Instructievideo’s bekijken op een mobiel device tijdens de stageperiode mbo (groen) Studenten, docenten en stagebegeleiders vertellen over ervaringen, over ‘wat wel en niet werkt’ en over ideeën voor in gebruik nemen
22 juni 2010 C. van de Graaf & Partners voor: SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma
Colofon Onderzoek Instructievideo’s bekijken op een mobiel device tijdens de stageperiode mbo (groen) Opdrachtgever Kennisnet Phil van Dulm (Postbus 778) 2700 AT Zoetermeer Telefoon (079) 3296513 E-mail:
[email protected] Samensteller C. van de Graaf & Partners C.M. de Voldere A.S.M.E. van Dalen Bankrashof 3 1183 NP Amstelveen Telefoon: (020) 345 55 50 E-mail:
[email protected] Ref.nr.: 1700/RdV Datum: 22-06-2010
2
Inhoud 1.
Inleiding
4
2.
Aanleiding
5
3.
Doelen en onderzoeksvragen
7
4.
Meerwaarde: beïnvloedende factoren
8
4.1
Waardering van het concept (affectieve meerwaarde)
8
4.2
Ervaren efficiency van het leerproces(didactische meerwaarde)
8
4.3
Het proces als geheel beïnvloedt meerwaarde
9
4.4
Meerwaarde en factoren in relatie tot elkaar en tot onderzoeksvragen
10
5.
6.
7.
8.
Bijlage
Methodische opzet
11
5.1
Onderzoeksmodel
11
5.2
Deelnemers
11
5.3
Procedure en instrumenten
11
Resultaten
13
6.1
13
Waardering van het concept
6.2
Ervaren efficiency van het leerproces
17
6.3
Randvoorwaarden en Onderwijsleersituatie
20
6.4
Welke mobiele devices hebben studenten? En: in gebruik nemen
22
6.5
Argumenten om de instructiefilmpjes niet te bekijken
22
Conclusie
24
7.1
Antwoorden op onderzoeksvragen
24
7.2
Betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksresultaten
25
Aanbevelingen
27
8.1
Aanbevelingen voor effectieve inzet mobiele devices
27
8.2
Vervolgonderzoek: aanbevelingen en vervolgvragen
28
30
3
1. Inleiding Twee agrarische mbo’s, Helicon Opleidingen en AOC Oost, lieten in de periode maart – april 2010 vier groepen studenten experimenteren met een mobiel device, waarop instructievideo’s stonden. De deelnemende studenten kregen tijdens de stageperiode gedurende twee weken een Apple iPod Touch mee, voorzien van 30 tot 60 instructievideo’s. Deze video’s zouden ondersteunend kunnen zijn vlak vóór, tijdens of na de stageactiviteiten. Maar, ervaren studenten het ook zo? Wat vinden docenten van het concept? Wat merken stagebegeleiders ervan? C. van de Graaf & Partners BV1 onderzochten voor Stichting Kennisnet, in het kader van het ‘SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma’2 de ervaringen van studenten, docenten en stagebegeleiders na afloop van het experiment. ‘Hoe vinden zij het om tijdens de stageperiode instructievideo’s tot hun beschikking te hebben op een mobiel device?’. ‘Wat werkte wel en wat niet?’. ‘Wat zou het concept kunnen verbeteren?’ In dit rapport leest u de bevindingen van alle drie de partijen. In hoofdstuk 3 en 4 vertellen we over doelen en onderzoeksvragen. Een toelichting op de vragen en overwegingen die tot deze doelen hebben geleid, vindt u in hoofdstuk 2. De opzet van het onderzoek lichten we toe in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 presenteren we de resultaten, om vervolgens af te sluiten met conclusies (hoofdstuk 7) en aanbevelingen (hoofdstuk 8).
1 C. van de Graaf & Partners BV werken met en voor bedrijven, instellingen en overheden aan opleidingsconcepten voor effectief en inspirerend opleiden, van idee tot en met implementatie. Tevens analyseren we met opdrachtgevers de effectiviteit van het inzetten van e-learningtoepassingen. 2 Dit onderzoek is een initiatief van het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma. Het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma ontwikkelt innovatieve, educatieve ICT-toepassingen.
4
2. Aanleiding De stageperiode is voor studenten in het mbo hét moment waarop ze het beroep waarvoor zij leren, echt leren kennen. “In de praktijk leer je pas echt hoe alles werkt en hoe je dingen moet doen.” Toch gaat het er tijdens de stage niet alleen om dat je vaardigheden oefent en leert beheersen. Juist de verbinding tussen dat wat geleerd is op school, de vakinhoud, en de praktijk zorgt ervoor dat leersituaties en -ervaringen in de stage waardevol worden en betekenis krijgen. Wanneer studenten deze verbinding kunnen maken tijdens de stage-ervaringen kunnen ze enerzijds gebeurtenissen beter plaatsen in een kenniskader: “Ik snap waarom dit gebeurt”. Anderzijds kunnen zij bewuster gebruik maken van de vakinhoud en hun kennis gericht inzetten in de praktijk: “Wat ik geleerd heb, pas ik nu toe in concrete beroepssituaties”. De verbinding leggen tussen wat op school is geleerd en ervaringen in de praktijk, is voor veel studenten geen vanzelfsprekend of bewust proces. Gevoelsmatig, maar vaak ook letterlijk, zijn de schoolomgeving en de beroepsomgeving twee verschillende werelden. Stichting Kennisnet en Het Ontwikkelcentrum, van oorsprong dé leermiddelenontwikkelaar voor het groene onderwijs, stelden zich de vraag hoe deze twee werelden dichterbij elkaar gebracht kunnen worden: Hoe zorgen we ervoor dat studenten in praktijksituaties beter grip krijgen op de theoretische achtergronden van wat zij meemaken? Vooral in die situaties die daarom nadrukkelijk vragen. Situaties waarin studenten zich onzeker voelen: “Hoe zat het ook alweer?”, situaties waarin studenten zich beseffen dat ze niet voldoende weten: “Ik wil eerst precies weten hoe dit moet, anders lukt het nooit”, of situaties die om reflectie vragen: “Hoe kwam het nu dat dit gebeurde?”. Het Ontwikkelcentrum zette al eerder een stap in de richting van ‘praktijk en vakinhoud met elkaar verbinden’. Het Ontwikkelcentrum ontwikkelde een groot aantal instructievideo’s voor de agrarische mbo-sector: korte, informatieve films, meestal opgenomen in een beroepscontext. Docenten maken van deze films gebruik in de lessituatie, studenten gebruiken de films als informatiebron, bijvoorbeeld bij het werken aan opdrachten. Zo ontstond de vraag voor het onderzoek ‘Instructievideo’s op een mobiel device tijdens de stage’: Kunnen de instructievideo’s van Het Ontwikkelcentrum studenten ondersteunen tijdens de stageperiode, op die momenten waarop zij behoefte hebben aan de theoretische achtergronden? Het onderzoek wil achterhalen of er een meerwaarde is in het ter beschikking stellen van instructievideo’s aan studenten op een mobiel device, vlak voor, tijdens of na het uitoefenen van een praktijkhandeling. En of studenten dergelijke device’s met video’s (in de nabije toekomst) in gebruik willen of kunnen nemen tijdens de stageperiode op hun eigen mobiel device. De setting die nodig was om dit verkennende onderzoek mogelijk te maken, moest aan een aantal voorwaarden voldoen: De instructievideo’s moeten direct beschikbaar zijn bij het uitvoeren van praktijkhandelingen;
5
Het moet een eenvoudig mee te nemen device zijn met een kwalitatief goede display; Het device moet voor elke student gelijkwaardige functionaliteiten kennen; Studenten mogen niet gehinderd worden door beperkingen rondom netwerkdekking. Daarom is ervoor gekozen een iPod Touch aan de studenten ter beschikking te stellen, waarop een zestigtal video’s geplaatst zijn. (Mobiel) gebruik van een Wifi of 3G internetverbinding (en de mogelijk daarbij horende netwerkproblemen) zijn daarmee niet aan de orde.
