Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ..................................................................................................................................................... 1 1.
REGELGEVING EN TOEPASSINGSGEBIED............................................................................................................... 3 1.1 Is een stedenbouwkundige vergunning of melding verplicht voor het vervangen van de installaties? ... 3 1.2 Ik ga enkel het dak van mijn woning vervangen en een dakkapel plaatsen. Moet ik voldoen aan de installatie-eisen? .......................................................................................................................................... 3 1.3 Gelden de installatie-eisen als enkel de sanitaire uitrustingen (lavabo's, kranen, douches ...) worden vervangen? .................................................................................................................................................. 3 1.4 In een cafetaria vervang ik bij een renovatie de aardgaskachel door een condenserende aardgaskachel. De kachel staat enkel in voor de verwarming van de cafetaria. Moet deze renovatie voldoen aan de installatie-eisen? .......................................................................................................................................... 3 1.5 Welke stavingsstukken worden aanvaard door het VEA bij installatie-eisen voor renovatie? ................ 3
2.
RUIMTEVERWARMING ................................................................................................................................... 4 2.1 Ik heb geen aardgasaansluiting. Welke verwarming kan ik plaatsen als ik wil voldoen aan de installatieeisen bij renovatie? ...................................................................................................................................... 4 2.2 Ik plan een kleine uitbreiding en kan met mijn bestaande installatie niet voldoen aan de installatieeisen. Ben ik dan verplicht om een nieuwe ketel plaatsen? ........................................................................... 4 2.3 Moet de elektrische weerstand van een warmtepomp beschouwd worden als direct elektrische verwarming voor het beoordelen van de installatie-eis? ............................................................................... 4 2.4 Wat is het verschil tussen een condenserende en een niet-condenserende ketel? Waarom behaalt een condenserende ketel een beter rendement? ................................................................................................ 4 2.5 Bij een renovatie worden twee ketels geplaatst: een hoogrendementsketel en een condenserende ketel. Ik kan maar één ketel ingeven in de software. Welke ketel geef ik in? ................................................. 5 2.6 Wat verstaat men bij een centraal verwarmingssysteem onder ‘regeling voor normaal regime’? ......... 5 2.7 Wat wordt verstaan onder ‘regeling voor variabele ketelwatertemperatuur’? Wordt hier een buitenvoeler mee bedoeld? Of zijn er nog andere mogelijkheden? ............................................................... 5 2.8 Telt een draaiknop op de verwarmingsketel als ‘regeling voor variabele ketelwatertemperatuur’? ...... 6 2.9 Wat verstaat men onder ‘het nominaal vermogen’ bij een warmtepomp? Is dat het thermisch vermogen? ................................................................................................................................................... 6 2.10 Wat verstaat men bij een water/water warmtepomp onder ‘de pomp op het circuit naar de verdamper’. ................................................................................................................................................. 6 2.11 Wat is een hydraulisch inregelrapport en waar vind ik dat? ............................................................. 6
3.
ISOLEREN VAN LEIDINGEN ............................................................................................................................... 6 3.1 3.2
Moeten enkel de nieuwe leidingen aan de isolatiebepalingen voldoen of ook de bestaande ? ............. 6 Valt een leiding gelegen in de vloer of in de vloerisolatie onder omgeving I, II of III? ............................ 7
1
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s 4.
versie mei 2015
SANITAIR WARM WATER................................................................................................................................. 7 4.1 Is het mogelijk om in een appartement elektrische boilers of doorstromers te plaatsen en te voldoen aan de installatie-eisen? ............................................................................................................................... 7 4.2 Met welk vloeroppervlakte wordt er rekening gehouden bij het beoordelen van elektrische doorstroomtoestellen en boilers?................................................................................................................. 7 4.3 Telt het vermogen van een bijkomende elektrische weerstand in een zonneboiler mee voor het bepalen van de eis van het maximaal elektrisch vermogen voor sanitair warm water? .................................. 8 4.4 Zijn de eisen voor elektrische boilers en doorstromers van toepassing als er enkel nieuwe leidingen en/of tappunten worden geplaatst? ............................................................................................................. 8
5.
