanken nog een keer goedkoop en aanvaarden de terugweg. Tot Verviers gaat alles goed ondanks weer eens een forse déviation die we voor de kiezen krijgen. Daar slaan we rechtsaf in oostelijke richting om langs Eupen Duitsland te bereiken. De Duitse autobanen leiden ons door Aken naar de Nederlandse grens bij Kerkrade. Van daaruit is het naar Roermond nog maar een fluitje van een cent. Onderweg stoppen we wel tweemaal voor een sigaretje.
HET KASTEEL VAN VIANDEN
27
WESTHOEK VLAANDEREN: KORTRIJK (2011) Een weekje in de Westhoek: GENT / BRUGGE / KORTRIJK / ROESELARE / OUDENAARDE / IEPER DAG 1 HEENREIS PER TREIN
Gevolgde route: Roermond Maastricht Luik Gent Kortrijk (4 keer overstappen, 1e klas) Om half een aankomst in Gent, broodje happen, reistas deponeren in de bagagelocker (€3,50), waarna de stad in. Vanaf station Sint Pieters in zuidelijk Gent is het een fikse mars naar het centrum. Ik maak een omweg langs de Leie en het Coupure kanaal. In het centrum zelf maak ik veel foto’s, het is gelukkig open weer. Vandaag is een einde gekomen aan het Lichtfeest, gemeentewerkers zijn tribunes en dergelijke aan het opruimen. Ondanks de winterperiode zijn er toch nog redelijk veel toeristen op de been. Commentaar van een internationaal toeristisch onderzoek naar wereldlocaties. De stad Gent heeft een van de hoogste scores na o.a. Melk (Oostenrijk) en de fjorden van Noorwegen:
Belgium: Historic Center of Ghent (SCORE: 81) “Wonderful mix of a living city and a vibrant past. Much more real than lovely Bruges, just up the road.” Local people cherish the character of this medieval city, yet there’s not a “monoeconomy of tourism.”
Bezochte bezienswaardigheden Ik bezoek achtereenvolgens de Michielskerk (in de steigers, gesloten), de SintMichiels helling met de schitterende panoramische torenblik, de befaamde monumenten van Gent laten zich het mooist bewonderen op deze brug die over de Leie ligt. De Korenlei, het Kouterplein (vlakbij ligt ons hotel Ibis van een eerder bezoek met Clim). Het kasteel Gravensteen, Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen, liet in 1180 de reeds bestaande burcht uit de 9de eeuw uitbreiden. Het werd een machtige vesting met een donjon (belangrijkste toren van een kerk of kasteel of een burcht). Het Vleeshuis op de Groenmarkt uit 1404, de Kraanlei, het Patershol, de beroemde Graslei met zijn gildehuizen die gebouwd zijn tussen de 12e en de 16e eeuw (nu voornamelijk brasserieën), de Belfort met het stadhuis en de Grote Markt. De lakenhal met Belfort is gebouwd in gotische stijl. Van de Beiaard is de "Klokke Roeland" beroemd vanwege zijn rol in Gents roerige verleden. De klok stamt uit de 12de eeuw, werd in de 17de eeuw hergoten met gebruik van het oude materiaal. De klok bevindt zich nu op het Burgemeester Braun plein. De toren is bekroond met een koperen draak uit 1377. Het Stadhuis bestaat uit een mengeling van laatgotische, renaissance en Classicistische bouwwerken.
28
St. Baafs-kathedraal Pas om half vijf loop ik de geweldige St. Baafskathedraal binnen, ze gaan er net sluiten, daar heb ik niet op gerekend. De Kerk is een bouwwerk in laatgotische stijl en stamt uit de 16de eeuw. Keizer Karel V werd hier in de kerk gedoopt. Het "Intrede van St. Bavo in het klooster" uit 1652 van Rubens is ook in deze kerk te bezichtigen, maar mooier is het vermaarde veelluik “De aanbidding van het Lam Gods “(1432) door de gebroeders Van Eyck. Ik beland daarna in een alternatief koffiehuis om mijn voeten te laten rusten. Daar verwijst men mij naar de tram om niet helemaal naar het station terug te hoeven lopen, dat zou op zo’n kilometer of vier, vijf neerkomen. Gent is van verre herkenbaar aan zijn torenrij. Geen moderne flats, maar vier statige torens bij al even markante gebouwen. Het meest opmerkelijk in die rij is de Sint Baafs kathedraal, een mooi staaltje van Vlaamse gotiek, met binnen beroemde schilderijen van Rubens en Jan van Eijck. Wilt u de sfeer van de late Middeleeuwen eens rustig op u laten inwerken, dan biedt Gent talrijke plekjes om even de drukke stad te ontvluchten. De glorie van Gent gaat eigenlijk nog verder terug in de tijd. Als aandenken daaraan, toen de graven van Vlaanderen nog over grote delen van België en Nederland regeerden, is er onder meer 'Gravensteen', de acht eeuwen oude vesting van waaruit de graven over het Vlaanderenland regeerden. Binnen vindt u een museum voor folterwerktuigen. Maar u kunt ook goed zien dat het nu goed gaat met Gent. De flanerende Gentenaren geven aan dat het een bruisende stad is met veel chique winkels en uitmuntende restaurants. U merkt het al: Gent vermaakt u dag en nacht.
Hulp van Marokkaan Bij de tramhalte kom ik echter niet wijs uit de routeplannen van de diverse lijnen en schakel ik de hulp in van een kleumende man. Dat blijkt een Marokkaan te zijn die me uit eigen beweging naar het station loodst, niet met de tram (die laat te lang op zich wachten), maar met de stadsbus even verderop. Hij betaalt daarin het ticket voor mij, wat ik hem uiteraard terugbetaal. Hij is in Ouarzazate in Zuid Marokko geboren en heeft 20 jaar in Gent gewerkt. Nu woont hij enkele dorpjes verderop. Ik spreek zowel Nederlands als Frans met hem. Ontvangst in hotel Kortrijk Ik pik mijn reistas uit de locker op en via de stad Waregem bereik ik na nauwelijks een half uur 1e klas reizen uiteindelijk Kortrijk, waar mijn gereserveerde Center Hotel op slechts enkele honderden meters van het station af ligt. De treinen lopen in België mooi op tijd. Van de tien keer dat ik er een trein nam, vertrok er slechts één te laat en dat kwam omdat hij moest wachten op een verlate trein die uit ….. Nederland kwam! Onderweg koop ik nog een grote fles raki bij een Turkse winkel. Ik bestel een shoarmaschotel bij een andere Turk bij wijze van avondeten. De ontvangst in het hotel aan de Graanmarkt is hartelijk, maar ook to thepoint. De receptionistes (een drietal dat elkaar afwisselt, 24uurs service aan de balie!) zijn jongere vrouwen met een goede vreemde talenkennis. Mijn kamer is ruim met een fantastische tweepersoons matras; en er mag gerookt worden! Minpunten zijn het feit dat 29
het enige raam uitkijkt op een brandtrap in een luchtschacht en dat de lift naar mijn verdieping (de vierde) bijzonder bekrompen is. Maar goed, je kunt niet alles hebben. De badkamer onderscheidt zich door een douchekop met een diameter van 20 cm en een uiterst ferme straal. De afscheidingswand van plexiglas is echter half open, waardoor een helft van de ruimte na een spetterende douche vol water staat. Lezen en tv kijken ’s avonds Ik heb scheerzeep vergeten (normaal gebruik ik die van Clim, maar die is er nu niet bij). Bij de drogisterij Crocodil koop ik een spuitbus scheercrème voor 9 euro, een schandalige prijs, maar ja, het is een topmerk. Ook sla ik nog pleisters voor mijn likdoorn in. Aardige film op tv: “Slumdog Millionaire”, een bekroonde productie uit India over een pariajongen uit Bombay .De rest van de avond blijf ik op mijn kamer, waar ik alle tvzenders bekijk. Daaronder zijn 3 Nederlandse, 2 Franse, CNC en Discovery, ZDF en verder Vlaamse zenders. Tot mijn verbazing géén Engelstalige BBC of ITV. DAG 2 en 6 VERKENNING VAN KORTRIJK Kortrijk (Frans: Courtrai) is een centrumstad in het zuiden van de Belgische provincie WestVlaanderen en is de hoofdstad van het gelijknamige bestuurlijke en gerechtelijke arrondissement. De stad ligt aan de rivier de Leie en telt zo'n 75.000 inwoners. Kortrijk ligt 25 km ten noordoosten van de Franse stad Rijsel, waarmee het een transnationaal Eurodistrict vormt: de FranseBelgische eurometropool RijselKortrijkDoornik met ongeveer 1.900.000 inwoners.Een inwoner van Kortrijk wordt een Kortrijkzaan of Kortrijkenaar genoemd. De stad is bekend als Groeningestad of "Guldensporenstad" door de Guldensporenslag, die op 11 juli 1302 plaatsvond op de Groeningekouter te Kortrijk. De stad was in de 19e en 20e eeuw een belangrijk centrum van de vlasnijverheid en is vandaag nog steeds een belangrijk centrum in de textielindustrie.
NB Ik heb de beide dagen gecomprimeerd tot één verslag, omdat ik meerdere objecten vaker heb bezocht. Het ontbijt is ruim voldoende, maar niet zo uitgebreid als in sommige Duitse Gasthöfe. Er wordt een eitje voor mij gebakken. Vóór tien uur ben ik op pad. Kortrijk is een historische stad met een rijk cultureel erfgoed. Het is een van de oudste steden van België. De naam Kortrijk gaat terug op de Latijnse naam van de stad Cortoriacum. Deze benaming betekent "nederzetting gelegen aan de bocht van de rivier". Al in de eerste eeuw na Christus ontstond Kortrijk. De nederzetting lag aan het kruispunt van de heirbaan BoulogneTongeren en de heirbaan DoornikOudenburg en langs de oevers van de Leie. In 1950 kwamen bij opgra vingen Romeinse vondsten aan het licht waaruit deskundigen opmaakten dat de Romeinen Kortrijk hebben gebruikt als uitvalsbasis voor de verovering van Brittannië in 43 na Christus. Ondanks de vele verwoestingen door talrijke oorlogen, is het historisch centrum vrij goed geconserveerd. Vandaag telt Kortrijk heel wat beschermde monumenten en gebouwen, waarvan er twee, met name het Belfort en het Begijnhof, zelfs de titel van Unesco
30
Werelderfgoed dragen. Daarnaast telt het Kortrijkse straatbeeld heel wat waardevolle gevels. Op mijn gemak wandel ik naar de volgende bezienswaardigheden: Grote Markt met Belfort en Stadhuis Op de Grote Markt staat het vrijstaande, bakstenen Belfort uit de 14de eeuw met een Beiaard en Uurslagers. Recht daar tegenover het gotische stadhuis met een beeldenrij van Vlaamse Graven tegen de gevel. Het stadhuis is overigens voor bezoekers gesloten. Niet gesloten is het Gemeentehuis dat gevestigd is in een nieuwe aanbouw. Die bestaat uit één grote ruimte waarin verschillende balies geplaatst zijn, waaronder die van Wonen, Financiën, Cultuur, Sport en dergelijke. Ik vind de architectuur ervan maar matig inspirerend. Michielskerk en Paleis van Justitie Nabij ligt de St. Michielskerk met een beeld van ervoor. Ik ben er niet alleen, een bejaard, maar zo te zien uiterst kwiek Hollands echtpaar gaat me voor. Het is een jezuïetenkerk die zich bevindt aan het SintMichielspleintje. Het Paleis van Justitie ligt wat verderop en is gebouwd in een neoklassieke stijl, dus met zuilen ervoor. In de hal bevinden zich enkele moderne mozaïeken die de moeite waard zijn. Een week later als ik weer terug ben in Roermond zal een onverlaat hier een molotovcocktail naar binnen werpen; motieven onbekend, geen slachtoffers te betreuren. Ik bereik de oevers van de Leie, aan de overkant van de kaai prijkt een opvallend modernistisch gebouw met een als een haakneus vooruitstekende gevel, een ziekenhuis denk ik. In de verte kan ik in de ochtendmist al de beroemde middeleeuwse Broeltorens ontdekken. Vanaf een brug maak ik er foto’s van. OL Vrouwe Gasthuis Ik steek het water over en verken de wijk die zich uitstrekt over het Budaeiland. Daar ligt nog een ziekenhuis, maar dan van eeuwen oud; het betreft het OL Vrouwe Gasthuis, gebouwd van baksteen in de dertiende eeuw. Het hospitaal is gesticht rond 12001204. Oorspronkelijk werden de zieken verzorgd door zusters en broeders van de cister ciënzerorde, maar later richtten ze zich naar de regel van SintAugustinus. Nu maakt het hospitaal deel uit van het AZ Groeninge. Tot mijn spijt is de prachtige barokkapel niet toegankelijk vanwege een private eredienst, zo vertelt een kromgetrokken non me. Ik vind de sereen aandoende binnenplaats het mooist. De omgeving hier is volkomen verlaten en dat terwijl er toch kantoren in die oude gebouwen gevestigd zijn. Ietwat kleumend (het is enkele graden onder het vriespunt) ontdek ik verder dat de monumentale panden in deze wijk voornamelijk dienst doen als bejaardenhuizen en zorginstellingen of, heel eufemistisch, ook wel zorghotels genoemd. De oudjes achter de ramen staren me wezenloos na.
31
Budascoop Midden in de wijk zijn wat oudere gebouwen gesloopt om plaats te maken voor een cultureel centrum, de Budascoop. Dat kunstenaarscentrum is uitgegroeid tot een centrum voor kwaliteitsfilms. Er zijn regelmatig voorstellingen van art films en ‘toonmomenten’ van artiesten. Ik wil er een van die films gaan bekijken, maar daar is niets van terecht gekomen. Collegebrug en ruiterstandbeeld Voort gaat het over de Collegebrug, een voetgangersbrug in spiraalvorm. Aan de andere oever ligt een oorlogsmonument met een ruiterstandbeeld van de koning met aan zijn voeten een stel medestrijders. Op de Leie stuiven de vrachtschepen met een rotvaartje voorbij. Terug de stad in over de verkeersbrug, waar ik op een bankje aan de Skate Bowl (Amerikaanse makelij, de grootste in Europa ) uitrust. De opgeschoten jongeren laten het in dit kille weer natuurlijk afweten. Broeltorens Bij de Broeltorens steek ik de zijtak van de Leie weer over om in het centrum te komen. Beide torens zijn met zorg gerestaureerd. De torens zijn thans een museum en vormen het enige overblijfsel van de 14deeeuwse stadsomwalling. De meest zuidelijke toren is de Speyetoren en werd in de 13de eeuw gebouwd. De andere, de Ingelburgtoren, dateert van de 15de eeuw. Tussen de twee torens is een brug, met kinderkopjes geplaveid, met in het midden het beeld van de heilige Johannes Nepomuk, patroonheilige van de drenkelingen. OLVrouwe - kerk met Gravenkapel Aan de voet van de OLVrouwe kerk staat een beeld van de Vlaamse priesterdichter Guido Gezelle, volgens mij een cryptohomo te beoordelen naar zijn gedichten. De kerk zelf is interessant, zoals de meeste kerken trouwens in deze hoek van Vlaanderen. En wie kom ik daar weer tegen? Het kwieke echtpaar uit IJsselmonde….. Het hoogtepunt van de kerk is de Gravenkapel, een zijkapel waar aan drie wanden alle wereldlijke heersers van Kortrijk geportretteerd zijn. Erboven geven de gebrandschilderde ramen (in het Vlaams brandvensters genoemd) genoeg licht om ervan te kunnen genieten. De Gravenkapel werd gebouwd naar het voorbeeld van de Sainte Chapelle te Parijs als mausoleum voor graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male. “De Kruisoprichting” van Antoon Van Dyck is er ook te bewonderen. Deze kerk is één van de oudste gebouwen in Kortrijk. Ze werd oorspronkelijk gebouwd binnen de muren van het eerste grafelijke kasteel te Kortrijk, waarvan nog steeds restanten te zien zijn naast de kerk. Achter de kerk bij de ruïnes staat een standbeeld van twee vrolijke jongelui die over de bevroren vijvers heenkijken. Begijnhof Dan volgt het St. Elisabeth Begijnhof, een verrukkelijke plek van stilte, een ommuurd stadje binnen de stad,met een 40tal huisjes dat je via een poort kunt betreden. Het is er clean en de huisjes (pardon, er zijn ook grote bakstenen woonhuizen uit de 17e en 18e eeuw binnen de omheining) zijn egaal wit gesausd. Het binnenpleintje ziet er romantisch uit met zijn 32
imposante boom in het midden. Daar ligt ook de kapel, die een heel aparte sfeer oproept. Het SintElisabeth begijnhof is een gaaf bewaard middeleeuws stadswijkje. Het begijnhof werd gesticht in 1238 door Johanna van Constantinopel. Het werd meerdere malen verwoest (in 1302, 1382 en in 1684), en in de 17de eeuw herbouwd. De huisjes zijn dan ook opgetrokken in barokstijl. De oorspronkelijke gotische kapel werd gebouwd in 1464, maar werd in de 18de eeuw ook herbouwd in barokstijl. In het huis van de Grootjuffrouw bevindt zich het Begijnhofmuseum, waarin ik nu geen interesse heb. Maartenskerk Na op een verwarmd terras koffie gedronken te hebben, betreed ik de ruimtelijke Maartenskerk waar ik veel foto’s kan maken, ik heb er het rijk alleen. Dat is het voordeel van het toeristenarme winterseizoen. De kerk werd in 1382 door de Fransen verwoest om de nederlaag in de Gulden Sporenslag te wreken, maar de wederopbouw volgde snel. De gebrandschilderde ramen zijn ook hier weer uit de kunst. Een tweede brand in 1862 leidde tot de restauratie van de toren, de Beiaard heeft 48 klokken. Ik verlaat de kerk en sluit direct ernaast op een pleintje dat gedomineerd wordt door een gevaarte van een beeldengroep. Museum Kortrijk 1302 Mijn volgende stop is het lokale museum Kortrijk 1302 dat aan de rand van het Begijnhofpark ligt. Ervoor staat een vijf meter hoog kruisbeeld dat in psychedelische kleuren beschilderd is. Op de sokkel hebben vermoedelijk islam-mietjes de provocerende woorden Mekka en Islam gekalkt. Het museum is gevestigd in het voormalige Groeningenklooster en doet tevens dienst als infocentrum van de streek. Ik maak er een praatje met de receptionist die ook in Griekenland heeft gewerkt. Het is maandag, dus het museum is gesloten. Ik zal het een paar dagen later bezoeken, vergezeld van een grote groep basisschoolkinderen die er braaf opdrachten uitvoeren. De collectie staat volledig in het teken van de Gulden Sporenslag die hier in 1302 bij Groeningen plaats vond (11 juli 1302). De Franse ridders te paard bleven met hun zware harnassen steken in het moeras, waar ze door de Vlaamse opstandige burgers vakkundig werden afgemaakt. Overigens, enkele decennia later namen de Fransen bloedig wraak, maar daar is in het hele museum niets van terug te vinden. Het is een interactief en multimediaal museum. Je kan er maliënkolders, zwaarden en goedendags betasten, je ziet de hoofdrolspelers van het conflict opnieuw tot leven komen. Je kunt het verloop van de veldslag volgen op een reuzengrote maquette. Het Plein Via het Houtplein, waar de toeristenbussen geparkeerd staan, bereik ik het driehoekige Plein. Daar spuiten in het parkje de fonteinen nog steeds ondanks het vriesweer. Aan de randen van de bassins ligt dan ook ijs. In het midden bevindt zich een tribune, een kiosk en een soort tuintje. Door de Groeningen poort (herbouwd in 1908) kom ik op de Groeninge kouter terecht met het vergulde bronzen beeld van de Maagd van Vlaanderen met een brullende leeuw aan haar voeten. Dit is het Groeningemonument, opgericht naar aanleiding 33
van de 600e verjaardag van de Guldensporenslag die op deze plek zou hebben plaatsgevonden. In die buurt bevinden zich diverse art nouveau en art decowoningen in de SintJanswijk. Paters Passionisten Onverwacht de moeite waard is de neoromaanse SintAntoniuskerk of Toontjeskerk van de Paters Passionisten, die stamt uit 1874. Hier wordt Broeder Isidoor vereerd. Het neogotische interieur is fraai vormgegeven in bruingroene kleuren en doet ietwat byzantijns aan. In de grafkapel van de netnognietheilige staat zijn mooie tombe van zwartwit marmer. Ik blijf er een tijdje rondhangen, uiteraard ook om mijn benen enige rust te gunnen. Achter de bedevaartskerk ligt een Lourdesgrot die gezien het grote aantal walmende kaarsen nog steeds druk bezocht wordt door (vooral oudere en behoeftige) Maria aanbidders. De namaakrotsen van dit centrum van volksdevotie hebben door algengroei een vies groen kleurtje gekregen. Winkelcentrum de K van Kortrijk Een winkelstraat voert mij weer naar het centrum van de stad. In een winkel met louter Russische etenswaar koop ik wat zakjes borsjtsoep en een blikje Rigasprotjes. In het voetgangersgebied ligt een modern winkelcentrum, de K van Kortrijk, met zowel boven als beneden drie verdiepingen, in totaal een oppervlakte beslaand van meer dan 35.000 m2. Aan de plafonds van de galerijen hangen oranje doughnutachtige versieringen. Het is er druk, maar ik kan niet zeggen dat het publiek erg kooplustig is. Wel wordt er lustig geconsumeerd: ijsjes, cola, pizzapunten en gebakjes zijn er favoriet. Van een of andere economische crisis is hier niets te bespeuren. Politieke crisis in België Er is wél een politieke crisis, de kranten staan er vol van. Het conflict tussen enerzijds de Walen en anderzijds de Vlamingen rijst de pan uit. Omdat ze elkaar het licht niet in de ogen gunnen, kunnen ze geen stabiele regering vormen. De Vlamingen verwijten de Walen potverteren. Ze vinden dat de Franssprekenden misbruik maken van de solidariteitgedachte en er met name op sociaaleconomisch terrein een zooitje van gemaakt hebben. Ziehier het probleem EU Griekenland in een notendop. De Vlamingen eisen min of meer een soort scheiding van tafel en bed, maar daar hebben de Walen geen enkele boodschap aan. Verder speelt er de kwestie BHV, wat staat voor BrusselHalleVilvoorde, een kiesdistrict met een gemengde bevolking. Welke taal heeft hier de voorkeur, dat is het twistpunt. De stemmen staken steeds als het hierover gaat. De kwestie sleept zich al jaren voort. Veemarkt De voormalige Veemarkt is een langwerpige open ruimte met enkele toegangen tot de ondergrondse parkeergarages en een enkel fonteintje met grappige beeldengroep en een tweetal stadsfiguren op een zuil. Aan de rand ervan heeft zich een verzameling taxibusjes 34
opgesteld die een waar leger van rolstoelen en rollators komen ophalen. Ze worden geflankeerd door scootmobielen. De aanblik van die ellende stemt me triest: wat zal de toekomst voor mijn broer Clim en mij nog in petto hebben? Baggaerts Hof Vlakbij bevindt zich nog een soort minibegijnhof, een oase van rust, echt iets om je zonden te bedenken. Het is de Baggaerts Hof met 13 huisjes en een kapelletje, gelegen rondom een medicinale kruidentuin. In die tuin bekijk ik een interessante expositie van een Vlaamse beeldhouwer die zich specialiseert in naakte vrouwenlichamen in allerlei standen. Schouwburgplein Als laatste maak ik foto’s van de Schouwburg, een gevaarte van baksteen gebouwd eind 19e eeuw (neem ik aan). Boven de ingang van de ondergrondse parkeergarage (die zijn er in België genoeg in elke binnenstad) heeft men een modern staketsel van RVS gebouwd. Het plein met de Stadsschouwburg heeft tal van historische gevels in Vlaamse Rennaissancestijl. ’s Avonds eet ik friet met knoflookworst in een kraam bij het station, die zaak loopt als een lier. Ik zal er nog enkele malen komen. Het is net of de friet in België lekkerder is dan die in Nederland. Ligt het misschien aan het vet? Koffie in de stationsrestauratie die ook steeds vol zit, in tegenstelling tot die in Nederland. In de stationshal noteer ik de ochtendlijke vertrektijden naar resp. Brugge, Ieper, Roeselare en Oudenaarde. Ik ben van plan elke dag tussen 9 en 10 op de trein te stappen om een van de genoemde steden te bezoeken. DAG 3 VERKENNING VAN BRUGGE Geschiedenis In de 9e eeuw werd dit stadje ontdekt en veroverd door de Vikingen. De naam Brugge komt waarschijnlijk van het oud Scandinavische woord Bryggia, dat haven of ligplaats betekent. Vanwege de goede ligging bij de Noordzee werd Brugge al snel een belangrijke internationale haven. Later, in de Middeleeuwen, werd Brugge omringd door een stadswal.
Toegangspoorten Negen goedbewaakte toegangspoorten zorgden voor de doorstroming in en uit de stad. Vier daarvan hebben het door de jaren heen overleefd: De Smedenpoort, Ezelpoort, Kruispoort en Gentpoort.
Het Minnewater Om half elf kom ik in Brugge aan, de treinreis heeft nog geen drie kwartier gekost en kost 21 euro 1e klas retour. Het weer is kil en guur, maar gelukkig valt er de gehele dag geen regen. Het station ligt aan een soort ringvaart, daarachter begint direct het interessante gedeelte. Allereerst een oud seminarie en voormalig ziekenhuis, nu een zorg centrum. Veel van die historische gebouwen in Vlaanderen hebben een meer eigentijdse bestemming gekregen. Dan volgt het Minnewater dat afgesloten wordt met een dammetje. Het Sashuisje staat er nog en ziet er allerliefst uit, maar het huidige gebouwtje stamt pas uit 1895. Aan de overkant is tussen de mistflarden nog net een kasteelrestaurant te ontwaren. Het meertje wordt 35
omzoomd door knoestige treurwilgen met grillige takken. Tegen de oevers kruit ijs, in de duistere wakken zwemmen koppels zwanen en eenden waarvan de woerden de vrouwtjes ongelooflijk agressief bejegenen. Het Begijnhof Pal aan het water bevindt zich het wereldberoemde Begijnhof. Het stamt uit de middeleeuwen, maar is in de 18de eeuw zorgvuldig opgeknapt. Je mag er niet over het gras van het binnenplein lopen. Ik bezoek er de Mariakerk die sedert 1927 door zusters van de orde van SintBenedictus wordt onderhouden; ik kom er een Filippijnse non tegen. Het kerkje is na een brand in 1605 hersteld en herbouwd in barokstijl, aardige schilderijen. Ook wip ik even het kleine museum binnen, daar krijg ik een beeld van de 17de eeuwse leefwereld van de begijntjes. Het hof is min of meer ommuurd. Het boogbruggetje, een van de zowat 80 bruggen die Brugge rijk is, dateert uit 1570, de toegangspoort uit 1776. De oudste huisjes rond het rustige en vredige binnenplein zijn 15de en 16deeeuws. Direct achter de poort beginnen de historische panden aan de lange hoofdstraat die naar het centrum leidt. Aan het Walplein ligt een brouwerij waarvan het zicht op de poort en de gevel door bedrijfsbusjes wordt ontnomen. Dat zal de komende uren vaker het geval zijn. ’s Morgens heeft de economische bedrijvigheid voorrang op het toerisme, terecht vind ik eigenlijk wel. Ik maak foto’s van aardige pandjes en van de reien / kanaaltjes. Het centrum Het centrum van Brugge is redelijk klein; alle bezienswaardigheden, winkels en restaurants zijn op loopafstand. Twee pleinen vormen het hart van het centrum: De Markt en De Burg. Op De Burg staat ook de prominente Belfort, een toren van 88 meter hoog. Als je een mooi uitzicht wilt hebben over de stad dan moet je de klim zeker even wagen.
De rijk gevulde musea In het parkje achter de grotere musea pauzeer ik op een bankje. Het Gruuthuuse Museum (voluit: Stedelijk museum voor Oudheidkunde en Toegepaste Kunsten) is ondergebracht in een gotisch paleis (15de eeuw). Het Groeningemuseum (voluit: Stedelijk museum voor Schone Kunsten) is als museum gebouwd in 1930 en biedt een overzicht van de Zuidnederlandse en Belgische schilderkunst (15de20ste eeuw). Wereldfaam genieten de meesterwerken van de Vlaamse Primitieven, waaronder Jan van Eyck (circa 13901441). De omgeving daar ziet er met zijn petieterige bakstenen huisjes en zijn natuurstenen bruggetjes puur middeleeuws uit. Ik hou wel van die erkertjes, hoge schoorstenen, trapgeveltjes, dakkapellen en kleine raampjes (hoe groter de ramen, hoe meer belasting men moest betalen, vandaar). Ook de grotere gebouwen met hun speklagen hebben mijn waardering. Aardige beeldjes van opengewerkte ruiters in het park. De musea heb ik tijdens een vorig bezoek (alweer zo’n 15 jaar geleden) al eens bezocht, dus die sla ik over. Wel bekijk ik de binnenplaatsen nog, voornamelijk om foto’s te maken.
36
Onze Lieve Vrouwe Kerk Ik vind de Onze Lieve Vrouwe Kerk van binnen veel ruimtelijker dan van buiten, maar dat valt me bij al die middeleeuwse kerken op. Omstreeks 1250 werden de middenbeuk en de westelijke gevel (kant Mariastraat) in Scheldegotiek gebouwd, iets later het koor en de kooromgang. De zijbeuken en het prachtig Paradijsportaal (tegen de noordmuur van de toren) stammen uit de 14de en 15de eeuw. Voor het museum in het koor moet je enkele euro’s neerleggen, maar het tentoongestelde is weliswaar mooi, maar niet echt bijzonder te noemen: mijters, kazuifels, bijbels, monstranzen, kelken, cibories etc. Het erg rijke interieur van het koor omvat onder meer: de praalgraven van Karel de Stoute (gesneuveld bij Nancy in 1477) en van zijn dochter, Maria van Bourgondië. Ook vind je er één van de weinige beelden van Michelangelo buiten Italië: “De Madonna met het Kind” (1504). De kerk heeft de hoogste volledig uit bakstenen opgebouwde toren van Europa: 122 meter! Hoger dus dan onze Domtoren in Utrecht. Vele godshuizen Ik bezoek tussendoor ook enkele godshuizen, waaronder dat van de Pelikaan. Godshuizen zijn kleine woningen, vaak maar één vertrek groot, gebouwd door rijke families of door ambachten, waarin armen of bejaarden onderdak vonden. Ze kunnen in een rij aan de straatkant staan of achter een poortje verscholen, rond een binnenpleintje gebouwd zijn. Ze dragen sterk bij tot de sfeer van de binnenstad. Van binnen zijn de huisjes niet te bezichtigen, ze worden namelijk nog bewoond.
Culturele hoofdstad in 2002 Brugge scoort hoge culturele ogen, in 2002 was deze stad samen met het Spaanse Salamanca de culturele hoofdstad van Europa. Maar niet alleen de gebouwen maken deze stad uniek, ook het aanbod in de verschillende musea is zeker een bezoek waard. Klein Venetië en Vismarkt Ik wandel langs de vijver en bereik het stadsgedeelte dat men Klein Venetië noemt, dit vanwege de huizen die aan het water grenzen. Mooi panorama van het centrum met de Belfort en de andere torens. Daar mag ik in een sfeervol staminee roken bij mijn koffie. Roken is toegestaan in cafés van niet meer dan 50 m2 oppervlakte en er mag geen voedsel geserveerd worden. Ik loop verder naar de Vismarkt met lege, betonnen stands die door Hollanders tijdens het bewind van Koning Willem I begin 19de eeuw is gebouwd. Met een omtrekkende beweging via het Huidenvettersplein langs herenhuizen en stadspaleizen (momenteel dure viersterrenhotels) begeef ik me naar de Burg, een van de centrale pleinen van de stad. Daaraan ligt het Stadhuis, het is een van de oudste van de Nederlanden en werd gebouwd tussen 1376 en 1420. De gevel kan beslist als een juweel van gotische bouwkunst bestempeld worden. De oorspronkelijke beelden stonden in de 48 nissen waarvan er zes 37
door Van Eyck zelf zijn gepolychromeerd. Onder de bomen staan ’De geliefden’, een modern beeld waarop men de naam van de kunstenaar (Stefaan Depuydt) nergens ziet. Ik neem plaats op een bankje voor een maquette van de stad, vlakbij het oerlijke paviljoen van de Japanse kunstenaar Toyo Ito. Provinciaal Gerechtshof Wie met zijn rug naar de maquette staat, ziet op de Burg van links naar rechts het voormalig gerechtshof, de Civiele Griffie, de doorgang naar de BlindeEzelstraat, het stadhuis, de H. Basilius en H. Bloedbasiliek en de Proosdij van SintDonaas. Het voormalige gerechtshof (in gebruik tot 1984) verleent nu onderdak aan ondermeer de Dienst voor Toerisme. Het geheel bestaat uit een classicistisch gebouw (1727) dat gedeeltelijk het Landhuis van het Brugse Vrije (1525) verving. De gotische zuidgevel van dit Landhuis bleef langs de Reie bewaard, te zien vanaf Heilig Bloedbasiliek De H. Basilius en H. Bloedbasiliek is een dubbelkerk (twee kerken boven elkaar) uit de 12de eeuw. De benedenkapel is de goed bewaarde, Romaanse H. Basiliuskapel, een van de zuiverste Romaanse bouwwerken in Vlaanderen. Rechts van het koor ziet men een houten gepolychromeerde H. Maagd (14de eeuw). In het bijgebouw (1503) bevindt zich een houten Christus aan het kruis. De bovenkapel bereikt men langs de grote buitentrap (trapgebouw en vroegrenaissancegevel, 15291534). Deze kapel was oorspronkelijk ook Romaans, maar ze werd in de 15de eeuw gotisch verbouwd en onderging ook wijzigingen in 1821. Met name het doksaal (steen en marmer, 1847) en de preekstoel (1728) zijn de moeite waard. De relikwie van het Heilig Bloed bevindt zich in de zijkapel op het marmeren rococoaltaar in een 3 m hoog zilveren tabernakel met kruis in diezelfde stijl (18de eeuw). Ik maak er een praatje met de suppoost die de toegang bewaakt en de entreegelden incasseert, hij is een leeftijdgenoot van mij en doet dit werk vrijwillig. Zijn jongere vrouw bewaakt pontificaal als een koningin de relikwie. De hele bovenkerk maakt een byzantijnse indruk op mij. Toeristen alom Het gebouw met de drie puntgevels is de voormalige Civiele Griffie (1537). Het is een mooi voorbeeld van Vlaamse renaissance en werd van 1883 tot 1984 gebruikt als Vredegerecht. De beelden zijn de Gerechtigheid, Mozes en Aäron (verguld brons, 1881). Nu ik eenmaal in “the very hearth of the city” ben beland, word ik omringd door toeristen, waarvan er vele uit OostAzië afkomstig zijn: Japanners, Chinezen, Koreanen. Verschillende keren maak ik op hun verzoek met hun fototoestel een opname van hen met een kerk, standbeeld of paleis op de achtergrond. Op de markt maak ik zo een foto van twee bevallige Spaanse jongedames die ik eerder in een disco zou verwachten.
38
De markt met gildehuizen en patriciërpanden De markt is slechts een steenworp van de Burg verwijderd. Allereerst verorber ik er twee kaaskroketjes bij een frietkot dat door twee bedrijvige Nepalezen wordt gerund. Ik loop de Markt helemaal rond en ben vooral onder de indruk van het Provinciehuis en de Belfort. In de grote gildehuizen en patriciërpanden zijn tegenwoordig winkeltjes (souvenirs!), specialiteitenrestaurants (duur) en restaurants van de welbekende ketens gevestigd, iets wat ik persoonlijk niet zo geslaagd vind. De Markt was eeuwenlang het grootse decor van schitterende feesten en vrolijke kermissen, ’blijde inkomsten’ en ridderlijke steekspelen, woelige volksvergaderingen of terechtstellingen aan de galg of met de guillotine. Midden op de Markt staat het standbeeld van Jan Breydel en Pieter De Coninck. De vier hoekbeeldjes stellen Brugge, leper, Gent en Kortrijk voor. De prachtige gevels maken van de Markt een plein met klasse. In 18871910 werd het huidige neogotisch geheel (Provinciaal Hof en Post) gebouwd. Op de markt staan ook de paardenkoetsen voor de toeristen netjes in een rij geparkeerd. De paarden zien er stuk voor stuk goed verzorgd uit. De stoere Belfort Het meest indrukwekkende gebouw aan de Markt is echter het belfort. De Markt wordt beheerst door het belfort en de hallen. De stoere en toch rijzige toren (83 m) beheerst overigens heel het stadsbeeld. Het belfort is immers het zinnebeeld van Brugge’s vrijheid en zelfstandigheid en het bewijs van zijn macht en rijkdom. De huidige toren dateert uit ongeveer 1300 en vervangt een gedeeltelijk houten exemplaar (vermoedelijk uit circa 1240) dat door brand werd vernield in 1280. In 1487 werd de toren verhoogd met een achtkantig bovenstuk in zandsteen. De toren kan beklommen worden, in de schatkamer op de tweede verdieping is nu een klein museum ondergebracht. Al vier eeuwen lang helt de toren zo’n 1,20 m naar links over. Een stil stadsgedeelte Ik begeef me naar het noordelijke gedeelte van de stad. Daar bezichtig ik achtereenvolgens de Eiermarkt met zijn leuke pandjes, een stemmige en drukke ontmoetingsplaats voor jong en oud, er staat sedert 1761 een stadspomp versierd met een leeuw, een beer en het wapen van Brugge. Uiteraard zijn er weer restaurantjes gevestigd; de immense bezoekersschare moet toch ook de inwendige mens kunnen versterken. Brugge is een van de topattracties van Europa en terecht in mijn ogen. Elk jaar moet het miljoenen bezoekers kunnen verstouwen. De Stadsschouwburg, het Genuese Hof (gotisch), Huis ter Beurze en nog enkele andere monumentale bouwwerken krijgen zo te zien weinig waardering van het publiek, ik dool er helemaal in mijn eentje rond in de bijna uitgestorven straatjes. De Sint Jacobskerk is dicht, tegen de bakstenen zijmuur is een openbaar urinoir gebouwd. Tot mijn verbazing stinkt het er niet. Ik loop nog het conservatorium binnen temidden van studenten die er met muziekinstrumenten sjouwen.
39
Muntplein en het Prinsenhof Op het Muntplein staat een aardig beeldhouwwerkje van een koningin te paard, ze noemen het de Flandria Nostra. De oorspronkelijke Prinsenhof bestaat niet meer. In het oude Prinsenhof werd de bruiloft van Filips de Goede met Isabella van Portugal gevierd, de orde van het Gulden Vlies gesticht, Filips de Schone geboren en overleed Maria van Bourgondië. In de 19de eeuw heeft men er een soort replica gebouwd, een enorm gevaarte dat nu als luxe Kempinski Hotel dienst doet. Ik bekijk nog een godshuis met te veel fietsen tegen de gevels om authentiek te lijken. Koffie drink ik in Café Havanna met uiteraard een Caribische sfeer. De koffie kost hier overal 2 euro of meer, afhankelijk van de ligging of stijl van het etablissement. Het grote plein ’t Zand Bij een van de reien sta ik met verbazing een bewegingloze reiger gade te slaan en vraag ik me af: Is hij wel echt? Jazeker, hij beweegt, vliegt op en snaait een visje uit het water. Een autochtone bewoner bespeurt mijn belangstelling en hij vertelt me dat reigers hier zo gewend zijn aan mensen dat ze inmiddels vaste bewoners van de stad zijn geworden. Tenslotte kom ik aan op ’t Zand, waarvan de naam al in de 12de eeuw opduikt, het is het grootste plein van Brugge. Het ontstond nadat in 1948 de resten van het spoorwegstation werden gesloopt. De tunnel voor het doorgaand verkeer en de ondergrondse parking werden aangelegd in 1983. Op het plein staan meer dan 100 bomen. Men kan niet naast het indrukwekkende monument kijken dat bestaat uit verschillende beelden en fonteinen, werk van het kunstenaarsechtpaar Depuydt Canestraro (1986). De vier baadsters zijn Antwerpen, Gent, Kortrijk en Brugge; een tweede groep is een uitbeelding van het landschap in Vlaanderen; er zijn verder ook vissers en fietsers verbeeld, ondermeer Nele die wuift naar Tijl, zittend op een van de zuilen. Van hieruit vertrekken ook de stads en streekbussen. Terug naar Kortrijk Ik vind het nu wel welletjes, het is al vijf uur. Ik loop terug naar het station met zijn fraaie schilderingen in de hal en spoor via Torhout, Roeselare en Izegem terug naar Kortrijk, waar ik in het stationsfrietkot frites met zuurvlees bestel. En dan pas begint het lichtjes te motregenen…. Ver na zevenen sta ik weer op mijn kamer, in ieder geval op tijd om het achtuurjournaal op Nederland 1 te kunnen bekijken. DAG 4 VERKENNING VAN IEPER LAKENHAL De Draperie of lakenhal zorgt in de 12e eeuw voor een snelle groei van de jonge stad. Ieper wordt, na Brugge en Gent, een van de belangrijkste lakencentra met internationaal afzetgebied. Zelfs in het Russische Novgorod wordt het Ieperse laken verkocht. In 1260 telt de stad 40 000 inwoners en het Ieperse laken beheerst de wereldmarkt. In die periode wordt gestart met de bouw van belfort, lakenhalle en kathedraal. De laken handel neemt zo'n vaart
40
dat de lokale wolvoorraden ontoereikend worden. Engeland wordt de beste leverancier. Ambachten worden opgericht en gilden gesticht. De 14e eeuw is er economisch een felle achteruitgang. Gebrek aan wol, vermindering van afzetgebieden, de epidemie van 1316, de verbanning van talrijke ambachtslieden na de slag van Cassel in 1328, de vernieling van de buitenwijken in 1383 zijn de voornaamste oorzaken.