6
3. Doelen en onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek was van tweeërlei aard. We wilden het volgende te weten komen:
Is er een meerwaarde in het ter beschikking stellen van instructievideo’s aan studenten op een mobiel device, vlak voor, tijdens of na het uitoefenen van een praktijkhandeling? Zullen studenten het concept ‘instructievideo’s op een mobiel device’ (in de nabije toekomst) in gebruik willen en/of kunnen nemen?
Bij het eerste doel, de eventuele meerwaarde, stelden we twee onderzoeksvragen. De eerste vraag richtte zich op de affectieve kant van meerwaarde: ‘Vinden studenten (en docenten) leren van korte video’s tijdens de stage een aantrekkelijke, aangename en motiverende manier van leren?’ Anders gezegd: 1. Welke waardering geven studenten, docenten en praktijkbegeleiders aan het concept ’instructievideo’s op een mobiel device’? De tweede onderzoeksvraag die zocht naar de meerwaarde van het concept, richtte zich op de didactische kant van meerwaarde: ‘Ervaren studenten (en docenten) dat het leerproces tijdens de stage beter en sneller gaat doordat zij instructievideo’s kunnen bekijken?’ Anders gezegd: 2. Draagt het concept ‘instructievideo’s op een mobiel device’ bij aan de ervaren efficiency van het leerproces? (ervaren door zowel studenten als door de docenten en praktijkbegeleiders) We onderzochten tevens een aantal randvoorwaarden3 en aspecten van de onderwijsleersituatie4, waarvan we weten dat zij de waardering en ervaren efficiency kunnen beïnvloeden. Dit om resultaten juist te kunnen interpreteren. 3. Welke randvoorwaarden en aspecten van de onderwijsleersituatie spelen een rol? De vierde onderzoeksvraag hoort bij het tweede doel van het onderzoek en zocht naar de technische mogelijkheden van de mobiele devices waartoe studenten de beschikking hebben: 4. Welke mobiele devices hebben studenten zelf? En kunnen/willen zij daarmee op internet voor leerdoeleinden?
3 Stichting Ict op school (2001). Vier in Balans: Verkenning stand van zaken met het oog op effectief en efficiënt gebruik van ICT in het onderwijs. Stichting Ict op school (2004). 4 Tubbing, M.M., Voldere, C.M. de, Dalen, A.S.M.E. van (2010). Opbrengsten van digitaal leermateriaal: NLT. Onderzoeksrapport voor Kennisnet.
7
4. Meerwaarde: beïnvloedende factoren De mate waarin studenten waardering hebben voor leren met behulp van instructievideo’s op een mobiel device kan beïnvloed worden door een aantal factoren. Dat geldt voor zowel de affectieve als de didactische meerwaarde. In dit hoofdstuk doen we een nadere verkenning op de verschillende beïnvloedende factoren die in dit onderzoek zijn betrokken.
4.1
Waardering van het concept (affectieve meerwaarde)
4.1.1 Gebruiksvriendelijkheid De waardering van het concept staat of valt met hoe gebruikers het gebruik ervaren. In ons onderzoek vroegen we studenten naar bedieningsgemak, afspeelkwaliteit, beeldscherpte, interface, gebruiksduur van de accu, geheugen, kwetsbaarheid van het device en gebruik in een niet altijd schone omgeving, waarbij bovendien vaak handschoenen gedragen worden. 4.1.2 Eigenaarschap Studenten krijgen de iPod in bruikleen. Het ontbreken van eigenaarschap kan van invloed zijn op de waardering. De mate waarin de gebruiker het device kan aanpassen aan eigen wensen en voorkeuren is van invloed op de waardering. Inzetten van mobiele devices zonder eigenaarschap kan problemen veroorzaken. Enerzijds omdat mogelijk de ruimte tot personalisatie van het apparaat ontbreekt, anderzijds vanwege een gebrek aan motivatie om er goed voor te zorgen (Fransen, 2008)5. Daardoor veroorzaakte gebreken of defecten aan het device kunnen de waardering mede beïnvloeden. We zijn in dit onderzoek nagegaan hoe zorgvuldig studenten met het mobiele device omgaan en hoe zij de kwetsbaarheid ervaren. Daarnaast hebben we gezocht naar de mogelijke beperkingen in personaliseren. 4.1.3 Substitutie Bij verplaatsing van PC naar mobiel device kan gesproken worden van substitutie. Er gebeuren dan twee dingen: Een video die bedoeld is voor een groter scherm wordt vertoond op een veel kleiner scherm/display; De omgeving waarin de video bekeken wordt verandert: van een school- of thuis omgeving naar een praktijkomgeving (eventueel ook buitenomgeving). Wat vonden studenten van het bekijken van videobeelden op een mobiel device? Hoe ervoeren zij eventuele effecten van de omgeving, waarin zij de video bekeken? Denk bijvoorbeeld aan: omgevingsgeluid.
5 Fransen, J. (2008). Mobile learning. Een verkenning; stand van zaken en verwachtingen voor de nabije toekomst. SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma.
8
4.2
Ervaren efficiency van het leerproces (didactische meerwaarde)
De vraag ‘Wat draagt het concept (instructievideo’s op een mobiel device tijdens de stage) bij aan de efficiency van het leerproces?’ benaderen we vanuit de perceptie van de lerende. Mobiele technologie biedt mogelijkheden voor het onderwijs, maar een toepassing in leerprocessen is alleen zinvol als de lerende daarvan de toegevoegde waarde ervaart.5 Heeft de student de ervaring dat hij beter en/of sneller leert tijdens de stage als hij de beschikking heeft over een mobiel device waarop video-instructies staan? 4.2.1 Complexiteit van de inhoud Instructievideo’s aanbieden en ter beschikking stellen aan studenten is een vorm van ‘learning by distributing’. In leerprocessen die gericht zijn op zelfstandig verwerven van relatief eenvoudige kennis of vaardigheden die gemakkelijk in behapbare eenheden aangeleerd kunnen worden, is het (gefaseerd) aanbieden van deze leerinhouden vaak voldoende. Mits ze direct in de praktijk nodig zijn, toegepast en uitgeprobeerd kunnen worden. Wanneer de leerinhouden complexer van aard zijn is het noodzakelijk dat de zelfstandig lerende feedback krijgt op denkstappen en leeractiviteiten. Inherent aan instructievideo’s is dat zij in deze behoefte niet kunnen voorzien. Dat betekent dat we in ons onderzoek de mate van complexiteit van de inhoud voor de betreffende doelgroep willen vaststellen. 4.2.2 Kwaliteit van inhoud en aanbod Toepassingen van mobiel leren zouden tegemoet moeten komen aan de behoefte van de lerende aan relevante informatie en kennis (just enough), die precies aansluit bij de gegeven leersituatie (just-in-case), die op het juiste moment wordt aangeleverd (just-in-time) en die is toegesneden op zijn gebruikersprofiel (just-for-me) (Fransen, 2008)5. We willen nagaan of het aanbod (de 60 geselecteerde video’s) op de iPod relevante inhoud bevat voor de studenten in de onderzoeksgroep, of het past bij hun praktijksituatie, bij de specifieke vragen die zij hebben tijdens de uitvoering van opdrachten én: hoe makkelijk vind je de video die je zoekt? Met andere woorden: de kwaliteit van inhoud en aanbod.