VENTILATIE ................................................................................................................................................. 8 5.1 Is een mechanisch ventilatiesysteem verplicht bij een renovatie? ........................................................ 8 5.2 Hoe bepaal ik de luchtdichtheid van kanalen? ..................................................................................... 8 5.3 Wat wordt er verstaan onder ‘een serieproduct’ van een ventilatie? ................................................... 9 5.4 Wat wordt verstaan onder ‘een snelheidsregeling’ bij ventilatie? ........................................................ 9 5.5 Wat wordt verstaan onder een ‘centraal ventilatiesysteem’?............................................................... 9 5.6 Wat wordt in het kader van de renovatie van een mechanisch ventilatiesysteem beschouwd als ‘transport van verwarmde of gekoelde lucht’. .............................................................................................. 9 5.7 Hoe wordt de luchtdichtheidsklasse van luchtgroepen bepaald? ....................................................... 10
6.
VERLICHTING............................................................................................................................................. 10 6.1 Wat verstaat men onder ‘het elektrisch geïnstalleerd vermogen’ van de verlichting? ......................... 10 6.2 Hoe kiest u voor elke ruimte de juiste functie en type bij het bepalen van het vermogen van de verlichting? ................................................................................................................................................ 10
7.
ENERGIEVERBRUIKSMETERS........................................................................................................................... 10 7.1 Wat wordt verstaan onder ‘het nominaal vermogen’ bij het bepalen van de verplichte energieverbruiksmeters?............................................................................................................................ 10 a. Brandstofmeter en/of calorimeter bij een warmteproductie-installatie: ............................................ 10 b. Meter voor elektrisch verbruik bij een warmtepomp: ........................................................................ 11 c. Meter voor elektrisch verbruik bij een ijswatermachine: .................................................................... 11 7.2 Aan welke eisen moet een energieverbruiksmeter voldoen om conform te zijn met de regelgeving? . 11
2
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
1. Regelgeving en toepassingsgebied 1.1 Is een stedenbouwkundige vergunning of melding verplicht voor het vervangen van de installaties? Als u bij een renovatie enkel de installaties vervangt, moet u geen stedenbouwkundige vergunning aanvragen of geen melding doen. Wanneer wel of geen vergunning of melding nodig is, vindt u op: http://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Beleid/Vergunning 1.2 Ik ga enkel het dak van mijn woning vervangen en een dakkapel plaatsen. Moet ik voldoen aan de installatie-eisen? De installatie-eisen voor renovatie zijn in dat geval niet van toepassing, want er wordt geen installatie vervangen. Wel geldt de maximale U-waarde voor de nieuwe en vernieuwde constructiedelen. 1.3 Gelden de installatie-eisen als enkel de sanitaire uitrustingen (lavabo's, kranen, douches ...) worden vervangen? De productie en de verdeling van het sanitair warm water worden niet vernieuwd of aangepast: de bestaande verdeelleidingen blijven behouden. Omdat enkel de sanitaire uitrustingen (lavabo's, kranen, douches...) vervangen worden en niet de leidingen of de warmteopwekker, zijn de minimale installatie-eisen voor renovatie hier niet van toepassing. De minimale installatie-eisen bij renovatie zijn wel van toepassing indien circulatieleidingen en/of elektrische toestellen voor de productie van warm water worden vervangen, vernieuwd of toegevoegd. 