GESCHIEDENIS Vier jaar lang werd de stad beschoten tijdens de eerste wereldoorlog (1914). 500.000 Soldaten sneuvelden in Ieper en omstreken. In de omtrek liggen 170 militaire kerkhoven. De opbouw van de stad zou meer dan 40 jaar duren. Op het bouwland in de omgeving wordt door de landbouwers nog steeds munitie gevonden. Ieper werd dus tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig verwoest. Talrijke kerkhoven en monumenten getuigen nu nog van die oorlog. Een van de opmerkelijkste is de Menenpoort, met de namen van meer dan 50.000 vermiste Engelse soldaten, waar nog elke avond de "last post" geblazen wordt. In dit verband noemen we ook het kleine Rampart Cemetary en de St. George Memorial Church. In het goed gedocumenteerde Herinneringsmuseum krijgt u een beeld van de oorlog en de stad in die tijd. In de ruime omgeving van Ieper voert de bewegwijzerde "Route 1418" langs de vele kerkhoven. Onderwijsmuseum in kerk Ik ben niet alleen tijdens het ontbijt. Een groep jonge Spaanse zakenlui heeft tafeltjes aan elkaar geschoven en neemt het ervan. De stipt rijdende trein brengt me ’s morgens naar Ieper, waar ik om half elf aankom. Het is druilerig weer, maar op een paar minuutjes motregen na en nevel bij de panorama’s op de wallen blijft het verder redelijk droog. Het centrum ligt een kilometer of zo van het station af. Op weg daar naar toe ontdek ik een kerk die momenteel in hergebruik is genomen als Onderwijsmuseum. Dus ook hier hebben de kerken het tegenwoordig moeilijk. De vismarkt lijkt op die van Brugge, waarschijnlijk in dezelfde tijd gebouwd. In het oude tolhuis (1899), ook Minckhuisje genoemd, moesten visverkopers tol betalen. De vispoort met de zeegod Neptunus werd oorspronkelijk gebouwd in 1714. Het klooster ernaast doet ontoegankelijk aan, later kom ik er achter dat de ingang aan de andere kant van de hoge muren ligt. Enfin, het gaat mij meer om de Lakenhalle en het daarin gevestigde In Flanders Field Museum. De Lakenhalle Het enorme gebouw is bedoeld als overdekte verkoop en opslagplaats en werd gebouwd aan een (nu overwelfde) waterweg , de Ieperlee geheten. In de zijvleugel komt een poort voor, waar de schepen konden binnenvaren om hun vrachten te lossen en te laden. 48 Deuren vormen de toegang met de hoofdstraat en de ruime verkoopzalen (oppervlakte 2.473m2). De bovenverdieping was opslagplaats in de tijd van beperkte vervoers mogelijkheden en drukke jaarmarkt. In 1260 werd er begonnen met de bouw van de Lakenhalle. Ze was gereed in 1304. Tijdens de oorlog 1914 1918 werd het gebouw volledig 41
vernield. In het 132 meter lange gebouw rijst in het midden het forse Belfort op (70 meter hoog). De huidige torenspits met helm en draak (1692) is in haar oorspronkelijke vorm bewaard gebleven. In de klokkentoren hangen 49 klokken van de beiaard. In Flanders Field Museum Het museum is op de eerste verdieping van een vleugel van de Halle gevestigd, entree acht euro. Het is een waar audiovisueel spektakel met originele geluidsfragmenten die met hun geweld mijn hoorapparaten al fluitend (linkeroor) en brommend (rechteroor) doen protesteren. Je moet een zigzagroute volgen en verder luisteren naar het commentaar van een koptelefoon, die ik overigens weiger. Het is er niet druk, vooral kinderen lopen er rond die uiteraard van alles uitproberen. Veel authentieke foto’s en affiches, allerlei krijgs uitrustingen zoals helmen, gasmaskers en uniformen (maar weinig wapens) en nogal wat citaten van politici en normale soldaten. Overigens, het museum gaat binnenkort een half jaar lang wegens verbouwing en herinrichting dicht, ik heb dus nog net geluk gehad. Perfecte beheersing Engelse taal In de museumshop valt me op dat het vrouwelijk personeel aldaar de Engelse taal vlekkeloos in de Oxfordversie beheerst. Deze streken worden voornamelijk door Engelse toeristen bezocht. Die zijn dol op dit soort belligerente attracties uit de glorieuze tijd van “England rules the waves”. Sommige zijn nieuwsgierig naar de plek waar hun overgrootvader gesneuveld is. Namen als Mash Farm Camping, the Battery Valley Farm, restaurant Tommy en restaurant Poppy en het onvermijdelijke Trench Hotel getuigen van de soepele wijze waarop de neringdoenden zich aan de bezoekers van Albion aangepast hebben. Maartenskathedraal Midden in de Lakenhalle is een onderdoorgang waardoor je de Maartenskathedraal kunt bereiken. Die bekijk ik volledig op eigen houtje, ik ben er wel een half uur moederziel alleen. Je kunt er aan zien dat de kerk hersteld is, het oogt er allemaal net iets te netjes. Natuurlijk prijkt een beeld van de patroonheilige Sintermerte in de hoofdbeuk. De schatkamer is dicht, jammer want ik zie er van alles uitnodigend blinken. De Kathedraal is een oude bisschopkerk in gotische stijl heropgebouwd na de eerste wereldoorlog. Er is een mooi zijaltaar met retabel en het mirakelbeeld van OL Vrouw van Thuyne. De toren is 100 meter hoog. Rijsselse Poort, musea en kerken In het zuidelijk gedeelte van de stad wandel ik tot aan de Rijsselse Poort, een nog origineel Bourgondisch bouwwerk met plompe torens. In de ruimte rechts van de poort bevinden zich de sluisdeuren van de beken en vestingwateren van de stad. Onderweg bezoek ik de St. Pieterskerk en de St. Jacobskerk wat verder niet echt het vermelden waard is. Verder doe ik het Stadsmuseum in het oude St. Jan’s Godshuis aan, maar dat bekijk ik gezien mijn beperkte tijd niet. Een ander bekend museum is voor onbeperkte tijd gesloten. In de gidsen wordt gewag gemaakt van een Houten Huis, maar alleen de gevel blijkt van dat materiaal gemaakt 42
te zijn. Boven op de bolwerken en stadswallen ligt een klein Engels oorlogskerkhof met nog geen 200 graven, alleen officieren hebben op deze cemetary een graf gevonden zo te lezen. Bolwerken en Menen - Poort Ik beklim de ramparts, die trouwens door de Franse ingenieur en vestingbouwer Vauban zijn gebouwd, en wandel op mijn gemak (dat moet wel, mijn voeten doen zeer) naar de Menen poort. De poort is het meest bekende oorlogsmonument uit Eerste Wereldoorlog, in klassieke stijl gebouwd; druk verkeer raast er onder door. De poort draagt de naam van 54.986 vermiste soldaten aan de binnenzijde. Ik ontdek er naast Angelsaksische (Canadese en Australische) namen ook meer exotische tussen, zoals duidelijk Indiase namen als Singh, Deva en Lal. Elke avond wordt hier om 20.00 uur de Last Post geblazen. In 1917 kwamen in Ieper en omgeving meer dan 500.000 soldaten om, iets meer van het Gemenebest dan van de Duitsers. Het was geen veldslag, maar een ware afslachting. En dan te bedenken dat geen van de partijen noemenswaardige terreinwinst had geboekt, niet voor niets noemt men het dan ook de loopgravenoorlog. Het Duitse leger dolf niet echt het onderspit, hoewel ze wel enigszins in de verdediging waren gedrukt door de plotselinge versterking van hun tegenstanders door vers aangevoerde Amerikaanse troepen. Bovendien begon het thuisfront behoorlijk te morren en braken er in Berlijn en München opstanden uit. Toen was het gedaan met wat eens in 1914 de “fröhliche Krieg” werd genoemd en werd Kaiser Wilhelm naar huis gestoord. Markt vol autoblik Ik keer terug naar de Markt, waar ik koffie drink in een moderne lunchroom. Ik maak foto’s van het Provinciehuis, het Stadhuis met zijn nieuwe aanbouw en het Gerechtsgebouw. Het plein staat vol geparkeerde auto’s, dat doet afbreuk aan de schoonheid ervan. Dat heeft men in Brugge dus veel beter geregeld, daar is het centrum bijna geheel autovrij gemaakt. Rondom de Maartenskerk bevinden zich nog oude grafzerken, waaronder zich ook graven van Ierse militairen bevinden die rondom een Keltisch Kruis gegroepeerd zijn. Even verderop staat nog een soort triomfboog die bij een oud kloostergebouw hoort. Het was vroeger het oud Kasselrijgebouw (15e eeuw). Het heeft in de voorgevel een reeks medaillons die de zeven hoofdzonden voorstellen. Het werd na de Eerste Wereldoorlog als tijdelijk stadhuis gebruikt. Anglicaanse kerk en War Cemetary Tenslotte nog wat aandenkens aan den Grooten Oorlog (The Great War). Allereerst de Anglicaanse kerk die betaald is door oudstudenten van de Eton kostschool. Op de stoelen liggen kussentjes in de kleuren en met de emblemen van talloze regimenten. Aan de muren hangen hun strijdvaandels. Op weg naar alweer een cemetary aan de noordzijde van de stad kom ik nog langs de schippershuizen, patriciërswoningen van zeevarenden. Het soldatenkerkhof (weer van de Engelsen) ziet er zoals verwacht smetteloos uit en wordt gedomineerd door een reusachtig kruisbeeld. Vlakbij bevindt zich de werf en het 43
hoofdkwartier van de Britse Dienst (Cemetary Council) die al die oorlogskerkhoven onderhoudt, ze hebben onder andere tientallen tuinlieden in dienst. Die hebben ze ook wel nodig, want rondom Ieper liggen zo’n 170 Engelse dodenakkers …. Verbazingwekkende schaak - Turk Rond vijf uur ben ik terug in Kortrijk waar ik nog een ommetje maak en koffie drink in een heuse koffiebranderij. Achter in de zaak is een soort lunchroom met diepe leunstoelen waar je van het bruine vocht kunt genieten. Nogal prijzig overigens, drie euro per kopje Brazilean Strong. Ik eet friet met een frikadel en een kroket bij Osman, een gestudeerde Turk die vijf talen beheerst, ik heb het getest. Hij zit er met een stugge, jonge Vlaming een potje te schaken. Hoewel hij regelmatig klanten moet bedienen en daarvoor het spel moet onderbreken, weet hij de partij glansrijk winnend af te sluiten. Deze Osmaan komt eigenlijk uit Antakya tegen de Syrische grens, vanwege zijn talenkennis kon hij in de toeristenplaats Kusadasi werk vinden. Daar leerde hij zijn Vlaamse liefje kennen. Roeselare (Frans: Roulers) is een plaats en stad in de Belgische provincie WestVlaanderen. De stad telt ruim 57.000 inwoners en ligt centraal in de provincie WestVlaanderen. Roeselare profileert zich als winkelstad, handelstad en als Rodenbachstad. De belforttoren en het Klein Seminarie, waar onder meer priester Hugo Verriest, de dichters Guido Gezelle en Albrecht Rodenbach en vele anderen een stuk Vlaamse geschiedenis schreven, zijn belangrijke geschiedkundige plaatsen. DAG 5 VERKENNING VAN ROESELARE Al vóór het ontbijt leer ik beide poetsvrouwen kennen, ze zijn vroeg vandaag. Ze komen uit Spanje en Portugal en kwetteren er lustig op los. De Spaanse voert het hoogste woord. Een uurtje later loop ik al rond in Roeselare, nog geen half uur van Kortrijk met het spoor. Het is een grauwe dag en er waait een gure wind. Tot twee keer toe wordt mijn pet van mijn hoofd gerukt, dat zegt genoeg over de windkracht vandaag. Ik dwaal rond door de weinig imponerende straten. Ik bezoek er de Sint Amandis kerk. De kerk is neoromaans uit 1869 1872, hoofdzakelijk in baksteen opgetrokken. Op het plein voor de kerk staat een beeld van Albrecht Rodenbach, een Vlaamse nationalist uit de vorige eeuw. Rodenbach is ook een bekend biermerk, de brouwerij bevindt zich nog steeds in Roeselare en kan bezocht worden. Ik volg de Ooststraat met zijn moderne winkels. Ja, er zijn ook een Zuidstraat en een Noordstraat, maar ik mis de Weststraat. Die blijkt een heel stuk verderop te liggen, dus de Roeselaren zijn toch niet helemaal van enige logica gespeend.
44
Kerken en pleinen Op de Markt ligt het stadhuis, aan twee zijden bevinden zich middeleeuwse en renaissancistische gevels. Het stadhuis bestaat uit twee delen. Het oude deel dateert in uit 1770´71 en is gedeeltelijk in rococostijl opgetrokken. In 1924 werd een modern gedeelte toegevoegd, met op de hoek een belforttoren. Vlakbij ligt ook de Michielskerk, maar die staat voor een restauratie in de steigers en is hermetisch afgesloten. Het is een laatgotische kerk uit 1504. Ik kom ook langs het Klein Seminarie, een gebouwencomplex met delen uit de 17de tot 20ste eeuw. Het was oorspronkelijk een klooster. In 1806 kwam er de schoolinstelling Klein Seminarie, waar Albrecht Rodenbach naar school ging en waar ooit Guido Gezelle en Hugo Verriest leraar waren. Ook bezoek ik de Augustinus kloosterkerk. Op het kleinere plein staat een beeldje van Peegé, een historisch figuur die als schoenenpoetser bekendheid verwierf. Ik drink koffie in een staminee op het plein. De uitbater heeft jaren in Londen gewerkt en gewoond. Hij vertelt me dat het pas om twaalf uur druk wordt; de kantoorlui komen dan met hun elders gekochte broodjes en pizzapunten bij hem in de zaak sigaretjes roken. Nationaal Wielermuseum Als laatste breng ik een bezoek in het befaamde Wielermuseum van Vlaanderen. Wiel rennen is nog steeds bijzonder populair in het Vlaamse land. Het museum is gevestigd in een oud pand. Direct bij de entree ligt de shop met talloze truitjes, petjes en dure boeken over het oude metier en huidige wielercircus. Ik verblijf een uur in het museum zonder er ook maar één levende ziel tegen te komen. Veel aandacht wordt geschonken aan beroemde Vlaamse klasbakken als Eddie Merckx, Freddy Maertens (ooit medewerker van het museum) en natuurlijk JeanPierre Monseré. Jempie, zoals hij liefkozend genoemd werd, is een zoon van de stad. Hij werd op jonge leeftijd tijdens een koers door een auto dodelijk aangereden, waardoor er aan zijn veelbelovende carrière (hij was wereldkampioen!) een abrupt einde kwam. Hij wordt er in een jaren vijftigzestig huiskamer bewierookt. Verder zijn er veel foto’s, trofeeën en historische fietsen te bekijken. En tvverslagen op de video, onder meer van een sprintende en gloriërende Tom Boonen. Echt een museum voor de liefhebber. Kerken moeten klanten trekken Aan een ander, waarlijk Belgisch plein eet ik een heerlijke panini met zalm. Aan de overkant ligt de kerk van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand, waar ik me verbaas over de moeite die de clerus doet om op moderne manier wat meer volk in hun bedehuizen te trekken. In 18681871 bouwden de Paters Redemptoristen een klooster, met in 18721874 deze neogotische kerk. In de buurt liggen verder nog “pestvrije” scholen, als leraar valt me dat natuurlijk op. Dat ze daar reclame mee moeten maken, het moet niet veel gekker worden.
45
DAG 7 VERKENNING VAN OUDENAARDE
Alweer een grauwe dag. Oudenaarde heeft een nieuw station. Het oude gebouw in belle époque stijl met een toren vind ik ondanks de verwaarlozing echter een stuk mooier, het is een museum waard. Er is nu een expositieruimte voor lokale kunstenaars. Het beziens waardige centrum ligt een kilometer verder. Onderweg stuit ik op een plein waarop een aantal monumenten geplaatst zijn die WO I herdenken. Ook staat er een beeld dat een Oostenrijkse oorlog in Mexico in de 19de eeuw gedenkt. Dit monument van Tacámbaro werd opgericht ter nagedachtenis aan Oudenaardse strijders die sneuvelden tijdens deze interventie in Mexico. En tenslotte nog een onaanzienlijk gedenkteken voor de Amerikaanse militairen die in de buurt gevallen zijn. De Amerikanen kwamen pas op het laatste moment, dus veel slachtoffers waren er niet te betreuren. Het stadhuis en Belfort op de Grote Markt De Grote Markt wordt net als overal in deze contreien omzoomd door statige panden en patriciërshuizen. Het stadhuis ziet er goed uit, er bovenop prijkt de Belfort die met de andere Belgische en Noordfranse belforts op de Werelderfgoedlijst van de Unesco is opgenomen. Het gebouw is dicht, dus er valt binnen niets te bewonderen. Oudenaarde is in de eerste plaats befaamd om zijn stadhuis, dat bekend staat als schoolvoorbeeld van Brabantse laatgotiek. Het stadhuis en de belendende lakenhal werden opgetrokken tussen 1525 en 1536 door de Brusselse bouwmeester Hendrik van Pede. Als bouwsteen diende Balegemse steen, maar bij recente restauratie zijn de sculpturen op de torens vervangen door replica’s in een Noordfranse steen, die beter bestand zou zijn tegen luchtvervuiling door zure regen. Op de spits van het stadhuis staat een bronzen beeld van de plaatselijke volksheld Hanske de Krijger. Binnenin het gebouw is tegenwoordig een museum onder gebracht, waar wandtapijten en zilverwerk worden tentoongesteld. Bisschopskwartier en Sint-Walburga-kathedraal Voorts staat er nog het Bisschopskwartier met een Bisschoppelijk Paleis, dat een weidse binnenplaats heeft die ook toegang geeft tot het Elizabethziekenhuis. Ook ligt er het geboortehuis van Margaretha van Parma naast de 9e eeuwse Boudewijnstoren. De gotische SintWalburga kathedraal werd herbouwd rond het jaar 1150 nadat een eerdere kerk in 1126 deels werd verwoest bij een brand. Aan de oorspronkelijke kerk herinnert thans alleen nog het koor in Scheldegotiek, dat van de ramp gespaard bleef. De kerk is rijk aan beeldhouwwerken, schilderijen en verdures. De kerk is echter potdicht, wel een teleur stelling voor mij. Maar goed, tijd voor koffie dus in een van de rokersstamineetjes. Vleeshuis en Centrum Ronde van Vlaanderen Tegenover de SintWalburgakerk ligt de stadsbibliotheek. Dit classicistische bouwwerk dateert uit de achttiende eeuw en wordt soms het „Vleeshuis” genoemd, omdat de Ouden aardse slagersgilde er eertijds haar onderkomen had. Het Vleeshuis werd gebouwd ter 46
vervanging van een oudere overdekte vleesmarkt uit de veertiende eeuw. Op hetzelfde pleintje ligt Het Centrum Ronde van Vlaanderen, in feite een museum dat de glorie van het wielrennen in de Voorjaarsklassiekers bij de kuitenbijters in de Vlaamse Ardennen benadrukt. Keurig Begijnhof De bezienswaardigheden liggen hier dicht bij elkaar. Zo ook het middeleeuwse begijnhof dat er keurig bij ligt. Ik rook een sigaretje op het vredige binnenpleintje. De kleine tuintjes zijn netjes bijgehouden en de klinkers van het beperkte complex zijn schoongeschrobd. Het kan niet anders of hier moeten wel erg fatsoenlijke burgers wonen. Aan de achterkant van het begijnhof ligt de Schelde. Rechteroever van de Schelde Ik verbaas me erover dat er zoveel scheepsverkeer op is. Ik moet zelfs een keer wachten op een hefbrug die voortsnellende aken doorvaart moet verlenen. Aan de overkant liggen nog diverse bezienswaardigheden, waaronder de gevangenis (die er overigens heel vriendelijk uit ziet), de imposante Louise Marie fontein, het Gerechtshof (Paleis van Justitie?) en het monumentale huis van Lalaing. Verderop aan de rechteroever van de Schelde staat de Onze LieveVrouwekerk van Pamele, die tussen 1234 en 1300 werd opgetrokken. Het bouwwerk geldt als voorbeeld van Scheldegotiek; exemplarisch zijn onder meer de nog zeer romaans aandoende vensters en kooromgang, terwijl de zuilengalerij boven het middenschip al duidelijk gotische kenmerken vertoont. Zeer kunstig zijn ook de hoektorentjes van deze dertiendeeeuwse kerk. Het stadsarchief in de abdij van Maagdendale ligt ook in de buurt, maar ik laat zowel de kerk als de abdij links liggen. Omgeving park van Liedts Ik steek de Schelde weer over en beland in het park van Liedts, waar aan de overkant het gelijknamige kasteeltje in het water van de vijver weerspiegeld wordt. Ook in de buurt: de villa waarin het hoofdkwartier van de machtige Vlaamse vakbeweging is gevestigd. Er tegenover ligt de Leeuwenfontein in een driehoekig parkje. Ik keer terug naar de Markt, waar ik nog wat foto’s schiet. In een chocolaterie gebruik ik koffie met warm chocolade gebak. Ik complimenteer de winkeljuffrouw met de typisch vrouwelijke inrichting van haar winkel: alles heel bewust vormgegeven in pasteltinten roze, lichtblauw, bordeauxrood; overal frutseltjes, lintjes en poppetjes. Kortom, echt iets voor taartjes etende dames van gegoede stand. Eigenlijk hoor ik hier niet thuis, maar desondanks vind ik het charmant. MEER INFO OUDENAARDE Oudenaarde is gesticht aan linkeroever van de Schelde, die lange tijd de grens vormde tussen Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk. In het jaar 1030 gelastte graaf Boudewijn IV van Vlaanderen er een burcht te bouwen. De toren van Oudenaarde (turris Aldenardensis) moest dienst doen als tegenhanger van
47
de vestiging die de Duitse keizer aan de overzijde van de rivier in Ename had laten bouwen. In de dertiende eeuw werd de donjon vervangen door een groter kasteel.
De stad is ook de geschiedenis ingegaan als geboorteplaats van Margaretha van Parma. Keizer Karel verwekte in Oudenaarde een kind bij weversdochter Johanna van der Gheynst. Hun kind zou van 1559 tot 1567 als landvoogdes over de Nederlanden regeren. Films op televisie Terug in Kortrijk neem ik bij wijze van avondmaal in het voetgangersgebied een bordje spaghetti, maar dat vult niet echt. Een uurtje later knort mijn maag opnieuw; ik weet hem te stillen met lookworst en een visschaslik. In een typische jongerenpraatcafé (nou ja, dertigers, dat zijn toch ook jongeren, niet dan?) beperk ik me tot een espresso. Ik voel me daar een vreemde eend in de bijt. Op mijn kamer bekijk ik ’s avonds op tv de film ”Walkyre” over de mislukte aanslag op Hitler door Graaf von Stauffenberg in 1944 met in de hoofdrol Tom Cruise. Ook bekijk ik nog een groot gedeelte mee van de “Nutty Professor” met de zwarte komiek Eddie Murphy. Het is zaterdag, dus de gespeelde wedstrijden van de Bundesliga hebben ook mijn interesse. DAG 8 TREINREIS HUISWAARTS
De vorige avond heb ik al mijn hotelrekening ad € 455 betaald, dus ik kan snel vertrekken. Ik reis precies volgens planning eerste klas terug: overstappen in Gent, doorgaande trein via Brussel en Leuven naar Luik. Vandaar de boemeltrein via Visé naar Maastricht. En tenslotte met de OVvoordeelurenkaart 1e klas terug naar Roermond. Ik ben al vroeg thuis, wat enige verbazing bij broer Clim wekt.
BEGIJNHOF IN KORTRIJK
48
BELGISCHE PLAATSEN MET TWEE NAMEN NB Vetgedrukt = door ons bezochte plaatsen A Aalst - Alost Amel Amblève Antwerpen - Anvers Arlon - Aarlen B Baarle-Hertog-BaerleDuc Bastogne - Bastenaken Borgloon - Looz Brussel - Bruxelles* Brugge - Bruges - Brügge C D Dendermonde Termonde Diksmuide Dixmude Doornik / Tournai E G Gent - Gand 's-Gravenvoeren Fouron-le-Comte H De Haan - Coq-sur-Mer Hombourg Homburg Huy - Hoei I Ieper - Ypres K Kelmis - La Calamine Koksijde Coxyde Kortrijk - Courtrai L Ternaaien Lanaye Leuven - Louvain Liège - Luik - Lüttich Lier - Lierre Limbourg - Limburg M Mechelen - Malines Menen - Menin Moelingen - Mouland Mons - Bergen Mouscron - Moeskroen
N Namur - Namen Nieuwpoort Nieuport Nivelles Nijvel O Oostende - Ostende Oudenaarde - Audenarde P De Panne - La Panne R Reimersdaal- Remersdael Roeselare - Roulers Ronse Renaix S Sankt Vith - Saint-Vith ScherpenheuvelMontaigu Sint-Martens-Voeren Fouron-Saint-Martin Sint NiklaasSaint Nicolas Sint-Pieters-Voeren Fouron-Saint-Pierre Sint-Truiden-Saint-Trond T Tienen - Tirlemont Tongeren - Tongres Tourinnes Deurne Tournai - Doornik U Ukkel Uccle V Veulen Fologne Veurne Furnes Vilvoorde Vilvorde Visé - Wezet Voeren - Fourons W Waremme Borgworm Z Zoutleeuw-Léau
49
ANTWERPEN (1991) Dag 1 HEENREIS PER TREIN Het begint met: "Heb jij ook in de gaten dat we steeds poeniger worden?" Clim richt enigszins verontschuldigend het woord tot Jos; uiteindelijk was hij het die er op stond om 1e klas te reizen. Achteroverleunend in de zachte kussens van de nationale spoorwegen snellen we richting Antwerpen. We zijn om 11.00 uur vertrokken. Na drie keer overgestapt te hebben (in Eindhoven, Breda en Roosendaal) komen we om half twee aan op de Middenstatie, puristische versie van de Vlaamse benaming voor het Centraal Station van Antwerpen. Allereerst wordt er een welkomsdronk genuttigd. Antwerps bier, De Koninck genaamd, moet heerlijk en dorstlessend zijn. Staande aan een bar in de monumentale hal nemen we de proef op de som, en jawel hoor, de fluitjes glijden er soepel en smaakvol in. Een goed begin is het halve werk. Er zullen nog vele Koninckskes volgen. Het hotel ligt vlakbij het station aan het Koningin Astrid plein. Als we inchecken, Jos heeft een maand van te voren al voor vijf dagen gereserveerd, moeten we een half uurtje wachten omdat de kamer nog niet gekuist is. Derhalve maken we een omme¬tje, onder meer door de winkelgalerijen van het luxe Century House. Clim heeft hon¬ger, want door tijdgebrek die ochtend kon hij geen boterhammen voor onderweg meer smeren. Jos weigerde hem mee te laten eten van de zijne. Hij koopt dan ook meteen een stokbrood, dicht belegd met hesp en groenvoer. Nadat we onze intrek hebben genomen in het hotel beginnen we aan een lange wande¬ling naar en door het oude centrum van Antwerpen. We slenteren door de Meir, de Groenplaats (alwaar een gigantische bouwput moet resulteren in meer ondergrondse parkeerplaatsen), langs de Onze Lieve Vrouwe Kathedraal en over de Grote Markt met het Brabo fontein. Brabo is de Romeinse officier die de afgehakte hand van de reus Antigoon de Schelde inwerpt. Bij het Steen, een soort kasteeltje aan de Schelde, keren we terug de stad in. Als het begint te regenen duiken we een kroeg in, waar we maar direct de inwendige mens versterken met Thaise loempia's (Jos) en gepekelde haring (Clim). Via een andere route keren we terug naar het hotel. We hebben ook een tv op de kamer, die uitgevoerd is in Scandinavische stijl, ooit zeer populair in de jaren zeventig. Na Studio Sport gaan we weer op pad. We blijven in de Statiebuurt, rondom ons hotel, waar het stikt van cafés en etnische eettentjes. We eten bij een Argentijn en doen ons te goed aan een steak van de pampa. Betalen doen we met de credit card. Ter bevordering van de spijsvertering slenteren we wat rond, waarbij we in de tippelbuurt terechtkomen. Af en toe wippen we een stamineeke binnen. Jos probeert dan 50
allerlei soorten bier uit, maar Clim houdt zich wijselijk bij de Koninckskes, daarvan kan hij meer op. In een groot café met biljart¬tafels sluiten we de avond af. Dit wordt onze vaste stek, besluiten we eensgezind. Op de kamer komt bij wijze van slaapmutsje de fles Antwerpse Zuip te voorschijn. Het is niet zo'n sterk spul, een veredeld soort wijn. De minibar op de kamer laten we met rust, ook al zit hij propvol drank. De prijzen ervan liggen toch wel wat hoog! Dag 2 OP HET KERKEPAD Elke morgen hebben we een ijzeren ritme. Stipt om 09.00 uur staat Jos op, rookt een sigaret men gaat zich douchen. Daarna wordt Clim gewekt en is het zijn beurt. Jos kleedt zich aan, gaat de Volkskrant kopen even verderop in een tijdschriftenmagazijn en schuift dan alvast aan voor het ontbijt. Dit laatste bestaat uit een buffet, met verschillende soorten brood, beleg (zowel vlees als zoet) en sapjes. En uiteraard koffie. Tegen tienen komt Clim aanzetten. Om half elf hebben we onze tanden gepoetst en zijn we voor een laatste keer naar het toilet geweest. We zijn klaar om de stad verder te verkennen. Vandaag voert die verkenning ons langs een drietal fraaie kerken, vooral het inte¬rieur ervan wekt onze bewondering met zijn schilder , maar vooral zijn beeldhouw ¬en houtsnijkunst. Met name de preekstoelen en de biechtstoelen vinden we overweldi¬gend; wat hebben die oude ambachtslieden daar veel werk ingestoken! We beginnen met de St. Jacobskerk waarin veel zwart en wit marmer is verwerkt. Aan de wanden hangen schilderijen en er zijn tal van kapelletjes. Achter het hoofdaltaar is het graf monument van/voor P.P. Rubens gelegen. Het gebouw zelf is sober. Vervolgens begeven we ons naar de Carolus Borromeuskerk, een voormalige Jezuïetenkerk die voor een groot gedeelte ontworpen schijnt te zijn door Rubens. Het is een barokachtig bouwwerk dat opvalt door de goede lichtinval van buiten. Andere oude kerken zijn meestal veel schemerachtiger. We krijgen tekst en uitleg van een soort kerkenwacht, een koster. De grootste en bekendste kerk is de Onze Lieve Vrouwe Kathedraal. Ze ligt precies tussen de Groenplaats en de Grote Markt in en er wordt entree geheven; alleen inge¬zetenen van Antwerpen hoeven niets te betalen. Het achterste gedeelte van de kerk was voor bezichtiging afgesloten vanwege uitgebreide renovatiewerkzaamheden. Er zijn veel renaissancekunstwerken te bewonderen. In tegenstelling tot de voorgaande kerken zijn hier meer toeristen, soms hele groepen o.l.v. een gids. Op de Veemarkt, voor de Pauluskerk die gesloten was, eten we belegde stokbroden. Het is prima weer, het zonnetje straalt regelmatig. We wandelen verder door het oude. middeleeuwse hart van de stad en proeven de sfeer. Op veel plaatsen heeft men succesvolle pogingen gedaan om oude panden te herstellen in oorspronkelijke stijl en met authentiek materiaal. Het Rubenshuis blijkt op maandag eveneens dicht te zijn, waarop we een blokje 51
omlopen langs de lelijke Stadsschouwburg (modern...) en de tegenvallende Kruidtuin (het is duidelijk niet het seizoen voor een spranke¬lende flora!). Als alternatief duiken we De Slegte in. Jos koopt voor 2.000 francs een dozijn thrillers. De boeken leveren we bij het hotel af en we gaan naar de film. "City of Joy" heet ie, met Patrick Swayze in de hoofdrol. De film speelt zich af in Calcutta en we vinden de Indiase berusting erin goed getroffen. Het verhaal zelf kan beter en Swayze vinden we ongeloofwaardig als gefrustreerd chirurg. Recht tegenover de bioscoop ligt een Mexicaans restaurant dat we met een bezoekje vereren. We bestellen er mixed grill dat boven een houtskoolvuurtje op onze tafel wordt opgediend. Het vlees blijkt niet helemaal gaar en we moeten het langer laten roosteren. Naar Belgische begrippen is de prijs hoog: f 75, voor 2 personen. De rest van de avond besteden we als vanouds in de verschillende cafés in de omrin¬gende buurt. Zoals afgesproken besluiten we onze rondgang in het biljartcafé om de hoek. Er staan 2 tafels en er wordt goed gebiljart. Elke speler heeft zijn eigen keu met foedraal bij zich. Het café bestaat uit een hoge, open ruimte. De toog be¬vindt zich achter in de zaak. Langs de wanden zijn zitjes, die voor een groot ge¬deelte zijn bezet door voornamelijk klanten van middelbare en bejaarde leeftijd. Opvallend zijn de vele alleenstaande, oudere vrouwen die zich onbekommerd in het openbare leven bewegen. Overal kom je ze tegen, met name 's middags zitten de ver¬warmde terrassen en koffiecafés vol met oude tantes. Ook in deze zaak vormen ze een niet gering bestanddeel van de clientèle, die overigens uit een doorsnee van de normale Antwerpse bevolking bestaat. We zijn er buitenstaanders, hoewel we er niet als zodanig behandeld worden. De obers beheersen er hun vak prima; ze zijn oplettend, voorkomend en beleefd. In het hotel maken we het restant van de fles Zuip soldaat. Tot half twee kijken we naar het debat op de televisie van de drie Amerikaanse presidentskandidaten. Clim is duidelijk op de hand van Bush, omdat hij zich als zittende president zo moeilijk kan verdedigen, beweert hij. Jos voelt meer voor Clinton en verklaart hem favoriet. Ross Perot hoort in onze ogen niet op die plaats thuis. Dag 3 PALING IN HET GROEN EN WORTELSOEP Jos baalt. Er is enkel koud water beschikbaar. Hij kan alleen provisorisch zijn edele delen wassen. Als Clim daarna onder de waterstralen stapt is het water aange¬naam warm. Hier is sprake van een omgekeerde wereld. Normaal gesproken is het warme water voorbehouden aan de vroege doucher, niet aan de late zoals hier. België .... De Pauluskerk is vandaag wel voor publiek geopend. Erom heen liggen nog de resten en halve ruïnes van een oud klooster. De kerk is te vergelijken met de andere die we gisteren bezochten. Jos maakt meerdere foto's, zonder flits op 1500 asa. Hij interesseert zich voor het houtsnijwerk, dat ook hier een uitzonderlijke kracht uitstraalt. Opvallend aanwezig in de kerk 52
is de Jubee, een soort rijk versierde triomfboog ter ere van de Heilige Maagd in het middenschip. Clim neemt plaats op het fris geboende priesterkoor. Alle kerken worden goed onderhouden en gepoetst; dit zal wel in verband staan met het nakende jaar 1993, waarin Antwerpen tot Culturele Hoofdstad van Europa gebombardeerd is. In 1992 is dit Madrid. Tegen de zuidgevel van de kerk ligt een kunstmatige Calvarieberg uit de 17de eeuw, maar de toegang daartoe blijkt stevig afgesloten, we kunnen er niet bij. Aan de voet van het roomse bedehuis strekt zich de Schipperswijk uit. Dit zeemans¬kwartier is de rosse wijk van Antwerpen. Er bestaat raamprostitutie, warm ebbenhouten koopwaar uit Afrika ligt achter de ruiten op potentiële kopers te wachten. Slechts hier en daar ontwaren we een struise Vlaamse blondine tussen de gordijnen. De mid¬denstand en het caféwezen is er in Griekse handen. In het Vleeshuis werd vroeger geen menselijk vrouwenvlees verkocht, maar eerlijk vlees van vee en gevogelte. Het was het gildenhuis van de vleeschhouwers. Het gebouw is prachtig in stand gehouden. Het stamt uit de vroege 16de eeuw en is gebouwd met bakstenen met dikke lagen cement ertussen. Het heeft een spits zadeldak dat ondersteund wordt door machtige zolderbalken. Geëxposeerd worden er: muziekinstrumenten, wapens, schilderijen, beeldhouwwerk en schilderijen, meubilair etc. Het museum bestaat uit 3 "verdiepen". Helaas is de kelder vanwege "werken" gesloten. Onze volgende bestemming is de vesting "Het Steen" uit de 13eeeuw. Het is nu het Nationale Scheepvaartmuseum. Jos heeft het al 2 keer eerder bezocht, maar Clim gaat er helemaal in op. Er staan erg veel scheepsmodellen, tekeningen, scheepsinstrumenten en dergelijke. Jos wacht in het kelderrestaurant tot Clim klaar is met zijn minutieuze bezichtiging. In de kelder ligt een vergaarput met potscherven, botten en dergelijke. In een kroegje aan de kade eten we paling in het groen, wortelsoep en een croque madam (dat is een croque monsieur een tosti met een spiegelei erop). Tot nu toe is het weer opnieuw prachtig zonnig geweest, maar inmiddels betrekt het. Dwalend door binnenstraatjes en steegjes, erg sfeervol allemaal, bereiken we het Museum Moretus Plantin aan de Vrijdagmarkt. We bezichtigen dit voormalige patriciërshuis en wereldberoemde drukkerij. Men heeft met succes gepoogd zoveel moge¬lijk in authentieke staat te bewaren. Je waant je er in de 17e eeuw. Veel manuscripten en boeken hier natuurlijk. De binnenplaats is interessant, heel even¬wichtig met veel klimop. Sinds kort is in België de entreeprijs voor musea ingevoerd, dus wij moesten ook hier de beurs trekken. Na een snelle mars dwars door de stad, waarin veel straten en pleinen liggen opge¬broken en waar koortsachtig wordt gewerkt om vóór maart 1993 klaar te zijn, komen we om half vijf in ons hotel aan. Jos gaat rap onder de hete douche, toch nog... Onze volgende film staat op het programma: 1492 Christoffel Columbus ofwel ‘The conquest of a Paradise’ met Gerard Depardieu in de hoofdrol. Hier en daar ont¬dekken we een historische onjuistheid. Wat blijft hangen van de film zijn de stemmige beelden en de 53
sfeervolle landschappen. We zitten in bioscoop "Rubens", nog een filmtempel in de ware zin des woords. Hij ziet er prachtig uit met zijn pluche zetels en hoekloges. De entreeprijs ligt rond de f 12, . We eten escalope met spaghetti bij een Italiaanse pizzeria, waarna we de hoofd¬uitvalsweg naar het oosten volgen. Na een kilometer treffen we een kroeg met het onvermijdelijke biljart aan waar we enkele pinten nippen. Het is net café Janssen, goedkoop en met een zelfde soort klantenkring, althans volgens Clim. Een volks¬café waar de vette katers en honden los rondlopen. De laatste biertjes nuttigen we in de omgeving van het hotel. In het vaste café waar we de dag afsluiten beginnen ze ons al te herkennen. Voor een uur liggen we allebei te ronken. Jos slaapt al deze dagen onrustig. Hij is het niet gewend om op zo'n laat tijdstip, steeds tussen acht en tien uur 's avonds, te eten. In de nachtelijke uurtjes begint daarom zijn maag op te spelen, maar gelukkig niet zo ernstig dat hij moet overgeven. Clim slaapt door alles heen zoals gebruikelijk. Dag 4 NOG EEN MUSEUMDAG Het is woensdag. Er staat weer een aantal musea op het programma. We beginnen bij het Rubenshuis, het gerestaureerde atelier en woonhuis van de schilder die zo veel lillend vrouwelijk bloot in zijn schilderijen stopte. Veel hout en kunstwerken vanzelfsprekend, met menig kamer in de oorspronkelijke toestand geconserveerd. Erg veel houtwerk, hetgeen een bepaalde warmte geeft. In deze tijd van het jaar is de nabijgelegen tuin niet erg spectaculair. Het Museum Mayer van den Bergh is een opbergplaats van een privéverzameling van vooral schilderijen. Pronkstuk: Dulle Griet van Breughel de Oude. Ook "De Kruisi¬ging" van Quinten Matsijs hangt er. Jammer genoeg is de verzameling beeldhouwwerk afgesloten. Verder is er nog een collectie meubelen, gobelins en kantwerk. In dezelfde straat ligt ook nog het "Maagdenhuis", eveneens een museum en voormalige residentie van Marnix van Sint Aldegonde, ooit burgemeester van den Anvers. We laten dit gebouw links liggen, want we hebben nog een lange wandeling voor de boeg. Over de brede boulevards de Britse Lei en de Amerika Lei geheten en langs het Monument van bovengenoemde Marnix lopen we naar het stedelijk Museum voor Schone Kunsten. We gaan niet direct naar binnen. Eerst wippen we "den Artist' binnen, een Jugendstil café met een aardige inrichting. Daar lunchen we; omeletten van 3 eieren, fritten en speciaal bier. Dat smaakt. Het museum is gebouwd op het einde van de vorige eeuw en ziet er imposant uit met zijn neo klassieke gevel. De entree is gratis! We snappen er niets van, temeer daar een expositie van moderne kunst in hetzelfde gebouw meer dan een tientje moet kosten! We bekijken er 54
alle, maar dan ook álle Oude Vlaamse Meesters: gebroeders van Eyck, de beide Breughels, van der Weijden, Matsijs, Jordaens en natuurlijk Rubens. We ontdekken er ook Titiaan, Frans Hals en een enkele Rembrandt. De ansichtkaarten van al dit schoons zijn er echter beschamend duur. In een motregen raken we bij de Vlaamse (en/of?) Waalse Kaai verzeild. Daar is een ontgroening van 1ejaars studenten aan de gang. Ze liggen op de grond en worden met allerlei rotzooi besmeurd: mayonaise, rauwe eieren, ketchup, noem maar op. Opnieuw via de Ring (de bovengenoemde Lei’en) keren we terug naar het hotel, met een klein ommetje door het driehoekige Stadspark. Clim wil persé over de hangbrug boven de vijver heen. Als we op zoek naar bier zijn komen we terecht in een Chinese supermarkt. Géén bier verkrijgbaar. Jos gaat alleen op zoek en komt even later met 10 blikjes aanzetten, gekocht in de overdekte markthallen. Om vijf uur zitten we voor de beeldbuis om de wedstrijd van PSV tegen het Griekse AEK Athene te volgen. We hebben besloten om de avond in "huiselijke kring" door te brengen, vandaar die biervoorraad. De hele avond bekijken we voetbal. Tussendoor gaan we bij de Egyptenaar om de hoek, die eeuwig glimlacht, een hoog opgetast bord shoarma met friet eten. We stillen onze honger tegen een fractie van de prijs die we voorgaande avonden hebben moeten betalen in de zgn. credit card restaurants. Het voetbal die avond valt tegen. Alleen Ajax kan ons een beetje bekoren. Voor het slapen gaan begint Jos nog eens in zijn nieuwe pil, een dik boek van V.S. Naipaul, "Terug naar India". Hij wil zich alvast opwarmen voor zijn verslag over de reis naar India. Dag 5 B E E S T E N K IJ K E N Onze laatste volle dag in Vlaamse land, hoewel Antwerpen eigenlijk een Brabantse stad is. Hoeveel geld hebben we eigenlijk nog nodig? We hebben pas één keer gewis¬seld, namelijk Clim in Roermond bij de Rabo voor f 500. Langzamerhand raakt dat bedrag op. Diners hebben we met de credit card betaald; ook de logieskosten van het hotel zul¬len we op deze wijze voldoen. Beter te veel frankskes op zak dan te weinig, denkt Jos en hij neemt met een Eurocheque 5.000 Belgische francs bij de Europabank op. ANTWERPER ZOO Vanaf ons hotel hoeven we maar het plein over te steken en we zijn bij de Zoo. Deze dierentuin is een van de oudste van Europa, nog steeds is het een van de betere in zijn soort. De entreeprijs is gigantisch, vijftien gulden is niet mis hè, maar de kwaliteit en evenzo de kwantiteit van het gebodene is er dan ook naar. Dieren te kust en te keur en allen even goed verzorgd. We hebben alle tijd van de wereld en we bekijken alles op ons gemak, zeker Clim. Jos is over het algemeen sneller uit¬gekeken op de attracties, ook in de musea is dat het 55
geval. Mooi apenhuis. Het noctuarium (tehuis voor nachtdieren, erg duister binnen) mag er ook zijn. Opvallend veel roofvogels, onder meer uilen in alle soorten en maten. Tot Clim's onuitsprekelijke vreugde ontbreken zijn vriendjes de dikhuiden niet op het appél. In het aquarium zijn de bakken eigenlijk overbevolkt met vissen. Pas na twee uur schuiven we aan voor de lunch in het plaatselijke self service restaurant. Er is een buffet en beiden scheppen we een bord vol met koud vlees, vis en andere lekkere dingen. Ook nemen we nog een bakkie soep. De rest van de middag brengen we gezellig door in de bioscoop. We kijken naar een Vlaamse rolprent die in Cannes enkele prijsjes heeft gewonnen. Het is de film “Daens”, naar het boek van Louis Paul Boon over een opstandige priester die het 19e eeuwse proletariaat van Aalst in zijn klassenstrijd steunt. Een epos van een sociaal bewogen man die uiteindelijk alle tegenstand overwint en in het parlement belandt. Voor de laatste keer eten we nog eens etnisch. Onze keus is op de American Mexican Pedro gevallen. Onze ogen zijn groter dan onze magen, Jos bijvoorbeeld krijgt niet alles op. Hij heeft iets te veel taco's, enchillado's en chorizo's besteld. Clim houdt het bij ‘chili con carne’. We worden fluks bediend door een Chinese Antwerpse. Met een laatste rondgang door de cafés besluiten we de avond. In de minibar liggen nog enkele flessen bier gekoeld op ons te wachten. Morgen vertrekken we. Dag 6 TERUG NAAR HUIS We staan op de normale tijd op. Nog één keer laten we ons het ontbijt smaken. Als Jos bij de balie afrekent blijkt de receptioniste uit Maastricht te komen. We dachten al, die spreekt Nederlands zonder Vlaams accent. We moeten voor vijf nachten alles bij elkaar (dus inclusief ontbijt, minibar, t.v., badkamer, toilet dergelijke) 14.000 francs betalen. Dat komt neer op f 700, ofwel f 70 per persoon per nacht. We hebben wel eens goedkoper gezeten. We zijn véél te vroeg op het station. De trein vertrekt zeer stipt, moet wel want hij gaat richting Nederland en daar gaat alles er veel georganiseerder aan toe. Daarvan hebben we de laatste dagen genoeg voorbeelden gezien. De Belg leeft over het algemeen veel losser. In het openbare leven neemt men het niet zo nauw. Een stad als Antwerpen heeft dan ook een atmosfeer die je nergens in Nederland terugvindt, nou ja, of het moet Maastricht zijn. De stad heeft al een onmiskenbaar zuidelijk karakter, gemoedelijker en vrijer. Dat laatste zie je in de manier van bouwen erg goed terug. Geen enkel huis is er hetzelfde. Natuurlijk zijn er regels die een en ander aan banden leggen, maar die worden zelden serieus genomen. Regels zijn er om overtreden te worden. Kijk maar naar de echt grootschalige belasting ontduiking, dat is in dit land een nationale sport geworden. In Roosendaal hebben we een mazzeltje. We kunnen overstappen in een vertraagde trein die naar Venlo gaat zodat we een half uur eerder dan gepland in Roermond zijn. Om kwart 56
voor twee gaan we een ijskoud huis aan de Herderstraat binnen. De verwar¬ming doet het niet naar behoren. Schoonzus Mia is net voor wij aankomen weggegaan vanwege die kou, ze had er willen poetsen. Clim begint direct met de vuile was. Jos rekent uit wat het hele reisje uiteindelijk gekost heeft: f 1.000 op de kop af! Nogmaals, we hebben dat wel eens goedkoper gedaan. Maar de stad Antwerpen is ons goed bevallen en daar gaat het toch om.
