INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN HET STADS WEES- EN ARMKINDERHUIS TE BERGEN OP ZOOM 1699-1969 DOOR: C.H.A.M. van Es
Bergen op Zoom, 1969
INHOUD INLEIDING
blz.
Geschiedkundig overzicht Het archief
3 7
INVENTARIS
10
I
Het archief van het Stads Wees- en Armkinderhuis 1. 2. 3. 4.
II
Algemeen Inrichting van bestuur en huishouding Bestuur en personeel Beheer van bezittingen a. algemeen b. onroerende goederen c. inschulden
nrs. 1-28 29-41 42-49 50-51 52-66 67-77
5.
Financiële administratie a. van de rentmeester c.q. penningmeester b. van de binnenvader
78-267 268-278
6.
Zorg voor de wezen a. registratie van de wezen b. behandeling en uitbesteding van de wezen
279-286 287-299
Gedeponeerd archief Archief van het Armkinderhuis
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
300-301
2
INLEIDING Geschiedkundig overzicht. De naam Stads Wees- en Armkinderhuis duidt er reeds op dat de instelling niet ineens is ontstaan. Het is een combinatie van het Stads Weeshuis en het Armkinderhuis. a. Het weeshuis In Bergen op Zoom waren tegen het einde van de 16e eeuw veel ouderloze en verlaten kinderen. Dit is vooral toe te schrijven aan het grote garnizoen, dat in de stad was, om deze – belangrijk vanwege haar strategische ligging – te verdedigen tegen de Spaanse troepen. De wezen kwamen toen ten laste van de Huisarmen, een kerkelijke instelling, die reeds in 1535 in Bergen op Zoom zorgde voor die armen, welke niet op straat bedelden. Uit de eerste jaarrekeningen van het Weeshuis blijkt, dat van de Huisarmen een som gelds werd ontvangen wegens het vervallen van de zorg voor de wezen. 1) Die instelling besteedde de wezen zo goedkoop mogelijk uit, wat tot gevolg had, dat van hun opvoeding niets terechtkwam. Jacob Baselius, predikant, stelde in een brief van 20 mei 1591 2) in zijn functie van “minister” van de Huisarmen aan de magistraat voor, een weeshuis op te richten. Hierin zouden moeten worden opgenomen, wezen uit wettige huwelijken, wier ouders in Bergen op Zoom gestorven waren en niet de middelen hadden om onderhouden te worden. Baselius beoogde hiermee niet alleen de nood van de wezen mee te ledigen, maar hen tevens op te voeden in de gereformeerde religie, die na de Beeldenstorm van november 1580 de heersende godsdienst in de stad was. Het duurde echter nog tot 1597, voordat de plannen van Baselius gestalte kregen. In dat jaar schonk prins Maurits het gewezen Cellenbroederklooster in de Lange Nieuwstraat, thans Korenmarktstraat geheten, ten behoeve van de wezen. 3) Prins Maurits Maakte, als bezitter van het geconfisceerde markiezaat van Bergen op Zoom, aanspraak op het ius patronatus en kon derhalve de bepaling van 1493 ten uitvoer leggen : dat indien de cellenbroeders ooit in verval mochten geraken binnen Bergen op Zoom, de Heer van Bergen op Zoom en de stad gezamenlijk over hun goederen mochten beschikken tot andere godsvruchtige doeleinden. De reglementering van het Weeshuis geschiedde door prins Maurits in overleg met het stadsbestuur. 4) Na de nodige reparaties aan het gebouw, deden de wezen op 24 december 1597 voor het eerst hun intrede. 5) Het weeshuis stelde zich tot taak de jongens en de meisjes op gereformeerde grondslag in orde en tucht op te voeden. Beide seksen leerde lezen en schrijven. Daarnaast werden de jongens, wanneer zij daarvoor de leeftijd hadden, uitbesteed om zich in een vak te bekwamen, terwijl de meisjes naaien en handwerken leerden en later een dienstbetrekking kregen bij “fatsoenlijke” gezinnen. De renten van gecollecteerde gelden en van de vele rentebrieven die het Weeshuis in zijn oprichtingsjaren gekregen had, vormden de financiële kurk waarop deze instelling dreef. Tot de voornaamste aanvullende inkomsten behoorden, naast de reeds genoemde bijdrage van de Huisarmen, het arbeidsloon van de kinderen, de inkomsten uit de revenuen van de goederen die de wezen aanbestorven waren en het geld uit de offerblok. Verder was met de grafdelvers overeengekomen, dat voor elk gedolven graf een bepaalde som het Weeshuis zou toekomen. De supervisie over het weeshuis lag in handen van het Stadsbestuur, omdat de zorg voor de wezen werd als stedelijke aangelegenheid, zoals blijkt uit het recht dat de stad toekwam om mede de regenten, rentmeesters en binnenvaders en binnenmoeders te benoemen. Bovendien sprong de stad herhaalde malen bij wanneer het Weeshuis diep in de schulden zat. Het bestuur van het weeshuis werd gevormd door de buitenvaders of regenten. Zij werden jaarlijks benoemd door magistraat predikanten en armenmeesters gezamenlijk. Een goede samenwerking met het stadsbestuur was niet verwonderlijk, omdat zij die een bestuurlijke functie
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
3
uitoefenden, hierna veelal in aanmerking kwamen voor een erebaantje als regent van een der godshuizen. Tot hun taak behoorde het toezicht op de gang van zaken in het weeshuis, het mede aanstellen van het personeel en het vinden van bekwame werkbazen voor de jongens. De regentessen, bij voorkeur de echtgenoten van de regenten stonden de binnenmoeder met raad en daad bij in zaken aangaande de huishouding en zorgden dat de meisjes een dienstbetrekking kregen. De ontvanger of rentmeester zorgde voor het innen van de renten en het innen van inkomsten uit andere bronnen. De jaarlijkse rekening werd door hem opgesteld en aan de regenten van het stadsbestuur overlegd. De binnenvader of moeder, aan wie de dagelijkse leiding in het huis was toevertrouwd, hadden het meeste met de kinderen te maken. Hun taak is het beste te vergelijken met de taak van de ouders met een groot gezin. Allereerst zorgden zij er voor dat de kinderen