BELEIDSREGEL BR/CU-5070 Intramurale curatieve GGZ: loon- en materiële kosten
Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen. Ingevolge artikel 52, aanhef en onder e van de Wmg, worden tarieven en prestatiebeschrijvingen die uit de voorliggende beleidsregel voortvloeien ambtshalve door de NZa vastgesteld.
1. Reikwijdte Deze beleidsregel is van toepassing op tweedelijns1 curatieve geestelijke gezondheidszorg (GGZ) als bedoeld in artikel 4, onder a, van de beleidsregel ‘Invoering DBC-bekostiging voor gebudgetteerde zorgaanbieders van curatieve GGZ’ met kenmerk BR/CU-5073, die wordt geleverd door gebudgetteerde zorgaanbieders als bedoeld in artikel 4, onder d, van laatstgenoemde beleidsregel.
2. Doel van de beleidsregel Met deze beleidsregel wordt bepaald op welke wijze de productieafspraak voor de intramurale zorgverlening in het kader van de curatieve GGZ door de NZa wordt vastgesteld.
3. Begripsbepalingen Voor de omschrijvingen van de verschillende budgetparameters en doelgroepen wordt verwezen naar de beleidsregel ‘Definities budgetsystematiek curatieve GGZ’ met kenmerk BR/CU-5074. 3.1 Loonkosten Onder loonkosten wordt in deze beleidsregel verstaan het bruto loon, onregelmatigheidstoeslag, overwerktoeslag, vakantietoeslag, wettelijke sociale lasten, pensioenpremie en suppleties die voortvloeien uit de geldende rechtspositieregelingen (onder andere kosten van wachtgelden, kosten van functioneel leeftijdsontslag). De loonkosten hebben betrekking op het totale personeel (directie, administratie, civiele dienst, onderhoudspersoneel, directpatiëntgebonden personeel, geestelijke verzorging, opleidingspersoneel en overig personeel). De loonkostencomponent in het budget dient tevens ter dekking van de kosten van niet in loondienst verrichte werkzaamheden. 3.2 Materiële kosten Onder materiële kosten dient in dit verband te worden verstaan de kosten ressorterend onder de rekeningnummers 423 t/m 472 van het Prismant-rekeningschema van zorginstellingen, met uitzondering van onroerende zaakbelasting en milieuheffingen.
1 De term ‘tweedelijns’ is hier bewust gekozen ter onderscheiding van de eerstelijns psychologische zorg, waarvoor vrije tarieven gelden als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onderdeel a, van de Wmg. Op laatstgenoemde categorie zorg is deze beleidsregel derhalve niet van toepassing. Waar in deze beleidsregel wordt gesproken van curatieve GGZ wordt steeds gedoeld op tweedelijns curatieve GGZ.
Kenmerk
BR/CU-5070
4. Vaststelling productieafspraak voor intramurale zorg De productieafspraak voor intramurale zorg dient, tezamen met de productieafspraak voor extramurale zorg en de productieafspraken in Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) ter vaststelling van eenmalig verrekenbedrag van de gebudgetteerde zorgaanbieder. De vast te stellen productieafspraak voor de intramurale zorg is het totaal van de gemaakte volume- en prijsafspraken over de budgetparameters uit onderdeel 6 van deze beleidsregel, eventueel verminderd met een individuele prijsafspraak. Het bedrag dat voor een parameter moet worden afgesproken is gelijk aan de in deze beleidsregel per budgetparameter genoemde bedragen. Alle bedragen in deze beleidsregel zijn exclusief een normatieve kapitaalslastencomponent.
5. Vaststelling van de hoogte van de budgetparameters De budgetparameters zijn gebaseerd op historisch vastgestelde kostprijzen. De hoogte hiervan houdt verband met de gemiddelde tijdsduur van de te leveren zorg en de gemiddelde loonkosten. Jaarlijkse indexatie De budgetparameters worden in beginsel jaarlijks geïndexeerd. De loonkostencomponent wordt geïndexeerd volgens de loonindex, zoals die wordt vastgesteld door het Ministerie van VWS. Deze index houdt verband met de CAO-afspraken. Voor wat betreft de materiële kosten wordt aangesloten bij het prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB).