4.3
Het proces als geheel beïnvloedt meerwaarde
4.3.1 Randvoorwaarden In het model ‘Vier in Balans’6 worden vier randvoorwaarden onderscheiden, die van belang zijn bij de implementatie van ICT in het onderwijs: ‘visie’, ‘deskundigheid’, ‘digitaal leermateriaal’ en ‘ICTinfrastructuur’. In dit onderzoek zijn met name die randvoorwaarden onderzocht, waarvan we kunnen veronderstellen dat zij de (eventuele) ervaren efficiency en waardering kunnen beïnvloeden. Daarbij gaat het met name om visie en de deskundigheid van de docenten en stagebegeleiders op het terrein van ‘ICT in de onderwijspraktijk’.
Essentiële vaardigheden: eigen leervragen formuleren eigen leeractiviteiten plannen zelfstandig leren leren van instructie leren van ‘voordoen-nadoen’ informatie zoeken, vinden en selecteren omgaan met de applicaties op de iPod (‘knoppenvaardig’)
6 Stichting Ict op school (2001). Vier in Balans: Verkenning stand van zaken met het oog op effectief en efficiënt gebruik van ICT in het onderwijs. Stichting Ict op school (2004). Vier in Balans Plus: Actualisering van kennis en inzichten over effectief en efficiënt gebruik van ICT in het onderwijs. Den Haag.
9
4.3.2 Onderwijsleersituatie Als studenten niet gewend zijn aan een onderwijsleersituatie waarin zij zelfstandig en zelfsturend leren, is het voor hen moeilijker om op het juiste moment het mobiele device te pakken, te leren van de instructievideo en de daarmee verworven kennis toe te passen in de praktijk. Voor effectief gebruik van de iPod met instructievideo’s is het noodzakelijk dat studenten bekwaam zijn in een aantal vaardigheden (zie kader). Dat betekent dat we in het onderzoek – mede om de resultaten juist te kunnen interpreteren – in kaart hebben gebracht hoe studenten gewend zijn te leren en in hoeverre studenten over de essentiële vaardigheden beschikken.
4.4
Meerwaarde en factoren in relatie tot elkaar en tot onderzoeksvragen
In figuur 1 geven we de besproken aspecten en onderzoeksvragen weer, met hun onderlinge relaties. De waardering voor het concept wordt beïnvloed door het gebruiksvriendelijkheid, eigenaarschap en substitutie. De ervaren efficiency van het leerproces wordt beïnvloed door de complexiteit en kwaliteit van de inhoud en het aanbod. Waardering en ervaren efficiency samen, evenals de mogelijkheden die studenten hebben om met hun mobiele devices op internet te gaan, beïnvloeden de kans dat deze studenten het concept ‘instructievideo’s op een mobiel device’ (in de nabije toekomst) in gebruik willen en/of kunnen nemen.
Figuur 1: Onderzoeksdoelen en onderliggende onderzoeksvragen en -aspecten
10
5. Methodische opzet 5.1
Onderzoeksmodel
De deelnemende studenten kregen gedurende twee weken, tijdens de stageperiode, een Apple iPod Touch mee voorzien van een 60-tal instructievideo’s. De gegevens in dit onderzoek zijn verzameld na afloop van dit experiment. Om antwoord te geven op de onderzoeksvragen zijn er enquêtes afgenomen bij studenten en interviews afgenomen bij studenten, docenten en stagebegeleiders.
5.2
Deelnemers
Twee agrarische mbo’s, Helicon Opleidingen en AOC Oost, lieten vier groepen studenten (BOL) experimenteren met de iPod. Bij Helicon Opleidingen lopen de studenten twee dagen per week stage in een bloemenwinkel. Bij AOC Oost zijn studenten van groep A op dagstage bij een schapenbedrijf. Dat wil zeggen dat ze minimaal twee weken intern op het bedrijf zijn en daar helpen bij het verzorgen van de schapen en het verlossen van de lammeren. Ze worden tijdens de stage één keer door een docent bezocht. Studenten van AOC Oost groep B lopen twee dagen in de week stage in een bloemenwinkel.
5.3
Procedure en instrumenten
5.3.1 Enquête Er zijn twee enquêtes ontwikkeld: één voor studenten die nog nooit of slechts één of twee keer de instructievideo’s hebben bekeken en één voor studenten die de instructievideo’s vaker hebben bekeken. Studenten die weinig tot geen ervaring hebben met het gebruik van de iPod beantwoorden vooral vragen over de oorzaak: ‘Waarom hebben zij (bijna) geen gebruik gemaakt van de iPod? Tabel 1: Kenmerken van deelnemers (enquête)
School 1
School 2 TOTAAL
aantal studenten
% niveau 2
% niveau 3/4
% man
% vrouw
A
11
-
100%
9%
91%
B
10
100%
-
-
100%
A
8
-
100%
25%
75%
B
11
100%
-
27%
73%
40
53%
48%
15%
85%
11
In totaal zijn er 40 bruikbare enquêtes verkregen. Hiervan heeft de helft van de studenten meer dan twee keer de instructievideo’s bekeken. Er zijn zodoende 20 enquêtes verzameld die inzicht geven in de oorzaken voor geen gebruik. In de enquête is de leerlingen gevraagd aan te geven in welke mate een bepaalde uitspraak bij hen past. De items zijn gemeten op een 1-punt 4 Likertscale, waarbij 1 = past helemaal niet bij mij, 2 = past niet zo goed bij mij, 3 = past wel een beetje bij mij, 4 = past goed bij mij. De uitspraken zijn zowel positief al negatief verwoord. Voor de analyse van de resultaten zijn de negatieve uitspraken omgeschaald. 5.3.2 Interviews met studenten In totaal zijn er negen studenten geïnterviewd; twee tot drie studenten per groep. Een (groeps)interview duurde een half uur tot drie kwartier. Vooraf is aan de studenten verteld welk type vragen er gesteld zouden worden en is duidelijk gemaakt dat het niet ging om een ‘goed’ of een ‘fout’ antwoord, maar om de eigen mening en ervaring van de student. 5.3.3 Interviews met docenten Er zijn vier docenten geïnterviewd; per groep één vakdocent die de groep goed kent. Een interview duurde ongeveer een uur. De docenten hadden de mogelijkheid op- en aanmerkingen te geven op het verslag dat nadien verstuurd werd. Eén docent vulde op verzoek een paar punten verder aan. De docenten kregen ook het verslag van het interview met de studenten voorgelegd. De docenten herkenden wat er gezegd was door studenten en henzelf. 5.3.4 Interviews met stagebegeleiders De stagebegeleider is iemand van het stagebedrijf die de student in praktijk begeleidt bij zijn werkzaamheden. In dit onderzoek zijn vier praktijkbegeleiders telefonisch geïnterviewd. Een interview duurde ongeveer een kwartier, waarna het verslag werd opgesteld en voorgelegd aan geïnterviewden. Bij afname van de interviews is een gestructureerd interviewschema gehanteerd. De bijlage (zie p. 29) geeft weer welke indicatoren gemeten zijn in de interviews. Na afloop van elk interview is een zo’n feitelijk mogelijk verslag gemaakt. Dit verslag bevat ondermeer citaten van de geïnterviewden.
12
6. Resultaten 6.1
Waardering van het concept Plezier
6.1.1 Plezier De studenten zijn niet uitgesproken positief of negatief over de mate waarin zij plezier beleven aan het gebruik van de iPod met instructievideo’s. Een uitspraak als “ Ik g ebr uik m e t p lez ier d e ‘i Po d m e t i n s tr u c t i e fi lm p je s ’ .” vindt 65% van de studenten ‘wel een beetje’ tot ‘goed’ bij hem of haar passen. Daarentegen gebruikt 45% de iPod alleen maar, omdat de docent dat van hen heeft gevraagd. In de figuur hiernaast staat in percentages wat de studenten gemiddeld vinden van de uitspraken die over ‘plezier’ gaan.