1.4 In een cafetaria vervang ik bij een renovatie de aardgaskachel door een condenserende aardgaskachel. De kachel staat enkel in voor de verwarming van de cafetaria. Moet deze renovatie voldoen aan de installatie-eisen? Het gaat hier om een plaatselijke verwarming, waarop de installatie-eisen niet van toepassing zijn. De installatie-eisen bij renovatie gelden enkel voor centrale verwarmingstoestellen en plaatselijke elektrische verwarmers. 1.5 Welke stavingsstukken worden aanvaard door het VEA bij installatie-eisen voor renovatie? Bij een project waarbij de installatie-eisen voor renovaties gelden, zijn dezelfde uitgangspunten van toepassing om te kunnen spreken van een geldig stavingsstuk, als bij de andere onderdelen van de energieprestatieregelgeving. Meer informatie over stavingsstukken, kunt u vinden op: http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/nb1110/annex2stavingsstukken.pdf
3
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
2. Ruimteverwarming 2.1 Ik heb geen aardgasaansluiting. Welke verwarming kan ik plaatsen als ik wil voldoen aan de installatie-eisen bij renovatie? U kunt opteren voor een condenserende stookolieketel of een condenserende propaanketel. Er zijn ook nog andere technieken mogelijk, zoals een warmtepomp. Uw installateur kan hier ongetwijfeld meer over vertellen. De vernoemde toestellen halen voldoende hoge rendementen om te voldoen aan de installatie-eisen, op voorwaarde dat de overige eisen (zoals isolatie van de leidingen, locatie van de ketel, regeling …) behaald zijn. Ook directe elektrische verwarming is een optie, zolang het opgestelde vermogen in het nieuwe of vernieuwde deel niet hoger is dan 15 W/m². 2.2 Ik plan een kleine uitbreiding en kan met mijn bestaande installatie niet voldoen aan de installatie-eisen. Ben ik dan verplicht om een nieuwe ketel plaatsen? Als er voor het geheel van de werken een stedenbouwkundige vergunning of melding is ingediend na 1 januari 2015, dan zijn de installatie-eisen bij renovatie van toepassing, als er aan de verwarming wordt gewerkt. Als de installatie wordt vervangen, uitgebreid, vernieuwd of nieuw geplaatst, dan moet u voldoen aan de minimale eisen van de centrale verwarming. Ook als het gaat het om een kleine uitbreiding en u laat bijvoorbeeld een radiator bijplaatsen, dan moet u aan deze eisen voldoen. Het is mogelijk dat u in dat geval niet aan de installatie-eisen kan voldoen, omdat de impact van de wijziging (bijvoorbeeld één nieuwe radiator) op het rendement te beperkt is om het minimaal vereiste rendement te behalen. In dat geval kunt u ofwel een afwijking aanvragen, ofwel overgaan tot het plaatsen van een nieuwe ketel. Meer informatie over het aanvragen van een afwijking vindt u op: http://www.energiesparen.be/epb/uitzonderingen 2.3 Moet de elektrische weerstand van een warmtepomp beschouwd worden als direct elektrische verwarming voor het beoordelen van de installatie-eis? Neen. Bij een warmtepomp zal de elektrische weerstand amper of niet ingeschakeld worden voor de ruimteverwarming. De invloed van de elektrische weerstand is dus verwaarloosbaar klein en wordt in het kader van de installatie-eisen niet beschoiuwd als directe elektrische verwarming. 2.4 Wat is het verschil tussen een condenserende en een niet-condenserende ketel? Waarom behaalt een condenserende ketel een beter rendement? Bij een condenserende ketel wordt de condensatiewarmte van de waterdamp nuttig gebruikt. Bij een niet-condenserende ketel is dat niet het geval. Bovendien werkt een condenserende ketel met een lagere rookgastemperatuur, waardoor er minder schoorsteenverliezen zijn. De rookgastemperatuur ligt 5 à 10° C hoger dan de retourtemperatuur van het water. Bij een condenserende ketel haalt een warmtewisselaar via condensatie de restwarmte uit de rookgassen en warmt hiermee het retourwater op. Deze twee eigenschappen verklaren waarom een condenserende ketel een beter rendement heeft dan een niet-condenserende ketel.