in orde en tucht opgroeiden. De opvoeding was er vooral op gericht van de wezen goede lidmaten van de gereformeerde kerk te maken. De binnenvader deed de kleine karweitjes aan het gebouw, onderhield de moestuin en zorgde voor de dagelijkse inkopen, waarvan hij de rekeningen aan de rentmeester overlegde. De binnenmoeder zorgde voor de huishouding, al dan niet bijgestaan door een of meer dienstmeisjes. Naast bovengenoemde personen had het Weeshuis ook een onderwijzer in dienst. Gezien het schamele loon dat hij ontving, oefende hij vaak nevenberoepen uit om in zijn levensonderhoud te voorzien. b. het armkinderhuis Een groot aantal kinderen voldeed niet aan de voorwaarden om in het Weeshuis te worden toegelaten. Dikwijls waren het onwettige kinderen, halfwezen, vondelingen, kinderen van terechtgestelden of met tuchthuis gestrafte ouders. Omdat het voordeliger geacht werd voor de kas van de Huisarmen verzochten de predikanten van Bergen op Zoom op 17 september 1621 aan de magistraat een armkinderhuis te mogen stichten, om daarin de arme kinderen, die thans bij verscheidene particulieren waren uitbesteed, in goede tucht op te voeden. 6) De magistraat bestemde het gewezen Cellezusterklooster in de Huijbergsestraat als onderkomen voor deze kinderen. 7) Het reglement van het Armkinderhuis werd op 31 januari 1622 goedgekeurd 8) en in februari van hetzelfde jaar werd het armkinderhuis in gebruik genomen. De directe invloed van de burgerlijke overheid was vergeleken met het Weeshuis aanzienlijk geringer. De financiën waren geheel, het bestuur gedeeltelijk in handen van de gereformeerde kerk. De taak die het armkinderhuis zich stelde was dezelfde als die van het Weeshuis: de kinderen op gereformeerde grondslag in orde en tucht op te voeden. Het onderwijs werd nogal eens verwaarloosd. Regelmatig zat de instelling zonder onderwijzer. Evenals bij het Weeshuis onderscheidde men drie bestuursniveaus n.l. de stad als supervisor van de armenzorg, het college van regenten als direct besturend en toezichthoudend orgaan van het Armkinderhuis en de binnenvader en –moeder die het Armkinderhuis moesten leiden. Het college van regenten bestond uit twee gecommitteerden van de stedelijke overheid, drie predikanten en twee diakens. De echtgenoten van de vier armmeesters fungeerden als regentessen en belastten zich met het toezicht op de voeding en andere huishoudelijke aangelegenheden. Een eigen rentmeester heeft het armkinderhuis nooit gehad. De rentmeester van de Huisarmen was tevens rentmeester van het Armkinderhuis. De financiële positie van de instelling was van het begin af erg ongunstig. Dit werd nog verergerd doordat belegering en pest het Armkinderhuis in de jaren 1622 tot 1625 teisterden. In 1647 werden de Huisarmen gedwongen om de diakens die geld uit eigen beurs hadden voorgeschoten, schadeloos te stellen, twee huizen te verkopen. 9) Dit betekende weer minder inkomsten voor het Armkinderhuis, dat de huur jaarlijks opstreek. In 1666 was de financiële situatie zodanig verslechterd, dat op 27 september 1666 besloten werd het Armkinderhuis te sluiten. 10)
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
4
In 1681 werd op initiatief van de armmeesters een concept voorgelegd tot heroprichting van het Armkinderhuis. 11) De drijfveer tot de heropening stond in het concept vermeld : een christelijke opvoeding aan behoeftige kinderen geven. Aangezien het oude gebouw (Cellezusterklooster) inmiddels een andere bestemming gekregen had, duurde het nog anderhalf jaar voordat de kinderen konden worden overgebracht in een gedeelte van het oude Margrietenklooster In de huidige Geweldigerstraat. Kort daarvoor, in september 1682, was het reglement door de vroedschap goedgekeurd. 12) Het was gelijkluidend met het reglement van het vorig Armkinderhuis. Inkomsten genoot het nieuwe Armkinderhuis behalve uit de kas van de Huisarmen en het poortgeld uit het merken van doodskisten, het eerste uur luiden van de klok, het klaarzetten van de doodsbaren, het ophangen van de wapenschilden van de overledenen, het plaatsen van banken en stoelen in de kerk en de verhuur van rouwmantels. In 1697 waren de tekorten weer zo hoog gestegen door o.a. het teruglopen van de in komsten uit het poortgeld en het verminderen van de inkomsten uit de verhuur van rouwmantels en aanverwante zaken, dat de financiële positie van het Armkinderhuis opnieuw onhoudbaar was geworden. Overwogen werd het Armkinderhuis te combineren met het Weeshuis. c. het Stads Wees- en Armkinderhuis. Nergens wordt melding gemaakt van besprekingen tussen de magistraat en de regenten van het Weeshuis en de regenten van het Armkinderhuis. De stedelijke magistraat besloot op 10 juni 1699 om het Armkinderhuis van de Huisarmen te scheiden en het te verenigen met het Weeshuis 13), waarvan de naam voortaan zou luiden Stads Wees- en Armkinderhuis. Her oude Margrietenklooster in de Geweldigerstraat werd bestemd tot onderkomen van de kinderen. Verscheidene malen zijn in het gebouw soldaten gelegerd geweest. Dit met name in 1747 en 1809 toen de wezen, om aan het oorlogsgevaar te ontsnappen, resp. naar Vlissingen en ‘s- Hertogenbosch werden geëvacueerd. 