Inventarisatie Cultuur Sensitieve Zorg GGZ West-Vlaanderen Een onderzoek uitgevoerd door Stefanie Van Hauwaert voor het Overlegplatform GGZ West-Vlaanderen
Juli – December 2011
Inhoudstafel Voorblad………………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 Inhoudstafel…………………………………………………………………………………………………………………………………………..2 Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………………………3 Missie van het overlegplatform Beschikbare informatie……………………………………………….………………………………………………………………………….4 Asielzoekers en vluchtelingen in België Het Rode Kruis De tolkendienst Evolutie in de geestelijke gezondheidszorg Conclusie Methodologie………………………………………………………………………………………………………………………………………..9 Kwalitatief onderzoek Strategie Afbakening van de doelgroep Opbouw van het interview en analyse van de gegevens Resultaten……………………………………………………………………………………………………………………………………………11 Wat verstaan de verschillende voorzieningen onder ‘cultuur sensitieve zorg’? In welke mate komt men binnen de voorziening met asielzoekers, vluchtelingen en allochtonen in contact? Hoe gaan de voorzieningen aan de slag met mensen uit deze doelgroep? Welke elementen in de aanpak hebben positieve invloed op het werken met allochtonen en asielzoekers? Welke elementen hebben een nadelige en belemmerende werking op de aanpak van de hulpverlening aan allochtonen en asielzoekers? Op welke vlakken is er nood aan ondersteuning met betrekking tot cultuur sensitieve zorg? Hoe zien de voorzieningen de toekomst met betrekking tot cultuur sensitieve zorg? Conclusie……………………………………………………………………………………………………………………………………………17 Algemene opmerkingen Beperkingen van het onderzoek Aanzetten voor de toekomst Bronnen………………………………………………………………………………………………………………………………………………18 2
Bijlagen……………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….19 ……………………………………………………………………………….19
Inleiding Missie van het overlegplatform Het Overlegplatform GGZ West-Vlaanderen Vlaanderen heeft een duidelijke missie: “Organisaties in de geestelijke gezondheidszorg verbinden in een gemeenschappelijke visie voor een optimale werking van de sector” sector (A). Daartoe wordt gewerkt aan het valoriseren van de cliëntpositie (B), het creëren van verbinding tussen organisaties en het faciliteren van eeen en realistische visie (C), het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie voor een kwalitatieve GGZ en het maken van een blauwdruk voor het GGZGGZ zorgcircuit en netwerken (D).
B
C
D A Binnen het kader van D (een gemeenschappelijke visie ontwikkelen voor een kwalitatieve GGZ en het maken van een blauwdruk voor het GGZ GGZ-zorgcircuit zorgcircuit en netwerken) worden onder andere zorgnoden gedetecteerd. Deze zorgnoden hangen nauw samen met de manier waarop de maatschappij georganiseerd is. We leven in een open samenleving met heel specifieke kenmerken, zoals individualisering. Mensen streven hun persoonlijke doelen na. Deze zijn uniek voor elke persoon en worden toch gekenmerkt door een gemeenschappelijk aspect: de zoektocht naar een gelukkig leven. De combinatie van een mobielee samenleving en het streven naar geluk resulteert langzaam maar zeker in een multiculturele wereld. We gaan zelf op zoek naar de rijkdommen van andere landen en culturen en krijgen deze mensen ook op bezoek in België. Helaas moeten we concluderen dat een deel van deze mensen niet gewoon op zoek is naar geluk, maar echt op de vlucht is voor schrijnende taferelen in hun thuisland. In de hedendaagse multiculturele samenleving moeten we binnen de hulpverlening dan ook rekening houden met de verschillende etni etnische sche achtergronden van de migranten uit onze samenleving. Dee geestelijke gezondheidszorg mag deze samenlevingstendensen niet aan zich voorbij laten gaan, gaan maar moet op de kar springen en uitzoeken wat de zorgnoden van deze bevolkingsgroepen in onze sector zijn. Op deze manier kan een blinde vlek in de sector worden weggewerkt en opgevolgd.
3
Beschikbare informatie Asielzoekers en vluchtelingen in België Op 1 november 2011 geeft het opvangnetwerk voor asielzoekers in België de volgende cijfers weer: een bezettingsgraad van 96%: 22.587 personen op een capaciteit van 23.474.Daarnaast zijn er ook cijfers over vrijwillige terugkeer, procedurestanden en asielaanvragen te vinden op www.fedasil.be. Ook op www.diversiteit.be, bij het centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, is er heel wat informatie terug te vinden. Asielzoekers, vluchtelingen en migranten zijn een vaste groep in onze samenleving. Zorg voor migranten zou dan ook niet vreemd moeten zijn. We nemen als uitgangspunt het feit dat elke cliënt recht heeft op kwalitatieve goede zorg. Dat geldt dus ook voor migranten. Zij zijn individuele zorgvragers met een aantal specifieke kenmerken. Het gaat niet om cultuurspecifieke zorg, maar om cultuursensitieve zorg. De focus ligt in deze inventarisatie wel op asielzoekers en vluchtelingen. Zij onderscheiden zich van allochtonen die reeds langer in het land verblijven door hun onzekere verblijfsstatus, de recentheid van hun beleefde trauma’s, de grote taalbarrière… Verschillende bronnen bieden inzicht in de psychische problemen waarmee asielzoekers en vluchtelingen worden geconfronteerd. Het gaat over de kwetsbaarheid van de persoon: het omgaan met oorlogservaringen, folteringen, intra-familiale mishandeling, de trajecten die ze moeten afleggen en de bijhorende moeilijkheden, angst voor de illegaliteit, zin voor het leven, …. Men zou zelfs kunnen zeggen dat trauma’s een onderdeel van hun leven zijn door de ontworteling die ze hebben meegemaakt. Zij moeten zich aanpassen aan een nieuwe referentiecultuur en krijgen daarbij te maken met ‘displacement relatedstressors’ zoals sociale isolatie, verlies van hun traditionele sociale ondersteuningsnetwerken, onzekerheid over het welzijn van naasten en familie, gebrekkige toegang tot gezondheidseducatie- en economische bronnen. Beschikbaarheid van sociale ondersteuning en betekenis geven aan hun ervaringen zijn enkele beschermende factoren die tegengewicht moeten bieden. Het Rode Kruis Een belangrijke opdracht van het Rode Kruis is de opvang van asielzoekers. Zij stellen dan ook een aantal opvangcentra open. Daarnaast doen ze ook aan onderzoek en proberen ze cijfers en evoluties in kaart te brengen. In 2004 werd een ‘Onderzoek naar psychosociale en therapeutische hulpverlening aan asielzoekers’ gedaan. Dit project had de volgende doelstellingen: een inventarisatie en analyse maken van psychosociale, psychische en psychiatrische problemen bij asielzoekers die verblijven in een opvangstructuur, streven naar de uitbouw van een operationeel netwerk van voorzieningen voor psychosociale en therapeutische hulp aan asielzoekers en het bevorderen van de deskundigheid van hulpverleners en basiswerkers op dit vlak. Meer recent, in april 2010, werd een inventarisatie gemaakt van ‘De doorverwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg binnen de opvangcentra van het Rode Kruis Vlaanderen’. In die inventarisatie wordt een overzicht gegeven van het doorverwijzingnetwerk per opvangcentrum per regio en wordt er ook een samenvatting gemaakt van enkele algemene lijnen en aanbevelingen. De bevindingen voor West-Vlaanderen vindt u in bijlage 3 (p. 24). Deze informatie kan worden afgetoetst aan de ervaringen van de bevraagde voorzieningen uit de geestelijke gezondheidszorg West-Vlaanderen en zijn dan ook voeding voor het formuleren van actievoorstellen. Onderstaande figuur geeft de verschillende niveaus van de hulpverlening weer (uit de inventarisatie van het RK). Het werken met mensen van etnisch-culturele minderheden is een relatief nieuw 4
gegeven voor alle niveaus van de hulpverlening in België. De “lagere” niveaus van hulpverlening komen door de aard van hun werk ((bvb. preventie) sneller in contact met migranten. Maar ook de derdelijns hulpverlening zien mensen van etnisch etnisch-culturele culturele minderheden, vaak in crisissituaties. De centra voor geestelijke gezondheid gezondheidszorg bevinden zich op de tweede lijn, de doorverwijzing naar een CGG is zeer moeizaam. Een structureel probleem dat daarbij aan de basis ligt, is het bestaan van de lange wachtlijsten door een onevenwicht in vraag en aanbod. Argumenten die het probleem van va de toegankelijkheid versterken, zijn het bestaan van een taalbarrière, het niet werken met tolken, de gebrekkige therapietrouw van patiënten, een te kort verblijf en het gebrek aan expertise. Figuur: niveaus van de hulpverlening (Uit: Inventarisatie Rode Kruis)
Vanuit deze bevindingen werden alvast ook enkele aanbevelingen geformuleerd. Zo vindt men bij het Rode Kruis dat er in de eerste plaats nood is aan coördinatie. coördinatie De doorverwijzingen moeten een vaste vorm krijgen en mogen niet meer afhankelijk zijn van motivatie en tijd van verschillende medewerkers. Op de tweede plaats benadrukken zij het belang van lokaal netwerken. Er is nood aan overleg waar er op een vlotte manier informatie kan doorstromen en waar men feedback kan geven en krijgen. Dit vraagt uiteraard een extra tijdsinvestering. Multidisciplinair werken is de derde aanbeveling van het Rode Kruis. De mogelijkheden van een multidisciplinair disciplinair team moeten nog m meer benut worden.
