ADVISEURS
Toekomstige
VOOR ORGANISATIE
Voertuigen
Inventarisatie van de in Nederland lopende R&D-inspanningen en een eerste aanzet tot mogelijke aanvullende acties
EN BELEID
Rijkrwatorataat Adwerdrennrt Verkeer Bureau dokumontatle Postbus 1031 3000 BA Rotterdam
N. B. s. v. p. tijdig -7 verlenging aanvragen
en VervOOr
/ tel.: 010-282 5608 1
/ Naam lezer
1 1 I j Paraaf / Datum I I
I /
I I
I /
/
Dit rapport IS bestemd voor vertrouwelqk Voor Iedere vorm \xn bewerking vermenlg\wld+y-g toestemmmg
1 /
I
1
gebrwk door de geadresseerde bmnen zlln elgen orgamsatle
en/of gebruik van dit rapport door derden, dan wel voor verspreldmg,
en/of pubhcatle van de mhoud of gedeelten daarvan, dient vooraf de schrlftehlke
1 an onze maatschap, als houder Iran het auteursrecht,
te zqn verkregen
Eindrapport
Uitgebracht aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer
Toekomstige Voertuigen Inventarisatie van de in Nederland lopende R&D-inspanningen en een eerste aanzet tot mogelijke aanvullende acties
Amsterdam, 1 december 1997
drs. F.W.H. Braun drs. C.J. Lagerveld
INHOUD
1.
INLEIDING
2.
VERANTWOORDING
3.
UITKOMSTEN
4.
EN VRAAGSTELLING
EN ANALYSE
31
De betrokken Nederlandse industrie
32
De ontwikkeling van ‘de Auto van de Toekomst’
3.3
Enkele sterke(-re) en R&D-actieve sectoren
3.4
Overige onderwerpen
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Bijlagen
nlr366bu 711 - 1 december 1997
1
INLEIDING
EN VRAAGSTELLING
Ook op de langere termijn zal de personenauto een belangrijke rol blijven spelen bij het vervullen van mobiliteitsbehoeften. Maar of wij dat voertuig nog als auto zullen herkennen is de vraag. Allerlei ontwikkelingen zullen de ‘Auto van de Toekomst’ er (nogal) anders uit doen zien dan het huidige personenvoertuig. Naast vooral buitenlandse partijen, leveren ook verschillende Nederlandse bedrijven en instellingen een bijdrage aan de ontwikkeling van de ‘Auto van de Toekomst’. Welke bedrijven en instellingen dat zijn of dat in de toekomst kunnen zijn, is niet altijd even helder. Om twee redenen wenst het ministerie van Verkeer en WaterstaatlAdviesdienst Verkeer en Vervoer te beschikken over een zo dekkend mogelijk overzicht van de in Nederland lopende ontwikkelactiviteiten: . ten eerste wil zij met deze inventarisatie input geven aan activiteiten van de Europese Unie (Taskforce Car of the Future); .
ten tweede wil zij bezien of in het ondersteuningsbeleid ten aanzien van de ‘Auto van de toekomst’ witte vlekken bestaan of juist mogelijkheden voor verdere afstemming en samenwerking tussen de betrokken departementen. De gezamenlijke beïnvloeding van besluitvormingsprocessen in Brussel, kan ook daarvan een doel zijn.
De inventarisatie en analyse daarvan vormden onderwerp van een opdracht van het ministerie van Verkeer en WaterstaatIAdviesdienst Verkeer en Vervoer aan bureau Van de Bunt, adviseurs voor organisatie en beleid. Deze rapportage vormt daarvan de weerslag. In de inventarisatie zijn de volgende accenten gelegd (afbakening): -
de aandacht is gericht op het personenvoertuig;
-
focus op het ontwerp van het voertuig als geheel en op de aandrijflijn ervan. Bij dat laatste is de gebruikte energiedrager een belangrijk aspect;
-
aandacht voor concrete R&D-projecten,
-
overheidsprogramma’s vallen binnen het kader van de inventarisatie, mits het concrete projecten betreft met een tijdshorizon tot 10 jaar. Hiermee vallen de op zeer lange termijn gerichte (futuristische) studies af,
-
aandacht gaat uit naar ontwikkelingen die in Nederland plaatsvinden.
Dit hield onder meer in dat niet actief is gezocht naar ontwikkelingen op informatietechnologie-gebied en op het gebied van brandstoffen. Voor zover zij zijn aangetroffen in het bestudeerde materiaal, zijn ze wel opgenomen.