4
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
Wanneer een condenserende ketel niet-condenserend werkt, hebben we wel de winst van de lagere rookgastemperatuur, maar niet de winst van de condensatiewarmte van de waterdamp. Deze winst is afhankelijk van de retourtemperatuur en kan tot 11 % bedragen. Hoe lager de retourtemperatuur, hoe groter uw winst. 2.5 Bij een renovatie worden twee ketels geplaatst: een hoogrendementsketel en een condenserende ketel. Ik kan maar één ketel ingeven in de software. Welke ketel geef ik in? Op dit ogenblik kunt u nog geen preferente en niet-preferente opwekkers ingeven in de EPBsoftware 3G. U vult enkel de gegevens in van de preferente opwekker: als de condenserende ketel de preferente opwekker is, vult u enkel de gegevens in van de condenserende ketel. 2.6 Wat verstaat men bij een centraal verwarmingssysteem onder ‘regeling voor normaal regime’? Hieronder verstaan we een regelsysteem dat het warmte-afgiftevermogen kan regelen volgens de behoefte. Als we de formule van de warmte-afgifte bekijken ( kan dat gebeuren via een variabele watertemperatuur of via een variabel waterdebiet. Voorbeelden hiervan zijn: weersafhankelijke regeling (regelen de watertemperatuur) thermostatische kranen (regelen het waterdebiet) Om gebruik te mogen maken van de correctieterm voor de regeling van het normaal regime moeten de volgende zaken aanwezig zijn: Er moet een regeling voor een variabele ketelwatertemperatuur voorzien zijn, EN alle verwarmingslichamen moeten worden uitgerust met het oog op een regeling van de kamertemperatuur in ieder verwarmd lokaal of zone. De verwarmingslichamen worden uitgerust met thermostatische kranen of geregeld in functie van de gemeten temperatuur in het lokaal of de zone. Onder ‘zone’ wordt verstaan: elk geheel van vertrekken waarvan de thermische emissiebronnen (van warmte of koude) aangesloten zijn op het hydraulische netwerk via één enkele aanvoerleiding en één enkele retourleiding. 2.7 Wat wordt verstaan onder ‘regeling voor variabele ketelwatertemperatuur’? Wordt hier een buitenvoeler mee bedoeld? Of zijn er nog andere mogelijkheden? Met ‘variabele ketelwatertemperatuur’ wortd bedoeld dat de aanvoertemperatuur naar de afgifteelementen van het verwarmingssysteem variabel is. Dat kan een weersafhankelijke regeling zijn die de watertemperatuur aanpast in functie van de buitentemperatuur. De ketel kan bijvoorbeeld een constante vertrektemperatuur hebben van 60° en de weersafhankelijke regeling kan deze te hoge temperatuur verlagen naar de gewenste temperatuur. Een andere mogelijkheid is dat het vermogen van de ketel geregeld wordt door de modulerende kamerthermostaat, bijvoorbeeld een modulerende condenserende gasketel met een modulerende kamerthermostaat. Daarbij zal het vermogen van de ketel (en bijgevolg zijn ketelwatertemperatuur) geregeld worden in functie van de kamertemperatuur. Is het koud in de kamer, dan is er een hogere ketelwatertemperatuur dan wanneer de kamer warm is.
5
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s 2.8 Telt een draaiknop ketelwatertemperatuur’?