5
Een vierde aanbeveling bestaat uit het mobiliseren van de centrumartsen. Deze artsen moeten ingeschakeld worden in de uitbouw van een doorverwijzingsnetwerk en de concrete doorverwijzingen. Tot slot wordt ook de nood aan uitwisseling van best practices geformuleerd. De opbouw van een doorverwijzingsnetwerk verloopt niet voor elk centra even succesvol. Het kan dan ook verrijkend zijn om best practices uit te wisselen. Deze informatie werd getoetst bij verschillende personen werkzaam bij het Rode Kruis. Een medewerkster van Rode Kruis Vlaanderen verwees naar de aanwezigheid van psycho-sociale begeleiding in de centra. Het team en de centrumarts gaan preventief te werk en zijn verantwoordelijk voor een doorverwijzing indien nodig. Deze doorverwijzing verloopt echter eerder moeilijk omwille van verschillende barrières: wachtlijsten, het werken met tolken, onervarenheid met de problematiek,… De centra moeten al te vaak zelf op zoek naar creatieve oplossingen. De medewerkster geeft aan dat dit in Menen en Brugge is gelukt, maar dat dan niet altijd de logische weg (caw – ggz – paaz) wordt gevolgd. Ook in Wingene is men ondertussen netwerken aan het opbouwen. Toch blijft de toegang tot de geestelijke gezondheidssector zeer moeilijk en vaak afhankelijk van de personen die in de voorzieningen tewerkgesteld zijn. Zorgverstrekkers hebben het gevoel dat ze niet voldoende kunnen aanbieden, maar het is belangrijk om realistische doelstellingen in begeleiding te voorzien, nl. het verstevigen van de vaardigheden in het hier en nu. Tijdelijke projecten kunnen een mogelijke werkwijze zijn om mentaliteitsveranderingen teweeg te brengen. Mind Spring, een programma voor psycho-educatie, is daar een voorbeeld van omdat het een CGG helpt kennis te maken met de problemen van asielzoekers en vluchtelingen en omdat het bewoners uit een asielcentrum kennis doet maken met de sector geestelijke gezondheidszorg. In Gent, Brussel en Antwerpen werden daartoe steunpunten opgericht. Hun werking heeft aangetoond dat een netwerkcoördinator veel in gang kan zetten. Een dergelijke coördinator in West-Vlaanderen zou ter ondersteuning van de GGZ- sector, vorming kunnen geven (of organiseren) over het werken met tolken en over de migrantenproblematiek. Hij zou ook overleg kunnen faciliteren en werken aan visievorming, zowel met mensen van beleidsniveau als met de praktijkmedewerkers. Er werd ook contact genomen met de centrumleiding van de asielcentra in West-Vlaanderen: Wingene, Menen en Brugge. Op de studiedag ‘Samen sterker’, georganiseerd door het Rode Kruis, werd overleg gepleegd voor (mogelijke) samenwerking met verschillende actoren voor de opvang van asielzoekers. Het overlegplatform GGZ West-Vlaanderen was de enige actor uit de GGZ-sector die daar vertegenwoordigd was. De verhalen van de centrumleiding, gehoord op de studiedag en tijdens bezoeken aan de centra, kunnen nu worden afgetoetst aan de inventarisatie die in 2010 door het Rode Kruis werd gemaakt (zie bijlage 3, p. 24). 1. Het Opvangcentrum Brugge geeft aan dat de samenwerking met de GGZ-sector niet vlot verloopt in het Brugse. Ze hebben een creatieve oplossing gevonden en kunnen met bewoners terecht in de EPSI-afdeling (Eenheid voor Psychiatrische Spoedgevalleninterventie) van het AZ Sint-Jan in Brugge. Daar wordt er beslist of er kan doorverwezen worden naar de Psychiatrische kliniek Onze Lieve Vrouw eveneens in Brugge. De samenwerking met het CGG Noord West-Vlaanderen verloopt echter minder goed. Vroeger was er een ‘lege stoel’ via dewelke men bewoners met psychische noden kon aanmelden, maar dit wordt tegenwoordig niet meer gedaan. Er kunnen enkel volwassenen worden doorverwezen indien er een duidelijke psychiatrische diagnose is. 2. Ook in Wingene zoekt men naar creatieve oplossingen. Op dit moment doet men een beroep op het CGG van Tielt. Omdat het na de intake nog lang wachten is op de aanvang van therapie werd een ander samenwerkingsverband opgezet. Begeleiders van de bewoners zien de mensen dagelijks en oordelen wanneer iemand psychische hulp nodig heeft. Toch zijn zij niet geschikt om diagnoses te stellen. Daarom worden intervisies met het team geregeld. Teamleden kunnen vragen stellen en krijgen tips mee om toch al enige zorg aan de bewoners te kunnen geven. 6
Deze samenwerking verloopt niet altijd even vlot, er moet nog gewerkt worden aan verdere afstemming. De samenwerking met de PAAZ-afdelingen en Psychiatrische ziekenhuizen blijft eerder beperkt. Doorverwijzingen naar CARDA (Ivoire) worden aangevraagd, maar zijn niet evident omwille van het beperkte aantal plaatsen. 3. Tot slot leverde ook het gesprek met de centrumleiding van het opvangcentrum van Menen interessante informatie op. Zoals het ook in de inventarisatie staat beschreven heeft men vooral een goed samenwerking met het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW Stimulans). Daarnaast wordt er ook op een positieve manier samengewerkt met het AZ Groeninge (Kortrijk) en het H.Hartziekenhuis (Roeselare-Menen). De samenwerking met het plaatselijke CGG en PC is eerder slecht. Opvallend is dat zowel de positieve als de negatieve van het al of niet samenxwerken, persoonsgebonden zijn. Het centrum gaat op een pro-actieve manier aan de slag en wil een zo breed mogelijk netwerk uitbouwen en behouden. Enkele insteken die ze alvast wilden meegeven waren het werken met de visietekst die Zorgnet Vlaanderen publiceerde “Goede zorg bij etnisch-culturele diversiteit”, het werken met een online volgtijdschrift. (http://www.zorgnetvlaanderen.be/Documents/Ethisch%20advies%2015b.pdf), Het Rode Kruis en de centra hebben al hard over dit thema nagedacht. Zij zien heel wat mogelijkheden en hopen dat een rondvraag bij de leden van het overlegplatform, o.a. voorliggende inventarisatie, actie zal teweegbrengen bij de voorzieningen om zo tot nieuwe goede samenwerkingsverbanden te komen. De tolkendienst De Som heeft een sociale tolkendienst. Het sociaal tolken is een onmisbare methodiek voor het diensten hulpverleningsproces aan asielzoekers en vluchtelingen gezien de taalbarrière de hulpverlening vaak in de weg staat. De dienst stuurt dan ook enkele belangrijke signalen uit en heeft enkele prangende vragen voor de mensen uit de GGZ-sector. Ten eerste schetst men de sterke evolutie in het werken met tolken. In 2009 nam de GGZ-sector nog een afwachtende houding aan. Men wou geen therapie opstarten omdat men niet zeker was dat men die therapie kon afronden. In 2010 en 2011 steeg het aantal aanvragen uit de GGZ-sector voor tolken dan weer wel. Tolken in de GGZ is echter niet eenvoudig en remt de therapie af. Ook telefoontolken is moeilijk door de emotionaliteit van de onderwerpen en de duur van een gesprek. Enkele aspecten die het werken met tolken stimuleren, zijn de subsidies die men in centrumsteden kan krijgen, en het voorbereiden van tolken. Tolken in de GGZ kan beter worden voorbereid als tolken weten waar ze zullen terecht komen en als ze weten of er al dan niet de mogelijkheid is voor een nagesprek. De knelpunten daarentegen zijn de prijzen, de verschillen in subsidiëring, de zware thematieken van de sector en de emotionele druk van het vragen naar eenzelfde tolk. De tolkendienst vraagt zich af of deGGZ- sector zich bewust is van de problemen voor de tolken zoals hierboven vermeld. Men is ook benieuwd of de GGZ-voorzieningen misschien voorkeur geven aan het werken met intercultureel bemiddelaars in plaats van tolken en of zij een deontologisch correcte oplossing kunnen bieden voor de nagesprekken waar tolken naar vragen? Evolutie in de geestelijke gezondheidszorg De geestelijke gezondheidszorg is een dynamische sector die steeds op zoek gaat naar een betere afstemming van het zorgaanbod op de behoeften van personen met psychische problemen. Met ‘Artikel 107’ wordt een nieuw model geïntroduceerd.In dit nieuwe model gaat men op zoek naar een betere afstemming door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken. Deze realisatie zal leiden tot een hervorming van het bestaande juridische kader betreffende programmatie, erkenning, financiering, terugbetaling van het gebruik van het ggz-aanbod en de patiëntenrechten. Het zorgaanbod moet geleidelijk aangepast worden binnen aanvaardbare voorwaarden voor iedereen die werkzaam is in de gezondheidszorg, opdat de complementariteit binnen het zorgaanbod versterkt zou worden. 7
In de te creëren zorgcircuits en netwerken zullen ten minste volgende kernfuncties uitgebouwd worden: 1. Activiteiten inzake preventie, promotie van de ggz, vroegdetectie en screening en diagnosestelling. 2. Ambulante intensieve behandelteams voor zowel acute als chronische psychische problemen. 3. Rehabilitatieteams die werken rond herstel en sociale inclusie. 4. Intensieve residentiële behandelunits voor zowel acute als chronische psychische problemen wanneer een opname noodzakelijk is. 5. Specifieke woonvormen waarin zorg kan worden aangeboden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu hiertoe niet in staat is. Het is belangrijk om deze evolutie in rekening te brengen in deze inventarisatie. Cultuur sensitieve zorg moet meteen opgenomen worden in dit nieuwe model. Er werd de voorzieningen dan ook gevraagd hoe zij cultuur sensitieve zorg zien in het kader van dit artikel 107 en dus binnen de vermaatschappelijking van de zorg. Conclusie De bovenstaande informatie heeft tot het opzet van deze inventarisatie van cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg in West-Vlaanderen geleid. Vanuit de vragen en verhalen van het Rode Kruis, de opvangcentra en de tolkendienst werd besloten om de huidige aanpak van cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg in WestVlaanderen in kaart te brengen. Hoe pakt de sector deze zorgverlening concreet aan? Welke knelpunten komen steeds opnieuw naar voor? Voor welke uitdagingen staat de cultuursensitieve zorg? Naar wat kan dit leiden in de toekomst? Is er in die toekomstvisie ook een plaats en een opdracht voor het overlegplatform? Antwoorden vinden op deze vragen was niet vanzelfsprekend. Alle verzamelde kennis van ervaringen en praktijken brachten we in kaart om cultuur sensitieve zorg binnen de geestelijke gezondheidszorg verder vorm te geven en in te kleuren.
