1ste bach Rechten
Bronnen en beginselen samenvatting (inclusief arresten)
Q R02
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
5,50 €
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
Bronnen & beginselen (bouwstenen)
Het recht is voor de samenleving wat zuurstof is voor de individuele mens (4min zonder zuurstof en je zal zien hoe essentieel het is) RechtEN: eerste universiteiten met 2 rechtssystemen 1. Kerkelijk recht: Paus &Keizer 2. Romeins recht = aantal basisprincipes (adagia) → er waren 2 machtssystemen
Deel 1 het objectief recht (bekeken vanuit de regels)
I.
het begrip objectief recht positief recht = recht dat in de samenleving geldt = het door mensen gestelde recht
1. doel van het recht recht streeft ordening na, het geeft leiding = rechtsidee niet de rule of man (de sterkste haalt het) maar de rule of law (rechtsstelsel) niet het recht van de sterkste maar de sterkte van het recht ! maar wat nazi’s deden was ook ordening Dus ordening + rechtszekerheid & rechtvaardigheid = containerbegrippen A. recht en rechtszekerheid rechtszekerheid= er moet zekerheid z door het recht dus zekerheid over het recht • recht is duidelijk om te weten wat onze rechten&plichten zijn • beslechten conflicten wnnr ze zich voordoen • rechterlijke uitspraak moet worden nageleefd • beginsel van rechtstaat = overheid houdt zich aan regels • voldoen aan verwachtingen van samenleving • regels moeten bekend zijn gemaakt • als wettekst niet duidelijk genoeg is, moet het voor de rechter w voorgelegd → dus 2 niveaus : wettekst & tekst van rechter (vonnis,arrest,commentaren,…) Rechtszekerheid = vorm, niet inhoud = formeel → positivistische school : recht a.d.h.v. formele criteria, recht is enkel kwestie van vorm maar dit is niet perse recht vb. nazi’s zekerh over joden: ze hebben geen rechten dus rechtzekrh op zich niet goed B. recht en rechtvaardigheid de kunst van het goede en het billijke = recht is wat rechtvaardig is dus niet enkel rechtzekerh, het gaat om de inhoud rechtvaardigh = ieder tot zijn recht laten komen • verdelende rechtvaardigh: r&p verdelen rekening houden met waarde, capaciteiten en verdiensten van eenieder. Vaak privaatrecht • vergeldende rechtvaardigh: verstoringen van aanvankelijke verdeling recht zetten. vaak publiek recht vb. eerlijke belastingen hebben door overheid) → volgt elkaar op: als eerste orde vestoord is moet dit w recht gezet door tweede orde Iedereen tot zijn recht laten komen veronderstelt impliceert eerbiediging van vrijheid van mens
1
→ recht moet autonomie van pers erkennen, vrijheid om vermogens in te zetten voor doeleinden die men zelf bepaald + het impliceert ook gelijkheid → men moet autonomie van anderen eerbiedigen KANT: vrijheid van de een moet samen kunnen bestaan met vrijheid van anderen DUS er w evenwicht gezocht tussen vrijheid en beperking van vrijheid, ter wille van meer gelijkheid Denkers over inhoudelijke aspecten → natuurrechtelijke traditie ! Rechtzekerh & rechtvaardigh komen niet altijd overeen Vb. recht geldt enkel voor degene die het kennen = wel rechtszeker maar niet rechtvaardig 2. het recht als middel: rechtsregels, hun toepassing en handhaving (= rechtssysteem) eerste figuur in recht is niet rechtsregel maar rechter A. de rechtsregel a. wat is een rechtsregel rechtsregel = gedragsregel = regels die mensen voorschrijven hoe ze zich moeten gedragen rechtsregels met alg draagwijdte = norm = van toepassing op onbep # gevallen, ERGA OMNES winkelhaak → construeren & controleren b. recht als een geheel van rechtsregels DABIN DELVA Recht is idd geheel van rechtsregels maar is ook meer Recht laat zich niet herleiden tot geheel van rechtsregels want niet alle regels spontaan nageleefd Vaak w het recht (on)bewust geschonden → regels volstaan dan niet, er moet dus ook recht gesproken worden, het moet w toegepast DUS rechtshandhaving en rechtspraak B. de rechtspraak er zijn