PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN - PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11 -
BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN Bij renovatie de beste manier zoeken om de isolatie van de wanden te versterken
PRINCIPES BENADERING Bij renovatie bieden isolatie, luchtdichte wanden en efficiëntere verwarmings- en verluchtingsinstallaties de mogelijkheid om de energiebehoefte van een gebouw te verminderen. De aspecten met betrekking tot de installaties zijn over het algemeen vergelijkbaar met deze die werden besproken voor een nieuwbouw (zie bijvoorbeeld de fiche ENE 14 – Kies de beste manier om warmte te produceren). In de meeste gevallen is er een interventie omdat wordt gekozen voor een nieuwe verwarmingsmethode. Voor ingrepen aan het gebouw zelf moeten er echter specifieke technieken voor renovatie worden gebruikt. Ze zullen verschillen al naargelang het soort wand: o
o
o
Bestaande muren kunnen geïsoleerd worden aan de binnenkant of aan de buitenkant (coatingtechniek op isolatie of isolatie achter een gevelbekleding), dat kan ook door het vullen van de spouw indien die er is (inblazen van isolatiemateriaal in bulk of schuim). De keuze zal afhangen van stedenbouwkundige, patrimoniale, esthetische, ruimtelijke en financiële overwegingen, en van de vlotheid om het probleem van de koudebruggen op te lossen. Platte daken kunnen enkel aan de buitenkant geïsoleerd worden, terwijl de technieken die worden gebruikt in een hellend dak zullen afhangen van de kwaliteit van de dakbedekking. Vloeren kunnen worden geïsoleerd vanaf boven (opgelet probleem van wijziging niveau vloer en hoogte onder plafond, of vanaf beneden (ofwel door het plaatsen van isolatie onder de tegel, ofwel door het plaatsen van isolatiemateriaal in de vorm van panelen – in beide gevallen is de aanwezigheid van een kruipruimte of van een kelder nodig).
Net zoals bij nieuwbouw hangen de isolerende eigenschappen van een wand af van de dikte en de aard van de gebruikte materialen. Het thermisch isolatieniveau van een wand wordt bepaald door z’n thermische transmissiecoëfficiënt "U", uitgedrukt in W/m²K, terwijl het isolatieniveau van een volledig gebouw wordt aangeduid door de coëfficiënt "K". Deze performantie-indicator blijft relevant, ondanks het opduiken van het E-peil in het kader van het reglement inzake de energieperformantie van gebouwen en het binnenklimaat. Dit E-peil is een veel globalere indicator, die het totale verbruik aan primaire energie van het gebouw weergeeft, rekening houdend met de technische overwegingen en de valorisatie van ruimere passieve maatregelen dan het niveau K, zoals zonnewinst, de keuze van de energievector, het verbruik van sanitair warm water, enz.
BLZ 1 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
Opmerking: om de terminologie van de EPB-reglementering te kennen voor wat betreft de term “renovatie”, zie het EPB-VADEMECUM beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel. Merken we op dat bepaalde partiële renovaties gecombineerd kunnen worden met een nieuwbouw. De lezer wordt er speciaal op attent gemaakt dat de beslissing van een ingreep op een bestaande gebouwschil moet worden genomen rekening houdende met de gevolgen van deze ingreep voor de kwaliteit van de lucht en de gezondheidstoestand van het gebouw: een verbetering van de thermische kwaliteit van de structuur gaat samen met een goede dichtheid van het gebouw en deze interventies impliceren dat men zorgt voor een efficiënte permanente verluchting in elk renovatieproject. Met deze ventilatievereiste wordt trouwens in de EPBreglementering rekening gehouden in het geval van renovatiewerken waarvoor een stedenbouwkundige aanvraag vereist is.
DOELSTELLINGEN Minimaal: de EPB-reglementering naleven voor wat betreft de thermische isolatie van de buitenwanden. Concreet betekent dit dat men de Umax-waarden moet naleven, zowel bij een gewone als bij een zware renovatie. Die maximale waarden staan vermeld in het hoofdstuk “In de praktijk”; ze zijn enkel van toepassing voor nieuwe of gewijzigde bouwelementen zoals gedefinieerd in de EPB-reglementering. De Kmax -waarden worden niet opgelegd voor dit soort ingrepen.