8
Methodologie Kwalitatief onderzoek Om een inventarisatie te maken van de cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg werd gekozen voor een enquête/interview met de verschillende actoren. Deze keuze werd gemaakt omdat de onderzoeksvragen eerder subjectief van aard zijn: stimulerende en belemmerende factoren in de werking met migranten bijvoorbeeld. Daarnaast is het, gezien de verscheidenheid van de voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg, zeer belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de specifieke contexten. Bijgevolg kunnen resultaten niet veralgemeend worden. Strategie Als strategie werd dan ook het semigestructureerd interview naar voor geschoven. In een semigestructureerd interview wordt een structuur opgezet waarbij de hoofdvragen vooraf worden vastgelegd. De respondent kan in zijn eigen woorden antwoorden en er kunnen bijvragen worden gesteld ter verduidelijking. Op deze manier is het mogelijk om kwalitatieve informatie te verzamelen met voldoende diepgang. Er wordt recht gedaan aan de eigenheid van de geïnterviewde en alle relevante onderwerpen worden in de hoofdvragen vastgelegd. Aldus worden de respondenten van de verschillende voorzieningen aangemoedigd om de opvattingen en percepties van hun ervaringen duidelijk te maken. De vastgelegde hoofdvragen zorgen voor een structuur die enige vergelijking mogelijk maakt. Uiteraard is het belangrijk dat de persoon die de interviews afneemt zijn objectiviteit kan bewaken. Afbakening van de doelgroep Gezien het doel van deze inventarisatie, een overzicht van cultuur sensitieve zorg in de GGZ in WestVlaanderen, wordt er voor gekozen om alle leden van het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg West-Vlaanderen aan te schrijven: - Centra Geestelijke Gezondheidszorg - Initiatieven Beschut Wonen - Psychiatrische Afdelingen van Algemene Ziekenhuizen - Psychiatrische Ziekenhuizen - Psychiatrische Verzorgingstehuizen - Voorziening met een RIZIV-conventie De leden werden aangeschreven en gevraagd een medewerker aan te duiden die binnen de voorziening het meest betrokken is bij de cultuur sensitieve zorg in de voorziening. Met deze sleutelfiguur werd telefonisch een afspraak gemaakt. Aan de voorzieningen die niet hadden gereageerd werd om te motiveren waarom zij liever niet wilden meewerken. Op deze manier probeerden we ook de oorzaak te achterhalen van het niet deelnemen van bepaalde voorzieningen. Een overzicht: CGG (4) IBW (10) PAAZ (11) PZ (7) PVT (4) RIZIV (5)
Interview 3 1 3 5 (2) 2
Schriftelijke reactie 0 5 0 1 0 1
Geen reactie 1 5 8 1 2 2
9
Opbouw van het interview en analyse van de gegevens Het interview werd opgebouwd vanuit de onderzoeksvragen. Op basis van de hoofdvragen werden verschillende deelvragen geformuleerd die peilen naar de bevindingen en ervaringen bij de medewerkers van de voorzieningen. De antwoorden op deze vragen zouden voldoende moeten zijn om tot een antwoord op de hoofdvragen te komen. Het interview vindt u in bijlage 1, p. 21. De verschillende deelvragen werden aan de hoofdvragen gekoppeld. Op basis daarvan werd getracht om de hoofdvragen in te vullen. Per hoofdvraag werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten voorzieningen. Dit is essentieel gezien de onvergelijkbaarheid van de voorzieningen: ambulant of residentieel, doelgroep, grootte van de voorziening, ligging, … Met deze factoren werd dan ook rekening gehouden bij het beoordelen van de antwoorden. De te beantwoorden hoofdvragen: Hoe benaderen de verschillende voorzieningen de problematiek van cultuur sensitieve zorg in de GGZ? In welke mate komen de voorzieningen met asielzoekers en vluchtelingen in contact? Hoe gaan zij met deze groep aan de slag? Wat zijn de goed-werkende elementen van hun aanpak? Welke elementen hebben een nadelige en belemmerende werking op aanpak? Op welke vlakken hebben de voorzieningen nood aan ondersteuning inzake cultuur sensitieve zorg? Hoe zien de voorzieningen de toekomst met betrekking tot cultuur sensitieve zorg?
10
Resultaten De resultaten worden vraag na vraag besproken. Per vraag worden de verschillen tussen de voorzieningen in kaart gebracht. In de bespreking van de resultaten van de interviews zullen de Initiatieven Beschut Wonen niet worden meegenomen. Zes van de elf Initiatieven Beschut Wonen uit West-Vlaanderen reageerden op onze oproep. Zij brachten allen dezelfde boodschap: “Wij hebben in onze voorzieningen nog nooit aanvragen gehad van asielzoekers of vluchtelingen. Een enkele keer hadden we te maken met een allochtoon, maar die was eigenlijk als Belg opgegroeid, waardoor we geen culturele verschillen merkten.” Ook de Psychiatrische verzorgingstehuizen komen binnen deze bespreking niet als afzonderlijke groep aan bod. Soms maakt het PVT echter deel uit van het Psychiatrische Ziekenhuis. Indirect zit de stem van twee van de vier PVT’s dus wel verwerkt, maar is er enige voorzichtigheid geboden om conclusies te trekken voor deze groep. Wat verstaan de verschillende voorzieningen onder ‘cultuur sensitieve zorg’? De verschillende soorten voorzieningen definiëren cultuur sensitieve zorg op een gelijkaardige manier, maar beklemtonen soms verschillende factoren. Deze klemtonen zijn niet specifiek verbonden met het soort voorziening. Het volgende antwoord geeft de kern van de verschillende antwoorden weer: “Aanbieden van kwalitatieve zorg die optimaal afgestemd is op cultuurelementen die belangrijk kunnen zijn en een impact kunnen hebben op de effectiviteit van zorg” Daarbij aansluitend wordt vaak beklemtoond dat steeds moet worden vertrokken vanuit het referentiekader van elke individuele patiënt. Er moet een individueel zorgmodel ontworpen worden voor elke patiënt. Bij elke hulpvraag staat de concrete persoon en zijn context, zijn referentiekader centraal. Daarnaast is het opmerkelijk dat in hun definiëringen ook vaak wordt verwezen naar het soort culturele verschillen: van nationaliteit, taal, verblijfsstatuut en etniciteit tot normen, waarden, opvattingen. Cultuur is met andere woorden een ruim en veelomvattend begrip waar de geïnterviewde voorzieningen oog voor hebben. Tot slot wordt ook in een paar interviews aangegeven dat er bij cultuur sensitieve zorg rekening moet worden gehouden met zowel cliënt als begeleider. Het verlenen van zorg waarin men gevoelig is voor verschillende cultuurelementen, leidt tot het zoeken naar een evenwicht: hoe passen we deze gevoeligheid in ons regulier aanbod in en streven we terzelfdertijd naar een zorg op maat. In welke mate komt men binnen de voorziening met asielzoekers en vluchtelingen in contact? Kwantitatieve gegevens over het aantal asielzoekers en vluchtelingen in een voorziening moeten “geschat” worden: er worden namelijk geen afzonderlijke cijfers over hulpvragen en hulpverlening aan deze doelgroep bijgehouden. Procentuele aandelen zijn dus slechts een benadering. De mate waarin de bevraagde voorzieningen in contact komen met asielzoekers en vluchtelingen verschilt naargelang het soort voorziening. De soort voorzieningen worden dan ook apart besproken. 1. De centra voor geestelijke gezondheidszorg menen dat asielzoekers en allochtonen ongeveer 1% van hun patiënten uitmaken. Dat is weinig en toch brengt het werken met deze doelgroep veel frustraties met zich mee. Men beschikt niet over voldoende contextgegevens om hun therapieën haalbaar te maken. Dit leidde reeds in één CGG tot het weigeren van mensen uit deze doelgroep omdat men toch al enkele negatieve ervaringen had gehad: misbruik van 11
“psychiater-uren” voor het bekomen van een medisch attest. Bovendien verloopt het ook in de praktijk niet goed. Mensen zitten te wachten in de wachtkamer en weten niet goed hoe het dan verder met hen gaat. Vaak komt men ook niet opdagen en is het door de taalbarrière keer op keer een strijd om een afspraak te kunnen maken. Er komen bij de CGG’s wel veel vragen binnen, maar men kan niet op al die vragen ingaan. De vragen variëren van de zoektocht naar een medisch attest tot somatische problemen en post-traumatische stress-stoornissen. Hulpverlening aan asielzoekers, vluchtelingen en allochtonen is echter geen prioriteit in de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. 2. De psychiatrische ziekenhuizen geven op hun beurt aan dat ook zij niet vaak in contact komen met asielzoekers, vluchtelingen en allochtonen binnen hun voorzieningen. Het gaat slechts over enkele mensen per jaar. Deze personen komen in de residentiële voorzieningen terecht via crisiszorg en gedwongen opname. Er wordt aangegeven dat het vaak om zware psychiatrie gaat, maar dat er ook soms mensen zijn die op zoek zijn naar de invulling van de basisbehoeften die een residentiële setting kan bieden. 