BIBLIOTHEEK VAN MUSEUM PLANTIN MORETUS
57
ARDENNEN SCOOTER-CRASH (1969) Jos Schmitz & Jacques de Bock Met scooter op vakantie Zomer 1969. We hadden nog geen echte reisplannen toen Jacques de B., een vriend van ons, voorstelde om met zijn zware Heinkelmotor voor een weekje of zo naar Normandië (of waren het de Kanaal eilanden?) te rijden. Ik had daar wel oren naar en enkele dagen later waren we op weg. We maakten een tussenstop in het recreatieoord (hotel camping) Grand Bru, ergens in de Ardennen. Jacques werkte daar al jaren tijdens vakanties en vrije dagen als manusjevanalles. We overnachtten er in een tent op de camping. Dorpsfeest in Izier Hoe we de volgende dag doorbrachten is me ontschoten, maar 's avonds was er in ieder geval feest in een gehucht in de buurt, Izier genaamd. In een grote tent had de plaatselijke duivenmelkers vereniging samen met de fanclub van Eddie Merckx een dorpsbal georganiseerd, waar ook vreemdelingen als wij welkom waren. We wilden best wel eens een Waalse jongedame aan de haak slaan, maar dat lukte niet zo goed in die besloten gemeenschap. Bovendien schoot ons school Frans toen nog te kort om een dergelijke operatie tot een goed einde te brengen. Enfin, de Stella Artois smaakte in ieder geval weer best en aan bier hadden die Belgen gelukkig geen gebrek. Tegen twee uur hielden we het voor gezien en stapten we enigszins beneveld (maar niet dronken) op de scooter. Crash na missen van bocht Het was een heldere nacht, lekker koel en met veel sterren aan de hemel. Hier en daar hingen nevelslierten in de dalen. Ik vond dat Jacques iets te hard reed en zei hem dat ook. Dat ontlokte aan hem een minachtend lachje. "Ik ken deze omgeving als mijn eigen broekzak!", riep hij naar achteren. Vaardig loodste hij de zware Heinkel tussen de venijnige heuvels door. Of het nu door de drank of door overmoed kwam zullen we nooit weten, maar een van die talloze bochten had hij te laat in de gaten. Hij reageerde in mijn ogen veel te traag, zodat we van de weg afraakten en als het ware gelanceerd werden over een greppel heen. We boorden ons dwars door een dicht elzenbosje heen en kwamen neer in een koeienweide op de achtergelegen helling. Na die gillende remmen, de crash van de scooter en het gevloek van Jacques was het ineens doodstil geworden. Bijna helemaal ongedeerd Ik bleef enkele seconden liggen en bewoog mijn ledematen. Gelukkig had ik niets gebroken, hoewel ik overal pijn voelde. Mijn kleren waren hier en daar verscheurd, mijn bril was ik kwijt. Ik was bovendien met mijn handen in een koeienvla terecht gekomen. Even later hoorde ik Jacques angstig roepen: "Jos, waar ben je?" (Of was het: "Leef je nog?"). Hijzelf lag nog ergens in de buurt van zijn scooter. Ook hij had allerlei verwondingen opgelopen, maar 58
die waren evenmin van ernstige aard. De scooter lieten we achter, die zat van voren helemaal in elkaar. De camping bleek gelukkig niet ver meer en in een uitgelaten stemming (het had natuurlijk allemaal veel erger kunnen zijn...) zochten we onze tent op. Vakantie afgebroken, niet naar Normandië De volgende dag hadden we allebei moeite met opstaan. We voelden ons geradbraakt, overal op ons lichaam zaten schrammen, schaafwonden en blauwe plekken. Ik voelde me behoorlijk gehandicapt zonder bril (ik had toen al 7 in de glazen), dus wilde ik zo snel mogelijk terug naar de plek des onheils. Daar vond ik tot mijn grote opluchting mijn bril terug. Vol ongeloof staarde ik naar het gat dat ik in het dichtbegroeide bosje had geslagen. Tjonge, daar waren we goed van af gekomen. Falende remmen Nader onderzoek leerde ons dat de remmen het hadden begeven. Jacques had ze pas nieuw gemonteerd, maar blijkbaar liepen ze aan waardoor de remvoering verbrand was. Op het moment suprème bleek ons dat fataal geweest te zijn. Enkele dagen bleven we op de camping onze wonden likken, waarna we welgemoed liftend de reis voortzetten. Ons doel was nu de Kanaaleilanden. We troffen het niet met het weer, de regen viel gestaag met bakken uit de hemel. Onderweg vernamen we dat het op de Kanaaleilanden hels stormde, ja, er zouden zelfs doden te betreuren zijn. We waren al tot Sedan in Noord Frankrijk gevorderd toen we het toch niet meer verder zagen zitten en we we doorweekt op de trein terug naar huis stapten. Ik heb nog maanden last gehad van mijn knie en mijn gekwetste schouder. Voor Jacques was er weer werk aan de winkel: de scooter moest immers weer helemaal opgelapt worden!
KASTEEL BEUSDAEL IN DE VOERSTREEK 59
VLAANDEREN: GENT / BRUGGE (1997) (Gent, Brugge, Kortrijk, Ieper) Zondag 19 oktober ROERMOND - GENT We nemen de trein om half elf. We reizen via Maastricht ("Goedemorgen gebroeders!", wenst de conducteur ons toe) en Luik. Tot Brussel hebben we een stoptrein, daarna wordt hij tot Gent een snel¬trein die zelfs de redelijk grote stad Aalst niet aandoet. Overstappen hoeven we alleen maar in Maastricht, een uitstekende verbinding dus. (Zoals alle goede dingen is die inmiddels opgeheven…) Om twee uur 's middags komen we in Gent aan. We lopen naar het hotel, duurt een half uur. Gelukkig schijnt een weldadig zonnetje. Inchecken in het goede midden¬klassenhotel IBIS Opera; inspectie van de kleine kamer, inclusief beperkte badruimte. We hebben het hier niet goed getroffen. Direct daarna gaan we op pad, profiterend van het mooie weer. We lopen langs de Leie naar het centrum. Indrukwekkende entree via de St. Michiels helling, al die massieve kerken en andere gebouwen liggen dan ineens voor je. Globale verkenning centrum volgt, o.a. de Korenmarkt. Pilsje op terras aan de Groentemarkt. Om ons heen horen we veel Engels en Hollands. Verder een rondje via het Veerle plein, de vesting Gravensteen naar de Belfort. Daar gaan we omhoog met de lift. Grote klok¬ken en een mooi panoramisch uitzicht. Te voet terug naar hotel via de bekende Graslei en Klein Turkije. Uitrusten en wat lezen. ’s Avonds volgt een teleurstelling, we krijgen Nederland 2 en dus Studio Sport niet door op de kabeltelevisie. De stad in om te eten, door een uitgestorven winkelgebied van de Veldstraat, verlengde van onze straat Nederkouter. Uitgebreid en goede entre¬côte bij Brochetterie Michiel t.o. Postkantoor. Daarna avondwandeling naar het grote kanon Dulle Griet en de bruisende uitgaanswijk (veel cafés en restaurantjes) Patershol. Nog een pilsje in een ietwat louche kroeg bij het hotel. Maandag 20 oktober GENT Het ontbijt is niet inbegrepen. Het kost 200 BEF en is erg uitgebreid en goed. Zelfs Jos die doorgaans niet of nauwelijks ontbijt, schranst er lustig op los. Het is zwaar bewolkt, toch maken we een lange wandeling tot buiten de oude stadsgrenzen. Gelukkig gaat het niet re¬genen. We bekijken het nieuwe stadskantoor (stadhuis, gemeentelijk centrum) dat allerlei voorzieningen biedt, onder andere internet met een touch screen. Via een park komen we bij het Kleine Begijnhof. Dat ziet er authentiek, maar nogal verwaarloosd uit. Wordt momenteel wel opgeknapt. In de parmantige huisjes wonen studenten en huizen sociale instellingen. Enkele kerken zijn dicht als we er aankloppen. 60
Over de kaden van de Leie en de Opper en Nederschelde bereiken we het Dampoort station, waar we koffie drinken. Onderweg zien we nog de ruïnes van de oorspronke¬lijke Sint Baafs, nu iets voor archeologen. Vervolgens door naar het Nieuwe of Grote Begijnhof, een compleet dorp eigenlijk. Dit stamt uit de vorige eeuw en de nonnenhuisjes zijn groter, meer bedoeld voor groepen. Het is alsof de tijd er stil staat. In de buurt ligt ook het oude kerkhof, de begraafplaats Campo Santo (Heilig Veld) die tegen een helling ligt. Rondlopen, grote grafmonumenten, monument voor de geval¬lenen in WO II. Koffie in kroegje met een dwaas aan de bar. Terug naar het verkeersplein en de sluis nabij Dampoort. Op de eerste etage van een frietzaak eten we friet en snacks. Via een andere weg terug naar hotel. De bekende Graslei 's Avonds nemen we plaats bij een Italiaan. We hebben nog niet besteld of er komt een lawaaierige groep Engelse jongeren binnen. Clim staat direct op, verontschul¬digt zich bij de gerant en vertrekt. Het zijn de Engelsen uit ons hotel die 's nachts nogal luidruchtig over de gangen hollen en schreeuwen. Er wordt uitgeweken naar een Turk voor een kebab. Pilsje in het rustieke café Old Cambridge, dit wordt geheid onze stamkroeg. Uitgebreide wandeling naar station Sint Pieters en terug via de Rechter Coupure in de wijk Bijloke. Dinsdag 21 oktober BRUGGE Om kwart voor elf nemen we de trein voor het half uurtje naar Brugge. Het is schitterend weertje, we boffen. Alleen de wind is ietwat kil. In Brugge bezoeken we allereerst het Minnewater en het Begijnhof. Via de Walmarkt bereiken we het centrum. Alle historische gebouwen hier, en dat zijn er ontstellend veel, zijn uitstekend gerestaureerd. Het stikt er dan ook van de toeristen. Brugge komt bij ons over als één groot openluchtmuseum. De hele dag lopen we de stad door, gapend naar eeuwenoude gevels en genietend van het weer. We belanden ook in de iets stillere wijken, waar zich minder toeristen bevinden. Veel kanaaltjes hier, ze worden er reien genoemd. De meer kapitaalkrachtige toeristen bekijken de stad vanaf het water in bootjes. Als lunch nemen we broodjes met lek¬ker beleg zoals zalm, hesp en filet américaine. Op de Grote Markt staat een peloton Rijkswacht gereed om eventueel in actie te komen tegen al te baldadige supporters van de voetbalclub Bochum die er tegen Club Brugge speelt. Ook kleine sfeervolle straatjes en lommerrijke pleintjes treffen we verder aan. In de stad rijden paardenkoetsen; als je die in een stad rond ziet rijden, dan weet je dat er veel aan toerisme wordt verdiend. In het noordwesten van de stad keren we om en lopen we over de wallen en langs de gracht terug naar het station. Daar gaan opnieuw de stad in. Eerst naar het Zand met een mooi fontein met beelden. Clim maakt een foto van een Duitse Schlachtenbummler. Naar de Belfort, die blijkt net gesloten. Via een andere weg terug naar het Minnewater en station. Brugge heeft een diepe druk op ons gemaakt. 61
Weer terug in Gent nemen we de tram naar het hotel. Bij een vaste supermarkt slaan we pils in en doen we verslag aan de jonge kruidenier over onze dagelijkse wederwaardigheden. Aardige vent. Pilsje in hotel, profiterend van lagere prijs vanwege happy hour. Om zeven uur eten bij Mayflower, het dagmenu. Eenvoudige kost, maar best lekker. Pilsjes bij Old Cambridge. Voetbal op televisie: Ajax Udinese en andere Europa Cupwedstrijden. Woensdag 2 oktober KORTRIJK - IEPER Even na tienen zitten we in de tram richting station. Stoptrein naar Kortrijk. Daar twee uur rondstappen door het kleine centrum. Niet echt veel historie. Wel natuurlijk een begijnhof en enkele grote kerken. Bezichtiging van het stadhuis en pilsje met koffie in de raadskelder. De belfort staat in de steigers. Mooie torens aan het riviertje de Leie. Lakenhalle in Ieper Opnieuw de trein, door naar Ieper een half uurtje verderop. Daar kijken we onze ogen uit; dit hadden we niet verwacht! In WO I is dit stadje platgegooid. Inmiddels is het volledig herbouwd in de oorspronkelijke steensoort, ietwat grijs. Vooral de Lakenhalle doet ons perplex staan: wat een macht en omvang en dat al in de twaalfde eeuw. Broodjes eten aan de Markt. Monument voor de gevallenen aan de Menen poort, vooral voor Engelsen. Elke dag wordt hier nog heel ceremonieel The Last Post geblazen. Teruglopen over de wallen. Na Brugge is dit Ieper beslist het bezichtigen en bezoeken het meest waard. Terug in drukke forenzentrein. In deze streken horen we al veel Frans praten. Bier inslaan en kijken naar voetbalwedstrijd Lierse SK tegen Monaco. Alsnog eten bij de Italiaan van twee dagen eerder. We kiezen canelloni en dergelijke. Jos moet er 's nachts van overgeven, iets te veel gekruide ketchup waarschijnlijk. Bij het happy hour drinken we Hoegaarden Speciaal, een bijzonder fris biertje. Op de gang houden de Engelse jongelingen zich deze keer tamelijk rustig. Waarschijnlijk zijn ze helemaal doorgezopen. Donderdag 23 oktober GENT Vandaag is het kerkendag in met name het centrum. We bezoeken de St. Baafs kathe¬draal met het in Jos zijn ogen schitterende Lam Gods van de gebroeders van Eijck. De kerk is groot, maar dat zijn we hier wel gewend met al die middeleeuwse gebouwen. Tegenover de Schouwburg loopt Clim een muntenzaakje binnen; hij is tevreden met de buit. Verder via het Stadhuis (dicht voor ons) en het VVV kantoor dat daaronder ligt. Niet veel van onze gading. Door naar de Jacobs kerk aan de Vlas¬markt, die is gesloten. De Vrijdagmarkt, heel groot en ruim, is ons volgende doel, er liggen heel wat aardige patriciërswoningen en een immens gebouw van een socialistische vereniging. Hier ligt ook het Toreken. Via de Dulle Griet naar het Paters¬hol en de Lievenkaai. We lunchen in een alternatief restaurantje met allerlei 62
gezond spul; we eten gewoon brood met kaas en ham, per slot van rekening is dat ook heel gezond… ’s Avonds is de stad Gent mooi verlicht In de namiddag brengen we een uurtje door in het Gravensteen, dat helemaal vanaf de grond weer is opgebouwd. Komt wat steriel over, Clim vindt er dus niet veel aan. Jos kan dit echter wel waarderen. Uitzicht over de stad. Langs ons op loopt een groep mediterrane vrouwen met hoofddoekjes; die zijn met hun opbouw / buurt¬werkster op excursie. Op het gazon in de binnenhof zitten ze te picknicken. Terug via het postkantoor met prachtige schilderingen aan het plafond; met bekende plekken uit de gehele wereld. De St. Niklaas kerk is de laatste die we aandoen. Ze staat al geruime tijd in de steigers, het gedeelte dat open is zit onder het stof. Nog een bezoek aan de boekwinkel de Slegte, waar we echter niets kopen, ook Jos niet! Een unicum… We slaan het happy hour over. Clim gaat slapen; Jos lezen. We koelen ons bier op de vensterbank aan de buitenkant. 's Avonds eten we opnieuw bij Brochetterie St. Michiel. Op tv Paul de Leeuw met Bettine Vriesekoop die de Chinese schrijfster Lulu Wang nogal onorthodox interviewen. En, alweer voetbal op de buis. Van te voren hebben we ons laatste biertje gebruikt in de Old Cambridge. Vrijdag 24 oktober 1997 GENT - ROERMOND De volgende dag willen we nog een rondje bezichtiging gaan doen, o.a. de abdij en het museum van Bijloke. Dat laatste is echter gesloten. Gezien het sombere weer besluiten we vervroegd naar huis te gaan. We pikken onze bagage in het hotel op en nemen de tram naar Sint Pieters. We halen de trein van kwart voor twaalf. Het is druk in de trein, veel studenten keren eveneens huiswaarts. In het stadje Landen (achter Tienen) moeten we onverwacht overstappen; ons gedeelte van de trein gaat door naar Hasselt. Daar moeten we niet zijn, we gaan over Luik. In Maastricht opnieuw overstappen. Onderweg eten we goed belegde broodjes die we in Gent hebben gekocht bij een bakker. Om drie uur komen we aan in Roermond. Taxi¬chauffeur Mohammed Mazouz, een ex leerling van Clim, brengt ons terug naar de Herderstraat. Eerst het vuile goed in de was, daarna effe pitte ....
63
NAMEN / NAMUR - LUIK / LIÈGE(2010) Jos allen op stap Ik heb onverwacht van school een dagje vrij gekregen. Het is een zonnige lentedag, een van de eerste in 2010. Hij besluit met de trein een dagtrip naar Namen te maken. De heenreis vanuit Roermond duurt toch wat langer dan ik dacht, ik moet twee keer overstappen (in Maastricht en Luik) wat me nogal tussentijdse wachttijd oplevert. Pas om half twaalf kom in ik in Namen aan. Vlakbij het station bevindt zich de kiosk van het VVV kantoor waar ik een gratis plattegrond van de stad ophaal. Het station is een monumentaal gebouw met een fraaie gevel, maar dat is slechts uiterlijke schijn. Van binnen is het helemaal verbouwd en voldoet het aan de moderne eisen van deze tijd. ik vind de open kooi constructies van overwegend roestvrij staal best mooi. Het lijkt erop dat de stad gedacht heeft: wat Luik met zijn station kan, kan ik ook. Het resultaat is echter veel minder imposant, misschien waren de financiële middelen niet toereikend om het hele station op de schop te nemen zoals in Luik gebeurd is. Daarna bekijk ik het centrum van de stad. Het is mooi weer, dus heb ik geen reden om meerdere musea te bezoeken en ik besluit om me tot slechts één museum te beperken. Ik bereid me voor op een fikse wandeling van 4 à 5 uur met nu en dan een korte pauze voor koffie en een sigaretje. Goed voor de conditie (en dan bedoel ik niet dat sigaretje...). Namen is een echte Belgische stad, dat wil dus zeggen dat er geen huis hetzelfde is en er vele bouwstijlen door elkaar te bespeuren zijn wat niet alleen een wanordelijke, maar ook een levendige indruk wekt. Er hangt een onmiskenbare zuidelijk aandoende, Franse sfeer in de straten. In de middagpauze puilen de vele restaurantjes uit, op de banken zitten kantoormensen en winkelpersoneel hun lunch te verorberen, genietend van het bescheiden lentezonnetje. Ik begin mijn tocht bij de Place Leopold, een drukke rotonde met in het midden een standbeeld van... inderdaad, Leopold II, exkoning der Belgen. Daar word ik bij het oversteken bijna geschept door een voortrazende bromfietser die me vanonder zijn helm allerlei onverstaanbare verwensingen toeroept. Vlakbij loopt de Rue de Fer in de richting van de Maas, het is een winkelstraat die met zijn Kruidvat, Blokker en de hele bubs van Nederlandse winkelketens niet zou misstaan in een Nederlandse provinciestad. Enkele panden hebben er gelukkig wel nog de authentieke voorgevel bewaard, waaronder het stadhuis (Hotel de Ville). Achter de gevel schuilt een kantoorkolos met een rustig binnenpleintje, een blinde muur heeft men verlevendigd met 3Dachtige schilderingen die ik wel de moeite waard vind. Verder tref aan de straat een renaissancekerk en enkele Jugendstilpanden aan. Nou ja, Jugendstil, in Franstalige contreien dient men de spreken over Art nouveau. Als het goed onderhouden theater voor me opdoemt, weet ik dat ik het oudere gedeelte van de stad heb bereikt. Terrasjes beginnen het straatbeeld te domineren, hoewel ze lang niet 64
overal vol zitten, per slot van rekening is het vandaag een werkdag en is het lunchuur verstreken. Het Beursgebouw ziet er indrukwekkend uit, het ligt aan een open plein met alleen aan de randen begroeiing en lantaarnpalen met bloemkorven. Onder het plein bevindt zich de centrale parkeergarage. Achter de Beurs staat de Belfroi, een klokkentoren uit de middeleeuwen. In een zijstraatje is ook nog een andere middeleeuwse toren van de stadsmuren bewaard gebleven. Nieuwsgierig loop ik een complex binnen dat bestaat uit een mix van oude en nieuwe gebouwen. Het blijkt een hospice (Maison de Repos) te zijn, want plotseling word ik omringd door senioren met rollators, de voornamelijk vrouwelijke zorgmedewerkers staan op een binnenplaats aan hunsigaretten te lurken. De bijbehorende kerk is vervallen en is wegens restauratiewerkzaamheden niet toegankelijk. In de buurt moet ook een klooster liggen waar de beroemde schat van tentoongesteld wordt, maar de ingang van het convent kan ik niet vinden. Even later sta ik aan de oever van de Maas. Het toeristenseizoen is nog niet echt begonnen (het is midden april), maar er varen toch al rondvaartboten op het water. Rechts van me ligt de Grognon, een kaap die gevormd wordt door de samenvloeiing van de zijrivier de Sambre met de Maas. Daar torent ook de machtige citadel op, een van de grootste van Europa. Daar ben ik al eens met Clim geweest, ik meen in 2001, maar omdat we in de binnenstad geen parkeerplaats konden vinden zijn we toen doorgereden naar Dinant, een plaats aan de Maas die eveneens kan bogen op een citadel. Tussen de bomen in volle bloesem staat een ruiterstandbeeld van een of andere koning, of is het een generaal? Verder bevindt zich hier het Waalse parlement waar ik geen enkele activiteit kan bespeuren. Ik maak een fikse omweg om onbelemmerd foto's van de citadel te kunnen nemen vanaf een brug over de Maas. Terug naar de echte oude binnenstad. De straten zijn er een stuk smaller en de huizen ouder, ik ontdek gevels uit de 16e t/m 18e eeuw. Het is er gezellig, waar mogelijk staat het terrasmeubilair buiten. Ik bezoek er een paar kerken, waarvan het interieur van de Église St. Loup de meeste indruk op me maakt; prachtig plafond, mooie zuilen. De kathedraal van Saint Abain komt massief over, ze ligt aan een plein dat nu parkeerplaats is. Ik vind het gebouw er grijs en weinig aantrekkelijk uitzien. Maar misschien is de binnenkant geen afspiegeling van de buitenkant, wie weet. Ik kan me daarvan echter niet overtuigen, want weer eens staat nergens aangegeven waar de ingang is. De hoofddeuren zijn uiteraard gesloten, ze lijken wel van wrakhout gemaakt te zijn. Aan het plein liggen nog enkele andere interessante gebouwen, waaronder het provinciehuis (Gouvernement Provinciale) en enkele herenhuizen. Ook het paleis van Justitie en de universiteitsgebouwen liggen in deze buurt. Het Arsenaal schijnt nog interessant voor een bezoek te zijn, maar daar zie ik vanaf wegens toenemende vermoeidheid. Wel neem ik nog de moeite om het Félicien Rops Museum te bekijken. Rops is een omstreden kunstenaar uit Namen die van alle markten thuis is getuige zijn werk dat in het museum te bekijken valt. Zo te zien had hij weinig respect voor de hogere burgerij en de autoriteiten, ik kan me dan ook voorstellen dat hij niet zo geliefd was. Er is ook een tijdelijke 65
expositie van de Frans kunstenaar Mossa die een tijdgenoot van Rops was, beide schilders hadden zo omstreeks de eeuwwisseling van 1900 hun hoogtepunt. Mossa is een art nouveau representant die ook wel eens de laatste symbolist wordt genoemd. Hij werd geobsedeerd door seks, daarvan is veel van zijn werk doordrenkt. De blote borsten vliegen je om de oren, misschien vind ik daarom zijn werk wel aantrekkelijk, zeker gezien de tijd waarin hij leefde waarin erotiek weliswaar bestond, maar die ook stevig door o.m. de kerk onderdrukt werd. Een kijk op de wereld Die kijk op de wereld van de provincie Namen heeft met tal van elementen te maken. Het zijn van die kleine dingen, die soms in het oog springen en dan weer ongrijpbaar zijn, die Namen zo gastvrij maken. Maar die kleine dingen zijn er wel legio. Ze houden zowel verband met de warme menselijkheid van de inwoners als met de natuurlijke, historische en landelijke kenmerken van de omgeving. Namen, hoofdstad van Wallonië De Provincie ligt in het hart van Europa, op een steenworp van Brussel en wordt uitstekend door alle vervoermiddelen bediend. Ze herbergt de hoofdstad van het Waals Gewest en leeft op het ritme van die stad. Een ritme dat aanzet tot creëren, investeren en het beste van zichzelf geeft. De rol van Namen , hoofdstad van Wallonië, wordt gespeeld op het Waalse en Belgische politieke vlak, maar ook Europees en internationaal. Namen ligt op amper 60 km van Brussel en speelt inderdaad een hoofdrol naast de Belgische en Europese hoofdstad. De provincie beslaat 3600 km², meer dan één vijfde van het grondgebied van het Waals Gewest en iets meer dan één tiende van het Belgisch Koninkrijk. Hoofdstad en Waals Hoofdstad van het Waals Gewest worden, was voor Namen een fantastische kans. De 3,5 miljoen Walen maken van Namen « hun » hoofdstad, die ze een plaats geven in een hele dynamiek als voorbode van het Europa van de Regio’s. Dat was in 1986. Vandaag is Namen de zetel van het Waals Parlement, van ministeriële kabinetten en van het gewestbestuur en dus de onmisbare doorgang voor elk ondernemingsproject van enig formaat. Het is een heus knooppunt met alle diensten en productieve krachten van Wallonië. Kern en knooppunt Namen is een verkeersknooppunt van de eerste rang. Er kruisen zich snelwegen die structuur geven aan NoordwestEuropa, met de vier hoofdpunten, de E411 die NoordZuid Brussel verbindt met Luxemburg Straatsburg Bazel, de E42 die een OostWestverbinding is tussen Keulen en Parijs, de N5 die Charleroi aan Reims linkt, terwijl de Route Charlemagne Parijs dichter bij Aken brengt. En dat is nog niet alles. Het station van Namen, het grootste passagiersstation van Wallonië en een belangrijke as voor het vrachtvervoer, is een beduidend spoorknooppunt, waarop de Waalse As en de Thalys (TGVlijn) steunen, zodat 66
Namen amper twee uur en zestien minuten van Parijs verwijderd is. Namen was één van de eerste gebieden waar de ISDN technologie (Integrated Services Digital Network) werd uitgebouwd. Dit nu volledig geïntegreerde netwerk stuurt alle soorten digitale en digitaliseerbare informatie de hele wereld in. Nog een netwerk dat in het Naamse zijn netten uitsloeg is : WIN (voor Wallonie Intranet). Dit bestaat fysiek uit 875 km optische vezel, over heel het Waals Gewest en maakt dat Wallonië een plaats mag opeisen in het koppeloton van de meest « gedigitaliseerde » regio’s in Europa. Namen, rijk van toerist Namen begint met dezelfde letters als Natuur. De provincie Namen, vaak de "tuin van België" genoemd, bestaat hoofdzakelijk uit bossen, parken en tuinen maar ook uit valleien en rivieren. En deze natuur vol leven trekt zowel de toerist als de zakenman aan. De provincie Namen is rijk aan contrasten. De glooiende landschappen aan de rand van de Maas grenzen aan de zachte dalen van een groen platteland. Tussen de Noordzee en de Eifel, tussen Picardië en het Vlakke Land ontdekt de toerist de eerste hellingen van een heuvelachtig maar toch zeer toegankelijk reliëf. De natuurlijke charme van de Namenaar is gekruid met een wijd verbreid goed humeur, een gastronomie die hoge toppen scheert en een erfgoed met karakter, in een afwisseling van schilderachtige Ardense dorpen en boeiende kunststeden. Dit is het land van tradities, mythes en legendes. De provincie Namen biedt dus een zeer gevuld toeristisch programma. Het is ook het land van de RAVeL (Autonoom Netwerk van Wandel en Fietspaden — Réseau Autonome des Voies Lentes) voor wandel of fietstochten, het land van de steile rotsen voor fervente klimmers, van de ingewanden van de aarde waar grotten wenken naar de bezoekers, van boottochten op de Maas, tussen Frankrijk en Duitsland,… het menu van de toerist is bijzonder overvloedig. Namen, het Land van de Valleien In het hart van de elf valleien komt de toerist ogen en oren te kort, want het is volop genieten van de vele bekende en minder bekende sites, van de wervelende manifestaties, van de blijvende tradities, van allerlei sporten, van streekgebonden gerechten, van huisvesting om zich te ontspannen en te herbronnen. In deze natuurlijke en afwisselende omgeving, in een heuse groene lijst, oogsten de immense rotsen en de uitgestrekte wouden van de Maasvallei telkens weer grote bewondering. Elders banen rivieren en beken zich onverstoord een weg om zich dan in de kalkhoudende poriën van de aarde te storten. Verder worden het landelijke landschappen, en niet te vergeten, tot genoegen van groot en klein, de vallei van de meren, voor een duik in de geneugten van de watersporten. 67
Oude stenen, musea en literatuur Getuigen van een eeuwenoude regio zijn er te over in de provincie Namen : kastelen, abdijen, citadels, tuinen… Ze vertellen over een verleden dat gaat van de prehistorie tot wat we vandaag kennen. De kastelen van LavauxSainteAnne en van Freyr, de citadels van Namen en van Dinant, de tuinen van Annevoie, stuk voor stuk locaties die, in het mooie seizoen, regelmatig het decor zijn van klassieke concerten, en van voorstellingen door toneelgezelschappen en andere artiesten. De werken van Félicien Rops, het vermaledijde en aanbeden kind van Namen, kregen een eigen museum ((zie ook hieronder). Het museum Groesbeeck de Croix, in Namen, is gewijd aan de kunst van de achttiende eeuw. Viroinval herbergt de resten en de herinneringen aan de Andenne heeft zijn keramiekmuseum, Vresse sur Semois brengt hulde aan de leisteen… In Namen is het Huis van de Pöezie en de Franstalige Taal open voor iedereen. De dichterlijke ziel komt er in een sfeer die uitnodigt tot een ontmoeting, tussen de regels, met de werken van Jean Tousseul of van Henri Michaux. In Treignes, staan Arthur Masson en zijn Toine Culot, burgemeester van Trignolles, volop in de kijker, terwijl Dinant gedurig zijn beroemdste inwoner huldigt : Adolphe Sax.
LUIK / LIÈGE Vaak bezocht op doortocht naar zuidelijke streken. Was ook een gewild uitstapje na nachtelijke kroegentochten in Roermond of Maastricht: aangeschoten de zondagsmarkt (vlooienmarkt) op het Bat bezoeken, waar dan doorgedronken kon worden. De dames in het gezelschap bleven nuchter en zorgden doorgaans voor het vervoer, ze waren de Bob "avant la lettre"... Voor het laatst was ik in 2010 in Luik, alleen maar om over te stappen op de trein naar Charleroi. Daar bleef ik een extra uur rondhangen om foto's te maken van het pas afgeleverde stationsgebouw van de Gare Guillemins. Station LuikGuillemins (Frans: LiègeGuillemins) is het belangrijkste spoorwegstation van de stad Luik. Het station ligt op het einde van verschillende spoorlijnen. Het station is genoemd naar de wijk Guillemins, waarin het ligt. Deze wijk is op zijn beurt weer genoemd naar de kloosterorde van de Wilhelmieten, die daar in 1287 een klooster stichtte. Op het eind van de twintigste eeuw werd duidelijk dat de hogesnelheidstreinen een specifieke infrastructuur vergden, met even grote investeringen in de sporen als in de stations. Langs de hogesnelheidslijn tussen Brussel en Keulen (HSL 2 tussen Leuven en Luik en HSL 3 tussen Luik en Keulen) is Luik een belangrijk HSL—station.
68
Het oude station voldeed niet meer: de perrons waren te smal en gebogen en de gehele stationsomgeving had een armoedige uitstraling. Verder ontbrak het station aan elke vorm van luxe en was het ronduit krap voor de passagiersstromen. Bovendien beperkten de vele spoorwissels de aankomst en vertreksnelheid. De komst van de HSL treinen is aangegrepen het station naar de huidige standaards op te waarderen en de stopplaats circa 100 m te verplaatsen. Voor een lange TGV trein is het ongunstig om in een bocht te stoppen om reizigers te laten uitstappen. Een TGV stopplaats is bij voorkeur gelegen aan een 'recht' perron. Na een internationale wedstrijd werd het project van de bekende Spaanse architect Santiago Calatrava gekozen. Calatrava's ontwerpen zijn spraakmakend en bovendien heeft hij zich meermalen bewezen met het ontwerpen van stations. Zo ontwierp hij eerder al stations in Zürich, Luzern, Lyon, Lissabon en New York. Het nieuwe station is gemaakt van staal, glas en wit beton, en beschikt over een monumentale koepel van 200 m lang en 35 m hoog. De datum van de oplevering was oorspronkelijk gepland voor eind 2007. Uiteindelijk vond de feestelijke opening van het station plaats op vrijdag 18 september 2009. DE STAD LUIK Hoofdstad van de provincie en het arrondissement Luik Talen: Frans en Nederlands (een beetje!) Godsdienst: katholicisme / Rivieren: Maas, Ourthe In het Maasdal De gunstige ligging langs de Maas en op het kruispunt van de wegen naar Duitsland, Luxemburg en, Nederland heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van Luik, dat een van de grootste steden van België is geworden. Luik ligt op 70 m hoogte, aan weerszijden van de Maas, bij de samenvloeiing met de Ourthe en de Vesdre. In het hart van de stad, op de linkeroever van de rivier, bevinden zich tegenwoordig nog steeds vele belangrijke monumenten, evenals bestuursgebouwen, de universiteit en de belangrijkste winkelstraten. De verschillende oude wijken van Luik herbergen, tot groot genoegen van de bezoeker, zowel historische overblijfselen als mooie moderne gebouwen. Het "carré", dicht bij de kathedraal en de Opera, is een van de levendigste plekken van de stad en biedt onderdak aan luxueuze winkels. De stroomafwaarts gelegen winkels op de kaden van de Maas maken stroomopwaarts plaats voor parken. De zeer populaire wijk Outremeuse, gelegen tussen de rivier en het omleidingkanaal, houdt zijn tradities in stand. De verlichting blijft zowel overdag als 's nachts branden. De uitbreiding van de stad naar het zuiden, richting het station, is pas aan het einde van de 19e eeuw tot stand gekomen. Men vindt er vele hotels en de vrije beroepen. De agglomeratie heeft zich vervolgens over een twintigtal kilometers in de omliggende valleien uitgebreid. Hier zijn de vele industrieën gevestigd: staalindustrie in het Maasdal, industrie van nonferrometalen in het Vesdredal... Maar de aantrekkingskracht van deze economische metropool is voornamelijk toe te schrijven aan het belang van de dienstensector, evenals aan de artistieke en culturele activiteiten. 69
CIJFERS Bevolking: 220.000 inwoners (agglomeratie, 602.000 inwoners)
De "vurige stad" Luik, eeuwenlang een dubbele stad, die heen en weer werd getrokken tussen kooplieden en bisschoppen', bewaart in de vele monumenten de sporen van het verleden. Luik, in het begin van de 5e eeuw gesticht door de heilige Hubert, wordt in 721 een bisschopszetel, maar blijft lange tijd een vrij onbelangrijk stadje. Aan het einde van de 10e eeuw laat bisschop Notger het ommuren en sticht scholen waardoor het een zekere naam verwerft. Na de invasies van de Noormannen, wordt de stad met verschillende bouwwerken verfraaid, waaronder de kathedraal, het bisschoppelijk paleis en twee kloosters. De kerkelijke macht stuit op die van de Luikse burgerij, die vastbesloten is het bestuur van de stad op zich te nemen. De 13e en 14e eeuw worden gekenmerkt door de conflicten tussen de patriciërs en de ambachtslieden. In 1468 steekt Karel de Stoute, die de Luikenaars een jaar daarvoor had verslagen, de stad in brand en plaatst het prinsdom onder zijn gezag. Na zijn dood wordt Luik onafhankelijk. Vanaf de 15e eeuw vermindert de kerkelijke invloed en richt de stad zich op de industrie (begin van de steenkoolwinning). De Franse Revolutie maakt uiteindelijk een einde aan de heerschappij van de prinsbisschoppen. Luik wordt de hoofdstad van het departement Ourthe, dat grotendeels overeen komt met het oude prinsdom. In de loop van de 1ge eeuw neemt de welvaart toe en bezit de stad als een van de eerste van het land een ontwikkelde industrie. Luik, dat in brand wordt gestoken tijdens de Eerste Wereldoorlog en grotendeels wordt verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog, verrijst uit zijn as en ondergaat nog steeds veranderingen. BEZIENSWAARDIGHEDEN • De SintPauluskathedraal en de rijke kerkschat • SintBartholomeuskerk • Paleis van de Prinsbisschoppen • Batte kade • Marktplein • Curtius Museum • Museum van het Waalse Leven • Outremeuse en SaintPholien (wijken) • Hors – Châteaustraat 70
MEER INFO LUIK De stad aan de samenvloeiing van de Maas en de Ourthe in een groot bekken, dat door heuvels wordt omringd. Luik is zwaar getroffen in de beide wereldoorlogen, waardoor de snelle industriële ontwikkeling werd onderbroken. Om een voorbeeld te noemen: in 1944‑1945 zijn de stad en haar voorsteden getroffen door meer dan 1500 V1 en V2 raketten. Luik is een stad waarvan men meestal alleen maar de negatieve zijde laat zien. Misschien klinkt u dat vreemd in de oren, maar dikwijls worden industrie en vuile steden op een lijn gezet. Nu is Luik als stad niet direct een blanke parel te noemen. Maar juist naast de vele fabrieken en misschien wat minder interessante woonwijken kan men een groot aantal belangrijke, historische dingen laten zien. Aan beide zijde van de Maas speelt zich voldoende af om een bezoeker te boeien. Luik is ook wereldberoemd voor de vervaardiging van vuurwapens (vooral jachtgeweren) en het kristal van Val Saint Lambert. De Luikse marionetten,van de meest eenvoudige tot de meest bewerkte, worden ook wel de parels van het plaatselijke handwerk genoemd. De Carré,vlakbij de kathedraal, is een uitgaanswijk bij uitstek: winkels, bioscopen, cafés en disco's maken van deze wijk een levendig stukje stad tot vaak in de vroege uurtjes. Het Filharmonische Orkest en de Koninklijke Waalse Opera uit Luik zijn tot ver in het buitenland bekend. ALBERTKANAAL Het Albertkanaal verbindt Luik met de haven van Antwerpen. Het is 129 km lang,50 m breed en telt 6 schutsluizen om het verval van 56 m te overbruggen. Koning Albert, heeft in 1930 de eerste spade in de grond gestoken. Het hele project heeft 9 jaar in beslag genomen. De economische betekenis van dit kanaal is dan ook van zeer grote betekenis voor Belgisch Limburg, de Kempen en de Provincie Antwerpen. Koning Albert is in de winter van 1934 bij een bergtocht om het leven gekomen in MarcheLes‑Dames. ZONDAGSMARKT Strekt zich uit langs de oevers van de Maas, waar men letterlijk alles kan kopen wat denkbaar is. KATHEDRAAL De prachtige St. Pauluskathedraal is gesticht in 971. Het bevat ook het reliekschrijn van H. Lambertus in de vorm van een vergulde zilveren buste (1512). De St. Bartholomeuskerk een bij 800 jaar oud gebouw dat zeker een bezoek waard is, niet alleen om zijn prachtige interieur maar vooral ook om haar vermaarde koperen doopvont van de hand van Reinier van Hoei (1108). Het is een van de "Zeven Trofeeën van Belgische kunst".Verder hebben we nog de Citadel(vestingwerk) en het Paleis der Bisschoppen. PERON 71
Het Peron is een gebeeldhouwde fontein, tegenover het stadhuis, als teken van de Luikse onafhankelijkheid. De trappen van Montagne van Beuren met 373 treden zijn eveneens interessant. HOOFDSTAD VAN DE PROVINCIE LUIK EN WALLONIË. De 205.000 inwoners van Luik zijn trots op hun stad. Ze noemen de plaats de "Dochter van de Maas". De riviertjes de Ourthe en de Vesdre stromen bij Luik in de Maas. Het stadscentrum en de wijk L'Isle liggen op de linkeroever. Aan de andere zijde van de rivier bruist de volkswijk Outremeuse van het leven. De naam van dit stadsdeel betekent "Over de Maas". Hier werd de grote schrijver Georges Simenon geboren; hij bracht er ook zijn jeugd door. Het verkeer op de rivier is in Luik behoorlijk druk, hoewel de grote periode waarin met steenkool geladen lichters via de Sambre de Maas opvoeren definitief is afgesloten: alle steenkoolmijnen in Wallonië zijn inmiddels dicht. Wat ervan rest, zijn grote storthopen of "terrils", die ook rond Luik nog zijn te zien. De stad die op het eerste gezicht een wat sombere indruk maakt ligt op een hoogte van 68 m in de Maasvallei. Luik is een zeer oud bisdom in WestEuropa. De bisschopszetel van St. Servatius was eerst gevestigd in Tongeren, daarna in Maastricht en vanaf 705 in Luik. De heilige Lambertus, bisschop van Tongeren Maastricht, werd ca. 705 in Luik vermoord en zijn opvolger, de heilige Hubertus, liet in Luik een kerk ter zijner ere bouwen en vestigde de zetel van het bisdom in Luik. De bijnaam van de stad is "Cite Ardente" of "vurige stede". Dit heeft zij zowel aan haar oude industrie (wapensmederijen, steenkoolderving sedert de 13e eeuw) als aan haar vrijheidsdrang te danken. Zeer vroeg ontstonden in Luik democratische instellingen, vastgelegd in de vrede van Fexhe (1316). De volksvertegenwoordiging heette Sens du Pays en bestond uit adel, geestelijkheid en burgerij. Tijdens de ruzie tussen de prins bisschoppen en de Bourgondische hertogen (15eeeuw) werd de stad door Karel de Stoute gruwelijk verwoest. Ook in de 17e eeuw werd zij niet gespaard door de Franse legers van Lodewijk XIV. Ook had de stad in de beide wereldoorlogen zwaar te lijden. In augustus 1914 hielden de forten van Luik langer dan verwacht stand tegen de legers van Otto von Emmich en in de 2e wereldoorlog werd Luik samen met Antwerpen beschoten door de V1rakketten van de Duitsers. Op zondagmorgen heeft langs de kaaien van de linkeroever van de Maas de vlooienmarkt of La Batte plaats. Dit is een traditionele markt waar bijna alles te koop is.