rechters nodig die winkelhaak hanteren, ze passen rechtsregels toe strijd om het recht voor de rechter (strijd in samenleving w omgezet) rechter heeft recht gesproken is niet per se ordening C. de rechtshandhaving recht moet bereid zijn om naleving af te dwingen (desnoods met geweld) en er moeten sancties z die als onaangenaam w ervaren vaak leven ze het vrijwillig na, ze z bereid zich te gedragen volgens regels want ze zien dat het in hun belang is of omdat ze sancties willen vermijden wie rechtsregels niet volgt → kan het recht dwingen en kan men sanctioneren als men het niet gedaan heeft → naleving rechtsplicht is soms mogelijk ‘ je kan niemand dwingen iets heel precies te doen’ = dwingen iets te doen is uitzonderlijk, niet eenvoudig Iemand die plichten niet heeft nagekomen = schadevergoeding Iemand heeft recht geschonden = sancties van allerlei aard (geldboete,gevangenisstraf,tuchtsancties,…) = pijn laten voelen, werkt preventief Sancties kunnen met dwang ten uitvoer w gelegd 2
! regels waarvoor geen sancties z = onvolkomen recht vb. termijn van orde = wet zegt dat het moet gebeuren binnen zoveel maanden maar als dat niet gebeurd mag het 1x verlengd w en als het dan nog niet is gebeurd z er geen gevolgen, het z gwn streefnormen vb. internationaal recht = staten treden op in de mate dat ze het recht aanvaarden (geen wereldrechtsorde), nog niet sterk genoeg ontwikkeld D. een poging tot definitie het recht is een menselijke activiteit gericht op het ordenen v.h. samenleven van mensen door het opleggen van regels, het toepassen en het handhaven ervan 3. de oorsprong en evolutie van het recht A. de oorsprong: recht en samenleving Louvre in Parijs: regels uit handen van de zonnegod op een zuil gebeiteld (over eigendom,contracten,…) → regels die al in samenleving bestonden, wss einde van eeuwenlange evolutie van recht recht belangrijk geworden wanneer mensen zich vestigde op 1 plek want dan kunnen er conflicten ontstaan, eerste juridische figuur is degene die conflicten oplost = de machtigste = rechter dus eerst is er strijd,conflicten,onrecht,chaos erna lost rechter deze geschillen op zeer lange evolutie aan vooraf gegaan → ‘waar je gemeenschap hebt, heb je recht’ nuance/kritiek HART: er is meer nodig dan samenleving namelijk regels over hoe regels w gemaakt AUSTIN: als je doodt w je gestraft → je moet dit doen en als je het niet doet w je gestraft HART had hier kritiek op want dan doet een struikrover of wat dan ook aan recht als hij zegt u geld of u leven dus je moet een onderscheid maken → in elke samenleving primaire regels over het samenleven Die regels kunnen opgelegd z door macht (strijd van sterkste) is geen recht Het w recht als die regels w opgelegd o.b.v. andere regels, dit z secundaire regels+metaregels Dit zijn regels over regels (wie ze mag opleggen) Is in meer ontwikkelde samenlevingen 3 soorten: • rules of recognition: regels waaraan je eerste regels kan herkennen = cursus bronnen v.h. recht → regels over gelding van regels, interpretatie, verhouding tussen regels =erkenningsregels • rules of change: regels over hoe je de regels kan veranderen, meestal over overheden maar ook over burgers (we kunnen contracten sluiten) hoe men gedragsregels kan invoeren, wijzigen of opheffen = wijzigingsregels • rules of adjudication: regels over rechtstoepassing en rechtshandhaving. Niet rule of man maar rule of law. Naleving van gedragsregels = berechtingsregels Geven aan wie kan vaststellen dat primaire regels geschonden z HART: • Primaire regels = gedragsregels • Secundaire regels = regels over gedragsregels
3