2.
VERANTWOORDING
Het eerste doel van het project is het zo dekkend mogelijk in beeld brengen van de relevante ontwikkelactiviteiten
in Nederland ten aanzien van ‘alternatieve’
personenvoertuig- en aandrijfconcepten Teneinde dat overzicht op te stellen hebben wij ons vooral gebaseerd op hetgeen in de literatuur over dat onderwerp is vastgelegd (literatuurstudie)
Om zo snel en effrcient
mogelijk een goed overzicht van het onderwerp te krijgen, hebben wij daarnaast enkele gesprekken gevoerd met personen die een goed overzicht hebben over het te inventariseren gebied. Voor de geraadpleegde literatuur en gesprekspartners, zie bijlage 1. Het tweede doel is het bepalen van de mogelijkheden voor verdere activiteiten, ofwel witte vlekken ofwel mogelijkheden voor afstemming en coordinatie. Daartoe is - naast eigen analyse - een workshop gehouden waarbij de betrokken departementen (V&W, EZ en VROM) en NOVEM waren uitgenodigd. Die workshop diende ook als toets op de uitkomsten van de inventarisatie. Een verslag van deze workshop is bijgevoegd als bijlage 2.
3.
UITKOMSTEN
EN ANALYSE
3.1
De betrokken Nederlandse industrie De Nederlandse automotive-industry is relatief ‘beperkt’ als we kijken naar zelfscheppende bedrijven Op het gebied van personenauto’s is er één zogenaamde ‘Original Equipment Manufacturer’ (OEM), namelijk NedCar B.V. De R&Dactiviteiten van NedCar vinden plaats bij de afdeling PD&E in Helmond Daarnaast zijn er verschillende (toe-)leveranciers van systemen (LPG-systemen, CVT, auto-elektronica), componenten (Koni, Vredestein, uitlaten) en materialen (staal en aluminium, kunststoffen).
-
Ook zijn in Nederland enkele, deels ook internationaal actieve, kennisinstituten gevestigd die actief zijn op gebieden die raakvlakken hebben of kunnen hebben met hoe de personenauto van de toekomst eruit zal zien Het zijn TNO-WT, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven en ECN. Last but not least manifesteren zich verschillende partijen als sponsor van de bedoelde R&D-activiteiten.
Vanuit de overheid zijn dat vooral de ministeries van V&W, EZ en
VROM. Issues als leefbaarheid en bereikbaarheid vormen de aanleiding voor een - in de laatste jaren - sterk toenemende (financiële) betrokkenheid In de private sector zien we dat brandstoffenleveranciers de (verdere) ontwikkeling
van LPG-systemen ondersteunen. De elektriciteitssector ondersteunt het onderzoek - maar vooral de demonstratie - van elektrische voertuigen. 3.2
De ontwikkeling
van ‘de Auto van de Toekomst’
Het zal duidelijk zijn dat de ontwikkeling van de personenauto van de toekomst geen lineair proces is Het is dus geen proces waarin nu een doel wordt gesteld dat over (zeg) 30 jaar bereikt moet worden en waartoe dan een stappenplan wordt ontwikkeld.
5
Voorbeelden van elementen die het proces kenmerken zijn wel. -
evolutionair: de Auto van de Toekomst komt tot stand op basis van een groot aantal kleinere innovaties aan deelsystemen, waarbij vanzelfsprekend op deelgebieden wel sprake kan zijn van ‘ontwikkelsprongen’;
-
onderlinge afhankelijkheid: innovaties hangen met elkaar samen, in die zin dat de ene de andere mogelijk maakt;
-
een moeilijk af te bakenen veld: ontwikkelingen die nu (nog) niet voor de auto van belang zijn, kunnen dat over langere periode wel zijn. Brandstofcellen kunnen daarvan een voorbeeld gaan vormen.
Daar komt nog bij dat de automotive-industry een belangrijk - misschien wel het belangrijkste - voorbeeld is van een global industry Ten aanzien van de rollen van de diverse spelers merken wij op dat OEM’s een belangrijke bepalende rol spelen bij het uitzetten van de richting van de ontwikkeling. Ten aanzien van deelsystemen (bijvoorbeeld aandrijflijnen, auto-elektronica) lijken toeleverende industrieën een steeds belangrijker rol te spelen. 3.3
Enkele sterke(-re) en R&D-actieve
sectoren
NedCar B.V. R&D-activiteiten
zijn onder meer:
-
lichtgewicht constructies en design;
-
Computer Aided Engineering (CAE) en Computer Aided Design (CAD);
-
testen van componenten en subsystemen.