Waardering van het concept: plezier
1
2
3
4
plezier
6.1.2 Eigenaarschap Ten aanzien van eigenaarschap zijn de volgende indicatoren gemeten: zorgvuldigheid in omgang en het personaliseren van het device. “Ik ga netter om met de iPod met instructiefilmpjes dan met mijn eigen iPod of telefoon.”
“Ik heb de iPod met instructiefilmpjes aangepast aan mijn eigen wensen”
85 % van de studenten 55% van de studenten
13
De studenten geven aan zorgvuldig om te gaan met het mobiele device met instructievideo’s. Onderstaande figuur laat zien dat de meeste studenten uitspraken over de zorgvuldigheid in de omgang goed bij hen vinden passen.
Zorgvuldigheid in de omgang
Iets meer dan de helft van studenten, die de instructievideo’s meer dan twee keer heeft bekeken, heeft het mobiel device gepersonaliseerd. Uit de interviews komt naar voren dat het hier met name gaat om aanpassingen ten behoeve van “internetten” en “muziek luisteren”.
Waardering van het concept: eigenaarschap personaliseren van devices
1
2
3
4 zorgvuldigheid in omgang
Gebruiksvriendelijkheid Gemiddeld vinden studenten het mobiele device met instructievideo’s gemakkelijk in gebruik. Het gemiddelde antwoord dat studenten geven op een schaal van 1 tot 4 (waarbij 1 = past helemaal niet bij mij en 4 = past goed bij mij) is 3,37. Zo zegt 95% van de studenten bijvoorbeeld: ‘De werking van de ‘iPod met instructiefilmpjes’ was meteen duidelijk voor mij.’
95 % Om in kaart te brengen hoe studenten het gebruik ervaren is, naast bedieningsgemak, ook gevraagd wat zij vinden van afspeelkwaliteit, beeldscherpte, navigatie, interface, gebruiksduur van de accu. Over deze punten zijn de studenten positief.
14
Bedieningsgemak
Studenten zijn gemiddeld minder positief over de invloed van de stageomgeving op de gebruiksvriendelijkheid. De meeste studenten vinden dat de uitspraak ‘het is lastig om tijdens mijn stage de ’iPod met instructiefilmpjes’ te bekijken’, wel een beetje bij hen past. Studenten vinden de kwetsbaarheid van het apparaat en het touchscreen lastig. “ Als je n a tte v i ng ers h eb t doe t ie h e t n ie t . So ms k r ij g je w a ter o ve r j e he en .” Overigens verschillen op dit punt beide deelnemende scholen van elkaar. Onderstaande tabel laat zien dat de studenten van de ene school gemiddeld meer last hebben van de kwetsbaarheid van de iPod dan studenten van de andere school. Antwoorden op de open vragen in de enquête versterken dit beeld. Opmerkingen als: “Omdat je met van alles in je handen staat, deze [de iPod] wordt snel vies, en kan door alle mesjes en snoeischaren ed. snel beschadigen”, worden alleen door studenten van school 2 gegeven. Een duidelijke verklaring voor het verschil tussen de scholen hebben we niet. Tabel 2: Mening van studenten m.b.t. kwetsbaarheid van het mobiele device (enquête); gemiddelde (M) en standaarddeviatie (SD).
school 1 M (SD)
school 2 M (SD)
‘De ‘iPod met instructiefilmpjes’ gaat niet snel kapot op mijn stageplek.’
3,50 (0,93)
2,50 (1,09)
‘Op mijn stageplek raakt de ‘iPod met instructiefilmpjes’ niet snel beschadigd.’
3,25 (1,04)
1,83 (1,19)
Uitspraak
Deze uitspraken zijn gemeten op een schaal van 1 tot 4, waarbij 1 = deze uitspraak past helemaal niet bij mij en 4 = deze uitspraak past goed bij mij.
Waardering van het concept: gebruiksvriendelijkheid
1
2 invloed stageomgeving
kwetsbaarheid
bedieningsgemak
navigatie
beeldscherpte
3
4
afspeelkwaliteit
interface
15
6.1.3 Substitutie De instructievideo’s werden ontworpen voor weergave op een pc. We onderzochten de eventuele nadelen van weergave op een mobiel device en de invloed van de (andere) omgeving waarin studenten de video’s afspelen. Over afleiding door teveel drukte, zijn studenten gemiddeld niet uitgesproken positief of negatief. Dit zien we ook in onderstaande figuur. Verbanden met stagecontexten (bijvoorbeeld schaapstage versus bloemstage) zijn niet gevonden.
Afleiding
Het geluid, de grootte van het beeld en het buiten bekijken van de video’s beoordelen de studenten gemiddeld positief. De studenten vinden het geluid goed te horen en het beeldscherm groot genoeg om de filmpjes te kunnen bekijken. ‘Buiten zijn de filmpjes goed te zien’
80 % Docenten verschillen echter van mening over het geluid. Zo waardeert één van de docenten afspeelkwaliteit, beeld en geluid als: “Goed bruikbaar”. Een andere docent zegt: “De teksten zijn niet goed hoorbaar. Er is zoveel herrie in de stal. Het beeld is prima, maar het geluid is zacht.”
Waardering van het concept: substitutie
1
2
3 afleiding
geluid
buiten werken
4 grootte van het beeld
16
6.2
Ervaren verbetering efficiency van het leerproces
6.2.1 Sneller en beter leren De ervaren efficiency van het leerproces is gemeten in termen van beter en sneller leren door het gebruik van het mobiele device met instructievideo’s. De studenten die deelgenomen hebben aan dit onderzoek vinden dat ze door het gebruik van het mobiele device met instructievideo’s niet beter en sneller gaan leren. Als studenten een vraag hebben, stellen zij deze liever aan hun werkbegeleider. “ Ik h eb o nde r von den da t he t h ar ts tikke las tig is d e iPod er e lke ke er b ij te p ak k en . H et g aa t v lugg er o m i e ts t e vr age n a an d e pr ak t ijk op le ide r . ” Bij de stages die in dit onderzoek betrokken waren, was de stagebegeleider ook altijd in de buurt. “ Vr age n aan de b ege le id er , d a t k a n a l ti jd . Ik s to nd n oo i t a l lee n .” De helft van de studenten geeft echter wel aan dat ze door het bekijken van de filmpjes beter snappen wat ze moeten doen. ‘Door het bekijken van de filmpjes snap ik beter wat ik moet doen’
Eén van de docenten ziet nog een bijkomend ander voordeel van het bekijken van de instructievideo’s. Studenten leren op een afstandje te kijken naar hoe ze dingen doen en hoe ze dat kunnen verwoorden. Dit is een belangrijke vaardigheid tijdens de proeve-tijd. “ De filmpjes ler en s tu den ten h oe je ie ts ku n t uitlegg en . Da t vin den ze vaak moe i lijk . Als je vr aag t ‘h oe maak je blo emen scho on? ’ ze gge n ze ‘ja , gew oon ’.”
Ervaren efficiency: sneller en beter leren beter leren
1
2 sneller en beter leren
3
4
sneller leren
17
6.2.2 Kwaliteit van inhoud en aanbod Om inzicht te krijgen in de mate waarin de instructievideo’s informatie bieden die relevant is voor deze groep studenten, hebben we de studenten gevraagd of zij de instructievideo’s boeiend en interessant vinden. De meeste studenten vinden deze uitspraak ‘wel een beetje bij hen passen’.