→ er is een ultimate rule of recognition waaraan alles w opgehangen waarbij het rechtssysteem legitimeert zich zelf (HART) = positivistisch, elke regels moet in overeenstemming z met hogere regel Dan heeft men recht Nieuwe evolutie: → Rechtsregels moeten behoorlijke rechtsregels tot stand brengen en behoorlijke rechtspraak/rechtsbedeling = tertiaire regels, z oorspronkelijk van rechtsethische aard Het z verwachtingen gesteld aan regelgeving, RS en bestuur FULLER moraliteit v.h. recht → hoe kan ik goed recht van slecht recht onderscheiden dit w opgelost a.d.h.v. rechtsethische beginselen = goed recht vb. wetten mogen niet discrimineren → dit positiveert men in GW. En z dan alg beginselen ! bronnen & beginselen is eig metarecht (over het recht) dus niveau van abstractie B. recht in verschillende samenlevingen mensen leven samen in ≠ samenlevingen : gezin,familie,gewest,continent,wereld,… elk van deze verbanden kan afzonderlijke rechtsorde h, met verschillende intensiteit waarmee recht ordenend optreedt. maar niet in elke van die samenlevingsverbanden is er recht niet in elk verband z rechtsregels, RS en rechtshandhaving even sterk aanwezig vb. gezin → badkamergebruik ’s morgens → er z wel primaire regels/afspraken/gewoonte over volgorde van badkamergebruik maar is niet per se recht HART er moeten regels z over die regels dus in gezin moet reglement z (rules of recognition) moest dit in een gezin z verhuis!!!! Vb. voetbalbond → regels m.b.t. schorsen,verbod,overkopen van spelers, er z ook regels over die regels, er is een georganiseerd rechtssysteem Vb. kerk → er is canoniek recht Dus niet 1 rechtssysteem maar ≠ Hoe verhouden deze tot elkaar C. recht en de staat Broei van recht = broei van staat → staten ‘wij z soeverein’ = hoogste gezag willen z Staat is succesvol geweest is creatie van recht en vormde zich tot entiteit die soevereiniteit opeist = historisch fenomeen 16e en 17e eeuw Statelijk recht beheerst leven en samenleven → staat ontwikkeld van nachtwakerstaat (recht en orde doen heersen) tot sociale verzorgingsstaat (verantwoordelijk voor welzijn beheerst door recht) Nu mss tijd dat het geleidelijk verdwijnt vb. Europese Unie maar basis is nog wel soevereiniteit omdat men niet verplicht is erbij te gaan en er in theorie zomaar uit kan stappen dus soevereiniteit afgestaan naar boven Ook soevereiniteit opdracht naar binnen toe vb. gewesten en gemeenschappen Staat aanvaard ook pluralisme (niet-statelijke regels) → vrijheid van vereniging Maar we kijken nu naar bronnen van statelijk recht 4. recht en andere gedragsregels rechts is niet enige systeem van ordening in samenleving A. recht & godsdienst (heteronoom) godsdienst (z er veel) maar 3 grote wereldgodsdiensten met boek (regels): Bijbel,Thora,Koran 4
→ brengen ook ordening aan = rechtssysteem Ze hebben primaire regels (gedragen t.o.v. elkaar) en secundaire regels (over regels) ! in niet-geseculariseerde samenleving is er geen scheiding tussen recht en godsdienst Verschil: • rechtsregels oorsprong van mensen – godsdienst wil van God • sancties – goddelijke rechtvaardigheid Verhouding: Recht van staat aanvaard andere rechtssystemen (godsdienst) → in art 19 GW. En art 9 EVRM: Vrijheid van godsdienst & vrijheid van eredienst Collectieve vrijheid van kerken en levensbeschouwelijke verenigingen art 21 GW. Niet meer 1 grond = 1 godsdienst dus aanvaarden vrijheid godsdienst van anderen = westerse waarde Maar wel grenzen → men kan niet o.b.v. godsdienst eender wat doen = verdraagzaamheid, vrijheid Ook vrijheid om niet te geloven dus afstand van godsdienstdwang art 20 GW. Scheiding kerk en staat → embryonaal in evangelie Mattheus = geef aan keizer wat keizer toekomt en aan god wat aan god toekomst maar vooral gekomen door Verlichting Naast negatieve vrijheid = voor staat een onthoudingsplicht Ook positieve vrijheid = voor overheid prestatieverplichting Vb. verstoring van eredienst is strafbaar art 142 Sw.; 181 GW., art 24 §1 lid 4 GW. B. recht & moraal (autonoom) a. verschil tussen recht en moraal • moraal komt van je zelf = autonoom - recht w opgelegd door overheid = heteronoom → wie moreel handelt, handelt volgt de stem van zijn geweten handelen volgens morele overtuiging = goed handelen volgens eigen moraal gekweekt door opvoeding, ervaringen,… → inzicht in goed en kwaad dus uit eigen overtuiging het goede doen • intentie is wezenlijk – intentie is niet van belang ! zich houden aan snelheid omdat men bang is om betrapt te w is niet volgens moraal handelen, wel als je gewoon vindt dat het niet kan → het moet je eigen inzicht z Recht vindt het voldoende dat er geen diefstal is, moraal wil dat er geen dieven z • gewetenswroeging – kan w gehandhaafd door overheid • ethisch pluralisme – eensgezindheid over geldens positief recht b. verhouding tussen recht en moraal 2 strekkingen: • positivisme: recht moet niet beantwoorden aan moraal o extreme positivist: rechtsregel is geldig in overeenstemming met hogere rechtsregel o gematigde positivist: regel is immoreel maar blijft wel recht (slecht recht) • natuurrechtsdenken: recht moet in overeenstemming z met ethische beginsel (waar alle beschaafde volkeren het over eens z) zo niet is er non-recht in ons land vele morele waarden gepositiveerd vb. Europees verdrag voor recht van de mensen filosofische vraag w soms juridisch relevant → in Duitsland 1945: Hitler weet dat strijd verloren is maar geeft wel Katastrofebevel (als je iem kent die militair niet meer wil meewerken moet men die neerschieten) dit kon omdat er geen 5
mensenrechten z. Iem volgt het bevel op en de moeder van jonge soldaat die is doodgeschoten begint proces tegen moordenaar nadat oorlog is afgelopen. Er z 2 types van argumentatie: Moordenaar: wat ik toen deed was toen recht/volgens het toen geldende recht, ik stelde mij correct op en nu zeggen dat het zondig is ga je in tegen eigen systeem (niet-terugwerkende kracht). Advocaat van moeder: zegt dat wat toen gold geen recht is, om recht te kunnen z moet het meer z dan beantwoorden aan bevel. Als het recht ingaat tegen ethisch minimum (natuurrecht) is het geen recht, non-recht. Duitse rechter volgde natuurrechtelijke richting: het recht houdt op recht te z als het ingaat tegen alg erkende regels of het natuurrecht (als bron gebruikt) → Na val Berlijnse muur: iem die muur probeerde over te gaan schoten de grensmachten die gewoon dood en dit systeem had zelfs grond in GW van DDR. Maar rechter zei dat het evidente en onaanvaardbare schending is van mensenrechten dus het kan geen recht z. verhouding moraal met recht: meestal niet problematisch • rechtsregels z amoreel : er is geen morele dimensie aan, als het maar geregeld is, recht zegt niets over moraal vb. 1754 BW • in overeenstemming met moraal: verbieden immorele regels, verplichten morele regels, er is geen probleem, geen strijdigheid tussen recht en moraal vb. art 1134 lid 3 BW goeder trouw soms wel problematisch • recht ondersteunt niet ieders moraal: je bent gehuwd maar pleegt overspel, dit kan men immoreel vinden maar het recht zegt niet dat het verboden is. Het recht verplicht u niet om iets immoreel te doen, het ondersteun u morele overtuiging gewoon niet. o Ethisch pluralisme → moeilijk om ieders moraal te ondersteunen, het verschilt te veel o Democratie → wetgever moet keuze maken wat hij al dan niet ondersteunt, hij is gelegitimeerd want is democratisch verkozen door de meerderheid • recht gaat in tegen morele overtuiging: recht verplicht burger tot wat hij immoreel vindt of verbiedt burger tot wat hij moreel verplicht vindt geen ruimte voor eigen morele overtuigen = immoreel → gewetensbezwaren. recht gaat om met gewetensbezwaren, hoe gaat her er mee om? o geweten is individueel bepaald o moeilijke te pijlen o oeveloos? Gewetensbezwaar vaak religieus gekleurd Sommige gewetensbezwaren kunnen niet goedgekeurd w vb. tegen belastingen betalen → rechtszekerheid haalt het van rechtvaardigheid C. recht & sociale zeden / II. bronnen van het objectief recht 1. begrip rechtsbron 6
• •
materieel = factoren die bepalen hoe inhoud er uit ziet, dat die wet w gestemd formeel = verschijningsvorm