Belangrijke focus: -
applicatie onderzoek, voornamelijk voor de korte termijn,
-
implementatie en productvernieuwing.
Een recent project is de ontwikkeling van de ACCESS body, bestaande uit een aluminium space frame in combinatie met kunststof en aluminium buitendelen. Het doel van dit project was een gewichtreductie te bewerkstelligen van 100 kilogram ten opzichte van een conventionele stalen body. Op dit moment is de body klaar,
6
maar is de motor nog in ontwikkeling
De huidige status van het project is
onduidelijk. Belangrijke Nederlandse partners: -
NedCar;
-
Hoogovens.
Continu Variabele Transmissie (CVT) R&D-activiteiten ten aanzien van: -
optimale (elektronische) regeling van de combinatie CVT-motor;
-
integratie van een systeem voor remenergieterugwinning (vliegwielsysteem)
Belangrijke focus: -
reductie van brandstofierbruik
en (dus) verlaging van emissies;
-
verhogen van het rijcomfort;
-
toepassingen in Heavy Duty;
-
mogelijk recentelijk grotere aandacht voor de kortere termijn.
Belangrijke Nederlandse partners: -
Van Doome’s Transmissie (clustercentrum);
-
TU Eindhoven;
-
TU Delft.
LPG: industrie R&D-activiteiten zijn vooral gericht op de optimalisatie van de LPG-injectie. Belangrijke focus: -
energieverbruik en emissies;
-
verbrandingsprocessen;
-
toepassingsonderzoek (relatief korte tijdhorizon);
-
spreiding van kennis, ook internationaal, ook bij OEM’s,
-
momenteel veel aandacht voor Heavy Duty (vrachtauto’s, bussen en bestelwagens).
Betrokken Nederlandse partijen. -
ontwikkelaars en producenten van LPG-systemen (Vialle, Gentec, Necam, Koltec, Prins Autogassystemen, AG Autogas Systems);
-
TNO-WT.
N.B. Brandstoffenleveranciers zijn belangrijke (CO-) sponsoren van activiteiten. Materialen R&D-activiteiten: -
Ultra Light Steel Auto Body (ULSAB).
Belangrijke focus -
gewichtsreductie;
-
materiaaleigenschappen.
Betrokken partijen: -
Hoogovens en 34 staalbedrijven over de gehele wereld, waarvan 12 uit de Verenigde Staten.
N.B. In deze inventarisatie hebben wij geen inzicht kunnen krijgen in de ontwikkel-
activiteiten ten aanzien van kunststoffen. Deze zullen in Nederland mogelijk wel plaatsvinden, wij denken hierbij vooral aan de hier gevestigde grote chemieconcerns (Shell, Akzo, DSM, Dow en GE). Voor die ontwikkelingen kan de personenauto een belangrijke toepassing vormen. Het gaat bij dit soort R&D om zeer omvangrijke en fundamentele activiteiten, veelal internationaal georiënteerd. 3.4
Overige onderwerpen Naast de bovengenoemde sterkere clusters, is de Nederlandse industrie als toeleverancier aan de automotive-industry actief ten aanzien van: -
componenten en deelsystemen, bijvoorbeeld schokbrekers, banden, schuifdaken, uitlaten, acculaders en brandstofleidingsystemen;
8
-
auto-elektronica (on-board systemen en systemen voor communicatie tussen voertuig - infrastructuur en tussen voertuig - voertuig),
-
toelevering van delen (bijvoorbeeld plaatwerk en andere onderdelen),
-
carrosseriebouw (speciale voertuigen, trailers, enz ),
-
brandstoffen
Deze onderwerpen vallen buiten de focus van de inventarisatie en zijn om die reden niet nader bestudeerd
9
4.