72
HASPENGOUW: BELGISCH LIMBURG (2004) VOORJAARSREIS VERTREK Er wordt ‘s morgens nogal wat getreuzeld. Jos moet ‘s morgens allereerst nog naar het ziekenhuis voor een consult bij neuroloog Koppejan. Om half tien is hij aan de beurt. Na een onderzoek en een gesprek is hij klaar om tien uur. Hij krijgt een advies om minimaal een week lang te stoppen met zijn plichtmatige Saridonpillen na het opstaan. Hij dreigt daar namelijk verslaafd aan te raken. Ook moet hij een afspraak maken voor een CTscan (soort hersenfoto’s) bij de afdeling radiologie. Om half elf is hij thuis. Dan komt Clim ook in actie. Pas tegen 13.00 uur zijn we zo ver dat we met ons Kaatje kunnen vertrekken. We rijden eerst naar het ziekenhuis, om een afspraak formulier op te halen dat Jos heeft vergeten. Tevergeefs, het loket van neurologie is al gesloten. Daarna slaan we bij LIDL een voorraad bier (blikjes Bitburger) in. Clim belandt er in een lange rij, maar mag van een bruin medeburger voorgaan. Daar heeft hij niet van terug. We rijden via de A2 naar verkeersknooppunt Kerensheide waar we richting Hasselt kiezen. Vlak achter Hasselt verlaten we de autosnelweg nemen we een nationale weg naar het zuiden. Onder de rook van Sint Truiden houden we rond 15.00 uur pauze in een dorpje. In de kerk is dan net een dienst aan de gang. Symbolisch geeft Jezus de geest aan het kruis. Daar hadden we even niet aan gedacht. Zonder veel moeite vinden we ons Hotel Cicindria in de binnenstad. We herkennen direct het een na grootste plein van België (alleen dat van Sint Niklaas is groter), we zijn daar een jaartje eerder al eens geweest tijdens een van onze zaterdagmiddagritjes toen we er het begijnhof bezochten. Jos meldt zich bij de balie om de sleutel van de garage op te halen. Het is een afstandbediening, gemakkelijk. Maar we kunnen die zogenaamde garage helemaal niet vinden. Het blijkt een privé parking, een ondergrondse parkeerplaats onder het nabijgelegen winkelcentrum te zijn. Enfin, om half vijf hebben we ons geïnstalleerd. De kamer is alleszins redelijk, de badkamer is piekfijn in orde. We maken een wandeling door de binnenstad, waarbij we ons concentreren rond het marktplein en de kathedraal. Op zoek naar een geschikt restaurant stoten we toevallig op een Chinees die een lopend buffet aanbiedt. Daar kunnen we geen weerstand aan bieden, dus dat wordt uitgebreid Chinezen. Jos wil met zijn credit card betalen, maar die hapert, waarop Clim grootmoedig zijn Goldcard te voorschijn haalt. Voor we terugkeren naar het hotel drinken we koffie en bier in een gezellig café aan de markt. De doorsnee pils in België kost anderhalve euro. We besluiten hier nog eens terug te komen.
73
HOTEL CICINDRIA *** Abdijstraat 6, 3800 SintTruiden, tel. 01168 13 44, fax 01167 41 38, email:
[email protected] , www.cicindriahotel.be . De juiste bestemming voor zowel zakenman als toerist. Inderdaad, bij ons vindt u alle luxe en comfort. Alle kamers zijn voorzien van badkamer, minibar, TV, telefoon. Ontbijtbuffet. Op wandelafstand van het gezellige stadscentrum. Toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Openingsuren: alle dagen 24 uur op 24 uur. Jaarlijks verlof: 19 december tot 5 januari. Prijzen per persoon per nacht: 7 eenpersoonskamers: 65,00 EUR met ontbijtbuffet / 18 tweepersoonskamers: 45,00 EUR met ontbijtbuffet
GESCHIEDENIS Er zijn weinig steden waarvan het ontstaan en de vroege ontwikkeling zo goed kan gevolgd worden als SintTruiden. De naam zelf verraadt de oorsprong. SintTruiden dat is Trudo, de Frankische edelman die rond 650 een kerk en klooster bouwde op een kleine verhevenheid naar het noorden toe, waar de Cicindria aan de linkerzijde door een breed dal vloeide. De kleine gemeenschap werd een welvarende abdij die tot het einde van de achttiende eeuw wel en wee van de stad zou meemaken. Rond de abdij is al snel een nederzetting gegroeid, maar een echte stroomversnelling kwam er in de elfde eeuw. De bedevaarten naar het graf van SintTrudo brachten niet alleen rijkdom voor de abdij maar ook welvaart voor de velen die buiten de landbouw werk zochten. De kroniekschrijver van de abdij stond er als het ware bij: De toeloop van bedevaartgangers ... bestond uit edellieden en vrijen, maar ook uit volksmensen, vrouwen zowel als mannen. Wanneer ze dan kampeerden in barakken of tenten, met takken of zeildoek afgezet, leek het wel of ze de stad belegerden. De huizen zaten vol en konden niet iedereen opnemen. De handelaars slaagden er nauwelijks in met paarden en wagens, karren en lastdieren voldoende aan te voeren om de grote menigte van voedsel te voorzien. In die periode, in het midden van de elfde eeuw, bouwde abt Adelardus zijn grote abdijkerk. De toren en de overblijfselen van de crypte geven nog een beeld van de honderd meter lange kerk. De abdijgebouwen blijven getuigen van de kracht en de uitstraling van Trudo’s stichting. Adelardus (ver)bouwde de OnzeLieveVrouwekerk en bouwde ook de SintGangulfuskerk. Onder dezelfde abt de abt was medeheer naast de bisschop van Metz werd SintTruiden omgord met een aarden wal, een houten palissade en versterkte toegangspoorten. Terecht omschrijven officiële documenten uit die tijd SintTruiden als oppidum, versterkte stad. De nederzetting bij de abdij was een stad geworden.
74
De economische en sociale activiteiten in de stad werden georganiseerd in dertien ambachten. Binnen het land van Luik bevochten zij mee de deelname van de steden in het staatsbestuur en in eigen stad verwierven ze de democratische controle over het stedelijk bestuur. Als symbool daarvan werd bij de hal een perron opgericht bekroond met een vergulde adelaar. Na de vijftiende eeuw trad er een stilstand op die voortduurde tot in de 19de eeuw. Wel werd er vooral in de achttiende eeuw werk gemaakt van de verfraaiing van klooster gebouwen en burgerhuizen. Na 1830 werden de leegstaande kloostergebouwen de nieuwe huisvesting van congregaties, die van SintTruiden een uitgesproken onderwijs en verzorgingscentrum maakten. Blijvend was de marktfunctie in een uitermate vruchtbare landbouwstreek. De fruitteelt vanaf het einde van de negentiende eeuw zou daaraan heel eigen kenmerken geven. Het is opvallend dat de eerste nieuwe straten en wijken er pas kwamen bij het begin van de 20ste eeuw. Maar van dan af veranderde er steeds meer en in steeds snellere mate. Zelfs de uit de middeleeuwen stammende gemeentegrenzen werden doorbroken. Daardoor kwamen gemeenten met een eigen eeuwenoude geschiedenis bij mekaar terecht. In Zepperen ging de jonge Trudo zijn bisschop opzoeken. In Brustem bouwden de graven van Loon een burcht tegen SintTruiden. Duras herinnert aan de plaatselijke graven die zich vaak mengden in de conflicten rond abdij en stad. Een middeleeuwse stad en veertien historische gemeenten vormen nu een prachtige staal kaart van oude tradities én moderne activiteiten in het vruchtbare land van Haspengouw. DAG 2 We kunnen ‘s morgens genieten van een uitstekend ontbijtbuffet: een van de betere en uitgebreidere die we ooit gehad hebben. Het is drukker dan we verwacht hadden. We krijgen de sleutel (een afstandbediening voor de toegangspoort) van de parkeergarage mee en gaan op pad. We rijden de verkeerde richting de stad uit, maar via de rondweg kunnen we dat corrigeren. Tien kilometer verderop ligt het plaatsje Zoutleeuw, ooit een welvarend stadje in de late Middeleeuwen, maar nu in belang gekelderd tot een onaanzienlijk dorpje. De restanten uit de glorietijd zijn nog altijd prominent aanwezig: de kerk, het stadhuis, een oude waterpomp, de lakenhal en enkele patricierswoningen. De kerk is helaas dicht. We bezoeken wel het stadhuis (een museum inmiddels) en drinken koffie in de lakenhal, die tot stemmig restau rant is omgeturnd. Een groep Hollandse bejaarde toeristen zit er net te lunchen. Onze volgende stop is Tienen, een stad ter grootte van Venlo. Het is net als Tongeren een nederzetting die uit de Romeinse tijd stamt. Overblijfselen daarvan treffen we vlak bij de grote markt aan in het museumpje Het Toreke, waar we eveneens een expositie 75
bewonderen over neolithische bewoners: fraaie modellen van was, heel levensecht in een jachtkampje tentoongesteld. Nabij ligt het Suikermuseum, speciaal hier gevestigd omdat Tienen het industriële centrum van de suikerindustrie in België is. Onderweg hier naar toe hebben we de vestiging van DSM (aspartaam) zien liggen. Het is een museum op verschillende niveaus en we brengen er dan ook meer dan een uur door. Buiten regent het dan net trouwens. We maken nog een korte wandeling rondom de kathedraal, bekijken het Monument van de gevallenen uit de Eerste Wereldoorlog. In de buurt van onze geparkeerde Ka staan twee jongemannen als paashaas verkleed, die gaan dus op de foto. Jos krijgt een zakje met chocolade eitjes cadeau en vraagt er meteen ook een extra voor zijn vriend in de auto…. Hoegaarden is een bekende naam op biergebied, het dorpje ligt tien kilometer ten zuiden van Tienen. Er is net markt. We bezichtigen er alleen de kerk, even verderop ligt ook nog een enorm groot kloostercomplex. (België is rijk aan dat soort monumentale gebouwen, veelal in beheer van de jezuïetenorde). In een pizzeria bestellen we een ‘croque monsieur‘ die extra aangekleed met veel groen wordt geserveerd. Van de beroemde brouwerij hebben we niets kunnen ontdekken. We rijden terug naar Zoutleeuw. Tussen half vijf en vijf (dan gaat de kerk dicht) wandelen we bewonderend door de St. Leonardus kerk die alleszins de moeite waard is met zijn preekstoel, sacramentstoren, paaskandelaar, retabels, vele beelden en andere kunstschat ten. Alles is nog authentiek middeleeuws, ontsnapt aan de beeldenstorm, vandaar. Niet voor niets wordt er (symbolisch) entree geheven. Die avond eten we lekkere en goedkope steaks in het Steakhouse aan de Markt, rond tien euro per stuk, da’s geen geld! In ons cafeetje worden we vergast op een optreden van een troubadour met een gitaar die voornamelijk liederen van Johnny Cash en Roy Orbison ten beste geeft. ZOUTLEEUW Zoutleeuw is te situeren in het Hageland, dit is een oude, Vlaamse plattelandsstreek in het oosten van de provincie VlaamsBrabant. De Demer is de meest noordelijke rivier in het Hageland; in het zuiden is het landschap zacht golvend en liggen er rijke landbouwgronden en fruitaanplantingen, waartussen de Grote en de Kleine Gete zich een weg banen. Langs de oevers van de Kleine Gete duikt Zoutleeuw verrassend op tussen het Hagelands groen. Met zijn landelijke ligging lijkt het stadje wel een dorp, maar het prachtig bouwkundig erfgoed getuigt nog van een groots verleden. Het middeleeuwse Zoutleeuw was immers een wel varende stad: dit wordt ondermeer weerspiegeld in de talrijke imposante gebouwen op de Markt en de zeer rijke, religieuze kunstschatten in de SintLeonarduskerk. Doordat de huidige bewoning zich nauwelijks verder uitstrekt dan het oorspronkelijke stedelijk arsenaal heeft het stadsbeeld en het stratenplan weinig van zijn middeleeuws karakter ingeboet, wat de Zoutleeuwse situatie uniek maakt in Vlaanderen. 76
Dit verstilde stadje op de grens tussen het Hageland en Haspengouw behoorde in de 13de en 14de eeuw tot de zeven grote Brabantse steden. Het ontsnapte aan de beeldenstorm en de plunderingen in de 18de eeuw, zodat u nu kan proeven van uniek historisch erfgoed. De SintLeonarduskerk op de Grote Markt is de enige kerk in België waarvan het middeleeuwse interieur haast intact is gebleven. TIENEN Tienen is alom gekend van zijn suikerfabriek. Maar de stad heeft voor u nog veel meer in petto. Ten tijde van het hertogdom Brabant was Tienen een van de belangrijkste steden: de culturele rijkdom van toen kan u nu nog bewonderen. En ook van de rijkdom van de natuur kan u hier volop proeven tijdens een wandeling of fietstocht. Tienen is de oudste stad van het Hageland. Hiervan getuigt het stedelijk museum Het Toreke met een verzameling sier en gebruiksvoorwerpen, afkomstig uit GalloRomeinse villa's en grafheuvels. De gotische kerk van OnzeLieveVrouwtenPoel op de Grote Markt toont duidelijk de welvaart aan die Tienen in de middeleeuwen kende. De voorgevel is met zijn drie grote gotische portalen majestueus te noemen. Tienen ligt aan de noordrand van Haspengouw, een streek met eindeloos glooiende akkers, met verre en open horizonten. Wie van dit landschap wil genieten, hoeft enkel wandel schoenen aan te trekken of de fiets uit stal te halen. Naast diverse wandelingen werden ook twee fietsroutes de Bietenroute en de Landense fietsroute uitgestippeld. De bewoners van Tienen zijn vooral fier op hun raffinage van 'spierwitte blokjes diamant', die u wellicht beter kent als suikerklontjes. Vandaar ook de naam 'Suikerrock' voor het jaar lijkse muziekfestival in Tienen dat twee dagen in beslag neemt HOEGAARDEN Hoegaarden, een mooi dorp aan de Grote Gete met een rijk historisch verleden. Een dorps naam die zeker bekend in de oren zal klinken van bierkenners en tuinliefhebbers. Hoegaarden is een landelijke gemeente, telt 6014 inwoners en heeft een oppervlakte van 3389 ha. Het is gemakkelijk te bereiken. Hoegaarden is een van de kleinere gemeenten in de jonge provincie VlaamsBrabant. Hoegaarden was ooit de hoofdplaats van een autonoom graafschap onder gravin Alpaïdis. Nadien bleven we doorheen de woelige Middeleeuwen een eigenzinnige enclave van het prinsbisdom Luik, binnen het gebied van het hertogdom Brabant. De monumentale SintGorgoniuskerk fungeert als een baken voor wandelaars en fietsers in de wijde omgeving. Jaarlijks zakken duizenden toeristen naar Hoegaarden af om er de unieke sfeer te proeven van een zes eeuwen oude biercultuur (met het hoogtepunt in de 18de eeuw) en er even tot rust te komen in oase van groen in onze thematuinen.
77
Tijdens de vroege middeleeuwen behoorde Hoegaarden tot het graafschap Brunengruz, bestuurd door gravin Alpaïdis. Na haar dood in 987 schonk Otto III het graafschap Brunengruz aan Notger, bisschop van Luik. Hoegaarden werd Luiks gebied en vormde een Luikse enclave in het hertogdom Brabant. Tot de troonafstand van Keizer Karel in 1555, kende Hoegaarden een relatief rustige periode. Wanneer echter de Spaanse koning Filips II, de hertog Alva naar de Nederlanden stuurde om de orde te handhaven, ondervond Hoegaarden daar de nodige nadelen van. In 1673 en de jaren daarop moest Hoegaarden echter voortdurend afrekenen met oorlogsgeweld: Luik steunde immers de ambities van Lodewijk XIV. Onder het Oostenrijks bewind (17131794) beleefde Hoegaarden zijn gouden eeuw. De algemene welvaart, vooral te danken aan de biernijverheid, nam zienderogen toe. In 1726 waren er 36 brouwerijen en zo'n 110 mouterijen. Vandaag is Hoegaarden een rustig provinciestadje. DAG 3 ABDIJEN Vandaag koersen we naar het noorden onder meer om enige abdijen te bekijken. Clim lult me de oren van de kop over “den Abdij van Averbode”, dus die mogen we beslist niet missen. Het is Eerste Paasdag, niet direct een dag om volle kerken te gaan bezoeken vanwege al die erediensten die er dan gehouden worden. Enfin, na een uiterst copieus ontbijt volgen we richting HerkdeStad (gekke naam vindt Clim) en Diest. In Zichem wordt gestopt om op een pleintje met kiosk een sigaretje te roken en de sfeer van de Witte te proeven. Alles verwijst er naar de schrijver Ernest Claes en zijn boeken. De kerk is oud en plomp en kan ons niet bekoren. Het volgende doel is…, inderdaad: Averbode. Dat klooster ligt in de bossen op een steenworp afstand van Zichem. Het is een groot complex dat nog volop in gebruik is, met een witte kloosterkerk in het midden. We sluiten ons een minuutje aan bij de gelovigen in de kerk die luisteren naar de priester die net voor de zoveelste keer in zijn leven de lijdensweg van Jezus en zijn Wederopstanding aan het verkondigen is. We bezoeken er de boekwinkel: het nog springlevende klooster is ook een ideële drukkerij / uitgeverij rijk. Clim koopt er een kandelaar. Ook Tongerlo, vlakbij Herenthals, heeft een rijk klooster. Het lijkt er een beetje verlaten als we er aankomen. Een stel luidruchtige Hollandse pubers verlaat net het volledig ommuurde terrein met slotgracht als we er aankomen. De kerk, niet zo bijzonder in onze ogen trou wens, is leeg. In de voormalige tiendschuur is een permanente expositie gevestigd met vooral foto’s van o.a. missionarissen in de Kongo. Er ligt ook een kleine kinderboerderij met allerlei beesten. We blijven er niet lang rondhangen, want we kunnen verder nergens in. We rijden door naar een groter plaatsje in de buurt om er koffie te drinken.
78
Geel is een streekcentrum, te vergelijken met Heythuysen en Echt. Er is niet zo veel te bekijken, dus we parkeren de auto op de markt en zoeken een grand café op. Het is nog vroeg, daarom besluiten we onze aandacht meer naar het zuiden te verleggen. Op het verlanglijstje van Clim staat ook het slagveld van Waterloo, eigenlijk is dat volgens de kaart maar een uurtje rijden vanaf hier. We aarzelen niet lang en gaan op weg. Inderdaad, via Leuven en een autosnelweg die dwars door het uitgestrekte Zoniënwoud ten westen van Brussel aangelegd is bereiken we het toeristisch in trek zijnde Waterloo, waar in 1815 Napoleon door de gezamenlijke legers van Europa onder leiding van de generaals Wellington en Blücher afgetroefd werd. Daarna werd hij naar het geïsoleerd liggende eiland Sint Helena in de Atlantische Oceaan afgevoerd. Clim moet in de rij voor een kaartje. We kiezen voor alle attracties: film, panorama, wassenbeeldenmuseum en natuurlijk ook voor de beklimming van de uitzichtheuvel met de monumentale leeuw. Alle nationaliteiten zijn vertegenwoordigd, veel Japanners en Amerikanen lopen er rond. Om zes uur zijn we weer terug in Sint Truiden. We eten een snelle hap ‘döner kebab’ bij een Turk en zitten daarom op tijd om zeven uur voor de televisie om maar niets te missen van de eredivisietopper Ajax Feyenoord. De uitslag zijn we vergeten, zo belangrijk vinden we het voetbal van tegenwoordig! De rest van de avond blijven we voor de tv hangen. Jos neemt een nieuw boek ter hand. De volgende dag vertrekken we naar Roermond. ZICHEM Omstreeks 1000 was het grondgebied van het huidige Hageland verdeeld over vier rechtsgebieden: het graafschap Leuven, het graafschap Aarschot, de heerdij Diest en het graafschap Brunengeruz. In 1212 moet Zichem reeds een hele agglomeratie geweest zijn, want de Brabantse hertog Hendrik I vermeldt het als één van de vroeger gestichte steden, hetgeen betekende dat ze een eigen bestuur hadden. In 1386 verstevigde de heer Reinier van Schoonvorst de Jonge de wallen en bouwde de burcht. Binnen de muren bevond zich een lakenhalle die het verhandelen van het laken moest verbeteren. De Zichemse economie steunde toen op deze lakennijverheid, en op veeteelt. De stad had drie toegangspoorten: de Driessepoort in het zuidwesten, de Diestersepoort in het zuidoosten en de Dijkerpoort in het noorden. De grote gracht die rond de stad vloeide, werd gevolgd door de Demer. De oude Demer belette invallen uit het noorden. De vestingen waren 35 tot 40 meter breed. Tussen de oevers van de grachten en deze wallen was een strook grond van 10 meter. Binnen de stadsmuren bevond zich dan de burcht, zodat het geheel een betrouwbare en veilige vesting vormde. Zichem zelf geraakte omstreeks 1440 in verval. De bevolking, die in 1437 nog 2400 mensen telde, viel terug tot 750. Vele Zichemnaars trokken weg, de streek werd geteisterd door overstromingen en ziekten. In februari 1578 beleefde Zichem de zwaarste dagen uit haar geschiedenis. Alexander Farnese liet zijn soldaten in de richting van Diest vertrekken om uit te rusten. Toen ze in Rillaar aankwamen, vernam Farnese, dat de stad Zichem (het bolwerk van Oranje), eigendom van Willem, de leider van de"geuzen" zich verzette tegen de overgave. Farnese beval dat Zichem moest vallen vóór de legers naar Diest trokken. Hij beloofde dat bij weigering van overgave, er geen levende ziel zou overblijven. Zichem weigerde zich over te geven. De commandant van de stad; de Antwerpenaar Jan van Lier antwoordde: Wij hebben alles om ons te verdedigen, en zullen niet buigen voor de troepenmacht. Het verzet moest dan maar gewapenderhand gebroken worden. Farnese stelde zijn troepen op aan de Driessepoort en
79
viel tegen de middag aan. Maar hij stuitte op hevig verzet, geraakte toch de stad binnen en moordde het grootste deel van de bezetters uit. Vrouwen en kinderen werden gespaard. Een 200tal soldaten van het Zichemse garizoen konden aan de moordpartij ontsnappen en zich verschansen in de burcht, waarvoor ze een aarden wal hadden opgetrokken. Die werd door de soldaten en Farnese zelf afgegraven. 150 soldaten trachten de Demer over te steken, maar werden door de achtervolgende Spanjaarden afgemaakt. De burcht werd door de Spanjaarden ingenomen, en gedurende de ganse nacht werden de Zichemnaars op wreedaardige wijze vermoord. Sommige bronnen vertellen dat de soldaten met een hamer gedood werden en daarna twee aan twee in de Demer geworpen. Waarom Farnese zo gewelddadig optrad in Zichem, is niet helemaal duidelijk. Voor of na de plundering van Zichem heeft hij nooit zo brutaal opgetreden. Was het een voorbeeld voor de andere steden die zich wilden verzetten? Diest en Zoutleeuw wilden het lot van Zichem niet ondergaan en gaven zich gewillig over aan de Spanjaarden. In 1578 brak ook nog een pestepidemie uit, alsof de slachting nog niet genoeg was geweest. Datzelfde jaar viel een bende baanstropers Zichem binnen; ze mishandelden de bewoners en plunderden de stad. In 1580 teisterde een aardbeving onze contreien, met als gevolg dat een deel van de burchttorens instortte. Toen vielen ook nog eens de geuzen de stad binnen en richttten tal van verwoestingen aan. Onder getier en gezang hielden zij de mensen te gek en te spot. In 1583 heroverden de Spanjaarden de stad, de vluchtende geuzen brandden de HeiligeGeestmolen af en Godefriedus van Thienwinckel, pastoor van Zichem, keerde na een ballingschap van drie jaar terug naar zijn parochie, en vond zijn kerk vol stro, vuiligheid en stukgeslagen beelden. In 1584 werden de mensen door belastingen en afpersingen uitgebuit. Velen stierven van ontbering bij gebrek aan voedsel. Enkele leefden van kruiden en geronnen kaas. In 1599 veroverden de geuzen nogmaals de stad, stalen 200 koeien en paarden en brandden de stad af. Deze eeuw van oorlog, ellende en epidemieën betekende de doodsteek voor de Zichemse economie. In 1577 waren er nog 274 gezinnen, in 1592 bleven er nog 26 over. Godefriedus van Thienwinckel heeft dit alles gedurende zijn herdersambt van 38 jaar beschreven in 't Latijn. Hij was het die als eerste de Mariaviering op gang bracht en aan het hoofd van zijn parochianen naar de heuvel van de mirakelen trok, om er te bidden en steun af te smeken voor zijn pelgrims, slachtoffers van hervormingen, geuzen en plunderende soldeniers.
AVERBODE De abdij werd gesticht rond 1134 toen graaf Arnold van Loon zich tot de St. Michielsabdij in Antwerpen wendde om een norbertijner klooster op zijn leengoed te Averbode te vestigen. Ter plaatse bevond zich reeds een kapel, toegewijd aan St. Jan de Doper, die door de abdij van St. Truiden aan de norbertijnen werd afgestaan. Aanvankelijk was Averbode een dubbelklooster, maar uiteindelijk verhuisden de zusters naar de priorij van Keizersbos bij Roermond, op een domein van de abdij. Averbode bezat tientallen parochies, in de provincies Brabant, Antwerpen en Limburg, en in het Nederlandse NoordBrabant en Limburg. Gedurende de middeleeuwen had de abdij veel te lijden. In 1401 werd ze geplunderd door de troepen van de prinsbisschop van Luik. In 1578 werden de kloosterlingen door de beeldenstormers verdreven, en ze konden pas in 1604 terugkeren.
80
De 17de en 18de eeuw waren een tijd van grote voorspoed. In 1654 werd begonnen met de vernieuwing van de abdijgebouwen. Abt Servatius Vaes begon in 1664 met de bouw van de huidige abdijkerk naar plannen van de Antwerpse bouwmeester Jan van den Eynde. In 1672 was ze voltooid. In 1712 werden de prelaatsgebouwen aan het voorplein en de conventsgebouwen opgetrokken. Veertig jaar later volgde een ziekenhuis en bibliotheek in een nieuwe vleugel, evenwijdig aan het koor van de kerk. Na reeds tweemaal te zijn overvallen door de Franse legers werden de norbertijnen in 1797 uit de abdij verdreven en over hun parochies verspreid. De abdijgebouwen werden geconfisceerd, verkocht aan een Brusselse handelaar en grotendeels afgebroken. De kerk bleef gespaard omdat ze door de inwoners van Averbode als parochiekerk werd gebruikt. In 1834 konden de overgebleven kloosterlingen de abdij terug verwerven. In de tijd hierna groeide de uitstraling van de abdij. Missies werden gesticht in Denemarken en Brazilië. Onder abt Leopold Nelo werd begonnen met het apostolaat van De Goede Pers, waaruit de drukkerij en uitgeverij zich ontwikkelden. Zijn opvolger abt Gummarus Cretz werd abtgeneraal van de norbertijner orde. Vanuit de abdij ontwikkelde zich ook de Aartsbroederschap van OnzeLieveVrouw van het Heilig Hart. Een groot moment was de kroning van O.L.V. van het Heilig Hart in 1910, verleend door Paus Pius X. In 1936 werd naast de abdij het Mariapark aangelegd. In 1942 werd de abdij getroffen door een grote brand die vrijwel de gehele abdij vernielde. Slechts de kerk en naastgelegen vertrekken bleven gespaard. De abdij werd weer terug opgebouwd, en werd nog uitgebreid met twee nieuwe vleugels.
TONGERLO In de periode 1130/1133 schonk Giselbert van Castelré een groot domein, waarop hij met steun van abt Waltman van de St. Michielsabdij in Antwerpen een norbertijner klooster stichte, dat al na enkele jaren tot abdij werd verheven. De eerste bewoners kwamen uit de St. Michielsabdij, en Giselbert trad er zelf in als lekebroeder. Rond de abdij groeide een groot domein met agrarische uithoven en meer dan veertig parochies, tot ver in het huidige Nederland gelegen. Oorspronkelijk was het een dubbelklooster, maar na ongeveer twintig jaar verhuisden de zusters naar de uithof van Eeuwen, bij Broechem. Daar stierf de gemeenschap rond 1361 uit. In 1410 echter stichte abt Jan Geerts een norbertinessenklooster te Herentals. De invloed van de abdij op het gebied van ontginning, werkverschaffing, onderwijs en armenzorg was in de Kempen erg groot. In de 15de eeuw had de abdij veel te lijden van de dreigingen van commendeabten, buitenstaanders die om wille van de inkomsten aan het hoofd van de abdij werden geplaatst. Slechts met grote financiële offers kon de abdij haar zelfstandigheid behouden. In 1504 werd Antoon Tsgrooten tot abt gekozen. Hij liet een prachtige kerk bouwen en de abdijgebouwen vernieuwen. In de kerk werd in 1545 de kopie van het Laatste Avondmaal door Leonardo da Vinci opgehangen, die abt Streytens had gekocht. In de tijd van de godsdiensttroebelen kreeg de abdij het erg moeilijk. Bij de oprichting van het bisdom Den Bosch in 1559 werd de abdij onder protest ingelijfd bij de bisschoppelijke tafel. De bisschop werd aangesteld tot hoofd van de abdij en de inkomsten moesten dienen tot onderhoud van de bisschop en zijn gevolg. Pas in 1569 kon bisschop Sonnius de abdij werkelijk in bezit nemen. Wanneer hij in de abdij was logeerde hij in het nog bestaande bisschopshuis, gebouwd in 1547 door Rombout Keldermans. Na jaren van juridische strijd herkreeg de abdij in 1592 haar vrijheid en werd de scheiding van het bisdom
81
een feit. Het koste de abdij echter wel een groot deel van haar goederen. In deze jaren werden ook drie pastoors van de abdij in hun parochies door rondtrekkende geuzen vermoord. Na het concilie van Trente volgde een opbloei op geestelijk gebied. Abt Adriaan Stalpaerts (16081629) stichte in Rome het St. Norbertuscollege voor jonge kloosterlingen uit de Brabantse circarie. Abt Van der Achter liet in 17251728 het nieuwe prelaatshuis bouwen. De wetenschap kwam in de 18de eeuw in de abdij op een hoog niveau. In 1773 werd de uitgave van de Acta Sanctorum overgenomen na de afschaffing van de Jezuïetenorde. Aan deze bloei kwam tegen snel een einde. In de jaren 1789/1790 werd de abdij meegesleept in de Brabantse Omwenteling, waarin op kosten van de abdij twee Kempische regimenten werden opgericht voor de strijd tegen de Oostenrijkers. Na jaren van afpersingen van oorlogsbelastingen werden de 130 kloosterlingen in december 1796 door de Fransen uit de abdij verdreven. De gebouwen werden geconfisceerd en verkocht aan twee eigenaars. Die lieten de kerk en het grootste deel van de abdijgebouwen slopen. Pas in 1835 mochten de overgebleven norbertijnen weer novicen aannemen, en in 1838 werd het gemeenschapsleven weer opgenomen op een kasteel in Broechem. In 1840 werd een deel van de oude abdij terug verworven. Hier groeide de gemeenschap snel aan. In 1852 werd de nieuwe kerk gebouwd. Abt Thomas Ludovicus Heylen (18871899) werd de beroemde bisschop van Namen. De abdij werd in 1929 getroffen door een grote brand die vrijwel de gehele abdij verwoeste. De gebouwen werden weer spoedig hersteld. Door de abdij van Tongerlo werd diverse grote missies begonnen. In 1889 begon men in Engeland, in 1898 vertrokken de eerste missionarissen naar de Congo Vrijstaat. Ze stichtten de apostolische prefectuur Uele waaruit het huidige bisdom Buta ontstond. In 1924 volgde de stichting van de huidige abdij Kilnacrott in Ierland, in 1931 de herstichting van de abdij van Leffe. In 1949 vertrokken enkele norbertijnen naar Canada, waaruit de huidige abdij van St. Constant ontstond. De priorij Storrington in Engeland werd in 1952 overgenomen van de zusterabdij Frigolet, en in 1966 vertrokken missionarissen naar Chili.
WATERLOO Van op mijn 40 meter hoge heuvel, kan ik het slagveld van 18 juni 1815 overschouwen, dat zich uitstrekt over de gemeenten Eigenbrakel, Genepiën, Plancenoit (Lasne) et Waterloo. De eerste schermutselingen hadden plaats op 16 juni te Ligny en te QuatreBras. Maar het was zondag de 18de juni, die beslissend was voor de tegenover elkaar staande legers. De nacht van 17 op 18 juni verbleef Napoleon te VieuxGenappe. De hertog van Wellington vestigde zich te Waterloo, terwijl de geallieerden hun tenten opsloegen te MontSaintJean. De morgen van de 18de stelden de troepen zich in slagorde op. De vijandelijkheden begonnen met de aanval op de hoeve Hougoumont, te Eigenbrakel. Na het offensief van de infanterie van het eerste Franse korps, deed de Engelse cavalerie een tegenaanval en zette de soldaten van de Keizer schaakmat. De Franse cavalerie viel verschillende maal aan, maar zonder succes. Op dit ogenblik van de veldslag was de uitslag van het gevecht nog steeds niet te voorzien. Te Plancenoit bestreden de Pruisen de Garde van Duhesme, terwijl de soldaten van von Zieten de hoeve van Papelotte bestormden.. De Fransen waren verplicht zich terug te trekken, en lieten zo de geallieerde legers toe een algemene aanval te doen, die hun de overwinning bezorgde. Een oriëntatietafel laat iedereen toe de strategische punten van het slagveld en de desbetreffende monumenten te situeren en te overschouwen. Ze zijn het werk van de betrokken landen, die zo eer hebben willen brengen aan hun dappere soldaten.
82
DAG 4 HUISWAARTS Clim rekent het hotel Cicindria af met zijn credit card: € 285 voor 3 nachten, 2 personen inclusief ontbijt. We moeten zo snel mogelijk tanken, want de wijzer staat onder de nul. We vinden helaas geen tankstation dat open is. Later blijkt dat het hier gaat om self service met contant geld. We stoppen een briefje van € 20 in de gleuf en ja hoor, het werkt, we kunnen de tank volgooien. We zijn van plan in Borgloon, een fraai stadje bekend om zijn lentebloesems, een tijdje rond te dwalen, maar op deze tweede paasdag zit het er helemaal vol toeristen en feestvierders. Er is ook markt en misschien staan er voor die zonnige dag nog meer festiviteiten op stapel. Aan al die drukte hebben we geen behoefte, trouwens waar moeten we onze auto parkeren? We besluiten maar door te rijden. We komen door het van oorsprong Romeinse Tongeren (waar we al enkele keren op een zaterdagmiddag zijn geweest, onlangs nog voor een tentoonstelling over de Neanderthalers), daar slaan we naar het noorden af. Bilsen wordt het stadje waar we koffie drinken. Midden op het plein ligt de monumentale kerk (modern, licht interieur!)met het stadhuis. Het zonnetje schijnt lekker en we genieten ervan op het terras. Het plaatsje Bilsen herbergde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een bekend jazzfestival. Ook in MiddenLimburg genoot het daarom enige bekendheid. Dwars door de bossen en voormalige heidevelden geraken we in de buurt van Genk, Zutendaal om precies te zijn. Van daaruit bereiken we over Maasmechelen, Eisden, Dilsen Stokkem en Maaseik weer Nederland. In Montfort roken we op een bankje bij het Sweeltje een laatste sigaretje onderweg. Om half twee zijn we thuis. BORGLOON Verscholen tussen Tongeren en St. Truiden, middenin het vruchtbare Haspengouw, ligt het charmante stadje Borgloon dat zo uit de Middeleeuwen lijkt gestapt. Vandaag telt Borgloon, ruim 10.000 inwoners. Het levenskrachtige stadje, dat ooit bovenop een heuvel werd gebouwd, was vroeger een versterkte stad van waaruit de graven van Loon regeerden over hun graafschap, dat op z'n hoogtepunt de huidige provincie Limburg in grootte evenaarde. Zet de klok even stil, ontvlucht alle drukte en geniet in Borgloon van het prachtige, groene centrum van de fruitstreek waar glooiende akkers, prachtige kasteelparken en bloeiende in de lente toch boomgaarden een streling voor het oog zijn. TONGEREN Atuatuca Tungrorum, de antieke benaming van Tongeren, was in de Romeinse tijd de administratieve hoofdplaats van het volksdistrict (civitas) der Tungri. Deze Tungri vormden ten tijde van keizer Augustus (27. V. C. 14. N. C.) een bestuurlijke federatie van enkele autochtone volksstammen die in de decennia daarvoor in het verzet waren gekomen tegen het Romeins invasieleger van Julius Caesar. De Eburonen, één van deze inheemse stammen, hadden in 54 v. C. onder het bevel van hun koning Ambiorix, een zware nederlaag toegebracht aan de Romeinse legioenen. Die veldslag had plaats in de
83
nabijheid van Atuatuca, een nog onbekende plaats in het land van de Eburonen, waar de Romeinen hun winterkwartier hadden opgeslagen. Na de definitieve vestiging van het Romeins gezag, ging de inheemse naam Atua(tu)ca over op de hoofdplaats van de civitas Tungrorum. Deze primitieve nederzetting (vicus), gelegen op een knooppunt van belangrijke heerbanen, zou in de loop van de volgende eeuwen uitgroeien tot een echte Romeinse stad (municipium), met typische openbare en private gebouwen & straten, omgeven door een monumentale stadsmuur. De verspreiding van de Romeinse cultuur had ook een grote invloed op de ontwikkeling van de omliggende platteland, waar welstellende herenboeren talloze boerderijen (villa’s) en karakteristieke grafheuvels (tumuli) oprichten. Als gevolg van de voortdurende invallen van Germaanse volkeren in NoordGallië, werd de stad in de 4de eeuw voorzien van laatromeinse tijd, evenals de zustersteden Keulen en Trier, het centrum van een christelijke diocese, waar HH. Maternus en Servatius als eerste geloofspredikers vermoedelijk een tijd lang hun bisschopszetel hadden gevestigd. Oudheidkundige opgravingen in de oude stadskern en bijbehorende necropolen hebben talrijke overblijfselen aan het licht gebracht die, aangevuld met enkele karakteristieke vondsten van het platteland, een levendig beeld ophangen van het Romeins verleden van de stad en haar regio. Welke rol Tongeren heeft gespeeld in de vroege Middeleeuwen is, spijts enkele zeldzame vondsten uit de Merovingische periode (5de 7de eeuw), niet duidelijk. Het is pas in de daaropvolgende Karolingische tijd dat de stad opnieuw in het licht van de historie treedt met de bouw van een nieuwe kerk en de stichting van een kapittel van kanunniken. Dat alles gebeurde kennelijk als voortzetting van een christelijke traditie steeds op de plaats van de huidige O.L.V.kerk in wier omgeving ook de SintMaternuskapel (memoriekerkje) en het oude bisschopshuis hadden gestaan. Het centrum van deze kerkelijke aanhorigheden (monasterium), eertijds omgeven door een primitieve omheining, zou de kern vormen van de latere stadsontwikkeling. Na afbraak van de Romaanse munsterkerk en de heropbouw van de thans nog bestaande kloostergang, werd in de eerste helft van de 13de eeuw aangevangen met de bouw van de huidige OnzeLieveVrouwebasiliek in Gotische stijl. Vanaf die tijd ontstonden rondom het oude stadscentrum nieuwe handelswijken, verzorgingstehuizen en ambachtelijke kwartieren, die na de aanleg van de 13de eeuwse stadsomwalling uitgebreid werden met verschillende kloosters, enkele parochiekerkjes en een begijnhof. Tongeren, een van de gegoede steden van het Luikerland, werd in 1677 bijna volledig platgebrand door de troepen van Lodewijk XIV, waarna de stad slechts moeizaam herstelde. Het is pas na 1830 dat er van een werkelijke heropleving kan gesproken worden. Meer dan 2000 jaar geschiedenis hebben een uitzonderlijk rijk cultuurhistorisch erfgoed nagelaten.
BILSEN Het stadhuis is een parel van Maaslandse stijl. Gebouwd in 1686 door bouwmeester Lambert Derrick uit Hoei getuigt het gebouw ook vandaag nog van de rijke traditie van de stad: pui met dubbele trap, voorgevel in Maaslandse kalksteen. In 1998 werd het interieur helemaal herdacht en aangepast aan De SintMauritiuskerk bevindt zich pal achter het stadhuis. Het is een van de zeldzame hallenkerken in onze streek. Het interieur is fraai gerestaureerd in neogotische stijl en traditie. Het hele interieurconcept werd herdacht: de mooie laatgotische beeldenschat werd geïntegreerd in barokke elementen. Merkwaardig en opvallend is het rijke neogotische koloriet van glasramen en modern schilderwerk. Onder de toren werd een museale ruimte gecreëerd waar eveneens een duidelijke link wordt gelegd naar de landcommanderij Alden Biesen.
84
In het hartje van Bilzen, in het stadhuis op het marktplein, vindt u een klein maar uniek taalmuseum. Al wie geïnteresseerd is in de oorsprong van het Nederlands en graag meer wil weten over de oudste geschreven bronnen van onze taal, is daar zeker aan het juiste adres. Wie de oudste literaire teksten bekijkt die voor het Oudnederlands en het vroeg Middelnederlands werden overgeleverd, kan niet anders dan tot de conclusie komen van Bilzen als bakermat van de Nederlandse literatuur. De Wachtendonkse Psalmen (10e eeuw), het lofvers Tesi samanunga was edele unde scona (1130), mogelijk ook de Limburgse Aiol (±1230), vertonen telkens een merkwaardig verband met de regio Bilzen, d.w.z. met het adellijk stift St.Amor in Munsterbilzen en met de landcommanderij Alden Biesen. Geen enkele andere plaats in ons taalgebied kan bogen op een dergelijke literatuurschat.