2. materiële bronnen van het recht herkomst van de inhoud van geldend recht, het z factoren die invloed h op vorming van recht A. politieke bronnen machtsverhoudingen (pol&soc) in parlement en samenleving vb. links en rechts die compromis vormen, ook media en drukkingsgroepen hebben stem in debat → al deze politieke krachten werkten mee aan resultaat B. feitelijke bronnen economische, geografische, technologische → kenmerken/feiten samenleving vb. om 120 te rijden op autostrade moet men auto’s hebben die 120 kunnen rijden, men heeft apparatuur nodig om snelheid te kunnen meten C. ideologische bronnen godsdienstige en filosofische overtuigingen en politieke ideeën. Bij ons christendom en humanisme D. rechtsfilosofische & rechtstheoretische bronnen (juridische disciplines) rechtsfilosofisch = rechtsidee, doel van het recht rechtstheoretisch = recht als middel om doel te bereiken inzichten in doel en middel van het recht E. juridische inspiratiebronnen rechtsleer, rechtsgeschiedenis en rechtsvergelijking vb. zijn er geen hogere regels in het spel, Europese rechtsregels 3. formele rechtsbronnen verschijningsvormen van het recht, juridische dragers, waar vindt men het recht je kan weten wie die wet heeft gemaakt zelfstandig: • een te identificeerbare rechtsvormer = je kan weten wie die heeft gemaakt vb. gewoonte niet want gewoonte w gevormd door verschillende generaties lang • men kan het vastnemen vb. gewoonte staat los van document, want is feitelijk gegroeid ! gewoonte ga je pas erkennen wnnr iem anders er iets mee doet (wetgever,rechter,…) Bindend: • rechtsregel moet door burger w nageleefd • rechtsregel moet door rechter w toegepast o alg binden: door alle burgers o niet-alg bindend: slecht door bepaalde burgers zelfstandige (formele) bronnen van het recht • de wet: bindend • de rechtspraak: niet alg bindend • de rechtsleer: niet-bindend, gezaghebbend 7
niet-zelfstandige bronnen van het rechts • de gewoonte • algemene rechtsbeginselen • billijkheid i. DE WET ( zelfstandig en bindend) 1. wat is een wet • alg regel = overkoepelende term → wet geldt ERGA OMNES = onbepaald aantal mensen, alg draagwijdte • die door bevoegde overheid uitdrukkelijk w uitgevaardigd en • neergelegd in bindende tekst wet in materiële zin = inhoud = norm Beschikking = bepaalde gevallen, precieze draagwijdte naar 1 bepaalde burger vb. bouwvergunning → door uitvoerende macht, !heel soms bij parlement of rechter(naturalisatieprocedure) Wet heeft dubbele bestemming: • tot burgers → zo moet je u gedragen, rechtsonderhorigen • tot rechters → als men zich zo niet gedraagt gaat men naar rechter, deze veroordeeld u om het te doen 2. geschiedenis van wet als bron gewoonterecht w gecodificeerd 11e eeuw eerste wet was afschaffen van bep gewoonte ontstaat spontaan volgens behoefte in samenleving 12e eeuw steeds meer tussenkomst door vorst → wil eenheid, mobiliteit,… niet enkel afschaffen maar ook nieuwe regels + leenstelsel dus graven begonnen ook regels uit te vaardigen Werd groter toen gezag van staat/soevereiniteit opbrak Staten slagen er in om monopolie van af dwingen naar zich toe te trekken Codificatiebeweging: 3 bedoelingen = optekenen in wetboek 18e en 19e eeuw • bevorderen rechtszekerheid (niet zo sterk bij gewoonte) • eenheid = eenvormig in heel land • vernieuwing = nieuwe rechtsregels wetboek: • van wetgever: BW 1804 = 1 wet waarin men hele rechtstak regelt met 2000 artikelen → wet recht waarin men heel veel van bep rechtstak regelt • van uitgever: boek waarin alle wetten staan die studenten in 5j nodig hebben, men neemt er het wetboek van wetgever in op → een boek van wetten 2 reacties op codificatie • exegetische school: applaus, wetgever moet wetten maken, 1 bron van recht nodig=wet, ratio, gewoonte is verleden, wet=recht, rechter moet woorden van wet spreken=toepassen, soort van automatisch wezen, rechter moet niets toevoegen (declaratief), verheerlijken van wet, gewoonte slechts van belang als het in wet is opgenomen, RL enkel om te systematiseren en bestuderen=legisme