op
de
verwarmingsketel
als
‘regeling
versie mei 2015
6
voor
variabele
Stel dat het voor de verwarmingsketel mogelijk is om de maximale ketelwatertemperatuur in te stellen: via een draaiknop kunt u instellen dat de temperatuur van de ketel maximaal tot 55° mag opwarmen. Als dat de enige mogelijkheid is waarmee u de ketelwatertemperatuur kunt regelen, wordt dat niet beschouwd als een ketelwatertemperatuurregeling. Er wordt pas gesproken van een regeling als die automatisch gestuurd is. Een manuele bediening wordt niet meegerekend. In de praktijk zullen de meeste gebruikers de knop immers niet frequent bijsturen. De ketelwatertemperatuur zal dan bijvoorbeeld altijd 55° C bedragen, onafhankelijk van wat de buitentemperatuur of de kamertemperatuur is. 2.9 Wat verstaat men onder ‘het nominaal vermogen’ bij een warmtepomp? Is dat het thermisch vermogen? Onder ‘het nominaal vermogen’ bij warmtepompen verstaat men de som van de elektrische vermogens van de warmtepompen die in het gebouw aanwezig zijn. Het nominaal vermogen van de warmtepomp is het elektrisch vermogen dat de fabrikant aangeeft op de technische fiche en dat berekend werd in de omstandigheden opgelegd door de norm NBN EN 14511. Het gaat hier dus om het elektrisch vermogen en niet om het thermisch vermogen. 2.10 Wat verstaat men bij een water/water warmtepomp onder ‘de pomp op het circuit naar de verdamper’. Deze pomp wordt ook vaak de ‘primaire pomp’ genoemd. Het is de pomp die het water van de verdamper (die in de bodem geplaatst is) naar de warmtepomp brengt. Dat vermogen kunt u invullen in de EPB-software 3G, als u de gegevens van de pomp kent. Het gaat hier dus niet om de pomp van het verwarmingsgedeelte van de binneninstallatie. 2.11 Wat is een hydraulisch inregelrapport en waar vind ik dat? Een hydraulisch inregelrapport kan (voor vermogens groter dan of gelijk aan 400 kW) zorgen voor een beter installatierendement. Op dit ogenblik is er nog geen vaste vorm voor het hydraulisch inregelrapport beschikbaar. De minister moet dat nog vastleggen. Er is wel een beschrijving beschikbaar van de minimale inhoud van dat rapport. Deze beschrijving vindt u in de cursus over installatie-eisen bij renovaties: http://www.energiesparen.be/epb/prof/cursusopleidinginstallaties
3. Isoleren van leidingen 3.1 Moeten enkel de nieuwe leidingen aan de isolatiebepalingen voldoen of ook de bestaande ? De bijlage XII heeft betrekking op nieuwe of vernieuwde installaties. Zowel de nieuwe leidingen als de vernieuwde leidingen moeten dus voldoen aan de isolatiebepalingen. Bestaande leidingen die niet vervangen worden, vallen niet onder het besluit.
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
Bij circulatieleidingen: Circulatieleidingen zijn leidingen met een continue circulatie van warm water. De isolatieverplichtingen van leidingen gelden voor nieuwe of vernieuwde circulatieleidingen voor sanitaire warmwaterleidingen. Voor bestaande circulatieleidingen waaraan niet gewerkt wordt, gelden geen eisen. Bij gewone leidingen: Voor de gewone leidingen (dus geen verplichte drukcirculatie) is isoleren niet verplicht. Als echter gewerkt wordt aan de verwarmingsinstallatie, dan moet deze installatie voldoen aan een minimaal rendement. Om dat rendement te verbeteren, kan de leidingisolatie in detail worden ingerekend. In dat geval (om gebruik te maken van de correctiefactor van de leidingisolatie) moeten zowel de bestaande als de nieuwe leidingen voldoen aan de bepalingen van bijlage XII. 3.2 Valt een leiding gelegen in de vloer of in de vloerisolatie onder omgeving I, II of III? Leidingen in de vloer behoren tot omgeving III als ze in de isolatielaag liggen, tot omgeving I als ze buiten de isolatielaag liggen (koude zijde) en tot omgeving II of III (afhankelijk van de situatie) als ze binnen de isolatielaag liggen (warme zijde).
