Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
2
Inleiding Met het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid (OAB) per 1 augustus 2006 verandert er het een en ander voor gemeenten. De verantwoordelijkheden voor de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) komen deels bij de gemeente te liggen en deels bij de scholen. Ook worden de financiën voor het voorschoolse en vroegschoolse gedeelte gescheiden. Tegelijk blijft VVE het belangrijkste thema binnen het onderwijsachterstandenbeleid voor gemeenten en zijn gemeenten verantwoordelijk voor het handhaven van de doorgaande lijn. Dit stelt gemeenten voor een grote uitdaging. Gelukkig kan in veel gemeenten voortgebouwd worden op de verworvenheden uit het verleden. VVE is immers in vele gemeenten al jaren geleden in gang gezet. De beleidswijziging vraagt wel om een herijking van het lokale VVE-beleid. De vragen en dilemma’s die hierbij spelen zijn weergegeven in de handreiking VVE op de agenda (VNG/Oberon, 2006). Voor kleine gemeenten spelen er deels aparte kwesties. Daarvoor verscheen de brochure Werkt dat in de praktijk? Voor- en vroegschoolse educatie in kleine gemeenten (VNG/Oberon, 2006). Voor deze brochure zijn in de zomer 2006 interviews gehouden met beleidsambtenaren bij een achttal gemeenten; zeven gemeenten met minder dan 30.000 inwoners en één gemeente met ongeveer 40.000 inwoners. De gemeenten hebben beschreven hoe het VVE-beleid tot nu toe vorm kreeg en hoe ze zich voorbereiden op de overgang naar het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid. Hier vindt u de praktijkverhalen van de gemeenten. Achtereenvolgens: Zandvoort, Diemen, Werkendam, Putten, Naarden, Winterswijk, een gemeente die anoniem wilde blijven, en Tiel.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
3
Gemeente Zandvoort Een feestje Binnenkort viert Zandvoort een feestje. Het VVE-project wordt afgerond met een gezamenlijke bijeenkomst, de leidsters en leerkrachten van de vier VVE-scholen ontvangen allen een certificaat. Daarna breekt weer een periode aan waarbij de verantwoordelijkheden zijn opgesplitst. De gemeente blijft zich inzetten voor het voortzetten van het voorschoolse beleid. Het vroegschoolse beleid zal naar verwachting door de schoolbesturen op dezelfde voet worden voortgezet. Werken in koppels In Zandvoort zijn geen grote groepen allochtonen, wel zijn er aardig wat 0.25 leerlingen, namelijk 7,7% van de totale populatie. Hiernaast hebben ook nog 4,7% van het totaal aantal leerlingen een gewicht van 0.7 tot 0.9. Elke basisschool vormt samen met de peuterspeelzaal een koppel. De volgende koppels doen aan VVE: basisschool en peuterspeelzaal Hannie Schaft, basisschool De Duinroos en peuterspeelzaal ’t Stekkie, de Nicolaasschool en peuterspeelzaal ’t Opstapje, de Beatrixschool en peuterspeelzaal De Duinpiepers. In de gemeente Zandvoort zijn in totaal 15 voorzieningen die zich richten op de leeftijd van 0 tot 6 jaar. Er zijn zes basisscholen (drie in Zandvoort Noord en drie in Zandvoort Centrum). In elke basisschool is een peuterspeelzaal gehuisvest. Dit laatste heeft tot gevolg dat de peuters op enkele uitzonderingen na doorstromen naar de basisschool waar de peuterspeelzaal is gevestigd. In het gebouw Huis in de Duinen is een consultatiebureau gevestigd. Tevens zijn er in Zandvoort twee kinderdagverblijven, verspreid over drie locaties (Prinsesseweg, Huis in het Kostverloren en Gertenbach Mavo). Drie van vier basisscholen met het hoogste percentage doelgroepkinderen staan in de wijk Nieuw Noord. Verwacht wordt dat de peuterspeelzalen hetzelfde beeld geven als de basisscholen, daar de bezoekers van de peuterspeelzalen doorstromen naar de basisschool waar de peuterspeelzaal is gehuisvest. Van de kinderdagverblijven is onbekend of de doelgroepkinderen deze voorzieningen bezoeken. De reden hiervoor is dat de gemeente alleen gegevens heeft van het aantal kinderen dat een kinderdagverblijf bezoekt. De verwachting is, dat kinderdagverblijven minder door doelgroepkinderen worden bezocht. Eén programma: Piramide De regie van het VVE-beleid in Zandvoort is in handen van twee beleidsambtenaren van de gemeente: vanuit welzijn is dat Tamara Tichelaar en vanuit onderwijs Peter Swets. Zandvoort is in 2001 met de komst van de GOA/VVE regelingen gestart met VVE. Zij kozen ervoor hun GOAmiddelen (zij waren niet planplichtig) enkel in te zetten voor voor- en vroegschoolse educatie. De ambtenaren gingen eerst zelf op cursus om een beter zicht te krijgen op het onderwerp en de mogelijkheden van de regeling. Daarna heeft de gemeente een informatiebijeenkomst georganiseerd voor de betrokken partijen. Vervolgens moest snel voor een effectief programma worden gekozen. De keuze voor het programma heeft de gemeente overgelaten aan de partijen zelf. En gelukkig was de keuze zeer eensgezind, namelijk Piramide. Alleen de scholen met de meeste gewichtenleerlingen konden deelnemen: dat zijn vier scholen met op dit moment een gemiddeld percentage 0.25 leerlingen van 12,9% en een gemiddeld percentage van 0.7 en 0.9 leerlingen van 7,9% van het totaal aantal leerlingen. Zij werden verzocht om koppels te vormen met een peuterspeelzaal: namelijk de peuterspeelzaal die al inpandig in het gebouw zit. De vier koppels hebben gezamenlijke scholing gevolgd. De scholing werd verzorgd door Drielanden. Daarnaast werd er praktijkbegeleiding gegeven in de klassen en de peuterspeelzalen. Bij wisselingen zijn de nieuwe krachten eerst op stoomcursus Piramide gegaan, om vervolgens mee te kunnen doen met de rest. Dit schooljaar is de scholing afgerond en zijn alle leerkrachten en leidsters gecertificeerd.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
4
Het is een groot voordeel dat de peuterspeelzalen inpandig zijn in de scholen, hierdoor is de doorstroming automatisch goed. Daartoe verplicht de gemeente de ouders niet. Andere activiteiten “Naast de invoering van Piramide hebben we enkele andere activiteiten opgezet: De koppels werken met een formulier om de overdracht van peuterspeelzaal naar basisschool te optimaliseren. De bibliotheek is ook betrokken bij de VVE, zij hebben themakisten samengesteld, speciaal afgestemd op de thema’s van Piramide. “En ook een leuk en geslaagd project is ons ICT-project”, verteld Tamara Tichelaar niet zonder trots. Een van de koppels, namelijk basisschool en peuterspeelzaal Hannie Schaft, heeft scholing gekregen in het gebruik van ICT-ankers (foto’s, software e.d.) ter bevordering van de taalontwikkeling en ouderbetrokkenheid. De leidsters, de leerkrachten en de kinderen reageren met veel enthousiasme op de nieuwe inzet van computers in hun lokaal. De deelname van de doelgroepkinderen aan de peuterspeelzalen is goed, dus speciale wervingsactiviteiten waren niet nodig. Toch is het belangrijk extra aandacht hieraan te besteden zodat de doelgroep ook blijft komen. Daarom zijn er afspraken gemaakt met de jeugdgezondheidszorg. Kinderen die het nodig hebben verwijzen zij door naar de peuterspeelzalen. En mochten de kosten echt een probleem vormen voor de ouders dan worden onder voorwaarden de kosten door de gemeente betaald via de bijzondere bijstand. In afwachting van de landelijke monitor In eerste instantie heeft de gemeente gewacht op een landelijke monitor, maar toen die niet kwam hebben ze zelf een eenvoudige monitor opgezet. De gemeente houdt de gemiddelde score van taal, ordenen en rekenen bij voor alle peuters en voor alle kleuters. De gegevens heeft de gemeente verzameld van de afgelopen jaren, het evaluatierapport moet nog komen. “Daar ontbreekt ons telkens de tijd voor, maar we vinden het wel belangrijk om te doen. Dan krijgen we ook beter zicht op de bij ons behaalde resultaten.” De gemeente heeft bewust gekozen om niet teveel gegevens te willen verzamelen. Zo zijn de peuterspeelzalen niet gevraagd om achtergrondkenmerken van de kinderen bij te houden. De gemeente verwacht weerstand als dit wel wordt gevraagd. De ‘gewichten’ van de peuters worden achteraf toegekend door de gemeente: wanneer ze doorstromen naar de basisschool is dat immers wel bekend. Overleg Formeel is er een regiegroep samengesteld bestaande uit vertegenwoordigers van peuterspeelzalen, basisscholen en gemeente. En natuurlijk is er het bestaande overleg van de scholen, waarbij ook VVE soms op de agenda staat. Daarnaast is er incidenteel door de gemeente een overleg georganiseerd waarbij alle uitvoerende partijen zijn uitgenodigd. Op gemeentelijk niveau wordt er nauw samengewerkt tussen de afdeling welzijn (waaronder peuterspeelzaalwerk) en onderwijs (waaronder onderwijsachterstandsbeleid). De beleidsambtenaren hebben van begin af aan samen opgetrokken wat betreft het VVE-beleid. Er is een zeer goede afstemming tussen beide beleidsterreinen. De toekomst “We zijn in afwachting van de beschikking, zodra die er komt gaan we weer afspraken maken met de peuterspeelzalen en scholen en gaan we weer een regiegroep vormen.” Uiteraard is wel al (informeel) gesproken met de besturen over de toekomst en er worden geen problemen verwacht bij het voortzetten van het huidige beleid. Tijdens het afsluitende feest wordt ook gespraat over de toekomst.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
5
Tamara Tichelaar en Peter Swets hebben vooruitlopend op dit gesprek al een wensenlijst: • de koppels blijven samenwerken; • gezamenlijk blijven werken aan de doorgaande lijn; • doorgaan met Piramide; • voor scholing en begeleiding graag dezelfde trainers; • een convenant afsluiten met de besturen; • doorgaan met en uitbreiden van het ICT-project; • een jaarlijkse evaluatie. “We kijken ook al stiekem naar groep 3, om ook daar Piramide te implementeren.” Het GOA-budget voor de volgende periode wil de gemeente in eerste instantie besteden aan de peuterspeelzalen. Hierover is overigens nog niet gesproken met de samenwerkingspartners. “We hebben altijd gedacht dat de gelden van deze nieuwe regeling bestemd zijn voor de peuterspeelzalen.” De gemeente heeft geen voornemens om hun nieuwe budget aan de scholen te besteden. Maar… “als scholen zich enthousiast betonen en blijk geven zich in te willen zetten voor de doorgaande lijn en hieraan samenwerken met de peuterspeelzalen, dan moet je dat belonen.”