14) In 1830 werd het gebouw aan de militairen verhuurd. De taak van het Stads Wees- en Armkinderhuis was nu zowel voor de wezen als de hulpbehoevende kinderen op te voeden. Omtrent de leeftijd van de op te nemen kinderen werden enige regels gesteld. Zij mochten niet jonger dan drie en niet ouder dan achttien jaar zijn. degene die niet aan deze voorwaarden voldeden, kwamen ten laste van de diaconie. In het algemeen kende het Stads Wees- en Armkinderhuis een elastische opnamepolitiek, behalve op één punt : kinderen wier ouders elders gestorven waren, zijn nooit toegelaten. Bezittingen en inkomsten van de opgeheven instelling in het Armkinderhuis werden overgedragen aan het Stads Wees- en Armkinderhuis. Daarnaast genoot het inkomsten uit de rantsoenpenningen van landsverpachtingen en uit hetgeen de vrijdagse collectie van de diakens opbracht. Kon het Stads Wees- en Armkinderhuis zichzelf financieel niet bedruipen, dan kwamen de Huisarmen te hulp. Veranderingen op het stuk van het bestuur deden zich ten gevolge van de combinatie niet voor. Het reglement van 1600, opgesteld door prins Maurits, bleef van kracht. De stad behield de supervisie, het toezicht op de gang van zaken was in handen van het regentencollege, aangesteld door het stadsbestuur op voordracht van predikanten en armmeesters en de dagelijkse zorg voor de kinderen berustte bij binnenvader- en moeder. De binnenvader van het Stads Wees- en Armkinderhuis was belast met de boekhouding van de inkomsten uit de verhuur van rouwmantels, baarkisten merken, koornlepel en werkloon van de jongens en meisjes. Maandelijks legde hij hiervan verantwoording af in de vergadering van het college van regenten. Om aan de kinderen voldoende medische zorg te garanderen, beschikte de instelling in de eerste helst van de 18e eeuw over een chirurgijn, in de tweede helft van de 18e eeuw had het Weeshuis zelfs een doctor medicinale aangesteld. Tot het vaste personeel van het Stads Wees- en Armkinderhuis behoorden verder een schoolmeester voor het onderwijs van de kinderen en een “werkmatres” die de meisjes naaien leerde.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
5
In de tweede helft van de 18e eeuw vond ten gevolge van verschillende oorzaken een rekatholisering van Bergen op Zoom plaats. Terwijl de katholieken de gereformeerden in aantal overvleugelden, bleven tot de Franse tijd alle hoge posten door gereformeerden bekleed. Dit gold ook ten aanzien van het regentencollege van het Stads Wees- en Armkinderhuis. Het reglement van 1 september 1809 bracht hierin verandering. 15) Vanaf die tijd hadden in het college van regenten twee gereformeerden en twee katholieken zitting. Kinderen werden voortaan zonder onderscheid van godsdienst opgenomen. Ten gevolge van de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk nam de commissie van de ‘hospices’ o.a. de taak over van de regenten van Stads Wees- en Armkinderhuis. 16) Door het besluit van de soevereine vorst van 31 december 1814, dat bepaalde dat alle administraties der godshuizen en stichtingen van weldadigheid met ingang van 1 februari 1815 weer op de oude voet moesten worden gebracht, keerde men op 15 februari 1815 geheel terug tot de oude vorm van bestuur en kreeg het Stads Wees- en Armkinderhuis opnieuw een eigen bestuur. Bezwaren die verbonden waren aan het opvoeden van kinderen van verschillende religies en financiële moeilijkheden leidden tot de overeenkomst tot scheiding van 12 januari 1857. 17) Besloten werd een protestants en een katholiek weeshuis op te richten, welke instellingen elk voor de helft de inkomsten van het kapitaal van het Stads Wees- en Armkinderhuis zouden krijgen. Beide instellingen waren voor die bedragen aan de gemeente rekenplichtig, doch verder zelfstandig. De taak van de regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis beperkte zich voortaan uitsluitend tot het beheer van het kapitaal en de verdeling van de inkomsten uit het kapitaal in gelijke helften over de twee instellingen. Het personeel werd overbodig. De taak van de rentmeester werd opgedragen aan de regenten. Het grote aantal katholieke kinderen vergeleken bij het aantal protestantse kinderen, wekte bij een gelijke verdeling van de inkomsten uit het kapitaal, ontevredenheid bij de katholieken, hetgeen leidde tot het raadsbesluit van 13 september 1872. Vanaf 1 januari 1873 werd het Stads Wees- en Armkinderhuis weer belast met de opvoeding van wezen van alle godsdienstige gezindten. Artikel 27 van het daarbij opgestelde reglement van 18 oktober 1872 en gewijzigd 6 december 1872 18), bepaalde dat het gemeentebestuur de regenten kon machtigen tot het uitbesteden van de wezen bij instellingen van gemengde aard. Dit hield in, dat door het gemeentebestuur en de kerkbesturen gezamenlijk in de besturen van de katholieke en protestantse weeshuizen werd voorzien. Her R.K. kerkbestuur besloot terstond tot het oprichten van zo’n instelling van gemengde aard. De Ned. Hervormde en Lutherse gemeenten wensten zich te houden aan de overeenkomst van 12 januari 1857. Hierover met het gemeentebestuur in proces gewikkeld werden laatstgenoemde kerkbesturen 13 september 1881 in hoogste instantie in het ongelijk gesteld. 19) De inkomsten uit het kapitaal werden voortaan meer evenredig met het aantal wezen over de verschillende instellingen verdeeld, hetgeen nu de enigste taak van de regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis bleef. Het reglement van het Stads Wees- en Armkinderhuis is van 3 april 1914 gewijzigd ingevolge de voorschriften van de nieuwe Armenwet 1912. Het is vervolgens op 27 april 1951 aangevuld met enige voorschriften inzake de controle op het geldelijk beheer en boekhouding van de instelling. 20) Het in werking treden van de Algemene Bijstandswet betekende het einde voor het Stads Wees- en Armkinderhuis. Volgens art. 86 van die wet zijn de burgerlijke en gemengde instellingen van Weldadigheid met ingang van 1 januari 1965 ontheven van de taak tot het verlenen van financiële bijstand. Burgerlijke en gemengde instellingen opgericht voor 1 september 1912 (datum van de in werking treding van de vroegere Armenwet) blijven volgens art. 87 der Algemene Bijstandswet voortbestaan, zolang niet tot opheffing daarvan wordt besloten. Omdat echter de enige taak van het Stads Wees- en Armkinderhuis was komen vervallen n.l. die van financiële bijstandsverlening besloot de raad na overleg met het college van regenten, bij besluit van 25 november 1966 tot liquidatie van de instelling en tot overname van haar vermogen.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
