Internationaal ondernemen in de agrosector Grensverleggend ondernemen op weg naar een duurzame agribusiness 1.Waarom deze notitie De Nederlandse agrofoodsector is goed voor zo’n 10% van de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Het Nederlandse agrocluster behoort tot de toonaangevende sectoren, is dynamisch en zeer internationaal. Het internationale speelveld voor handel en investeringen is aan sterke verandering onderhevig. Voorbeelden zijn de uitbreiding van de EU, opkomende markten als China, de verdere schaalvergroting van bedrijven, en de grotere dynamiek in grondstoffenmarkten. Opvallend is ook dat in Noordwest Europa de markt voor duurzame en kwalitatief hoogwaardige producten groeit. Deze ontwikkeling zal naar verwachting de komende periode doorzetten, en ook in andere landen plaats gaan vinden, zeker waar sprake is van groeiende welvaart. Voor internationaal ondernemen biedt dit kansen. De taakopvatting van overheden in relatie tot het bedrijfsleven is eveneens in beweging, waarbij in ons land de rijksdienst fors krimpt en de eigen economische en maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven zwaar weegt. Dit alles vraagt om heroriëntatie op de inzet van LNV gericht op internationaal ondernemerschap van de sector. In onderhavige notitie wordt ingegaan op het belang van internationaal ondernemen voor de Nederlandse agrosector en worden (nieuwe) speerpunten van beleid voorgesteld. Tevens worden accenten voor de uitvoering uiteen gezet. ‘Internationaal ondernemen’ omvat in dit kader: alle activiteiten in en buiten Nederland gericht op import en export van agrarische goederen; investeringen van Nederlandse bedrijven in het buitenland; en kennisuitwisseling en dienstverlening (zoals consultancy, agrologistiek en elektronische certificering). De notitie is afgestemd met het Programma Internationale Netwerken (PIN) en levert input voor de herziening van de LNV regiovisies. 2.Belang van internationaal ondernemen en rol van LNV De Nederlandse agrosector is een belangrijke pijler van de Nederlandse economie. De sector opereert in een internationaal zeer dynamische omgeving, waarbij de invloed van globalisering, technologische ontwikkelingen en informatisering op de concurrentiekracht groot is. De primaire productie in eigen land, importen van buitenlandse grondstoffen, verwerking, afzet in Nederland en (her)export in het buitenland zijn nauw met elkaar verweven. Daarbij wordt de toegevoegde waarde in de agrosector in sterke mate gerealiseerd via onze exporten. Nederland is met circa Euro 50 mrd/jaar 2e agro-exporteur in de wereld. Dit levert een substantiële bijdrage aan de Nederlandse handelsbalans.
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
1
pag - 1 -
Ondernemerschap, ook over de grens, is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven. Voor ons als overheid is er aantal redenen om internationaal ondernemen te steunen. Allereerst is de markttoegang van producten mondiaal door overheden en internationale gouvernementele instituties (zoals WTO/SPS, met achterliggende organisaties) zeer strikt gereguleerd. Veel (beloftevolle) afzetmarkten voor agrarische producten buiten de EU zijn zonder gerichte ondersteuning vanuit een centrale overheid voor het exporterend bedrijfsleven nog steeds niet of zeer moeizaam toegankelijk. Als tweede heeft de overheid een rol bij de concurrentiepositie van bedrijven in het internationale veld. De focus ligt daarbij op het MKB, dat een groot aandeel heeft in het succes van de Nederlandse agribusiness.1 MKB bedrijven beschikken per definitie over minder mogelijkheden om buitenlandse markten te doorgronden en op eigen kracht te veroveren. De verantwoordelijkheid van de overheid ligt tevens in het helpen verbinden van (keten)activiteiten of samenwerking over deelsectoren heen. Daarbij speelt mee dat ook andere landen hun bedrijfsleven internationaal promoten2. Derde motief voor ons als overheid is dat voor de realisatie van duurzame ontwikkeling ook het internationale bedrijfsleven onmisbaar is, zeker ook gezien de open (agro-)economie van ons land. 3. Doelstelling LNV ziet als voornaamste taak: het faciliteren of bevorderen van de ontwikkeling van duurzame, innovatieve en daarmee sociaal-economisch sterke agroketens in, vanuit en naar Nederland. Deze doelstelling is er dus op gericht om de Nederlandse agribusiness internationaal concurrerend en innoverend te laten blijven, en tegelijk de gewenste verduurzaming van internationale (handels)ketens in agrarische grondstoffen en levensmiddelen te bevorderen. Met andere woorden: we maken ons sterk voor “grensverleggend ondernemen op weg naar een duurzame agribusiness”. De inzet van LNV voor internationaal ondernemen is verankerd in het jaarplan van de LNV beleidskern3 en maakt onderdeel uit van het bredere rijksbeleid gericht op: ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland, het streven naar een concurrerend economie en het bevorderen van markten voor duurzame producten. Een duurzame agribusiness draagt verder tevens bij aan de realisatie van beleidsthema’s op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, voedsel, dierenwelzijn, grondstoffen en natuur/milieubeheer.