CONCLUSIES
EN AANBEVELINGEN
De meest in het oog springende conclusie is dat er in Nederland sprake is van weinig R&D-activiteiten voor fundamenteel nieuwe, revolutionaire totaalconcepten voor de ‘Auto van de Toekomst’. Op het niveau van componenten en systemen zijn er meer ontwikkelactiviteiten gaande en zijn er in Nederland ook enkele sterkere clusters aanwezig. Dit zijn bijvoorbeeld de clusters rond LPG en CVT. Daar is de doorontwikkeling van die systemen aan de orde, niet ‘de Auto van de Toekomst’. Kijken we naar mogelijke ‘witte vlekken’ in hetgeen er in Nederland gebeurt op het gebied van technologische R&D gericht op het personenvoertuig zèlf, dan blijkt daarvan geen sprake. Dat wil zeggen: op die gebieden waarop een Nederlandse industriele en kennisbasis bestaat, vinden ontwikkelactiviteiten
plaats (al dan niet met
overheidsbetrokkenheid). Deze studie biedt in die zin ook geen aangrijpingspunten voor aanvulling op hetgeen al loopt. Een mogelijk vruchtbaarder zoekrichting - die echter buiten de scope van deze studie valt - is het gebruik van het voertuig (personen-, maar zeker ook vrachtvoertuigen en bussen). Naast gebieden waar al vele activiteiten lopen (informatietechnologie, modaliteitskeuze,
enz.) kan het gaan om projecten ten aanzien van revolutionaire
vervoersconcepten, vooral voor het stedelijk gebied en inclusief de daarbij behorende voertuigen. Hier lijkt nog plaats te zijn voor nieuwe impulsen. De oriëntatie op de Europese Urne is daarbij van groot en toenemend belang. Daarbij maken wij de volgende opmerkingen: -
ten aanzien van de vorming van het nieuwe, Vijfde Kaderprogramma heeft interdepartementale afstemming - op hoofdlijnen - plaatsgevonden. Vooralsnog lijken de mogelijkheden voor afstemming en samenwerking daarmee bepaald. Wellicht is nog nadere uitwerking op detailniveau nodig;
-
er lijkt een taak weggelegd te zijn voor het gezamenlijk scheppen c.q. vergroten van kansen voor Nederlandse partijen in Brussel. Het zou kunnen gaan om het
10
(beter) benutten van bestaande informatiekanalen en het eventueel uitbreiden daarvan. Wij bevelen aan daarbij te focussen op de genoemde sterke clusters In verband met het ontbreken van fondsen, lijkt de Taskforce Car of Tomorrow geen sterke drager van nieuwe activiteiten. De basis voor afstemming en samenwerking op nationaal niveau en richting de EU vraagt van alle betrokkenen een duidelijk beeld van de eigen beleidsdoelstellingen, de rollen die men wil spelen en de verwachtingspatronen ten aanzien van de mogelijke uitkomsten en resultaten. Ten aanzien van de voertuigtechnologie lijkt daar een taak voor V&W weggelegd om haar positie duidelijker te bepalen. Het gaat om vragen als: welke rol wil V&W spelen op het vlak van de voertuigtechnologie (sturen, regisseren, coördineren, faciliteren)? Welke uitkomsten verwacht V&W van die activiteiten? Welke partners komen in aanmerking (bijvoorbeeld de andere departementen) voor samenwerking? Hoe kan die samenwerking tot stand komen?
nlr366bu 7 11 - 1 december 1997
r
Bijlage 1
Gesprekspartners -
de heer J J.E.A. van Meel, NOVEM;
-
de heer P.C.M. Polak, Adviesdienst Verkeer en Vervoer;
-
de heer B.J C.M. Rutten, Adviesdienst Verkeer en Vervoer;
-
de heer S. Beffers, ministerie van Economische Zaken, DGI,
-
de heer D. W.A. Maas, ministerie van Economische Zaken, DGI;
-
de heer P. van Sloten, TNO;
-
de heer J.H.A M. Peeters, ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Bronnen 1. Overzicht lopende en afgeronde projecten in het programma Rationeel Energiegebruik in Verkeer vervoer, Periode 1985 tot en met 1995, NOVEM. 2. Mobiliteit met toekomst, naar een vraaggericht technologiebeleid, ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat/Adviesdienst Verkeer en Vervoer, oktober 1996. 3. Elektrische en Hybride Voertuigen. Een Quick scan van de stand van zaken en trends, TNO Wegtransportmiddelen, maart 1997. 4. Stiller, Schoner en Zuiniger verkeer en vervoer in het stedelijk gebied. Overzicht lopende en afgeronde projecten 1992 - 1995, ministerie van Verkeer en Waterstaat en NOVEM. 5. Kiezen in de Nederlandse automotive industrie, een studie naar de kansen voor toeleveranciers, Foundation for Industrial Economie Research, november 1994. 6. Ministry of Economie Affnirs and Ministjy of VUOM, feasibilty of the 3-liter car, AT Kearney, juli 1997. 7
Economie, Ecologie en Technologie, terugbhk I996, Programmabureau E E T.