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
6
Gemeente Diemen Groot voorschools bereik Er zijn in Diemen zes peuterspeelzalen, waarvan twee plusspeelzalen. Van de 502 kinderen van 2-4 jaar gaan er 225 naar een peuterspeelzaal (45%) en 144 naar een kinderdagverblijf (29%). Dat betekent, dat meer dan driekwart van de kinderen een voorschoolse voorziening bezoekt! De capaciteit in Diemen-Noord is ruim voldoende, maar in Diemen-Centrum en Diemen-Zuid zijn relatief weinig plaatsen voor de 2-4 jarigen. Er wordt dan ook gewerkt met een beperkte wachtlijst. Het basisonderwijs Diemen bestaat uit drie wijken: Diemen-Centrum en Diemen-Zuid , elk met twee basisscholen en Diemen-Noord met drie basisscholen. Op de zeven basisscholen zitten ongeveer 2.600 kinderen. Er is matige achterstandsproblematiek: 26% van de kinderen betreft gewichtenleerlingen (4% is 0.25 en 22% is 0.90-gewicht). Door de nabijheid van Amsterdam-Zuidoost hebben de beide scholen in Diemen-Zuid te maken met een instroom van leerlingen uit Zuidoost. De openbare school hanteert geen restricties, maar de bijzondere school wèl: broers en zusters van reeds opschool zittende kinderen worden toegelaten, maar verder hebben kinderen uit Diemen-Zuid voorrang. Hoge ambities Diemen voert een actief onderwijsbeleid: er is veel aandacht voor Brede School vorming, maar er is ook een breed spectrum aan VVE-activiteiten. ‘De ambities van de gemeente zijn hoog’, zo stelt mevrouw Wallien van de gemeente Diemen. ‘Samen met de besturen en de instellingen hebben wij een algemeen beleidskader onderwijsachterstandenbeleid vastgesteld. Dat algemene kader vullen wij jaarlijks in met activiteitenplannen’. Het achterstandsbeleid van Diemen is voornamelijk gericht op Diemen-Zuid. Daar staan twee basisscholen met in totaal 55% doelgroepkinderen. ‘Een tamelijk zware achterstandsproblematiek’, dat kun je volgens mevrouw Wallien wel concluderen. ‘Wat willen we met zijn allen in Diemen?’ Diemen werkt met een mix van algemeen en specifiek VVE-beleid. Eerst het algemene beleid. ‘Met de betrokken partijen is afgesproken dat we met een uniform overdrachtsformulier gaan werken’. Dat leidt er toe, dat de basisschool ongeacht van welke peuterspeelzaal een kind instroomt, steeds op dezelfde manier informatie over het kind krijgt. ‘Daarnaast is er een scholing in spraak-/taalontwikkeling opgezet voor alle peuterspeelzaalleidsters en – als ze dat willen – kinderdagverblijfleidsters en sociaal-verpleegkundigen van het consultatiebureau’. Mevrouw Wallien vervolgt met te stellen, dat er gewerkt wordt aan de invoering van een procedure voor toekenning van een sociaal-medische indicatie. Zo’n indicatie geeft het kind voorrang bij plaatsing op een peuterplusspeelzaal. En de ouder kan dan een tegemoetkoming aanvragen in de ouderbijdrage’. ‘En dan zijn we er nog niet: we hebben ook nog een leesbevorderingsproject voor 0-10 jarigen. Daar zijn het consultatiebureau en een oudercontactfunctionaris bij betrokken’. ‘Wat doen we in het bijzonder voor de achterstandskinderen?’ In Diemen-Zuid, waar de achterstandsproblematiek is geconcentreerd, zijn twee plusspeelzalen en twee basisscholen die alle met een VVE-programma werken. ‘De twee plusspeelzalen werken met VVE-condities, dat wil zeggen dat er een tweede gekwalificeerde leidster voor de groep staat. De peuters gaan niet twee maar drie dagdelen per week naar de speelzaal’. Bovendien betalen de ouders op deze twee plusspeelzalen een bijdrage die afhankelijk is van hun inkomen, aldus mevrouw Wallien. De condities op de overige vier reguliere peuterspeelzalen zijn iets minder gunstig: geen tweede gekwalificeerde leidster op de groep. De plusspeelzalen gaan voor het hoogste ambitieniveau van de VNG: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen. De overige vier peuterspeelzalen houden het bij spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
7
De extra’s van de twee basisscholen in Diemen-Zuid bestaan uit twee dagdelen per week dubbele bezetting. Zowel de beide plusspeelzalen als de beide basisscholen werken met het programma KOTotaal. De leidsters en leerkrachten zijn gecertificeerd in de toepassing van het programma. Het consultatiebureau heeft een drieledige taak: de wijkverpleegkundige geeft voorlichting aan de ouders over de peuterspeelzalen, ze vraagt aan alle ouders over peuterspeelzaalbezoek van hun kind en ze voert concrete actie voor de doelgroepkinderen: inzet oudercontactfunctionaris (huisbezoek) en eventueel toekenning van sociaal-medische indicatie. Ouderbetrokkenheid maakt integraal onderdeel uit van het VVE-programma. Peuterspeelzalen en basisscholen worden gestimuleerd om ouders bij thema’s te betrekken; ouders krijgen woordenlijsten van het KO-totaal programma, ze worden betrokken bij de verzameling van materialen en de afsluiting van thema’s; speciaal was het verzorgen van NT2-lessen voor ouders in basisschool en buurtcentrum, gebaseerd op de thema´s van KO-totaal; ca. twintig ouders hebben hier in de afgelopen jaren gebruik van gemaakt. Daar moet je wel wat voor doen! “Dit beleid voeren we als gemeente uit vanuit de afdeling onderwijs. Ik kan er per week 15 uur aan besteden. Nu kan ik het nog aan, maar vooral dankzij de extra inzet van een taalconsulent voor twee dagen per week, die een groot aantal praktische en coördinerende zaken uitvoert. Of dit in de toekomst nog mogelijk is weten we nu nog niet”, aldus mevrouw Wallien. Want behalve de praktische activiteiten is er ook nog het overleg. “Er zijn verschillende overlegvormen. Dit kost allemaal veel tijd. Zo is er de beleidsgroep GOA, die drie keer per jaar bij elkaar komt. Maar dat moet wel opgezet worden, agenda, notulen, uitnodigingen etc. Daarnaast is er speciaal een projectgroep voor de VVEactiviteiten in Diemen-Zuid. Die komt vijf keer per jaar bij elkaar. Ook bij deze overleggroep speelt de gemeente de rol van regisseur. En dat zal in het schooljaar 2006-2007 ook nog wel het geval zijn”, zo denkt mevrouw Wallien. Convenant Voor de periode 2006-2010 zijn er nieuwe afspraken gemaakt voor de uitvoering van VVE. Dat is gebeurd in de vorm van een door alle partijen ondertekend convenant. Het gaat voornamelijk om de voortzetting van de VVE-activiteiten, zoals die al liepen. Met dat verschil, dat de doelen en resultaten nu wat specifieker en meer volgens de richtlijnen van SMART zijn geformuleerd. Ook zullen er verschuivingen in de kosten optreden: de dubbele bezetting in de beide VVE-scholen in Diemen-Zuid zal nu door de scholen zèlf bekostigd moeten worden, dat staat ook in het convenant. Bestuurlijke samenwerking en regierol gemeente Er zijn vier schoolbesturen voor de zeven basisscholen. Twee besturen kennen een bovenschoolse manager als algemeen directeur; de twee andere besturen worden geleid door niet-professionele bestuurders. “Bij de zes peuterspeelzalen gaat het om vijf éénpitters met een vrijwilligersbestuur; daarnaast heeft de Stichting Welzijn Diemen het beheer over één peuterspeelzaal. Om het beleidsvoerend vermogen te versterken is men bezig met een proces van bestuurlijke professionalisering. Het voornemen is de peuterspeelzalen te laten fuseren tot een zelfstandige organisatie voor peuterspeelzaalwerk of bestuurlijke overdracht aan een externe organisatie (zoals instelling voor kinderopvang, buitenschoolse opvang, welzijnswerk of een schoolbestuur). Dit proces is nog niet uitgekristalliseerd.” Voor wat betreft de veranderingen in de verantwoordelijkheden tussen de gemeente en de schoolbesturen merkt de gemeente nog niet veel. Daar wordt aan toegevoegd, dat de gemeente veel bekostigde voor de scholen, zoals de onderwijsassistenten in Diemen-Zuid in het kader van VVE, bewegingsonderwijs, schoolzwemmen, culturele vorming etc. Wat wel merkbaar is, is dat de besturen de afspraken die ze met de gemeente maken explicieter op schrift willen hebben. Dit zou volgens de gemeente op een toegenomen bewustzijn kunnen wijzen. Maar de gemeente heeft sterk de indruk, dat de bestuurlijke veranderingen nog niet bij iedereen zijn doorgedrongen.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
8
De functie van regisseur blijft voor een groot deel bij de gemeente. Daarvoor zijn twee redenen aan te voeren: 1. de gemeente neemt nog een aanzienlijk deel van de voorkomende kosten voor haar rekening 2. een belangrijke reden is echter ook, dat er bij de besturen behoefte is aan en dat men het prettig vindt dat er zaken bovenschools geregeld worden; de kennis is – zeker bij de kleinere schoolbesturen – onvoldoende aanwezig om alles zelf te doen Klaar voor de toekomst Al met al zijn de condities in de gemeente Diemen gunstig voor een succesvolle voortzetting van het achterstandenbeleid met VVE-programma’s en andere activiteiten. De gemeente houdt goed kijk op de stand van zaken en de ontwikkelingen door middel van externe monitoring en evaluatie. Dat stelt de gemeente in staat om het VVE-beleid zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de lokale situatie in elk van de drie wijken. En met een krachtige politieke steun die door de recente verkiezingen niet is gewijzigd, blijft het mogelijk om de ontwikkelingen vanuit de gemeente kracht bij te zetten.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
9