Just-enough
Ze vinden dat de filmpjes niet te lang duren. “ J e ho e ft o ok ma ar h ee l e ve n te k i jken , d a t is goe d, d e fi lm p jes d ur e n n iet z o la ng .” Eén van de docenten voegt hieraan, echter toe dat de handelingen soms teveel opgeknipt zijn in korte filmpjes, waardoor de volgorde van stappen niet duidelijk wordt. De studenten vinden de instructievideo’s gemakkelijk te begrijpen: ‘De instructiefilmpjes vind ik niet moeilijk te begrijpen’
100 % Dat de studenten de instructievideo’s gemakkelijk te begrijpen vinden, betekent niet dat de inhoud voldoet aan het criteria voor ‘just-for-me’. De instructievideo’s bevatten inhouden die de meeste studenten al lang beheersen. “He t is g oed te beg rijp en. Maar he t mees te h add en w e o p s c ho ol g eha d . H e t w as een he r ha l ing , da ar h ad ik n ie t ech t b eho e f te aa n .” Just-enough: De leerinhoud komt tegemoet aan de behoefte van de student aan relevante Voor één niveau-2-groep waren delen van de informatie en kennis. inhoud nieuw. De docent van deze groep Just-in-case: De leerinhoud sluit precies aan bij vertelt dat het aanbod niet aansluit bij het de gegeven leersituatie. niveau: “Er zit inhoud bij die studenten van Just-in-time: De student heeft altijd en overal niveau 2 niet hoeven te kennen.” toegang tot leerinhouden. Uit de interviews blijkt ook dat de aanpak in Just-for-me: De leerinhoud is toegesneden op de instructievideo’s kan verschillen met hoe het gebruikersprofiel van de student.5
18
de handeling is aangeleerd of hoe de stagebieder het aanpakt. “De aan pak zo als he t o p h e t fi lm p je g e too nd w o r d t , k an afw ijk en va n h oe s tu den t en h e t heb ben g el eer d .” Dat kan verwarrend zijn, aldus beide niveau-2-docenten. Verder vinden zowel studenten als docenten dat de inhoud niet aansluit op het project waaraan de studenten werken. Dat betekent niet just-in-case. Toch antwoorden studenten op de vraag of zij met het mobiele device antwoord vonden op hun vraag, positief: just-in-time. ‘Ik vond bijna altijd het filmpje dat ik zocht.’
In onderstaande figuur is te zien dat er nauwelijks verschil is in mening van studenten tussen niveau 2 en niveau 3/4 op de punten die hierboven beschreven zijn.
4
3
2
1 just-enough
begrijpelijkheid van inhoud
just-in-case / justin-time
Ervaren efficiency: kwaliteit van inhoud en aanbod
1
2 just-in-case / just-in-time
3 just-enough
4 begrijpelijkheid van de inhoud
19
6.2.3 Complexiteit van de inhoud De studenten zijn niet uitgesproken positief of negatief over de complexiteit van de inhoud. Op uitspraken als: ‘Als ik een filmpje he b bek eken , k an ik de han de ling goe d do en ’ antwoorden de meeste studenten ‘deze uitspraak past wel een beetje bij mij’. "Ik vind het prettig als iemand met me meekijkt en reageert op hoe ik het doe.”
55% van de studenten
De meeste studenten vinden het echter prettig als er iemand met hen meekijkt en reageert op hetgeen zij doen. Dit beeld wordt versterkt door de interviewresultaten. Hieruit komt naar voren dat studenten vinden dat de instructievideo’s in het algemeen goed te volgen zijn en dat zij na het bekijken de handeling goed kunnen nadoen. “ D e f i l mp je s z ij n d ui de li jk en goe d te vo lg en .”
Bij sommige inhouden werkt aanbodgericht leren alleen niet goed genoeg. Daar is tijdens de stagehandelingen feedback nodig op denkstappen en leeractiviteiten. De rol van de stagebegeleider is dan essentieel. “De s tage bege le id er ka n re ag eren o p wa t je do e t: ‘ w a t vo el je ’ , ‘ho e l ig t h e t’ , e tc . D a ar leer je he t va n .” Kortom: Niet voor alle typen inhouden is (initieel) leren met instructievideo’s tijdens de stagehandeling geschikt. Als voorbereiding op of als reflectie na de stagehandeling wordt de waarde van het mobiele device met instructievideo’s wel benoemd. “L ee rlin gen k un nen na e en dag w erke n e ve n ter ugk ijken. In de pr ak tijk gaa t alles vaak zo s ne l .”
Ervaren efficiency: complexiteit van de inhoud
1
6.3
2
complexiteit
3
4
Randvoorwaarden en Onderwijsleersituatie
6.3.1 Randvoorwaarden Eerder onderzoek7 lijkt aan te geven dat er een relatie is tussen ‘de visie van de docent op ICT in het onderwijs’ enerzijds en ‘de waardering van een vak’ door studenten anderzijds. Hoe meer een docent de meerwaarde van ICT in het onderwijs ziet, opzoekt en benut, hoe hoger studenten de onderwijsleersituatie, waarin ICT gebruikt wordt, waarderen. Om die reden spraken we met docenten over hun visie op leren met ICT in het algemeen en met een mobiel device in het bijzonder.
7 Tubbing, M.M., Voldere, C.M. de, Dalen, A.S.M.E. van (2010). Opbrengsten van digitaal leermateriaal: NLT. Onderzoeksrapport voor Kennisnet
20
In onze interviews spraken we docenten die allemaal de meerwaarde van ICT in het onderwijs herkennen. Eén van de docenten vertelt hoe zij ICT gebruikt om haar studenten, met verschillende leerstijlen, tegemoet te komen. “ M e t be hu lp va n ICT z or g ik v o or var ia t ie i n a anb od e n w er k v or m en . L eer l in gen k unne n er ui t pik k e n w a t b i j h un e ig en man ier van ler en p as t; wa t z ij het fijns t vinde n .” Hoewel docenten ook enkele kritische opmerkingen maken over ‘leren met een mobiel device’ – “Studenten moeten opgevoed worden over mobiel zijn op het werk” – zijn zij unaniem positief over het concept zelf. “He t is ee n go ed c once p t. Bijvoorb ee ld in he t e ers te jaar , a ls z e nog n ie t z o m on di g z i jn . Ze dur v en da n n ie t a l t ijd ie ts t e vra gen t i jde ns d e s tag e .” Docenten geven daarnaast een aantal succescriteria aan die kunnen helpen het concept te laten slagen in de onderwijspraktijk. In hoofdstuk 8 (Aanbevelingen) gaan we nader in op deze succescriteria. 6.3.2 Onderwijsleersituatie In bovengenoemd onderzoek van Tubbing et al. (2010) vonden we de volgende indicatie: “de mate waarin de onderwijsleersituatie, waarin ICT wordt ingezet, overeenkomt met de manier van leren waaraan studenten gewend zijn in andere vakken op school”, lijkt van invloed te zijn op de mate waarin studenten het (onderzochte) vak waarderen. Voor ons onderzoek betekent dat: wanneer de onderzochte onderwijsleersituatie afwijkt van de onderwijsleersituatie waaraan studenten gewend zijn, kan dat de waardering en ervaren efficiency negatief beïnvloeden. Uit de interviews blijkt dat de onderzochte onderwijsleersituatie goed aansluit op hoe studenten gewend zijn te leren. “ Ze m oe t en h ee l ve el z el f u i tzo ek en e n l er e n doo r t e do en . T rial & e rro r. D aar pas t h e t conce p t van filmp jes tijdens de s ta ge hee l g oed b i j” , aldus één van de docenten. Op een aantal punten wijkt niveau 2 daarin echter af van niveau 3/4. Zoals de docenten het verwoorden: “ Leer ling en we rken me es ta l in op drac h t, dat p as t n ie t b ij ‘z elf in itia tie f nemen ’ in d i t co ncep t. Da arn aas t vin den s tuden ten ‘zoeke n’ erg m oe i li jk .” Tabel 3: Het percentage leerlingen waarvan de docent aangeeft essentiële vaardigheden goed te beheersen.