3. De bevraagde personen van de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen gaven mee dat 5 tot 10% van de mensen op de afdeling asielzoeker, vluchteling of allochtoon zijn. Ze komen het vaakst aankloppen met posttraumatische stressstoornissen, maar kunnen dit zelf niet verwoorden. Men komt met allerlei klachten zoals hoofd-, buik- en spierpijn. Een belangrijke opmerking daarbij is dat de mensen niet geholpen zijn met deze eenmalige meldingen. 4. Tot slot geven ook de voorzieningen met een RIZIV-conventie aan dat slechts 1 tot 5% van hun patiënten tot de doelgroep behoort. De hulp die ze aan deze mensen verlenen bestaat uit het bieden van medische ondersteuning, het vervullen van basisbehoeftes en de bijstand voor praktische regelingen. Deze voorzieningen bieden ook psychische begeleiding aan, maar men ervaart dat de hulpverlening vaak niet tot dat niveau doorgroeit. Uit de bovenstaande gegevens kunnen we concluderen dat er niet veel asielzoekers en vluchtelingen in de West-Vlaamse voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg belanden. Er moet wel opgemerkt worden dat alle voorzieningen reeds cultuur sensitief werken met allochtonen die reeds langer in het land verblijven. Ondanks hun betere integrering (bvb. Op vlak van taal en verblijf), moet ook bij hen rekening worden gehouden met hun culturele achtergrond. Hoe gaan de voorzieningen aan de slag met mensen uit deze doelgroep? Met de definiëring van cultuur sensitieve zorg en de mate waarin de bevraagde voorzieningen contact hebben met asielzoekers en vluchtelingen, bekijken we hoe men met mensen uit deze doelgroep aan de slag gaat. Verloopt de aanmelding, het contact en de aanpak hetzelfde als bij autochtonen of zijn er specifieke elementen die de aanpak kenmerken? 1. Twee derde van de bevraagde CGG’s neemt asielzoekers en vluchtelingen op in screenings en intake-commissies, net zoals alle andere hulpvragers. Bij de opstart van therapie botst men echter al snel op de taalbarrière en de daaropvolgende praktische moeilijkheden. Op dat moment moeten oplossingen gezocht worden die men bij autochtonen niet hoeft aan te wenden. Het afsprakensysteem vraagt bijkomende uitleg, men zoekt hulp bij tolken of men verwijst door naar regio’s waar men wel aan de slag kan ondanks de barrières. Over het werken met tolken lopen de standpunten uiteen. Er zijn zowel voor- als nadelen aan verbonden. Begrijpbaarheid? Emoties? Neutraliteit? Vertrouwen? Voor één CGG zorgen de belemmerende factoren zoals het taalprobleem, het vrijstellen van personen met expertise en de vereiste tijd voor bijscholen er voor dat men de hulpverlening niet meer opstart 12
voor asielzoekers en vluchtelingen. Men vraagt zich af of het niet beter is om te werken met intercultureel bemiddelaars: brugfiguren die ook met inhoudelijke elementen aan de slag gaan. Alle centra hebben samenwerkingsverbanden met andere diensten, maar deze zijn niet altijd even goed. Men geeft aan dat de afstemming tussen de verschillende diensten (CGG, tolkendienst, OCMW, rode kruis, CAW) altijd beter kan, een regio gebonden opdracht. 2. De residentiële voorzieningenproberen de opnames van asielzoekers te beperken in duur omdat men de essentie van de therapie niet kan aanbieden omwille van taal- en cultuurbarrières. Men gaat op zoek naar de therapie waar men, ondanks de barrières, toch het meeste vooruitgang kan mee boeken. Dit leidt vaak tot een medicamenteuze therapie. Er wordt ook gezocht of vertrouwenspersonen kunnen ingeschakeld worden en of er een netwerk bestaat waarop de persoon kan terugvallen. Hiervoor doet de sociale dienst van de voorzieningen een beroep op de eerstelijnsvoorzieningen. Men haalt ook vaak het probleem van beeldvorming aan. De hulpvragers kennen de sector niet, kunnen hun klachten niet formuleren en uiten hun problemen ook op een andere manier. Er is op verschillende vlakken nood aan afstemming tussen de voorziening en de hulpvrager. Niet alle voorzieningen werken met een tolk, omwille van de eerder vermelde voor- en nadelen. Elke residentiële voorziening benadruk het belang van een individueel traject, zoals dat ook voor autochtonen gebeurt. 3. De psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen gaan op dezelfde manier aan de slag zoals bij autochtone patiënten. Er worden wel tolken ingeschakeld wanneer dat nodig is en daar is men positief over. Daarnaast haalt men ook wel aan dat de asielzoekers en vluchtelingen zich geen beeld kunnen vormen over de hulpverleningssector en dat ze ook hun eigen problemen niet correct kunnen weergeven. Daardoor heeft men op deze afdelingen wel eens het gevoel dat de mensen niet geholpen kunnen worden zoals het hoort. 4. Het verhaal van de voorzieningen met een RIZIV-conventie is een verhaal apart omdat zij hun werking niet veel hoeven aan te passen aan asielzoekers en vluchtelingen. Hun diensten zijn zeer laagdrempelig georganiseerd voor iedereen. Af en toe is het wel nodig om nieuwe werkwijzen te zoeken en extra opzoekingswerk te doen. Bij elke hulpvraag wordt de hulpverlening opgestart en probeert men af te stemmen tussen cliënt en hulpverlener. Dit lukt omdat men vaak niet tot op het niveau van de geestelijke hulpverlening komt. Welke elementen in de aanpak hebben positieve invloed op het werken met allochtonen en asielzoekers? Nadat de voorzieningen hun aanpak beschreven, werd hen gevraagd om te duiden welke elementen in hun aanpak succesvol zijn. Algemeen, over de voorzieningen heen, kwam één aspect blijvend naar boven: het belang van een open en respectvolle houding. Daaronder verstonden de geïnterviewden onder andere voeling hebben met cultuur van asielzoekers, vluchtelingen en allochtonen en de gewoontes van die cultuur, respect hebben voor hun tempo en luisteren naar hun ideeën en visie. De intercultureel bemiddelaars van de Psychiatrische Afdelingen van Algemene ziekenhuizen beklemtonen dat het werken met tolken ook een positieve invloed heeft op hun werking en ze op die manier toch hulp kunnen bieden aan mensen, ondanks de taalbarrière. Het werken met tolken wordt in geen enkel van de ander geïnterviewde voorzieningen aangegeven als eenduidig positief element. Ook de ambulante voorzieningen (Centra Geestelijke Gezondheidszorg en voorzieningen met een RIZIVconventie) benadrukken verschillende elementen. De CGG’s geven volgende aandachtspunten mee:
13
• extra competenties, kennis en vaardigheden zijn essentieel om op een succesvolle manier hulp te verlenen aan allochtonen en asielzoekers. Kennis over wettelijke mogelijkheden zijn bijvoorbeeld interessant. • daarnaast verwijzen alle meewerkende CGG’s naar het belang van ondersteuning van de eerstelijnsvoorzieningen. Ze vinden dat het geven van advies en consulten aan deze voorzieningen nuttig zijn omdat de stap voor de allochtonen en asielzoekers minder groot is en er sneller kan worden ingegrepen als er signalen tot nood aan hulp worden opgevangen en opgemerkt. Ze vinden het dan ook belangrijk dat dit gebeurt binnen een netwerk van voorzieningen, zoals oa. CAW, OCMW,… De geïnterviewde voorzieningen met een RIZIV-conventie geven aan dat hun sterke punt in de werking met allochtonen en asielzoekers hun flexibiliteit is. Hun drempel is zeer laag door de vlotte toegang, ruime openingsuren en de mogelijkheid om hulp te krijgen zonder zich officieel kenbaar te maken. Ook de werknemers zijn zeer flexibel en doen zelf veel vergelijkingswerk om bij te leren en steeds beter hulp te kunnen verlenen. Tot slot gaven ook de Psychiatrische centra en ziekenhuizen een aantal factoren aan die het werken met mensen uit de doelgroep binnen hun residentiële voorziening positief beïnvloeden. Het is hun residentiële kenmerk dat er voor zorgt dat aan de basisbehoeften (eten, drinken, dak boven het hoofd, warmte) van mensen kan voldaan worden en zij zo even tot rust kunnen komen. Daarnaast geven ze aan dat zij in de loop der jaren, elk met hun eigen methodiek, expertise hebben verworven. Zo vinden ze door hun ervaring met de aangeboden behandelingen ook manieren om deze aan de doelgroep te geven. Één ziekenhuis gaat bewust om met profielwerking van medewerkers en integreert dit ook in de behandeling van mensen. Ze benutten de diversiteit van het personeel om met de diversiteit van hun patiënten om te gaan. We kunnen concluderen dat stimulerende elementen kunnen verschillen naargelang de soort voorziening en de soort hulp die kan worden geboden. Slechts één aspect is algemeen en een basisvoorwaarde om op een geslaagde manier hulp te verlenen: een open en respectvolle houding. Dit is zo bij alle cliënten en patiënten, maar vraagt bij deze doelgroep toch soms een aanpassing. De overige stimulerende elementen zijn dus: o Werken met tolken o Bezitten van extra competenties, kennis en vaardigheden o Ondersteunen van eerstelijnsvoorzieningen o Flexibiliteit o Voorzien in basisbehoeften o Hebben van expertise Welke elementen hebben een nadelige en belemmerende werking op hulpverlening aan allochtonen en asielzoekers?