1 Het MKB is goed voor ruim 60% van de totale agro-industrie export (cijfers: EIM). Voor de categorieën landbouw/visserij en groothandel komt de export vrijwel geheel voor rekening van het MKB; voor de voedingsmiddelenindustrie ligt het zwaartepunt bij het grootbedrijf. In de landbouw en visserij speelt de indirecte export een belangrijke rol: zo’n 40% van de export loopt via tussenhandel. 2 Zo stel het VS ministerie van Landbouw in 2010 USD 235 mln beschikbaar aan brancheorganisaties voor handelspromotie. 3 Markttoelating (15), versterking van de sociaal-economische positie en concurrentiekracht van agroketens (16), fytosanitair en veterinair beleid (13 en 53) en digitale dienstverlening (54).
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
2
pag - 2 -
4. Speerpunten De agrosector opereert in een internationaal zeer dynamisch speelveld en LNV zal daardoor steeds gerichte keuzes moeten maken. Voor de komende jaren zijn de volgende inhoudelijke speerpunten van belang: ¾ A. Bevorderen van internationaal ondernemen met focus op duurzaamheid en kwaliteit Internationaal promoot en faciliteert LNV mogelijkheden van Nederlandse bedrijven om in te spelen op de groeiende vraag naar kwalitatief hoogwaardige en duurzame producten, zoals organics, milieuvriendelijke producten, (internationaal) geaccepteerde als duurzaam gecertificeerde grondstoffen, en authentiek Nederlandse (streek)producten. Zo bevordert LNV de export uit en import naar Nederland van duurzame agrofood producten, grondstoffen, technologie en kennis. Nieuw accent is hier de meer nadrukkelijke focus op het belang van duurzaamheid en kwaliteit, bij import, export en in. De LNV inzet van menskracht en middelen zal in toenemende mate hierop worden ingezet. Zo kan LNV in de communicatie en het relatiemanagement nog sterker het belang uitdragen van de inzet op duurzaamheid, bijvoorbeeld in Berichten Buitenland en tijdens agribusiness bijeenkomsten in Nederland en in het buitenland. ¾ B. Kansen voor investeringen in het buitenland benutten In het verlengde van de Nederlandse handelscontacten liggen er goede mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om te investeren in de ontwikkeling van productiesystemen in het buitenland. Nederlandse bedrijven beschikken over grote kennis en expertise, bijvoorbeeld waar het gaat om de opzet van tuinbouwcomplexen, het beheer van stromen van producten die snel en gekoeld bij de klant moeten komen of het verduurzamen van teelten van grondstoffen. Naast de verkoop van deze kennis vestigen steeds meer Nederlandse bedrijven zich in het buitenland, al dan niet via joint ventures. Nieuw accent: naast handel groeit het belang van investeringen van de Nederlandse agribusiness in het buitenland. LNV bevordert daarbij de ontwikkeling van allianties van bedrijven, bijvoorbeeld door het faciliteren van samenwerking via onze zogenaamde Netherlands Agriculture Business Support Offices (NABSO) in Harbin (voor zuivel), Kunming en Izmir (beiden voor tuinbouw). Het accent ligt ook hier bij kwalitatief hoogwaardige en kennisintensieve systemen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen staat centraal. Zo kunnen in het betreffende land tevens verbeteringen worden geboekt op het vlak van arbeidsomstandigheden, milieu en/of dierenwelzijn. ¾ C. Gericht inzetten op markttoegang Voorwaarden voor internationaal ondernemen zijn: handelsliberalisering en een goed internationaal level playing field voor mededinging, arbeid, milieu, voedselzekerheid en -veiligheid en dierenwelzijn. LNV zal aan de hand van een strategische aanpak majeure handelsbarrières op prioritaire landen blijven slechten, mede
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
3
pag - 3 -