Gemeente Werkendam Aanzienlijke verschillen tussen dorpen ‘De situatie van VVE is bij ons in de gemeente Werkendam nogal uiteenlopend’, zo stelt Dick van Herwijnen, die samen met Harry Vos aan VVE werkt. ‘Wij hebben de kern Werkendam en vier dorpen Hank, Dussen, Sleewijk en Nieuwendijk. Daar komt bij dat in de gemeente het onderwijs sterk gedeeld is langs lijnen van denominaties: zo is er reformatorisch onderwijs in één dorp, rk-onderwijs in twee dorpen, pc-onderwijs in vier en openbaar onderwijs eveneens in vier dorpen. Er zijn vijf peuterspeelzalen, in elk dorp één peuterspeelzaal, en drie kinderdagverblijven verspreid over twee dorpen’. Kortom: het ene dorp is het ander niet. Een groot voordeel voor VVE is dat drie van de vijf peuterspeelzalen inpandig in de basisschool zijn. Vooral autochtone achterstandsproblematiek In de gemeente zitten ruim 2700 kinderen in het basisonderwijs. Eén op de vijf kinderen is een Nederlands achterstandskind. Slechts in 2% van de kinderen gaat het om allochtone achterstandskinderen: ‘we praten dan over ongeveer 50 allochtone kinderen verspreid over alle groepen in alle basisscholen in de gemeente’. De problematiek van de allochtone kinderen is hier dus zeer gering, zo stelt Harry Vos. ‘Voor de VVE-groep gaat het bij ons om bijna 650 4-5 jarigen (teldatum 1 oktober 2005) en ruim 540 2-3 jarigen (teldatum 1 juli 2006). De achterstandsproblemen nemen af in Werkendam: tussen 1997 en 2004 is het aantal gewichtenkinderen in het onderwijs gedaald van bijna 1050 naar bijna 730, een daling met meer dan 20%! Was er bij de Regeling VVE in 2002 nog een basisschool met meer dan 50% gewichtenkinderen. Dat is thans niet meer het geval. Er is nog één school met 40% gewichtenkinderen en drie scholen met rond de 30% gewichtenkinderen en het gaat daarbij voornamelijk om 0.25-kinderen. Daarnaast is er nog een heel specifieke groep van achterstandskinderen. Schipperskinderen ‘Binnen de Nederlandse groep kinderen hebben wij te maken met een heel speciale groep: de schipperskinderen. Zij zitten verspreid op twee scholen, maar één van deze beide scholen neemt bijna 90% van de groep van ongeveer 100 kinderen voor zijn rekening. Dat is een hele speciale groep. Deze kinderen zitten in Werkendam in een internaat. Fusieperikelen De vijf peuterspeelzalen – één per kern – hadden tot voor kort elk een eigen stichting en een eigen bestuur. Per 1 januari 2007 zal er één stichting zijn. Reeds vanaf 1 september treedt er een inhoudelijke peuterspeelzaalcoördinator aan ten behoeve van de fuserende stichtingen die vanaf 1 januari 2007 in dienst zal zijn bij de dan gefuseerde peuterspeelzaalstichting. De gemeente heeft veel wervingswerk moeten verrichten om voor dat éne bestuur drie personen te vinden die bereid zijn om het bestuurswerk te verrichten. Het inhoudelijk werk zal vooral door de coördinator moeten gedaan worden. Werken aan VVE – een flinke stap vooruit! ‘In onze gemeente hebben wij gewerkt met een ’Kaderplan GOA 2002-2006’, aldus Harry Vos. Volgens dat plan werkt de gemeente aan VVE met alle vijf peuterspeelzalen, alle drie kinderdagverblijven en met vier van de twaalf basisscholen, waarvan drie in de kern Werkendam en één in Nieuwendijk. De scholen zijn gekozen in 2002 omdat ze de meeste gewichtenkinderen hadden. Deze scholen vormden echter een mix van onderwijsvisies. Eén van de vier scholen, die met de schipperskinderen, heeft een reformatorische grondslag. Dat heeft er toe geleid, dat deze school niet met de andere scholen en peuterspeelzalen is meegegaan in de keuze van het VVE-programma waar men mee wilde werken.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
10
De leidsters van de speelzalen, dagverblijven en de leerkrachten van de drie van de vier basisscholen zijn geschoold in het programma Startblokken/Basisontwikkelng. De ene reformatorische school, die geen voorstander was van dit programma, heeft leren werken met het programma Ik ben Bas. Het streven bij de peuterspeelzalen was het realiseren van het hoogste ambitieniveau van het SGBO: ambitieniveau 2 en dat is spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen. Volgens de gemeente was men waarschijnlijk feitelijk bezig op niveau 1. Maar met de professionalisering hebben het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang al een flinke stap vooruit gezet. Naast het leren werken met het VVE-programma is men ook vorm gaan geven aan het overdragen van informatie vanuit de peuterspeelzaal naar de basisschool. Dat gebeurt met een overdrachtsformulier. De kinderopvang zal daar waarschijnlijk niet aan mee gaan doen. Roeien met de riemen die je hebt Door het teruglopen van het aantal gewichtenleerlingen en door de verschuiving van achterstandsmiddelen naar de basisscholen in het kader van de ‘motie Verhagen’ krijgt de gemeente minder rijksmiddelen voor VVE. Dat betekent: een stapje terug. ‘De dubbele bezetting gedurende twee dagdelen per week met mbo-leidsters kan niet meer, dat moet terug naar één gekwalificeerde leidster per groep per week’, aldus Dick van Herwijnen. Desondanks wil de gemeente de ontwikkelingen van VVE in de komende jaren blijven steunen. Daarvoor gaat de gemeente ook nog een flink bedrag aan eigen middelen inzetten om de overgang naar de nieuwe situatie soepeler te laten verlopen. Tegelijk wil de gemeente er voor zorgen dat in elk van de vijf kernen minimaal één peuterspeelzaal en één basisschool aanwezig is, het zogenaamde kernvoorzieningenbeleid. Samenwerking met veel partners en de regierol van de gemeente Door de aanwezigheid van meer denominaties bij het onderwijs heeft de gemeente te maken me een groot aantal schoolbesturen. Daarnaast zijn er in het kader van VVE ook nog andere besturen en instellingen, waar de gemeente mee te maken heeft, zoals de bibliotheek, het bestuur van de peuterspeelzaal, van de kinderopvang en van de jeugdgezondheidszorg. De gemeente speelde tot nu toe een belangrijke rol bij VVE. Er is een GOA-werkgroep, die één keer per zes weken bijeenkomt. Deze functioneert ook in de komende periode als zodanig. De organisatie hiervan gebeurt als voorheen door de gemeente: samenstelling agenda, uitnodigingen, zorgen voor vergaderlocaties etc. De sfeer binnen dit overleg is goed. Volgens de gemeente zijn de veranderingen in het beleid voor wat betreft de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen gemeente en schoolbesturen nog niet merkbaar in der verhoudingen met de partners. Er is een sterke overlegcultuur bij de basisscholen. Iedereen kent elkaar, er zijn korte lijnen, men weet elkaar te vinden. Dat is het voordeel van de schaal van een kleine gemeente. Wat betreft de regierol van de gemeente: men is op dit punt nog zoekende, soms denkt men er over om de regietaken af te stoten aan één van de partners, maar ‘wij zijn er nog niet uit, daar moeten we het intern nog over eens worden’. Zicht op de ontwikkelingen “Wij weten vrij goed wat er gebeurt in de instellingen. Door de professionalisering van het peuterspeelzaalwerk is de kwaliteit duidelijk gestegen. Het gebruik van het VVE-programma is toegenomen, dat de afstemming van peuterspeelzaalwerk met basisonderwijs verbeterd is en dat er meer van een volgsysteem gebruik wordt gemaakt. Alles moet echter nog wel beter geregeld worden: er is geen inhoudelijke evaluatie van de uitvoering van het VVE-programma uitgevoerd. Er liggen monitor- en evaluatie-verslagen over de voorbije periode. Gegevens zijn zelfs op kernniveau (dorpen) weergegeven. De aanlevering van de gegevens verloopt niet zonder slag of stoot. Het gaat immers om veel partners (o.a. veel besturen). Perspectieven voor de toekomst ‘Er ligt een notitie ‘De lokale staat van het onderwijs’ met daarin voor de toekomst de ambities van de gemeente. Die liggen allereerst op het vlak van de verdere ondersteuning van het peuterspeelzaalwerk’, zo stelt Dick van Herwijnen. ‘Het opzetten van een gefuseerd bestuur van het peuterspeelzaalwerk is daarbij het eerste waar wij aan denken. Maar daarnaast willen we ook – samen met het basisonderwijs – de doorgaande lijn handhaven’.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
11