HASPENGOUW: EEN ECHTE FRUITSTREEK, VOORAL MOOI IN HET VOORJAAR
85
MECHELEN / LEUVEN (2005) DAG 1 HEENREIS Even voor twaalf uur ‘s middags vertrekken we. Bij het Ei van Sint Joost gaan we de auto snelweg op om die pas bij Leuven weer te verlaten. Het laatste stukje naar Mechelen rijden over een nationale weg, ongeveer 25 kilometer. We kunnen niet direct het hotel vinden, maar na een kort rondje door de stad komen we bij een herkenningspunt, waarna we het hotel zonder enige moeite opsporen. Het ligt inder daad midden in het centrum. Helaas wordt er rondom heen driftig gebouwd, wat afbreuk doet aan de standing van dit vrij nieuwe Novotel (what’s in a name…) We kunnen onze auto kwijt in de parkeergarage onder het hotel tegen een tarief van 9 euro per dag. Onze kamer blijkt nog niet klaar te zijn, we wachten een kwartiertje en drinken ondertussen koffie in de bar. De kamer is verder in orde. Er staan inderdaad twee bedden opgesteld (wat voor ons, herstel, Clim, een prioriteit zo niet een essentie is), maar die zijn allebei twee persoons, zodat er maar weinig manoeuvreerruimte in de kamer over blijft. De badkamer is niet echt groot, maar wel luxe en volgens de laatste designinzichten. Zo zijn er twee douches (een in de badkuip) en is er een aparte toiletruimte. Handig als je ‘s morgens met zijn tweeën haast hebt, maar dat hebben wij doorgaans niet. We gaan na drie uur de stad in en verkennen het centrum. Allereerst natuurlijk de markt met het fameuze stadhuis en de Romboutskathedraal die niet echt veel indruk op ons maakt. Mechelen is een bisschopsstad, hier resideert zelfs een aartsbisschop, dus de kerk is belangrijk. De toren ziet er echter plomp uit. ‘s Avonds kun je pas door de illuminatie goed zien dat hij rondom mooi versierd is, maar overdag valt dat nauwelijks op. Het is er niet druk op straat. Een groot gedeelte van de binnenstad is autovrij gemaakt, eenvoudigweg door onder elke vrije ruimte (markten en pleinen en zo) gigantische en dure parkeergarages te bouwen. De bevolking is hier allerminst gelukkig mee. We lopen door tot de Veemarkt, waar nog een interessante kerk te bewonderen valt, de Peter en Pauluskerk. Hij is wel erg slecht onderhouden. Verder gaan we op zoek naar het biljartcafé van oudwereldkampioen en driebandenkoning Raymond Ceulemans. Jos durft te zweren dat die op de markt lag, maar we vinden het etablissement niet meer terug. Later horen we van een serveerster dat het café is opge heven, onder meer door verlies aan klanten door al die stadsverbouwingen. De winkeliers schenen van de overheid weinig tot geen compensatie voor inkomstenderving gekregen te hebben. We drinken koffie en een Duvel op een zonnig terras voor we naar ons hotel aan het riviertje de Dijle terugkeren. Terwijl Clim alvast uitrust van de vermoeienissen (nou ja), slaat Jos in de gloednieuwe supermarkt MATCH drie flessen goedkope whisky, een eightpack Jupiler en een Frans kaasje in. 86
We zorgen ervoor om tussen vijf en zes in de lobby terug te zijn. Men heeft ons verteld dat er dan ‘happy hour’ is en dat willen nu eindelijk wel eens meemaken. Bij elke bestelling krijgen we er één gratis. Dat worden dus twee Leffes voor Clim en twee Geuzes Lambique voor Jos voor de prijs van één. De andere dagen zullen we dit ritueel herhalen, zij het dat Jos zich dan beperkt tot koffie. Die avond eten we in een veredeld cafetaria Onder den Toren; men heeft er een belendend pand omgebouwd tot eenvoudig restaurant. Het meisje dat ons bedient is een van de rapste obers die Jos ooit heeft gezien. Hij plaatst haar derde na een vliegensvlugge kebabboer in de Istanbulse wijk Beyoğlu en een onnavolgbare ober in café Paris in Barcelona. Zij is studente geweest en vertelt ons van alles over de stad. Clim heeft er halve haan besteld (en twee keer salade) en Jos geniet van een grote portie Vlaamse hachee (een soort zuurvlees). Natuurlijk ontbreken de fritten niet. We lopen nog wat door nachtelijk Mechelen rond. De rest van de avond brengen we op onze kamer door, kijkend naar tv en lezend. MECHELEN STADSINFO Mechelen (Frans Malines, Duits Mecheln, Engels: Mechlin) is een Belgische stad gelegen in het Vlaams Gewest, provincie Antwerpen, centraal tussen de grootsteden Antwerpen en Brussel. Mechelen, gelegen aan de Dijle, telt meer dan 77.000 inwoners. De stad herbergt een rijke geschiedenis en was, gedurende een korte periode in de zes tiende eeuw, de stad van waaruit de Nederlanden werden geregeerd. Momenteel is het de stad met het op een na hoogst aantal beschermde gebouwen van Vlaanderen. De inwoners van Mechelen hebben de bijnaam van Maneblussers. In de SintJanskerk en in de OnzeLieveVrouwekerk is er telkens een werk van Rubens te bewonderen. Mechelen is nu vooral bekend om zijn Sint Rombouts kathedraal, met zijn beiaard concerten. En verder:
Stedelijk Museum Schepenhuis: het eerste stadhuis van Mechelen Stedelijk Museum Hof van Busleyden: vroegrenaissance residentie Speelgoedmuseum: herbergt een unieke collectie oud en hedendaags speelgoed. Vaak nieuwe invalshoeken op speelgoed. Joods Museum van deportatie en verzet: Mooi, klein en aangrijpend GRATIS museum over de deportatie van Joodse krijgsgevangenen in de Tweede Wereldoorlog vanuit de Dossinkazerne. Mechels Horlogerie en klokkenmuseum Spoorwegmuseum De Mijlpaal vzw: dit museum schetst het ontstaan en de ontwikkeling van spoorwegen alsook de invloed ervan op de stad Mechelen. Klokkenmuseum Huis Michiels: museum over het belang van de torenuurwerken en de geschiedenis van het klokkengieten. IJzerenleen (ijzeren leuningen) bekende winkelstraat in Mechelen 87
Archeologisch Museum: interessante verzameling historische vondsten. Museum Brouwerij Het Anker Koninklijke Manufactuur van Wandtapijten De Wit: een internationaal vermaarde instelling die oude wandtapijten restaureert. Holocaustmuseum
BEKENDE MECHELAARS
Keizer Karel V Margaretha van Oostenrijk Margaretha van Parma Maria van Hongarije Margaretha van York Erasmus verbleef er een tijdje. De grootvader van Ludwig van Beethoven was een Mechelaar; hij ligt zelfs begraven op de stedelijke begraafplaats te Mechelen.
DAG 2 EXCURSIE NAAR LEUVEN Even na negen uur doen we ons tegoed aan een uitgebreid ontbijt; het ontbreekt ons aan niets, het buffet biedt voor elk wat wils. We missen wel de gebakken eieren waar Clim zo dol op is, maar gelukkig is er wel bacon te kust en te keur. Bovendien is het Pasen, eieren genoeg dus, ook van chocolade. Jos pikt daarvan een voorraadje voor onderweg (en thuis) in, iets wat Clim ordinair “sjoepen”vindt. Wel kost dit alles ons (waar we later pas achter kwamen) € 14 per persoon. Om half elf stappen we in de Ka en rijden in een half uurtje naar de universiteitsstad Leuven, in het Frans Louvain genoemd. We rijden eerst een blokje rond om een parkeerplaats te zoeken, maar al vlug vinden we een plaatsje gratis parkeren in een woonstraat bij de Brusselse Steenweg. Te voet gaan we het nabije centrum in. We komen uit aan de achter kant van de imposante kathedraal. Op het plein is rommelmarkt; er hangt nu al een varken aan het spit om de gasten ‘s avonds te kunnen bedienen. Het beest stinkt en ziet er onappetijtelijk uit. We bekijken de omgeving van de Markt. Vooral het bijzonder rijk geornamenteerde stadhuis met zijn honderden beelden aan de gevel kan ons erg bekoren. We zijn hier zeker niet de enige toeristen, we horen met name veel Engels en Spaans om ons heen spreken. In het stadhuis is een informatiestand van het VVV kantoor. Jos haalt daar een plattegrond van de stad af. Even later zitten we prinsheerlijk in het tere lentezonnetje op een terras aan de Oude Markt, waar de grootste toog van België zich bevindt. Aan een kant van het lang werpige plein liggen tientallen cafés en restaurants naast elkaar met even zoveel terrassen. Voor ons staat de bekende bank waarop zich een geile kotmadam heeft neergevleid, een kunstwerk dat het studentenleven van de stad symboliseert. Naast ons strijkt een viertal 88
Nederlandse toeristen uit het Groene Hart van Holland neer. Zij zijn net als ons een dagje uit. Wat later zouden we hen in het Begijnhof tegenkomen. Een zigeunermuzikant vergast ons op een deuntje met zijn trekharmonica, maar van ons krijgt hij geen cent. Een sjofele vrouw met kind tracht bosjes narcissen te slijten, waarschijnlijk uit een publiek bloemenperkje gestolen. We lopen naar het Groot Begijnhof, waar het de rust zelve is. Het is inderdaad een verstild dorp, waar momenteel personeel en studenten van de universiteit gehuisvest zijn. De gebouwen en woningen zijn stuk voor stuk opgeknapt. In de zomer en het najaar moet het hier heerlijk toeven zijn als er meer groen is dat voor schaduw en ook kleur kan zorgen. De kerk is gesloten. Er zijn perkjes en plantsoenen, beekjes en kanaaltjes en romantische ijzeren bruggetjes. Vervolgens lopen we een heuvel op om bij de parkachtige Kruidentuin te komen. Daar nemen we een tijdje plaats op een bank om een sigaretje te paffen. Op het gras liggen jonge ren van hun vrije tijd te genieten, even verderop staat een beginnende jongleur met knotsen te oefenen. We komen daarna uit bij de Bibliotheek van de Universiteit, een indrukwekkend gebouw, tamelijk hybride en stammend uit het einde van de negentiende eeuw. Ernaast heeft men een luchtballon van gietijzer geplaatst, dit ter gelegenheid van een of ander wapenfeit. Op het voorplein is een lentetuin gecreëerd en staat een reuzenrad. We drinken er koffie op een terras en bekijken het voorbij slenterende Belgische volk. Veel mooie en goed geklede mensen kunnen we er niet tussen ontdekken, maar ja, wie zijn wij om dat te beoordelen? Wel kunnen we de prijsklasse van de passerende auto’s beoordelen: die liggen steevast dik boven de 50.000 eurogrens. Met onze Ford Ka vertegenwoordigen wij hier de armoed zaaierklasse. Om half vier lopen we terug het centrum in en komen we uit bij de markt, waar Jos zijn laatste foto maakt en wel van het fontein met het lezend ventje, in de volksmond Fonske genoemd. Om vier uur zitten we op de terugweg naar Mechelen. Jos loopt daar nog even de winkel van Jan de Slegte binnen. Beladen met boeken (vooral over toerisme) keert hij terug. Het is lang geleden dat hij bij De Slegte iets aangeschaft heeft. Clim neemt onderwijl een douche voordat hij gaat genieten van zijn eerste biertje van die dag, geschonken tijdens het ‘happy hour’, een instelling die ons wel kan bekoren. We kunnen die avond geen kebabzaak in de buurt vinden; Clim wil perse iets in de trant van shoarma eten. Na een heel eind lopen belanden we in een volksachtige buurt waar veel inwijkelingen (ofwel vreemdelingen, migranten) wonen. Daar kunnen we terecht bij een Marokkaans cafetaria, Assada genaamd, waar we de enige blanke bezoekers zijn. We bestellen er de duurste schotel mixed grill. We worden er netjes bediend. Wel drie keer vraagt de ‘kok’ ons of het gesmaakt heeft.
89
Voetbal is het trefwoord voor de rest van de avond. Nieuwbakken bondscoach Marco van Basten en zijn squad moet het in de voorrondes van de Europese Kampioenschappen in 2006 opnemen tegen Roemenië. Het Nederlands elftal wint met 20, maar wij zijn niet echt gecharmeerd van het saaie, fantasieloze spel van onze landgenoten, waarvan we overigens alleen maar de samenvatting zien. We krijgen hier op de kabel SBS 6 niet door. Als alter natief bekijken we hoe de Belgische Rode Duivels hun zwakke tegenstander Bosnië naar de slachtbank voeren: 41. Het beeld op de tv was oorspronkelijk zeer slecht, maar nadat Clim daarover bij de receptie geklaagd had, werd het euvel in no time verholpen. Goede service! LEUVEN STADSINFO Leuven is een Vlaamse stad en gemeente in het oosten van de provincie VlaamsBrabant. Ze is ook hoofdstad van deze provincie, en hoofdplaats van het bestuurlijk en gerechtelijke arrondissement Leuven. De stad telt meer dan 89.000 inwoners. Leuven is onder meer bekend om zijn universiteit (K.U.Leuven), die de oudste van de Lage Landen is en verklaart zichzelf vaak als één van de beste in België en Europa. Leuven is ook de vestigingsplaats van de multinational Inbev (exStella Artois,exInterbrew) en de Boerenbond. Wegens de eeuwenlange aanwezigheid van de brouwerij StellaArtois en het studentenleven wordt Leuven ook wel de bierhoofdstad van België genoemd. Vlag De Leuvense vlag bestaat uit drie horizontale banden: rood, wit en rood. Volgens de legende is dit om de slag tegen de Vikingen te herdenken in 891. Het was Arnulf van Karinthië die het aanvallende leger aanvoerde en de Vikingen verpletterend versloeg. Tijdens de slag was er zoveel bloed gevloeid dat de volgende dag de twee oevers van de Dijle rood waren van het bloed (de twee rode banden) waartussen de Dijle stroomde (de witte band). Naam en bijnamen De naam Leuven wordt het eerst teruggevonden in het jaar 891 als zijnde Luvanium of Loven (zie ook de vlag en de wapenspreuk). Loven kan dan opgesplitst worden in twee delen, namelijk Lo en ven. Lo staat dan voor bos en ven voor moeras. Een mogelijke betekenis voor Leuven is dus "Een moeras in het bos". De bijnamen van de Leuvenaars zijn Pietermannen en Koeienschieters. De eerste naam verwijst naar de inwoners van de oudste parochie (SintPieter) en de tweede bijnaam verwijst naar het historische feit van 1691 toen de inwoners van Leuven op een nacht het vuur op verdachte gestalten openden. De Leuvenaars werden op dat moment belegerd door de Fransen en waren in de waan dat ze op Fransozen schoten. De volgende morgen bleek echter dat ze een kudde koeien beschoten hadden.
90
Eén van de grootste stedelijke muziekfestivals van Europa met meer dan 70 optredens van nationale en internationale artiesten op 4 marktpleinen in het historische centrum van de stad. Hapje Tapje Een culinair evenement met verschillende kraampjes in het centrum waar allerhande specialiteiten (zowel hapjes als drank) geproefd kunnen worden, telkens de eerste zondag van augustus. Tijdens Hapje Tapje vind er op de Oude Markt jaarlijks de Barmannenrace plaats. STADHUIS LEUVEN Een traditie wil dat het eerste stadhuis van Leuven op de Oude Markt stond. Het tweede bevond zich reeds op de Grote Markt en was ondergebracht in een huizenrij op een meer vooruitgeschoven rooilijn tegenover de SintPieterskerk. In 1439 werd met de bouw van het huidige stadhuis gestart. Bij het optrekken van de voorbouw werden de ruime kelders van de bestaande huizen bewaard. Ze zijn nu gerestaureerd en bereikbaar langs een deurtje, links aan de voorgevel van het stadhuis. Sulpicius van Vorst, die aanvankelijk de bouw leidde, was overleden. Zijn taak werd in 1439 overgenomen door Jan Keldermans 11 en in 1448 door Matheus de Layens. Hij wijzigde het oorspronkelijke plan op enkele plaatsen. Zo werd de voorziene belforttoren op de hoek van de Naamsestraat weggelaten. Hierdoor kreeg het gebouw zijn karakteristiek laatgotisch uitzicht met vier hoektorens, twee noktorens en een rond het gebouw lopende borstwering. Het stadhuis bezit drie verdiepingen. Tussen de vensters zijn er uitsprongen met telkens twee nissen; drie hoektorens dragen eveneens nissen. De sokkels van de nissen zijn gebeeldhouwde voorstellingen uit de bijbel met telkens het motief zonde en straf. Ze hadden een belerende en vermanende functie, niet alleen voor het volk, maar ook voor de rechters die er moesten zetelen. De 236 beelden in de nissen werden pas na 1850 aangebracht. Het is het Leuvense pantheon geworden. In tegenstelling tot de figuren op de voetstukken die de Bourgondische kledij dragen, is ieder personage gehuld in de kledij van de periode waarin hij of zij leefde. De twee rijen op de benedenverdieping beelden kunstenaars, geleerden en bekende figuren uit die verband houden met het Leuvense verleden. De eerste verdieping toont de figuren die de gemeentelijke vrijheden symboliseren en de patroonheiligen van de parochies. Op de tweede verdieping staan onder andere de graven van Leuven en de hertogen van Brabant en op de torens bijbelse figuren.
91
Drie restauraties vonden plaats sinds de 19e eeuw. De meest recente werd beëindigd in 1983 en herstelde de oorlogsschade die een bominslag vlak voor de gevel in 1944 aanrichtte. DAG 3 OP KERKEPAD IN MECHELEN Na het ontbijt keren we terug naar de kamer. Het motregent buiten, niet bepaald aanlok kelijk om erop uit te trekken. We hadden als optie het Afrika Museum in Tervuuren bij Brussel, maar daar zien we vanaf. We gaan weer even liggen om pas na twaalven wakker te worden. De hele morgen verslapen! We hebben wel gehoord dat de poetsvrouw even (overigens vergeefs) binnen is geweest, maar dat heeft ons er niet van weerhouden door te blijven pitten. Enfin, we gaan toch maar de stad in. Gelukkig is het inmiddels droog en dat blijft zo de hele dag. Jos vergeet zijn fotoapparaat mee te nemen en moet het doen met zijn digitale cameraatje van inferieure kwaliteit. Allereerst bezoeken we de oudste kerk van Mechelen, die ligt als het ware bij ons om de hoek. We bereiken die langs de Dijle. De kerk is gesloten. We lopen door en via de Kruidtuin (met een oude school) bereiken we het centrum van de andere kant. We drinken koffie op een terras op de markt. Het klaart op, zodat Jos toch nog enige redelijke opnames kan maken. We komen langs het paleis van Margareta van Parma, dat echter gesloten is. Er woekert gras tussen de tegels, dus het is al lang niet meer toegankelijk voor publiek concluderen we daaruit. We besluiten een rondje kerken te doen. Achtereenvolgens bezoeken we vier kerken die er van buiten niet zo spectaculair uitzien, maar van binnen zijn opgetuigd als waren het musea. Dat bevalt ons wel. We zien er zelfs een beroemd drieluik van Rubens. Opvallend in al die kerken zijn de bijzonder intensief bewerkte preek– en biechtstoelen, ware pareltjes van houtsnijkunst! Het is Pasen, maar we treffen gelukkig geen diensten tijdens onze rondgang. In elke kerk is een informatiestalletje met een oudere dame erachter. Er wordt geen entree (inkom op zijn Vlaams) geheven. Het interieur van de kerken is slecht onderhouden (veel afbladderende verf) en zijn hoognodig toe aan een opknapbeurt. We belanden uiteindelijk weer bij een Begijnhof, het Grote in dit geval (het Kleine begijnhof was niet de moeite waard, hoewel er wel een groot gesloten klooster nabij lag). Het kan uiteraard niet tippen aan dat van Leuven of Brugge, maar heeft toch een zekere authentieke sfeer weten te bewaren. De begijnhofkerk staat in de steigers. De bovenste helft is helemaal gerestaureerd en gereinigd, een flagrante tegenstelling met de door weer en wind (en luchtvervuiling) geteisterde onderste helft. De werkzaamheden zijn ongetwijfeld goed bedoeld, maar het resultaat ziet er zo spiksplinternieuw uit dat men gaat twijfelen aan de historische authenticiteit. Om vijf uur zijn we uiteraard terug in het hotel, we willen niet veel van het happy hour missen. Enkele uurtjes later zoeken we op de Vismarkt een restaurantje, het wordt een
92
eetcafé. Jos bestelt er Gentse waterzooi (een met parelhoen gevulde soep), Clim neemt geen risico en kiest voor een tournedos. Terug op de kamer bekijken we op de televisie een interessante documentaire over de zoektocht van de Spaanse conquistadores Orellano en Pizarro naar El Dorado in Zuid Amerika, een avontuur dat in de 16e eeuw in Peru begon en ermee eindigde dat ze de Amazone ontdekten. Pizarro had toen inmiddels al afgehaakt. Verder bekijken we een gemoedelijk Belgisch sportprogramma, o.a. over de overleden voetbalcoach Mon, ofwel Raymond Goethals. Ook komen er twee geschorste dopingzondaars uit het profcircuit wielrennen aan het woord, waaronder Eddy Planckaert. Tenslotte bekijkt Clim nog een docudrama in het kader van Pasen: The Gospel of John.
MONUMENTAAL STADHUIS VAN LEUVEN
93
BORINAGE: CHARLEROI, BERGEN, DOORNIK (2010) Jos alleen op stap tijdens karnaval In januari 2010 heb ik via de site www.booking.com (internet) al een “chambre simple” bij het driesterrenhotel Leonardo City in Charleroi gereserveerd en wel voor zes nachten. Prijs: € 62 p.n. exclusief ontbijt waarvoor ik 12 euro extra moet neertellen. Het buffet is voldoende uitgebreid om niet te kunnen klagen over deze prijs, zeker als je in aanmerking neemt dat ik ‘s morgens ruim voldoende eet om de middaglunch te kunnen overslaan. DAG 1 Op zaterdag 4 februari vertrek ik met de NStrein (€ 63) naar Maastricht, daar sta ik over op de boemel naar Luik (via Visé). Even voor twaalf aankomst in het spiksplinternieuwe station van Luik, Guillemins. Het oude station is door de bekende architect Calatrava volledig gerenoveerd. Ik blijf er een uur langer om foto’s te maken. De hierbijgaande fotocollage vind ik wel geslaagd, het gebouw zelf ook trouwens. Om één uur spoor ik verder met de IC naar Lille Flandres. In Charleroi stap ik uit, waar ik direct de omgeving van het station een beetje verken. In een kiosk op het stationsplein bevindt zich een dépendance van het Office de Tourisme; daar pik ik wat brochures en een kaartje van de stad op. Een groot gedeelte van het centrum is moeilijk begaanbaar vanwege “traveaux” (werk in uitvoering). Het hotel ligt aan een brede boulevard tien minuten lopen van het station, dat net aan de overkant van de gekanaliseerde rivier de Sambre gelegen is. Het inchecken verloopt verder zonder enig probleem.Ik bedien me van de Franse taal, hoewel het balie personeel gezien de internationale clientèle ook behoorlijk Engels blijkt te spreken. Mijn kamer op de 5e etage is van gemiddeld formaat, echter met een tweepersoonsbed. Aardig vind ik de snelkoker waarmee je koffie en thee kunt zetten. Mijn trouwe dompelaar kan ik tot mijn verrassing niet gebruiken, de stekker past niet in de Belgische stopcontacten. Echt iets waar de EU naar zou moeten kijken, uniformering van de stopcontacten in Europa. Op de televisie is voldoende internationaal aanbod; ik kan er naast de BRT, Belgische, Franse ook Duitse zenders en zelfs Ned. II ontvangen. En natuurlijk BBC, CNN, National Geographic, Arte en Discovery. ‘s Avonds kom ik dan ook nauwelijks aan lezen toe, meestal ontdek ik op tv wel een of andere documentaire of Europa Cup voetbalwedstrijd die me meer boeit dan de twee thrillers die ik bij me heb. MEER INFO STATION GUILLEMINS Station LuikGuillemins (Frans: LiègeGuillemins) is het belangrijkste spoorwegstation van de stad Luik. Het station ligt op het einde van verschillende spoorlijnen. Het station is genoemd naar de wijk Guillemins, waarin het ligt. Deze wijk is op zijn beurt weer genoemd naar de kloosterorde van de Wilhelmieten, die daar in 1287 een klooster stichtte. Op het eind van de twintigste eeuw werd duidelijk dat de hogesnelheidstreinen een specifieke infrastructuur vergden, met even grote investeringen in de sporen als in de stations. Langs de hogesnelheidslijn tussen Brussel en Keulen is Luik een belangrijk HSL—station.
94
Het oude station voldeed niet meer: de perrons waren te smal en gebogen en de gehele stationsomgeving had een armoedige uitstraling. Verder ontbrak het station aan elke vorm van luxe en was het ronduit krap voor de passagiersstromen. Bovendien beperkten de vele spoorwissels de aankomst en vertreksnelheid. De komst van de HSLtreinen is aangegrepen het station naar de huidige standaards op te waarderen en de stopplaats circa 100 m te verplaatsen. Voor een lange TGV trein is het ongunstig om in een bocht te stoppen om reizigers te laten uitstappen. Een TGVstopplaats is bij voorkeur gelegen aan een 'recht' perron. Na een internationale wedstrijd werd het project van de bekende Spaanse architect Santiago Calatrava gekozen. Calatrava's ontwerpen zijn spraakmakend en bovendien heeft hij zich meermalen bewezen met het ontwerpen van stations. Zo ontwierp hij eerder al stations in Zürich, Luzern, Lyon, Lissabon en New York. Het nieuwe station is gemaakt van staal, glas en wit beton, en beschikt over een monumentale koepel van 200 m lang en 35 m hoog. De datum van de oplevering was oorspronkelijk gepland voor eind 2007. Uiteindelijk vond de feestelijke opening van het station plaats op vrijdag 18 september 2009.
Het is pas halverwege de middag als ik alvast de stad in ga. Ze bestaat eigenlijk uit twee delen: de Benedenstad en de Bovenstad. De laatste is de eigenlijke citadel, gebouwd door de 17deeeuwse vestingbouwmeester Vauban. Acht straten komen boven op de top bij elkaar in een stervormig plein, de Place Charles II. In de benedenstad, met name rond Parc Reine Astrid, bevinden zich nog veel art decohuizen uit het begin van de 20e eeuw. Ik bezoek de basiliek Saint Christophe boven op de heuvel, een koepelkerk met een modern maar smaakvol goudkleurig mozaïek. Koffie drink ik in het historische etablissement Maison des 8 Heures, vroeger het centrum van de rebelse socialistische beweging in Wallonië. Er trekt net een zaat hermenieke met kinderen erbij binnen, incidenteel wordt hier toch nog karnaval gevierd. In de stad zelf is daar overigens weinig van te merken. Bij een Chinees eet ik een loempia en wat saté, maar ik blijf hongerig zodat ik nog wat friet en een hamburger met een beker cola bij een soort MacDonalds bestel. Ik kan niets anders dan junkfood vinden. Op weg terug naar mijn hotel ontdek een winkel voor alimentation die door een Turk uit Izmir wordt gerund. Daar schaf ik me een flesje raki (33 cl) aan, als ik vrijdag vertrek hoop ik dat leeg te hebben. DAG 2 De tweede dag van mijn verblijf sta ik om kwart voor acht op, net zoals alle daaropvolgende dagen. Om negen uur heb ik dan meestal mijn ontbijtbuffet achter de rug en begin ik met mijn dagprogramma. Ik ben dus steeds relatief vroeg op pad. Ik bezoek eerst het station om de treinenloop naar Luik, Lille, Bergen en Doornik te bestuderen. Mooi glasinloodraam in de stationshal. Het is koud buiten, er ligt nog veel sneeuw. Ik trek mijn handschoenen niet aan, want daarmee kan ik niet zo goed fotograferen. Op de brug over de Sambre staan bronzen standbeelden van een mijnwerker en een smid, symbool voor de voormalige nijver heid en de zware industrie van de streek. Andere symbolen daarvan zijn de talloze terrils ofwel mijnsteenbergen (ik lees ook wel eens slakkenheuvels, in het Engels shag heaps) die
95
soms tot aan de stadsrand komen, je ziet ze bijna overal opdoemen. In het MaasSambre bekken schijnen er meer dan tweehonderd te liggen. Tegen de klok in maak ik een rondje door de stad. Veel foto’s maak ik van Jugendstil panden en van de beelden van een viertal stripfiguren (Lucky Luke met Jolly Jumper, Robbedoes en Kwabbernoot, de Marsupilami) die op pleinen langs een boulevard staan. Een negentiendeeeuwse kazerne doet dienst als museum, maar is gesloten. In het noorden van de bovenstad wonen en werken veel allochtonen. Daar staat een zuil met een engel erop, een monument voor de gevallenen uit de Eerste Wereldoorlog. Later heeft men er met een ander lettertype ook die van de Tweede Wereldoorlog in de eer laten delen. Ik koop bij een tabakshandelaar uit Tunesië drie verschillende soorten zware shag, die zijn hier een stuk goedkoper dan in Nederland. In een artnouveau stamineeke met eenvoudig volk drink ik een cappuccino waar ik een complete bak slagroom bij geserveerd krijg, specialiteit van het huis blijkbaar want iedereen bestelt die. Ik maak een omweggetje naar de universiteit, die hier het Institut Superieure de Technique heet. Zwaar verwaarloosd dit gebouw, een van de monumentale bijgebouwen is beklad met graffiti en is waarschijnlijk niet meer in gebruik, zonde. DAG 3 De derde dag ga ik de stad uit, het is maandag en dan zijn de musea toch dicht. Ik neem de trein naar Doornik (ofwel in het Frans Tournai). Ik neem de sneltrein van 10 uur. Een uur later verlaat ik het bezienswaardige station van Doornik, het voorplein ligt nog vol sneeuw. Het is koud en er waait een gure wind. Ik wandel eerst door een stille, ietwat afgelegen wijk net buiten het oude centrum. Daar kom ik voorbij enkele middeleeuwse kerken en een oud klooster dat nu dienst doet als seminarie. Als ik bij de Schelde aankom, ontwaart zich voor mij een panorama met de vijf torens van de kathedraal dominant boven de stad. Een hoge loopbrug brengt me direct de binnenstad in, waar het ene oude na het andere pand voor mijn ogen verschijnt. Op een blinde muur is een carnavaleske schildering aangebracht, de enige aanwijzing van dit feest in de stad. Ik ga op zoek naar het VVVkantoor, maar kan dit niet vinden. Later blijkt dat onverlaten de richtingwijzers verdraaid hebben. Ik kom weer bij de rivier uit na enkele historische pleinen gepasseerd te hebben. Op de Place P.E. Janssen staat een mooie beeldengroep van een stel pelgrims. Als ik het postkantoor binnenloop blijkt dit ineens omgetoverd te zijn tot mode centrum, dat staat aan de ingang echt niet aangegeven. Daarnaast staat het Kruidvat wel prominent met een reclamebord aangegeven. De enorme kathedraal staat van buiten volledig in de steigers en gaat pas om twee uur open. Vlakbij ontdek ik zowaar nog het Office du Tourism waar ik prettig bediend wordt door een donkere man in een sjiek pak, type Afrikaanse intellectueel. De zaak is qua informatiemateriaal goed gesorteerd, maar het ‘videospektakel’ kost 2 euro om daarvan te genieten. Ik ben de enige klant.
96
Tijd voor de eerste koffie in een designcafé met gewone doorsnee klanten, bejaarden met een cappuccino en dronkenlappen met een pintje voor zich. Ik loop vervolgens naar het Musee des Tapisseries en het neoklassieke stadhuis dat in een besneeuwd park met kiosk ligt. Het is pal tegen een oude abdij St. Martin gebouwd. Daarachter ligt het Palais des Beaux Arts, ontworpen door Victor Horta in 1910 of daaromtrent. Voor de zuilenrij staat een gouden engelenbeeld met een gasmasker op. In die buurt liggen nog meer musea (Arche ologie, Natuurkunde, etc.), maar die bezoek ik niet. Ik ga vervolgens weer richting historische binnenstad die ik via een soort poort bij het Folklore Museum (in een 15deeeuws pand) bereik. De Grote Markt is wigvormig en verbaast me door zijn omvang. De lakenhal is het meest opvallende en tevens het mooiste gebouw. Ik wandel er naar binnen hoewel dat niet de bedoeling is. In de enorme binnenzaal, omringd door Italiaanse arcaden, is men een expositie aan het voorbreiden. De rest van het gebouw is niet toegankelijk. De patriciërshuizen en gildenpanden aan deze Grande Place hebben bijna allemaal een bestemming als caférestaurant of boetiek gevonden. Midden op het plein staat een reusachtig standbeeld van een vrouwelijke held uit de elfde eeuw. Het plein is in 1940 door Duitse bombardementen bijna totaal verwoest, maar weer in alle luister hersteld. Aan het uiteinde ervan staat de St. Quentinkerk, een oudje uit de 15de eeuw. Ze oogt sober, maar is ondanks (of juist door) die grijze eenvoud aantrekkelijk om te zien, althans van binnen. Ze is opgetrokken in een strakke gotische stijl. De imposante kathedraal van Notre Dame is inmiddels open, ze stamt uit de periode 1140 1171. Ook binnen staat hij bijna volledig in de steigers, lang niet alles is te bezichtigen. In een zijbeuk is een archeologische opgraving te bekijken. Ook sommige kapellen zijn vrijge houden. Het oksaal, dat het romaanse van het gotische gedeelte scheidt, is in een klassieke stijl vormgegeven en oogt met zijn triomfbogen eerder Romeins dan middeleeuws. De schatkamer beneemt me de adem met zijn schitterende kunstvoorwerpen. Het is een museum op zich, er wordt dan ook 2 euro entree geheven. Van al die juweeltjes noem ik slechts de fraaie missaals, de gouden kruisbeelden, cibories en kelken, de reliekschrijnen van de fijnste siersmeedkunst, de schilderijen waaronder enkele van Rubens. Een 15eeeuws wandkleed uit Atrecht is een van de topstukken, maar vind ik toch wat te veel verbleekt. Enkele andere kostbare stukken staan in een open kluis tentoongesteld. De schatkamer in de Collegiale Kerk van Mons schijnt nog indrukwekkender te zijn, daar verheug ik me nu al op. Vlakbij de ingang staat een modern beeld van pater Damiaan die onlangs zalig is verklaard. De hoeder van de melaatsen van Molokai heeft er twee rechterhanden, ik weet ook niet waarom. Opvallend zijn verder de preekstoel (helaas in een nogal duister hoekje) en de tientallen gebrandschilderde ramen van rond 1500, die door het bedompte weer buiten niet helemaal tot hun recht komen. De beeldengroepen in het noordelijk gelegen portaal zijn allemaal zwaar verweerd en beslist aan een restauratie toe.
97
MEER INFO KATHEDRAAL De OnzeLieveVrouwekathedraal (cathédrale NotreDame de Tournai) is de kathedraal van het bisdom Doornik (Frans: Tournai). Ze valt op door haar vijf even hoge torens. Deze romaanse kathedraal werd in 2000 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst. Ze is aan Onze LieveVrouw gewijd. De kathedraal is met haar 134 meter lengte een van de grootste kerken van België. Architectonisch gezien is het één van de belangrijkste gebouwen van België, een baanbrekende Romaanse voorloper met tal van elementen die in de gotiek hoogtij zouden vieren. Voor zover bekend is men er later nergens in geslaagd om het harmonieuze beeld met de vijf even hoge torens te evenaren.
Ik maak nog een ommetje door de oude wijken St. Jacques en St. Nicaise, bekijk nog een tweetal oude kerken (de St. Marguerite, 14e eeuw en de St. Jacques, neogotisch uit de 19de eeuw) en monumenten voor gevallenen uit de beide wereldoorlogen. Op de Place de Lille staat een zuil met een soldaat erop die memoreert aan de opstand en de strijd tegen de Nederlanders in 1831. Ik kom uit bij het stadspark met een vijver vol eendjes, zwanen en ganzen die zich rondom een wak gegroepeerd te hebben. Ik krijg het ineens veel kouder als ik dit zie. Terug bij de Schelde ligt de Pont des Trous, een brug (niet meer begaanbaar) die in de middeleeuwen deel uitmaakte van de stadsmuren en waar men de rivier met een hek voor de vijand kon afsluiten. Aan de andere kant van het water: weer een kerk (onaan zienlijk, de St. Nicolas) en de stadstoren Tour Henri VIII, in de steigers. Ze ligt op de pas in 1911 gedempte grachten aan het plein Place Verte. Dan vind ik het genoeg en laat ik de kerk waar men de schat van Childerik (vader van Clovis, in 483 overleden) in 1653 bij toeval gevonden heeft voor wat ze is. Die schat met kostbare grafbijgiften heeft men trouwens min of meer noodgedwongen aan de Zonnekoning cadeau moeten geven en is nu in het Musee des Medailles (of zoiets) in Parijs te bewonderen. Geloof maar niet dat de Fransen die terug geven… Om half zes bereik ik weer het station. Ik heb nog een half uur voor de trein vertrekt, help een mollige Afrikaanse met pasfoto’s maken (je bent leraar NT2 of niet…) en drink nog een bekertje koffie. Er lopen hier in het Waalse land best veel donkere mensen rond, dat had ik niet verwacht. Ze zijn allemaal veel donkerder dan onze Surinaamse en zeker Antilliaanse landgenoten. Sommige zijn diepblauwachtig zwart, een teken dat ze seksueel gezien weinig van hun blanke slavenmeesters te duchten hebben gehad, geen raciale vermenging dus. Doorgaans zijn ze afkomstig uit MiddenAfrika uit de voormalige Belgische kolonies en win gewesten Kongo en in mindere mate Burundi en Ruwanda. De meesten zijn streng gelovig christelijk en ze spreken allen vloeiend Frans. Om zeven uur bevind ik me weer in Charleroi, waar ik een schotel kebab met parelend mineraalwater bestel bij een Algerijnse snackbar. De allochtonen hier lijken me beter geïntegreerd dan in Nederland. De Algerijnse vrouw die me bedient bijvoorbeeld is gewoon modern gekleed en heeft zelfs een diep decolleté!
98
DOORNIK / TOURNAI Doornik bestond al in de Romeinse tijd (Turnacum) en kwam rond 432 in Frankische handen. Onder de Franken Childerik en Clovis was Doornik de hoofdstad van het Frankische rijk (tot 486). Het graf van Childerik werd in 1653 bij toeval ontdekt. Clovis verplaatste het Frankische machtscentrum naar Parijs, maar de rol van Doornik was nog niet uitgespeeld. Clovis maakte de stad bij zijn vertrek tot bisschopszetel, die heel Vlaanderen bestreek. De in Doornik geboren Eleutherius werd de eerste bisschop. Onder Karel de Kale, de eerste koning van westelijk Frankrijk, ontstond rond 850 het graafschap Vlaanderen, dat een leen bleef van de Franse koning. De stad trok welvarende kooplieden aan en hun streven naar onafhankelijkheid leidde ertoe dat Doornik vanaf 1187rechtstreeks onder de Franse kroon kwam. Tot 1513 bleef de stad Frans. In de 15e eeuw kende de stad een bloeiende lakenhandel en was het een voorname leverancier van wandtapijten. In 1513 veroverde de Engelse koning Hendrik VIII Doornik. Het is daarmee de enige stad in België die ooit Engels was. Keizer Karel V voegde in 1521 de stad bij zijn Nederlandse erflanden, waarop een periode van godsdiensttwisten en economisch verval volgde. In die tijd was Doornik een calvinistisch bolwerk. In 1581 werd het door de Spaanse stadhouder, de hertog van Parma, heroverd na een langdurig beleg. Parma was politiek slimmer dan zijn meester, koning Filips II: in plaats van de protestanten uit te moorden, gaf hij ze een jaar de tijd om hun bezittingen te verkopen en te emigreren. Dat voorbeeld droeg ertoe bij dat bij latere belegeringen de protestanten minder geneigd waren om tot het einde door te vechten. Onder de Franse koning Lodewijk XIV kwam de stad weer in Frans bezit (Verdrag van Aken, 1668). De Fransen moesten echter aan het eind van de Spaanse successieoorlog volgens de Vrede van Utrecht (1713) aanvaarden dat de Spaanse Nederlanden Oostenrijks werden. In 1815 ging Doornik deel uitmaken van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en in 1830 van België. In 1940 leed de stad aanzienlijke schade door toedoen van de Duitse bezetters. Bezienswaardigheden Doornik geldt nog steeds als een der voornaamste monumentensteden van België. Van groot belang is de romaanse OnzeLieveVrouwekathedraal. Er is een 13e eeuwse brug over de Schelde, het oudste belfort van België en een lakenhal, beide aan de bezienswaardige Grote Markt, en verder verschillende stadspoorten en pakhuizen.