4. Sanitair warm water 4.1 Is het mogelijk om in een appartement elektrische boilers of doorstromers te plaatsen en te voldoen aan de installatie-eisen? Dat is mogelijk, zolang u rekening houdt met het maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Het maximaal elektrisch vermogen bedraagt 2500 Watt tot een oppervlakte van 150 m². Vanaf het moment dat de bruto vloeroppervlakte van het vernieuwde gebouw groter is dan 150 m² komt er 50 Watt bij, per extra m² vloeroppervlakte boven de 150 m². De grens van 2,5 kW komt overeen met één elektrische boiler die geschikt is voor het leveren van sanitair warm water in kleinere woningen. 4.2 Met welk vloeroppervlakte wordt er rekening gehouden bij het beoordelen van elektrische doorstroomtoestellen en boilers? Het gaat om de bruto-vloeroppervlakte van het gebouw dat vernieuwd wordt. Het gebouw beperkt zich hierbij tot de grenzen van de wooneenheid (of EPN-eenheid in het geval van een nietresidentieel gebouw). Als in een appartementsblok bijvoorbeeld één appartement wordt vernieuwd, dan wordt gerekend met de oppervlakte van het appartement en niet met de oppervlakte van het appartementsblok in zijn geheel. Voorbeeld: De badkamer van een appartement wordt gerenoveerd. Het appartement heeft een oppervlakte van 60 m² en de badkamer heeft een oppervlakte van 16 m². De oppervlakte waarmee gerekend mag worden bedraagt dan 60 m².
7
versie mei 2015
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
8
4.3 Telt het vermogen van een bijkomende elektrische weerstand in een zonneboiler mee voor het bepalen van de eis van het maximaal elektrisch vermogen voor sanitair warm water? Ja. Deze elektrische weerstand zal immers instaan voor de bereiding van het sanitair warm water wanneer er onvoldoende warm water ter beschikking is. Dat kan voorkomen na enkele dagen geen zonne-energie of bij een grote afname van sanitair warm water. De elektrische weerstand moet daarom meegerekend worden bij het bepalen van het maximaal elektrisch vermogen voor sanitair warm water. 4.4 Zijn de eisen voor elektrische boilers en doorstromers van toepassing als er enkel nieuwe leidingen en/of tappunten worden geplaatst? Bijlage XII van het Energiebesluit van 19 november 2010 legt eisen op als er een nieuw elektrisch warmwaterproductietoestel wordt geplaatst. Voor het plaatsen van bijkomende leidingen en tappunten op een bestaand toestel gelden geen eisen.
5. Ventilatie 5.1 Is een mechanisch ventilatiesysteem verplicht bij een renovatie? Neen. Het is toegestaan om een ventilatiesysteem met natuurlijke toe- en/of afvoer te plaatsen. Voor de ventilatiesystemen met natuurlijke toe- en/of afvoer gelden geen installatie-eisen bij renovatie. 5.2 Hoe bepaal ik de luchtdichtheid van kanalen? De luchtdichtheid van kanalen wordt op een gelijkaardige manier bepaald als bij een luchtdichtheidsmeting van een woning via de zogenaamde blowerdoortest. Op het einde van het kanalensysteem plaatst de tester een druksensor. Op het begin van het kanalensysteem blaast hij/zij de blaasmond van het luchtdichtheidstoestel. Het luchtdichtheidstoestel zal bij een bepaalde overdruk het lekverlies bepalen. De overdruk hangt af van de te bereiken luchtdichtheidsklasse, zie tabel hieronder. Deze overdrukken zijn aanzienlijk hoger dan bij een luchtdichtheidstest van een woning. Overdruk
Maximaal lekverlies (l/s.m²)
[Pa]
Klasse A
Klasse B
500
1.53
0.51
Klasse C
Klasse D
0.27
0.089
1250
0.31
0.103
1500
0.35
0.116
2000
0.42
0.14
1000
0.80
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
De maximale testdruk bedraagt:
Voor klasse A : 500 Pa Voor klasse B : 1000 Pa Voor klasse C : 1000 Pa Voor klasse D : 2000 Pa
Klasse B is beter dan klasse A, C is beter dan B en D is de beste klasse.