in afstemming met de wensen en feitelijke mogelijkheden van het handeldrijvende bedrijfsleven. Ook blijft LNV aandacht houden voor lagere transactiekosten, waaronder minder administratieve lasten, mede door versterkte (gerichte) inzet van ICT. De inzet op CLIENT zal worden gecontinueerd en gericht op het realiseren van aansluiting op digitale systemen (te ontwikkelen) in landen die van belang zijn voor onze agrohandel. LNV versterkt de samenwerking met de EU en de EU-lidstaten, zoals in gang is gezet door contacten aan te gaan met DG Enterprise en de EU High Level Group voor de levensmiddelenindustrie, met focus op concurrentiekracht, innovaties en een level playing field. Nieuw accent: LNV kiest voor een meer strategische aanpak, gericht op kansrijke situaties met waar nodig een zwaardere politieke inzet. Binnen de EU verschuift het accent van bilaterale samenwerking naar samenwerking binnen de kaders van de EU. Zo kunnen we onze markttoegangsproblemen met landen als Rusland, China en India gericht op de agenda proberen te krijgen van de EU-dialoog met deze landen. ¾ D. Beter profiel van de agrosector Het belang en kracht van de agrosector voor de Nederlandse economie zal door LNV worden onderstreept, maar nadrukkelijk in het verlengde van wat de agribusiness zelf entameert. Onze inzet op verduurzaming zal verder worden geprofileerd aan de hand van specifieke acties op de LNV-posten. Daaronder valt productie en afzet wereldwijd van biologische producten, duurzame internationale ketens voor soja, palmolie, cacao e.d. Het profiel van de agrosector wordt uitgewerkt in het project “Kracht van de agribusiness”, toegelicht in bijlage 2. Nieuw accent: LNV zal initiatieven ondersteunen van het bedrijfsleven die bijdragen aan een beter profiel van de agrosector in het buitenland, over deelsectoren heen, en met de focus op duurzaamheid en kwaliteit. 5. Strategische keuzes in de uitvoering Een succesvolle inzet op internationaal ondernemen vergt naast beleidsmatige speerpunten (hierboven) dat LNV strategische keuzes in de uitvoering maakt. Dit wordt tevens ingegeven door de krimp van het overheidsapparaat. ¾ A. Eigen verantwoordelijkheid van de sector voorop Voorop blijft staan dat het bedrijfsleven aan zet is. Juist op concurrerende internationale markten is voortvarend en innovatief ondernemerschap essentieel. De overheid draagt zorg voor goede randvoorwaarden. De impuls die we als overheid willen geven aan duurzaamheid betekent dat we in veel gevallen van het Nederlandse bedrijfsleven vragen om vooruitstrevend te opereren, zeker in markten waar het belang van duurzame ontwikkeling nog geen gemeengoed is (of een stuk minder leeft dan in Nederland). We zijn als overheid door het bedrijfsleven aanspreekbaar om bij te dragen met menskracht en middelen. Ook
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
4
pag - 4 -
hiervoor geldt een grote eigen rol voor bedrijven: maatschappelijk verantwoord ondernemen stopt immers niet bij de grens. Nieuw accent: bij generieke handelsbevordering en het bevorderen van concurrentiekracht zal het accent nog meer bij het bedrijfsleven zelf worden gelegd. Zoals al aangegeven kiest LNV voor ondersteuning van het MKB. Grote bedrijven weten hun eigen weg veelal wel te vinden in het buitenland (met uitzondering van markttoegangsvraagstukken). Bezien zal worden of andere afspraken nodig zijn over co-financiering (inclusief ten aanzien van de Grüne Woche). Nieuw accent: centraal uitgangspunt is dat bedrijven internationaal evenzo maatschappelijk verantwoord ondernemen als in Nederland. Als LNV zullen we onze bijdrage leveren qua visie, inzet en middelen op basis van de filosofie van publiek-private partnerschappen. Bijlage 1 geeft het toetsingskader. ¾ B. Keuze’s in landen en benadering De keuze van landen moet er op worden gericht om samenwerking en handel met betrouwbare partnerlanden (export en import) te bestendigen. Dit geldt temeer in tijden van economische crisis. Zo is de handel met onze buurlanden cruciaal. Tegelijk zullen bedrijven (potentiële) beloftevolle nieuwe markten moeten (blijven) betreden of veroveren. In PIN markt is dit uitgewerkt en is een model ontwikkeld met onderscheid naar groei-, potentiële, geconsolideerde en kleine markten. Tevens zijn landen/regio’s geselecteerd en zijn servicepakketten opgesteld voor de diverse markten. Samen met de speerpunten uit deze notitie levert dit input voor de LNV-regiovisies. Nieuw accent: LNV maakt scherpe keuzes in landen, gebaseerd op de marktsituatie (geconsolideerde, groeiende, opkomende en potentiële markten). Onze inzet zal nauw worden afgestemd en zo mogelijk verder worden vervlochten