CULTUUR SENSITIEVE EN HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSTIEK IN DE JEUGD-GGZ
deel 3 epigenese, sociale en maatschappelijke vorming en positie Dr. Victor Kouratovsky 28 mei 2015
Masterclass interculturele psychiatrie en jeugd-ggz ten behoeve van kwetsbare migrantenjeugd
DEEL 3 Epigenese, sociale en maatschappelijke vorming en positie • Samenhang tussen lichaam-geest-groep / samenleving • Epigenese en consonantie: de vorming van structuurlagen in de tijd •Aandacht en de rol van affect en emotie • Overdracht van cultuur via training en sociale vorming • De rol van taal en van taalstoornissen •Maatschappelijke vorming, positie en stress
BREIN EN CULTUUR •Het ontstaan van zelfregulatie kan dus begrepen worden als het resultaat van een interactief proces dat ontwikkeling mogelijk maakt en richting geeft, dusdanig dat individuele mogelijkheden onder verschillende omstandigheden en in diverse contexten optimaal tot uitdrukking kunnen komen. Blair& Ursache, 2011
•Alleen vanuit een volstrekt imaginair perspectief, een perspectief van waaruit het brein wordt gezien alsof het ergens buiten cultuur zou bestaan, zou het mogelijk, zinvol, en nuttig lijken om een objectieve, cultuurvrije test te hebben (…). In feite ontwikkelt het brein echter zijn functies uitsluitend in afstemming op en overeenstemming met de kenmerken van de omringende culturele omgeving. Bruce Wexler, 2008
Het zenuwstelsel is geen geïsoleerde entiteit. Op hersen- en lichaamsfuncties gaat een aanzienlijke invloed uit van sociale structuren en relaties (of deze bestaan uit koppels, gezinnen, families, buurten en groepen dan wel uit steden, culturen of internationale bondgenootschappen). Sociale structuren en relaties werken in op lichaam en geest via een constante wisselwerking met en tussen neurologische, neuro-endocrine, metabolische en auto immuunsystemen. MacEwen & Akil, 2011
EMBODIMENT: SENSOMOTORIEK EN RELATIE • De menselijke geest, de psychè, is onlosmakelijk verbonden met de hersenen en het lichaam en is ingebed in zijn omgeving. Dit maakt de menselijke geest primair relationeel en het lichaam tot een interface tussen hersenen en omgeving. Neurale netwerken ontstaan uitsluitend in verbinding met de zintuigen. • Functionele verbindingen in de hersenen ontstaan door sensomotorische activiteit die ontstaat / mogelijk wordt, door deze wisselwerking tussen hersenen, lichaam en omgeving. • De vroege ontwikkeling verloopt als in een stroomversnelling waarin verschillende uitingsvormen en functiegebieden (modulariteiten) nog niet goed zijn te onderscheiden van elkaar: hechting, spraak-taal, sensomotoriek, affect, sociale waarneming en mentaliseren. Korkmaz, Njiokiktjien & Verschoor, 2013
EPIGENESE Wonderlijk genoeg levert juist de genetica de sterkste bewijzen van de invloed van de omgeving op het ontstaan van gedragskenmerken en neuropsychiatrische stoornissen. (…) De belangrijkste dwaling waaraan velen, waaronder vele wetenschappers, onderhevig zijn, is de overtuiging dat de genen en de genetica van statische invloed zijn. Er is echter een wisselwerking tussen genen en de omgeving, een wisselwerking die begint bij de conceptie en het gehele verdere leven voortduurt. Barış Korkmaz, 2013
CONSONANTIE •Het brein in aanleg zoekt consonantie of weerklank tussen neuronale structuur en milieu en vormt zich zo in afspiegeling van het vooral in de eerste jaren ervaren, externe natuurlijke, sociale en culturele milieu. •Bij het gevormde brein en naarmate de plasticiteit afneemt is de neiging omgekeerd om een omgeving te zoeken die in overeenstemming is met reeds aanwezige neuronale structuren. •Dit verschijnsel verklaart verschillen (en mogelijke fricties) tussen generaties. Het verklaart eveneens de affectieve en emotionele reacties die optreden na grote verandering in milieu, zoals na een migratie. Bruce Wexler, 2008
VORMING VAN HERSENSTRUCTUREN
AANDACHT, AFFECT, EMOTIE
AFFECTEN
AFFECT EN EMOTIE
CULTUUR: EEN DEFINITIE
EXTENDED FENOTYPE; ‘BIOCULTUUR’
(ONBEWUSTE) SOCIALE VORMING •Leren via gebaren en het volgen van de richting waarin een ander kijkt (gaze following) •Spiegelen van gedrag •Associatief leren •Affectieve besmetting; via zintuiglijke waarneming maar ook via neurochemie (reuk) en zelfs bacteriehuishouding darmen
•Leren als gevolg van directe positieve bekrachtiging (conditionering) en positieve bekrachtiging van gedrag doordat anderen ook zo handelen (sociaal leren en vicarious learning) •Stereotypering: automatische oordeelsvorming
SOCIALE COGNITIE 1. Bekrachtiging: leren via observatie en de reacties van anderen 2. Imitatie: wie, hoe, wanneer 3. Intenties inschatten en nagaan (Theory Of Mind)
4. Superviserend systeem: bewuste aansturing 5. Meta cognitie: Zelfreflectie
(H)ERKENNING •Erkenning en herkenning als basale menselijke drijfveren •Afstemming aan de ander, de norm, het ‘normale’ •‘regressie naar het gemiddelde’
Groepsvorming – uitsluiting •Kenmerken: uiterlijk: man-vrouw, huidskleur, leeftijd, tekens (haardracht, kleding)
•Gedrag: motoriek, tonen van emoties, praten, taal •Onuitgesproken begrip: common ground : achtergrond, context, sociale positie
TAALSTOORNISSEN •Relatie met psychopathologie •ASS, ADHD, CD, psychose, schizofrenie •Taalstoornissen en meertaligheid
ASPECTEN TAALVERWERVING (INWIKKELING) •Sensomotoriek Embodiment en gebaar Mond Fonologische verwerking
•Werkgeheugen •Aandacht •Theory of Mind (TOM) •Common ground: gedeelde werkelijkheid en omgeving
TAAL, LAAGGELETTERDHEID EN TESTEN •Anderhalf miljoen Nederlanders hebben moeite met lezen en schrijven en zijn daardoor “onvoldoende toegerust voor de eisen van de moderne kenniseconomie.” Driekwart van de laaggeletterden is autochtoon •In een stad als Rotterdam is een op de vijf inwoners (20%) laaggeletterd. •Laaggeletterdheid is toenemend een bron van sociale, politieke en culturele uitsluiting en stress •Gebrekkige taalvaardigheid heeft directe gevolgen voor de geldigheid van testuitslagen, vooral bij testen die bestaan uit vragenlijsten. De uitslagen zijn niet te interpreteren omdat bij de testconstructie in de regel geen rekening is gehouden met laaggeletterdheid.
SOCIALE DETERMINANTEN
STRESS STAPELING
KWETSBAARHEID
CONCLUSIES DEEL 3 •Ieder mens een eigen, unieke vorm van Inwikkeling •Sterke samenhang tussen lichaam-geest-groep / samenleving, met het ontstaan van neurologische lagen in afspiegeling van omgeving •Neurologische structuren bouwen voort op de eerste lagen •Gedrag, affect en emotie krijgen vorm en richting in wisselwerking met de sociale omgeving
•Uitsluiting en discriminatie als grote bronnen van stress •Maatschappelijke stress en omgevingsstress zijn van directe invloed op gezondheid, ziekte en stoornis