Introductie stellingen, (verplichte) bronnen en uitleg eindopdrachten Tijdens de eerste werkgroep krijg je een van de onderstaande stellingen toegewezen. Hier ga je je de rest van het blok in verdiepen. In eerste instantie onderzoek je individueel alle voors en tegens. Dit leidt tot een schriftelijk betoog waarin je jouw standpunt over deze stelling verdedigt. In de vierde werkgroep geef je aan andere studenten feedback op de eerste versie van hun betoog (peerfeedback). Deze feedback telt mee bij je beoordeling (heb je geen feedback gegeven dan kun je geen voldoende scoren voor het betoog). De maandag na deze werkgroep lever je de definitieve versie van je betoog in. Je kunt je betoog dus nog verbeteren op basis van de feedback die je zelf hebt ontvangen. De laatste twee weken werk je in teamverband aan een mondelinge verdediging van je stelling – het debat. Een debat traint vele vaardigheden die in je carrière van pas komen, zoals goed luisteren, scherp analyseren, slagvaardig reageren en helder presenteren. Bovendien levert het een genuanceerde eigen mening op wanneer je je afwisselend in de voor- en tegenstanderrol inleeft. In de laatste werkgroep worden jullie debatvaardigheden getoetst. Je medestudenten hebben ook hierin een adviserende rol als peerbeoordelaars (als je geen feedback geeft, kun je geen voldoende scoren voor het debat). In de zesde werkgroep werk je met je debatgroep aan de argumenten voor én tegen jullie stelling. Jullie delen de groep in tweeën. De ene helft verdedigt de stelling, de andere helft valt haar aan. Tijdens de laatste werkgroep worden jullie als groep beoordeeld op jullie argumentatie, presentatie, structuur en stijl (zie het beoordelingsformulier). Iedere groep debatteert in totaal twaalf minuten. Na zes minuten mogen jullie klasgenoten zich in de strijd mengen. De eerste zes minuten kun je dus vooraf zo veel voorbereiden als je zelf wilt. Daarna moet je wellicht wat meer improviseren. Dinsdag 9 april sluiten we de collegereeks feestelijk af met een groot slotdebat. Daar verdedig je (in teamverband) de stelling die je onderzocht hebt. Je hoort een paar dagen van tevoren of je daar de stelling verdedigt of aanvalt. Hieronder vind je een korte introductie op de vier stellingen en de verplichte en aanbevolen bronnen. Lees die door en bepaal alvast je voorkeur. Als de stelling van jouw keuze erg populair blijkt, kan het zijn dat je niet bij je eerste keus terecht kunt. Op intranet vind je Pdf’s van de verplichte literatuur waar geen link bij staat. Sommige aanbevolen boeken staan niet op intranet. Die kun je in de bibliotheek vinden. NB: Alle stellingen worden in de hoorcolleges behandeld, maar niet per se in deze volgorde:
13
a. Google en Wikipedia maken ons slim
Als mensen soms beweren dat Google en Wikipedia – of breder: het bestaan van het Internet – ons dommer maken dan bedoelen ze: we weten steeds minder want we kunnen alles opzoeken. Ons geheugen komt buiten onszelf te liggen en we hebben er toegang toe door gebruik te maken van een laptop, een IPhone, een Ipad. In de niet al te verre toekomst zijn zelfs ingebouwde geheugenchips niet ondenkbaar. Hoezo dommer? We worden juist steeds slimmer! Een iPhone heet toch niet voor niets smartphone. We zijn slim omdat we steeds beter worden in het opzoeken van informatie. Iedere generatie wordt steeds een beetje slimmer, want vaardiger in het zoeken van informatie. Generatie Einstein; slimmer, sneller en socialer (uit 2006, maar inmiddels toe aan een derde druk) poneert dat mensen die vanaf 1985 geboren zijn, bijzondere gaven hebben in het zoeken, verwerken en opslaan van informatie. Maar klopt die bewering wel? Worden we echt slimmer als ons geheugen buiten onszelf komt te liggen? Zou het kunnen dat wij niet slimmer worden, maar eenvoudigweg overvoerd raken? We hebben miljoenen Wikipediapagina’s tot onze beschikking, maar we kunnen er niets mee omdat we verleerd zijn ons geheugen te gebruiken. Maar denk hier eens over na. Als we geen dingen meer onthouden maar alles opzoeken, worden we een doorgeefluik. Niets beklijft. Niets blijft. Slim blijkt boerenslim: handig, behendig, maar wijs of doorwrocht? Vraag is natuurlijk of dat erg is. Een laatste speldenprik dan. Geheugen en creativiteit blijken nauw met elkaar verbonden (zie Joshua Foer, Het geheugenpaleis). De paradox is namelijk dat iets nieuws alleen maar kan ontstaan als we onverwachte combinaties kunnen maken van dat wat we al weten. Creativiteit kun je zien als het toekomstige geheugen. Als je niets meer weet, kun je niets nieuws meer bedenken en dus sta je stil. Verplichte bronnen: • Carr, Nicholas. The Shallows. New York: Norton & Company, 2011: 115-143. Print. 100 min • Johnson, Steven. Everything bad is good for you: How today's popular culture is actually making us smarter. New York: Riverhead Trade, 2006: introductie (1-14) en 184-199. Print. 45 min.