met de inzet vanuit EZ op internationaal ondernemen, en met die vanuit BZ voor ontwikkelingssamenwerking. ¾ C. Keuze voor intensievere samenwerking met EZ/EVD LNV blijft, in nauwe samenwerking met EZ en BuZa, waar nodig en effectief gerichte ondersteuning geven, waarbij mogelijkheden voor samenhang en efficiency ten volle zullen worden benut. Het generieke beleid voor internationaal ondernemen behoort tot de verantwoordelijkheid van EZ, dat daarbij zijn Agentschap NL (afdeling EVD) belast met de uitvoering. LNV werkt al nauw samen met EZ en zet een deel van de uitvoering weg bij de EVD. Het gaat om de ondersteuning van de Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s), het merendeel van de organisatie van handelsmissies, de spreekdagen van de LNV-attachés, en de toegang tot economische databases. Nieuw accent: de samenwerking met EZ en Agentschap NL (EVD) wordt aangehaald, waarbij mogelijkheden voor het overhevelen van verdere uitvoeringstaken worden bekeken.
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
5
pag - 5 -
¾ D. Heroriëntatie instrumenten De beleidsmatig-inhoudelijke speerpunten en strategische keuzes zullen de komende periode hun doorwerking hebben op de verschillende instrumenten die worden ingezet voor internationaal ondernemen. Dit is inmiddels in gang gezet.4 Hieronder wordt ingegaan op een aantal belangrijke instrumenten: handelsmissies, vakbeurzen en “economic diplomacy”. Nieuw accent: de steun aan handelsmissies zal worden bepaald aan de hand van de indeling in markten uit het PIN-markt project. Missies op geconsolideerde markten zullen worden uitbesteed via het Agentschap NL (zogenaamde CPLA-kanaal: Collectieve Promotie Landbouw Activiteiten). Daarnaast kan worden ingetekend op middelen die EZ via het Agentschap NL generiek ter beschikking stelt, dan wel die door anderen worden aangeboden (bijvoorbeeld brancheorganisaties). Missies op andere markten, of missies specifiek gericht op een aspect van duurzaamheid, kunnen zo nodig een meer actieve inzet vragen (vanuit Den Haag of de LNV-VB). Verder zullen waar opportuun handelsmissies parallel worden georganiseerd aan bilaterale missies van minister of Bestuursraad. Nieuw accent: het verlenen van steun aan het bedrijfsleven bij hun participatie op internationale vakbeurzen wordt verminderd en aangepast. Vakbeurzen zijn voor het MKB nog steeds van belang voor het aanboren van potentiële markten, maar dit is relatiever geworden, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van internet. LNV zal alleen nog actief steun geven aan beurzen die mede van belang zijn in het kader van bilaterale overheidcontacten en/of die een impuls geven aan het vermarkten van producten die excelleren in duurzaamheid. Ook in deze gevallen zal een substantiële bijdrage van het bedrijfsleven blijven. Economic diplomacy, oftewel het over het voetlicht brengen van de kracht van de Nederlandse (agri)business blijft essentieel. Veel markten reageren vanuit algemene beelden. Soms zijn die meer stereotype dan wij denken of zouden willen. Zo blijven de oersymbolen van Nederland - molens, klompen, tulpen – ongekend populair in het buitenland. Tijdens de Hudson 400 viering in de VS en de Grüne Woche is gebleken dat ze prima als springplank kunnen dienen voor de promotie van innovatieve en duurzame Nederlandse agroproducten. Deze lijn zal worden gecontinueerd. Nieuw accent: LNV is in het kader van het project “de kracht van de Nederlandse agribusiness” een pilot gestart voor “economic diplomacy” via ICT-kanalen. In de VS en Japan zal worden gekeken hoe internet beter kan worden benut om informatie te verschaffen over Nederland agroland. De pilot zal een module bevatten gericht op een actieve bijdrage van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en mogelijk LNV aan bijvoorbeeld de dialoog van agro-relevante internetgroepen. Tenslotte zal worden gekeken naar mogelijkheden om ICT meer te laten bijdragen aan matching van vraag en aanbod. 4 Zo zijn in 2010 vervallen: het zoeken naar en beschikbaar stellen aan het bedrijfsleven van marktrapporten die door derden zijn gepubliceerd; en de dienstverlening op het gebied van buitenlandse warenwetgeving.
