Instructie Werkstuk
Bovenbouw 10e Montessori de Meidoorn Schooljaar 2013-2014
Instructie werkstuk Vanaf schooljaar 2013-14 is de invulling van het werkstuk en je spreekbeurt veranderd. Iedereen maakt op zijn/haar niveau een werkstuk over een land. Nadat je juf/meester dit werkstuk heeft nagekeken wordt er een afspraak gemaakt om je werkstuk als een spreekbeurt te presenteren aan de klas. Je kunt dus niet meer vrij een onderwerp kiezen en je werkstuk en spreekbeurt gaan over hetzelfde onderwerp/land. Om jullie te helpen bij het maken van je werkstuk zijn er vragen opgesteld die je kunt beantwoorden over een land. Deze vragen zijn er op verschillende niveaus. Stappenplan werkstuk: 1 Kies een land en bespreek dit met je juf/meester. Je bespreekt dan ook welk niveau vragen je moet bespreken in je werkstuk 2 Zoek de antwoorden op de vragen op in boeken, bibliotheek en internet. Schrijf hierbij op welke boeken je hebt gebruikt! 3
Maak een logische volgorde van de hoofdstukken.
4 Schrijven van de hoofdstukken Per hoofdstuk ga je de gevonden antwoorden verwerken in een tekst. Je werkstuk mag niet bestaan uit allemaal vragen/antwoorden. Informatie kan je vinden in/op/: - boeken (denk aan de bibliotheek) - tijdschriften - internet, speciale websites - encyclopedie op internet (Wikipedia) Denk bij het schrijven ook aan alinea’s en gebruik de spellingcontrole! 5 Schrijven van de extra hoofdstukken Een werkstuk heeft altijd extra hoofdstukken, die meer algemeen zijn: - inhoudsopgave: dit is een aparte bladzijde met de inhoud van je werkstuk. Hier schrijf je welke hoofdstukken er zijn en op welke bladzijde ze te vinden zijn. Deze maak je als allerlaatste. - Slot/nawoord: hierin beschrijf je wat je allemaal hebt gedaan om het werkstuk te maken. Of het moeilijk of makkelijk was, en waarom dat zo was. Je beschrijft hier ook of je het leuk vond om te doen en waarom. - Bronnen: hier beschrijf je waar jij je informatie vandaan hebt gehaald. Je noemt titels en schrijvers van boeken, tijdschriften, namen van websites, namen van tv programma’s, enz. - Moeilijke woordenlijst: beschrijf hier de moeilijke woorden uit je werkstuk. 6 Lay out Dit is het Engelse woord voor “hoe moet je werkstuk eruit zien?” 1. Lettertype: kies een lettertype dat prettig leest voor de lezer, bijvoorbeeld Arial, Comic Sans of Tahoma, grootte 10,11 of 12. 2. Illustraties: Zorg voor enkele plaatjes/tekeningen die goed bij je werkstuk passen. De plaatjes mogen niet te groot zijn en je moet meer tekst dan plaatjes in je werkstuk laten zien. 3. Voorblad: Maak een mooi voorblad, waarop staat - hoe je werkstuk heet - je naam/klas en de datum
Na het inleveren van je werkstuk kijkt je juf/meester het na. Je kunt er ook voor kiezen je werkstuk in delen in te leveren en meteen feedback te krijgen op wat je al hebt gedaan. Als je werkstuk nagekeken is maak je een afspraak voor een spreekbeurt. Je kunt natuurlijk wel alvast met de voorbereidingen beginnen.
Landenvragen – niveau 3 Geografie (hoe ziet het land eruit?) - Waar ligt het land in de wereld? Maak een kaartje waar het land en Nederland op staan - Aan welk land grenst het land? Wat zijn de provincies? Maak een topografische kaart. - Heeft het land bergen? Maak een hoogtekaart. - Heeft het land veel rivieren? - Wat voor bodem heeft het land? - Wat is het klimaat van het land? Maak een neerslagkaart. - Welke planten groeien er? - Welke dieren komen er veel voor? Bevolking - Wat voor bevolkingsgroepen wonen er in het land? - Wat eten de mensen? - Wat is het geloof van de mensen? - Wat voor taal spreken ze? Economie (geldzaken) - Is er landbouw, veeteelt, bosbouw of visserij? Maak een kaartje - Heeft het land veel delfstoffen? Maak een kaartje - Wat is de industrie van het land? - Waarin wordt handel gedreven? - Is het een rijk of arm land? Krijgt het hulp of geeft het hulp aan arme landen? - Wat is de munteenheid? Geschiedenis - Welk stukje geschiedenis is belangrijk voor het land? - Zijn er beroemde mensen die uit dit land komen? - Zijn er bouwwerken die beroemd zijn over de hele wereld? Bestuur - Wie is er de baas van het land? - Hoe wordt het land geregeerd? - Is er een samenwerking met andere landen?
Landenvragen – niveau 2 Geografie (hoe ziet het land eruit?) - Waar ligt het land in de wereld? Maak een kaartje waar het land en Nederland op staan - Aan welk land grenst het land? Wat zijn de provincies? - Heeft het land bergen? - Heeft het land veel rivieren? - Wat is het klimaat van het land? Maak een neerslagkaart. - Welke planten groeien er? - Welke dieren komen er veel voor? Bevolking - Wat voor bevolkingsgroepen wonen er in het land? - Wat eten de mensen? - Wat is het geloof van de mensen? - Wat voor taal spreken ze? Economie (geldzaken) - Is er landbouw, veeteelt, bosbouw of visserij? Maak een kaartje - Wat is de industrie van het land? - Waarin wordt handel gedreven? - Is het een rijk of arm land? - Wat is de munteenheid? Geschiedenis - Zijn er beroemde mensen die uit dit land komen? - Zijn er bouwwerken die beroemd zijn over de hele wereld? Bestuur - Wie is er de baas van het land? - Hoe wordt het land geregeerd?
Landenvragen – niveau 1 Geografie (hoe ziet het land eruit?) - Waar ligt het land in de wereld? Maak een kaartje waar het land en Nederland op staan - Aan welk land grenst het land? Wat zijn de provincies? - Heeft het land bergen? - Heeft het land veel rivieren? - Welke planten groeien er? - Welke dieren komen er veel voor? Bevolking - Wat eten de mensen? - Wat is het geloof van de mensen? - Wat voor taal spreken ze? Economie (geldzaken) - Is er landbouw, veeteelt, bosbouw of visserij? - Is het een rijk of arm land? - Wat is de munteenheid? Geschiedenis - Zijn er beroemde mensen die uit dit land komen? Bestuur - Wie is er de baas van het land?
BEOORDELINGSFORMULIER WERKSTUK Naam:
Groep:
Datum:
Onderwerp: Beoordeling Onderdelen: Algemeen
Hoofdstukken
Nawoord Bibliografie Top:
Tip:
Opmerkingen:
-
+-
Verzorging Omslag/titelblad Paginanummering Indeling/inhoudsopgave Geografie Bevolking Economie Geschiedenis Bestuur Verhouding plaatjes / tekst Eigen zinnen en woorden Goede zinnen / alinea’s Spelling Wat heb je gedaan? Makkelijk/moeilijk/leuk en waarom? Kan ik de informatie nu ook vinden?
+ OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO OOOO
++