Bijlage 1
8
Brrrrk dynamrcs compnrly profile, Brink dynamics
9. Deelchrsters in de Nederlandse verkeers- en vervoerrrrdustne, TNO-MO, 1994. 10. Verkermrng energlebesparrngsopties personenvervoer, TNO-INRO,
1994.
11. Veldverkenning: mogelijkheden voor verbeterel transportefficiency goederenvervoer, Van der Geer & Van Hasenbroek Management Consultants, april 1994 12. Derde Energienota, ministerie van Economische Zaken, 1996, 13. Voertuigtechniek en bran&toffen. Perspectieven voor het milieu, ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 1996. 14. Energie-onderzoek in Nederland Verkeer en vervoer. Inventartsatie van behoefte, NOVEM, Sector Verkeer en Vervoer, september 1997. 15. Enkele artikelen met betrekking tot ULSAB, Hoogovens Corporate Communications. 16. Verschillende gespreksverslagen in het kader van het masterplan elektrische en hybride voertuigen in Nederland, 1997.
Bijlage 2
Verslag van de workshop ‘Auto van de Toekomst’ Maandag 10 november 1997, hotel Sofitel te Den Haag Aanwezigen Mw. A.H. Heijkamp (AVV), F M. Gubbels (V&W), B J C.M. Rutten (AVV), P.C.M. Pilgram (V&W), R.C.J. Smit (V&W), D.W.A Maas (EZ), A. Brouwer (NOVEM), M.J.F. van Waes (Van de Bunt), F.W H Braun (Van de Bunt) en C.J. Lagerveld (Van de Bunt). Plenair gedeelte Korte introductie van doel en inhoud van de bespreking; zie bijgevoegde hand-out. Parallelle sessies Het gezelschap wordt gesplitst in twee subgroepen. De vragen die aan die groepen worden voorgelegd zijn: 1.
is de inventarisatie dekkend?
2.
wat kunnen we meer doen? (witte vlekken, coördinaties versterken)
3.
wat zouden positieve effecten kunnen zijn van meer samenwerking?
4.
waarom doen we dat dan niet?
Groep 1: ministerie van Economische Zaken en NOVEM Is de inventarisatie dekkend? De volgende suggesties voor toevoegingen worden gedaan: - auto-elektronica (informatietechnologie (IT)): . Nederland is een grote probleemhebber (congestie, bereikbaarheid, veiligheid); . er zijn/komen in Nederland veel middelen beschikbaar om ontwikkelingen te ondersteunen; - brandstoffen: brandstoffen-industrie is ook op gebieden buiten LPG actief met ontwikkelingen, bijvoorbeeld met de verbetering van bestaande brandstoffen. Ontwikkelingen blijven veelal buiten de openbaarheid; - brandstofcellen: bij ECN loopt een ontwikkeling, ook voor transporttoepassingen Er is nog geen
2
Bijlage 2
sprake van industriele betrokkenheid; - materialen: naast het genoemde (Akzo, DSM, GE) zullen er ook bij toepassers van materialen allerlei ontwikkelingen lopen Genoemd worden Polynorm, Brabant Alucast en Reynolds, - toeleverende industrie (componenten): op componenten-niveau zijn er enkele sterke Nederlandse bedrijven, zoals KONI, Vredestein en uitlatenproductie Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat de Taskforce ‘Car of Tomorrow’ zich niet alleen op de personenauto richt. De Taskforce richt zich ook op bussen en vrachtauto’s en andere Heavy Duty transportmiddelen. Juist die Heavy Duty is voor Nederland interessant, we hebben daar immers: - veel (transport en logistieke) ondernemers; - veel en grote problemen (kosten, energie, milieu, bereikbaarheid), - een breed en sterk ontwikkeld R&D-aanbod en industrie. Wat kurmen we nog meer doen? - de inventarisatie is - met gemaakte opmerkingen - vanuit de technologie dekkend, er zijn geen witte vlekken; - vanuit ‘voertuig-gebruik’ worden ontplooid.