6.
Budgetparameters intramurale zorg Loonkosten
Materiële kosten
Per bezet bed -voor alcohol- en/of drugsverslaafden
17.991,31
4.675,31
57.627,29
3.661,55
-voor kinderen en jeugdigen: • ZIZ-bedden (zeer intensieve zorg) • BOPZ-bedden (bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen)
28.650,50
3.661,55
20.835,70
3.661,55
-voor volwassenen en ouderen
18.106,90
3.007,16
-voor herstellingsoord functie
17.068,60
3.007,16
• 0 t/m 55 bedden
40.047,27
6.018,99
• vanaf 56 bedden
25.909,19
6.018,99
23.920,78
3.588,18
58.874,02
3.489,30
• overige bedden voor kinderen en jeugdigen
2
-voor forensische psychiatrie 3: • forensisch psychiatrische klinieken
• voor forensisch psychiatrische afdelingen - voor klinisch intensieve behandeling
2 ook van toepassing op klinische psychotherapie voor kinderen en jeugdigen en op klinische gezinsbehandeling. 3 niet van toepassing op forensische psychiatrie met strafrechtelijke titel.
Kenmerk
BR/CU-5070 Pagina
2 van 7
Kenmerk
Loonkosten
Materiële kosten
BR/CU-5070 Pagina
3 van 7
Per eerste opname -
voor alcohol- en/of drugsverslaafden
368,31
0,00
-
voor kinderen en jeugdigen
368,31
0,00
-
voor volwassenen en ouderen
1.038,18
0,00
-
voor forensisch psychiatrische klinieken
3.003,78
0,00
-
voor forensisch psychiatrische afdelingen
1.451,83
0,00
2 2
Loonkosten
Materiële kosten
4 van 7
- voor alcohol- en/of drugsverslaafden: A.1.1 groepsgewijze behandeling met beperkte begeleiding
64,71
14,62
A.1.2 groepsgewijze behandeling met volledige begeleiding
81,94
14,62
A.1.3 individuele behandeling met beperkte begeleiding
110,86
14,62
A.1.4 individuele behandeling met volledige begeleiding
121,36
14,62
bescherming
167,77
14,62
A.1.6 crisisinterventie
232,18
14,62
146,10
14,62
bescherming
205,97
14,62
K.1.3 stabilisatie met beperkte tot volledige begeleiding
184,29
14,62
K.1.4 stabilisatie met continue tot zeer intensieve bescherming
244,12
14,62
247,58
14,62
319,74
14,62
V.1.1 klinische kortdurende zorg met beperkte begeleiding
84,56
13,19
V.1.2 klinische kortdurende zorg met volledige begeleiding
120,99
13,19
194,69
13,19
A.1.5 behandeling met continue tot zeer intensieve
-voor kinderen en jeugdigen: K.1.1 behandeling met beperkte tot volledige begeleiding
4
K.1.2 behandeling met continue tot zeer intensieve
K.1.5 zeer intensieve behandeling met beperkte tot volledige 5
K.1.6 zeer intensieve behandeling met continue tot zeer intensieve bescherming
-voor volwassenen en ouderen:
V.1.3 klinische kortdurende zorg met intensieve begeleiding/bescherming V.1.4 herstellingsoordfunctie
38,45
7,14
V.2.1 structuurbiedend met beperkte begeleiding
37,00
13,19
V.2.2 structuurbiedend met volledige begeleiding
100,27
13,19
60,02
13,19
111,07
13,19
161,56
13,19
F1.1 resocialisatie FPA
209,18
14,37
F1.2 behandeling FPA
279,91
14,37
F1.3 long stay (basis) FPK
213,04
14,37
F1.4 long stay (intensief) FPK
325,83
14,37
F1.5 resocialisatie FPK
277,00
14,37
F1.6 behandeling FPK
353,06
14,37
-voor klinisch intensieve behandeling
337,02
14,37
V.2.3 veranderingsgericht met beperkte begeleiding V.2.4 veranderingsgericht met intensieve begeleiding V.2.5 crisisbehandeling met intensieve begeleiding/bescherming
6
-voor forensische psychiatrie
4
BR/CU-5070 Pagina
Per verpleegdag
begeleiding
Kenmerk
7
ook van toepassing op klinische psychotherapie voor kinderen en jeugdigen en op klinische gezinsbehandeling. 5 de productie klinische orthopsychiatrie dient gescoord te worden onder K.1.5, daarnaast geldt een toeslag van € 15.408,- per bed kinderen en jeugdigen. 6 ook van toepassing op de woon/werkvoorzieningen voor volwassen autisten 7 niet van toepassing op forensische psychiatrie met een strafrechtelijk titel.