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
6
pag - 6 -
6. Financiering LNV is eerstverantwoordelijk departement voor internationaal ondernemen van de agrosector. Dat doen we in nauwe samenwerking met andere ministeries. Zij staan open voor adviezen over hun financieringskanalen en instrumenten, waarbij de mate van onze medezeggenschap verschilt. Het gaat om kanalen die niet exclusief gereserveerd zijn voor de agrosector, met name: - middelen in het kader van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), waaruit LNV put voor de financiering van de LNVVertegenwoordiging Buitenland. Tevens is een budget beschikbaar voor de Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s) en trainingscentra in Oekraine en Rusland (Euro 1,3 mln/jr); - programma’s onder verantwoordelijkheid van EZ, die via het Agentschap NL of de ambassades worden uitgevoerd. Hieronder vallen het 2g@there programma (steun voor allianties van internationaal opererende bedrijven) en het Private Sector Investeringsprogramma (PSI); en - middelen op de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking voor bilaterale samenwerking, inclusief de aan EZ gedelegeerde verantwoordelijkheid voor specifieke faciliteiten voor samenwerking in Indonesië, Vietnam en Azië, alsmede middelen voor het Initiatief voor Duurzame Handel. Over het algemeen weet de agrosector zeer actief gebruik te maken van deze middelen. Dit doet ook recht aan de grote bijdrage van deze sector aan de realisatie van de doelstellingen die voor deze instrumenten gelden. Ten opzichte van deze middelen – en in relatie tot de grote economische waarde die de sector genereert – beschikt LNV over zeer bescheiden eigen middelen, waar we dus directe sturing op uitoefenen. Het gaat om: - het Programma Bilaterale Economische Samenwerking (Euro 3,3 mln in 2010). Het merendeel van de beschikbare middelen wordt in het kader van de jaarplanning ingezet voor voorstellen van de LNV Vertegenwoordiging Buitenland. Meer dan 20% van deze middelen is gericht op het programma op en rondom de Grüne Woche; en - kennisgelden in het kader van het BeleidsOndersteunende Cluster Internationaal (BOCI; waarvan relevant voor internationaal ondernemen ca Euro 1 mln/jaar). Voor beide programma’s overschrijdt jaarlijks het aantal voorstellen ruimschoots de beschikbare hoeveelheid middelen. Met de herziening van onze inzet voor internationaal ondernemen is ook een heroriëntatie qua financiering op zijn plaats. Voorgesteld wordt om in overleg met EZ en BuZa na te gaan hoe de betrokkenheid en, waar relevant, medezeggenschap van LNV is georganiseerd op de door hen beheerde middelen. Dit kan leiden tot aanpassingen in werkwijze. Het is van belang tegelijk te kijken naar de beschikbare eigen LNV-middelen voor internationaal ondernemen. De nieuwe accenten zoals verwoord in deze notitie vragen allereerst om een verschuiving van de inzet van middelen binnen de bestaande budgetten. Een deel van de middelen tot op heden beschikbaar voor het meer generieke doel van concurrentiekracht en handelsbevordering zal worden omgebogen naar het promoten van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo kan ruimte worden gevonden als een grotere
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
7
pag - 7 -
bijdrage van het bedrijfsleven voor de Grüne Woche zou kunnen worden gerealiseerd. Dat laat onverlet dat voor de doelstelling van internationaal maatschappelijk ondernemen aldus slechts bescheiden hoeveelheden geld ter beschikking kunnen worden gesteld. Daar komt bij dat met de wens en de noodzaak (krimp formatie) om meer activiteiten uit te besteden de gemiddelde kosten van activiteiten stijgen. Per saldo zullen minder activiteiten ontplooid worden indien het budget gelijk blijft. Voorgesteld wordt daarom het budget voor het programma Bilaterale Economische Samenwerking (BES) structureel op te hogen. Daarmee wordt de neergaande lijn van de afgelopen jaren omgebogen (totale korting in periode 2004-2009 van bijna Euro 4 mln, zijnde 18%). Ook onderstreept LNV naar de sector toe het belang van internationaal ondernemen. Dit signaal is extra relevant in deze periode, daar waar de buitenlandse afzet van veel in Nederland geproduceerde producten stagneert (en investeringen aan de kant van de primaire productie terugvallen). In het kader van de begrotingsvoorbereiding zal gezocht worden naar mogelijkheden om het budget voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen met ingang van 2011 structureel op te hogen met een bedrag van Euro 1,5 mln per jaar.