DAG 4 Op dinsdag blijf ik weer in Charleroi, het is dan mardi gras ofwel vette dinsdag, het hoogtepunt van de karnaval. Dat wordt pas echt duidelijk op het centrale plein voor het stadhuis, waar grote groepen gilles ondersteund door monotone trommelritmes houterig in een kring staan te dansen. Een van die carnavaleske groepen noemt zich de Inca’s, maar dat schijnt historisch een miskleun te zijn. Echt opvallend vind ik de luiers die ze rondom hun hoofd gebonden hebben. Voor de ingang van het stadhuis staan hoogwaardigheidsbekleders de festiviteiten gade te slaan. Er worden veel ballonnen verkocht, vooral door onguur uitziende Noordafrikaanse types. Ik wil vervolgens wat musea gaan bezoeken, maar die zijn allemaal gesloten, onder andere het Palais des Beaux Arts (Paleis voor Schone Kunsten) en het Glasmuseum waar ik ronddwaal tussen de bouwvakkers tot een soort directrice me uitlegt dat het museum al jaren geleden verplaatst is naar een stadje in de buurt. 99
Tijd voor koffie. Als ik op het caféterras van een sigaretje aan het genieten ben krijg ik gezelschap van een man die me in het Frans aanspreekt. Maar hij blijkt ook goed Nederlands te kunnen praten, hij had een Nederlandse moeder en een Waalse vader. Hij is geboren in de Kongo, was ooit leraar en is nu manager in– en verkoop bij een of ander concern. Hij heeft een internationale school doorlopen. We klagen wat over het rookbeleid en wisselen ervaringen uit over de architectuur van de binnensteden. Hij beweert ook dat de frictie tussen de Walen en de Vlamingen vooral door de politici voor eigengewin in stand wordt gehouden. Enfin, en dan wordt het terras overstroomd door dorstige gilles en verliezen we het contact. Het stadhuisplein is nu bijna verlaten. Ik dring aan de achterkant het gebouw binnen om het stadsmuseum op de 2de verdieping te bezoeken. Dat is zoals verwacht natuurlijk gesloten, maar verder is er in het hele gebouw niemand aanwezig. Ik kan overal zo maar naar binnen en maak van de gelegenheid gebruik om de fraaie art decoinrichting te fotograferen. Bij een Turk (die zijn er veel in deze stad) eet ik pittige mercimek soep. De vorige avond heb ik ook al bij een Turkse snack (vroeger friettent of cafetaria genoemd) gegeten en wel gewoon frites met een frikadel. Ze hebben voornamelijk lokale producten in het assortiment, hoewel de kebab en de döner niet op het menu ontbreekt. De oudere vrouw die de zaak bestiert ziet er met haar knotje als een kordate Belgische uit, maar ze komt uit Trabzon, een plaats in Turkije waar ik ook ben geweest. Ze vertelt me in vloeiend Frans (als ik haar Turks niet meer kan volgen) dat er een afschuwelijk treinongeluk met 18 doden is gebeurd. Vandaag hebben de machinisten van de Belgische spoorwegen dan ook gestaakt om betere veiligheidsmaatregelen af te dwingen. De staking vindt vooral in en rondom Brussel plaats. De vrouw vertelt me ook dat er in de stationsbuurt tegenwoordig voornamelijk Roemeense hoeren opereren, dit naar aanleiding van mijn opmerking over de talloze blonde Russische Natasja’s (hoertjes dus) die zich in haar geboortestad Trabzon ophouden en daar veel succes hebben bij het plaatselijke manvolk. Om een uur of drie loop ik terug naar mijn hotel, net op het moment dat het zonnetje even doorbreekt. Om half zes ga ik weer op pad, op zoek naar een bescheiden restaurant. Dat valt echter tegen, de restaurants hier beginnen hun hoofdgerechten vanaf 20 euro en dat is me toch iets te gortig. Het wordt dus alweer een frietje mét en een frikadel met een gehaktbal speciaal. Ook deze zaak is weer in handen van Turken, ditmaal afkomstig uit het Anatolische Yozgat. Ze zijn er zo verguld met mijn Turks dat ze me gratis thee aanbieden. Op de Belgische televisie hebben ze het alleen maar over het treinongeluk, wie heeft er nu schuld aan dit drama. Politici geven de Europese Unie de schuld, maar daar trappen de journalisten toch niet in. Ik schakel maar over naar de ECwedstrijd AC MilanManchester United, uitslag 23 voor de Engelsen (nou ja, wat daarvoor door gaat, slechts drie of vier spelers zijn van puur Angelsaksische komaf). Doordouwer en kroegloper Rooney scoort tweemaal, Seedorf (de penantierieter volgens Clim) éénmaal, maar wel met een heel mooi hakballetje. Huntelaar doet ook een helft mee, maar komt in het stuk niet voor. Ik bekijk ook 100
nog de samenvatting LyonReal Madrid en zie tot mijn genoegen dat de arrogante veelverdieners uit Spanje met 10 klop krijgen van de verstandig spelende Fransen. MEER INFO CHARLEROI Charleroi (Waals: Tchålerwè) is een grote industriestad in de Belgische provincie Henegouwen. De stad is ontstaan uit een fusie van de kleine kernstad Charleroi met veertien voorsteden waarmee ze vergroeid is. Charleroi telt ruim 201.000 inwoners op een oppervlakte van 102 km², en is daarmee naar inwonertal de derde grootste gemeente in België en de grootste in Wallonië. In het hele stedelijke gebied van Charleroi, inclusief omliggende gemeenten, wonen bijna 500.000 mensen. Charleroi ligt aan de rivier de Samber. Naam Charleroi heette oorspronkelijk Charnoy. De Spanjaarden maakten van dit dorpje een belangrijke vesting en hernoemden het in 1666 tot Charleroi, naar koning Karel II. Dit komt tot uitdrukking in de Latijnse term Caroloregium en het Franse bijvoeglijk naamwoord dat bij de stad hoort, carolorégien. Dit is ook de naam die aan de inwoners van de stad wordt gegeven, soms afgekort tot Carolo's. De zogezegde Nederlandse benaming "Karelskoning" is een neologisme, uitgevonden en geïntroduceerd door een Belgisch radioprogramma. In de praktijk wordt deze naam niet gebruikt. Geschiedenis Charleroi was in de late 17e eeuw en eerste helft van de 18e eeuw een van de vestingsteden die deel uitmaakten van de Nederlandse vestingsbarrière in de Zuidelijke Nederlanden. In 1920 werkten er bijna veertigduizend mensen in de mijnen. Maar na de sluiting van de mijnen in de jaren vijftig en zestig is de werkloosheid er nu het hoogste van heel België. De Amerikaanse internetfirma Google besloot in april 2007 om een nieuw datacenter te bouwen in SaintGhislain, nabij provinciehoofdstad Bergen (Mons).
DAG 5 BERGEN / MONS Om half tien stap ik in de regiotrein naar BergenMons, uit te spreken als “Maos”. Het stationsgebouw daar is niet bepaald indrukwekkend. Het vriest nog steeds een paar graden, de kleinere en oudere straten die met kinderkopjes zijn geplaveid zijn spekglad. Om kwart over tien loop ik al de immense Collegiale Kerk binnen, een massief geval zonder torens overigens. Er staan mooie beelden in het koor en ook de marmeren basreliëfs uit de 15de eeuw mogen gezien worden, evenals de houtsnijkunst van de altaarstukken. De befaamde schatkamer blijft voor mij gesloten, pas in maart wordt die weer voor het publiek opengesteld, een tegenvaller dus. Vlakbij ligt op de kasteelheuvel de Klokkentoren, in het Waals de Belfroi (1667 herbouwd na brand) genaamd. De stad is naar deze heuvel genoemd, geen echte berg dus. In de nabijheid liggen de ruïnes van de vesting en een 11e eeuwse kapel. Ook daar kom ik voor een gesloten poort, ‘s middags gaat die pas open. Enkele straten verderop ligt de grote open vlakte van 101
het centrale marktplein, zoals bijna overal elders in zuidelijk België Grande Place genoemd. Daar drink ik mijn eerste koffie. Aan het plein ligt, behalve de te verwachten patriciërs woningen en het Stadhuis (gotische ontvangsthal bezichtigd, aapje aan gevel), ook nog het Téatre Royal, een neoklassiek geval met een moderne foyer. Om de hoek stel ik verbijsterd vast hebben ze temidden van historische panden het BAM, een ultramodern Museum voor Schone Kunsten gebouwd. Aan de noordas van het centrum liggen verder oude kerken, een Art Decoherenhuis uit 1910 (het Maison Loisseaux, dat alleen van binnen de show kan stelen) en het Mundaneum, een museum dat pas om één uuropen gaat. Dat is het nog niet. Ernaast ligt een paardenslager die paardenworst in de aanbieding heeft. Ik koop er direct vijf, bij dat aantal krijg je korting. In de motregen maak ik een ommetje naar het cultureel centrum het Arsenal (modern glazen gebouw in de vorm van een half schip), de oude negentiendeeeuwse kazerne met Manege en de interessante Hof van Justitie. Dat laatste is in rozeoranje tinten gebouwd eind 19de eeuw, maar op het open terrein heeft men een eigentijdse constructie neer geplant die slaat als een tang op een varken. Het gebouw op zich ziet er wel goed uit, maar past totaal niet in deze historische omgeving. Een dik uur breng ik vervolgens door in het Mundaneum, waar ik de enige bezoeker blijf. Ik vind de expositie over de filmhistorie van de film wel interessant. Ze beginnen er bij de gebrs. Lumière, tonen vroege filmfragmenten met vage en schokkerige beelden, de enorme camera’s en projectoren van die tijd maken wel enige indruk op mij. De bovenste etage is gereserveerd voor affiches van filmkaskrakers uit de laatste decennia. Als ik buiten kom regent het echt. Desondanks ga ik verder naar de 17deeeuwse Place de Parc, waaraan oude universiteitsgebouwen en de St. Elizabethskerk (16e eeuw) liggen. Ik schuil een kwartiertje voor de regen in het hoofdgebouw van de universiteit , de Université de Mons Warocqué, waar ik me verbaas over de jeugd van met name de huidige meisjes studenten. Ik ben nu aan de rand van de binnenstad beland. Ik keer weer terug naar de kern van de stad , loop weer tegen een tweetal gesloten musea aan. Een daarvan is het klokken museum van Duesberg dat ik graag bezocht had. Het is uitgebreid met edelsmeedkunst; op woensdag is het gesloten. Ik bezichtig verder nog wat panden zoals het Spaans Huis, het Palais de Justice, enkele abdijen en refuges (kloostergebouwen) die tot museum zijn om gebouwd (uiteraard dicht), Hotel de Graty (1772), de Jardin Mercyes dat met een tunneltje verbonden is met de Grande Place. Het loopt onder het huis van de bourgemaistre momenteel is dit Elio de Rupio, een Waalse socialist van Italiaanse komaf die zo dapper is geweest om Nederlands te leren. Dan volgt weer een koffie, alleen al om mijn handen te verwarmen. Mijn laatste tour gaat door het zuidelijk gedeelte van de stad. Nog wat kerken (o.a. Notre Dame de Messines) en kloosters en een joekel van een 19deeeuwse kazerne in een carré vorm waar nu overheidsinstellingen en kunststichtingen onderdak gevonden hebben. Het bakstenen abattoir uit 1855 is harmonisch van bouw en is tot rijksmonument uitgeroepen, 102
met subsidie van de EU trouwens. Het begijnhof is niet zo’n juweeltje als in Brugge en Diest, ernaast staat nieuwbouw, flatgebouwen van 4 hoog in dezelfde stijl. Tenslotte nog de kazematten, massieve witgesausde muren zijn er nog van over. Na mijn derde kop koffie in een volkomen verlaten volks estamineeke marcheer ik terug naar het station. Tijdens mijn treinreis passeer ik op zo’n driehonderd meter afstand de beroemde scheeps liften van StrépyThieu die de vaartuigen in het kanaal in 4 etappes bijna 80 meter hoger helpen. Ze staan op de Werelderfgoederenlijst van de Unesco. Ze liggen vlakbij Lal Louvière. Het boemeltreintje terug vertrekt om half zes, maar omdat het bij twaalf stations stopt ben ik pas rond zeven terug in Charleroi. Mijn avondeten bestaat eens te meer uit frites met een frikadel en een gehaktbal. Op de tv volg ik de ECwedstrijd FR Porto Arsenal, gewonnen door de fanatiek spelende Portugezen. BERGEN (FRANS: MONS) Een stad in de Belgische provincie Henegouwen. Bergen is de hoofdstad van deze dichtstbevolkte Waalse provincie. De stad telt ruim 90.000 inwoners. De heilige Walde trudis is de patroonheilige van de stad. Bergen is de voornaamste stad het arrondissement en de zetel van een van de vijf hoven van beroep van het land. Bergen is gelegen ten oosten van Borinage, zoals dit industriegebied wordt genoemd. De stad ligt ongeveer op 50 km ten zuiden van Brussel, 200 km ten noorden van Parijs, 150 km ten westen van Aken en 75 km ten oosten van Rijsel. Er zijn verschillende spoorverbindingen met onder andere Doornik, Charleroi, Brussel en Luik en een dagelijkse TGV verbinding met Parijs. In Bergen bevindt zich ook het militair hoofdkwartier SHAPE van de NAVO.
Vincent van Gogh Vincent van Gogh huurde in 1879 als lekenprediker een kamer in Wasmes, waar hij volgens inheemsen elke avond lag te huilen om het wrede lot van de mens. Na een half jaar trok hij naar Brussel om te gaan schilderen. De omstandigheden waarin de mijnwerkers leefden en werkten zijn op film vastgelegd in de documentaire Misère au Borinage (1934), gemaakt door Henri Storck en Joris Ivens.
COUVIN / PHILIPPEVILLE Vandaag twijfel ik een beetje. Het is mijn laatste volledige dag in de Borinage: zal ik in de stad blijven of weer maar eens de trein pakken? Ik besluit tot het laatste, want Charleroi heeft me verder niets meer te bieden. Ik neem het boemeltje naar het zuiden, richting Franse grens. Na uitgestrekte industriegebieden met verroeste installaties wordt het landschap glooiender, hier beginnen de voetheuvels van de Waalse (en Franse) Ardennen. De dorpjes die we passeren doen boers aan, het lijkt een beetje achtergebleven gebied. Het is er wel vredig en stil. Om elf uur stap ik uit op het nietig stationnetje van Philippeville. Het blijkt nog een kwartier lopen te zijn naar het centrum. Daar maak ik wat foto’s van de kiosk op het plein en enkele 103
herenhuizen. De stad is als vesting gebouwd door koning Filips II om de voortschrijdende protestanten in de Spaanse Nederlanden tot staan te brengen. Een uur later haal ik de trein voor het laatste stukje via de oude vestingstad Mariembourg (17e eeuw) naar Couvin, het eindstation van dit traject. Couvin zou toeristisch gezien wat meer te bieden hebben, er is zelfs een VVVkantoor waar ik wat brochures ophaal. De ligging van het oude centrum is spectaculair: op de hoge rechteroever van het bruisende riviertje de Eau Blanc. De Saint Patrickkerk is gesloten. De sfeer en de bouwstijl van het stadje doen al wat Frans aan, de gebouwen zijn voornamelijk uit natuursteen opgetrokken. Ik maak er wat foto’s vanaf de bruggetjes. Verder is er eigenlijk niet zo veel te zien, dus keer ik maar terug naar de stad waar ik om half vier aankom. Op de terugweg krijg ik een standje van de conducteur omdat ik tussentijds uitgestapt ben. Daar dwaal ik wat rond in het warenhuis de Innovation (dat in de jaren ‘60 volledig uitgebrand is, veel slachtoffers te betreuren). Ze hebben er geen goedkoop buffetrestaurant zoals de warenhuizen in Duitsland. Het prijspeil is er hoger dan in Nederland, tenminste wat de boeken betreft. Dure koffie in stijlvol grand café Passage. Op zoek naar iets eetbaars beland ik in een buitenwijk waar ik een Lidl ontdek. Daar koop ik zalm en forel en een doos crackers om op de kamer op te eten. Vandaag dus geen friet en andere vette hap! De volgende dag is het vrijdag en reis ik probleemloos terug naar Roermond. Mijn nieuwe credit card vertoont tot mijn opluchting bij het betalen van de hotelrekening geen kuren. Om tien uur stap ik op de drukke ICtrein naar Namen en Luik. Daar kan ik naadloos overstappen op de trein naar Maastricht. Ook in onze Limburgse hoofdstad is de aansluiting nagenoeg perfect, met als gevolg dat ik al even na twaalven in Roermond voor het station sta. De Servische taxichauffeur Miroslav heeft net een vrachtje afgeleverd zodat ik eindelijk eens zonder ergerlijk lange wachttijden kan instappen. COUVIN Dit is een stad in de Belgische provincie Namen. De stad telt bijna 13.500 inwoners. Couvin ligt in het zuidwesten van de provincie, tegen de grens met de provincie Henegouwen en met Frankrijk.
104
LUXEMBURG - STAD (2011) Jos alleen in het voorjaar DAG 1 HEENREIS 09.30 uur taxi station NS / 10.03 uur Roermond Maastricht / 11.09 uur Maastricht Luik / 13.16 uur: LuikLuxemburg, boemeltrein! Aankomst Lux: 16.10 uur. Te voet naar hotel La Châtelet aan de rand van de kloof Petrusse, 10 minuten lopen. Bagage inruimen in de luxe kamer à raison van € 95, communicatie met receptie in het Frans. Om half zes stads wandeling, ik ga de omgeving verkennen, het is mei dus nog lang licht tot half tien. Veel zonnige terrasjes helemaal vol op de Place de Paris aan de Avenue de la Liberté. Ik eet kebab bij een Turk, bekijk de kerk OLV Sacré Coeur en drink koffie op een terras nabij. Langs het dal van de Petrusse teruglopen, ik bewonder het monumentaal stadspaleis van Ardor / Mittal (vroeger Arbed) aan de Place de Martyrs en het Museeé de la Banque aan de Place de Metz. De Pont Adolphe aflopen, aan de andere kant de kloof in, doorlopen tot ik ter hoogte van mijn hotel kom. Koffie bij café vol Portugezen, bediend door een hoerig type op terras. In hotel tv kijken, flatscreen aan de muur. Tijdens deze vakantie zal ik meer lezen dan televisie kijken; twee boeken in vier dagen. DAG 2 LUXEMBURG STAD / VILLE HAUTE / CORNICHE Het ontbijt is uit de kunst en wordt regelmatig aangevuld. De ontbijtzaal van het vroegere herenhuis is vol, onder andere met Amerikanen en veel jonge Chinese (of zijn het Japanse?) vrouwen. En natuurlijk veel ouderen, leeftijdgenoten…. Even voor tienen ga ik op stap. In de buurt zoek ik de synagoge, maar die kan ik niet ontdekken. Via Rue de la Gare (het station heeft een imposante neogotische toren) en het Viaduct Pasarelle steek ik de kloof over naar het andere stadsdeel, Ville Haute geheten. Eeuwige vlam, Graf van de Onbekende Soldaat, ofwel het Monument van de Solidarité Nationale. Place de l’Esprit en de Cité Judiciaire, een modern vormgegeven complex dat me wel bevalt met zijn lichte steensoort. Vervolgens: Cathedrale Notre Dame die afgeladen vol zit met gezinnen met kinderen: vormsel, eerste communie? Ik weet het niet. Interieur is mooi en erg licht, de vml. Paus Johannes Paulus II wordt er bewierookt. Op een binnenplaats staan tenten waarin spul uit verre landen te koop wordt aangeboden, opbrengst is voor de missie. Dichtbij ligt het grote Plein van Guillaume II (onze Koning Willem II) dat helaas volledig bezet wordt door kraampjes en tenten, een manhaftig ruiterstandbeeld is geheel omringd door attracties en is nauwelijks zichtbaar. Ik gruw van die kermisachtige toestand waar nu al zo vroeg stevig gegeten en gedronken wordt, het lijkt een beetje op het Preuvenemint in Maas tricht met voedsel uit letterlijk alle delen van de wereld. Ik drink mijn eerste koffie op een verstild pleintje. Weer vlakbij ligt het Palais Ducale met een paleisje dat nu het parlement van het groothertogdom herbergt. Daar tref ik ook de eerste geleide toeristengroepen vol grijze koppen aan. Ik beland in het voetgangersgebied en neem rust op het Place des Armes, 105
dat voor driekwart omringd is door terrasjes. In de kiosk wordt in het Frans een toneelstuk door jongelui opgevoerd. Het is nu al druk op straat, opvallend zijn de talloze schattige kleuterklasjes die onder begeleiding van oudere vrouwen hand in hand door de stad struinen. Via een winkelpassage kom ik op de Grande Rue, een moderne winkelstraat met alle bekende winkelketens en warenhuizen, dus snel wegwezen hier. Aan de Ring begint het grote stadspark, waar ik plaats neem op een van de vele bankjes. Ik heb al weer last van mijn likdoorns. Het is lunchtijd, alle bankjes zijn bezet met kantoorpersoneel, ook op de goed onderhouden gazons wordt gegeten. Ikzelf drink fris aan een stalletje in het park. Ik steek de Ring over en stuit op een enorm gebouw uit de 19de eeuw. Het paleisachtige bouwsel (1865) ziet er perfect onderhouden uit en blijkt een bejaardentehuis voor de beter gesitu eerden te zijn: een zorgcentrum dat Foundation Pescatore heet. Ik kom aan bij de Corniche, de weg en de paden die langs de kloof van het riviertje de Alzette lopen. Prachtige vergezichten, onder andere op Kirchberg (modern EUdomein met kantoorkolossen van o.a. architect Pei en eigentijdse kunstwerken die ik niet bezoek) en op de rode brug van Grande Duchesse Charlotte. Ik werp een blik in de diepte van het Pfaffen thal, waar ondanks ruimtegebrek in vorige eeuwen toch nog gebouwd is. Ik volg de kronkelende Corniche, pauzeer hier en daar voor foto’s en bij speciaal aangelegde uitkijk punten. Ik volg de Boulevard Victor Thorn tot aan de Kazematten du Bock, waar weer eens veel toeristen rondlopen. Mooi panorama van het dorpje Grund op de bodem van het diepe dal waar de Petrusse uitkomt in de Alzette. Opvallend zijn de mooie groentetuintjes die hier door het gunstige microklimaat uitstekend gedijen, er worden zelfs subtropische gewassen geteeld. Langs de forse vestingwerken van Vauban (waar is die fortenbouwer van de Zonnekoning eigenlijk niet geweest? Ik heb werken van hem gezien in Ieper, Menen, Ouden aarde, Besançon, Lille, Landau, Maastricht, Arras) loop ik naar stadsdeel Clausen met de Tour Jacob. Ik zoek daarna weer de Ville Haut op, drink koffie in een pizzeria (altijd goede koffie bij de Italianen) en kom tot de ontdekking dat de kathedraal nog steeds mudvol is; is er soms weer een andere dienst? Gelukkig kan ik in de crypte terecht, waar zich geen mens bevindt. Daar liggen de overleden groothertogen en hun gemalinnen in hun tombes, bewaakt door stenen leeuwen. Op de Place de la Constitution staat een zuil met een gouden beeld er bovenop, die wordt druk gefotografeerd door een bus Japanners. Weer panorama’s over de kloof, nu met de Kazematten van Petrusse en omlaag lopende terrassen. Teruggekeerd naar mijn eigen wijk bestel ik köfte bij de Turk van gisteren. In het station informeer ik naar de treinenloop naar Trier, dat ziet er gunstig uit. Ik koop maar direct een retourkaartje voor zegge en schrijve 7 euro. Geen prijs toch voor een rit van naar schatting 60 km v.v.? Bij het station ligt onder andere de Rue de Commerce met obscure nachtclubs en hotelletjes van twijfelachtig allooi. Mijn laatste koffie drink ik bij mijn eigen cafeetje om de hoek, laat dat inderdaad Café “Um Eck” heten…. Het wordt gerund door Portugezen. In 106
mijn wijk Hollerich wonen veel Portugezen, ook zwarten uit de voormalige koloniën Mozam bique en Angola. Voor ik naar mijn hotel ga, sla ik nog een blikje sterk bier in bij een buurtwinkel. Ook ijsthee om te mixen met mijn whisky neem ik dan mee. DAG 3 TRIER Het regent als ik om kwart over tien naar Trier vertrek. Ik kom langs het dorpje Oetrange Schrassig van ome Sef en tante Bet. Om 11.10 uur kom ik in Trier aan. Daar bekijk ik in het compacte centrum eerst de herenhuizen uit eind 19de / begin 20e eeuw langs de allee die naar de Porta Nigra leidt. De Romeinse poort heeft veel belangstelling van kijkers uit de hele wereld. Ik schuil voor de regen in de binnenhof van het klooster annex restaurant van het Stadtmuseum Simeonstift. Vervolgens wandel ik tegen de regen beschut onder luifels en markiezen door richting Markt, langs het Drei Königehaus en andere historische panden. Een toeristentreintje kruist herhaaldelijk mijn pad. Achter de panden ligt het St. Gandolf kerkje dat door redemptoristen bestierd wordt, dat is sfeervol en is nog niet door de toeristen hordes ontdekt. Bij het Diocesaan Museum moet ik weer eens schuilen. Ik neem de tijd om de Dom te bekijken, het beeldhouwwerk heeft mijn interesse, alsmede ook de kruisgang van het klooster. De beroemde crypte en de schatkamer bezoek ik maar niet. De Liebfraukirche next door is nog steeds gesloten, al jaren zo blijkt, tot 2012. Mooi romaans portaal, dat is alles wat je ervan kunt zien. De bakstenen Konstantin Basilica heb ik al eens met Clim eerder bezocht, maar ik vind hem nog steeds erg imposant voor een gebouw uit de derde eeuw, er huist nu een evangelische gemeente in. Ernaast ligt de Roter Turm, eveneens een opvallend gebouw waarvan ik echter de functie niet weet. Tweede koffie van de dag bij een Italo. Het Kurfürstliches Palais met zijn tuinen en parken en museum is dan niet ver meer, evenals de ruïnes van de Kaiserthermen. Daar verwijl ik even in de entreehal van het museum, maar ik vind het zonde van de tijd om er binnen te gaan en kies voor een andere weg terug naar het station. Dom van Trier Die voert me langs de andere Thermen aan de Viehmarktplatz die volledig overdekt zijn door een glazen constructie, er zit zelfs een restaurant in! Ik zoek vergeefs naar het Karl Marx Haus, loop nog twee kerken binnen (de St. Paulus en de St. Antoniuskerk) en kom weer uit op de Hauptmarkt. Dan gaat het weer regenen. Ik duik het restaurant van Nordsee binnen en bestel een visschotel met Bratkartoffeln met dille en peterselie: lekker. Om half zes vertrekt mijn trein naar Luxemburg, onderweg lees ik in de thriller “Levenslijn” van Harlen Coben. In Luxemburg loop ik nieuwsgierig een gigantische supermarkt binnen waar men enkel en alleen Portugese (en wat Franse) producten verkoopt. De prijzen liggen er ook nog eens belachelijk laag. Ik stoot er per ongeluk een flesje pittige piri piri om dat op de grond stuk valt. Niemand bekommert zich daarom, dus laat ik de rotzooi maar gewoon liggen. 107
DAG 4 LUXEMBURG GRUND / VILLE HAUT Vandaag staat stadsdeel Grund op het programma. Het is heerlijk zonnig weer met een strak blauwe hemel zodat ik een groot aantal foto’s kan maken. De wijk oogt als een rustiek dorpje, maar schijn bedriegt op deze zaterdagmorgen. ‘s Middags verschijnen er ineens toeristen, wat me niet echt kan verbazen gezien het grote aantal restaurantjes en terrassen die er open zijn. Het riviertje Alzette slingert zich tussen de huizen door, het lijkt een beetje op Monschau in de Eifel. Op de terrassen (vergelijk met sawaterrassen) zijn volkstuintjes aangelegd. Het dal wordt omringd door hoge rotsen waarin kazematten en andere fortificaties zijn gebouwd. Interessant is de kerk Saint Jean le Baptist. Ik bezoek er een museum dat gehuisvest is in een kloostercomplex van de benedictijnen dat vroeger als gevangenis en kazerne heeft gediend, daar drink ik als enige ook koffie. Dan verlaat ik het dal bij de kazematten du Bock en de 19deeeuwse brug bij het Pfaffenthal. Ik ga een nog niet bekeken deel van de Ville Haute verkennen. Allereerst de kerk van St. Michel, een van de oudste van de stad. In een belendend zaaltje geeft een koor geheel uit zwarte gelovigen bestaand een indringend mooi concert, wat kunnen die zwarten magistraal zingen, het doet me aan de koortjes van ZuidAfrika denken. Om 12 uur sluit de kerk, een non verzoekt me uiterst beleefd in het Frans om het heiligdom te verlaten. De kerk is enige malen door de Franssen verwoest en weer hersteld, o.a. door de troepen van Louis XIV. Bij het oude Palais de Justice (staat in de steigers) strijk ik neer op een terras, waar ik niet bediend word. Letterlijk maak ik een afzakkertje naar de lager gelegen Hellepuert met de stadspoort de Drei Türmen die naar de Corniche voert. Ik bekijk verder het moderne Natio nale Museum van buiten (onaantrekkelijk!) en het intieme Ilot Gastronomique, een middel eeuws aandoend labyrintachtig bouwsel met vele trapjes, doorkijkjes en gangetjes in pastel tinten. Er zijn bistrootjes in gevestigd. Verder gaat het naar het Place du Théatre met een olijke beeldengroep midden op het plein. Ik bekijk nog een tweetal kerken, namelijk de St. Alphonse (niet interessant) en de evangelische Église Trinité kerk. Die is wél interessant met zijn speciale loge voor de groothertog, zijn uitvergrote middeleeuwse gravures en de met de 4 evangelisten fraai bewerkte preekstoel: Mattheus met zijn boek, Marcus met de leeuw, Johannes met de arend en tenslotte Lucas met de stier als symbool; nooit geweten trouwens. Ik kom nog eens langs het Palais Ducale uit 1890 en de neogotische Chambre des Députés, het onaanzienlijke Hotel de Ville aan de Place des Armes (vroeger een exercitieterrein), de Grand Rue met een vrolijk standbeeld van muzikanten. Op de Place Guillaume II eet ik een bord Sauerkraut mit Wurst, smaakt goed. Buiten de Ring zijn nogal wat straten genoemd naar kopstukken van de Europese eenwording: Avenue Robert Schumann, Allée de Mansfeld en zo. Voor een Chinees restaurant word ik aangesproken door een Chinese vrouw, zij wil 108
dat ik met haar camera een foto van haar maak met de leeuwen van het restaurant op de achtergrond. DAG 5 THUISREIS Ik doe het ’s morgens rustig aan. De rekening betaal ik met mijn credit card. Om 11.15 uur vertrekt mijn trein richting Luik. Daar heb ik binnen tien minuten aansluiting naar Maas tricht, waar ik opnieuw nog geen tien minuten hoef te wachten op de intercity naar Roermond. Even na drie uur meld ik me weer bij Clim op de Herderstraat 7. LUXEMBURG ACHTERGRONDINFORMATIE 'Mer wells bleiwe, wat mer sin”, staat er op een fraaie erker in een van de kronkelende steegjes in de oude stad van Luxemburg. Ondanks alle behoudendheid is de stad, die in 963 tussen de dalen van de Alzette en de Petrusse werd gesticht, sterk op de toekomst gericht met interactieve musea, nieuwe, futuristische wijken en een uitgebreid cultureel aanbod. Bovendien is Luxemburg met bijna 40% buitenlanders de meest internationale staat van Europa. Dat is vooral te merken in de levendige hoofdstad met haar 90.000 inwoners. Het is een van de drie hoofdsteden van de Europese Unie en net als het land al sinds lange tijd gewend aan vreemdelingen. Pas in 1867 was de soevereiniteit van Luxemburg na een lange en oude geschiedenis een feit. Cathedrale Notre-Dame Rue NotreDame, dagelijks geopend, toegang gratis. De drie Blanke torens van de kathedraal bepalen het aanzien van het centrum. Het kerkgebouw, dat baadt in het licht en een prachtig renaissanceoksaal heeft, is het symbool van de stad. Rondom de Marche-aux¬Poissonss De MarcheauxPoissons (Vismarkt) vormt het hart van de oude stad. In de pittoreske wirwar van straatjes bevindt zich ook het Musée National d'Histoire et d'Art waar behalve een traditionele collectie over de geschiedenis en cultuur van Luxemburg in het souterrain ook archeologische vondsten te zien zijn. Slechts een paar stappen verder staat het groot hertogelijk paleis, het Palais GrandDucal. Voormalige abdij Neumünster/ Natur Musee Museum, 25, Rue Munster Aan de voet van het Plateau du Rham met zijn torens en kazernes ligt op de rechteroever van de Alzette de voormalige abdij Neumünster, nu het Natur Musée. Levendige, inter actieve natuurhistorische exposities, ook leuk voor kinderen. Dal van de Alzette Een dorpse sfeer verwelkomt de bezoeker in het dal van de Alzette, waar vroeger de vestingbouwers, molenaars, textielververs en touwslagers woonden. Tegenwoordig ontwik 109
kelt zich hier een chique uitgaans en woonwijk. In het microklimaat van het dal gedijen artisjokken, courgettes, olijven en vijgen. DOOLHOF IN DE ROTSEN De kazematten van Luxemburg De rotsen, die de kiemcel van het kleine groothertogdom Luxemburg vormen, zijn een heuse gatenkaas: op verschillende niveaus zijn er ondergrondse verdedigingswerken gebouwd. Na een renovatie in 2009 zijn de kazematten weer opengesteld voor het publiek. De Bockfelsen geldt als de wieg van Luxemburg. Door een ruil met de Trierse abdij St. Maximin kwam graaf Siegfried I in 963 in het bezit van de 280m hoge, aan drie kanten door de Alzette omgeven en daardoor gemakkelijk te verdedigen rots. In de oorkonde, waarin de ruil werd vastgelegd (Siegfrieds tegenprestatie waren landerijen in Feulen bij Ettelbrück) wordt niet alleen de rots, maar ook een castellum genoemd. Verder is er sprake van een munitio (aardwal) en van trunci (palissaden). Daarom gingen historici er tot in de 20e eeuw vanuit dat de graaf van Moselgau en voogd van het klooster Echternach alsook de abdij St. Maximin een min of meer volwaardig verdedigingswerk had gekocht. Wie het gebouwd had en waar het precies lag, bleef echter onduidelijk. De Romeinen en graaf Siegfried Pas bij opgravingen begin jaren negentig van de 20e eeuw werd duidelijk dat er tegen het einde van de 3e eeuw een militair bouwwerk van Romeinse oorsprong op de Bockfelsen had gestaan, niet zo verwonderlijk aangezien de Romeinse weg van Reims naar Trier door de huidige stad Luxemburg liep. Tussen de 4e en 6e eeuw breidden de Romeinen hun castellum uit en huisvestten er een garnizoen. Graaf Siegfried liet zijn burcht op de resten van het Romeinse bouwwerk bouwen. Hij stierf in 998 en werd overeenkomstig zijn wens in de kloosterkerk van St. Maximin begraven. Zijn burcht werd halverwege de 15e eeuw door brand verwoest. Reeds in die tijd speelde Luxemburg, dat pal aan de Duitse en Franse grens lag, een belangrijke rol in de internationals politiek. Ondanks de ringvormige verdedigingsmuren in het westen van de huidige stad slaagden de Bourgondiërs er in 1443 in om de 'kleine rots' te veroveren. In de volgende vierhonderd jaar bezetten in totaal zes grootmachten de vesting, bouwden haar uit en pasten haar voortdurend aan de nieuwste ontwikkelingen op wapen gebied aan. Uiteindelijk omvatten de verdedigingswerken van Luxemburg 24 Poorten, nog eens 16 fortificaties en een kazemattennetwerk van 23 km lengte. Vaubans uitbreidingsplannen De eerste ondergrondse galerijen ontstonden al in 1644 ten tijde van de Spaanse overheersing. De eigenlijke bouw van de kazematten volgde pas veertig jaar later door de Franse militaire ingenieur en vestingbouwer Vauban en in de 18e eeuw door de Oosten 110
rijkers. De in de rotsen uitgehouwen gangen waren op verschillende niveaus aangelegd, soms op een diepte van maar liefst 40 m, en voorzien van schietgaten. Er konden duizenden soldaten, paarden en tientallen ambachtslieden verblijven. Toen Luxemburg bij het Verdrag van Londen van 11 mei 1867 tot neutrale staat werd uitgeroepen betekende dat ook de sloop van de vestingwerken. De ondergrondse gangen konden echter alleen met explosieven vernietigd worden, waardoor veel huizen in de omgeving instorten zouden (sommige huizen hebben nu nog steeds een eigen toegang tot de kazematten). Daarom bleven de gangen behouden. In de Tweede Wereldoorlog dienden ze als schuilkelder voor 35.000 mensen. Overigens: vanaf de resten van de oude Lützelburg hebt u het beste uitzicht op de historische kern van de stad. De Chemin de la Corniche, die langs de berg loopt, fungeert als het ware als een langgerekt uitkijkterras. Bij goed weer kunt u tot aan het Europazentrum op de Kirchberg kijken. Vandaag de dag kunnen van de 23 km van de oorspronkelijke doolhof nog slechts 17 km bezichtigd worden. Sommige ondergrondse galerijen zijn namelijk door de aanleg van parkeergarages, kelders en musea ingestort. Een intact, niettoegankelijk gedeelte van de kazematten is onder andere in gebruik als schatkamer van de centrale bank. Modern werelderfgoed In 1994 riep de Unesco de oude binnenstad van Luxemburg en de kazematten uit tot werelderfgoed. In 2008 werden de ondergrondse gangen, die jaarlijks meer dan honderd duizend bezoekers trokken, gesloten en in een periode van enkele maanden aangepast aan de technische eisen die de hoge bezoekersaantallen met zich meebrachten. Ruim 25 km elektriciteitskabel staan nu garant voor een betere verlichting; het beklimmen en afdalen van de wenteltrappen is veiliger geworden door de aanleg van nieuwe trapleuningen; het nieuwe noodverlichtingssysteem blijft na een eventuele stroomuitval nog drie uur branden; er zijn zes alarmzuilen geïnstalleerd; de nooduitgangen worden op afstand bewaakt; en dankzij de nieuwste hotcityantennes kan er nu zelfs diep in de rotsen draadloos geïnternet worden. Behalve talrijke kanonnen kunt u onder andere een officiersverblijf bezichtigen. De noodzakelijke uitleg wordt geleverd via een modern audioguidesysteem. LUXEMBURG STAD INFO Luxemburg (Frans: Luxembourg, Luxemburgs: Lëtzebuerg) is de hoofdstad van het Groothertogdom Luxemburg, het ligt in het kanton Luxemburg en heeft 92.342 inwoners (2010). De rivieren Alzette en Pétrusse stromen door de stad. De naam Luxemburg is afkomstig van Lucilinburhuc, dat kleine burcht betekent. Luxemburg is een van de rijkste steden van Europa. Het is een belangrijke stad voor de internationale bankwereld. Tegelijkertijd is de stad samen met Brussel en Straatsburg een 111
van de belangrijkste vestigingsplaatsen van Europese instituties; het Europese Hof van Justitie is er gevestigd. Geschiedenis In 963 bouwde graaf Siegfried een kasteel met een eenvoudige verdedigingsmuur op de Bock rots. Hieruit is de stad Luxemburg ontstaan. In de loop der eeuwen werden er aan de westzijde nog twee verdedigingsgordels aangelegd. Verschillende ingenieurs, waaronder Vauban, bouwden de stad uit tot één van de sterkste vestingen van Europa. Hierdoor kreeg Luxemburg de bijnaam Gibraltar van het Noorden. Tijdens het congres van Londen in 1867 werd Luxemburg neutraal verklaard en moesten de vestingwerken ontmanteld worden. Slechts 10% van de vesting is hierdoor bewaard gebleven, waaronder de kazematten die tijdens de tweede wereldoorlog als schuilplaats dienden. De oude binnenstad en enkele overgebleven vestingwerken werden in 1994 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. In 1995 en in 2007 was Luxemburg de Culturele hoofdstad van Europa, een status die het in 2007 deelde met het Roemeense Sibiu. De Kathedraal van Luxemburg is de bisschoppelijke kerk van Luxemburg. Het was oorspronkelijk een collegiale kerk van de jezuïeten uit het begin van de 17e eeuw. Toen de jezuïetenorde in 1773 door de paus werd opgeheven, werd hun collegiale kerk de parochiekerk van de stad, met de naam Kerk van St. Nicolaas en St. Theresa. Luxemburg was door de eeuwen heen nooit bisschopsstad geweest, maar had geressorteerd onder het bisdom Trier. Toen in 1866 de band tussen Luxemburg en de Duitse Bond verbroken werd, voelde men in Luxemburg een versterkte behoefte aan meer autonomie op kerkelijk gebied. In 1870 werd Luxemburg tot bisdom verheven. De 17eeeuwse jezuïeten kerk werd toen kathedraal en bij die gelegenheid omgedoopt tot "Cathédrale NotreDame de Luxembourg". Omdat de kerk voor een kathedraal wat aan de kleine kant was, werd deze tussen 1935 en 1938 uitgebreid met een nieuw koor en een dwarsschip, waardoor de oppervlakte ruim verdubbelde. De 20eeeuwse nieuwbouw harmonieert goed met de barokke 17eeeuwse kerk en geeft het grondplan van de kerk de vorm van een Latijns kruis. In de kerk staat ook een 17eeeuws beeld van Maria Consolatrix Afflictorum (Maria Troosteres der Bedroefden) dat oorspronkelijk had gestaan in een kapel iets buiten de wallen van de oude stad. Dit beeld zou de stad geholpen hebben tijdens een pestepidemie. Het wordt elk jaar meegedragen in de grote Oktaafprocessie twee weken voor Pinksteren. In de crypte van de kathedraal zijn diverse leden van de groothertogelijke familie begraven en bevindt zich ook een grafmonument van de middeleeuwse graaf Jan de Blinde.
112
Adolfsbrug (Luxemburgs: AdolpheBréck, Frans: Pont Adolphe, Duits: AdolpheBrücke) verbindt de wijk Gare met het centrum van Luxemburgstad. De brug is vernoemd naar graaf Adolf van Luxemburg en is een nationaal symbool voor het land. De bouw duurde van 1900 tot 1908. Toen de brug klaar was, was deze de grootste stenen boogbrug ter wereld. De brug overspant een ravijn, waarin ook de Pétrusse stroomt. Specificaties Lengte: 153 meter / Spanwijdte: 84,55 meter / Hoogte 42 meter / Breedte: 16 meter Groothertogin Charlottebrug De Groothertogin Charlottebrug, ook bekend als de "Rode Brug", is een stalen brug die op een hoogte van 74 meter de vallei van de Alzette in Luxemburg overspant. De brug vormt de verbinding tussen het Kirchbergplateau en de wijk Limpertsberg. Ze werd gebouwd in 1965 naar plannen van de architect Egon Jux. De brug had jarenlang een bedenkelijke reputatie als zelfmoordlocatie. Slechts na het draaien en vertonen van de documentaire film Le pont rouge waarin bewoners van de onder de brug gelegen woningen hun macabere ervaringen met de brug uit de doeken deden, werd beslist de brug te voorzien van een borstwering in plexiglas die verdere zelfmoordpogingen onmogelijk moest maken. Technische gegevens: Lengte: 355 meter / Breedte: 25 meter / Totaalgewicht: 4.900 ton
LUXEMBURGSE PORTUGEZEN Portugese minderheid in Luxemburg Ik ben gisteravond nog naar een Portugees café genaamd Lisboa II, waar jonge Portugezen een voetbalwedstrijd zaten te kijken. Van uiteraard een club uit hun thuisland. Ik zal kort iets vertellen over de Portugese minderheid, want ze maken een belangrijk deel uit van de Luxemburgse maatschappij. Sterker nog, je waant je hier soms in Portugal. Je kunt op stap gaan in een van de vele Portugese cafés, kun je boodschappen doen in een Portugese supermarkt en met je buren spreken in het Portugees. Zeker in de wijk Bonnevoie bestaat ruim de helft van de inwoners uit Portugezen. Het is raar voor te stellen dat de Portugezen in Luxemburg vergelijkbaar zijn met de Marokkanen in Nederland. Als ik aan Portugal denk, denk ik in eerste instantie aan een fijn vakantieland. En niet aan een Luxemburgse minderheid die slecht geïntegreerd is. Gastarbeiders Eerder deze week sprak ik met de directeur van ASTI, een grote migrantenorganisatie. Hij vertelde me dat de Portugezen hierheen zijn gehaald om het gat op te vangen dat was ontstaan nadat de Italiaanse gastarbeiders ervoor kozen niet meer in Luxemburg te werken, omdat ze zich hier niet mochten vestigen. En de economie van Luxemburgers draait nu eenmaal op buitenlandse werkkrachten. Dat is overigens nog steeds zo. 113
Crossborders Slechts éénderde van de banen hier wordt vervuld door een Luxemburger. Nog eens een derde door buitenlanders die hier wonen, en nog eens éénderde door de 'crossborders', Fransen, Duitsers en Belgen die net over de grens wonen, maar in Luxemburg werken omdat ze hier veel meer verdienen. Zelfs met een minimuminkomen (dat ligt hier rond de 1800 euro) verdien je nog meer dan in veel andere Europese landen. Terug naar mijn verhaal. Het gat van de Italianen moest opgevangen worden. Maar door wie? De Luxemburgse overheid had twee criteria: de nieuwkomers moesten blank zijn, en katholiek. Want zo zouden ze makkelijker integreren in het overwegend katholieke Luxemburg, was de gedachte. En dus werden Portugezen hier massaal heen gehaald. Ze werden tevens aangemoedigd om zoveel mogelijk kinderen mee te nemen. Want doordat de Luxemburgers geleidelijk aan steeds minder kinderen kregen, was de demografie dalende. En ook dat moest opgevangen worden. Papieren "Als een Portugees hier 's morgens op het station aankwam, had ie 's avonds al een baan", vertelde de directeur van ASTI me. "Zelfs als ze geen papieren bij zich hadden. Die regelde de gemeente wel." Een centrale sturing ontbrak, net als taalonderwijs en hulp bij huisvesting. En er was in die tijd weinig sociale woningbouw, dus de Portugezen werden overgeleverd aan de grillen van particuliere huurders. Dat had tot gevolg dat velen in zeer miserabele omstandigheden moesten leven. Hele Portugese gezinnen woonden in tuinhuisjes, en Portugezen die in ploegendienst werkten, moesten soms een bed delen. De een kon overdag slapen, de andere 's nachts. Moeilijk voor te stellen. Het aantal immigranten onder de bevolking is in de 20e eeuw fors toegenomen door de komst van immigranten uit België, Frankrijk, Duitsland, Italië en vooral Portugal. Ten tijde van de oorlogen in Joegoslavië heeft Luxemburg ook vele immigranten zien komen uit Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië. Momenteel heeft Luxemburg een positief migratiesaldo van 8,44 per 1000 inwoners. De meeste migranten zijn afkomstig uit EU landen. Naar verwachting zal in 2015 de meerderheid van de bevolking van buitenlandse afkomst zijn. Momenteel ligt dit nog op 44,7% van de bevolking (2009). Onder de allochtone bevolking is de grootste groep van Portugese afkomst (16,5% van de totale bevolking). Daarna komen de Fransen (6,1%), de Italianen (3,8%), de Belgen (3,4%), de Duitsers (2,6%), de Britten (1,2%), de Serven en de Montenegrijnen (samen 0,9%) en de Nederlanders (0,9%). In de gemeente Larochette is meer dan 60% van buitenlandse afkomst en hiermee is het de Europese gemeente met (percentueel gezien) het grootste aantal buitenlanders. Driekwart van de oorspronkelijke buitenlanders in het groothertogdom is afkomstig uit Latijnse landen en dit heeft bijgedragen aan de populariteit van het Frans.