School Vier onderzochte groepen: Niveau … % van mijn leerlingen dat (heel) goed in staat is om…
1
2
3/4 %
2 %
3/4 %
2 %
eigen leervragen te formuleren
50
30
60
5
eigen leeractiviteiten te plannen
40
30
60
20
informatie te zoeken, te vinden en te selecteren
80
30
80
5
Het concept past goed bij hoe studenten graag leren. Studenten vinden het individuele aspect aan het leren met een mobiel device prettig. “ Kijke n wa nne er he t jo u u i tkomt, naa r de f i l mp je s d ie j ij w i l z i e n , z o va a k a ls ji j w il . ” Ook de manier waarop je kunt leren met de iPod past bij hoe studenten dat het liefst aanpakken. “ Ee r s t ee n k o r t e s a men v a t ti ng e n wa ar je in fo rma tie k un t vin den . Da arn a ze lf d oen . D e filmp jes passe n da ar
21
g oed bij.” Dit geldt ook voor de niveau-2-studenten in dit onderzoek: “L eren van vo ord oen e n na doe n i s he t f i jns t. ” En aldus één van de docenten: “ Lere n do or visu alise ren is vo or d i t n i ve au [2 ] heel go ed .” Daartegenover blijft wel staan, zoals eerder in dit rapport naar voren kwam, dat de meeste studenten liever van de stagebegeleider leren. Vragen zullen zij eerder stellen aan de stagebegeleider dan dat zij opzoeken op de iPod. Dit is uiteraard niet in alle omstandigheden en op elke stageplek mogelijk.
6.4
Welke mobiele devices hebben studenten? En: in gebruik nemen
10% van de studenten dat deelgenomen heeft aan dit onderzoek heeft zelf een iPod touch. De meeste studenten (72%) hebben een mobiel device in bezit waarmee filmpjes kunnen worden bekeken. 58% van de studenten geeft aan op internet te kunnen met de eigen telefoon, waarvan 8% een abonnement met onbeperkt internet heeft. De studenten geven daarbij echter wel aan dat ze de instructiefilmpjes niet op hun eigen telefoon willen bekijken. Op de vraag ‘Wil je op je eigen telefoon filmpjes van school bekijken?’ antwoordt 80% van de studenten ‘nee’. “ H e t is w el h and ig , ma ar n ie t met m i jn e i gen m ob ie l . D aa r mo e t ik v o or b e ta len . Ik k an er w el mee in t er n e tt en , m aar ik d oe h e t no oi t . D a t heb ik e r n ie t vo or o v er .” Over het wel of niet in gebruik nemen van het concept is er een verschil te zien tussen niveau 2 en niveau 3/4 studenten. Tabel 4: Mening van studenten m.b.t. het in gebruik nemen van het mobiele device met instructievideo’s (enquête); gemiddelde (M) en standaarddeviatie (SD).
Uitspraak ‘Ik zou de mogelijkheid van ‘filmpjes tijdens de stage’ altijd willen hebben.’
Niveau 2 M (SD)
Niveau 3/4 M (SD)
2,00 (0,94)
3,00 (1,25)
Deze uitspraken zijn gemeten op een schaal van 1 tot 4, waarbij 1 = deze uitspraak past helemaal niet bij mij en 4 = deze uitspraak past goed bij mij.
Dit verschil kan mogelijk verklaard worden door de mate waarin de studenten noodzakelijke vaardigheden beheersen. Uit de interviewresultaten blijkt dat de niveau 2 studenten die deelgenomen hebben aan dit onderzoek de volgende drie noodzakelijke vaardigheden niet beheersen: eigen leervragen te formuleren, eigen leeractiviteiten te plannen en informatie te zoeken, te vinden en te selecteren.
6.5
Argumenten om de instructiefilmpjes niet te bekijken
Van de studenten die deelgenomen hebben aan dit onderzoek, hebben 20 studenten de instructievideo’s nul tot twee keer bekeken. De voornaamste reden die deze studenten noemen om het mobiele device niet te gebruiken is: “…omdat het werken goed gaat zonder de filmpjes”. Eén van de stagebegeleiders vertelt : “ J e m oe t s tu de n ten de ha nd igh e id [va n d i t conc ep t] la ten er var en . Z e zijn he t n ie t gewe nd en ku nnen he t d aar door ve rge ten . He t sc hie t er d an b ij in a ls ze har d a an h e t we rk z i jn .”
22
Andere veelgenoemde argumenten zijn: Ik heb de iPod nauwelijks gebruikt omdat … "… omdat ik meer leer van mijn werkbegeleider dan van de filmpjes”
60% van de studenten
55% van de studenten
"… omdat ik er geen tijd voor heb tijdens mijn stage”
"… omdat ik het steeds vergeet”
90% van de studenten
Studenten stellen hun vraag liever aan de stagebegeleider, dan dat zij hun vraag opzoeken op het mobiele device. Dit geldt voor 95% van de studenten. Ook denkt 95% van de studenten die het mobiel device niet hebben gebruikt, dat zij de inhoud beter snappen als ze het aan hun stagebegeleider vragen. Tot slot vindt 80% van de studenten het prettig als iemand met hem/haar meekijkt en reageert op hoe de activiteit wordt uitgevoerd. Géén belemmering vormen ‘het werken met een mobiel device’ en ‘de moeilijkheid van de filmpjes’. Vijf studenten gebruiken het mobiele device niet omdat de werkbegeleider het onzin vindt. 76% van de studenten vindt dat er tijdens de stage teveel drukte is om een filmpje goed te bekijken. De moeilijkheidsgraad was geen reden om de filmpjes niet te gebruiken tijdens de stage: ‘De ‘instructiefilmpjes’ vind ik meestal gemakkelijk te begrijpen’
90 %
23
7. Conclusies 7.1
Antwoorden op onderzoeksvragen
In deze paragraaf geven we antwoord op de vragen die centraal stonden in dit onderzoek. 7.1.1 Affectieve meerwaarde De eerste hoofdvraag luidde: “Welke waardering geven studenten, docenten en praktijkbegeleiders aan het concept ’instructievideo’s op een mobiel device’?” Met andere woorden wat is de affectieve meerwaarde? Zowel studenten, docenten als stagebegeleiders geven een positieve (affectieve) waardering aan het concept ‘instructievideo’s op een mobiel device’. Ze ervaren de iPod Touch als een device, waarmee prettig en goed te werken is. Enig nadeel waarover studenten het eens zijn is dat zij het soms lastig vinden om tijdens de stage de iPod te gebruiken. De affectieve meerwaarde is vooral te vinden bij gebruik vóór en ná de stage. 7.1.2 Didactische meerwaarde Naast de affectieve meerwaarde is de didactische meerwaarde van het concept onderzocht: Draagt het concept ‘instructievideo’s op een mobiel device’ bij aan de ervaren efficiency van het leerproces? (ervaren door zowel studenten als door de docenten en stagebegeleiders) Studenten vinden de instructievideo’s duidelijk en instructief, maar hebben de didactische meerwaarde van de video’s niet werkelijk kunnen ervaren. Immers: zij konden feitelijk niet voldoende experimenteren met de eventuele didactische meerwaarde van de instructievideo’s: de instructievideo’s bevatten inhouden die de studenten al kenden en sloten inhoudelijk niet voldoende aan bij de stage of stageprojecten. De didactische meerwaarde van het mobiele aspect wordt door zowel de studenten, docenten als stagebegeleiders erkend: je hoeft niet op school of op de stageplek te zijn om iets te leren. Kortom: op basis van de onderzoeksresultaten kunnen we de vraag of dit concept een didactische meerwaarde heeft, niet goed beantwoorden. Echter, wanneer we af mogen gaan op de inschatting die studenten zelf maken, lijkt een voorzichtige conclusie wel mogelijk: Studenten verwachten dat zij zullen leren van instructievideo’s wanneer de stagesituatie complex en/of hectisch is, om onverwachte vaardigheden vraagt (zoals het omgaan met een emotionele klant) of kennis en vaardigheden verlangt die zij nog niet voldoende beheersen. Ook verwachten studenten ondersteuning te vinden in de instructievideo’s in stageomgevingen, waarbij de stagebegeleider niet steeds tot hun beschikking staat. 7.1.3 In gebruik nemen Naast het onderzoeken van een mogelijke meerwaarde van het ter beschikking stellen van instructievideo’s aan studenten op een mobiel device, had dit onderzoek tot doel antwoord te