13
Aanbevolen bronnen: • Bunskoek, Daphne. Gesprek op 2 met Sherry Turkle. NTR, VPRO, Ikon. 25 september 2011. Via:
. 25 min. • “Thoreau on Technology.” The Simplicity Collective. N.p., n.d. Web. 5 februari 2013. . (over relatie mens en techniek) 5 min. • Meer over Thoreau: “Henry David Thoreau”. Wikipedia. N.d. Web. 5 februari 2013. .10 min. • Foer, Joshua. “Wat blijft er over van ons geheugen?” Volkskrant.nl. De Persgroep Nederland, 29 oktober 2011. Web. 10 november 2012. .5 min. • Meer, Remy van der. “Google maakt ons niet dom, maar maakt het makkelijk om kennis te delen.” Volkskrant.nl. De Persgroep Nederland, 31 oktober 2011. Web. 11 november 2012. . 5 min. b. Gewelddadige games moeten verboden worden Geweld in games neemt toe en daarbij gamet de jeugd er steeds lustiger op los op steeds jongere leeftijd. Laten we het even als een onderzoeksresultaat aannemen. Dat doen we ook met dit gegeven: (zinloos) geweld in de samenleving neemt toe. Vooral jongeren gedragen zich in toenemende mate agressief en nemen vaker hun toevlucht tot geweld in conflicten. Hatzee, één en één is twee! Geweld in games leidt tot meer geweld in de ‘echte’ wereld. Maar ja, onderzoeksresultaten lenen zich bij uitstek om een overtuiging te bekrachtigen. Statistieken liegen de waarheid. Dat zou ook hier het geval kunnen zijn. Waar is immers het verband tussen de twee gegevens? Wie zegt dat verkrachters gaan verkrachten als ze blootgesteld worden aan pornografie? Het zou toch ook zo kunnen dat de potentiële verkrachter niet aan zijn gruweldaad toekomt juist omdat hij beschikt over pornografie? Maar ja, aan de andere kant: je ziet dat criminelen methoden uit de media kopiëren. Ontken dan de invloed van de media nog maar eens. Genoeg onderzoeken die het verband tussen geweld op tv, in films en games aantonen, maar ook voldoende onderzoeken die het verband ontkrachten. Die onderzoeken dateren van de jaren vijftig tot heden. En nog zijn de meningen verdeeld. Dat zal na ons debat niet anders zijn, maar dat betekent niet dat wij geen duit in het zakje kunnen doen. Leidt geweld in games tot meer geweld in de samenleving? En zo ja, is de consequentie daarvan dat de overheid moet ingrijpen en gewelddadige spellen moet verbieden?