6
Het archief. a. Vorming Ingevolge het reglement voor het Weeshuis van 31 januari 1600 21) moesten er voor de resoluties, de ordonnanties en voor de inkomsten en uitgaven afzonderlijke registers worden aangelegd. Bovendien werden in afzonderlijke registers de stukken aangaande oprichting en inrichting van het Weeshuis en de rentebrieven welke het Weeshuis bij zijn oprichting had ontvangen, afgeschreven. Een van de regenten, door de anderen het meest bekwaam geacht, belastte zich met het uitvoeren hiervan. De rentmeester verzorgde de boekhouding en maakte de jaarlijkse rekening in tweevoud op. De vorming van het archief van het Armkinderhuis geeft hetzelfde beeld te zien als bij het Weeshuis. een van de regenten zorgde voor het administratieve gedeelte, terwijl de rentmeester de voor het boekhoudkundig gedeelte zorgde. Evenals bij het weeshuis werden de rekeningen van het Armkinderhuis in tweevoud opgemaakt. Deze taakverdeling bleef onveranderd nadat het Armkinderhuis bij het Weeshuis was gevoegd. De binnenvader evenwel was nu belast met de administratie van de inkomsten uit het verhuren van rouwmantels, het baarkisten merken, de koornlepel en het werkloon van de kinderen. De rentmeester werd na de Franse tijd amanuensis-rentmeester genoemd, hetgeen overigens geen taakuitbreiding inhield. Na de scheiding in 1857 neemt een van de regenten zijn taak over. Deze heet dan amanuensis en had zowel het administratief als het boekhoudkundig gedeelte onder zich. Na 1931 noemde de amanuensis zich secretaris en na 1941 ging hij zich secretaris-penningmeester noemen, welke benaming hij tot de opheffing van de instelling heeft behouden. De ingekomen stukken en minuten van uitgaande stukken zijn tot resp. 1811 en 1854 in de resolutieboeken ingeschreven. men vindt daarin bovendien gedurende langere of kortere tijd de maandelijkse ontvangsten en uitgaven van de binnenvaders, de begrotingen en de uitbesteding en de verdiensten van de weesjongens. De afhoring van de rekening was altijd in de loop van het volgend jaar. Een vaste datum was hier niet voor. Over de periode 1816-1850 bevatten de rekeningen bovendien een lijst van kinderen en personeel die in het betreffende jaar in het Stads Wees- en Armkinderhuis aanwezig waren. b. Bewaring. Het feit dat de instellingen het Wees en het Armkinderhuis in de loop van de tijd in verschillende gebouwen gehuisvest waren en het feit dat de gewoonte bestond, dat de rentmeester een gedeelte van het archief bij hem thuis bewaarde, zijn er waarschijnlijk de oorzaken van dat van de archieven van deze instellingen weinig bewaard is gebleven. Zo zijn van het archief van het Armkinderhuis alleen resoluties over de periode 1612-1666 bewaard gebleven. De art. 22 en 23 van het reglement voor het Weeshuis van 31 januari 1600 bepaalden dat de “registers” en blaffarts van dienste” bewaard moesten worden op het kantoor, waarvan elke der buitenvaders een sleutel bezat. Bovendien kwam op het kantoor een kist met drie sloten te staan, waarin de rentebrieven in zouden worden opgeborgen. Waar het archief van het Armkinderhuis werd bewaard is niet bekend. Rentebrieven en andere bescheiden zaten in een kist met twee sloten. Bij de combinatie van het Armkinderhuis met het Weeshuis tot het Stads Wees- en Armkinderhuis, kwam het archief van het Armkinderhuis onder het beheer van de regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis. het archief werd opgeborgen in de regentenkamer. Toen bij de scheiding in 1857 het gebouw in de Geweldigerstraat ter beschikking werd gesteld van het R.K. kerkbestuur ten behoeve van het R.K. Weeshuis, kwam er voor de regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis een ruimte vrij op het stadhuis. Her archief werd opgeborgen in een kast van het vergadervertrek aldaar, waar ook
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
7
de kist met de drie sloten een plaats vond. 22) Mogelijk is het dezelfde kist als waarvan in het reglement van 1600 sprake is. Waarschijnlijk is bij deze verplaatsing een gedeelte van het archief verloren gegaan. Wanneer men hetgeen er volgens de inventaris van 1850 was vergelijkt met wat er nu aanwezig is dan ontbreken er verschillende bundels zoals: “Stukken betreffende de voormalige visscherij van het Weeshuis, stukken betreffende het gasthuis en een pakket met reclamaties en pretenties ten behoeve van het Weeshuis, ten laste van Belgien”. In 1936 werd door de regenten besloten alleen het lopende archief onder zich te houden en het oudarchief over te brengen naar de inmiddels gereed gekomen gemeentelijke archiefbewaarplaats. Na het raadsbesluit van 25 november 1966 tot liquidatie van het Stads Wees- en Armkinderhuis, werd in 1967 het resterende deel van het archief verenigd met het gedeelte dat reeds naar het Gemeentearchief was overgebracht. In datzelfde jaar werd door de oud secretaris-penningmeester Bevin een aantal bij hem achtergebleven archiefbescheiden overgedragen. Hierbij bevond zich een eind 17e-eeuwse kopie van het institutieboek. Het 5 strekkende meter grote archief is thans als gedeponeerd archief geplaatst in de gemeentelijke archiefbewaarplaats. c. Ordening. In 1952 werd het toen in het Gemeentearchief aanwezig archief van het Stads Wees- en Armkinderhuis door mej. L.M. Smits geïnventariseerd. Als einddatum van deze inventaris werd op 3 april 1914 genomen, de laatste vernieuwing van het reglement van de instelling. In het archiefgedeelte dat in 1967 gedeponeerd werd, bleken evenwel ook nog stukken van vóór 1914 aanwezig te zijn. Deze konden in de archieftechnisch verouderde inventaris van Mej. Smits niet worden ingevoegd, waardoor het noodzakelijk werd het geheel opnieuw te inventariseren. Oudere inventarissen dan van 1830 en 1850 zijn niet aanwezig, doch moeten er wel zijn geweest. 