Aangeraden: eerst de wanden isoleren waarvoor vlot en op een rendabele wijze een efficiënte isolatie kan worden geplaatst: o o o
o o
Op de eerste plaats, isolatie van de zoldervloeren of de dakvlakken (indien een interventie op het hellend dak nodig is). Ten tweede, de platte daken en gevels isoleren, bij voorkeur langs de buitenzijde als er geen beperkingen gelden qua rooilijn (achtergevels, puntgevels). Ten derde, de vensters aanpassen. Indien het raamwerk in slechte staat verkeert, dit vervangen door raamwerk met dubbel of driedubbel glas. Als het raamwerk nog in goede staat verkeert, herstellen, de dichtingsvoegen vervangen en enkel de beglazing vervangen. Denk aan de luchtkwaliteit (zie verderop). Zonder een goede ventilatie kan de sterke winst aan luchtdichtheid door het vervangen van vensters leiden tot condensatieproblemen. Men moet daarom bijzonder goed letten op de verluchting van de ruimtes. Op de vierde plaats, de vloerplaten op kelders of kruipruimten isoleren. Ten vijfde moet zijn ook complexere situaties mogelijk, zoals gevels aan de straat waarbij de rooilijn moeten worden nageleefd, enz.
Optimaal o
Een energiecontrole uitvoeren waaruit de thermische performantie blijkt van de verschillende wanden van het gebouw en of het nuttig is die te verbeteren. Op basis van dat onderzoek kan men de prioriteiten vastleggen voor het beschouwde geval, waar een fiche als deze enkel algemene richtsnoeren kan aanreiken. Bovenop deze audit zal er een nauwkeurige beschrijving van de werken moeten worden opgemaakt (methodes en te bereiken prestaties) zodat de aannemers een correcte prijs kunnen opgeven. Ten slotte garandeert een optimaal toezicht op de bouwplaats de goede uitvoering van de beschreven werken.
BLZ 2 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
KEUZE-ELEMENTEN TECHNISCHE ASPECTEN > Koudebruggen Isolatie toevoegen in een bestaand gebouw kan koudebruggen doen ontstaan of de effecten van de bestaande vergroten. Dit kan een ophoping van condensatie veroorzaken, wat leidt tot woekering van schimmel en een slechtere kwaliteit van de lucht. Het is dus nodig om hier bijzondere aandacht aan te besteden. Er is een aparte fiche die handelt over de meest voorkomende koudebruggen. (ENE09 – Beperking van koudebruggen). Samenvattend willen wij vooral de aandacht vestigen op het voordeel van buitenisolatie, de eenvoudigste manier om het risico op het ontstaan of het verergeren van koudebruggen te beperken. > Vervanging van schrijnwerk en luchtkwaliteit In de doelstellingen die hoger werden gedefinieerd, stellen wij dat bij het vervangen van de ramen moet gezorgd worden voor het behoud van een voldoende luchtkwaliteit. Waarom deze voorwaarde? Beglazing die niet sterk isolerend is heeft als "voordeel" dat de condensatie op het oppervlak aantoont wanneer het nodig is om het lokaal te verluchten. Met een efficiënte beglazing zal deze condensatie toeslaan op niet-geïsoleerde muren, waar je ze minder snel zal opmerken, maar waar ze wel kan leiden tot schimmelvorming. Vandaar de noodzaak om een kwaliteitsvol hygiënisch verluchtingsysteem te installeren op het moment dat het schrijnwerk wordt vervangen. Men zal er minstens luchtkleppen in moeten integreren om een hygiënische verluchting mogelijk te maken. Inzake de EPB-vereisten: bij renovatie en indien het raamwerk zal worden vervangen, moet men verplicht de luchtaanvoer en -afvoer voor de desbetreffende ruimte inrichten. Er wordt in dit geval dus niet geëist om de hele EPB-eenheid te voorzien van een hygiënisch ventilatienetwerk. In geval echter van wijziging van bestemming naar het type “Individuele woning” of “kantoren en diensten”, moet men een volledig systeem installeren, ook al zijn er geen werken gepland.