kan men zich wel voorstellen dat nieuwe initiatieven
Het gaat om bijvoorbeeld informatietechnologie,
modaliteits-
keuze, Ruimtelijke Ordening, systeemintegraties, enz.;
- er is geen behoefte aan een totaal-coördinatie van het ondersteuningsbeleid voor nieuwe personenvoertuigen. Wel is het efficiënt dat departementen op deelaspecten samenwerken. Overigens ontstond recentelijk het Interdepartementaal Coordinatieberaad Voertuigtechniek (10,
daarboven is er het directeurenoverleg
VEM (VROM, EZ en V&W); - het bijeenbrengen van de deelaspecten energie, milieu, economie, innovatie, Ruimtelijke Ordening en Verkeer en Vervoer biedt een werkveld waarop departementen tezamen acties zouden kunnen ondernemen.
Bijlage 2
3
Voordelen varl sanwrnverkir~g - synergie benutten daar waar het mogelijk is; - Nederland is één van de ‘koplopers’ met betrekking tot: . verkeer- en vervoersproblemen (congestie, bereikbaarheid, milieu en energie), . de dienstverlenende sector voor verkeer en vervoer (informatietechnologie, logistiek, collectief personenvervoer en techniekontwikkelingen
op dat vlak);
- er ontstaat een platform voor R&D en Verkeer en Vervoer, alsmede een structuur daaronder; - het stimuleren van externe partijen tot samenwerking kan effectief zijn, wel rekening houden met voorschriften ten aanzien van ‘kartels’; - het gezamenlijk beïnvloeden van EU-programma’s biedt wellicht kansen, maar inspanningen richten op echt sterke clusters. Voor de personenauto dus alleen LPG en informatietechnologie. Voor goederenvervoer is er meer; - het gezamenlijk scannen van kansen in de EU-programma’s is een ander kansrijk gebied. Er zijn diverse contacten waarvan gebruik kan worden gemaakt, wellicht gebeurt er ook al veel; - een ander voordeel van samenwerking is dat de buitenwereld meer duidelijkheid kan worden geboden Door de veelheid van acties en programma’s ontstaat daar de vraag naar wat de overheid nou eigenlijk wil. Waarom werken we niet meer samen? - soms tegengestelde doelen en belangen; - samenwerking was vroeger geen thema maar komt nu wel meer op gang (VEM, nota’s, ICV). De behoefte aan samenwerking is ook groter, alleen al doordat meer geld beschikbaar is gekomen, verdeeld over meer programma’s (EZ, V&W, VROM en OC&W); - het is van belang zelf te scoren op activiteiten. De risico’s daarvan kunnen worden beperkt door meer in de voorfase samen te werken; - samenwerking wordt meer en meer geeist door de buitenwereld (doelgroep, Tweede kamer, Rekenkamer).
4
Bijlage 2
Groep 2: ministerie van Verkeer en Waterstaat Inventarisatie
Enkele algemene opmerkingen in de sfeer van indeling en definiering van de matrix. Bijvoorbeeld dat duidelijk naar voren moet komen of het gaat om vragende partijen of aanbieders en of de aanbiedende partij een producent is of een aanbieder van kennis. Tevens werd ingegaan op de afbakening met betrekking tot de benadering van de personenauto als onafhankelijk object of als onderdeel van het vervoerssysteem en gaat het om componenten of om concepten e.d. Specifieke opmerkingen: - de echte ontwikkelactiviteiten vinden bij NedCar BV plaats op één specifieke afdeling, namelijk NedCar PD&E; - bij Brink de term ‘innovatief ontwikkelaar’ als karakterisering van het soort partij; - de ACCESS body van NedCar BV is klaar, althans de auto zelf De motor is nog in ontwikkeling, maar het is zeer twijfelachtig of die ontwikkeling nog doorzet; - het onderzoeksprogramma DTO (Duurzame Technologische Ontwikkeling) onderneemt geen concrete R&D-activiteiten op het gebied van de ‘Auto van de Toekomst’; - FROG BV is een twijfelgeval, is in feite een systeem. Toch opnemen in verband met het belang van deze ontwikkeling. Partners zijn ZWN en AT&T; - AT&T onderneemt ook activiteiten op het gebied van de people mover; - PbIWS (het Projectbureau Integrale Verkeers- en VervoersStudies) houdt zich veel meer bezig met lange temtijn scenario’s dan met ontwikkel-activiteiten
op de
termijn tot ongeveer 2005; - Spijkstaal houdt zich onder meer bezig met R&D en productie op het gebied van elektrische voertuigen, waaronder personenbusjes; - AKZO houdt zich ook bezig met het ontwikkelen van materialen ten behoeve van de brandstofcel; - TNO houdt zich bezig met ontwikkelactiviteiten op het gebied van de brandstofcel; - er missen enkele producenten van (auto-)gassystemen, zoals Vialle, Prins Autogassystemen, maar ook bijvoorbeeld een firma als De Drie Electronics.