23) Bij de thans plaats gehad hebbende herordening van het archief, hebben de inventarissen van 1830 en 1850 als grondslag gediend. Het archief bleek volgens deze inventarissen onderwerpsgewijs te zijn ingedeeld. Deze bundels zijn gehandhaafd, maar waar nodig gecorrigeerd. Getracht is verder een duidelijk onderscheid te maken tussen taak, middelen om de taak te volbrengen en uitvoering van de taak. Tussen het archief van het Stads Wees- en Armkinderhuis bevonden zich bescheiden die opgemaakt waren onder het beheer van de “commission des hospices”. Het betreft de rekeningen van 1 september 1811 tot 1 februari 1815 en het notulenboek van 18 juli 1812 tot 28 februari 1815. Deze zijn nu volgens het herkomstbeginsel geplaatst bij de stedelijke archieven uit de Franse tijd en wel in het archief van de commission des hospice. 24) Het stadsarchief is verder aangevuld met rekeningen van 1715/1716 tot 1735, aangezien het hier exemplaren betrof, die door de rendant na de afhoring van de rekening bij de magistraat normaliter werden achtergelaten, doch die later om een of andere reden zijn gelicht. In de inventaris van het stadsarchief van 1738 staat deze band ook als zodanig vermeld. 25) Gezien de onvolledigheid van het archief van de bovengenoemde instellingen is voor de geschiedschrijving ervan raadpleging van het stadsarchief onontbeerlijk. De serie tekeningen vangt hier reeds aan met de oprichting van het Weeshuis in 1597. Daarnaast bevatten de resolutieboeken van de stad allerlei informatie aangaande de instellingen. Onder toezicht van dr. F.A. Brekelmans, gemeentearchivaris van Breda, werd deze inventaris verricht als stageobject voor het diploma wetenschappelijk archiefambtenaar tweede klasse. Noten: 1) Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 802, fol. 10 en inv.nr. 828, fol. 28 en 29. 2) Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 41, resolutie 20 mei 1591.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
8
3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25)
Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 19, fol. 187-189. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 156, fol. 110v. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 802, fp;. 1 Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 46, resolutie 17 september 1621. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 46, resolutie 2 oktober 1621. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 46, resolutie 31 januari 1622. Archief Stads Wees- en Armkinderhuis, inv.nr. 300, resoluties 12 november 1647 en 3 december 1647. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 300, resolutie 27 september 1666. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 55, resolutie 14 juni 1681. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 55, resolutie 30 september 1682. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 58, resolutie 10 juni 1699. Archief Stads Wees- en Armkinderhuis, inv.nr. 2, fol. 70 en inv.nr. 4, fol. 23. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 31 W.A. van Ham, inventaris van de stedelijke archieven uit de Franse tijd, Bergen op Zoom 1967, blz. 5. Archief Stads Wees- en Armkinderhuis, inv.nr. 40. Nieuw archief gemeente Bergen op Zoom, inv.nr. 42. Nieuw archief gemeente Bergen op Zoom, inv.nr. 42. Archief Stads Wees- en Armkinderhuis, inv.nr. 32. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 156, fol. 110v. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 12, resolutie 16 juni 1858. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 7, resolutie 20 maart 1820. Stedelijke archieven uit de Franse tijd, inv.nrs. 70 en 72. Stadsarchief Bergen op Zoom, inv.nr. 1163.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
9
INVENTARIS I
Het archief van het Stads Wees- en Armkinderhuis
1. Algemeen. 1-14.
Resolutië, later resolutië en notulen van de regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis, 1699-1966. 14 delen 1. 10 juni 1699 – 13 januari 1739 N.B. Achterin bevindt zich een lijst met de in het Stads Wees en Armkinderhuis opgenomen kinderen over de periode 1699-1714. 2. 9 februari 1739 – 10 oktober 1773 N.B. Vanaf 1745 worden de minuten van uitgaande stukken en de ingekomen stukken ingeschreven. 3. 14 maart 1774 – 19 januari 1795 4. 4 mei 1795 – 5 mei 1809 5. 15 mei 1809 – 18 februari 1812 N.B. Voor de periode 1812-1814, zie het archief van de commissie van de “hospices”. 6. 15 februari 1815 – 2 december 1818 7. 4 januari 1819 – 25 augustus 1825 8. 19 september 1825 – 17 februari 1836 9. 23 maart 1836 – 12 april 1843 10. 18 april 1843 – 23 december 1850 11. 4 januari 1851 – 23 februari 1858 N.B. Achterin is een tafel opgenomen. 12. 16 juni 1858 – 1 december 1873 13. 1 december 1873 – 16 november 1949 14. 7 juli 1950 – 28 februari 1966
15-20. Ingekomen stukken, 1749-1967. 6 omslagen 15. 1749-1811 16. 1815-1830 17. 1831-1845 18. 1846-1856 19. 1857-1930 20. 1931-1967 N.B. Voor ingekomen stukken zie ook inv.nr. 2-14. Voor de periode 1812-1814, zie het archief van de commissie van de “hospice”, inv.nr. 72. 21.