> Hydrisch evenwicht van de wanden De kwaliteit van een wand zal onder andere afhangen van het gedrag van de wand bij een waterdampmigratie. Aangezien extra isolatie dit gedrag wijzigt, moet men rekening houden met dit aspect. De verspreiding van damp via materialen wordt gekenmerkt door hun µ-waarde (zie schema hieronder). Hoe hoger die waarde, hoe minder het materiaal damp doorlaat. De overzichten hierna vermelden enkele indicatieve waarden. Bestendigheid tegen verspreiding van waterdamp Droog materiaal* Vochtig materiaal*
Minerale materialen Zand en grind
50
50
Schraal beton, compressiedekvloer, cementdekvloer
100
60
Gewapend beton
130
80
Voorgevormde betonnen vloerplaten
10
5
Zware of halfzware betonblokken
100
60
BLZ 3 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
Bestendigheid tegen verspreiding van waterdamp Droog materiaal* Vochtig materiaal*
Minerale materialen Bakstenen
10
5
Kalkzandblok
25
5
Blok cellenbeton
10
6
Cementmortel, lijmmortel of bastaardmortel / Gevelcoating kalk of cement
20
10
Pleisterblok, plaat van karton-pleister
10
4
Plaat van vezelpleister
19
5
*overeenkomstig de testvoorwaarden van de normen NBN EN 12524 voor materialen in hout en NBN B 62-200 voor steenachtige materialen: droog materiaal met 50 % RV en vochtig met 80 % RV Bestendigheid tegen verspreiding van waterdamp Droog materiaal* Vochtig materiaal* Multiplexplaat
220
90
Osb-plaat
50
30
Mdf-plaat
30
20
Plaat zachte (harde) deeltjes
50
10 (20)
Europees harsachtig bekledingshout
50
20
Europees hardhout voor bekleding
200
50
Massieve vloer/latwerk in Europees harsachtig hout
100
30
Massieve vloer/latwerk in Europees hardhout
200
50
*overeenkomstig de testvoorwaarden van de normen NBN EN 12524 voor houten materialen en NBN B 62-200 voor steenachtige materialen: droog materiaal met 50 % RV en vochtig met 80 % RV Bestendigheid tegen de verspreiding van waterdamp Droog materiaal* Vochtig materiaal*
Isolatiematerialen Minerale wol / Cellulose / Vezelplaten van hennep of van vlas
2
1
Bijna ondoorlaatbaar
Bijna ondoorlaatbaar
Expansieve polystyreen, polyurethaan
60
60
Houtwol
5
3
Schuimglas in panelen
*overeenkomstig de testvoorwaarden van de normen NBN EN 12524 voor houten materialen en NBN B 62-200 voor steenachtige materialen: droog materiaal met 50 % RV en vochtig met 80 % RV BLZ 4 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
Bestendigheid tegen de verspreiding van waterdamp Droog Vochtig materiaal* materiaal*
Andere materialen
Polyethyleenfilm PE
100000
100000
Dichtheid netvormige harsen EPDM
6000
6000
Linoleum
1000
800
Vinyl
5000
Kurktegels Metalen
40
20
Bijna ondoorlaatbaar
Bijna ondoorlaatbaar
*overeenkomstig de testvoorwaarden van de normen NBN EN 12524 voor houten materialen en NBN B 62-200 voor steenachtige materialen: droog materiaal met 50 % RV en vochtig met 80 % RV Om de bestendigheid tegen dampverspreiding te kennen van een laag van een component, moet men de dikte ("d" uitgedrukt in meter) vermenigvuldigen met de µ-coëfficiënt van het samenstellende materiaal. De verkregen waarde wordt genoteerd als µd (of Sd) en wordt uitgedrukt in meter. De µd van een wandelement is de som van de µd van de lagen waaruit het element bestaat en stemt overeen met de dikte (in m) die een stationaire luchtlaag zou hebben die dezelfde bestendigheid heeft ten aanzien van de dampverspreiding. Indien bijvoorbeeld een wand bestaande uit een laag een dikte heeft van 0,2 m en het samenstellende materiaal een µ-coëfficiënt heeft van 5, dan heeft deze wand een µd van 1 m. Die wand is dus even bestendig tegen de verspreiding van damp als een stationaire luchtlaag van 1 m dik. De relevantie van de plaatsing van een dampremmend materiaal in combinatie met thermisch isolatiemateriaal moet worden geëvalueerd op basis van twee criteria, die verband houden met de belangrijkste twee oorzaken van overdracht van vochtigheid (damp + vloeibaar water) in de wand. In eerste instantie moet men de migratie van damp van binnen naar buiten evalueren. Dat is een situatie die heel vaak voorkomt in bewoonde lokalen, en die ontstaat door de ontwikkeling van damp door de ademhaling en de diverse activiteiten van de bewoners. Voor deze damp stelt het algemeen principe dat men steeds moet beschikken over materialen die de meeste bestendigheid bieden tegen damp aan de "warme" zijde van de wand. In het geval van een renovatie van een bestaande muur: o indien de muur hoogbestendig is tegen damp, zal er over het algemeen een dampscherm nodig zijn in het geval van een isolatie langs binnen, maar niet in het geval van een isolatie langs buiten, op voorwaarde dat het nieuwe gekozen binnenparement zelf meer doorlatend is dan de bestaande muur. In het tegenovergestelde geval zal er toch een dampscherm nodig zijn. Dat neemt niet weg dat het plaatsen van een dampscherm in beide gevallen nuttig is om de luchtdichtheid te verbeteren en luchtstromen in de wand te vermijden, wat potentieel ook condensatie kan teweegbrengen. o indien de muur weinig bestendig is tegen damp, dan moet in het geval van isolatie langs binnen worden nagegaan dat de warme kant van de isolatie meer bestendig is tegen damp dan de muur. Een dampscherm kan daarvoor nuttig zijn. In het geval van isolatie langs buiten zal er een dampscherm nodig zijn indien het nieuwe parement bestendiger is tegen damp dan de bestaande muur.