8
historische school: gewoonte, recht moet uit samenleving ontstaan zoals dat altijd gegaan is, geen greep van buitenaf, wel plaats voor wetgeving=gewoonte optekenen maar mag evolutie niet verstoren want anders artificieel recht → geen van die 2 scholen heeft nu nog aanhangers Wet is nu wel meest succesvolle bron van recht, 3 factoren: • democratie: vertegenwoordigers aanduiden die rechtsregels uitvaardigt • nachtwakerstaat naar verzorgingsstaat (door democratie) o nachtwakerstaat: mensen zelf streven geluk na, overheid komt er niet in tussen, krachten in samenleving bepaald waar het naar toe gaat (=politieman), staat moet niet samenleving sturen 19e eeuw → enkel bovenlaag van samenleving in parlement, enkel aandacht voor vergeldende rechtvaardig niet voor verdelende → door uitbreiding kiezerscorps veranderde samenstelling van volksvertegenwoordiging o verzorgingsstaat: ook aandacht voor verdelende rechtvaardig (belastingen o.b.v. inkomsten), staat gaat zich met van alles bezig houden en begeleid ons van wieg tot graf, maakt over alles regels → explosie van recht, diarree van wetgeving • steeds meer wetgevers: men moet zien op welk niveau men regels uitvaardigt → subsidiariteitsbeginsel: op niveau dat meest geschikt is, laagst mogelijke staat verloor dus bevoegdheid: o macht aan deelstaten: gewesten en gemeenschappen o lacht aan internationaal & supranationale instellingen → complexiteit stijgt maar recht is niet enkel wet alleen er z te veel wetten → deregulering = pil tegen diarree •
3. beginselen van behoorlijke rechtsbedeling eisen die rechtsstaten stellen aan wetgeving → rechtsethische beginselen=opvattingen over wat goede wetgeving is, zo vinden we dat recht hoort te z gedeeltelijk gepositiveerd (in hoogste rechtsregel=wetgever moet zich er aan houden) A. democratiebeginsel normen moeten instemming van bevolking kunnen verdragen=legitimatie van onderuit krijgt vorm in GW van een land Lincoln: ‘regering van, voor en door het volk’ = kortste def ooit Beperkte invulling (want ieders instemming niet mogelijk): • beslissing van meerderheid → Rousseau: wet moet niet de uiting van iedereen z, maar het moet uiting van de meerderheid z die denkt aan wat voor iedereen goed is • men opteert voor rechtstreekse democratie=meerderheid bij bevolking in referendum (beslissingen voorleggen aan bevolking en vragen of ze het goed vinden of niet) of onrechtstreekse democratie=meerderheid bij verkozen vertegenwoordigers eventueel na volksraadpleging, men duidt mensen aan die namens ons gaan beslissen ! ons land vanaf 1831: referendum strijdig me GW (staat niet letterlijk in GW. Van 1831, het werd gwn niet gedaan omdat er volgens wet geen enkele macht bij volk lag). Adviserende volksraadpleging (≠beslissingsrecht) kan op provinciaal en gemeentelijk vlak art 41 GW en Provinciedecreet en Gemeentedecreet + kan ook op geweest vlak art 39bis GW want is geen machtsuitoefening van volk (ze hebben geen macht, men vraagt gwn mening van bevolking waar men al dan niet rekening mee houdt) 9
•
! men moet wel eerst in decreet stemmen dat men volksraadpleging mag doen Op federaal vlak w door RvS en meerderheid rechtsleer volksraadpleging als strijdig met GW beschouwd ! ooit was er op nat niveau een volksraadpleging i.v.m. met koning, maar achteraf bekeken is dit raar want koning is niet verkozen → uitslag was min of meer 50-50 dus bleek geen nut te hebben + nu kan men niet meer echt spreken van Belgisch volk dus waarom dan volksraadpleging Men opteert voor presidentieel=UM bij verkozen staatshoofd of Parlementair systeem=UM bij niet-verkozen regering die vertrouwen h van volksvertegenwoordiging Moeder is GB en is nu ook bij ons → vertegenwoordigers steunen regering of Semi-presidentieel systeem=UM bij verkozen staatshoofd die regering benoemt die vertrouwen h van volksvertegenwoordigers Frankrijk: president rechtstreeks verkozen maar mag niet vrij zijn ministers kiezen, ze moeten vertrouwen hebben van meerderheid in parlement dus men wil dat regering vertrouwen h van parlement (president niet te sterk)