Ingekomen stukken, van hogerhand, in hoofdzaak betreffende de toelating en opvoeding van de weeskinderen, 1772-1851, met tafel. 1 omslag N.B. Deze bundel is gevormd (ca. 1845) door de amanuensis-rentmeester M. Leyer en (ca. 1851) aangevuld door zijn opvolger J.L. Lafontijn.
22.
“Dispotiën van Hogere magten”, Ingekomen stukken van hogerhand, in hoofdzaak van financiële aard, 1788-1847, met tafel. 1 omslag N.B. Als boven.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
10
23-24. Registers van uitgaande stukken, 1853-1957. 23. 1853-1858 24. 1873-1957
2 delen
25.
Minuten van uitgaande stukken, 1957-1967.
1 omslag
26.
Statische opgaven m.b.t. het Stads Wees- en Armkinderhuis, 1822-1841, minuten. 1 omslag
27.
Statische opgaven m.b.t. het Stads Wees- en Armkinderhuis, in gevolge de armenwet van 1854, 1858-1923, minuten. 1 omslag
28.
Statische opgaven m.b.t. het Stads Wees- en Armkinderhuis, in gevolge ministeriële beschikking van 29 februari 1936, 1957-1963, minuten. 1 omslag
2. Inrichting van bestuur en huishouding. 29.
“Institutieboek”, register betreffende de oprichting, financiering en reglementering van het Weeshuis, 1591-1766, aangelegd 1699. 1 deel
30.
Resolutie van de magistraat van Bergen op Zoom betreffende de goedkeuring van het huishoudelijk reglement, 1958. In dorso: Idem betreffende de benoeming van Heyndrick Roest tot binnenvader van het Weeshuis, 1958, eenvoudig gelijktijdig afschrift. 1 stuk
31-32. Reglementen van bestuur en huishouding en van orde en tucht, 1809-1951. 31. 1809 1 deel 32. 1843, 1914, 1951 1 omslag 33.
Reglementen van orde en tucht, 1809, (ca.1850).
1 omslag
34.
Instructie voor de schoolmeester, 1757, met wijziging 1803.
1 katern
35.
Instructie voor de binnenvader en binnenmoeder, (ca. 1800), concept.
1 stuk
36.
Instructie voor de binnenvader en binnenmoeder, d.d. 1600, eenvoudig afschrift, (ca. 1840). 1 stuk
37.
Processen-verbaal betreffende de gang van zaken in het Weeshuis, opgemaakt in opdracht van het stadsbestuur, later het gemeentebestuur, 1754, 1774, 1809 en 1851-1854. 1 omslag
38.
Archiefinventarissen opgemaakt bij overdracht van de stukken door de oude rentmeester aan de nieuwe rentmeester, 1850, 1852. 1 omslag
39.
Archiefinventaris opgemaakt door Mej. L. Smits, 1952.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
1 deel
11
40.
Akte van overeenkomst tussen de gemachtigden van de stad, de regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis en regenten van het Rooms Katholiek Weeshuis inzake de scheiding van roerende en onroerende goederen van het Stads Wees- en Armkinderhuis, 1857, met bijlagen, 1856-1858. 1 omslag
41.
Stukken betreffende de opheffing en liquidatie van het Stads Wees- en Armkinderhuis, 19651967. 1 omslag
3. Bestuur en personeel. 42-44. Stukken betreffende de benoeming van regenten, 1815-1966. 42. 1815-1850 43. 1851-1900 44. 1901-1966.
3 omslagen
45.
Lijst van regenten en regentessen, sedert 1699, opgesteld (ca. 1842), bijgehouden tot 1856. 1 deel
46.
Stukken betreffende de aanstelling van de rentmeester, 1815-1852.
47.
Stukken betreffende bijdragen voor het pensioenfonds t.b.v. de secretaris-penningmeester, 1935-1958 1 omslag
48.
Stukken betreffende de aanstelling van de binnenvader en binnenmoeder, 1802-1856. N.B. Zie voor benoeming van Hendrick Roest tot binnenvader: invnr. 30.
49.
Lijst van binnenvaders en binnenmoeders en naaimeesteressen, sedert 1699, opgesteld (ca. 1842), bijgehouden tot 1857. 1 deel
1 omslag
4. Beheer van bezittingen. a. algemeen. 50.
Oorkonde, waarbij de Raad van Brabant te ’s-Gravenhage de regenten van het Weeshuis te Bergen op Zoom, machtiging verleent van de nieuw ingekomen wezen een inventaris van de meegebrachte goederen te verlangen, 1604. 1 charter
51.
Lijsten van eigendommen en bezittingen, effecten en andere waardepapieren, 1731, 1744, 1751, 1787, 1807, 1844, 1891, 1963, 1964 en 1965. 1 omslag
b. onroerende goederen. 52.
Akte van schenking door prins Maurits ten behoeve van het Weeshuis, van vijftig gemeten lands en een jaarlijkse subsidie van tweehonderd gulden, 1600. 1 charter
53.
Appointement van de markiezin, op het verzoek van de regenten van het Arm Weeshuis de jaarlijkse gift van 200 karolus te continueren, d.d. 1650, afschrift (ca. 1700). 1 stuk
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
12
54.