Gemeente Putten Verder op de ingeslagen weg Putten is een gemeente met ruim 23.000 inwoners. In de zomer loopt Putten vol met toeristen die hun vakantie doorbrengen op de Veluwe. In Putten zijn 16 basisscholen waarvan de meeste scholen (12 van de 16) vallen onder een Protestant-Christelijk schoolbestuur. Putten heeft naast een ‘openbare peuterspeelzaal’ ook een peuterspeelzaal met een christelijke achtergrond. De gemeente Putten wil graag op de ingeslagen weg verder gaan en gezien de goede samenwerking met de besturen verwacht de gemeente geen beren op de weg. “Het werken in een kleine gemeente heeft altijd mijn voorkeur gehad”, geeft Frans van Schendel aan. Hij is werkzaam voor de gemeente Putten. In zijn takenpakket zit onder andere lokaal onderwijsbeleid, welzijn en dus ook VVE. “Kenmerkend voor het werken in een kleine gemeente is dat de lijnen kort zijn, er is rechtstreeks contact met de politiek en met de verschillende instellingen.” En terwijl bij grotere gemeenten meerdere ambtenaren betrokken zijn bij het VVE-beleid kan Frans Schendel de dwarsverbanden zelf leggen tussen welzijn, onderwijs, jeugdgezondheidszorg en bijvoorbeeld de Brede school. De start Putten heeft gebruik kunnen maken van de eerste VVE-regeling. De gemeente heeft alle scholen en de twee peuterspeelzalen benaderd en er is met elkaar gesproken over mogelijkheden om de rijksmiddelen in te zetten. De vijftigduizend euro waren onvoldoende om alle voor- en vroegschoolse voorzieningen te voorzien, bovendien was op een aantal scholen een hogere concentratie doelgroepkinderen aanwezig. Daarom is besloten om op zeven scholen en de beide peuterspeelzalen te starten met voor en vroegschoolse educatie programma’s. Er is een plan van aanpak gemaakt en de belangrijkste stap is geweest het professionaliseren van de peuterspeelzalen. De gemeente heeft het traject van kwaliteitsverbetering van de peuterspeelzalen zelf bekostigd. Verder is besloten om één VVE-programma te gebruiken en de keuze is gevallen op Boekenbas. Overleg op verschillende niveaus De gemeente heeft de regierol op zich genomen. Frans van Schendel probeert zo objectief mogelijk boven de partijen en instellingen te staan. Er is een projectleider VVE aangesteld. Deze projectleider verzorgt tevens het professionaliseringstraject van de peuterspeelzalen. Er is op drie niveaus overleg: de Beleidsgroep GOA, de uitvoeringsgroepen VVE, leesbevordering en NT2 en een stuurgroep. De stuurgroep bereidt de vergadering van de Beleidsgroep GOA voor. De uitvoeringsgroepen voor de meer praktische aansturing, zij voeren overleg om ervaringen te delen, vorderingen te bespreken en om ideeën voor mogelijke nieuwe activiteiten of verbeteringen met elkaar door te nemen. De Beleidsgroep GOA is een breder overleg, de scholen en peuterspeelzalen worden vertegenwoordigd door de directeuren c.q. hoofdleidsters en hieraan nemen tevens deel de bibliotheek, het consultatiebureau, de gemeente en de projectleider VVE. Het overleg wordt begeleid door de (christelijke) onderwijsbegeleidingsdienst. De stuurgroep zorgt ervoor dat de adviezen uit de beleidsgroep worden doorgespeeld naar het bestuurlijk overleg en het college (De stuurgroep bestaat uit de voorzitter en secretaris van de beleidsgroep en de projectleider VVE.) Een keer per jaar is er een bijeenkomst van alle scholen en peuterspeelzalen. Onder leiding van de gemeente bespreken zij de resultaten van het VVE beleid: zitten we op de goede weg en zijn er ook verbeterpunten. Er is in de regio eenmalig gesproken over mogelijkheden voor samenwerking (bijvoorbeeld met de gemeente Ermelo/Harderwijk), maar is besloten om dat niet te doen omdat zij onvoldoende winstpunten konden benoemen voor intergemeentelijke samenwerking.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
12
Inhoudelijke samenwerking “Wij hebben vrijwel onmiddellijk gekozen voor Boekenbas, dat lag voor de hand. De gemeente kon niet al te veel geld uitgeven en zag dus geen kans om een groot programma te implementeren. Voor Boekenbas kiezen was ook een positieve keuze, aangezien het programma op maat is gemaakt nauw aansluit bij de achtergronden van de meeste scholen. Boekenbas is ook een echt samenwerkingsproject: de scholen, de peuterspeelzalen, de bibliotheek en de jeugdgezondheidszorg werken allemaal samen. Een aantal basisscholen werkt ook met een andere methode en de Bas methode maakt maar een klein onderdeel uit van hun totaal aanpak.” Op de peuterspeelzalen en de basisscholen is een kindvolgsysteem en een overdrachtsformulier geïntroduceerd. De gemeente heeft zelf een NT2-project bekostigd, zodat er speciale aandacht is voor de allochtone leerlingen die slecht Nederlands spreken. Deze leerlingen zijn verspreid over de verschillende scholen, de NT2 leerkracht bezoekt al deze scholen. De rol van de jeugdgezondheidszorg is het signaleren van kinderen met kans op taalachterstand en het doorverwijzen van deze leerlingen naar de peuterspeelzaal. Om ouders te enthousiasmeren gaan de medewerkers van het consultatiebureau op huisbezoek. De werkwijze voor het doorverwijzen is vastgelegd in een protocol. Een goed resultaat Allereerst is de toeleiding naar de peuterspeelzalen verbeterd. Zo’n 85% van de peuters bezoeken een van de beide peuterspeelzalen. Dit succes is mede te danken aan het feit dat er naast een ‘algemene peuterspeelzaal’ ook een Christelijke peuterspeelzaal waardoor de drempel voor de ouders lager is. De peuterspeelzalen hebben zich ontwikkeld van vrijwilligersorganisatie naar een professionele basisvoorziening. Er is een goede samenwerking op gang gebracht tussen de peuterspeelzalen en de basisscholen. Het peuterspeelzaalwerk wordt als een zeer belangrijke schakel in het lokaal jeugdbeleid gezien en een steeds belangrijkere rol toegekend bij het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Ook een goed resultaat is dat 55% van de doelgroep het VVE-programma heeft doorlopen. Over het proces is men ook tevreden, van begin af aan hebben de verschillende partijen zich enthousiast betoond, er was geen weerstand bij de implementatie van het programma. Terugblikkend op het proces benoemd de stuurgroep een punt van zelfkritiek: “misschien hebben we het proces teveel van bovenaf gestuurd.” Een ander punt van overweging (achteraf) is de vanzelfsprekende keuze voor Boekenbas. De gemeente Putten had de pech een van de eerste te zijn, het programma was nog volop in ontwikkeling. Eigenlijk is BoekenBas nu pas klaar. “Als pilot gemeente ben je toch een soort pionier.” Afgesproken is dat aan het eind van de GOA periode 2002-2006 een monitoring gehouden zal worden onder alle scholen en de peuterspeelzalen. De schoolbegeleidingsdienst zal dit uitvoeren. De vragenlijsten zijn net verstuurd en de gegevens zullen worden vergeleken met de gegevens van drie jaar geleden. Alle instellingen werken hieraan mee. De toekomst met vertrouwen tegemoet De gemeente en de samenwerkingspartners zijn tevreden over wat er tot nu toe bereikt is binnen de voor- en vroegschoolse voorzieningen. Er zijn nog wel wensen: • de peuterspeelzaal als basisfunctie moet ondersteund blijven; • voortzetting van de deskundigheidsbevording; • meer aandacht voor taal; • meer aandacht voor zorgleerlingen: de trend is dat het onderscheid tussen de zorgleerling en de achterstandsleerling steeds meer vervaagt; • bekijken of de beide kinderdagverblijven moeten worden betrokken bij het VVE-beleid; • ouderbetrokkenheid versterken op de peuterspeelzalen, ook de scholen hebben aangegeven meer aandacht te willen besteden aan ouderbetrokkenheid. “Maar vooral belangrijk is dat er vertegenwoordigers van de basisscholen betrokken blijven bij het VVE beleid om de doorgaande lijn te blijven versterken.”
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
13
Een lastig punt is het volgende. De leerlingpopulatie op de scholen verandert. De top zeven van scholen met de meeste doelgroepleerlingen is veranderd. Op een VVE-school is het percentage doelgroepleerlingen behoorlijk afgenomen, terwijl een andere school aanzienlijk meer doelgroepleerlingen heeft, terwijl zij niet een van de VVE-scholen zijn. Voor dit probleem is nog geen oplossing gevonden. De schoolbesturen hebben twee jaar geleden in een bestuurlijk overleg zich al uitgesproken voor voortzetting van de uitvoering van de vroegschoolse programma’s. Zij gaven toen al aan dat het VVEbeleid niet gefrustreerd mag worden door eventueel wegvallen van rijkssubsidies. De middelen die zij binnenkort ontvangen besteden zij weer aan de vroegschoolse periode. De gemeente ontvangt in de komende periode (waarschijnlijk) eenzelfde bedrag als voorgaande jaren. Daarnaast zullen zij eigen middelen beschikbaar blijven stellen om het VVE-beleid te bekostigen. In de stuurgroep is de nieuwe structuur van de organisatie besproken, de bedoeling is om deze in september rond te krijgen. Zoals het er nu naar uit ziet blijft de gemeente zijn regierol behouden. “We willen het houden zoals het is, we verwachten geen beren op de weg want iedereen staat er positief tegenover.” Maar soms komen de beren uit een onverwachte hoek: “Je hebt een prachtig beleid uitgezet en je denkt alles op orde te hebben, maar dan komen er richtlijnen en controleprotocol voor de verantwoording door de accountant. Het lijkt wel een nieuwe trend terwijl de rijksoverheid streeft naar minder regels en de autonomie van de scholen. De voorlopige afspraken in Putten opgesteld door de stuurgroep Verantwoordelijkheden schoolbesturen: 1. Bestrijden van onderwijsachterstanden van leerlingen; 2. Werken aan schoolontwikkeling, kwaliteitsbeleid en professionaliteit; 3. Meewerken aan een integrale aanpak van onderwijsachterstanden op lokaal niveau; 4. In het schoolplan en schoolgids vastleggen op welke wijze gewerkt wordt aan het bestrijden van onderwijsachterstanden; De onderwijsinspectie ziet toe dat schoolbesturen rekening houden met de omgeving van de school en of er overleg gevoerd wordt met de gemeenten. Daarnaast ziet de onderwijsinspectie toe op de activiteiten in de school, gericht op de specifieke doelgroep. Verantwoordelijkheden gemeente: 5. Verantwoordelijk voor de leerplicht. 6. Lokale infrastructuur in stand houden 7. Zorgen voor samenhang in de schakels van de jeugdketen (waaronder onderwijsachterstandenbeleid, leerplicht en RMC) 8. Nadruk leggen op VVE en schakelklas. 9. Zorgen voor inbedding van OAB in lokale jeugdbeleid. In september/oktober zullen bovenstaande punten verder worden besproken in de Beleidsgroep GOA het huidige bestuurlijk overleg en het college.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
14