Kenmerk
Loonkosten
Materiële kosten
Pagina
5 van 7
- per bezette plaats kleinschalig wonen: • individueel verblijf licht
7.189,93
3.737,63
• kleinschalig groepsverblijf licht
7.189,93
3.057,46
• kleinschalig verblijf zwaar
7.189,93
3.322,97
• VZ2.1 structuur biedend met beperkte begeleiding
26,11
9,44
• VZ2.2 structuur biedend met volledige begeleiding
77,49
9,44
• VZ2.3 veranderingsgericht met beperkte begeleiding
38,77
9,44
• VZ2.4 veranderingsgericht met volledige begeleiding
87,69
9,44
121,16
9,44
- per verzorgingsdag:
• VZ2.5 jeugdigen in RIBW's
6.1 Energiekosten, onroerend zaakbelasting en milieuheffingen Voor energiekosten, onroerend zaakbelasting en milieuheffing wordt in de productieafspraak van GGZ aanbieders een bedrag opgenomen van € 22,20 per normatieve vierkante meter. Dit met uitzondering van de m2 met betrekking tot de plaatsen kleinschalig wonen. Voor de berekening van het in te calculeren bedrag wordt uitgegaan van dezelfde normatieve grootte van het vloeroppervlak als wordt toegepast bij de beleidsregel ‘Kapitaallasten bestaande zorgaanbieders’ met kenmerk CA-542 op het onderdeel jaarlijkse instandhoudingsinvesteringen. Als uitzondering hierop gaan mutaties in het normatieve vloeroppervlak niet per de eerstvolgende 1 januari in, maar op de mutatiedatum. Voor energiekosten, onroerend zaakbelasting en milieuheffing voor GGZzorgaanbieders met betrekking tot plaatsen kleinschalig wonen wordt in de productieafspraak per bezette plaats kleinschalig wonen een bedrag opgenomen van € 1.475,59 voor individueel verblijf licht, € 1016,87 voor kleinschalig groepsverblijf licht en € 1.195,39 voor kleinschalig verblijf zwaar (bedragen zijn voor 2013 verhoogd met de index voor materiële kosten). Deze kosten behoren tot de huisvestingskosten van kleinschalig wonen. 6.2 Onderhoud In onderdeel 6 zijn onder de loon- en materiële kosten de volgende bedragen opgenomen voor onderhoudskosten. Loonkosten
Materiële
Totaal
kosten Per bezet bed -
voor alcohol- en/of drugsverslaafden
2.523,89
975,79
3.499,68
-
voor kinderen en jeugdigen
2.523,89
975,79
3.499,68
-
voor volwassenen en ouderen
2.695,74
1.000,45
3.696,19
Materiële kosten
Per bezette plaats kleinschalig wonen -
individueel verblijf licht
2.188,53
-
kleinschalig groepsverblijf licht
1.508,37
-
kleinschalig verblijf zwaar
1.773,86
Deze onderhoudskosten behoren tot de huisvestingskosten van kleinschalig wonen.8
8
BR/CU-5070
Zie beleidsregel ‘Kapitaallasten bestaande zorgaanbieders’ met kenmerk CA-542.