Stukken betreffende het beheer en de verkoop van de goederen uit de nalatenschap van Willem Voorbijtel, wiens kinderen in het Stads Wees- en Armkinderhuis zijn opgenomen, 17801781. 1 omslag
55.
Akte van verkoop, ten overstaan van schepenen van Wouw, door Willem Joossen van Akkeren, aan het Stads Wees- en Armkinderhuis, van drie percelen grond in de Waterstraat te Wouw, d.d. 1720, authentiek afschrift. 1723. 1 stuk
56.
Stukken betreffende het verschil met F. van Rooy over de eigendom van een tuintje gelegen achter het weeshuisgebouw, 1816-1818. 1 omslag
57.
Stukken betreffende de huur van een tuin gelegen achter het weeshuisgebouw, 1837. 1 omslag
58.
Akte van onderhands verkoop, door Hendrik van Rooy aan het Stads Wees- en Armkinderhuis, van een perceel grond achter de kamer van de binnenvader, 1839. 1 stuk
59.
Akte van schenking, ten overstaan van notaris Van Goch te Bergen op Zoom, door de familie Meganck aan het Stads Wees- en Armkinderhuis, van een perceel grond aan de Zeekant, d.d. 1855, authentiek gelijktijdig afschrift. 1 katern
60.
Stukken betreffende de verhuur van een perceel grond gelegen aan de Zeekant, 1864-1935. 1 omslag
61.
Stukken betreffende de verkoop van een perceel grond, gelegen aan de Zeekant, aan de gemeente Bergen op Zoom, 1934-1938. 1 omslag
62.
Stukken betreffende de schadeloosstelling door d Raad van State aan het Stads Wees- en Armkinderhuis voor het afgebrande oude weeshuisgebouw, 1747-1750. 1 omslag
63.
Akte van aanbesteding, door het Stads Wees- en Armkinderhuis aan Adriaan van Kleef, van het bouwen van een nieuwe voorpoort, 1771. 1 stuk
64.
Stukken betreffende het onderhoud aan het weeshuisgebouw, 1830-1866. 1 omslag
65.
Stukken betreffende de verhuur van het weeshuisgebouw aan de 5e afdeling genie te Bergen op Zoom, 1886-1889. 1 omslag
66.
Stukken betreffende de verkoop van het weeshuisgebouw aan het St. Catharinagesticht, 18891891. 1 omslag
C. Inschulden. 67.
“Protocol ofte Register van alle de goederen ende rentbrieven, toecomende den Weeshuyse der Stadt Berghen opten Zoom”, Register van rentebrieven van het Weeshuis toebehorende, 1598-1606, met retroacta 1306-1590, opgemaakt (ca. 1606). 1 deel N.B. Voor regestenlijst zie H. Levelt: het cartularium van het Bergen op Zoomse weeshuis, opgenomen in Sinte Geertruydtsbronne, 10e jaargang 1933, blz. 5-24.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
13
68.
Akte van hypotheek, ten overstaan van schepenen van Bergen op Zoom, door Claes Geertssen ten behoeve van Jan Janssen, op twaalf gemete lands onder Wouw in de Saefelsakkers, d.d. 1555, 17e eeuws afschrift. 1 stuk
69.
Akte van schenking, ten overstaan van schepenen van Wouw, door Geertruy van Luyck, wed. van Johantan Barel aan het Stads Wees- en Armkinderhuis, van zeshonderd gulden, 1727, gelijktijdig authentiek afschrift. 1 stuk
70.
Akte van legatering, ten overstaan van notaris Benjamin van der Hagen, door Rochus Heron aan het Stads Wees- en Armkinderhuis, van duizend gulden, 1784, gelijktijdig uittreksel. 1 stuk
71.
Akte van legatering, ten overstaan van notaris Walterus van Gastel te Wouw, door mevr. H.C.F.M. Cuypers aan het Algemeen Burger Gasthuis te Bergen op Zoom, van vijftienhonderd gulden, 1884, gelijktijdig authentiek uittreksel. 1 stuk
72.
Stukken betreffende de verdeling van de door C. Rogier te Jette aan de gezamenlijke Weeshuizen te Bergen op Zoom nagelaten goederen, 1962-1965. 1 omslag
73.
Stukken betreffende geldleningen en beleggingen in schuldbrieven ten laste van de stad, 17881966. 1 omslag
74.
Register bevattende de inschrijvingen in het Grootboek Nationale Werkelijke Schuld en obligaties ten laste van de stad, 1809-1857. 1 deel
75.
Stukken betreffende de inschrijving in het Grootboek Nationale Werkelijke- en Uitgestelde schuld, 1815-1841. 1 omslag
76-77. Stukken betreffende de inschrijving in het Grootboek Nationale Schuld, 1842-1960. 2 omslagen 76. 1842-1890. 77. 1891-1960. 5. Financiële administratie. a. van de rentmeester, c.q. penningmeester. 78-79. Begroting, 1838-1965. 2 omslagen 78. 1838, 1840-1844, 1847, 1851-1853, 1874-1880 en 1882-1886. 79. 1888-1891, 1893-1958 en 1960-1965. 80-237. Rekeningen van de rentmeester, c.q. van de penningmeester, overlegd aan het stadsbestuur, 1760-1966. 43 delen en 115 katernen 80. 1760 81. 1761 82. 1762 83. 1763 84. 1764 85. 1765 86. 1766
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
14
87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136.
1767 1769 1770 1771 1772 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1811, jan.-aug. 1815 1816 1817 1818 1819 1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830 1831 1832 1833 1834 1835 1836 1837 1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
15
137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183. 184. 185. 186.
1853 1854 1855 1856 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1873 1875 1876 1877 1878 1879 1880 1881 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
16
187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216. 217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233. 234. 235. 236.
1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
17
237.