13
Verplichte bronnen: • Anderson, Craig en Brad Bushman. “Effects of violent video games on aggressive behavior, aggressive cognition, aggressive affect, physiological arousal, and prosocial behaviour.” Psychological Science. 12. Iowa: State University, 2001: 353-359. Print. 25 min. • Grossman, Dave. “Teaching kids to kill.” Phi Kappa Phi National Forum. Fall. Killology Research Group, 1999: 1-7. Print. 15 min. • Kutner, Lawrence en Cheryl Olsen. Grand Theft Childhood. 10. New York: Simon and Schuster, 2008: H1 The Big Fear, 5-28. Print. 65 min. • Lauwaert, Maaike, Joseph Wachelder en Johan van de Walle. “Computerspellen en de geschiedenis van angst. Het gebruik en misbruik van historische vergelijkingen.” Tijdschrift voor mediageschiedenis. O. de Wit. 12, aflevering 2. 2004: 31-52. Print. 50 min. Aanbevolen bronnen: • Ferguson, Christopher. “The School Shooting/Violent Video Game Link: Causal Relationship or Moral Panic?” Journal of Investigative Psychology and Offender Profiling. 5, issue 1-2. Wiley Online Library, 2008: 25-37. Print. 50 min. • Goldstein, Jeffrey. “Violent Video games.” Handbook of computer game studies. Raessens en Goldstein. Cambridge: MIT Press, 2005: 341-358. Print. 60/70 min. • Kutner, Lawrence en Cheryl Olsen. Grand Theft Childhood. 10. New York: Simon and Schuster, 2008: (H2, H3 en H4, p. 29-110). Print. Interessant om te zien hoe weinig gefundeerd ‘serieuze’ media over deze problematiek praten: • Benger, Robin. “First person shooter.” Youtube. Robin Benger en Christopher Sumpton. 1 september 2002. Web. 5 februari 2013. . 45 min. • “De ‘invloed’ van Call of Duty.” Nieuwsuur. NOS en NTR, 12 april 2011. Web. 5 februari 2013. . 8 min. • “Do video games cause violence in kids? Interesting facts and data” Youtube. 13 oktober 2011. Web. 5 februari 2013. . 10 min. • Olsen, Cheryl. “Video Game Violence: Does it Desensitize?” Youtube. 8 februari 2010. Web. 5 februari 2013. . 5 min. • Lijst met nog meer interessante bronnen: C.K.Olsen INC. N.p., n.d. Web. 5 februari 2013.
13
c. Auteursrecht is achterhaald
De discussie over auteursrecht is niet meer verdwenen sinds de industriële revolutie. De mogelijkheid van het produceren van producten in grote(re) hoeveelheden heeft geleid tot de behoefte aan nieuwe definities. Wanneer is iets een origineel? Wat is een kopie? Is een kopie iets anders dan het origineel? Mag je iets één op één namaken? De opkomst van massaproductie in de jaren twintig van de vorige week - denk aan de fabrieken van Ford waar de auto's van de lopende band rolden - gaf nieuwe brandstof aan de discussie. De opkomst van het internet aan het begin van deze eeuw (in de jaren 1990 speelde dat medium nog een bijrol) is de volgende ontwikkeling die de discussie doet oplaaien. Door de digitalisering aan geschreven muziek, artikelen, video's en andere cultuurproducten is het eenvoudig om overal kopieën van te maken die nauwelijks of niet zijn te onderscheiden van het origineel. Dat betekent nogal wat voor de CMDberoepspraktijk. Moet je werk beschermd worden of juist niet? Daarmee is de kous niet af. Wanneer over een jaar of tien of twintig in iedere huiskamer een 3D-printer staat, is het voor iedereen mogelijk om digitale 3D-ontwerpen te printen. Zélf te maken. Kortom, op relatief korte termijn is alles door iedereen na te maken. Moet die ontwikkeling worden gestopt door een revisie van en strenge controle op auteursrecht? Of is die strijd inmiddels overbodig geworden? Verplichte bronnen: Anderson, Chris. Makers, The New Industrial Revolution. New York: Crown Business, 2012. Video interview: <www.vimeo.com/53592750>. 50 min. Levine, Robert. How Digital Parasites Are Destroying The Culture Business, And How The Culture Business Can Fight Back. London: Random House, 2011. Videolezing: <www.vimeo.com/50067342>. 56 min. Ferguson, Kirby. Everything is a Remix. Hier te zien: . 15 min. Aanbevolen bronnen: Mason, Matt. Piraterij, Hoe Hackers, Punkkapitalisten En Graffitimiljonairs Onze Cultuur Remixen En De Wereld Veranderen. Amsterdam: Lebowski, 2009. Videolezing: <www.vimeo.com/15353308>. 43 min. Ploeg, Theo. “Chris Anderson.” Zuiderlucht cultureel maandblad. N.p., 1 januari 2013. Web. 5 februari 2013. . 5 min.