B. beginsel van rechtstaat en rechtszekerheid rechtszekerheid hangt samen met beginsel van rechtsstaat • beginsel rechtsstaat = overheid moet zelf rechtsregels naleven → the rule of law, not the rule of man → oefent macht uit in overeenstemming met regels o GW en internationale verdragen stellen grenzen aan overheidsmacht → scheiding der machten (iedereen moet elkaar controleren om machtsmisbruik tegen te gaan → fundamentele rechten en vrijheden waar overheid zich niet in mag moeien o Er is hiërarchie van rechtsregels → lagere rechtsregel eerbiedigt elke hogere rechtsregels en er moet een rechter op toezien (deze moet kunnen vernietigen) o Onrechtmatige wetgeving kan tot aansprakelijkheid overheid leiden volgens 1382-1383 BW = vrij recent want lang zei met ‘scheiding der machten’ d.w.z. dat rechter zich niet moest gaan moeien met wetgeving/WM Als overheid fout begaat w die behandeld zoals ieder van ons Rechterlijke macht (1920) en wetgevende macht (2006) en uitvoerende macht kan aansprakelijk z en dan staat overheid in voor schade Arrest 28 sept 2006: Er is fout van wetgevende macht en w aansprakelijk gesteld omdat ze te weinig wet maakte, want rechterlijke macht kon niet zo functioneren om uitspraak te krijgen binnen redelijke termijn • beginsel van rechtszekerheid = regelgeving moet voldoen aan eisen van toegankelijkheid, berekenbaarheid en betrouwbaarheid, en uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid C. subsidiariteitsbeginsel wetgeving moet w uitgevaardigd op niveau dat meest geschikt is, zoektocht moeilijk te positiveren want zou te grote chaos brengen dus hoofdzakelijk een pol beginsel 10
maar wel hier en daar postivering te vinden art 5,3e lid VEU = subsidiariteitsbeginsel als ZODANIG D. gelijkheid voor en door de wet gelijkheidsbeginsel ! niet alle mensen z gelijk ! gelijk behandelen gaat niet want dan krijgt iedereen zelfde cijfer op examen, men moet verantwoording hebben voor ongelijke behandeling Vb. vrouwen konden tot eind 19e eeuw geen advocaat w • Gelijkheid voor wet: o De wet moet op gelijke wijze worden toegepast op iedereen → gelijk z voor de wet o Gelijkh voor de wet niet geschonden zolang geen enkele vrouw toegang heeft tot balie o is beginsel van behoorlijke wetstoep • Gelijkheid door wet o Wet zelf moet burgers gelijk behandelen → gelijk behandeld door de wet, wet zelf mag geen ongelijkheid inhouden o Gelijkheid door de wet is wel geschonden omdat er geen redelijke verantwoording bestaat voor ongelijke behandeling o is beginsel van behoorlijke wetgeving → gelijke gevallen moeten gelijk behandeld w en ongelijke gevallen mogen ongelijk behandeld w Dus differentiatie (verantwoorde ongelijke behandeling) is toegelaten, maar discriminatie niet (onverantwoorde ongelijke behandeling) Gelijkheid & verbod discriminatie in art 10, 11, 11bis, 24 §4, 172 en 191 GW en art 14 EVRM en art 26 IVBPR Rechtspraak GwH: Toetsing aan discriminatieverbod: doel en gevolgen z belangrijk 1. gaat het om vergelijkbare gevallen? → men moet zich vergelijken met iets anders. Vind men dat het niet vergelijkbaar is dan onderzoekt men niet verder gebeurt niet vaak want bijna alles kan men vergelijken 2. streeft de ongelijke behandeling een legitiem doel na? → is er meestal want wetgever wil doel nastreven 3. Is de maatregel adequaat om het doel te bereiken? → vb. rijbewijs enkel voor blonde haren, criterium mag niet te beperkt z maar ook niet te ruim (sigaretten verbieden en ook chocolate sigaretten) 4. Is het criterium van onderscheid objectief en pertinent? 