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
8
pag - 8 -
Bijlage 1: uitgangspunten en voorwaarden voor inzet menskracht en middelen voor internationaal ondernemen Doelstelling: duurzaam en concurrerend LNV zet in op een groene economie, gezond voedsel en een groen en vitaal platteland. We zetten daarbij via diverse kanalen menskracht en middelen in, zoals het Programma Bilaterale Economische Samenwerking (BES). Doel van het BES is gerichte impulsen te geven aan bilaterale initiatieven die duurzame en vitale agroketens bevorderen, en bijdragen aan een duurzame internationale concurrentiepositie van het Nederlandse agrobedrijfsleven. Als zodanig staat het wereldwijd streven centraal van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties naar duurzame ontwikkeling (people, planet, profit). Uitgangspunt: vraaggestuurd binnen LNV beleidskaders De selectie van activiteiten die we als LNV ondersteunen / entameren komt vraag gestuurd tot stand: we nodigen onze partners uit met voorstellen te komen voor activiteiten die zij, al dan niet gezamenlijk met ons, willen oppakken om de LNV speerpunten te realiseren. Onze partners zijn in eerste instantie het Nederlandse bedrijfsleven en hun counterparts in partnerlanden. De activiteiten zijn echter van betekenis in een bredere maatschappelijke context en worden dan ook waar nodig afgestemd en gezamenlijk uitgevoerd met overheden in het partnerland en maatschappelijke organisaties. Criteria Activiteiten die wij als LNV steunen dienen te voldoen aan alle volgende criteria: • Ze passen binnen de strategische beleidsagenda en de regiovisies van LNV • Kunnen rekenen op draagvlak, betrokkenheid en eigen commitment van Nederlands bedrijfsleven en hun counterparts in het partnerland • Pre-competatief en van betekenis voor het bedrijfsleven in bredere zin • In alle facetten openbaar, transparant en toegankelijk voor een breder publiek • Volledig passend binnen de wettelijke kaders zoals die in het partnerland gelden. • Gericht op de realisatie van de uitgangspunten en de ambities van duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals verankerd in Nederlands beleid en ondernemerschap in Nederland. Indien omstandigheden in het partnerlanden dusdanig zijn dat de realisatie van deze ambitie niet of niet volledig mogelijk is, dan wordt de activiteit gericht op een substantiële stap in de richting van deze ambitie. • Leiden in geen geval tot onomkeerbaar negatieve en/of schadelijke effecten qua sociale en ecologische ontwikkeling. Daarvoor geldt de normering zoals verankerd in de Nederlandse wet- en regelgeving, zoals die zou gelden indien de activiteit in ons land zou plaatsvinden. Indien de normen in het partnerland strenger zijn dan die in Nederland, dan gelden de normen van het partnerland. • Bedrijven die van het financieel buitenland instrumentarium gebruik maken dienen daarbij zelf te handelen conform de ILO-Conventies inzake dwangarbied (105), minimumleeftijd bij arbeid (138) en het uitbannen van de ergste vormen van kinderarbeid (182). Voor risicolanden en –sectoren dienen bedrijven tevens een verklaring af te leggen dat zij en hun eerste werkelijke toeleverancier handelen conform voornoemde ILO-Conventies.