13
d. Personalisatie van het web leidt tot je ideale bubbel Beeld je eens in dat je in een wereld leeft waar iedere webpagina die je ook maar opent speciaal voor jou alleen is gepersonaliseerd. Op Nu.nl geen saaie wielerverslagen, maar enkel het laatste voetbalnieuws. Groupon geeft je deals die inspelen op jouw interesses en van Foursquare hoor je in welk restaurant iedereen die ertoe doet, gegeten heeft. Dit is waar het web naartoe gaat: Er is een onzichtbare verschuiving van informatie gaande. Je hoeft niet maar zelf op zoek, maar de informatie vindt jou. Handig toch? Daarbij komt dat er zo’n krankzinnige en onoverzichtelijke informatiestroom op gang is gekomen dat je eigenlijk niet anders kan dan filteren. Zonder filters zou je verdrinken in een overvloed aan data. Maar is al dat gefilter nog net zo aantrekkelijk als Google keuzes voor je achterhoudt en je niet meer zelf kunt kiezen welke informatie je wel of niet ontvangt? Deze zogenaamde filter bubble (Eli Pariser – The Filter Bubble) kan dus ook de toegang tot nieuwe informatie beperken en onze blik op de informatiehorizon vernauwen. Stel, je klikt vooral op berichten van vrienden wanneer ze kattenfilmpjes posten of je reageert alleen op discussies over Hardcore en Old school. Dan zou het zomaar kunnen dat je honden of Hazes minnende vrienden, langzaam uit je nieuwsoverzicht verdwijnen. Facebook trekt conclusies uit jouw klikgedrag en schotelt je op maat gemaakte informatie voor. Tegelijkertijd worden we steeds meer afhankelijk van grote internetgiganten. Leidt dat ertoe dat we meer en meer geïsoleerd raken in onze eigen informatiebel? In ons eigen unieke en persoonlijke informatie-universum? Waarin je niet langer zelf beslist welke informatie je voorgeschoteld krijgt, maar – belangrijker – waarin je niet eens weet dat je iets mist? Verplichte bronnen: • Pariser, Eli. The Filter Bubble. What the Internet is Hiding from You. Introductie, H1 en H7. Londen: Penguin Books, 2011: 1-46 en 189-216. 150 min. Aanbevolen bronnen: • Battelle, John. The search: How Google and its rivals rewrote the rules of business and transformed our culture. Portfolio Trade, 2006. • Cheal, Lauren. Demystifying Algorithms: Understanding the Math that defines Your Life.” SFU.CA. Simon Fraser University, 18 januari 2013. Web. 5 februari 2013. . 15 min. • Kirkpatrick, Marshall. “Facebook Exec: All Media Will Be Personalized in 3 to 5 Years,” ReadWriteWeb. N.p., 29 september 2010. Web 5 februari 2013. 13
• • • • •
•
5 min. Kirkpatrick, David. The Facebook effect: The inside story of the company that is connecting the world. Simon & Schuster, 2011. Lanier, Jaron. You are not a gadget: A manifesto. New York: Alfred A. Knopf, 2010. Print. McLuhan, Marshall. Understanding media: The extensions of man. Cambridge: MIT press, 1994: 392. Print. Pariser, Eli. The Filter Bubble. What the Internet is Hiding from You. Londen: Penguin Books, 2011: 293. 500 min. Singhal, Amit. “Is Google a Monopolist? A Debate.” Opinion Journal. Wall Street Journal, 17 september 2010. Web. 5 februari 2013. . 15 min. Zittrain, Jonathan. The future of the internet--and how to stop it. Yale University Press, 2009. Print.
13