Gemeente Naarden Maar weinig achterstand In de gemeente Naarden wordt die ene school met 10 tot 15% allochtone leerlingen door veel bewoners een zwarte school genoemd. Het was deze school die in 2000 ‘in de prijzen viel’. De gemeente kreeg onderwijsachterstandengeld om te besteden aan achterstandleerlingen. Aangezien er maar één school is waar de doelgroep aanwezig is, is de aandacht uitgegaan naar het zoeken van een geschikt programma voor deze school (de Tweemaster) en twee peuterspeelzalen. Hard werken Toen de regeling VVE uitkwam was het hard werken om alles rond te krijgen. Samen met een kwartiermaker heeft Anja Woltman, beleidsambtenaar onderwijs in Naarden, een stand van zaken studie uitgevoerd en een nota Kansrijk Onderwijsplan geschreven. De stand van zaken studie is middels een enquête uitgevoerd: er is bekeken welke VVE activiteiten er zijn en welke wensen er waren. Het was belangrijk om de scholen en andere instellingen goed te ondervragen aangezien tot dat moment het onderwijsachterstandenbeleid geen hot item was. Dat is niet verwonderlijk in een gemeente met bijna geen achterstandsleerlingen. “Wat lastig voor mij is dat ik weinig tijd heb om te coördineren. Ik ben de enige die het onderwijsbeleid van Naarden in haar pakket heeft. Het kost mij relatief veel tijd om de troepen om tafel te krijgen en te houden.” De twee hoofdpunten uit het Kansrijk Onderwijsplan werden taal en VVE. Het was snel duidelijk welke school en peuterspeelzalen in aanmerking kwamen voor extra ondersteuning. Maar de keuze voor een programma was beperkt: omdat het aantal kinderen uit de doelgroep klein is, is er niet genoeg geld voor een programma zoals Piramide of Kaleidoscoop. De uiteindelijke keuze is gevallen op KOtotaal. Daarnaast is gekozen voor de invoering van het volgsysteem (OVP) op de Tweemaster en de peuterspeelzaal. “Een ander knelpunt is dat er niet één aanspreekpunt was voor de peuterspeelzaal. Het is een vrijwillig bestuur en er is geen coördinator. De peuterleidsters moeten dit soort extra dingen in eigen tijd uitvoeren.” In Naarden was al een programma voor ondersteuning van ouders: Spel op maat. De gemeente heeft besloten om dit programma voort te zetten. Het grote voordeel van dit programma is dat het ouders bereikt van kinderen die niet naar de peuterspeelzaal gaan. Er is een werkgroep in het leven geroepen van de betrokken partijen, de bedoeling was dat de werkgroep zou worden uitgebreid met het consultatiebureau en de bibliotheek. De scholing heeft twee jaar geduurd en is uitgevoerd door de onderwijsbegeleidingsdienst. Toen alles was afgesproken en de scholing was gestart heeft de gemeente zich op de achtergrond gehouden. Ze hebben het geld betaald, maar hebben het proces niet gevolgd. Het was geen ideële keuze, het was door gebrek aan tijd dat de gemeente niet als regisseur op trad maar alleen als subsidiënt. Weer de touwtjes in handen In 2005 kreeg Naarden weer ondersteuning van dezelfde kwartiermaker: nu vliegende brigadier genaamd. “Zij belde mij zelf op en vertelde dat zij weer gratis ondersteuning kon aanbieden voor VVE. Ik zat al een poos met VVE in mijn maag. Ik besloot dus gebruik te maken van het aanbod, wetende dat een ondersteuner werk uit handen neemt maar tegelijkertijd ook weer werk creëert voor de gemeente! We zijn samen op pad gegaan en hebben de VVE- participanten geïnterviewd.” Op basis van de interviews heeft de brigadier een gespreksnota geschreven met aanbevelingen. De werkgroep is weer bij elkaar geroepen en heeft de nota besproken. De deelnemers onderschreven de aanbevelingen en zijn deze één voor één gaan uitvoeren.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
15
De kracht van de groep De werkgroep komt nu één keer in de drie maanden bij elkaar. Het consultatiebureau is er nu ook bij. De peuterspeelzalen zijn gefuseerd met de kinderopvang. Zij hebben nu ook een eigen contactpersoon. Ook een goede input is afkomstig van de onderwijsbegeleidingsdienst, deze persoon wordt door de gemeente betaald om deel te nemen aan de werkgroep. “Ik merk dat ik nu meer grip heb op de ontwikkelingen. Mensen gaan ook harder lopen en nemen het serieuzer. Ook is het belangrijk dat beroepskrachten zien dat je vanuit verschillende kanten moet bouwen.” De werkgroep neemt initiatieven voor kleine projecten. Zo zijn de vrouwen van de Nederlandse taallessen op bezoek geweest bij de peuterspeelzalen. Ook heeft de gemeente samen met de onderwijsbegeleidingsdienst nagedacht over verbetering van het bezoek aan de peuterspeelzaal door allochtone kinderen. De gemeente heeft gesproken met de Marokkaanse vereniging om na te denken over een andere benadering van allochtone ouders om ze te enthousiasmeren voor de peuterspeelzalen. Dat heeft onder andere geresulteerd in een bezoek aan de moskee. De gemeente heeft samen met de onderwijsbegeleidingsdienst een dialoog op gang gebracht en samen met ouders gepraat over de peuterspeelzalen. “Voor veel ouders is het niet logisch dat je moet betalen om je kind te laten spelen. Wij hebben met hun gepraat over wat er op een peuterspeelzaal gebeurt en dat het meer dan alleen spelen is. Ik vond het zelf ook een bijzondere belevenis dit gesprek bij te wonen.” Deze activiteiten zijn zeer nuttig, de tijd en geld ontbreekt echter om het meer structureel te maken. Doorgaande lijn De werkgroep bewaakt ook de doorgaande lijn. De scholing van de peuterspeelzalen en de scholen is nooit gezamenlijk geweest en bovendien door twee verschillende personen van de onderwijsbegeleidingsdienst. De werkgroep zorgt ervoor dat beide trajecten bijeen worden gebracht en dat er gezamenlijke keuzes worden gemaakt. De school stond al bijna op het punt om een ander volgsysteem te kiezen terwijl de peuterspeelzalen net geschoold waren in het volgsysteem zoals ook op de school werd gebruikt. “Dat is natuurlijk heel demotiverend. Het volgsysteem van de peuterspeelzaal kon vrij eenvoudig worden omgebogen zodat er toch aansluiting met het nieuwe volgsysteem was.” Verwitten De Tweemaster is een fusie van drie scholen en staat in de wijk Keverdijk. Sommige ouders uit deze wijk willen hun kind liever naar een ‘wittere school’ en brengen ze in de wijk ernaast. De Tweemaster liep dus terug in zijn witte leerlingen terwijl de allochtone kinderen bleven. De directeur van de school merkt de laatste 2 jaren, dat het aantal allochtone bewoners in de wijk afneemt. Hij vermoedt dat men wegtrekt om naar een andere gemeente te gaan (Almere) omdat de huizen in Naarden wellicht te duur worden. Op den duur zal dit ook het onderwijsachterstandenbeleid beïnvloeden, maar daar heeft de gemeente nog geen zicht op. De toekomst “Ik ben er nog niet uit. Het grootste knelpunt blijft dat we nog te weinig doelgroepkinderen op de peuterspeelzaal hebben. Ik moet een manier vinden om er voor te zorgen dat de doelgroep niet hoeft te betalen voor de peuterspeelzaal.” Maar er zal geen draagvlak in de gemeente zijn om peuterspeelzaalochtenden gratis aan te bieden. Ouders die de ouderbijdrage voor peuterspeelzaalwerk niet kunnen betalen, kunnen aanspraak maken op bijzondere bijstand, vindt het college. De ouders waar het omgaat hebben echter vaak wel een baan en komen dus niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De ouders hebben wellicht niet veel te besteden, maar zij hebben vooral het geld er niet voor over. De wens van Anja Woltman is “dat kinderen voor wie het belangrijk is om naar een peuterspeelzaal te gaan een verwijzing krijgen, bijvoorbeeld van het consultatiebureau. En dat voor deze kinderen de peuterspeelzaal vervolgens door de gemeente betaald wordt.” “Op dit moment is er geen monitor. De scholen houden de telformulieren bij. De peuterspeelzalen houden pas sinds kort achtergrondgegevens bij van de geplaatste peuters. De gemeente geeft aan
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
16
het wel belangrijk te vinden om bij te houden of er met het geld wordt gedaan wat is beloofd. Maar vindt het te tijdrovend om uitgebreid te gaan monitoren en evalueren. Daarvoor zijn de bedragen te klein.” Er zijn nog geen nieuwe afspraken gemaakt met de school over het toekomstig beleid. De gemeente betaalde de scholen echter weinig: zij betaalde een deel van de scholing en materiaal, maar geen formatieuren. De school is heel enthousiast over het VVE-programma en waardeert ook de samenwerking. Zij vinden de doorgaande lijn belangrijk. Zij zien goede resultaten bij de kinderen. Ook de werkgroepbijeenkomsten worden goed bezocht. De deelnemers vinden het heel nuttig en zij zijn blij dat er weer leven in zit. De gemeente ziet geen problemen om het huidige beleid voort te zetten. Nieuwe activiteiten of verbeteringen lijkt Anja Woltman voorlopig niet nodig. En als dat wel nodig zal zijn dan komt het vanzelf naar boven in de werkgroep. Zij heeft wel een visioen. In de wijk de Keverdijk zijn een aantal organisaties op zoek naar een betere ruimte, dat zijn de Tweemaster, de peuterspeelzaal Pinkelotje, de naschoolse opvang en het consultatiebureau. “Dat zou een prima brede school kunnen worden. Het is bovendien de enige wijk waar een brede school vanuit een sociaal oogpunt wenselijk is.” Maar Anja Woltman plaats er wel een kanttekening bij: “Je moet oppassen dat je niet met een kanon op een mug gaat schieten en dat je net die drie achterstandskinderen doodknuffelt. Je hebt een beperkt probleem en daarbij heb je ook weinig tijd om het echt professioneel aan te pakken.”