5.3 Wat wordt er verstaan onder ‘een serieproduct’ van een ventilatie? Onder serieproducten verstaan we die producten die standaard bij de leverancier te verkrijgen zijn. Een serieproduct kunt u selecteren uit de catalogus van de fabrikant zonder dat er aanpassingen aan moeten gebeuren. Het gaat hier dus vaak om kleinere toestellen. Maatproducten moeten samengesteld worden uit onderdelen (voor bv. verwarming, bevochtigen, koelen), op maat van de specifieke toepassing. 5.4 Wat wordt verstaan onder ‘een snelheidsregeling’ bij ventilatie? Bij een snelheidsregeling kan de snelheid van de ventilator op minstens twee verschillende snelheden geregeld worden, hetzij automatisch (bv. door een CO2-regeling), hetzij handbediend (bv. een driestandenschakelaar). Let op: Als de standenschakelaar bijvoorbeeld kleppen regelt om het debiet te sturen, waarbij de snelheid van de ventilatoren behouden blijft, dan telt dit niet als een snelheidsregeling. Er zal namelijk geen besparing van het elektrisch verbruik plaatsvinden. 5.5 Wat wordt verstaan onder een ‘centraal ventilatiesysteem’? Een centraal ventilatiesysteem bestaat uit één centrale ventilator en ronde of rechthoekige luchtkanalen. Aan het einde van een luchtkanaal bevindt zich een ventilatierooster. Een centraal ventilatiesysteem zorgt voor de aanvoer en de afvoer van de lucht waarbij beide stromen via eenzelfde punt (doorgaans in de luchtgroep) passeren. Een decentraal systeem bestaat bijvoorbeeld uit één ventilator voor toevoer in één gevel en een andere ventilator voor extractie in de tegenoverliggende gevel. 5.6 Wat wordt in het kader van de renovatie van een mechanisch ventilatiesysteem beschouwd als ‘transport van verwarmde of gekoelde lucht’. ‘Verwarmde lucht’ is hierbij de lucht die effectief verwarmd wordt door een verwarmingsbatterij en die een ingestelde temperatuur heeft die hoger is dan 25° C. Onder ‘gekoelde lucht’ wordt de lucht verstaan die effectief gekoeld wordt door een koelbatterij en die een ingestelde temperatuur heeft lager dan 18° C. Voorbeeld:
Lucht die van buiten afkomstig is en die in de zomer bijvoorbeeld 27° C bedraagt, wordt niet beschouwd als verwarmde lucht, op voorwaarde dat er geen verwarmingsbatterij in het kanaal aanwezig is die de lucht bijkomend opwarmt.
9
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
Lucht die van buiten afkomstig is en die in de winter bijvoorbeeld 15° C bedraagt, wordt niet beschouwd als gekoelde lucht, op voorwaarde dat er geen koelbatterij in dit kanaal aanwezig is die de lucht bijkomend koelt.
5.7 Hoe wordt de luchtdichtheidsklasse van luchtgroepen bepaald? Dat moet gebeuren door de fabrikant van het toestel, volgens norm NBN EN 1886. Er bestaan drie classificaties: L1 – L2 en L3. L1 is beter dan L2 en L2 is beter dan L3.
6. Verlichting 6.1 Wat verstaat men onder ‘het elektrisch geïnstalleerd vermogen’ van de verlichting? Dat is de som van alle vaste geïnstalleerde verlichtingstoestellen. De verplaatsbare verlichtingstoestellen hoeven dus niet in rekening worden gebracht. Hou er rekening mee dat dit het totale vermogen van het verlichtingstoestel is, dus inclusief de eventuele aanwezigheid van ballast en de transformatoren. 6.2 Hoe kiest u voor elke ruimte de juiste functie en type bij het bepalen van het vermogen van de verlichting? De gebouwfuncties zoals gedefinieerd in tabel 3 van bijlage XII van het Energiebesluit van 19 november 2010 en zoals u ze kunt kiezen in de EPB-software, zijn indicatief. Binnen één gebouw kunnen in principe alle types van ruimten uit de tabel voorkomen. Lokalen analoog aan lokalen beschreven in de tabel moeten voldoen aan de eisen voor het type ruimte waaraan ze analoog zijn. Lokalen zonder analoge beschrijving moet u niet beschouwen. De functie en het type ruimte wordt vastgelegd door het bouwteam. Het bouwteam kiest het type dat best aansluit bij de werkelijke situatie. De keuze is vrij maar moet verdedigbaar zijn. Als geen van de mogelijkheden aansluit bij ene type uit de tabel, moet u de ruimte niet beschouwen voor de installatie-eisen (het is uiteraard aangeraden om ook hier een doordachte verlichting te plaatsen). Het VEA krijgt vaak de vraag welke keuze gemaakt moet worden voor een specifieke situatie. Het is niet aan het VEA om voor elk van deze specifieke situaties de meest aangewezen keuze in te schatten. De uiteindelijke keuze voor de rapportering in de EPB-aangifte is de verantwoordelijkheid van de verslaggever, in samenspraak met het bouwteam.