24
krijgen op de vraag of studenten ‘instructievideo’s op een mobiel device’ in gebruik willen en/of kunnen nemen. Daartoe werd de volgende onderzoeksvraag gesteld: Welke mobiele devices hebben studenten zelf? De gedachte instructievideo’s beschikbaar te stellen voor een mobiel device, zodat studenten deze kunnen bekijken via de internetverbinding van hun mobiele telefoon, is op de korte termijn niet realistisch. Studenten willen, onder genoemde voorwaarden, het concept graag in gebruik nemen, maar niet via de eigen mobiele telefoon. Voor eventueel inzetten van mobiele devices met instructievideo’s op de korte termijn, zal een andere oplossing gezocht moeten worden. Hoewel we in dit onderzoek zochten naar de meerwaarde van leren met behulp van een mobiel device, vonden we ook enkele andere positieve effecten die minder met het leren zelf te maken hebben, maar wel met het verbeteren van de leeromstandigheden tijdens de stage. Een stagebegeleider vertelt: “De instructievideo’s op het mobiele device kunnen aanleiding zijn voor een gesprek tussen de stagebegeleider en de student. Op deze wijze raakt de stagebegeleider betrokken bij wat de student heeft geleerd en de wijze waarop. Mogelijk zal de stagebieder de student zodoende sneller in staat stellen complexere taken uit te voeren. Naar aanleiding van de instructievideo’s kan een stagebegeleider vertellen over andere werkwijzen en de werkwijze die bij het stagebedrijf gehanteerd wordt. Daarnaast kan een student makkelijker aangeven wat hij of zij wil leren op het stagebedrijf en welke opdracht de student meegekregen heeft vanuit de school. Zelf dergelijke gesprekken initiëren en laten zien wat je kan, wat je geleerd hebt en wat je nog wilt leren is voor veel studenten lastig. De iPod kan daarbij helpen, het kan werken als een toegankelijk aanknopingspunt voor gesprek.”
7.2
Betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksresultaten
Vanwege het verkennende karakter van dit onderzoek is bewust gekozen voor een kleine onderzoeksgroep. Twee scholen mbo-groen hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Kenmerkend voor deze opleidingen is het ‘veldaspect’: tijdens de stage hebben de studenten vaak geen tot weinig toegang tot de computer. De onderzoeksgegevens zijn op verschillende wijze verzameld: door middel van enquêtes en interviews met verschillende betrokkenen. De interviews zijn uitgewerkt in interviewverslagen. Zowel het verslag van het interview met de docent zelf, als dat met zijn of haar groep studenten is ter controle aan de docent voorgelegd. Aan het kwantitatieve deel van dit onderzoek hebben 42 studenten deelgenomen. 40 enquêtes bleken bruikbaar te zijn. Van deze groep studenten heeft de helft de enquête ingevuld: ‘bij geen gebruik van de iPod met instructievideo’s’. De resultaten in paragraaf 6.1 en 6.2 zijn gebaseerd op de ervaring en mening van de 20 studenten die de enquête ‘wel gebruik gemaakt van de iPod’ hebben ingevuld. We vergeleken de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens met elkaar, om na te gaan of de resultaten overeen kwamen of elkaar tegenspraken; met andere woorden: is er gemeten wat we
25
beoogden te meten? De interviewresultaten bleken enerzijds de kwantitatieve resultaten te kunnen versterken en anderzijds te nuanceren. De resultaten van dit onderzoek gelden voor de studenten die deelgenomen hebben aan dit onderzoek. Het levert aanbevelingen voor andere opleidingen en scholen die een mobiel device met instructievideo’s willen inzetten en input voor vervolgonderzoek.
26
8. Aanbevelingen 8.1
Aanbevelingen voor effectieve inzet mobiele devices
8.1.1 Stageomstandigheden en essentiële vaardigheden De waarde van het ter beschikking hebben van instructiefilmpjes tijdens de stage is van een aantal factoren afhankelijk: In hoeverre de student tijdens de stage alleen gelaten wordt; De mate van drukte in het stagebedrijf; De mate van ‘toegankelijkheid’ (ook figuurlijk bedoeld) van de stagebegeleider voor leergesprekken; In welke fase van de opleiding de student zich bevindt. Waarschijnlijk geldt: hoe meer in het begin van de opleiding, hoe groter de behoefte (denk aan: inhoudelijk nog veel te leren en soms (te) weinig durf om dingen te bespreken); In hoeverre de student geoefend is in de vaardigheden die essentieel zijn. Dat betekent enerzijds dat we aanbevelen het al dan niet ter beschikking stellen van dit concept, afhankelijk te maken van de noodzaak ervan. Dat wil zeggen: wanneer de stageomstandigheden en de opleidingsfase waarin de studenten zich bevinden erom vragen. Anderzijds bevelen we aan de studenten de kans te geven zich te bekwamen in een aantal essentiële vaardigheden: eigen leervragen formuleren, eigen leeractiviteiten plannen, informatie zoeken, vinden en selecteren. 8.1.2 Just-enough, just-in-case en just-for-me Een aantal, meer voor de hand liggende, (beïnvloedbare) voorwaarden voor ‘nuttig inzetten van een mobiel device met instructiefilms’ betreffen met name de complexiteit en kwaliteit van inhoud en aanbod. De instructievideo’s die aan studenten tijdens de stage te beschikking gesteld worden, moeten inhoud bevatten die nog niet volledig beheerst wordt door studenten en die inhoudelijk nauw aansluit bij de stageactiviteiten, waarmee de studenten zich bezighouden. Specifiek voor niveau 2 lijkt te gelden dat deze niveaugroep er vooral bij gebaat is dat zoeken en vinden gemakkelijker wordt. Bijvoorbeeld door de hoeveelheid video’s te beperken en heel gericht te selecteren op complexiteit: “Leren met behulp van video-instructie werkt vooral bij de basale kennis en eenvoudige handelingen”, aldus een docent niveau 2 over de inhoud van de video’s. Tenslotte zijn we een aantal succescriteria voor effectief inzetten van mobiele devices op het spoor gekomen, die we bevestigd zien in recentelijk onderzoek van Filius (2010)8: 8.1.3 Ontwikkelen van routine Zoals we één van de stagebegeleiders al eerder citeerden: “Je moet studenten de handigheid (van dit concept) laten ervaren. Ze zijn het niet gewend en kunnen het daardoor vergeten. Het 8 Filius, R. & S. Akkerman (2010). Didactische meerwaarde van de PDA tijdens coschappen. Mobiel leren. Onderwijs & Ontwikkeling. Nr 2, 2010.