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
17
Gemeente Winterswijk Winterswijk is een plattelandsgemeente aan de grens met Duitsland. Er is één flinke kern en negen buurtschappen. In deze gemeente zijn vier kinderdagverblijven, tien peuterspeelzalen en achttien basisscholen. We werken met cijfers van het GOA-plan van 2002, want door beperkte ambtelijke capaciteit is er niet voldoende tijd om van alle meer recente cijfers tot in detail op de hoogte te zijn. De heer Boom, beleidsmedewerker voor VVE voor de gemeente Winterswijk, ziet dit als een knelpunt van de kleine gemeenten: er moeten veel praktische zaken worden uitgevoerd, dat laat weinig tijd over. Volgens de heer Boom gelden voor een kleine gemeente dezelfde eisen als voor een grote; vooral de verantwoording kost veel tijd, waarschijnlijk in Winterswijk evenveel als in een grote gemeente, maar in die grote gemeente is waarschijnlijk veel meer ambtelijke capaciteit. Het gaat om een kleine drieduizend basisschoolleerlingen, verdeeld over achttien scholen. Bij aanvang van de huidige GOA-periode bestond de basisschoolpopulatie voor ongeveer 12% uit 0.25leerlingen, dat is vergelijkbaar met de landelijke situatie thans in 2006. Er was verder een kleine groep woonwagenkinderen en een drie-en-een-half keer grotere groep van allochtone kinderen, die maakte 7% van de leerlingen in het onderwijs uit, bijna de helft van het thans geldende percentage van 13%. VVE hoog op de agenda ‘Binnen Winterswijk is politiek veel aandacht voor VVE. Het ambitieniveau van de gemeente ligt op dit punt hoog. Ook qua middelen staat VVE heel hoog op de ranglijst van prioriteiten. Over VVE wordt veel gedebatteerd en gediscussieerd.. Er is natuurlijk ook aandacht voor het jeugdbeleid, maar daar gaat veel mindergeld naar toe’, aldus de heer Boom, die nu al drie en een half jaar werkt op dit beleidsterrein. Hij heeft dus niet de gehele plan periode 2002 - 2006 van GOA en VVE meegemaakt. Toen hij kwam lag er al een onderwijsachterstandenplan. ‘Wij hebben de afgelopen periode gewerkt vanuit dat GOA-kaderplan voor de periode 2002-2006. VVE maakte een belangrijk onderdeel uit van dit GOA-plan’. Jaarlijks konden de instellingen aanvragen indienen voor VVE-activiteiten. Dat hebben ze in ruime mate gedaan. VVE-activiteiten Mede in verband met de beperkte ambtelijke capaciteit heeft de gemeente de coördinatie van de VVEactiviteiten op peuterspeelzalen en kinderdagvervlijven uitbesteed aan de Stichting Welzijn Winterswijk. Die VVE activiteiten bestaan uit: • Boekenpret (bibliotheek) • Piramide • Peuterspeelzaal-Plus Bij Boekenpret doen niet alle basisscholen mee, niet in de kern Winterswijk zelf, maar ook niet in de buurtschappen van de gemeente. Piramide wordt uitgevoerd op één basisschool, De Vlier. Die werkte aanvankelijk samen met twee Peuterspeelzalen-Plus (Dikkie Dik en Dribbel) maar deze zijn door onder andere teruglopende instroom teruggebracht tot één Peuterspeelzaal-Plus. De leidsters van de peuterspeelzalen en van de groepen 1-2 van de basisschool zijn in de periode 2003-2005 getraind in het programma Piramide en hebben hun certificaat gehaald. VVE – dat doe je niet alleen! De gemeente heeft te maken met een groot aantal partners, niet alleen de VVE-partners. Voor VVE zijn er de twee overlegvormen OOGO en de GOA-adviesraad. Het wettelijk voorgeschreven OOGO wordt gevoerd in het Winterswijks onderwijsberaad (WOB) dat drie a vier keer per jaar bijeen komt. De GOA-adviesraad komt vier à vijf keer per jaar bijeen. Van het WOB is de wethouder de voorzitter, de organisatie (agendaontwikkeling, verzending uitnodigingen, facilitering etc.) gebeurt door de gemeente.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
18
De gemeente heeft te maken met voornamelijk lokale vertegenwoordigers: • bovenschoolse managers voor openbaar en PC-onderwijs; • directeuren voor rk-onderwijs, Vrije School en de Samenwerkingsschool; • bibliotheek; • stichting Welzijn Winterswijk (SWW) met peuterspeelzalen en kinderopvang; • VVE-instellingen. Er is een goede relatie met al deze partners. Schoolbesturen hebben veel vertrouwen in de bestuurlijke kwaliteit van de gemeente. Als blijk hiervan kan genoemd worden, dat de schoolbesturen op eigen gezamenlijk initiatief de Verhagen-middelen in de gemeentepot hebben teruggestort om daarmee lopende GOA/VVE-activiteiten te kunnen voortzetten in 2005-2006 . SWW verzorgt het peuterspeelzaalwerk en ook de kinderopvang. Financieel zijn deze echter uit elkaar gehaald, omdat de kinderopvang commercieel werkt en het peuterspeelzaalwerk gesubsidieerd wordt. Toch functioneren ze nog onder één bestuur en één directeur. Grote partners: voor- en nadelen ‘Als kleine gemeente heb je soms te maken grote overkoepelende instellingen’, aldus de heer Boom. De gemeente werkt samen met Yunio, (jgz), GGZ, Sensire (maatschappelijk werk, ouder-/kind-zorg), schoolbegeleidingsdienst etc.). Ook de politie is in de Achterhoek regionaal georganiseerd. Deze regionale instellingen hebben vaak een heel breed takenpakket omdat het financieel onhaalbaar is voor elke functie in elke (kleine of middelgrote) gemeente een organisaties op te zetten. Dat heeft wel een aantal nadelige gevolgen: • Het management zit vaak ver weg. • Communicatie op bestuursniveau is soms lastig. • Het management van die organisaties is vaak veel professioneler dan de ambtelijke capaciteit en functioneert daardoor op een ander, soms hoger niveau. • Maatschappelijk wegen die organisaties vaak zwaarder dan de gemeente. De heer Boom geeft het voorbeeld van een regionale woningbouwcorporatie; die instelling werkt met veel hogere budgetten dan de gemeente. Veel vertrouwen in de gemeente De gemeente heeft de indruk redelijk daadkrachtig te zijn: ‘we staan er stevig in’; vooral in het WOB worden goede discussies gevoerd. Er is een goede relatie met al deze partners. Schoolbesturen hebben veel vertrouwen in de bestuurlijke kwaliteit van de gemeente. Als blijk hiervan kan genoemd worden, dat de schoolbesturen op eigen gezamenlijk inititatief de Verhagen-middelen in de gemeentepot hebben teruggestort om daarmee lopende activiteiten te kunnen voortzetten in 2005-2006 . De gemeente heeft nog niets gemerkt van een grotere zelfstandigheid van de schoolbesturen in lijn met de recente beleidsveranderingen met betrekking tot de wijziging in de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden van gemeente en schoolbesturen. Weten wat er gebeurt De gemeente heeft beperkt zicht op de concrete activiteiten en cijfers. Maar er is veel informatie bekend bij de VVE-coördinator die bij de Stichting Welzijn Winterswijk is aangesteld. Toch vindt er wel een vorm van evaluatie en monitoring plaats: die is heel basaal uitgevoerd in de vorm van verantwoording van de besteding van gelden door beschrijving van de activiteiten die door de instellingen zijn uitgevoerd. Zo is er van Boekenpret steeds een jaarverslag. De aantallen deelnemers van peuterspeelzalen en basisscholen worden vastgelegd door de begeleidingsdienst Iselinge vanuit Apeldoorn. Evaluatie en monitoring gaat moeizaam. Eigenlijk is de capaciteit (en geld om die in te huren) er niet of te weinig.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
19
Een gezamenlijk kader neerzetten Voor VVE zijn er voor het komende jaar al weer veel aanvragen voor subsidiëring van activiteiten binnengekomen. De leidsters van de verdwijnende peuterspeelzaal worden in de komende periode ambulant ingezet bij doelgroepkinderen in de overige peuterspeelzalen. De gemeente wil de Lokale Educatieve Agenda realiseren door een doorgaande lijn op te zetten van consultatiebureau naar peuterspeelzaal naar primair en vervolgens voortgezet onderwijs. De gemeente wil proberen om dat in één gezamenlijk kader neer te zetten waarbinnen dan integraal aandacht is voor VVE, doorgaande lijn, schoolbegeleiding, WSNS. Voor dit proces is een werkgroep Lokaal Onderwijsbeleid in het leven geroepen, waarin vertegenwoordigers van alle partners zitting hebben. De heer Boom stelt, dat de mogelijkheden om op deze verschillende beleidsterreinen aan te sturen beperkt zijn, niet alleen door de beperktheid van de beschikbare uren, maar ook door de beperktheid van de aanwezige expertise. “Het kost mij veel tijd om goed op de hoogte te blijven van alle ins en outs op die zo onderling verschillende terreinen. Dat lukt gewoon niet. Maar met de toekomstige werkgroep en de daar verzamelde expertise kan met succes gewerkt worden aan de VVE en de doorgaande lijn.”