114
Er zijn drie officiële talen in Luxemburg: Frans, Duits en Luxemburgs (Lëtzebuergesch). Het Luxemburgs is een aan het Duits verwante taal die sinds 1984 de status van officiële taal heeft. Door veel Luxemburgers wordt het Luxemburgs gezien als de nationale taal van het land. Circa 77% van de bevolking heeft het als moedertaal (2005) en de taal wordt door zeker 80% van de bevolking begrepen. Voor de onderlinge communicatie speelt het Luxemburgs dan ook een belangrijke rol, maar dan voornamelijk in gesproken vorm. In geschreven vorm wordt het Luxemburgs veel minder gebruikt en is het Frans de meest gebruikte taal. Ongeveer 6% van de bevolking heeft het Frans als moedertaal en deze taal wordt door circa 90% van de bevolking begrepen. Het Duits daarentegen, is de primaire taal binnen de media (85% van de kranten is in het Duits) en de kerk. VARIA • Omdat Luxemburg zo proper en netjes is wordt het wel "klein Zwitserland" genoemd. • De Luxemburgse groothertogelijke familie en het Belgische koningshuis zijn nogal dik met elkaar. Dit komt door de sterke familiebanden over en weer. • Het nationale credo van het groothertogdom luidt "mir wollen bleiben wat mir sin (wij willen blijven wie we zijn)". Als klein volk vinden de Luxemburgers dat ze hun eigen gang moeten kunnen gaan. • Omdat Luxemburg de laagste diesel en benzineaccijns van de EU heeft, komen er erg veel Belgen, Fransen en Duitsers tanken. • Tussen 1312 en 1450 werd 4 keer een Luxemburger tot keizer gekroond. In de 20e eeuw werd het Eurovisiesongfestival door een buitenlandse huurling 5 keer voor Luxemburg gewonnen; o.m. door France Gall (1965) en Vicky Leandros (1972). • Schengen, een wijndorpje aan de Moezel met ongeveer 300 inwoners, is het bekendste dorp van Luxemburg. Hier werd op 14 juni 1985 het akkoord gesloten dat vrije handel van personen en goederen en dus afschaffing van de grenscontroles binnen de EU behelsde. "Hei elei, kuck elei" ("Kom op, kijk hier naar"; de naam van een populair nieuwtjes programma op tv) was heel lang buiten het groothertogdom de bekendste frase in het Luxemburgs. De eerste uitzending was al op 21 september 1969. Nadien werd het ook wel op de Nederlandse tv uitgezonden en het programma bestaat nog steeds. Het bekendste Luxemburgse bedrijf is het in 1931 opgerichte CTL, een mediaconcern dat later RTL is gaan heten. Het concern beheert honderden radio en tv stations in Europa.
115
LUXEMBURG - STAD: STAD VAN DE HONDERD BRUGGEN De bolwerken rond de oude citadel zijn nu omgeven met grote parken en Luxemburg is tegenwoordig een moderne en plezierige tuinstad. De hoofdstad van Luxemburg ligt op drie plateaus, gescheiden door de diepe dalen van de Alzette en de zijrivier Petrusse, die het stadshart aan drie zijden omstromen. Logischerwijze zijn de verschillende stadsdelen onderling verbonden door een groot aantal bruggen. Op de historische rots van Bock, een prachtig wandelgebied, ziet men nog kazematten uit de 18e eeuw en restanten van nog eerdere fortificaties. Naar het westen strekt zich de oude stad uit met monumentale gebouwen als de kathedraal NotreDame, de kerk St.Michel en het groothertogelijk paleis. In dit levendigste deel van de stad zijn ook de belangrijkste winkels en restaurants, in de buurt van de Place d'Armes en de GrandRue. Via de Adolphebrug bereikt men in zuidelijke richting het tweede plateau, waar de verstedelijking begon rond het spoorwegstation. Tegenwoordig is dit een residentiële wijk met hotels, banken en bios copen. In het noorden leidt de Groothertogin Charlottebrug naar Kirchberg, het modernste stadsdeel, waar ook het Europese Centrum is gevestigd, met het Europese Hof. De boven stad is voor een groot deel omzoomd met fraaie parken die Luxemburg het aspect van een tuinstad geven. De parken hebben de vroegere fortificaties van het stadsbolwerk vervangen. CIJFERS Bevolking: 90.000 inwoners WETENSWAARDIGHEDEN Hoofdstad van Groothertogdom Luxemburg / Talen: (Letzebuergesh), Frans, Duits. Godsdienst: overwegend katholiek
LUXEMBURG Het Europese Centrum omvat een groot aantal instellingen van de E. U., zoals de Europese Investeringsbank. Ankerplaats van de Europese Unie Dankzij de centrale ligging op het continent werd Luxemburg een van de hoofdvestigingen van de Europese Unie. Strategisch gelegen op de grote Europese doorgangswegen, was deze stad uitstekend verdedigbaar. Het gebied rond de hoofdstad van het groothertogdom was al vroeg in de geschiedenis bewoond. De eigenlijke stichting van de stad dateert uit de l0e eeuw toen Siegfried, de eerste graaf van Luxemburg, de burcht Lucilinburhuc verwierf op de rots van Bock. Hier bouwde hij zijn eigen kasteel, dat later de eerste stadskern werd. Tegen het einde van de 12e eeuw was Luxemburg een compleet bastion en de stad ontwikkelde zich alras tot een belangrijk handelscentrum. Na de verwoesting van 1554 werd Luxemburg een hoek steen van de verdediging van de Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk. Tijdens de Franse bezetting van 16591697 werd de stad andermaal versterkt. Na de Spaanse overheersing 116
kwam Luxemburg in 1714 in handen van de Habsburgers en daarna door Napoleon opnieuw onder Frans gezag. Tegen het einde van de 18e eeuw stond Luxemburg vanwege zijn militaire versterkingen bekend als het "Gibraltar van het Noorden", maar het telde nauwelijks 8500 inwoners. Na het Congres van Wenen, in 1815, werd Luxemburg de hoofd stad van het gelijknamige groothertogdom van OranjeNassau. Tegen het eind van de 19e eeuw werden de vestingmuren geslecht om plaats te maken voor stadsuitbreiding en industrie. Na de Tweede Wereldoorlog werd Luxemburg in 1952 de zetel van de Europese Kolen en Staal Gemeenschap, de kern van de Europese Unie. Tegenwoordig zijn er talrijke Europese instellingen gevestigd en de stad is een prominent financieel en bankencentrum. BEZIENSWAARDIGHEDEN Kathedraal NotreDame (O.L.V.), Groothertogelijk Paleis, Nationale Bibliotheek, kapel St.Quirin, kerken St.Michel en St. JeanBaptiste, Nationaal Museum, de oude straatjes, Place du Marché bij de St. Michielkerk, de kazematten. BRONNEN VAN INKOMSTEN Administratieve, culturele en economische hoofdstad van Luxemburg, internationaal finan cieel centrum. Zetel van het Europese Hof van Justitie en de Europese Investeringsbank. Belangrijke dienstensector. Industrie: ijzer en staal, metaal, smelterijen; elektronica, textiel en leer, porselein, houtwerk.
LUXEMBURG LAND, EEN GROEN LAND Het groothertogdom herbergt een groot percentage buitenlanders en heeft een sleutelrol in de Europese Unie. In het hart van het oude Europa is Luxemburg omringd door Frankrijk, België en Duitsland. Het noordelijke deel, Oesling, maakt deel uit van het Ardennenplateau, met een hoogte van ongeveer 500 meter. Het is een bosrijk en weinig vruchtbaar gebied, gevormd door de zijrivieren van de Moezel, Rite, Wiltz en Clerf, met een nogal ruw klimaat. Het zuidelijke landsdeel is een uitloper van het Parijse Bekken met een zachter klimaat en minder schrale grond. Slechts 5,6% van de actieve bevolking houdt zich tegenwoordig met landbouw bezig; veeteelt speelt een veel belangrijkere rol, hoewel bijna een derde van Luxemburg door bos sen is bedekt. Door de geringe bevolkingsgroei is het groothertogdom aangewezen op buitenlandse werkkrachten: al in 1981 vormden buitenlanders bijna een kwart van de bevolking. De eens bloeiende staalindustrie is op zijn retour, maar dit verlies is ruimschoots goedgemaakt door de opkomst van de dienstensector. Momenteel is de hoofdstad Luxem burg een van de belangrijkste financiële centra van de Europese Unie. BRONNEN VAN INKOMSTEN Productie van: bier, elektriciteit, staal. Bosbouw. Runderen en schapenteelt. Landbouw: maïs, graan, wijn. 117
CIJFERS Oppervlakte: 2.586 km2 (0,06 x Nederland) / Bevolking: 400.000 inw. (Luxemburgers) Bevolkingsdichtheid: 155 inw./ km2 / Levensverwachting: 76 jaar
GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG Brug tussen twee culturen Het kleine Luxemburg ligt in het groene hart van Europa en heeft veel invallen van zijn grote buren te verduren gehad. Het rijk der hertogen Het groothertogdom werd iets meer dan een eeuw geleden onafhankelijk en is nu een van de meest stabiele en rijke landen van Europa. Luxemburg werd in de 10e eeuw door graaf Sigefroi gesticht, die zijn kasteel bouwde op de plaats waar nu de hoofdstad ligt. Keizer Karel IV verhief Luxemburg in 1354 tot hertogdom. In 1441 werd Luxemburg met de Nederlanden verenigd onder Philips de Goede, hertog van Bourgondië. Het land bleef trouw aan de Habsburgers en het katholicisme en kwam in de 80jarige oorlog onder Spaanse heerschappij. In 1714 namen de Oostenrijkers het land in bezit en in 1795 werd het door Frankrijk geannexeerd. Op het Congres van Wenen in 1815 werd Luxemburg persoonlijk toegekend aan de Nederlandse koning Willem I en verheven tot groothertog dom. In 1830 sloot Luxemburg zich aan bij de Belgische revolutie en werd het territoriaal van Nederland gescheiden. Willem II stond in 1841 een eigen grondwet toe, maar behield zijn absoluut gezag. De tegenwoordige groothertogelijke familie heeft nog steeds familiebanden met het Huis van OranjeNassau. In 1922 kwam de economische Unie met België tot stand en na de Tweede Wereldoorlog werd het land lid van de Benelux, de kern van de Europese eenwording. Sinds 1984 wordt Luxemburg bestuurd door een coalitie van christendemo craten en socialisten. Het land heeft een zeer hoge levensstandaard. BEZIENSWAARDIGHEDEN De kathedraal (uit 1620) en het groothertogelijk paleis in Luxemburg Stad, de abdij en de basiliek (11e eeuw) in Echternach, het kasteel in Vianden, het groene natuurschoon.
118
BRUSSEL (2006) KARNEVALSREIS Reis per trein Hotels: Crowne Plaza Brussels City Centre (Ring) / Hotel Saint Nicolas (Binnenstad) HEENREIS Vrijdag 24 februari 2006 Jos heeft vooraf al bij de NS retourtickets (€ 80 per stuk) gekocht om evt. files voor het loket te vermijden / omzeilen. Clim heeft ’s morgens nog moeten werken. Om drie uur bellen we een taxi. Die laat lang op zich wachten, uiteindelijk komt hij van de verkeerde kant onze eenrichtingsstraat ingereden. Hij weet gewoon de weg niet in Roermond. Nog net op tijd halen we de Intercity naar Maastricht, waar we overstappen naar Luik. Op het lelijke en tochtige station Guillemins van die stad stappen we opnieuw over, nu op een IC naar Brussel. Bij het Noord – Station aldaar verlaten we de trein en zoeken we te voet ons hotel Crowne Plaza op dat vijfhonderd meter verder richting binnenstad aan de ring gelegen is. We betreden ons viersterrenonderkomen voor twee nachten via de achteringang. (Kerst pakket van de baas: ieder een gratis nacht via Tintelingen – vakantiepunten, te boeken via internet.) De kamer is geriefelijk ingericht en is dus volledig naar onze wens. Nou ja, het uitzicht is niet zo geweldig, maar je kunt niet alles hebben. Voor we gaan eten, nemen we een koel pintje in de Art Deco – bar van het hotel. De prijs is niet mals: € 4 per stuk. We blijven ’s avonds in de buurt. Er zijn hier opvallend veel restaurantjes, de meeste zijn of vol of zijn in onze ogen te chique. Enfin, uiteindelijk vinden we een gelegenheid waar we mixed grill specialiteiten bestellen. Tijdens onze zoektocht ontdekken we een Delhaize supermarkt die nog open is. We slaan een voorraadje bier en frisdrank in. CROWNE PLAZA BRUSSELS CITY CENTER Algemene informatie Het stijlvolle Crowne Plaza Hotel is nabij het centrum van bruisend Brussel gelegen, tussen de Botanische Tuinen en Place Rogier. Brussel, de hoofdstad van België maar ook een culinaire stad en stad van het surrealisme heeft eindeloos veel te bieden. Bewonder de imposante Grote Markt, Manneken Pis, de mooie SintMichiel kathedraal, het Horta museum. En natuurlijk is deze metropool een Mekka voor shopping fanaten. De Grote Markt ligt op ca. 15 loopminuten. De Rue Neuve met de bekende warenhuizen en tal van winkels bereikt u ook gemakkelijk. Even pauzeren kan in de trendy bar 'Deco Verre' of restaurant 'Nouveau Taste' in uw hotel. De kamers zijn comfortabel ingericht en er is een fitnesscenter en sauna aanwezig.
119
DAG 1 Zaterdag 25 februari 2006 We genieten van een zeer uitgebreid ontbijtbuffet. Doordat Jos de beide kortingsbonnen voor dit buffet thuis heeft laten liggen, moeten we het volle pond betalen, wat neerkomt op € 25 per persoon, voorwaar niet misselijk! Na dit bunkeren zijn we genoodzaakt om even op ons bed uit te buiken; pas anderhalf uur later worden we wakker, het was eigenlijk niet de bedoeling om in slaap te vallen. Pas zo rond half twaalf gaan we de stad in. Clim wint inlichtingen in bij de receptie. Gewapend met een kaartje duiken we de nabijgelegen metro (station Rogier) in en gaan naar station Heizel in het noorden. Daar ligt een groot expositie terrein (en natuurlijk het stadion) met o.a. expogebouwen (het zgn. Eeuwfeest – paleis) die we het eerst bekijken. Opvallend zijn de enorme beelden op de voorgevel en de art nouveauachtige stijl van de gebouwen. Vlakbij ligt het Atomium, waar we achter in de rij aansluiten. Na drie kwartier kunnen we naar binnen schuifelen en blijkt daar nog eens een net zo lange rij voor ons te staan. We houden toch al niet van gewoel en gedrang, dus we zijn het al gauw zat en besluiten de rij te verlaten en koffie te gaan drinken in een van de vele resto’s (Brussels taaltje voor restaurantjes) in MiniEuropa, een soort Madurodam vol maquettes dat tot 1 april gesloten is. Ten oosten van het complex ligt het terrein van het Koninklijk Paleis Laken, waar koning Albert I met zijn hofhouding permanent woont. Meer dan ooit schittert het Atomium. Na een verbouwing van bijna twee jaar is het mooiste bouwwerk van, België en misschien wel de hele wereld weer klaar voor zijn rol als baken voor België. Het heeft er lang slecht uitgezien voor het Atomium. Het is vijftig jaar geleden gebouwd voor de wereldtentoonstelling van Brussel in 1958 en zou daarna afgebroken worden. Maar dat laatste is nooit gebeurd. Vanaf het begin wekte de schepping van de Belgische ingenieur André Waterkeyn (1917 2005) te veel ontzag. Het is een constructie van een liftschacht van 102 meter, met vlak boven de grond een eerste bol, halverwege een tweede en aan de top de derde. Daar omheen cirkelen nog eens twee maal drie bollen, elk met een doorsnede van achttien meter. Samen vormen ze de negen atomen van een ijzerkristal ongeveer 160miljard keer vergroot. Zo'n gebouw kun je niet slopen, vonden de Belgen, maar het onderhoud werd steeds problematischer. Jaarlijks kwamen er honderdduizenden bezoekers die sinds de jaren tachtig toch wel het verval van het trotse bouwwerk moesten opmerken. Raampjes lekten en overal waren lelijke schotten geplaatst. De roltrappen rammelden vervaarlijk en het restaurant in de hoogste bol was een verslonsd monument voor de stijl van de jaren vijftig. Het ooit zo glanzende aluminium van de buitenkant verdween achter een grauwe erosie. De cirkels van lampjes rond de bollen waren al jaren eerder gedoofd. Toen ook nog de dekplaten dreigden te los te, laten was midden jaren negentig het dieptepunt wel bereikt. Nu staat het er weer, glanzender dan ooit. De drie steunarmen houden hun bollen fier omhoog boven winterse bomen. Lampjes flitsen rond de bollen.
Aan de voet van het Atomium ligt MiniEurope, het enige miniatuurpark waar je in enkele uren door heel Europa reist. Kuier door de typische sfeer van de mooiste steden van het oude continent. Big Ben en zijn typisch deuntje verwelkomen je in hartje Londen. Gondels en mandolines laten je de charmes van Venetië ontdekken. Volg de TGV van Parijs tot aan de andere uithoek van Frankrijk. Breng zelf de animaties op gang: doe de Vesuvius uitbarsten,
120
breek de Berlijnse muur af, versla de stier in de Arena van Sevilla... In totaal zijn er 300 monumenten en plekjes van een ongeëvenaarde kwaliteit. We nemen opnieuw de metro, nu naar de basiliek van Koekelberg die in het westen van deze miljoenenstad ligt. We moeten eerst een breed, langwerpig park door voor we het enorme bouwwerk bereiken. Het ligt op een heuvel en is omgeven door gazons en bloemperken, waardoor het als het ware los komt van de stedelijke omgeving. Jos heeft de kerk al eens bezocht, samen met Jacques de Bock in 1969 toen men er de laatste hand aan legde. In 1951 is ze ingewijd, maar pas in 1971 is ze in de huidige staat opgeleverd, nadat de bouw lange tijd vanwege geldgebrek en oorlog stilgelegen heeft. Aan de zuidkant staat een beeld van de nationale held van België (van de Vlamingen tenminste, de Walen hebben gekozen voor Jacques Brel), pater Damiaan, die op Hawaï melaatsen heeft verzorgd. We moeten entree betalen om de kerk te mogen bezichtigen. Van de oorspronkelijke neogotiek is niet veel meer te zien, wel van de vele opvallende art decoelementen die haar vervangen hebben. Dat bevalt ons wel, zo vaak zie je dat niet in een kerk. Het is in grootte de vierde christelijke kerk van de wereld, na de Sint Pieter in Rome, de kathedraal van Sevilla en de Saint Paul van Londen. DE KOEKELBERG - BASILIEK De eerste steen werd gelegd op 12 oktober 1905 door koning Leopold II ter gelegenheid van de 75 jarige onafhankelijkheid van België. Deze koning had beloofd na een aanslag op zijn leven in 1902, een kerk te laten bouwen die tevens een nationaal monument moest worden. Gedurende de oorlogen is het werk gestopt. Hij werd gebouwd voor massale bijeenkomsten in de periode dat de verering van het Heilige Hart van Jezus op haar hoogtepunt was. Het is de grootste kerk die in de eerste helft van de 20de eeuw werd gebouwd, zij is zelfs groter dan de beroemde Sacré Coeur van Parijs. De kerk is 167 meter lang, de koepel heeft een doorsnede van 33 meter en een hoogte van bijna 90 meter. Aan de kerk is gebouwd van 1926 tot 1969 en in 1951 werd zij gewijd. Het is ook een van de kerken waar het langst aan gewerkt is, door onderbrekingen van verschillende oorlogen. De aankleding van de kerk werd verzorgd door eigentijdse kunstenaren, waaronder de beeldhouwer George Minne. Van zijn hand is het enorme, 4,5 m hoge bronzen beeld van het H. Hart van Jezus. Het is zijn laatste werk geweest, want hij stierf in 1941, terwijl hij bezig was met de voltooiing ervan. De Basiliek ligt bijzonder mooi. Zij is omringd door een groot park en bevindt zich in de as ven een brede laan die aansluit op de Leopold II laan en de boulevards rondom de stadskern.
Ikzelf heb altijd gedacht dat de Dom van Keulen en de Duomo van Milaan groter waren, maar dat blijkt niet zo te zijn. Met een trage en ietwat gevaarlijk ogende lift begeven we ons naar de voet van de koepel, van waaruit we een 360 graden uitzicht over de stad hebben. De kerk is heel licht van binnen, met veel ramen die gebrandschilderd en glasinlood zijn. De meeste ramen zijn door burgers en geestelijken geschonken. De inrichting is uiterst sober voor een roomskatholieke kerk.
121
Na de bezichtiging drinken we koffie in een restaurantje dat pal onder het heiligdom ligt; het heeft zelfs een podium voor uitvoeringen, het lijkt wel een cabaretkelder / varietétheater in het Londense Soho of St. Germain des Prés! Zoiets kan alleen maar in België. Te voet keren we naar het hotel terug, onderweg maakt Jos foto’s van art deco–achtige panden langs de ring. We duiken nog een kroeg binnen om onze eerste pint van de dag te pakken. Niks geen autochtonen in deze Brasserie van de Hertog van Brabant, het zijn vooral Turken die er zitten. Die avond eten we bij een nabijgelegen Chinees. We krijgen er een hele rijsttafel (of iets wat daar op moet lijken) voorgeschoteld. In het begin zijn we er de enige klanten. Jos krijgt na de soep, de kroepoek en de voorgerechten bijna niets meer van al de hoofdgerechten op. Af en toe heeft hij nog last van spijsverteringsproblemen als gevolg van de operatie aan zijn aneurysma. DAG 2 Zondag 26 februari 2006 We checken uit. Jos rekent € 108 af met zijn credit card, ze behelzen vooral de kosten van het ontbijt. We geven onze bagage ter bewaring af aan de bell boy / conciërge. Naast het hotel ligt de Kruidtuin, in feite een botanische tuin die nu half in de mist weinig schoons te bieden heeft. In een hoek ervan ligt het Botanische Museum met veel klassieke beelden en in steen gehouwen adelaars. We lopen door naar het Stripmuseum dat niet veel verder binnen de ring van de binnenstad ligt. We worden door een kolos van een Guust pop langs de boulevard de weg gewezen. Het is zondagmorgen, er is tamelijk veel volk op de been in het museum dat gehuisvest is in een voormalig warenhuis en ontworpen is door de Art Nouveauarchitect Victor Horta. Er wordt fors entreegeld geheven, wat de vele bezoekende Hollanders blijkbaar niet heeft afgeschrikt. Als vroegere stripliefhebbers her kennen we vele van de hoofdfiguren uit beeldverhalen die er voornamelijk met tekeningen en schilderijen zijn vertegenwoordigd. Het is allemaal erg leuk en aardig, maar in onze ogen toch niet echt een topattractie, hoewel dat wel als zodanig in tal van Nederlandstalige reisgidsen en handboeken aangegeven staat. We drinken er koffie in het stijlvolle restaurant. Vervolgens zetten we koers naar de nabijgelegen kathedraal Sint Michiel. Daar is dan net een liturgieviering (een katholieke dienst) aan de gang; logisch, het is immers zondagochtend. De meeste toeristen blijven eerbiedig achter in de kerk staan, maar Jos loopt door in een van de zijbeuken om van daaruit de prachtige heiligenbeelden tegen de pilasters te bewonderen. Rondom de kerk ligt veel nieuwbouw die architectonisch ietwat aangepast is om de zaak niet te veel met de stijl van het gotische godshuis te laten contrasteren. Dat is slechts gedeeltelijk gelukt. Vervolgens lopen we naar het centrum. Al gauw stoten we onverwacht op de Hubertus Galerie, een winkelgalerij uit de negentiende eeuw waar zich tegenwoordig vooral toeristisch ingestelde merkenwinkels hebben gevestigd. En natuurlijk opvallend veel winkeltjes waar men Brussels kant, Brusselse wafels en Belgische chocolade aan de man (en vooral vrouw) tracht te brengen. Ze doen goede zaken, tot onze verbazing staan er 122
voortdurend dichte rijen gegadigden voor de open puien. Van daaruit keren we terug naar ons hotel om de bagage op te halen. De conciërge bestelt een taxi voor ons. De taxichauffeur rijdt echter een heel stuk om, wat Jos in woede doet ontsteken. Hij koerst namelijk richting Gare Midi, waar we helemaal niet hoeven te zijn: we moeten regelrecht naar het centrum. De man geeft de conciërge de schuld en zet ons even later bij de Beurs midden in het hart van Brussel af. Laten we dit maar als een misverstand opvatten. Ons tweede hotel is Hotel Saint Nicholas, een tweesterrenonderkomen met een ietwat verwaarloosde art decogevel, maar wel met een geheel vernieuwd interieur. Onze kamer is verder in orde, we hebben geen klachten of het moet de lift zijn die nogal traag is en lang op zich laat wachten. We gaan direct de buurt verkennen. Dichtbij ligt de Grote Markt, die in potentie erg mooi moet zijn, maar in onze ogen grauw en grijs overkomt. Er moet het nodige onderhoud aan gepleegd worden. Het meest indrukwekkend zijn het Broodhuis en het zwaar bewerkte stadhuis. De panden in de zijstraten zijn allemaal in patriciërsstijl, maar meestal zijn het gewoon nepgevels. Aan de zijkant kun je goed zien hoe vervallen de panden eigenlijk zijn. We maken verder een ommetje door de buurt rond de markt, waarbij we een kerk en Manneken Pis (wat een afknapper) bekijken. We eindigen bij het Beursgebouw dat gedeeltelijk in de steigers staat. Er tegenover drinken we koffie en bier in een grand café, waar we de komende dagen vaker terecht komen na onze uitstapjes in de stad. ’s Avonds eten we een uitgebreide Noorse visschotel bij “Drug Opera”, een goed restaurant om de hoek. Het smaakt ons opperbest en het is nog niet eens zo duur ook: slechts € 34 voor twee personen incl. drank. Na het diner bekijken we opnieuw de Grande Place, het zou ’s avonds feeëriek verlicht zijn, maar dat valt tegen. Alleen in de zomer schijnt alles in de schijnwerpers te komen staan. Dat neemt niet weg dat er eigenlijk op elk tijdstip van de dag hele horden toeristen op de been zijn. In het straatbeeld van het centrum vallen verder de vele Afrikanen (waarschijnlijk vooral ZaÏrezen / Kongolezen) en Arabisch uitziende mannen op. (35% van de Brusselse bevolking is allochtoon!) Ze gedragen zich hier veel ingetogener en minder provocerend dan veel (jonge) Marokkanen en Surinamers in de grote Neder landse steden. VICTOR HORTA Gent, 6 januari 1861 – Brussel, 9 september 1947), een Belgische architect, speelde een belangrijke rol in het ontstaan en de ontwikkeling van de Art Nouveau of de Jugendstil. Horta werd geboren in Gent, waar hij middelbaar onderwijs genoot aan het Koninklijk Atheneum aan de Otto gracht. De eerste jaren van zijn carrière werkte hij als interieurontwerper in Montmartre in Parijs, waar hij in contact kwam met het impressionisme, het pointillisme en met de mogelijkheid om te bouwen met moderne materialen als staal en glas. In Parijs werkte hij in het atelier van de architect
123
binnenhuisontwerper Jules Dubuysson. Zo ontdekte Horta het belang van de decoratieve kunsten en van de binnenhuisarchitectuur. Na de dood van zijn vader in 1880 keerde hij naar België terug. Hij ging in Brussel wonen; daar studeerde hij aan de Academie voor Schone Kunsten, waarvan hij in 1884 afstudeerde met de gouden medaille. Horta raakte bevriend met zijn toekomstige collega Paul Hankar, die eveneens een sleutelfiguur van de Art Nouveau architectuur zou worden. Horta ging als assistent werken bij Alphonse Balat, de toenmalige hofarchitect van koning Leopold II. Samen ontwierpen Balat en Horta de Koninklijke Serres van Laken, Horta's eerste bouwwerk van glas en staal. Rond 1885 had Horta een eigen praktijk; zijn eerste realisaties waren een drietal woonhuizen in Gent. Hierna concentreerde hij zich een tijd op wedstrijden voor publieke opdrachten, waarbij hij zijn typische stijl van gebogen lijnen ontwikkelde. Hij werd in deze periode lid van de vrijmetselaarsloge en breidde zijn sociale netwerk gevoelig uit, wat vanaf 1893 resulteerde in een reeks opdrachten voor burgerwoningen en winkels, vooral in Brussel. Uit deze periode dateren Horta's belangrijkste realisaties. Hij was niet alleen vernieuwend in het gebruik van typische decoratievormen (de "spaghettistijl" of "zweepslagmotieven" van de Art Nouveau), maar ook door een experimentele indeling van de interieurs. Door het gebruik van niveauverschillen, bijzondere raampartijen, serres, trappenhuizen en glazen lichtkoepels bracht hij op alle verdiepingen en in alle kamers licht naar binnen, en creëerde hij een ongekend ruimtegevoel voor burgerwoningen uit die tijd. Begrippen als "bel étage", "souterrain" en "jardin d'hiver" (wintertuin) ontstonden bij het bouwen en beleven van deze goed doordachte woningen. Het ermee gepaard gaande ietwat vermoeide "findesiècle"gevoel vind je ook terug in de boeken van de Haagse romancier Louis Couperus. Een aantal van Horta's gebouwen zijn verdwenen door afbraak of brand, onder andere het Volkshuis en het warenhuis Innovation in Brussel. Nog steeds toegankelijk is het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (1928). Een viertal van zijn burgerwoningen in Brussel staan op de lijst van het UNESCO Werelderfgoed, onder andere zijn eigen woning en atelier in Brussel, het huidige Horta museum. In 1932 werd hij tot baron verheven door koning Albert I. Hij overleed op 9 september 1947 en werd begraven op het kerkhof van Elsene.
DAG 3 Maandag 27 februari 2006 Het ontbijt in dit hotel is een stuk kariger; zo is er bijvoorbeeld weinig keuze aan vleeswaren en ook aan lekkere verse broodjes schort het een en ander. Enfin, desondanks verlengen we aan de balie ons verblijf hier met een dag voor we op stap gaan. Het is gelukkig open weer. We duiken de metro (die een soort tram blijkt te zijn) in en laten ons naar het Paleis van Justitie brengen dat in de zuidoosthoek van de binnenstad gelegen is. Het enorme, megalomane gebouw, bekroond met een koepel, is duidelijk toe aan een algemene opknapbeurt; afbladderende verf, aangevreten steen. Door haar gigantische afmetingen (grootste gebouw van de negentiende eeuw) domineert het al van verre de hele omgeving. In de hal van kathedraalachtige omvang dribbelen advocaten met befjes rond. Aan de zitjes bij de zijmuren spreken juristen zachtjes hun cliënten toe. We dwalen even rond in de loze ruimtes van de ingewanden van het gebouw. Jos koopt er dure ansicht kaarten. Clim neemt plaats op een advocatenbankje.
124
We vervolgen onze wandeling door de tuinen van het Paleis van Egmont, dat overigens niet toegankelijk is voor toeristen zoals ons. Vlakbij ligt het Hilton Hotel. We bereiken de boulevard van de Ring, waar het behoorlijk druk is, en gaan daarna weer de binnenstad in. Via het Koninklijk Paleis bereiken we het daarbij behorend park waar we in een soort kiosk koffie drinken. We zijn er de enige gasten. Aan de andere kant van het park (met rare beelden van bekende figuren die van onderen allemaal geschubd zijn) ligt de Wetstraat, het Belgische Binnenhof waar het Parlement ligt. We lopen er omheen en dan begint het te regenen. Beschut door paraplu’s gaan we verder naar het Vrijheidsplein waar de Congreszuil (1831) het graf van de onbekende soldaat en de eeuwige vlam aangeeft. Vanaf de daken (het is hier wat hoger gelegen) heb je uitzicht op de torens van het centrum. Opnieuw bezichtigen we de St. Michiel – kathedraal. Er is nu geen mis aan de gang, dus kunnen we ongestoord de zaak bekijken, onder andere de crypte onder de kerk waar archeologische opgravingen te zien zijn. Op ons gemak bezoeken we de Schatkamer met zijn vele kelken, kruisbeelden en gewaden die in de Sacramentskapel ondergebracht is. We moeten er extra entreegeld voor betalen. Clim raakt in gesprek met de praatgrage oude tante aan de ontvangsttafel. We verkennen verder het centrum via het De Brouckère – plein tot aan het Kathalijne – plein, waar ons de vele visrestaurant opvallen. Niet verwonderlijk, want hier lag vroeger een haventje aan een inmiddels gedempt kanaal dat de stad met de Schelde in Antwerpen (en dus de zee) verbond. Het regent ondertussen zo hard dat we moeten schuilen in een kerk, waar een gedeelte is ingericht voor de erediensten van de Roemeensorthodoxe geloofs gemeenschap. Dit geeft toch wel de internationale oriëntatie van deze stad aan. Door de motregen en de natte sneeuw keren we terug naar de buurt van ons hotel. In ons Grand Café nemen we nog een biertje en een koffie. ’s Avonds eten we bij restaurant Cappadocia köfte, shoarma en kebab. Jos oefent er zijn Turks met de ober, die in Den Haag en Istanbul heeft gewoond. De rest van de avond brengen we door voor de buis om een interessante documentaire over de massamanipulator / ideoloog van de nazi’s, Joseph Goebbels uit Rheydt, te bekijken. DAG 4 Dinsdag 28 februari 2006 ’s Ochtends wandelen we ondanks het druilerige weer naar de Kunstberg niet ver van ons hotel. Aan de voet ervan ligt het Centraal Station dat veel kleiner is dan de beide andere grote stations, Nord en Midi. De Kunstberg is volgebouwd met musea, congresgebouwen en paleizen. Hier en daar zijn ook nog wat koopmanshuizen / gildenhuizen te ontdekken. In een daarvan is het Museum voor Muziekinstrumenten (MIM) gevestigd, een meesterwerk in Jugendstil van de architect Victor Horta. We bekijken er de hal, maar gaan niet verder naar binnen. We brengen wel een bezoek aan het Paleis voor Schone Kunsten. We hebben geluk, op dinsdag is de toegang vrij. Het complex is veel groter dan je van buiten zou verwachten. Tot 125
diep in de berg zijn etages bijgebouwd, zo gaan ze door tot de achtste minverdieping, letterlijk dus. De bovenste etages zijn gewijd aan traditionele kunsten, met name de Vlaamse primitieven zoals Brueghel en Jeroen Bosch bevallen ons wel. Er hangt ook veel werk van Rubens. De moderne kunst in de benedenverdiepingen kan ons minder bekoren, hoewel er af en toe een creatie tussenzit die in onze ogen de kritiek kan doorstaan, zoals bijv. een sculptuur van Ossip Zadkine. Om 12 uur gaat een aantal zalen gewoon dicht en moet iedereen naar een ander gedeelte van het museum verkassen. Het begin en eindpunt van onze rondgang is een enorme hal met standbeelden, het Forum genaamd. Voor koffie moeten we in de rij bij het art decocafé, daar hebben we geen zin in. Aan de Ring vinden we een brasserie, waar de koffie wel schandalig duur is. Met de metro (we hebben nog ritten op onze 10rittenkaart over) gaan we naar het Jubelpark. Paraplu’s opsteken, want het is weer guur geworden. Vlakbij liggen ook impo sante gebouwen van de EEG, EG en nu EU aan de ‘point ronde’ van het Schumann – plein. We lopen het park door en net achter de triomfboog stuiten we op het Legermuseum. Daar brengen we enkele uurtjes door. Ook hier wordt geen entree geheven. Eigenlijk vinden we dit een stuk interessanter dan alleen maar oude schilderijen bekijken. Jos maakt er met zijn digitale camera veel foto’s. Het oude gedeelte biedt alles op dit gebied (vooral veel uniformen en wapens) tot en met de Eerste Wereldoorlog (de Grande Guerre), in een nieuw gedeelte ligt het zwaartepunt op de contemporaine krijgsgeschiedenis, met veel aandacht o.a. voor WO II. We kunnen er geen koffie krijgen, dus duiken we weer de metro in. HET JUBELPARK De wetstraat ligt in de as van de fraaie triomfboog die zich in het Jubileumpark verheft. Dit park werd in 1880 aangelegd ter ere van de 50e herdenking van de Belgische Omwenteling. De boog dateert van 1905, toen het koninkrijk al weer een kwart eeuw ouder was. Het is een schepping van de Franse architect Charles Girault. De Triomfboog wordt aan de linkerkant geflankeerd door Het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis en aan de rechterkant door de Koninklijk Museum voor geschiedenis en kunst. Bij de Beurs zoeken we voor koffie de art nouveau brasserie Falstaff op, het interieur daarvan is nog steeds in de oorspronkelijk stijl bewaard. Ook lopen we nog even supermarkt Delhaize binnen om onze biervoorraad aan te vullen. Jos koopt in onze straat een stel ansichtkaarten van bezienswaardigheden waarvan hij denkt geen mooie foto’s gemaakt te hebben. We eten in de Food Factory vlak bij ons hotel; Clim houdt het bij halve haan en Jos bij Cordon Bleu. Het is een groot etablissement waar veel jeugd komt, ook om er alleen iets te drinken. Wijzelf drinken nog iets in het Brouwershuis op de Grote Markt. Daar is een heuse brouwerij gevestigd en nog goed onderhouden ook. Clim drinkt er voor de afwisseling eens een amberkleurig biertje. Het schijnt hem nog te smaken ook. De prijzen van de drankjes in deze toplocatie zijn natuurlijk niet mals, begrijpelijk met zo veel toeristen die perse zelf het 126
“mooiste plein van de wereld” willen aanschouwen. De rest van de avond brengen we voor de televisie door. We genieten er van een doorwrochte Duitse documentaire over het onverwachte en bloedige bombardement op Dresden in februari 1945. Veel verslagen van ooggetuigen van beide kanten. Voor vandaag hebben we wel de nodige portie oorlog gehad, zowel in de musea als op de buis. MUSEUM VOOR OUDE KUNST In het Museum voor Oude Kunst wordt een uitgebreide collectie schilderijen, beelden en tekeningen uit de 15de tot de 18de eeuw bewaard. De verzameling groeide rond een oorspronkelijke kern van kunstwerken die de revolutionairen op het einde van de 18de eeuw in beslag genomen hadden of die afkomstig waren uit de depots van de Franse Staat. Door de jaren heen werd dit oorspronkelijke bestand onophoudelijk aangevuld met aankopen, maar ook met schenkingen en legaten van talloze mecenassen. Het zwaartepunt wordt gevormd door de schilderkunst uit de voormalige Zuidelijke Nederlanden. De werken worden in chronologische volgorde voorgesteld, zodat de bezoeker een overzicht krijgt van de picturale ontwikkeling en evolutie in deze gewesten ten tijde van het Ancien Régime. Het parcours begint op meesterlijke wijze met de kostbare panelen van de Vlaamse Primitieven, waaronder Rogier van der Weyden, Petrus Christus, Dirk Bouts, Hans Memling en Hiëronymus Bosch. Daarna wordt een prachtig panorama getoond van de talrijke stro mingen die zich ontwikkelden in de 16de eeuw. Het hoogtepunt is hier de Bruegelzaal, waar vier schitterende composities van de meester zijn bijeengebracht. De 17de en 18de eeuw blinken uit met werken van het hoogste niveau, zoals altaarstukken en schetsen van Pieter Paul Rubens, een ensemble van schilderijen van Jacob Jordaens en schitterende portretten van Antoon van Dyck. MUSEUM VOOR MODERNE KUNST Het Museum voor Moderne Kunst omvat de periode in de kunst vanaf de geboorte van Jacques Louis David (Parijs, 1748) tot de kunst van onze tijd. De collecties bestaan uit schilderijen, beelden en tekeningen. In dit museum ziet men de artistieke ontwikkelingen in de kunst vanaf het neoclassicisme op het einde van de 18de eeuw tot de videokunst van vandaag. In de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België zijn dus zowel de kunst van het Ancien Régime (in het Museum voor Oude Kunst) als de kunst van de moderniteit (Museum voor Moderne Kunst) vertegenwoordigd, met als scharnierwerk het schilderij “De dood van Marat” van David uit 1793. Slechts enkele musea in de wereld bieden de mogelijkheid om de ontwikkelingen in de kunst van de laatste zes eeuwen in één instelling te kunnen doorlopen.