Bijlage 2
Wat kunnen we nog meer doen7 Voornaamste conclusie uit de bespreking van de matrix was dat interessante gebieden liggen bij raakvlakken van voertuig- en vervoersconcepten. Een voorbeeld daarvan zijn voertuigen die passen in nieuwe concepten voor ketenmobiliteit in het stedelijk gebied. Voordelen van samenwerking Teneinde die vraag goed te kunnen beantwoorden is gekeken naar de ambities van het ministerie van V&W. Die liggen voornamelijk op het vlak van bereikbaarheid en veiligheid, maar ook op het gebied van energie en milieu Op die laatste twee terreinen werden veel meer mogelijkheden gezien voor samenwerking dan op het gebied van bereikbaarheid en veiligheid. Belangrijk was de vraag welke rol V&W op de verschillende gebieden zou moeten spelen naar de ‘buitenwereld’ en zeker niet in het minst naar de ministeries EZ en VROM. Bij deze vraag werd uitgegaan van het principe dat teveel afstemming zou leiden tot onduidelijkheid en te weinig afstemming weerstand zou kunnen oproepen. Uiteindelijk was de conclusie dat samenwerking mogelijk en gewenst is als de beleidsdoelstellingen van de drie ministeries gelijk op lopen. Waarom doen we dat ah niet? Deze vraag werd beantwoord met de stelling: er vindt afstemming plaats tussen verschillende projecten, zoals het programma SSZ (Stiller, Schoner en Zuiniger), REV (Rationeel Energiegebruik in Verkeer en Vervoer), Grootschalige Demo’s. Al genoemd is het directeurenoverleg VEM waarin overleg is geweest over de Voertuignota, enz. Er wordt dus al op een aantal terreinen samengewerkt. Enkele conclusies: - V&W staat primair voor bereikbaarheid en veiligheid; - V&W wil geïnformeerd worden als de bereikbaarheid in het gedrang komt; - er is een platform nodig voor de uitwisseling van informatie (interdepartementaal); - synergie nastreven wanneer de aspecten bereikbaarheid, energie en milieu in het geding zijn;
6
Bijlage 2
- Vooral in stedelijke gebieden zijn de relaties voertuig - voertuig en voertuig - wal van belang De ‘automated people mover’, van Frog B.V., is een voorbeeld Voor V&W bestaan er vragen of men zich. - op de korte of lange termijn moet richten; - welke rol men heet? in het beleid. Willen we: . sturen? . regisseren? . faciliteren? Enkele elementen uit de discussie die ter afsluiting van de workshop plaatsvond Ten aanzien van verdere afstemming van activiteiten en het beleid wordt opgemerkt dat deze er toe moeten leiden dat: - Nederland in Brussel hoger kan inzetten (speerpunten, beleidswensen). Interdepartementaal zijn daarover al onderhandelingen gevoerd en standpunten op hoofdlijnen ingenomen. Lijkt voor het 5e kaderprogramma niet meer opportuun; - ten opzichte van de doelgroep onduidelijkheden in ondersteuningsactiviteiten beperken, o.a. door het opschonen van de diverse ondersteuningsprogramma’s Overigens wordt het risico van enige overlap niet zo groot geacht Daarnaast zou een beter zicht kunnen ontstaan op de werkelijke afstemmingsbehoefie door een analyse van de kennis die men moet hebben van de activiteiten van anderen, die op korte termijn spelen. Alleen daar is een noodzaak tot afstemming, elders is de afstemming aardig (en verloopt al snel). Een laatste conclusie van de workshop is dat een eerste afstemmingsbehoefie ten aanzien van het beleid en ten aanzien van de personenauto binnen het ministerie van V&W lijkt te bestaan, alvorens afstemming met andere departementen te wensen.
nlr360bu 711 - 1 december 1997
Bijlage 3
UITKOMSTEN
INVENTARISATIE
- NEDERLANDSE
VERSIE