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
20
Een kleine gemeente1 Zoeken naar continuïteit “In de gemeente zijn we net goed op dreef met de voor- en vroegschoolse educatie en nu is de GOA periode alweer afgelopen.” De beleidsambtenaar op de afdeling welzijn betreurt het dat de landelijke overheid een andere koers heeft ingezet. De mogelijkheden voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid zijn nu beperkt en afhankelijk van de ideeën en keuzes van de schoolbesturen. De uitdaging voor de komende periode is de samenwerking tussen de scholen en peuterspeelzalen te blijven stimuleren zodat in de gemeente een doorgaande lijn voor de peuters en kleuters blijft bestaan. Een voorzichtige start Toen de beleidsambtenaar in 2001 in dienst kwam moest zij onmiddellijk aan de slag met de uitvoering van regeling VVE. De gemeente kreeg veel geld te besteden aangezien er een groot aantal 0.25 leerlingen is. De wethouder stelde voor om met dit geld, gemeentebreed één programma in te voeren. De schoolbesturen en de peuterspeelzalen kwamen echter niet tot een keuze. Het keuzeproces stond onder tijdsdruk aangezien de overheid verlangde dat er in februari een besluit zou liggen, terwijl de beleidsambtenaar pas in december was aangesteld. Er is toen besloten dat de gemeente deze ronde aan zich voorbij liet gaan, om in de nieuwe GOA-periode gelijk van start te gaan. In de nieuwe GOA-periode is men allereerst gaan kijken wat haalbaar is. De eerste stap was het professionaliseren van de peuterspeelzalen. De peuterspeelzalen werden bestuurd door vrijwilligers en om het professionaliseringstraject te doorlopen bleek het nodig te zijn de speelzalen aan te haken bij een bestaande organisatie: dit is de kinderopvangorganisatie geworden. Halverwege 2005 heeft deze fusie plaatsgevonden. Vanaf dat moment werd het mogelijk om te beginnen met de invoering van voor- en vroegschoolse educatie. “Wij hebben aan de peuterspeelzalen gevraagd om te onderzoeken met welke programma’s zij willen werken. En om samenwerking te zoeken met de basisscholen.” Twee scholen zijn inmiddels aangehaakt, dit zijn de scholen waar de meeste peuters van de peuterspeelzalen naar toe gaan. De peuterspeelzalen zijn als eerste begonnen met een training KO-totaal. En er is een extra leidster aangesteld die als een soort ‘tutor’ op de vier peuterspeelzalen werkt. De scholing van de twee basisscholen start in het schooljaar 2006-2007. Van alles wat Drie scholen in de gemeente hebben een nulde groep opgericht. De scholen geven aan dat hun ouders vanuit hun geloofsovertuiging moeite hebben hun kind naar een openbare peuterspeelzaal te sturen. Deze scholen hebben tevens een VVE-programma gestart. Eén school heeft gekozen voor een Piramide-aanpak, een andere school is met Boekenbas bezig. Tot slot werkt één van de scholen met Startblokken/Basisontwikkeling. De nulde groepen die door de scholen zijn opgezet worden door de gemeente niet gesubsidieerd. Het beleid van de gemeente is dat de activiteiten van de Stichting Peuterspeelzaalwerk worden gefinancieerd. De gemeente ziet het niet als haar taak en verantwoordelijkheid om daarnaast de door de diverse basisscholen opgezette nulgroepen te financieren. De nulgroepen ontvangen wel (rijks)middelen voor de uitvoering van VVE-activiteiten. Ook de bibliotheek speelt een belangrijke rol in het GOA-beleid: zij voeren een aantal voorleesprojecten uit op de scholen en verzorgen een materialenbank. De consultatiebureaus nemen deel aan een aantal VVE-projecten. Tijdens de consulten stimuleren zij de ouders om hun kind veel voor te lezen. Ook spelen zij een rol bij de toeleiding. Zij verwijzen ouders naar de inloopochtenden van de peuterspeelzaal. Het consultatiebureau verzorgt in samenwerking 1
Eén van de geïnterviewde gemeenten wilde anoniem blijven.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
21
met het CMD en de GGD ook bijeenkomsten voor ouders over opvoeden. Ouderbetrokkenheid is ook een thema voor de scholen en peuterspeelzalen: een van de reformatorische scholen heeft een speciaal project ouderbetrokkenheid uitgevoerd. Eind vorig jaar heeft de gemeente een visie nota Jeugdbeleid geschreven. In deze nota heeft ook VVE een plaats gekregen. Onderwijsachterstandenbeleid is meer dan alleen onderwijs, zo is ook de jeugdgezondheidszorg erbij betrokken. Ambitie bijgesteld “We begonnen met een hoge ambitie: alle scholen en peuterspeelzalen hetzelfde programma. Maar gaandeweg hebben we die ambitie bijgesteld. Ik ben nu heel blij dat het peuterspeelzaalwerk is geprofessionaliseerd. Verder hebben we ervoor gekozen om het GOA-plan als richtlijn te houden en daaraan de aanvragen voor subsidiering te toetsen. Zodoende is er een lappendeken ontstaan: er is wel veel gebeurd, maar helaas met weinig samenhang.” De reden dat het moeilijk is een samenhangend beleid te formuleren heeft onder andere te maken met het volgende. Ten eerste is de oriëntatie van de scholen heel divers, vanwege de verschillende denominaties. Ten tweede was bij de Stichting peuterspeelzalen de financieel-organisatorische problematiek zo urgent dat het onmogelijk was om afspraken te maken over de invoering van VVE. Pas toen de professionaliseringsslag (fusie) gemaakt was kon de aandacht worden gericht op de invoering van VVE. Wel is er regelmatig overleg tussen de verschillende uitvoerende partijen: Er is een actieve GOA-adviesgroep die per twee maanden één keer bijeen komt. Deze bijeenkomsten worden ondersteund door een schoolbegeleidingsdienst. Er zijn afgevaardigden namens acht scholen, de peuterspeelzalen, het consultatiebureau, bibliotheek, het voortgezet onderwijs en de gemeente. Tijdens het proces, vooral in het begin toen het stroef verliep hebben de partijen behoefte aan duidelijke sturing. De laatste jaren zijn de bijeenkomsten vruchtbaar en goed van sfeer. Toekomst De GOA-adviesgroep heeft nog niet gesproken over toekomstplannen, het leeft nog niet echt. De gemeente heeft de partijen geïnformeerd over het nieuwe (overheids) beleid. In september is er een bijeenkomst georganiseerd waarin is gesproken over het beleid rondom peuterspeelzalen en nulde groepen. De gemeente heeft duidelijke wensen voor de toekomst: • De toeleiding naar de peuterspeelzalen verbeteren (het consultatiebureau). • Het invoeren van KO-totaal op de twee basisscholen (zoals gepland) en graag nog op meerdere scholen. • Een gemeenschappelijk overdrachtsformulier gemeentebreed: dit is juist belangrijk gezien het feit dat er verschillende programma’s in gebruik zijn. • Samen het geld voor onderwijsachterstanden in gaan zetten, overeenstemming krijgen over een doorgaande lijn. En ook gelijkheid en respect voor elkaars werksoort: “Ik vind het jammer om te zien dat er nog op eilandjes wordt gewerkt en de samenwerking zo beperkt blijft.” “Het liefste zouden de besturen gewoon een deel van het geld willen ontvangen om naar eigen inzicht te besteden, maar ik wil meer. Het is belangrijk om goed te overleggen over de besteding van onderwijsachterstandsmiddelen. Er moet openheid zijn over de te besteden middelen van de besturen en de gemeente. Pas dan kan je voorkomen dat er een knip ontstaat tussen het voorschoolse- en vroegschoolse aanbod.” De gemeente wil ook de overlegstructuur onder de loep nemen. Op dit moment hebben de afgevaardigden nogal verschillende bevoegdheden en is het tijdens het overleg voor sommige partijen makkelijk om afspraken te maken en toezeggingen te doen, terwijl een ander er vooral als toehoorder bij zit. Verder is er ook enig overlap tussen het OOGO en de GOA-adviesgroep. Het zou goed zijn om de wethouder erbij te betrekken. Het overleg moet dus nog worden gestroomlijnd, maar in welke constellatie, weet men nog niet.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
22
Dilemma De gemeente neemt haar rol als regisseur serieus: de taak om voor een doorgaande lijn te zorgen (zoals de overheid voorschrijft) vindt de beleidsambtenaar op zich logisch, alleen is het nu heel lastig uitvoerbaar aangezien je geen middelen meer hebt voor het vroegschoolse gedeelte. En inhoudelijk kun je als beleidsambtenaar van een kleine gemeente niet te dicht op de praktijk gaan zitten. “Je hebt zo’n breed takenpakket: je wil je graag met alles bemoeien, maar het blijft vaak bij het maken van beschikkingen en het toetsen van rechtmatigheid. Ik ben als onderwijskundige afgestudeerd en ik zou mij graag meer met de inhoud willen bezighouden. Ik heb nu nauwelijks tijd om alle regelingen goed bij te houden, laat staan om van de inhoudelijke ontwikkeling goed op de hoogte te zijn.” De beleidsambtenaar vindt dat de gemeenten slecht op de hoogte worden gehouden. “Juist voor een kleine gemeenten is het van belang dat zij goede en gerichte informatie tijdig ontvangen. Algemene informatiebijeenkomsten kosten relatief veel tijd voor een kleine gemeente. Individuele ondersteuning is beter. Temeer omdat iedere lokale situatie weer anders is. Het gat tussen de gemeente en het rijk is groot. Eigenlijk zou een rijksambtenaar eens een maand op stage moeten om te kunnen ervaren waar je tegen aan loopt.” Samengevat is tijdgebrek een nadeel van het werken in een kleine gemeente, er zijn ook voordelen: de korte lijnen. De contacten met de uitvoerders zijn goed, je kan makkelijk even binnenlopen. “En ik heb een goed contact met de wethouder, ook voor deze periode heb ik met dezelfde wethouder te maken: wij kunnen ons beleid gewoon voortzetten en verbeteren!” Een plan van aanpak De gemeente heeft in het begin van de GOA-periode een kwartiermaker ter beschikking gehad. Aan deze persoon is tevens gevraagd om voor dit schooljaar een stand van zaken studie uit te voeren. En een plan van aanpak op te stellen. Het plan werkt de inhoudelijke invulling van de doorgaande lijn nader uit en geeft scenario’s voor de organisatie van het VVE-beleid. Voor het nieuwe beleid is het motto: met gescheiden verantwoordelijkheden, maar toch samen! “Als dat gaat lukken, dat zou fantastisch zijn, want dan kunnen we verder gaan op de ingeslagen weg.”