7. Energieverbruiksmeters 7.1 Wat wordt verstaan onder ‘het nominaal vermogen’ bij het bepalen van de verplichte energieverbruiksmeters? Hier moeten we een onderscheid maken tussen verschillende definities, afhankelijk voor welke toepassing we een verbruiksmeter nodig hebben. a. Brandstofmeter en/of calorimeter bij een warmteproductie-installatie: Nominale vermogen van de warmteproductie-installatie: som van de vermogens van de op eenzelfde hydraulisch circuit aangesloten ketels. Het nominale vermogen van de ketel is daarbij het thermisch vermogen dat door de fabrikant op de technische fiche vermeldt wordt.
10
Installatie-eisen bij renovatie: FAQ’s
versie mei 2015
11
b. Meter voor elektrisch verbruik bij een warmtepomp: Nominale vermogen van de warmtepompinstallatie: de som van de elektrische vermogens van de warmtepompen die in het gebouw aanwezig zijn. Het nominaal vermogen van de warmtepomp is het elektrisch vermogen dat door de fabrikant wordt aangegeven op de technische fiche en berekend werd in de omstandigheden opgelegd door de norm NBN EN 14511. c. Meter voor elektrisch verbruik bij een ijswatermachine: Nominale vermogen van de ijswatermachine: de som van de elektrische vermogens van ijswatermachines die in het gebouw aanwezig zijn. Het nominaal vermogen van ijswatermachine is het elektrisch vermogen dat door de fabrikant wordt aangegeven op technische fiche en berekend werd in de omstandigheden opgelegd door de norm NBN 14511.
de de de EN
7.2 Aan welke eisen moet een energieverbruiksmeter voldoen om conform te zijn met de regelgeving? De meters worden uitgerust met een voorziening waarmee de gemeten hoeveelheden zowel ter plaatse als van op afstand afgelezen kunnen worden. De meters moeten voldoen aan de Europese richtlijn 2004/22/EG. Dat komt op het volgende neer: Voor brandstofmeters (vloeibaar en gasvormig) Een brandstofmeter moet een volume- of massameter zijn met een numerieke weergave van de meterstand en dit met een resolutie kleiner dan 1 m³ of kleiner dan 1 kg. Verder moeten deze meters uitgerust zijn met een systeem dat een automatische opneming van de meterstand toelaat. Peilmeters of urentellers zijn dus uitgesloten om te mogen gebruiken als brandstofmeters. Voor calorimeters Deze zijn uitgerust met een elektronische rekeneenheid die een numerieke berekening maakt van het gemeten waterdebiet en het gemeten watertemperatuurverschil tussen vertrek- en retourleiding. Volgens de norm NBN EN-1434 (norm van warmtemeters) moet deze minimaal van klasse 2 zijn. Elektriciteitsmeters Deze moeten een numerieke weergave geven van de gemeten actieve energie en dit met een minimale resolutie van 1 kWh. De elektriciteitsmeter moet voldoen aan de norm NBN EN 62053-11 en NBN EN 62053-21.