127
Wegens infrastructuurwerken is enkel een selectie kunstwerken uit de verzamelingen 19de eeuwse en 20steeeuwse kunst tentoongesteld op de verdiepingen – 5 tot 8 in de onder grondse zalen die in 1984 de deuren openden. Deze laatste zijn geordend rond een lichtput, die het geheel een eigen identiteit geeft. TERUGREIS Woensdag 1 maart 2006 We besluiten het ‘morgens rustig aan te doen. We checken tegen elf uur uit. De tarieven voor de extra dagen blijken hoger te zijn dan verwacht. De eerste dag kostte slechts € 65, maar daarna gaat de prijs naar de normale hoogte van € 95! Enfin, armlastig zijn we niet, dus dat kan er ook nog wel van af. We lopen naar het Centraal Station dat bij wijze van spreken maar een steenworp van het hotel af ligt. Onze intercity naar Luik heeft vertraging opgelopen, maar gelukkig missen we daardoor nergens een aansluiting. De reis in onze eersteklascoupé verloopt voorspoedig. Ook hier zitten conducteurs in de 1e klas te lanterfanten, net zoals in Nederland. Tegen een uur of drie zijn we weer terug in de Herderstraat. GESCHIEDENIS Hoofdstad van België Het oude hart van de stad toont duidelijk de invloed van twee culturen, de Vlaamse en de Franse. Brussel heeft vele gezichten, dat vele bezoekers verrast. Het oude hart van de stad toont duidelijk de invloed van twee culturen, de Vlaamse en de Franse. Een derde gezicht is het deel dat van Brussel een soort Manhattan heeft willen maken met zijn moderne kantoorgebouwen. De laatste jaren is er in Brussel veel en met zorg gerestaureerd. In de ontwikkelingsgeschiedenis van Brussel wijst er aanvankelijk weinig op, dat de stad voorbestemd was een Hoofdstad te worden. De naam Brussel verschijnt pas aan het eind van de 7de eeuw. Brussel werd opgericht door St. Goriks, bisschop van Cambrai (Kamerik), rond 580. Volgens de legende doortrok hij met levensgevaar het Zonieënwoud en bouwde een eenvoudige kapel op een klein eiland aan de Zenne. Een eeuw later was het kleine eiland een belangrijk dorp geworden, dat de naam Broeksele droeg. Enige tijd na het jaar 1000 werd Brussel omgeven door een vesting. De eerste bewoners vestigden zich voor zover men weet, niet in het moerassige rivierdal, maar op een hoger gelegen plaats, de Michielsberg. Daar werd aan het eind van de 17de eeuw een kleine kapel gebouwd, die was gewijd aan de Heilige Michiel. Aan het einde van de 10de eeuw ontstond de eerste bewoning in de Zennevallei, toen Karel van Frankrijk, in opdracht van de Duitse keizer Otto III, op een van de eilanden van het rivierdal een burcht bouwde. In de veilige nabijheid van die burcht kwam een kleine gemeenschap tot ontwikkeling. In de 11de eeuw verliet de graaf van Leuven, die ook heer van Brussel was, de oude burcht op het eiland in de Zennevallei om zijn intrek te nemen in het kasteel dat hij op de Koudenberg had laten optrekken. Aan het begin van de 12de eeuw 128
werden rond de woonkernen in het lage en het hoge deel verdedigingswerken aangelegd, de stad Brussel was toen definitief ontstaan. Van dorp tot dorp werden torens opgericht en 7 poorten gaven toegang tot de landerijen. Toen de handel goed op gang was gekomen was er een tweede en bredere omwalling vereist, die aan Brussel de vorm van een vijfhoek, of een hart gaf die het tot nu nog steeds heeft. In de 13de eeuw kwam de Lakennijverheid tot ontwikkeling. Deze groeide in de 14de eeuw uit tot een echte industrie, die aan vele handen werk gaven. Brussel werd in de 9de eeuw een verkeersknooppunt aan de Zenne, waar rond het eind van de 10de eeuw een burcht werd gebouwd. Bij de opkomende handel tussen Vlaanderen en het Rijnland werd tevens de brug over de Zenne een vast doorgangspunt. Naast handelslieden vestigde zich hier ook lakenwevers, die op het eind van de 13de eeuw konden wedijveren met die van Brugge en Gent. De Lakennijverheid,de belangrijkste bron van welvaart in Brussel, raakte aan het begin van de 15de eeuw in verval. De economische crisis die hiervan het gevolg was, leidde tot een grote sociale onrust in de stad. In 1421 kwam het tot een uitbarsting. Het Volk eiste zijn aandeel in het stadsbestuur en kreeg het ook. De grote Markt, die tot dan toe in handen was geweest van een aantal particuliere families, werd toen ook opengesteld voor de Gilden. Er kwam toen ook een nieuwe tak van nijverheid tot ontwikkeling, namelijk de Tapijtweverij. De Hertogen die van het goede en het schone hielden, lieten talrijke kunstenaren naar Brussel komen, waaronder de beroemde Rogier van der Weyden, die later stadsschilder werd. Door de ontwikkeling van de Tapijtweverij,ontwikkelde de stad zich tot een belangrijk centrum voor de tapijt weverij. In de middeleeuwen maakte men in Brussel en Doornik de mooiste wandtapijten. Een schitterende collectie kan men nog bekijken in het kasteel Gaasbeek. Het bewind van Karel V was ten aanzien van Brussel tamelijk mild, maar diens opvolger Philips II regeerde met harde hand. In die tijd kwam het protestantisme op en Philips nam draconische maatregelen om het ware geloof (dat was volgens hem het katholieke geloof) te handhaven. Toen de Inquisitie werd ingesteld was dit als afschrikking voor de heidense en de ketters. Toen de beeldenstorm uitbrak, werd er door de hertog van Alva een bloedraad ingesteld om de opstandige edelen te berechten. Bekende slachtoffers van die raad zijn de graven van Egmond en Hoorne. Alva liet hen op de Grote Markt op 5 juni 1568 onthoofden. Degene die zich afvragen hoe het komt dat men in Brussel zoveel Frans (of wat er op lijkt) spreekt, dient iets over de geschiedenis te weten. Onder de Oostenrijkse landvoogden veranderde niet alleen de bovenstad van Brussel van aanzien, maar onder hun bewind won ook de Franse taal steeds meer veld op het Vlaams, dat steeds de leidsstaal was geweest. Sinds de Bourgondische tijd ontstond er in Brussel, dat in de 15de eeuw nog puur Vlaams was, een Franse kolonie. Het Frans was de taal van het Bourgondische Hof, het was namelijk veel makkelijker om de Franse taal meester te zijn, om met de Franstalige provincies 129
contracten vast te leggen en handel te drijven. Zo groeide het aantal Franstaligen in Brussel geleidelijk, terwijl het hof onder de Spaanse Landvoogden zowel Spaans als Frans sprak. In 1831 werd Brussel de Hoofdstad van het nieuwe koninkrijk België. Leopold I, de eerste koning van Belgen, nam zijn intrek in het paleis op de Koudenberg. Onder zijn bewind, en nog meer onder dat van zijn opvolger Leopold II, veranderde het aanzien van Brussel. Op de plaats van de Omwalling werden boulevards aangelegd. Daarbuiten verrezen nieuwe wijken. In deze periode werd in Brussel ook een nieuwe bouwstijl geboren: de Art nouveau (ook wel: Art Deco en Jugendstil) die onverbrekelijk is verbonden met de beroemde architect Victor Horta. De eerste spoorlijn van België, die in 1835 was voltooid, verbond Brussel met Mechelen haar voorgangster als hoofdstad van de Nederlanden. BEZIENSWAARDIGHEDEN (DE MEESTE NIET BEZOCHT) HET EEUWFEESTPALEIS Aan het eind van de brede laan doemt een trapeziumvormige silhouet op van het Eeuwfeestpaleis, een gebouw in Art Decostijl. Het Eeuwfeestpaleis was het middelpunt van de wereldtentoonstelling in 1935.Het enorme complex werd ontworpen door Jozef van Neck. Ten zuiden daarvan ligt het Atomium uit 1958. MINI - EUROPE Achter het Atomium staan 400 maquettes op schaal van 1/25, in echte steen met de mooiste monumenten en meesterwerken van Europa. JAPANSE TOREN / CHINEES PAVILJOEN Zij werden tussen 1901 en 1910 opgetrokken en zijn juwelen van Oosterse kunst. Het Chinese Paviljoen heeft niet de bestemming gekregen die Leopold II, die opdracht gaf voor de bouw eraan, had willen geven. Het had namelijk een luxueus restaurant moeten worden. In 1979 werd het een museum voor oosterse kunst. HET KONINKLIJK KASTEEL VAN LAKEN Dit is gelegen in een park van 160 ha. Het is de koninklijke residentie en is alleen te zien vanaf de weg. DE BOULEVARDS Een ring van boulevards geeft de oude kern van Brussel de vorm van een vijfhoek. Zes van de zeven poorten die toegang gaven tot de stad, zijn reeds in de 18de eeuw gesloopt. Alleen de Hallepoort is gespaard gebleven.
130
Deze zuidelijke toegang bleef gespaard omdat zij in deze periode diende als gevangenis. Een ingrijpende restauratie gaf de Hallepoort het aanzien van een middeleeuws verdedi gingswerk. De namen van de toegangswegen van de stad herinneren nog steeds aan de verdwenen poorten. Op deze manier blijven ze toch aanwezig. ST. MICHIEL - KATHEDRAAL Aan deze op een top van een heuvel gelegen kerk werd gebouwd van de 13de tot de 16de eeuw, zodat al de vormen in Brabantse gotiek aanwezig zijn. De voorgevel, voorafgegaan door een monumentale trap bestaat uit twee vierkante torens van 69 m, verbonden door een puntgevel die is versierd met gewelven en nissen. De kerk bezit tevens 16eeeuwse gebrandschilderde ramen, waarop bijna alle vorsten die een rol hebben gespeeld in de Nederlandse geschiedenis op zijn afgebeeld. Een barokke preekstoel en verschillende praalgraven zijn maar een bescheiden greep uit het kerkelijke interieur. HET PALEIS DER NATIE / PARLEMENTSGEBOUW Het paleis werd tussen 1779 en 1783 gebouwd, naar een ontwerp van B.Guimard. De Prins van Oranje woonde er van 1815 tot 1828. Koning Willem III werd er geboren. Nu zetelt het parlement er. HET PARK VAN BRUSSEL Het koninklijk paleis wordt door het paleizenplein gescheiden van het park van Brussel. In 1830 hadden in het park de eerste schermutselingen plaats tussen de opstandelingen en de soldaten van Willem I. Het park dat de vorm heeft van een vierhoek, wordt in de lengte en diagonaal doorsneden door drie rechte lanen. Deze komen uit op een rond grasveld, met in het midden een ronde waterkom. Een kleinere 8 hoekige waterkom bevindt zich in het midden van de middelste laan en een dwarslaan. Het is onmogelijk om in dit park te verdwalen, zelfs als men de plattegrond niet kent. Aan de hand van de oriëntatiepunten in en buiten het park weet de wandelaar altijd waar hij zich bevindt. De beelden en de beeldengroepen in het park zijn merendeels 19eeeuws. EU - GEBOUW De Wetstraat, ooit een fraai allee die werd omzoomd door statige panden uit de tweede helft van de 19de eeuw, rijzen nu torenhoge bouwwerken op, onder meer dat van de Europese Gemeenschap / Unie aan het Schumannplein. Op de hoek van de Wetstraat en de Willem de Zwijgerstraat, staat een luxueus appartement, dat werd gebouwd tussen 1922 en 1928 door de Zwitserse architect Michel Polak. Thans worden de gebouwen gebruikt als kantoren.
131
KONINKLIJKE PALEIS (18eeeuws verbouwd 19041912) Hier stonden vroeger de paleizen van de Hertogen van Bourgondië en van Keizer Karel V. Koning Willem I komt de eer toe, deze historische plaats weer in haar oude functie te hebben hersteld. Hij deed dat op de zuinige manier, die voor hem zo kenmerkend was. Hij liet twee 18eeeuwse panden, die op dat moment door hem zelf en een van zijn zoons, werden bewoond verbinden door twee zuilengangen. De architect Guimard was de ontwerper ervan. De trap werd in 1875 door A. Balat aangebracht. Zo werd het een paleisachtig complex. Een aantal van de voornaamste zalen waaronder de Troonzaal kunnen worden bezocht. Op het Troonplein achter het Paleis staat een prachtig ruiterstandbeeld van Leopold II, de koning die zijn stempel drukte op het paleis en de stadsuitbreiding in de 19de eeuw. Het beeld werd vervaardigd door Thomas Vinçotte. Aan een van de zijde van het Paleizenplein staat het Paleis der Academie. Daar begint de Hertogstraat, met zeer bezienswaardige patriciershuizen. Uiteraard is het meest opvallende complex in de regeringswijk is het HET KONINGSPLEIN De Museumstraat, het laatste stukje van de Kunstberg, voert naar Het Koningsplein op de Koudenberg. Het Koningsplein werd aangelegd tijdens het bewind van de Oostenrijkse Land voogd Karel van Lotharingen. In 1780 werd het plein gerealiseerd. Het Koningsplein moest een passende entourage vormen voor het standbeeld van de vorst, in dit geval de Landvoogd Karel van Lotharingen. Het standbeeld werd voor hem opgericht door de Staten van Brabant, ter ere van zijn 25jarig jubileum als landvoogd de Nederlanden. Voor het plein werd de Balieplein uitgekozen, een oud exercitieplein. Vanwege zijn ligging vlak bij het paleis was het een ideale locatie. Het Bronzen standbeeld van Karel van Lotharingen, waar het allemaal was om begonnen, ontbreekt al sinds 1794. In dat jaar werd het door de Fransen van zijn sokkel gehaald en omgesmolten. Brons was in oorlogstijd een kostbaar metaal. De plaats van Karel van Lotharingen wordt ingenomen door Godfried van Bouillon. Dit beeld van de hand van de beeldhouwer Eugène Simonis werd in 1848 onthuld. HET PLANTSOEN KLEINE ZAVEL Is een aantrekkelijk plein, dat lijkt op een Londense "square". Het werd in 1890 feestelijk ingewijd. De ontwerper was H. Beyart. In het midden van het plein bevindt zich een klein park. Dit is omgeven door 48 Gotische zuiltjes,die oude Brusselse ambachten voorstellen. Midden in het park staan de Standbeelden van de Graven van Egmont en Hoorne, die in 1568 door Alva op de grote Markt werden onthoofd. De teksten op de sokkel behoeven geen nadere toelichting: "Onrechtvaardig veroordeeld door de Hertog van Alva en onthoofd te Brussel op 5 juni 1568". De plaats die Willem van Oranje inneemt in de beeldengroep, midden in het park, is duidelijk ondergeschikt aan die van de Graven van Egmont en Horne. In België geldt niet, zoals in Nederland, Willem van Oranje als symbool van de vrijheidsstrijd tegen Spanje, maar Egmont en Horne waren hier de helden. 132
Op de hoek van de Kleine Zavel en de regentschapstraat is het Instrumentenmuseum (MIM) gevestigd, met zijn onovertroffen collectie van ca. 4000 oude muziekinstrumenten. Achter de Kleine Zavel rijst het vroegere stadspaleis op van de graven van Egmont. Met de bouw werd begonnen in 1848. Tussen 1832 en 1837 werd het paleis uitgebreid met een linkervleugel. De stad Brussel kocht het complex in 1918, thans is het eigendom van de Belgische staat. Het Egmond paleis is niet te bezichtigen, maar in de fraaie tuinen mag worden gewandeld. GROTE ZAVEL Aan dit weidse plein staat een van de mooiste kerken van Brussel. De O.L.Vrouwe ten Zavel de kerk werd in de 15de eeuw gebouwd in opdracht van de gilden der Kruisboogschutters. In de eerste helft van de 14de eeuw werd in de kapel een miraculeus Mariabeeld geplaatst. Het beeld was door een zekere Beatrijs Soetkens gestolen uit de Antwerpse Lieve Vrouwekerk en werd in triomf naar de Brusselse kapel gebracht. Aan deze triomfstoet zou Brussel haar Ommegang te danken hebben. Om de stroom pelgrims die het beeld kwamen vereren op te vangen, werd een nieuwe kerk gebouwd. HET JUSTITIEPALEIS Dit enorme gebouw staat op het topje van de Galgenberg. Door deze verheven positie en zijn omvang domineert dit bouwwerk een groot deel van de bovenstad. Het Paleis van Justitie, dat een oppervlakte heeft van 26.000 m², is daarmee het grootste bouwwerk dat in de 19de eeuw in Europa tot stand kwam. De bouw van deze gigant duurde bijna een kwart eeuw, van 1860 tot 1883. Men heeft hier een prachtige gelegenheid om te genieten van een mooi panorama van de stad. Rechts aan het Poelaert plein staat een door de Engelsen geschonken monument voor de Belgische soldaat uit waardering voor hen tijdens de oorlog. DE MAROLLEN Aan de voet van het Paleis van Justitie ligt de Marollenwijk, de schilderachtige wijk van Brussel, waar een eigen taal wordt gesproken, een sappige mengeling van Vlaams en Frans en wat brokstukken van het Spaans. Jammer genoeg heeft de wijk veel van haar karakter verloren, en zijn veel oorspronkelijke bewoners vertrokken. De wijk werd ingenomen door buitenlanders, die nu hun stempel op de wijk hebben gedrukt. Op de hoek van de Hoogstraat en de Rodepoort staat een fraai gerestaureerd huis met een trapgevel. Volgens zeggen was dit het woonhuis van de 16deeeuwse schilder Pieter Breughel de Oude, bijgenaamd de "Boeren Breughel".
133
BOULEVARD ANSPACH Het is een deftige brede flaneerstraat met de allure van een Parijse boulevard. de laan die zich naar het zuiden voortzet als Maurice Lemonnierlaan en naar het noorden als Adolphe Maxlaan,volgt de route van de Zenne door de stad. De overkluizing van deze rivier was in 1871 voltooid, de boulevard werd in 1873 feestelijk geopend. De statige panden dateren merendeels uit de 17de eeuw. In de ingewanden van de laan rijdt de metro, die vanaf de jaren 60 werd aangelegd. De metrostations verdienen de aandacht om de kunstwerken waarmee ze zijn versierd. Ze werden in de jaren ‘70 speciaal door een aantal Belgische kunstenaars versierd. O. L. VROUW VAN BIJSTAND Aan de Kolenmarkt, die zich aan de andere kant van de Anspachlaan bevindt, staat een mooie kerk in barokstijl. Zij werd gebouw tussen 1664 en 1694, naar de plannen van J. Cortvrindt. Tijdens het bombardement van 1695 werd de kerk verwoest, en werd in 1696 al weer terug gebruikt. De kerk is van hetzelfde type als die van Scherpenheuvel, deze bouw stijl was toen zeer geliefd in de Nederlanden. Zij is vijfhoekig en wordt bekroond door een vijfhoekige koepel. De ruimtewerking in de kerk is indrukwekkend. Het statige barokke interieur straalt rust en harmonie uit. DE BEURS De Beurs is de verzamelplaats van de Belgische financiële wereld. De eerste steen werd gelegd in 1871 en werd geopend in 1873. de ontwerper was de architect L. Suys, die ook in Nederland werkzaam is geweest. DE SINT - NICOLAASKERK Tussen de Grasmarkt en de Taborastraat staat de St. Nicolaaskerk, een van de oudste kerken van Brussel. De kerk dateert uit het einde van de 11de of het begin van de 12de eeuw, en is dus even oud als de stad zelf. In de Franse tijd werd de kerk als staatseigendom verkocht. Enkele trouwe parochianen redden de kerk van de sloop. DE MUNTSCHOUWBURG Op het Muntplein troont de witgepleisterde tempelachtige Koninklijke Muntschouwburg. Zij is wereldberoemd en heeft steeds met de meest beroemde schouwburgen kunnen wed ijveren. In 1855 werd het door brand verwoest, maar de architect J. Poelaert herbouwde de schouwburg, waarbij hij gebruik maakte van de delen die overeind waren blijven staan. In 1856 kon het theater zijn deuren al weer openen.
134
HET CENTRAAL STATION Het werd tussen 1937 en 1952 gebouwd naar een ontwerp van Victor Horta. Deze heeft het station, zijn laatste schepping, nooit voltooid gezien. Voor zijn overlijden in 1947 had hij het werk reeds overgedragen aan zijn leerlingen. Hij zou zijn werk echter nu niet meer her kennen, omdat het de gladde mollige vormen heeft die de jaren 50 zo kenmerken. DE KUNSTBERG Het zogenoemde park, verbindt de bovenstad met de benedenstad. Rechts staat de Konin klijke Bibliotheek. Het werd opgericht in 1801, tijdens het bewind van Napoleon. Links het Paleis van de Dynastie, en bovenaan de twee vleugels van het Congrespaleis. Al deze gebouwen vormen samen de Albertina, die werd opgericht ter nagedachtenis van Koning Albert. Op de arcade die ertegenover omhoog loopt, is een enorm uurwerk aangebracht. Bovenop bevindt zich een klok, waarop een "Jacquemart"(een soort soldaat) de uren slaat, een van de figuren in de nissen komt dan in beweging, terwijl het carillon afwisselend een compositie van een Vlaamstalige en een Franstalige componist laat horen. Zelfs tot in zulke kleine details is de tweetaligheid van Brussel doorgevoerd. DE BENEDENSTAD De reeks brede lanen, zoals de Pachecolaan, Keizerinlaan en Keizerlaan die het hart van Brussel van noord naar zuid doorsnijdt, verdeeld de stad in een beneden en bovenstad. De benedenstad is het meest Vlaamse deel van het Brusselse hart. Het Vlaamse karakter komt tot uitdrukking in de aanleg van dit stadsgedeelte, in de bouwwijze van de huizen en de gemoedelijkheid is dat in beiden terug te vinden. Dit is niet toevallig zo. In de benedenstad was het vroeger erg ongezond doordat de Zenne regelmatig overstroomde. Pas met de overwelving van de rivier in het midden van de 19de eeuw kwam hieraan een einde. De benedenstad vormde daarom het domein van de arbeidersklasse, die meestal Vlaams waren,terwijl de bovenstad was voorbehouden aan de edele en rijke,die dan ook Franstalig waren. DE MARKT Het middelpunt van de benedenstad is zoals bij elke Vlaamse stad natuurlijk de Markt. Dit enorme plein, dat een van de mooiste stadspleinen van de wereld is, kreeg zijn aanzien na het bombardement door de Franse troepen van de Zonnekoning dat op 13 en 14 aug. 1695 de stad teisterde. Oude afbeeldingen tonen hoe de Grote Markt na het bombardement eruitzag. Van het prachtige plein was niets meer over dan een vormeloze puinhoop. De Brusselaars sloegen de handen ineen en vijf jaar later, in 1700, was de Grote Markt herrezen, nog schitterender dan voorheen. 135
HET STADHUIS Het is de grootste blikvanger en het mooiste gebouw van de stad (14021455). De rijzige toren (97 m.) staat op de plaats van het vroegere belfort. Het stadhuis werd na de bombar dementen met grote zorg gereconstrueerd. De achterzijde, die uit het begin van de 18de eeuw dateert, staat op de plaats van de Lakenhal, die door het verdwijnen van de Laken handel geen functie meer had. Tussen de eerste en de tweede verdieping van de voorgevel is een reeks beelden aangebracht, die de Hertogen en hertoginnen van Brabant voorstellen. De beelden werden vervaardigd in de tweede helft van de 19de eeuw. Voordien waren de gevelnissen leeg. Wie nog verder naar boven kijkt, ziet het belfort bekroont met de beschermheilige van Brussel, SintMichael, met aan zijn voeten de overwonnen draak, een meesterwerk van de kopergieter Maarten de Rode. HET BROODHUIS Het Broodhuis werd door verschillende architecten, onder wie de leden van de familie Keldermans, in de 16de eeuw herbouwd. Toen het gebouw in 1860 in het bezit kwam van de stad Brussel was het in zo'n slechte staat, dat men besloot het af te breken en het opnieuw op te bouwen naar voorbeelden van tekeningen van 1515. Het is dan ook een volledige reconstructie van het origineel. Op de tweede verdieping wordt de beroemde garderobe van Manneke Pis bewaard, bestaande uit zowat 349 kostuums die vanaf het einde van de 17de eeuw werden geschonken door hoogwaardigheidsbekleders, verenigingen en bevolkingsgroepen, waarvan de oudste uit de 18de eeuw dateert. GILDENHUIZEN Een reeks van indrukwekkende panden sluit de rechterkant van de grote Markt af. Wanneer men met het gezicht naar het stadhuis staat,ziet men van links naar rechts :De Vos (het huis van de Kramers), De Hoorn (het huis van de schippers), De Wolvin (het huis van de boogschutters), De Zak (het huis van de kuipers en de schrijnwerkers), De Kruiwagen (het huis van de verkopers van "Vette Waren" zoals olie) en De Koning van Spanje (het huis van de bakkers). Dit laatste huis onderscheidt zich van zijn buren door zijn brede platte gevel en sierlijke kleine koepel, elementen die aan de Italiaanse barok zijn ontleend. Het complex dat de linkerkant van de Markt afsluit, wordt het huis van de Hertogen van Brabant genoemd, vanwege de borstbeelden, die de pilasters sieren. Het complex bestaat uit zes afzonderlijke panden onder één dak, van links naar rechts: De Beurs, De Heuvel, De Tinnen Pot, De Windmolen, De Fortuin en De Kluis. Drie van deze panden waren Gildenhuizen. Van de panden tussen de Hoedenmakersstraat en de Karel Bulsstraat, moet de Gulden Boom worden genoemd, het huis van de Brouwers, dat nu het Brouwerijmuseum herbergt.
136
MANNEKEN PIS Het staat achter het stadhuis, in de Stoofstraat. Het is een bronzen beeldje van Jeroom Duquesnoy (1619) waarin de schalkse Brusselse geest wordt gesymboliseerd. Op de plaats van het Bronzen beeldje stond oorspronkelijk een stenen exemplaar. Het huidige Manneke Pis is een afgietsel. Het stenen beeldje werd in 1817 gestolen door een exgevangene. Na een intensieve zoekactie werd het beeldje in stukken teruggevonden. Van die stukken maakte men de vorm voor het nieuwe Manneke. Ten noordoosten van de Grote Markt ligt het "Lot Sacré”,een van de gezelligste buurten van Brussel. de zorgvuldig gerestaureerde voor het merendeel 17deeeuwse huizen zijn bijna allemaal een restaurant of café. Op mooie dagen wordt er op straat gegeten en gedronken, waarbij de tafels op de straatjes worden gezet, wat hier niet storend is omdat het verkeer hier niet is toegestaan.
KONINKLIJK PALEIS IN BRUSSEL AAN DE WETSTRAAT
137
ANTWERPEN (2013) INLEIDING Antwerpen verwent als geen andere stad de gastronomen en levensgenieters. Antwerpen telt talrijke cafés, met elk hun eigen ziel of typisch terrasje, en enkele honderden restaurants in alle categorieën. In de drukke winkelwandelstraten vindt u een heleboel lekkernijen, waaronder de begeerde Antwerpse pralines. Antwerpen is kunst en cultuur. Antwerpen is ontspanning voor groot en klein. Antwerpen is gezelligheid. Antwerpen is een feest en u bent de eregast! De tweede stad van België heeft 456.700 inwoners, en is hard bezig om de nieuwe partystad van Europa te worden, omdat er vrij veel studenten wonen, en het bovendien een broeinest is voor veelbelovende modeontwerpers. Het oude centrum, rond de Grote Markt, ligt op 20 minuten loopafstand van het Centraal Station, en je loopt natuurlijk via de Meir. Deze autovrije winkelstraat is voor veel Nederlanders al reden genoeg voor een tripje naar Antwerpen! Een week in januari 2013, hotel De Keyser. DAG 1 HEENREIS Met de trein naar Maastricht, daar overstappen naar Luik, een uurtje wachten. In Luik even eens en ook in BrusselNord overstappen. Aankomst in Antwerpen tegen vier uur. We zoeken in het monumentale stationsgebouw (lijkt wel een kathedraal) naar een plekje om een koel pilsje te drinken, vergeefs. Ons hotel ligt 100 meter van het hotel af, kost 91 euro per kamer en we mogen er roken! We drinken een Koninckske in een dagcafé aan de Keyserlei. Aan de muur tientallen namen van bekende Belgen. Daarna lopen we in de schemering het echte centrum in. Via de Meir belanden we op de Groenplaats en de Markt. Opvallend veel pizzeria’s daar en Japanse toeristengroepen. Het eerste wat opvalt op de Grote Markt is natuurlijk het Stadhuis, een van de oudste Renaissance gebouwen van de Lage Landen. Het werd in 1564 voltooid door de architect Cornelis Floris de Vriendt. In het midden van de Grote Markt staat een fontein met daarop een beeld van de Romeinse officier Brabo die een afgehakte hand van de reus Antigoon wegwerpt. Vandaar de naam (H)antwerpen… Verder op de Grote Markt zijn vele mooie oude gildenhuizen. Bengaals eten We eten in een Bengaals restaurant, de serveerster is afgestudeerd econome, althans dat beweert ze. Ze wil in België verder studeren en vraagt advies aan Jos nadat zij vernomen heeft dat hij leraar NT 2 is. Ze heeft ook gewerkt als tolk bij de United Nations. We gaan nog op zoek naar het café Het Elfde Gebod, vergeefs lijkt het. We vinden het uiteindelijk wel, maar het blijkt gesloten. Jos slaat op de valreep nog een sixpack Jupiler in bij een Arabisch winkeltje. Op tv hebben we niet de beschikking over echte internationale zenders, dus ook 138
geen Duitse. Wel is er een Israëlische zender te bekijken, niet zo vreemd als je bedenkt dat we ons aan de rand van het door Joden gedomineerde diamantkwartier bevinden. DAG 2 DE BINNENSTAD Bij het ontbijt ergeren we ons mateloos aan de zeer luidruchtige discussies die een stel onbeschofte Israëliërs aan het voeren is. Er is genoeg te eten, maar de broodjes zijn hoewel overvloedig aanwezig, wel heel klein en hard. Terug naar boven, daar blijkt onze key card niet te erken. Jos zet het verontwaardigd recht bij de receptie. Dit euvel zou nog meerdere malen voorkomen. Bij station schaffen we ons bij De Lijn een combikaart openbare vervoer aan, die is vijf dagen geldig voor onbeperkt reizen met tram, metro of bus. Op de Groenplaats stappen we uit. Daar ligt nog sneeuw en is het glad. We bezoeken de OLV Kathedraal, we krijgen als zestigjarigen korting op de entreeprijs. In de zijbeuken is een expositie van grote, 17deeeuwse schilderstukken, onder het beroemde Kruisafname van P.P. Rubens. Buiten aan de muur bewonderen we nog een interessante beeldengroep van bouwvakkers van de hand van bouwmeester Pieter Appelmans. ONZE-LIEVE-VROUWEKATHEDRAAL De grootste gotische kerk der Nederlanden (13521521), is een prachtig kantwerkje van steen van 123 meter hoog. Binnen bewondert u de beroemde "Kruisafneming" en "Kruisoprichting" van Rubens.
We dolen verder rond in de binnenstad, drinken dure koffie in een staminee, waarvan de eigenaar getrouwd is met een Roemeense uit Timisoara. De Pauluskerk is gesloten tot en met april. Via het middeleeuwse Vleeshuis bereiken we de Scheldeoever. Bij het Steen (ooit burcht uit de dertiende eeuw, nu een museum) maken we foto’s van de Lange Wapper en roken we verkleumd op een bank een sigaretje. MUSEUM VLEESHUIS Ietwat verscholen in een gerenoveerd en lelijk residentieel gebied en de huizen aan de kaden van Antwerpen staat het oude Vleeshuis. Het elegante gebouw in Gotische stijl werd tussen 1501 en 1503 gebouwd met wisselde lagen rode baksteen en witte zandsteen, door de Nederlanders ook wel speklagen genoemd. Het werd gebouwd voor het Slagersgilde van Antwerpen. Na de Franse revolutie werden de gilden afgeschaft en verloor Het Vleeshuis haar functie. Het is gebruikt als theater en opslagplaats voor wijn. Aan het einde van de 19e eeuw kocht de gemeente Antwerpen het gebouw en gebruikt het nu als Museum voor Archeologie en Toegepaste Kunst.
Verder gaat het langs het Boot Museum en Maritiem Park (Hangar 22 staat vol rivieraken en sloepen), dwars door de rosse buurt tot aan de Bonaparte Dok en de Binnenhaven. Daar ligt een gloednieuw museum als op een eilandje in het water, het door kunstkenners en architecten bejubelde MAS, het Museum Aan de Stroom. Daar brengen we ettelijke uurtjes door, entree tien euro de man inclusief polsbandje. Allereerst bezoeken we het panorama terras op de negende verdieping. Daarna zakken we af naar de volgende etages. Elke etage heeft een eigen thema of bestrijkt een tijdperk. Het meest interessant vinden we de 139
expositie die handelt over de (historische) scheepvaart. Om vier uur drinken we koffie met een muffin in het dure museumcafé De Storm. Daarna moeten we twee trams nemen om weer ons hotel te bereiken. HET MAS: MUSEUM AAN DE STROOM Grensverleggend museum over heden, verleden en toekomst van de stad Antwerpen. Het is gebouwd als een stapelhuis. De verdiepingen (zogenaamde boxen) zijn zodanig op elkaar gestapeld dat er een spiraaltoren ontstaat. De buitengevels zijn van glas. In het MAS zijn de collecties van het Scheepvaart Museum het Etnografisch Museum en het Museum voor Volkskunst bijeen gebracht. Om de paar maanden is er een tijdelijke tentoonstelling op de derde verdieping. Het MAS is in 2010 geopend.
Die avond willen we in de stationsbuurt halve haan aan het spit eten, maar als Jos merkt dat een schotel met toebehoren bijna dertig euro kost, eist hij verontwaardigd zijn geld terug. Uiteindelijk eten we toch kip bij een leeg cafetaria van een Chinese, maar die halve haan is wel koud. We zorgen ervoor om vóór acht uur terug op onze kamer te zijn, opdat we dan het journaal op Nederland 1 kunnen volgen. Clim gaat weer vroeg onder zeil. DAG 3 JACOBS- en BORROMEUS KERK / MUSEUM PLANTIJN Bij het ontbijt zoeken we een plaatsje op zo ver mogelijk van de zelfingenomen Israëliërs verwijderd. De key card weigert weer eens dienst, Jos wordt steeds bozer als de receptionist (afkomstig uit Den Haag) suggereert dat het onze eigen schuld is. Om elf uur staan we voor de Jacobskerk. We kunnen door de half geopende deur naar binnen glippen, er zijn ambachtslieden aan het werk. Eigenlijk is ook deze kerk tot eind april voor bezoekers gesloten. Het is een kerk met veel beelden en een onmiskenbare barokke invloed. We missen het Graf van Peter Paul Rubens, omdat we als illegale indringers min of meer worden weggejaagd door een soort koster, hij komt erg resoluut over. Hij zal ons “Ollanders” wel erg brutaal vinden. SINT-JACOBSKERK Laatgotische kerk met renaissance invloeden en barokke interieur (14911656). Hier vindt u het grafmonument van Rubens en meer dan honderd soorten marmer.
De volgende kerk die op het programma staat is die van Sint Carolus Borromeus, een kloosterkerk van de jezuïeten die aan het Hendrik ConsciencePlein ligt. Hij is een stuk kleiner, maar wel open. Er wordt geen entree geheven. Schitterende barokgevel buiten en adembenemende plafondschilderingen binnen. De kerk heeft iets intiems, in tegenstelling tot de immense kathedraal. SINT-CAROLUS BORROMEUSKERK Triomfantelijke barokkerk gebouwd door de Jezuïetenorde op het hoogtepunt van de contrareformatie (16151621). Rubens ontwierp de decoraties voor de voorgevel en de Mariakapel.
140
We drinken koffie in een grand café waar lekker swingende bluesmuziek wordt gedraaid. Clim nuttigt daar zijn eerste “bolleke” van de dag. Door gaat het naar de Grand Magasin, een shopping centre waar we soep met een broodje bestellen. We bekijken er een boekwinkel met een overdaad aan, vooral Belgische, strips. Achter de Groenplaats ligt ergens het Museum Plantin Moretus, dat is opgenomen op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Dit museum hebben we al eens eerder bezocht, maar we bekijken het opnieuw. Veel is nog in originele toestand gelaten. Veel drukwerk en oude drukproeven te bezichtigen; ook de woonruimtes van de drukkersfamilie zijn open. Zeer indrukwekkend zijn de bibliotheken, daar bevinden zich ruim 30.000 oude drukken. Koffie en bolleke in belendend café. MUSEUM PLANTIN MORETUS In het huis de Gulden Passer, was vanaf 1576 de befaamde drukkerij gevestigd. De Officina Plantiniana,zoals de volledige naam van de drukkerij luidde, werd opgericht door de Fransman Christoffel Plantin,die zich in 1549 in Antwerpen had gevestigd. De drukkerij werd na zijn dood overgedragen aan zijn zoon, Jan Moerendorf, die zijn naam, naar de mode van de tijd verlatijnste tot Moretus. Het eerste Nederlandse woordenboek ontstond uit een initiatief van Plantin. Bijna alle vertrekken zijn nog in hun oorspronkelijke staat bewaard gebleven.
Met de tram keren we terug naar het hotel. In de majestueuze stationsrestauratie eten we soep met een broodje en een baguette. Jos neemt ’s avonds een bad. DAG 4 STADSPARK / MAAGDENHUIS MUSEUM ’S Nachts moet Jos zijn avondthee uitkotsen, gelukkig zet de misselijkheid zich niet door. Pas om elf uur gaan we de deur uit. Voetje voor voetje (dus niet stap voor stap) lopen we langs de Jodenwijk en het station naar het stadspark. DIAMANTHANDEL Langs het Centraal Station loopt de Pelikaanstraat,een smalle,wat sombere straat,die niet bepaald uitstraalt dat zij een wereldvermaard centrum is van de diamanthandel. Men kan niet precies aangeven wanneer de diamant in Antwerpen is gekomen,maar aan het begin van de 20ste eeuw,groeide Antwerpen uit tot het belangrijkste centrum van de diamantcentrum van Europa. Alle transacties vonden plaats in de omgeving van het Middenstation, nu centraal Station.
Onderweg zien we soms een authentiek Jood met kurkentrekker bakkebaarden en zwarte hoed. We kijken uit naar een (van de vijf) synagogen, maar vinden die niet. Verkleumd door de kou en nu al moe strijken we neer in een café, Old Trafford geheten. Na een korte wandeling door het stadspark (imposante beeldengroep van vrijheidstrijders) bezoeken we de Joriskerk die van binnen geheel wit bepleisterd is. Die sluit om half een, we zijn de laatste bezoekers. Vlakbij ligt het Maagdenhuis Museum, waar we tot twee uur de zalen en tentoonstellingen bekijken. Sigaretjes op het middeleeuwse binnenhof met het gedenk waardige vondelingendeurtje, de Schuif geheten. Het pand is geheel uit baksteen en blokken zandsteen opgetrokken. Er is tegenwoordig een welzijnsinstelling in gevestigd.
141
Al vroeg zijn we terug in het hotel. We rusten tot half zes, waarna we in de pizzeria San Remo tegenover ons hotel spaghetti gaan eten. Jos snauwt de jonge ober af, een branie maker die de clown uithangt tegenover ons. We halen bier bij de Arabier. De rest van de avond verblijven we braaf op onze kamer, natuurprogramma’s en documentaires op Discovery Channel bekijkend. MAAGDENHUIS MUSEUM De kinderlievende Antwerpse koopman Jan van der Meeren richtte in 1552 elders in de stad een weeshuis voor meisjes op. Het gebouw aan de Lange Gasthuisstraat kwam tot stand doordat zij de weesmeisjes, na hun dood voorzagen van een flink bedrag, zodat hun verzorging werd verzekerd. Het oudste deel van het Maagdenhuis, de ingangspartij en de kapel, werd gebouwd tussen 1564 en 1568, de rest van het gebouw, waaronder de binnenplaats dateert uit 1636. Daar bevindt zich ook de Schuif: ongewenste kinderen konden er ongezien te vondeling worden gelegd. De Schuif functioneerde tot 1860.
DAG 5 KERKHOF SCHOONSELHOF / FILM LINCOLN Aan de Meir nemen we de bus naar de grote begraafplaats Schoonselhof. Die is nog hele maal ondergesneeuwd. Desondanks wandelen we er heel wat af. We gaan ook de oorlogs graven bekijken van de Commonwealth Wargraves. Er ligt nog een slecht onderhouden kasteeltje, meer een herenhuis omringd door een soort slotgracht. Hete koffie in het boertige stamineeke Het Leuveke. Terug naar de stad. Eten bij de Argentijn, twee keer het menu, dat wordt steak natuurlijk. Nog snel een bolleke in een café, waarna we de bios induiken voor de film Lincoln. Die is meermalen bekroond in Amerika, maar we vinden het maar een flutfilm met veel gezwollen dialogen en weinig spanning. Jos moet herhaaldelijk hartgrondig vloeken: “Waat ein kut film!” Enfin, na achten zitten we weer op onze hotelkamer. Clim gaat alleen op pad om bier bij de Arabier zo’n honderd meter verderop in te slaan. Hij blijft wel een half uur weg. Jos maakt zich zorgen, maar gelukkig komt Clim toch nog boven water: hij was verdwaald geraakt. DAG 6 ST. ANDRIESKERK / RUBENSHUIS / FILM DJANGO Met de tram naar de Groenplaats met de kiosk, het bronzen standbeeld van Rubens en de Grand Bazar du Bon Marché die nu een duur Hilton Hotel is. We bezoeken er de barokke St. Andrieskerk (daar gaat net een begrafenismis uit). Te voet begeven we ons daarna naar het Rubenshuis aan de Wapper. Onderweg stoten we geheel toevallig op een theater, de Bourla Schouwburg uit 1827, met standbeelden op de rand van het dak. Het is voor de vierde keer dat Jos het Rubenshuis bezoekt, maar vreemd genoeg kan hij zich van de drie eerdere bezoeken nauwelijks iets herinneren: een keer met Gerda, een keer in zijn eentje en een keer met Clim. De entree, receptie en de museumwinkel zijn tegen woordig ondergebracht in een apart paviljoen midden op het plein van de Wapper. Entree: 8 euro. Het museum wordt goed bezocht, we zijn nu eens niet de enige bezoekers. Opvallend 142
vinden we de vele suppoosten die er verveeld uit zien en in groepjes met elkaar staan te kletsen. Veel bezoekers komen uit het buitenland. Tot onze ergernis leidt de uitgang van het museum ons recht een dure brasserie in. RUBENSHUIS Antwerpen en Rubens: het hoogtepunt van ons rijke verleden is in het Rubenshuis tastbaar aanwezig. Deze kunstenaarswoning met paleisallures vindt nergens zijn weerga. Het leven van de grote barokschilder ontrolt zich hier voor uw ogen en laat u zo zijn veelzijdig talent ontdekken: schilder, architect en diplomaat, verzamelaar en geleerde, echtgenoot en vader. Maar bovenal ontdekt u er Rubens als de prins van de barok in Europa. In het huis wordt dank zij authentieke meubelstukken en kunstvoorwerpen de figuur van de meester weer opgeroepen. Let ook vooral op het portiek tussen de twee paviljoenen op het binnenplein, die Rubens vaak op zijn doeken heeft afgebeeld. In zijn huis aan de Wapper maakt Peter Paul Rubens ons getuigen van zijn haast ongeremde, creatieve geest. Buiten het Rembrandthuis in Amsterdam en de woningen van El Greco te Toledo, van Michelangelo te Florence en van Vasari in Arezzo bleven er geen kunstenaarswoningen van deze allure bewaard. Rubens is geboren in Keulen in 1577 maar is op 12jarige leeftijd verhuisd naar Antwerpen waar hij gewoond en gewerkt heeft tot zijn dood in 1640.
We wippen nog aan bij de ramsjboekhandel Jan de Slegte, maar Jos kan al die verleidingen weerstaan en weet de uitgang te bereiken zonder iets leesbaars aan te schaffen. We eten vervolgens bami en nasi bij een Chinees, waarna we om half acht de film ‘Django Unchained’ van Quentin Tarantino bezoeken. Die film vinden we veel meer de moeite waard dan die draak van Lincoln de vorige dag. In een sneeuwbui keren we terug naar het hotel. Op tv bekijken we eredivisievoetbal en de documentaire “Who sunk the Bismarck?”. DAG 7 TREINREIS NAAR HUIS We rekenen af en keren met de trein over dezelfde route terug naar Roermond. Om half twee komen we daar aan. De retour treinkaartjes 1ste klas hebben ons 100 euro per persoon gekost.
143
DE LANGE WAPPER VOOR HET STEEN
144