Onder onderhoudskosten dient in dit verband te worden verstaan: 1. de loonkosten van het personeel van de technische en agrarische dienst; 2. de exploitatielasten, voorzover deze worden geboekt onder rekeningnummer 471: onderhoud terreinen, gebouwen en installaties.
7. Intrekking oude beleidsregel(s) Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel ‘Intramurale GGZ Zvw: loon- en materiële kosten’ met kenmerk CU-5050, ingetrokken.
8. Overgangsbepaling De beleidsregel ‘Intramurale GGZ Zvw: loon- en materiële kosten' met kenmerk CU-5050, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.
9. Inwerkingtreding en citeerregel Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en vervalt met ingang van 1 januari 2014. Ingevolge artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg zal van de vaststelling van deze beleidsregel mededeling worden gedaan in de Staatscourant. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel Intramurale curatieve GGZ: loon- en materiële kosten’.
Zie toelichting
Kenmerk
BR/CU-5070 Pagina
6 van 7
Toelichting
Kenmerk
BR/CU-5070
Algemeen Pagina 7 van 7 In 2013 wordt in de curatieve GGZ prestatiebekostiging ingevoerd. Zie voor nadere informatie hierover de beleidsregel ‘Invoering DBCbekostiging voor gebudgetteerde zorgaanbieders van curatieve GGZ’ met kenmerk BR/CU-5073. Deze invoering betekent dat gebudgetteerde aanbieders in 2013 nog een keer een productieafspraak in budgetparameters maken. Deze wordt gebruikt om het verschil tussen het (fictieve) budget in parameters en het budget in DBC’s te bepalen ter vaststelling van het eenmalige verrekenbedrag. Deze beleidsregel bepaalt hoe een deel van de productieafspraak in budgetparameters, namelijk de intramurale productieafspraak, wordt bepaald. De term ‘budget’ dan wel de term ‘budget aanvaardbare kosten’ zoals deze tot op heden werd gehanteerd in de regelgeving voor de curatieve GGZ wordt in deze beleidsregel vervangen door de term productieafspraak. Met de invoering van prestatiebekostiging is niet langer sprake van een budget. Deze beleidsregel moet worden gezien in samenhang met de beleidsregel ‘Invoering DBC-bekostiging voor gebudgetteerde zorgaanbieders van curatieve GGZ’ met kenmerk BR/CU-5073. In deze beleidsregel wordt beschreven wat het beleid is inzake de overgang van de curatieve GGZ van bekostiging op basis van budgetbekostiging naar DBC-bekostiging. Daartoe legt de NZa in deze beleidsregel vast hoe in 2013 het verrekenbedrag wordt bepaald voor gebudgetteerde zorgaanbieders en de daarbij geldende procedures en termijnen. De onderhavige beleidsregel werkt de wijze waarop de productieafspraak wordt vastgesteld vervolgens nader uit voor intramurale zorg. De beleidsregel Extramurale GGZ Zvw werkt nader uit hoe de productieafspraak voor de extramurale zorg wordt vastgesteld. De productieafspraak voor intramurale zorg dient, tezamen met de productieafspraak voor extramurale zorg en de productieafspraken in DBC’s ter vaststelling van het eenmalige verrekenbedrag van de gebudgetteerde zorgaanbieder.9
Artikelsgewijs Artikel 9. Deze beleidsregel komt per 2014 te vervallen. Het jaar 2013 betreft het laatste jaar waarin gebudgetteerde zorgaanbieders hun productieafspraken in budgetparameters bij de NZa indienen. De zorgaanbieder wordt over 2013 afgerekend op basis van gerealiseerde productie in termen van DBC’s voor zover hier productieafspraken met zorgverzekeraars aan ten grondslag liggen.
9
Zie voor een overzicht van de toepasselijke beleidsregels ook artikel 9 van de Beleidsregel
‘Invoering DBC-bekostiging voor gebudgetteerde zorgaanbieders van curatieve GGZ’ met kenmerk BR/CU-5073.