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
9
pag - 9 -
Bijlage 2: Project ‘Kracht van de agribusiness’: samenvatting Het project ‘Kracht van de agribusiness’ is geïnitieerd om bij decisionmakers het belang van het agrocluster voor Nederland sterker zichtbaar te maken en in het buitenland het positieve beeld van Nederland als agrarische exporteur van hoogstaande en duurzame producten te versterken. Het project sluit goed aan bij de filosofie van Minister Verburg dat het agrocluster bij uitstek bijdraagt aan de aanpak van problemen en een motor is voor duurzame economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Kracht van de agribusiness Het Nederlandse agrocluster is van aanzienlijke betekenis voor de Nederlandse economie. De primaire land- en tuinbouw, de toeleverende en verwerkende industrieën en de handel en distributie, zijn bij elkaar goed voor zo’n 10% van het Bruto Nationale Product en voor één op de tien arbeidsplaatsen. Ruim tweederde van het inkomen en van de werkgelegenheid in de agrosector is gebaseerd op de uitvoer van sierteeltproducten, vlees, zuivel, groenten en tabak. Het Nederlandse agrocluster behoort dus tot de toonaangevende sectoren, is dynamisch en innovatief – met name op een thema als duurzaamheid - en zeer internationaal. De agribusiness wordt gedreven door sterke innovaties en heeft maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel staan. Betekenis Echter, het belang van de agribusiness voor de Nederlandse economie kan in eigen land beter zichtbaar gemaakt worden. De Nederlandse agribusiness is het visitekaartje van de Nederlandse economie, ook in internationale context. Het besef van de betekenis van de agrofoodsector is buiten ‘de sector’ zelf vaak onvoldoende, zowel in eigen land als internationaal. Ook is sprake van sterke focus op de (primaire) productie in Nederland, waardoor de sterke internationale oriëntatie en de grote betekenis van het cluster voor onze handelsbalans onderbelicht blijft. In het buitenland geniet de Nederlandse agribusiness als exporteur van kwalitatief hoogwaardige en innovatieve producten in het algemeen een goede bekendheid en is het beeld van het Nederlandse aanbod positief. Door krachten te bundelen en in te zetten op een project ‘over deelsectoren heen’, kan hierin verandering worden gebracht. In samenwerking met bijvoorbeeld de LNV-attachés en de EVD wordt op een aantal toonaangevende afzetmarkten het positieve beeld van Nederland als agrarische exporteur van hoogstaande en duurzame producten verder kracht bij gezet. Het succes van de Hudson-400 viering te New York, VS, bestaande uit een uitgebalanceerde communicatiecampagne waarbij gebruik werd gemaakt van nieuwe media, bevestigde de waarde van ook nieuwe media voor promotie. Door aan te haken bij relevante private initiatieven kan LNV optimaal beleidsthema’s zoals voedselkwaliteit, duurzaamheid, aantrekkelijk werkgeverschap en ketensamenwerking voor het voetlicht brengen. LNV kan een verbindende rol spelen waar het gaat om communicatie tussen diverse partijen in de keten zodat zoveel mogelijk een coherente boodschap uitgedragen kan worden. Project ‘Kracht van de agribusiness’ De sector is er bij gebaat als de kracht van de agribusiness beter zichtbaar wordt voor de buitenwereld. Niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland heeft de sector een steuntje in de rug nodig waar het gaat om het handhaven en
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
10
pag - 10 -
versterken van haar robuuste karakter. Tegen deze achtergrond dat het ministerie van LNV het project wil opstarten. Het project heeft onder meer tot doel om samen met private partijen te komen tot een duidelijk en gedragen beeld in Nederland van het belang, de kracht en het aanbod van de Nederlandse agribusiness. Doelgroepen In eigen land zal dit beeld onder de aandacht worden gebracht bij doelgroepen die medebepalend en ondersteunend zijn voor de realisatie van de LNV-missie gericht op een duurzaam en concurrerend agrocluster. Belangrijkste doelgroep is hierbij met name de groep opinieleiders buiten de traditionele vertegenwoordigers in de agrosector zelve. Gedacht moet worden aan bestuurders in het economisch domein (SER, WRR, VNO-NCW, vakbonden, provinciale en gemeentelijke bestuurders, waterschappen, Kamers van Koophandel) en beïnvloeders zoals spraakmakende journalisten en organisaties zoals de Consumentenbond en het Voedingscentrum.
Versie vastgesteld door de Ministerstaf
11
pag - 11 -