de aanpak van de
Naast de positieve factoren in de aanpak, zijn er ook een groot aantal factoren die de werking belemmeren. 1. De eerste en meeste vermelde factor is de taalbarrière. Niet vlot kunnen communiceren met cliënten/patiënten is een grote barrière omdat hulpverlening in de GGZ net heel erg steunt op het communicatieve. Het werken met tolken wordt vaak als onvoldoende bevonden. Gesprekken blijven te oppervlakkig, nemen veel tijd in beslag en er zijn heel wat valkuilen: misverstanden, mogelijke band tussen tolk en cliënt,… Vaak moet men dan terugvallen op beeldende methodieken, maar ook dit is niet vanzelfsprekend. 2. Daarnaast staat de factor gebrekkige therapietrouw. Alle voorzieningen kaarten dit belemmerende aspect aan. Voor sommigen is het een reden om niet met de doelgroep aan de 14
slag te gaan, andere hulpverleners blijven achter met een slecht gevoel: was het niet duidelijk? Doen we voldoende? Zijn ze het land uitgezet? Een combinatie van beide factoren leidt dan ook tot heel wat praktische beslommeringen. Het is niet evident om afspraken te maken, tolken te regelen en dit alles opnieuw te moeten doen als de cliënt niet komt opdagen. 3. Een derde belemmerende factor is het omgaan met de culturele verschillen in de hulpverlening. De bevraagde voorzieningen geven aan over niet voldoende kennis van andere culturen te beschikken. Elementen zoals man-vrouw-verhoudingen, belang van familie, seksualiteit, godsdienst, omgaan met medische problemen, worden in verschillende culturen op andere manier geïnterpreteerd. Het is echter belangrijk om daar notie van te hebben om te weten welke methodieken men kan gebruiken. 4. De ambulante voorzieningen kaarten ook aan dat asielzoekers en vluchtelingen geen goed zicht hebben op hoe de sector geestelijke gezondheidszorg in elkaar zit en met welke problemen ze daar terecht kunnen. Deze mensen zijn in de eerste plaats op zoek naar basisveiligheid. De hulpverleners geven aan dat deze basisbehoeften ook eerst vervuld worden, vooraleer men kan overgaan tot geestelijke begeleiding. 5. Tot slot zijn er nog enkele belemmerende factoren die in de interviews aan bod zijn gekomen, maar niet bij elke voorziening. Zo wordt het gebrek aan voldoende middelen en geld door verschillende voorzieningen aangekaart. Asielzoekers en vluchtelingen beschikken niet over voldoende geld om een residentiële behandeling te betalen. Maar ook voorzieningen geven aan niet over voldoende middelen te beschikken om mensen met zeer specifieke noden te kunnen behandelen. Daartoe zou men over meer tijd en personeel moeten beschikken. 6. De lange wachtlijsten werden ook aangekaart, maar men gaf aan dat dit een algemeen probleem is in de sector en niet specifiek voor de hier beschreven doelgroep. Toch wordt aangegeven dat asielzoekers en vluchtelingen sneller uit de boot vallen door deze lange wachtlijsten. Op welke vlakken is er nood aan ondersteuning met betrekking tot cultuur sensitieve zorg? De gehele bevraging staat in het teken van het in kaart brengen van de situatie cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg in West-Vlaanderen. Niet enkel feiten zijn daarbij belangrijk, maar ook ervaringen en gevoel. Van daaruit werd ook nagegaan hoe hoog de nood aan ondersteuning is om cultuur sensitieve zorg te verlenen en op welke vlakken deze nood zich situeert. Ongeveer een derde van de bevraagde voorzieningen geeft aan geen nood te hebben aan ondersteuning inzake cultuur sensitieve zorg. Deze voorzieningen zeggen dat zij er in slagen om succesvol hulp te verlenen aan de weinige asielzoekers en allochtonen die zij jaarlijks in behandeling hebben. Daarnaast verwijst men ook naar de regio’s waarin organisaties zich bevinden en de soort voorziening: ambulant of residentieel. Residentiële voorzieningen bevinden zich op de derde lijn en zijn daardoor op zich al minder toegankelijk. De ambulante voorzieningen geven aan dat de vraag naar hulp sterkt verschilt naargelang de regio waarin ze zich bevinden. Indien er hulp wordt gevraagd en geboden lukt dit met de huidige kennis en expertise van het team en heeft men geen verdere nood aan ondersteuning. Het overige deel van de bevraagde voorzieningen (2/3) geeft aan wel nood te hebben aan deskundigheidsbevordering en ondersteuning inzake cultuur sensitieve zorg. 1. Ten eerste heeft men nood aan kennis over verschillende culturen en de elementen die daar bij horen. Het verwerven van deze kennis en daarin ondersteund worden kan bovendien sensibiliserend werken en de gevoeligheid voor mensen uit een andere cultuur aanzwengelen.
15
2. Op de tweede plaats zou het ook een steun betekenen als voorzieningen informatie en opleiding zouden kunnen krijgen over methodieken die geschikt zijn voor het werken met asielzoekers en allochtonen. Welke methodieken kunnen bijvoorbeeld taalbarrières, gebrekkige therapietrouw en culturele verschillen overwinnen? 3. Tot slot wordt aangegeven dat in West-Vlaanderen een hoge nood is aan netwerkvorming voor cultuur sensitieve zorg binnen de geestelijke gezondheidszorg. De bevraagden leggen verschillende accenten over hoe dat netwerk er moet uitzien en wat er aan bod moet komen. Welke partners moeten in dit netwerk zitten? Moeten dat mensen van het beleidsniveau zijn of de hulpverleners zelf? Moet deze netwerken op regionaal of provinciaal niveau gevormd worden? Moeten in dit netwerk organisatorische en financiële mogelijkheden besproken worden of moet er eerst aan visievorming worden gewerkt? Kunnen we binnen dit netwerk informatie en ervaringen uitwisselen en elkaar aanspreken ter ondersteuning? De meerderheid van de bevraagde voorzieningen geeft dus aan nood te hebben aan ondersteuning en dit op verschillende vlakken. Gezien de aard van de noden is het opportuun om binnen de sector geestelijke gezondheidszorg na te denken over hoe die ondersteuning kan geboden worden en vorm kan krijgen. Het ondersteunen van de voorzieningen kan ook het startpunt zijn voor het uitbouwen van een betere samenwerking tussen de partners die met asielzoekers en allochtonen te maken krijgen. Hoe zien de voorzieningen de toekomst met betrekking tot cultuur sensitieve zorg? Bovenstaande vraag vond men niet eenvoudig om te beantwoorden. Er werd gevraagd de link te leggen met artikel 107, een nieuw model voor de geestelijke gezondheidszorg. In dit model worden zorgcircuits, zorgnetwerken en vijf sleutelfuncties naar voor geschoven (www.psy107.be).De invoering en de werking van dit model staat echter nog niet op punt. Vanuit de voorzieningen met een RIZIV-conventie wordt benadrukt dat er dringend nood is aan een mentaliteitsverandering. De bevraagde PAAZ-afdelingen geven aan dat er signalen uit de eerste lijn moeten worden opgepikt en dat informatie uit de thuiscontext nuttig kan zijn om hulp te verlenen. Op dit elan gaan de CGG’s verder. Zij beklemtonen het belang van de samenwerking met de eerste lijn. Dit past binnen de eerste functie van artikel 107: preventie, vroegdetectie en vroeginterventie. De rijkdom en meerwaarde van face-to-face-contacten moet benut worden en consult en adviesverlening moeten een centrale plaats krijgen in de hulpverlening aan asielzoekers en allochtonen. Voorafgaand aan deze functie is er nood aan regionaal overleg. Er is nood aan visievorming en expertise. Eenmaal dat op punt staat, kan gewerkt worden aan de integratie ervan in de praktijk via de eerste functie van artikel 107. De bevraagde psychiatrische ziekenhuizen voegen hier nog enkele kritische opmerkingen aan toe. Ambulante teams verlagen de drempel, oa. financieel, maar men is ook bezorgd: chronische zorg mag en kan niet verdwijnen. Bovendien zal het geen evidentie zijn voor de ambulante teams om ingangspoortjes te vinden bij de beoogde doelgroep: waar kunnen we hen vinden? Zullen we hen kunnen benaderen? Hoe doen we dit het best? Tot slot wordt benadrukt dat de eerste lijn moet bevraagd worden. Wat ervaren zij? Dit is belangrijk om ondersteunend te kunnen werken voor de eerste lijn. Ook zelfreflectie dis geboden: in welke mate hebben wij eigenlijk expertise in cultuur sensitieve zorg? Wat is onze expertise met betrekking tot hulpverlening aan asielzoekers en allochtonen eigenlijk waard? De bevraagde voorzieningen hebben dus nog heel wat vragen over de toekomst van cultuur sensitieve zorg. Er moet nog aan visievorming worden gedaan, en dit binnen een veranderende context in de geestelijke gezondheidszorg.