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
23
Gemeente Tiel Stimuleren is onze ambitie! ‘De gemeente wil graag voor alle autochtone en allochtone kinderen een stimulerende rol vervullen’, aldus mevrouw Winter, beleidsmedewerker Onderwijs van de gemeente Tiel. ‘Die kinderen wonen in vier verschillende wijken: Noord, Oost, West en Passewaay. Deze wijken verschillen sterk in het aantal allochtone kinderen dat er woont. ‘Wij willen een onderwijsbeleid voeren dat kinderen prikkelt om zich te ontwikkelen tot burgers die actief deelnemen en deelhebben aan de samenleving’, aldus mevrouw Winter. ‘Wij zien dit als gemeente als een vorm van emancipatie, integratie en participatie in de samenleving’. VVE als speerpunt Om die participatie en emancipatie goed te realiseren kent de gemeente de VVE een belangrijke plaats toe. Tiel heeft vijftien basisscholen en tien peuterspeelzalen. Basisscholen met 50% of meer gewichtenleerlingen behoren tot de doelgroep van het stimuleringsbeleid van Tiel. Vijf koppels van een peuterspeelzaal en een basisschool doen mee aan VVE. Deze koppels werken met het VVEprogramma Piramide. Tiel heeft heel bewust ingezet op het onderwijsachterstandenbeleid en heeft voor VVE steeds voor voldoende capaciteit gezorgd. Van VVE-groepen naar gemengde groepen Zorgen voor voldoende capaciteit is bij de peuterspeelzalen gedaan door VVE-plekken te realiseren. Aanvankelijk vormde men VVE-groepen, die volledig uit VVE-plekken bestonden. Maar van dat idee is men afgestapt ten gunste van gemengde groepen. Aanvankelijk werden er per VVEpeuterspeelzaalgroep 65% VVE-plaatsen en 35% niet-VVE-plaatsen gecreëerd. Dit leidde tot een ‘witte vlucht’ uit de VVE-peuterspeelzalen. Daarom is dit beleid bijgesteld en nu streven we ernaar dat er op de achttien à twintig kinderen van een groep maximaal zeven VVE-kinderen zijn: ongeveer éénderde VVE per groep. Het aantal bekostigde VVE-plaatsen is gegroeid van 40 in 2003-2004 naar nu 80 VVE-plaatsen bij de zes deelnemende peuterspeelzalen. In de periode 2006-2010 wil Tiel groeien naar een aantal van 120 VVE-plaatsen. Belangrijke rol consultatiebureau en onderwijsvoorlichters Om als peuter van een VVE-kindplek gebruik te kunnen maken wordt binnen Tiel door het consultatiebureau vastgesteld of hij/zij daarvoor in aanmerking komt. Er is een protocol vastgesteld waarbij registratie, criteria, toeleiding en de doorstroom van kinderen met een VVE-indicatie worden geregeld. Het consultatiebureau speelt daarmee binnen VVE in Tiel een belangrijke rol. Daarnaast zijn er in het VVE-veld onderwijsvoorlichters werkzaam. Deze voorlichters zijn voor een zestal uren per week aangesteld bij de welzijnsstichting Mozaïek. Zij gaan op huisbezoek bij Marokkaanse, Turkse, woonwagengezinnen etc. Zij geven voorlichting over het belang van de peuterspeelzaal, VVE, welke peuterspeelzalen en basisscholen VVE verzorgen etc. Van deze onderwijsvoorlichters wordt het aantal bezochte gezinnen (Marokkaans en Turks) bijgehouden voor de monitor. Zij vormen een belangrijke schakel in de driehoek: peuterspeelzaal-consultatiebureauvoorlichter en spelen daarmee een belangrijke rol in de toeleiding van VVE-kinderen naar peuterspeelzalen. Concentratie voorkomen Bij het basisonderwijs dreigde in het verleden in Tiel een situatie te ontstaan waarbij scholen ontzettend veel allochtone (achterstands)kinderen zouden krijgen en daarmee zouden veranderen in zogenaamde concentratie-scholen. Dat wilden wij voorkomen, aldus de heer Van Burk, een collega van mevrouw Winter, en senior beleidsmedewerker Onderwijs.
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
24
‘Als gemeente hebben wij in 1993 een convenant met de schoolbesturen gesloten ter voorkoming van concentratiescholen. ‘Om de kwaliteit van het onderwijs aan allochtone leerlingen te verbeteren wilde de gemeente het percentage allochtone leerlingen van elke school overeen laten komen met het gemiddelde percentage allochtone leerlingen in de wijk. Dat is dus een vorm van spreidingsbeleid, waar iedereen in de gemeente positief over was. Desondanks is dit spreidingsbeleid aangekaart bij de Commissie Gelijke Behandeling en door die commissie afgewezen. De schoolbesturen werken daarom nu met een veranderd aannamebeleid.’ Wie gaat waar naar school? De gemeente voert om de twee jaar een postcode-onderzoek (PO) uit. Dit werd uitgevoerd ten behoeve van het genoemde spreidingsbeleid en wordt nu uitgevoerd ten behoeve van het nieuwe aannamebeleid. De vragen die daarbij beantwoord moeten worden zijn: 1. wat is de leerlingpopulatie in een bepaalde wijk; 2.waar gaan de leerlingen naar school; 3. is er een witte of zwarte vlucht naar andere wijken te constateren; 4. is daarop beleid mogelijk? De conclusies uit het PO 2004 zijn dat het percentage allochtone achterstandsleerlingen in ruim tien jaar nauwelijks is toegenomen in de wijk Tiel-West – in 1993 41% en in 2003 42% - en in de wijk TielOost met respectievelijk 23% en 25%. In Tiel-Noord is het wel gestegen, namelijk van 9% naar 14%. Van Tiel-Passewaay vermeldt het onderzoeksrapport geen cijfers. De VVE-basisscholen zijn gevestigd in de wijken West, Oost en Noord. Elk van de vijf basisscholen in deze drie wijken vormt een koppel met een peuterspeelzaal. In de wijk Passewaay is geen VVEbasisschool, wel een VVE-peuterspeelzaal. Door de noodzaak om de leerlingenstromen goed in beeld te brengen is er een sterke evaluatietraditie in Tiel gegroeid: de gemeente houdt de ontwikkelingen nauwkeurig bij het onderwijsstimuleringsbeleid wordt jaarlijks gemonitord. De gemeente voert zelf de evaluatie en monitoring uit. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt met de partners in het onderwijs en in het welzijnswerk. De start van deze monitor ligt rond 1998. Deze leidde in 2002 tot een 0-meting, in 2003-2004 tot een 1-meting en in 2004 tot een 2-meting. Omdat er goede afspraken liggen weten de partners welke gegevens ze wanneer op moeten leveren. De gegevens voor de monitor komen dan ook vrij goed en gemakkelijk bij de gemeente binnen. Enthousiaste uitvoering In de zes peuterspeelzalen en vijf basisscholen wordt het programma Piramide uitgevoerd. Om dat te kunnen volgens de richtlijnen hebben de leidsters en leerkrachten een scholing gevolgd. Een belangrijk onderdeel van de uitvoering is dat er gewerkt wordt met de inzet van extra personeel: een tutor geeft extra aandacht aan de VVE-kinderen. De kinderen gaan vier dagdelen per week naar de peuterspeelzaal. Uit de door de gemeente Tiel zelf uitgevoerde evaluatie (april 2005) blijkt het enthousiasme van de uitvoerders. De directeur van de KRBV (Kinderopvang Rivierenland BV; ook beheerder van de peuterspeelzalen): ‘Het gaat veel te goed! Het aantal peuters dat zich aanmeldt is zó groot!’ Volgens de directeur zijn de ouders van de VVE-kinderen ‘razend enthousiast’. De teamleden van de peuterspeelzalen zijn heel positief over het werken met dit programma: de systematiek bevalt hen uitstekend. En de leidsters zien effecten bij de kinderen op allerlei vlakken: sociale contacten, samen spelen, woordenschat en taal. De directie van KRBV wil het programma eigenlijk wel voor alle peuterspeelzalen invoeren. Bij een aantal basisscholen was er aanvankelijk enige weerstand tegen de uitvoering van het programma. Maar die is overwonnen en thans heerst er enthousiasme bij de leerkrachten en de tutoren. Eén van de tutoren: ‘Het vroegtijdig signaleren van achterstanden is de toegevoegde waard. Dan kun je er bewust mee aan de slag’. De toetsresultaten in groep 2 zijn volgens de evaluatie ‘beduidend hoger’. De praktijk is soms lastig De wens om concentratie van achterstandskinderen in het basisonderwijs te voorkomen heeft tot een aannamebeleid geleid. De uitvoering kan er als volgt uitzien: als het percentage 0.90-kinderen in een
Oberon – Interviewverslagen kleine gemeenten en VVE
25
lesgroep boven het wijkpercentage van 0.90-leerlingen uitkomt, kan de directeur de ouders adviseren om het kind bij de overgang peuterspeelzaal-basisschool naar een andere school in de wijk te laten gaan. Maar dat staat volgens de evaluatie uit 2005 haaks op het uitgangspunt van de doorgaande lijn rondom VVE. In het VVE-projectplan 2002-2006 is hierover gesteld, dat ‘de VVE-basisscholen bij hun aannamebeleid voorrang geven aan kinderen die het programma Piramide op de VVEpeuterspeelzaal hebben gevolgd’. Het beleid om segregatie tegen te gaan (en daar is het aannamebeleid toch op gericht) en het beleid om een doorgaande lijn te creëren ‘bijten elkaar’, zoals dat in de evaluatie wordt omschreven. Maar ondanks dit soort (kleine) problemen is men in Tiel enthousiast over de uitvoering van VVE. Goede verhoudingen Voor VVE wordt in Tiel samengewerkt in een VVE-werkgroep met nogal wat verschillende instellingen: de welzijnsinstelling Mozaïek, de KRBV, de directies en besturen van de VVE-basisscholen (pc, rk en openbaar), schoolbegeleidingsdienst Marant, het consultatiebureau (Stichting Thuiszorg Rivierenland) en de onderwijsvoorlichters bij Mozaïek en natuurlijk de gemeente. De regierol van de gemeente is medio 2006 nog steeds sterk. Er wordt echter wel in gezamenlijkheid en op basis van gelijkwaardigheid als partners overlegd. Dit overleg wordt gecoördineerd door de gemeente. De gemeente heef te maken met instellingen die alle het gebied van de gemeente overstijgen: KRBV, Mozaïek, Stichting Thuiszorg Rivierenland en de meeste schoolbesturen. Dit gemeenteoverstijgende karakter van de meeste instellingen heeft op de relaties geen nadelige effecten gehad. De beleidsontwikkeling van de gemeente wordt er niet door beïnvloed. De gemeente ziet tot nu toe geen veranderingen in de onderlinge verhoudingen met de schoolbesturen ten gevolge van de wijzigingen in de onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen gemeente en schoolbesturen. Dat is mede het gevolg van het feit, dat het door de gemeente gecoördineerde VVE-beleid breed gedragen wordt door de instellingen. Toekomstig beleid We hebben een contourennota voor het onderwijs geschreven en het nieuwe VVE-plan voor 20062010 past daar goed in’, aldus mevrouw Winter en de heer Van Burk. Daarbij staan centraal de uitgangspunten van preventie en integrale aanpak binnen een wijkgerichte benadering met op resultaat gericht werken. De gemeente Tiel krijgt in 2006-2007 ruim € 664.000,- van het Rijk voor het Onderwijsachterstandenbeleid. De uitbreiding van de capaciteit van het peuterspeelzaalwerk kan alleen binnen dit financiële kader. Mevrouw Winter: ‘Ook de komende jaren willen we met z’n allen, dat er hard aan VVE wordt gewerkt!’