27
schiet er dan bij in als ze hard aan het werk zijn.” Studenten moeten routine ontwikkelen in het gebruik van de iPod. Weten hoe het technisch/functioneel werkt, maar er ook gewend aan raken om er gebruik van te maken. Dat betekent dat studenten de iPod niet alleen tijdens de stageperiode ter beschikking moeten hebben, maar ook de kans moeten krijgen er voorafgaand aan de stage mee te werken; thuis en op school. De iPod moet een structurele functie krijgen in het onderwijsaanbod. We verwachten dat studenten meer van de iPod kunnen profiteren als ze eraan gewend zijn. Mogelijk zullen ze het dan ook minder lastig vinden om het device tijdens de stage te gebruiken. 8.1.4 Didactische begeleiding Om de iPod goed te benutten, is instructie van het didactisch gebruik ervan noodzakelijk. De docent kan studenten helpen bij het inzetten van de iPod om leervragen te beantwoorden. Bijvoorbeeld door gerichte opdrachten te geven, te begeleiden bij essentiële vaardigheden (en studenten helpen deze vaardigheden te leren beheersen): eigen leervragen formuleren, eigen leeractiviteiten plannen, informatie zoeken, vinden en selecteren. Ook een stagebegeleider kan deze rol vervullen, bijvoorbeeld door reflectievragen te stellen: “Wat gebeurde er nu precies tijdens die stuitligging?”. De stagebegeleider moet op de hoogte zijn van de (aard van de) inhoud van de filmpjes. 8.1.5 Integreren in de les Docenten wijzen erop dat optimaal inzetten van dit concept in de lespraktijk betekent dat je de iPod en de filmpjes die erop staan moet integreren in de les. “Wijs de studenten op nuttige filmpjes, kom er later in de les weer op terug. Wat vond je moeilijk tijdens de stage, heb je daar een filmpje bij gevonden, wat heb je er van geleerd? Vond je verschillen tussen de aanpak in het filmpje en de aanpak in het stagebedrijf, wie had dat ook?, et cetera.” Zorgen voor een afgewogen mix van verschillende leervormen en leermiddelen (waaronder de iPod) is daarbij belangrijk. Eén van de, door docenten genoemde, verbeteringen op het concept: ‘zelf videobeelden en foto’s maken’ wordt niet ondersteund door het onderzoek van Filius (2010). “Ondanks dat de PDA over faciliteiten beschikt om materiaal te verzamelen, zoals geluid en beeld, wordt hier tijdens de pilot vrijwel geen gebruik van gemaakt.”
8.2
Vervolgonderzoek: aanbevelingen en vervolgvragen
We adviseren in een vervolgonderzoek in een context op te zetten, die voldoet aan bovengenoemde aanbevelingen. Wanneer deze aanbevelingen worden opgevolgd zal de meerwaarde, die dit concept (mogelijk) biedt, beter benut worden en daarmee duidelijker zichtbaar worden. Niet alleen zullen resultaten dan beter inzicht kunnen geven in de meerwaarde van een mobiel met instructievideo’s tijdens de stageperiode, ook de onderzoeksgroep zal zich waarschijnlijk meer betrokken voelen én opstellen bij het onderzoek en het concept zelf. Ook dit laatste punt zal de resultaten ten goede komen. Hoewel alle aanbevelingen ook nastrevenswaardig zijn, denken we dat een aantal ervan bovenaan moeten staan bij het opzetten van vervolgonderzoek.
28
8.2.1 Inhoud van instructievideo’s In een vergelijkbaar vervolgonderzoek moet tenminste voldaan worden aan de eisen met betrekking tot de inhoud. Aangeboden (of ter beschikking gestelde) videobeelden moeten inhoudelijk goed aansluiten bij de stageactiviteiten, waarmee de studenten zich bezighouden. Én de instructievideo moeten inhoud bevatten die nog niet volledig beheerst wordt door studenten. 8.2.2 Rol van de docent Een tweede voorwaarde zien we in de didactische betrokkenheid van de docent. De docent speelt een bepalende rol in de mate waarin studenten de iPod als (één van de) volwaardige leermiddelen beschouwt, waarmee zij hun voordeel kunnen doen. We adviseren een onderzoekscontext, waarin de docent studenten helpt vertrouwd te raken met het device en het gebruik ervan. Door het apparaat en het gebruik te integreren in de les, door studenten te ondersteunen bij (en te wijzen op) de mogelijkheden voor gebruik en door studenten te helpen bij het leren beheersen van de essentiële vaardigheden. 8.2.3 Omvang van de onderzoeksgroep Een derde streven kan gericht zijn op de omvang van het onderzoek. Wanneer een vervolgonderzoek verder wil gaan dan verkenning is het aan te bevelen naar een grotere onderzoeksgroep te streven. Dit biedt perspectieven voor het verkrijgen van inzicht in eventuele causale verbanden en effecten. Zodoende kunnen meer valide uitspraken gedaan worden over de meerwaarde van instructievideo’s op een mobiel device tijdens de stage, die ook verder rijken dan de daadwerkelijk onderzochte groep. 8.2.4 Vragen voor vervolgonderzoek In vervolgonderzoek zullen opnieuw de hoofdvragen aan de orde zijn zoals ze in ons onderzoek gesteld zijn. Daarnaast kunnen verdiepings- en/of vervolgvragen gesteld kunnen worden. Te denken valt dan aan: Affectieve meerwaarde Als studenten meer gewend zijn aan het mobiele device, vinden ze het dan minder lastig in gebruik tijdens de stage? Is er sprake van verschillen in werk- en leerstijl, die van invloed zijn op de waardering? (troffen we in ons onderzoek toevallig studenten die liever ‘vragen’ i.p.v. ‘zelf opzoeken’?) Didactische meerwaarde Er wordt in onze onderzoeksgroep veel thuis naar de instructievideo’s gekeken: vinden studenten het mobiele device gemakkelijker of toegankelijker dan de PC? Nodigen sommige stage-inhouden uit tot intensiever of ander gebruik dan andere? Werkt dit concept ook bij het leren van begripsmatige kennis? Kan een effect van korte video’s zijn dat volgorde van stappen of hun plaats in een groter geheel minder duidelijk wordt? Klopt het dat niveau 2 slechts gebaat is bij leren met behulp van instructievideo’s, wanneer de inhoud van die video’s basale kennis en eenvoudige handelingen betreft? Op welke wijze kan het concept helpen bij communicatie/leergesprekken tussen stagebieder en student?
29
Bijlage Instrumenten Onderzoeksvraag
Variabele
Indicatoren
Enquête studente n
Interview studente n
Interview Intervie praktijkw begeleide docent r
Waardering van het concept
Plezier
x
x
x
x
Eigenaarschap
Zorgvuldig in omgang, personaliseren van devices
x
x
x
Gebruiksvriendelijkheid
Bedieningsgemak, afspeelkwaliteit, beeldscherpte, beeldscherpte, navigatie, interface, gebruiksduur van de accu
x
invloed stageomgeving op de gebruiksvriendelijkheid, kwetsbaarheid van het device in de omgeving waarin het wordt gebruikt
x
grootte van het beeld, buiten werken, afleiding, geluid
x
1. Affectieve meerwaarde
Substitutie
3. Randvoorwaarden en aspecten van de OLS
4. Mobiele devices in bezit en in gebruik nemen
x
x
x
x
x
x
Kwaliteit van inhoud en aanbod
just-enough, just-in-case/just-in- x time, just-for-me (begrijpelijkheid van de inhoud)
x
x
Complexiteit van de inhoud
complexiteit
x
x
Randvoorwaarde n en OLS
visie van de docent, deskundigheid van de docent t.a.v. mobiele devices, visie van de docent t.o.v. theorie in de praktijk, visie t.o.v. vaardigheid studenten bij relevante leeractiviteiten, OLS waar studenten aan gewend zijn
x
x
Ervaren Beter leren, sneller leren, efficiency van het sneller en beter leren leerproces 2. Didactische meerwaarde
x
x
Type device in bezit
x
In gebruik nemen
x
x
x
x
x
30