1966
238-262. Bijlagen van rekeningen, 1813-1966. 238. 1813-1814 239. 1838 240. 1839 241. 1840 242. 1841 243. 1842 244. 1843 245. 1844 246. 1845 247. 1846 248. 1847 249. 1848 250. 1849 251. 1850 252. 1851 253. 1852 254. 1853 255. 1854 256. 1855 257. 1856 258. 1857 259. 1858-1865, 1876-1900 260. 1901-1925 261. 1926-1956 262. 1957-1966
13 liassen en 12 omslagen
263.
Besluiten van goedkeuring door de gemeenteraad van begrotingen en rekeningen van het Stads Wees- en Armkinderhuis, 1855-1956. 1 omslag
264.
Kasstaten van de rentmeester administratie, 1842-1847.
1 omslag
265.
Journaal van inkomsten en uitgaven, 1850-1857.
1 omslag
266.
Stukken betreffende de uitkering van revenuen aan het Protestants Weeshuis, 1877-1883. 1 omslag
267.
Processen-verbaal betreffende de controle van de kas van de secretaris-penningmeester, 1958-1966. 1 omslag
b. van de binnenvader. 268.
Staat van wekelijkse huishoudelijke uitgaven 1776-1807 en staat van inkomsten uit de “koornlepel”, 1776-1796. 1 deel N.B. voor maandelijkse huishoudelijke uitgaven zie resoluties over periode 1699-1813.
269.
Staat van wekelijkse uitgaven aan de huishouding, 1841-1858.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
1 deel
18
270.
Stukken betreffende het aanbesteden van de levering van levensmiddelen en gebruiksartikelen, 1829-1855. 1 omslag
271.
Register van huishoudelijke benodigde van de binnenvader, 1843-1857. 1 deel
272.
Lijst van uitgaven aan leveranciers, 1853.
1 stuk
273-276. Staat van inkomsten uit de verhuur van mantels, lijklakens en verkoop van kisten, 1788-1858. 4 delen 273. 1788-1807. 274. 1833-1840. 275. 1841-1847. 276. 1848-1858. 277.
Reglement betreffende de verdeling van het verdiend geld van de wezen, 1838. 1 omslag
278.
Register bevattende de administratie van de door de wezen verdiende en gespaarde gelden, 1847-1863 1 deel N.B. zie voor de administratie van de door de wezen verdiend en gespaarde gelden ook de resolutiën over de periode 1816-1851, nr. 6 t/m 11.
6. Zorg voor de wezen. a. registratie van de wezen. P.M. Lijsten van in het Stads Wees- en Armkinderhuis opgenomen kinderen van de mutaties, over de periodes 1699-1714 en 1750-1808, zie inv.nrs. 1 en 289. 279.
Klapper op het thans verloren oude “Stamboek” van de kinderen, 1760-1857, opgesteld 1857. 1 stuk
280.
Staat van in het Stads Wees- en Armkinderhuis opgenomen kinderen met mutaties, 18131857. 1 deel
281.
Staat van in het Stads Wees- en Armkinderhuis opgenomen kinderen, 1846. 1 stuk
282.
Akten van doop resp. geboorte van kinderen in het Stads Wees- en Armkinderhuis opgenomen, 1803-1851, authentieke uittreksels. 1 omslag
283-286. Stukken betreffende de opname van kinderen inhet Stads Wees- en Armkinderhuis, 1816-1856. 4 omslagen 283. 1816-1820 284. 1821-1830 285. 1831-1840 286. 1841-1856
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
19
b. behandeling en uitbesteding van de wezen. 287.
Staat van gestrafte wezen met strafreden, 1843-1857.
1 katern
288.
Stukken betreffende de voeding en kleding van de kinderen, 1845-1853. 1 omslag
289.
Staat van weesjongens uitbesteed bij diverse bazen, 1751-1809 en een lijst van in het Stads Wees- en Armkinderhuis opgenomen kinderen, met mutaties, 1750-1808. 1 deel N.B. Voor de uitbesteding van wezen zie ook de resoluties over de periode 1816-1851.
290.
Stukken betreffende het vrijwillig in militaire dienst treden van de wezen, 1809-1856. 1 omslag
291-292. Stukken betreffende de uitbesteding van kinderen uit het Stads Wees- en Armkinderhuis in Koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid, 4819-1850 en 1860-1894. 2 omslagen 191. 1819-1850. 192. 1960-1894. 293.
Lijst van overgebracht wezen naar de Kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid te Frederiks-Oord, 1821-1862. 1 deel
294.
Verklaringen waarbij men de zorg voor een wees tot diens meerderjarigheid op zich neemt, 1823-1849. 1 omslag
295.
Stukken betreffende het verblijf van de uit Bergen op Zoom geëvacueerde wezen in Middelburg, 1749-1750. 1 omslag
296.
Stukken betreffende het verblijf in van de uit Bergen op Zoom geëvacueerde wezen in ’sHertogenbosch, 1809. 1 omslag
297.
Besluit van de gemeenteraad om met ingang van 1 januari 1873 de uitbesteding van de wezen weer op te dragen aan het Stads Wees- en Armkinderhuis, 1871-1873, met bijbehorende stukken. 1 omslag
298.
Stukken betreffende machtiging tot het uitbesteden van de wezen aan inrichtingen van Rooms-Katholieken en Protestanten, 1872-1964. 1 omslag
299.
Lijsten van de in Rooms-Katholieke en Protestantse weeshuizen vertoevende wezen, 1873, 1877 en 1879. 1 omslag
II
Gedeponeerd archief
Archief van het Armkinderhuis 300.
Resoluties van de regenten, 20 december 1621-27 september 1666. 1 deel N.B. Voorin is het reglement van het Armkinderhuis opgenomen en achterin een lijst met de kinderen op 27 september 1666 nog aanwezig.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
20
301.
Kasboek van ontvangsten en uitgaven, januari 1982 - december 1921.
0101 - Stads wees- en armkinderhuis_inventaris_1969_GELDEND
1 deel
21