16
Conclusie Algemene opmerkingen Er kunnen bij deze inventarisatie enkel algemene opmerkingen gemaakt worden. In de eerste plaats is duidelijk geworden dat vluchtelingen en asielzoekers niet goed vertegenwoordigd zijn in de geestelijke gezondheidssector in West-Vlaanderen. Enkele elementen illustreren dit gegeven. Zo hebben de voorzieningen geen cijfers ter beschikking waarop ze zich kunnen baseren. Het gaat steeds om ongeveer 1%, om ongeveer een tiental mensen per jaar. Daarnaast is het ook tekenend dat heel wat voorzieningen niet in deze inventarisatie vertegenwoordigd zijn. Zij werkten niet mee of lieten weten dat zij nog nooit hulp verleenden aan asielzoekers of vluchtelingen. Het gaat dan vooral over de Initiatieven Beschut Wonen, de Psychiatrische Verzorgingstehuizen en de Psychiatrische Afdelingen van Algemene Ziekenhuizen. In de tweede plaats is het duidelijk geworden dat de ervaringen van de Rode Kruis-centra en de tolkendienst niet overeenstemmen met de ervaringen van de GGZ-voorzieningen. De bevraagde voorzieningen hebben bijvoorbeeld zeer weinig tot niet te maken met vluchtelingen en asielzoekers. Er wordt dan ook geen prioriteit van gemaakt. Dit staat echter in schril contrast met de hoeveelheid psychische hulpvragen van bewoners uit asielcentra waar het centrumteam niet zelf mee aan de slag kan. Doordat de voorzieningen niet veel migranten onder hun cliënten/patiënten hebben, probeert men ook gewoon zelf oplossingen te zoeken. De enorme hoeveelheid kennis en ervaring die de medewerkers van de voorzieningen bezitten, tracht men te transformeren naar de enkele specifieke hulpvragen van mensen uit die doelgroep. De Rode Kruis centra menen echter hulp te kunnen bieden vanuit hun kennis van hun bewoners en hun culturen en vinden dit ook nodig aangezien veel bewoners niet terecht kunnen in de voorzieningen. Ondanks het feit dat de voorzieningen binnen hun kunnen naar oplossingen zoeken, geven twee-derde van hen toch aan dat zij baat zouden hebben bij ondersteuning. Er is bijvoorbeeld nood aan kennis over verschillende culturen, nood aan kennis van gepaste methodieken, nood aan informatie en opleiding en nood aan netwerkvorming. Elementen die ook door het Rode Kruis worden beklemtoond. Tot slot geven zowel de stimulerende als de belemmerende aspecten stof tot nadenken. Zowel de bevraagde voorzieningen als de asielcentra van het Rode Kruis zijn op zoek naar antwoorden. Op welke manier kunnen de volgende elementen gebruikt of overwonnen worden om tot een succesvolle psychische hulpverlening te komen: • het werken vanuit een open, respectvolle en cultuur sensitieve houding • het efficiënt werken met tolken • het verwerven van de juiste kennis en vaardigheden • het creëren van goede samenwerkingsverbanden en ondersteuningsnetwerken • het antwoord op de vraag hoe we de vluchtelingen en asielzoekers zo sterk mogelijk kunnen maken in het hier en nu. Beperkingen van het onderzoek Uiteraard moeten we bij de interpretatie van de resultaten van het onderzoek rekening houden met de representativiteit van de bevraagde voorzieningen uit de sector. Er zijn ook heel wat voorzieningen die niet hebben deelgenomen aan deze denkoefening. Bovendien is het belangrijk te weten dat van elke bevraagde voorziening slechts één of twee personen werden geïnterviewd. Deze personen verzamelden de ervaringen van hun collega’s.
17
Aanzetten voor de toekomst In deze inventarisatie werd heel wat informatie verzameld van verschillende partijen die instaan voor de hulpverlening aan migranten. Cultuur sensitieve zorg werd zo goed als mogelijk in kaart gebracht. Het is duidelijk geworden dat er nog veel mogelijkheden zijn om cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg in West-Vlaanderen te optimaliseren. In de eerste plaats is er nood aan cijfergegevens om effectieve conclusies te trekken. Om aan de noden tegemoet te komen zou het nuttig zijn dat deze cijfers regio-gebonden worden verzameld zodat een gepaste hulpverlening op touw gezet kan worden. Regio-gebonden overleg, lokaal netwerken, ten tweede, kan zeer nuttig zijn. In dit overleg kunnen de verschillende partners die aan de slag gaan met asielzoekers en vluchtelingen samen rond de tafel zitten om hun hulpverlening op elkaar af te stemmen. Hoe kunnen de verschillende partners elkaar ondersteunen en aanvullen? Daartoe moet misschien eerst aan visievorming worden gedaan, daar tijdens de inventarisatie ‘een mentaliteitsverandering’ regelmatig aan bod kwam. Verschillende partners zouden samen kunnen werken aan de invulling van een cultuur sensitieve houding. De visietekst die Zorgnet Vlaanderen publiceerde zou daarbij als vertrekpunt kunnen dienen (http://www.zorgnetvlaanderen.be/Documents/Ethisch%20advies%2015b.pdf). Na een proces van visievorming, zou men ook kennis en ervaringen, best practices, kunnen uitwisselen. Mind spring, het psycho-educatief programma dat in 2012 ook in West-Vlaanderen van start gaat (bijlage 4, p. 29), zou op een dergelijk overleg voorgesteld en besproken kunnen worden. Bovendien kan dit misschien deuren openen naar andere projecten. Omdat een dergelijk overleg een extra tijdsinvestering vraagt, kan een online-volgsysteem van migranten in begeleiding een oplossing bieden. De partners uit het samenwerkingsverband kunnen op deze manier ten allen tijde informatie over de persoon aanvullen en raadplegen. Tot slot is het, zoals het ook in de inventarisatie van het Rode Kruis werd aangegeven belangrijk dat de verschillende initiatieven voor cultuur sensitieve zorg worden gecoördineerd. Een coördinator zou de verzamelde cijfergegevens kunnen verwerken en de overleggroepen aansturen en begeleiden. Daarnaast zouden de verschillende voorzieningen bij deze persoon terecht kunnen in hun zoektocht naar informatie. De coördinator zou dan op zijn beurt op zoek kunnen gaan naar de juiste bronnen (over culturele gebruiken, methodieken) en deze kennis verzamelen en bijhouden. Van daaruit zou bovendien vorming en opleiding kunnen worden georganiseerd. Het zou de start van een centraal West-Vlaams steunpunt voor cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg kunnen zijn. Mogelijke acties zijn dus o Het bijhouden van cijfergegevens over asielzoekers en vluchtelingen door voorzieningen en regionale overheden o Het opzetten van regiogebonden overleg o Werken aan visievorming o Uitwisselen van best practices o Het aanstellen van een coördinator die cultuur sensitieve zorg in de GGZ in West-Vlaanderen opvolgt en aanstuurt. Conclusie Deze inventarisatie heeft heel wat informatie opgeleverd en is stof voor discussie. Gaat het hier om cultuur sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg of spreken we eerder van geestelijke gezondheidszorg binnen de cultuur sensitieve zorg? Stefanie Van Hauwaert 30 december 2011. 18
Bronnen Lezing Francine Dal (Netwerkdag psychopathologie bij vluchtelingen) “Herkenning en begeleiding van trauma bij vluchtelingen.” Lezing Steunpunt Cultuur Sensitieve zorg CGG Brussel “Vluchten als identificatieproces: hoe kunnen we dit vanuit de hulpverlening overstijgen?” Rode Kruis Vlaanderen , Janssens et al (maart 2004) Onderzoek naar psychosociale en therapeutische hulpverlening aan asielzoekers. Rode Kruis Vlaanderen (april 2010) Inventarisatie: de doorverwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg binnen de opvangcentra van het Rode Kruis Vlaanderen. Studiedag Rode Kruis (01/12/11, Roeselare) “Samen Sterker: Bent u de versterkende schakel in de opvang van asielzoekers?” Studiedag Zorgnet Vlaanderen (14/10/11, Leuven) “Goede zorg bij etnisch-culturele diversiteit” www.cggz-brussel.be www.csz-antwerpen.be www.diversiteit.be www.fedasil.be www.odice.be www.rodekruis.be www.zorgnetvlaanderen.be
19
Bijlagen Bijlage 1: Interview Bijlage 2: Nuttige contactgegevens Bijlage 3: Inventarisatie: de doorverwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg binnen de opvangcentra van het Rode Kruis Vlaanderen: West-Vlaanderen Bijlage 4: Mind Spring: Wat?