5. Z de gevolgen van de ongelijke behandeling niet te zwaar in het licht van het evenredigheidsbeginsel? → wet invoeren is op zich ongelijk want men verbied iets, maar de ongelijke behandeling moet verantwoord z → afweging van rechter (is dus bron van recht) en men zit vaak dicht bij politiek Vb. Belgische taalzaak: Franstaligen in Vlaanderen woonden in gemeenten die geen faciliteitengemeenten waren (geen Fr faciliteiten). Franstalige wou kleuteronderwijs in Frans maar was er niet en buur heeft wel kleuteronderwijs in Ned. (moedertaal), men zag dit als ongelijke behandeling. Uiteindelijk kwam men voor EHRV o.b.v. art 14 EVRM. Zei zeiden dat ongelijke behandeling mag, als het verantwoord is. 11
Men moet doelstelling van alg belang hebben met wetgeving → model is België = compromis, taal van meerderheid is beter te beheersen dan meer verschillende talen o Doel heiligt niet de middelen → homogene taalgebied (makkelijker te besturen) om doel te bereiken zou men kunnen zeggen dat er geen andere taal meer w gesproken ook niet thuis = eigenlijk etnische zuivering, doel is interessant maar heiligt niet de middelen. Men moet ook kijken naar gevolgen. Doel en gevolgen moeten in verhouding staan. Doelstelling = homogeniteit en middel = geen gesubsidieerd onderwijs maar men sluit niet uit dat kind anders talig onderwijs kan hebben, men h mogelijkheid om toch in Fr les te krijgen Vb. tabaksreclame-arrest: Er komt Europese richtlijn: je moet voor 2001 wetgeving hebben die tabaksreclame verbied rond sportevenementen want linken van tabak aan sport is eig nefast. Met het uitvoeren van deze wet was de Belgische staat heel snel. Er mocht geen reclame meer komen rond circuit van Franchorchamps. Men stemt dus de wet. Hiervoor gaat men naar GwH o.b.v. ongelijkheid want op andere manifestaties mocht het nog wel (buiten sport) o Doelstelling = volksgezondheid o Is het een adequaat middel? → kan men er iets mee bereiken, ja natuurlijk door reclame te verbieden gaan mensen minder roken. Maar tabaksindustrie zei je ziet het verkeerd; wij maken geen reclame om mensen meer te laten roken, we maken enkel reclame om mensen te laten overschakelen van merk. Het verbod is een adequaat middel want men dient er de volksgezondheid mee. o Criterium van onderscheid moet pertinent z (heeft hier niet gespeeld): stel dat ze enkel reclame zouden verbieden voor sigaretten maar niet voor sigaren want onderscheid tussen sigaren en sigaretten is niet pertinent o Gevolgen mogen niet te zwaar z en GwH zei hier dat gevolgen te zwaar waren omdat wedstrijd niet w georganiseerd in Franchorchamps, organisator zei gewoon ik organiseer het in een ander land waar wet nog niet was doorgevoerd. Daardoor was er veel verlies zowel geld als arbeidsplaats. Gevolgen z dat fans van sport toch die reclame zou z want wedstrijd w uitgezonden op televisie vanuit ander land. Voor volksgezondheid amper gevolgen maar op economisch vlak heel erg grote gevolgen. gwH heeft wet over tabaksreclame dus vernietigd o
E. mogelijkheid om wet na te leven wet kennen om gedrag er op af te stemmen a. de bekendmaking van de wet art 190 GW. → zelf bepaald door wetgever hoe ze bekend w gemaakt normatieve teksten moeten in BS, beschikkingen gelden enkel voor wie ze moet kennen Bekendgemaakt in officiële publicaties (BS) of door aanplakking (bord dat aan gemeentehuis hangt) GwH: Via internet is discriminatie als er geen begeleidende maatregelen w genomen want niet iedereen h een pc, d.w.z. dat er ergens een publieke pc is en iemand die personen begeleid met zoeken → in grote mate theoretisch want wie leest het staatsblad nog Gevolg: bekend = tegenstelbaar aan iedereen, ook voor degene die ze niet kennen of beweren ze niet te kennen → ‘niemand w geacht de wet niet te kennen’ = ‘nemo censitur-beginsel’ ! in bepaalde omstandigheden kan burger in rechte dwalen dus inroepen dat men de wet niet kent → gemeenschappelijke daling maakt recht 12