20
Bijlage 1: Interview
Vragenlijst Cultuur Sensitieve Zorg Doel: Knelpunten en uitdagingen van Cultuur Sensitieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg WestVlaanderen inventariseren. Organisatie:________________________________________________________________________ Naam: ____________________________________________________________________________ Functie (+ toelichting): _______________________________________________________________ __________________________________________________________________________________
Vragenlijst: -
Wat is uw definitie van cultuur Sensitieve zorg?
-
Op welke manier hebt u er al mee te maken gehad? Hoe komt u in contact met asielzoekers en vluchtelingen?
-
Welke vragen/problemen komen het meest aan bod?
-
Wat is hun plaats binnen de ggz en meer specifiek, binnen jullie organisatie?
-
Zijn de vragen van deze doelgroep vergelijkbaar van de vragen van autochtonen of springen ze er uit? Wat is de reden daarvoor?
-
Leidt dit tot een verschil in aanmelding, contact en aanpak?
-
Zijn deze verschillen in strategie/aanpak noodzakelijk?
-
Is er sprake van wisselwerking met/beïnvloeding door de asielprocedures?
-
Kunt u de houding van de asielzoeker/vluchteling vergelijken met de houding van jullie centrum/dienst? (bereidheid hulp bieden vs. hulp zoeken en aannemen)
-
Aanpak o
Hoe gaan jullie te werk? Methode? Praktische aanpak?
o
Welke zorg wordt voorzien? Ambulant, dagopname, residentiële opname?
o
Wat zijn de positieve aspecten daarin?
o
Welke elementen belemmeren jullie plan van aanpak het meest?
21
o
In welke mate gaan jullie daar samenwerkingsverbanden voor aan?
-
-
•
Voor consultatie? voor therapie?
•
Krijgen tolken concrete informatie over de aard van het gesprek zodat ze zich kunnen voorbereiden?
•
Vinden jullie dat er ruimte moet zijn voor een nagesprek voor de tolk als er zware thematieken werden besproken? Kan dit op een deontologische correcte manier?
•
Keuze: tolken of interculturele bemiddelaars?
•
Komt het OCMW tussen?
Hebben jullie nood aan ondersteuning inzake CSZ? o
-
Doen jullie beroep op de tolkendienst:
In welke mate? En op welk vlak?
Mochten er middelen beschikbaar zijn, o
In welke mate zou u dan aandacht besteden aan Cultuur Sensitieve Zorg, zou u daar een prioriteit van maken?
o
Hoe zou je dit aanpakken, vorm geven en structureren?
Belangrijke kernelementen? Belangrijke werkpunten?
Belangrijkste weg te werken belemmeringen?
Grootste uitdaging? (vb bewaken kwaliteit? Financiering? Evolueren?)
Hoe ziet u Cultuur Sensitieve Zorg binnen het kader van artikel 107?
22
Bijlage 2: Nuttige contactgegevens Overlegplatform Geestelijke West-Vlaanderen
Gezondheidszorg www.op-wvl.be
[email protected] [email protected] Voorzieningen geestelijke gezondheidszorg West- Via: www.op-wvl.be Vlaanderen Rode Kruis www.rodekruis.be Asielcentrum Brugge
[email protected] Asielcentrum Menen
[email protected] Asielcentrum Wingene
[email protected] Sociaal tolkendienst West-Vlaanderen
[email protected] Mind Spring West-Vlaanderen
[email protected], www.desom.be Het Steunpunt cultuur sensitieve zorg Brussel www.cggz-brussel.be Het Oost-Vlaams diversiteitscentrum www.odice.be Het Antwerps netwerk cultuur sensitieve zorg www.csz-antwerpen.be Lisa Dikomitis (Onderzoek asielzoekers en
[email protected] vluchtelingen, Menen)
23
Bijlage 3: Inventarisatie: de doorverwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg binnen de opvangcentra van het Rode Kruis Vlaanderen: West-Vlaanderen
West-Vlaanderen Opvangcentrum Brugge a) Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) OC: De doorverwijzing van volwassenen naar het CGG Noord West-Vlaanderen is enkel mogelijk indien er een duidelijke psychiatrische diagnose is (doorverwijzing na opname). Kinderen worden niet naar het CGG doorverwezen. De missie van het CGG Noord West-Vlaanderen is de zorg aan personen met psychische, psychosociale en psychiatrische problemen. Er is een werking voor kinderen en jongeren, en voor volwassenen. Voor kinderen en jongeren wordt er de nadruk gelegd op de toegankelijkheid met respect voor de rechten van het kind.
b) Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) OC: Via de EPSI-afdeling wordt beslist of doorverwijzing kan. Het Sint-Jan ziekenhuis in Brugge heeft een afdeling psychiatrie en psychosomatiek en een Eenheid voor psychiatrische spoedgevalleninterventie (EPSI). Op de afdeling psychiatrie kunnen kinderen en jongeren, volwassenen en ouderen terecht voor ambulante behandeling, dagopname en kortdurende hospitalisatie. Sint-Lucas ziekenhuis - Kinder- en jeugdpsychiatrie zitten samen met het Sint-Jan ziekenhuis in een associatie KAS (Kinder- en jeugdpsychiatrische Afdelingen Samen in Brugge). c) Psychiatrisch ziekenhuis OC: Via de EPSI-afdeling worden bewoners doorverwezen naar het psychiatrisch ziekenhuis. In Sint-Michiels Brugge is het Onze Lieve Vrouw psychiatrisch ziekenhuis gevestigd. Het psychiatrisch ziekenhuis heeft vier afdelingen: verslaafdenzorg, psychosenzorg, ouderenpsychiatrie en persoonlijkheidsstoornissen en depressie. d) Hulpverlening alcohol- en drugproblematiek OC: De doorverwijzing verloopt vlot, en verdere opvolging is verzekerd. De Sleutel heeft een dagcentrum in Sint-Michiels Brugge. e) Vertrouwenscentrum kindermishandeling OC: Enkel telefonisch advies
24
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling West-Vlaanderen is een meldpunt voor alle mogelijke situaties van geweld op kinderen. Na aanmelding wordt er steeds een specifiek traject uitgewerkt. f)
Kind & Gezin
OC: Goede samenwerking g) Nationale doorverwijzingen OC: Er wordt vlot samengewerkt met CARDA en Solentra.
Doelstelling: • CAW en CGG opnieuw benaderen •
Vlotte opname op EPSI met doorstroming naar PAAZ of APZ
Opvangcentrum Wingene a) Centra Geestelijke Gezondheid (CGG) OC: Het centrum doet een beroep op het CGG van Tielt. De samenwerking verloopt nu goed, volgens bepaalde procedures. Wel is er een wachttijd van +/- 3 maanden. Het CGG Tielt behoort tot het CGG Mandel en Leie, met hoofdzetel in Kortrijk. Het CGG Beernem werkt enkel met de doelgroep daders van seksuele delicten. b) Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) OC: Het opvangcentrum heeft goede contacten met de psychiater en de doorverwijzing verloopt goed. Problemen zijn: beperkt aanbod (enkel medicatie), geen nazorg, werken met tolken is moeilijk tijdens opname, gebrekkige motivatie cliënt. Het Sint-Andries ziekenhuis in Tielt heeft een beperkte afdeling psychiatrie met één psychiater. c) Psychiatrisch ziekenhuis OC: Het opvangcentrum heeft reeds ervaring met enkele doorverwijzingen naar PZ in Brugge en Kortrijk. Bewoners haken vaak vroegtijdig af, maar de diensten staan open voor doorverwijzing. Kliniek Sint-Jozef in Pittem heeft vijf behandelafdelingen: depressie, jeugd, ouderen, ontwenning en revalidatie.
25
Het psychiatrisch ziekenhuis Sint Amandus in Beernem heeft een uitgebreid zorgaanbod: verslavingszorg, psychomentale zorg, crisisinterventie, ouderenzorg, psychosezorg, psychoorganische zorg, enz. d) Hulpverlening alcohol- en drugproblematiek OC: Doorverwijzingmogelijkheden zijn voor handen maar nog niet nodig gehad. Vzw Kompas is een opvangcentrum dat 24u op 24u open staat voor iedereen die problemen heeft door het gebruik van drugs. Ambulante begeleiding is mogelijk op de verschillende vestigingen tijdens de kantooruren (kantoren in Menen, Kortrijk, Roeselare …). Crisisbegeleiding is 24u op 24u beschikbaar in Kortrijk. In Brugge is er een dagcentrum van De Sleutel, eveneens voor de ambulante begeleiding van mensen met een hulpvraag omtrent illegaal druggebruik. e) Vertrouwenscentra OC: Geen goede samenwerking met het vertrouwenscentrum van Brugge. Zij zeggen geen of weinig ervaring met de doelgroep te hebben. Er is wel een goede samenwerking met het VK Gent en Leuven. f)
Nationale doorverwijzingen
OC: Goeie ervaring met CARDA, vast aanbod van Solentra. Aanbod van Solentra in het centrum werkt drempelverlagend. Enig nadeel bij opname CARDA is de afstand tijdens de weekends. g) Uitbouw netwerk OC: Netwerken gebeurt via CL, niet centrumarts.
Doelstelling: • CAW Tielt, CKG Brugge en CBJ Roeselare benaderen
Opvangcentrum Menen a) Centra Geestelijke Gezondheid (CGG) OC: Wisselend tot eerder slecht. Knelpunten: het taalprobleem, lange wachttijden. CGG krijgt nu subsidies voor tolken. Mensen moeten eerst langs CAW vooraleer doorverwijzen. CGG Mandel en Leie heeft een vestiging in Menen. Mensen met sociale problemen zonder ernstige psychische en/of psychiatrische problemen worden doorverwezen naar eerstelijnsdiensten. b) Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) OC: Beperkte ervaring mee, enkel na doorverwijzing via spoedgevallen.
26
Het Algemeen Ziekenhuis Groeninge te Kortrijk heeft een Eenheid voor Psychiatrische Spoedinterventie (EPSI), een afdeling gerontopsychiatrie, een niet-erkende psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis en een psychiatrisch dagziekenhuis De Bres. Het Heilig-Hartziekenhuis Roeselare-Menen heeft een psychiatrische afdeling. Opname gebeurt op de campus te Roeselare, consultatie van een psychiater is eveneens mogelijk via de campus te Menen. De afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie verleent enkel consultaties op de campus Roeselare. Dr. Luc Renier is consulterend geneesheer in het ziekenhuis, en hoofdgeneesheer in het Psychiatrisch Centrum. c) Psychiatrisch ziekenhuis OC: Moeilijker contact sinds nieuwe hoofdgeneesheer. Slechts één psychiater is bereid om te werken met mensen met een andere moedertaal. De tolk komt voor rekening van het OC. Het Psychiatrisch Centrum Onze-Lieve-Vrouw heeft een aantal afdelingen: opname en crisisopvang, 4 afdelingen voor voortgezette behandeling en begeleiding, een dagkliniek en een nachtkliniek. Opname is mogelijk na doorverwijzing via huisarts of psychiater Heilig-Hartziekenhuis. d) Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) OC: Zeer goede samenwerking, vlotte communicatie, snelle intake en opvolging, zorgen zelf voor tolken. CAW Stimulans biedt onderdak aan een JAC op haar campus te Menen. Daarenboven is er ambulante drugzorg voorzien, opvoedingsondersteuning en onderwijsopbouwwerk. Het CAW heeft tevens een speel-o-theek. e) Hulpverlening alcohol- en drugproblematiek OC: Goede samenwerking. Beter met het CAW, iets stroever met Kompas vzw. Vzw Kompas is een opvangcentrum dat 24u op 24u open staat voor iedereen die problemen heeft door het gebruik van drugs. Ambulante begeleiding is mogelijk op de verschillende vestigingen tijdens de kantooruren (kantoren in Menen, Kortrijk, Roeselare …). Crisisbegeleiding is 24u op 24u beschikbaar in Kortrijk. f)
Kind & Gezin
OC: Goede samenwerking, makkelijk bereikbaar. Stellen soms moeilijk grenzen stellen (binnen budget en werking OC). g) CLB OC: Slecht, weinig contact, eenrichtingsverkeer. h) Nationale doorverwijzingen OC: goede ervaringen met Solentra en CARDA. Voor CARDA is er het probleem van afstand en ligging. Solentra biedt begeleiding aan in centrum en verzorgt zelf tolken.
27
Doelstelling: • CGG: onwil om met tolken te werken aanpakken •
Centrumarts meer rol als bemiddelaar en doorverwijzer opnemen
•
Samenwerkingsovereenkomsten met verschillende actoren in de regio
•
Art. 9.3 medische regularisatie: afspraken
28
Bijlage 4: Mind Spring: Wat?
Wat is Mind-Spring? Mind-Spring is een preventiefpsycho-educatieprogramma voor en door vluchtelingen. Erkende vluchtelingen, die voeling hebben met de asielprocedure, worden opgeleid tot Mind-Springtrainer. Na deze opleiding zijn de opgeleide erkende vluchtelingen in staat om samen met een professionele hulpverlener dit psycho-educatieprogramma te begeleiden voor groepen asielzoekers en vluchtelingen.
Doelstellingen van Mind-Spring?: Erkende vluchtelingen krijgen door opleiding de mogelijkheid werkervaring op te doen en zich te profileren binnen de welzijns- en gezondheidszorg. Een kwetsbare groep van vluchtelingen en asielzoekers krijgt belangrijke informatie om psychosociale klachten te kaderen en te vermijden dat ze erger worden.
Duur van Mind-Spring? Tijdens zes bijeenkomsten van telkens 2u, in het opvangcentrum, zoeken de deelnemers in hun eigen taal hoe ze aan hun toekomst kunnen werken. Er wordt ook voldoende aandacht besteed aan de betekenis van het leren van een nieuwe taal. De psycho-educatie vertrekt vanuit de empowerment gedachte.
Inhoud van Mind-Spring? Gedurende de sessies wordt uitvoerig aandacht besteed aan het aanpassen aan de nieuwe situatie en het (her)vinden van een positieve (‘nieuwe’) identiteit van vluchtelingen en asielzoekers in België. Er wordt ook inzicht verschaft over veel voorkomende psychosociale en psychische klachten waar vluchtelingen mee te maken krijgen. Vaardigheden worden aangeleerd om hiermee om te gaan. We starten de Mind-Spring cursussen steeds met een informatief moment opdat de deelnemers weten waar ze aan beginnen! Diverse thema’s tijdens de sessies: • De normale reactie op abnormale gebeurtenissen • Stress of spanning/ omgaan met stressklachten • Omgaan met stress/ je gedachten beïnvloeden mee de stress • Omgaan met verlies • Hoe word ik wie ik wil zijn • Een sprong naar de toekomst
Methodiek van Mind-Spring? Door het werken in groep krijgen asielzoekers de mogelijkheid om problemen in een ruimer kader te plaatsen. Zo vindt men (h)erkenning. De groep biedt deelnemers tevens mogelijkheden om van elkaar te leren door middel van feedback, het uitwisselen van ervaringen en informatie en interactie tijdens het groepsproces.
29
Begeleiding tijdens Mind-Spring? De Mind-Spring sessies worden begeleid door een trainer samen met een professioneel hulpverlener (co-begeleider). De trainers zijn ‘nieuwe Belgen’ die beantwoorden aan een aantal voorwaarden: • Ze kennen voldoende Nederlands om de gratis opleiding, acht bijeenkomsten, tot Mind-Springtrainer te volgen. • Zij kunnen Mind-Spring sessies begeleiden in een andere taal. • Ze hebben zelf ooit asiel aangevraagd of hebben voldoende voeling met de asielproblematiek. • Ervaring met (para)medische, sociale of maatschappelijke thema’s of in het werken met groepen is een pluspunt. Wanneer de trainers zowel het opleidingsprogramma als de eerste groepsbijeenkomsten goed hebben volbracht, ontvangen ze het Mind-Spring getuigschrift van ‘gekwalificeerd trainer’. Een professionele hulpverlener bewaaktals co-begeleider dekwaliteit van elke cursus, brengt extra deskundigheid in en zorgt indien nodig voor doorverwijzing naar gespecialiseerde hulp. Om de co-begeleiders de methodiek van Mind-Spring eigen te maken wordt één opleidingsdag voorzien. Het doel van deze opleiding is het begrijpen van de doelstellingen, methodiek en werkwijze van Mind-Spring. Hierdoor geven we hen handvaten en methodieken om zelf vluchtelingen en asielzoekers op een goede manier te kunnen helpen.
Werving van deelnemers aan Mind-Spring? De werving van de deelnemers voor een Mind-Springcursus gebeurt in samenwerking met het asielcentrum, de omliggende LOI’s, de verantwoordelijke van deSOM en de opgeleide trainer.
Waarom Mind-Spring? Mind-Spring is een meerwaarde voor asielzoekers en vluchtelingen. Het is ontstaan vanuit verschillende problemen die we opmerkten in het verleden. Hieronder enkele bevindingen vanuit het verleden die we met behulp van Mind-Spring aanpakken: • Veel psychische klachten bij vluchtelingen en asielzoekers blijven onbeantwoord. • De doorverwijzing naar professionele geestelijke gezondheidszorg verloopt moeizaam wegens de lange wachtlijsten. • Er zijn onvoldoende professionele hulpverleners met inzicht in de noden en behoeften van asielzoekers en vluchtelingen. • Er is een gebrek aan aangepaste methodieken in de psychosociale gezondheidszorg om te werken met vluchtelingen en asielzoekers. • Vluchtelingen en asielzoekers hebben nood aan een sociaal netwerk. Dit zal hun integratie en participatie in de maatschappij bevorderen.
Hoog tijd om Mind-Spring te organiseren in de West-Vlaamse opvanginitiatieven. Zo kunnen we het leven van asielzoekers en vluchtelingen verbeteren.
Mind-Spring contactpersoon West-Vlaanderen Gerrit Beutels Diversiteitsmedewerker deSOMvzw Hoogstraat 98/7 8800 Rumbeke GSM: 0479 34 68 57 Mail:
[email protected] www.desom.be
30