BLZ 5 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
Er kan vlot worden gecontroleerd of de juiste configuratie is gekozen door een berekening van het type GLAZER of door gebruik te maken van de Engelse norm BS 5250 (regel van de 5 voor 1) of de DIN4108-3. Wij vermelden hierbij dat het gebruik van materialen die een grote hoeveelheid water kunnen absorberen, zoals een bekleding met kalk of met onbewerkte aarde (“hygroscopische” materialen), ook valt onder deze principes. De geabsorbeerde hoeveelheden water zijn gering ten aanzien van de damp die wordt geproduceerd in het gebouw. Tijdens de winter zal er dus steeds een dampbeweging zijn van binnen naar buiten. Vervolgens dient men rekening te houden met de migratie van vocht van buiten naar binnen in de wanden die aan regen blootgesteld zijn. De moeilijkheid bestaat erin ervoor te zorgen dat de muur kan drogen. Een niet-geïsoleerde bestaande muur zal drogen langs de twee zijden (binnen en buiten). o Indien de muur wordt gerenoveerd met een buitenisolatie, zal de wand beschermd zijn tegen de regen door een gevelbekleding of een coating die damp doorlaat, maar waterdicht is. De wand zal dus over het algemeen droger zijn en zal in principe niet in gevaar komen. o Indien de muur geïsoleerd wordt langs binnen, blijft hij blootgesteld aan de regen en dan zal hij bovendien over minder droogcapaciteit beschikken. De vochtigheid van de muur zal dus stijgen. Het risico ontstaat dat er zich schimmel ontwikkelt op de gevels en dat er vorstschade optreedt. Er wordt in dat geval aangeraden om de dampbestendigheid aan de binnenzijde te beperken (hetgeen tegenstrijdig is met de hoger gegeven aanbevelingen) en indien mogelijk om de buitenzijde van de gevel te beschermen met een gevelbekleding of een vochtwerende dampdoorlatende coating. De evaluatie van wat er gebeurt bij regenval is veel complexer dan voor dampmigratie. Hier is een dynamische simulatie nodig van het gedrag van de muur (Wufi-software bijvoorbeeld). Het is duidelijk, de combinaties van fenomenen zijn complex en de aanbevelingen met betrekking tot de verschillende elementen kunnen paradoxaal zijn. De onderzoekscel Architecture et Climat van de UCL zal eind 2010 een ontwerptool publiceren dat de mogelijkheid moet bieden om in een eenvoudige spreadsheet verschillende alternatieven te testen, rekening houdend met deze complexiteit. Wij vermelden ook het bestaan van dampremmende materialen met variabele µ: deze gedragen zich als gebruikelijke dampremmers indien de relatieve vochtigheid gering is, voornamelijk tijdens de winter, maar zijn veel doorlatender wanneer de vochtigheid stijgt (in de zomer, of wanneer de wand nat is). Dit dynamische gedrag is bijzonder interessant omdat het de mogelijkheid biedt om te voldoen aan alle verschillende aanbevelingen die hierna worden geformuleerd.
Principe van de dampmigratie door een al dan niet geïsoleerde wand.
BLZ 6 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
> Mechanische weerstand Het toevoegen van extra isolatie aan de binnenkant heeft tot onrechtstreeks gevolg dat de muur wordt blootgesteld aan extremere thermische omstandigheden. Immers, de buitenmuur zal kouder zijn tijdens de winter en warmer tijdens de zomer dan vroeger. De gevolgen voor de duurzaamheid van de materialen zijn nog niet zo goed gekend. De voorzichtigheid gebiedt om indien mogelijk te kiezen voor buitenisolatie. > Correcte plaatsing Bij renovatie zijn twee isolatietechnieken mogelijk: isolatie aan de buitenkant (coating op isolatie, isolatie achter een gevelbekleding, …), en isolatie aan de binnenkant. In het geval van holle muren waarvan de spouw niet geïsoleerd is, kan er isolatie worden ingeblazen/geïnjecteerd in de spouw. Hierna volgt nuttige informatie over een efficiënte toepassing van die verschillende technieken: A) Isolatie langs buiten: o Voor isolatie aan de buitenkant onder een coating moet worden gecontroleerd of het isolerend paneel en de coating overeenstemmen. Het is beter uit te kijken naar een volledig "systeem" door zich rechtstreeks te richten tot de leverancier van de coating, eerder dan de verschillende componenten afzonderlijk te bepalen. Sommige leveranciers van courante coatings hebben producten voor plantaardige wol. o In het geval van licht geïsoleerde spouwmuren raadt men aan om in plaats van rechtstreeks bovenop het bestaande parement te isoleren, het parement te demonteren, want dat biedt verscheidene voordelen: - het bestaande parement is gemakkelijk te demonteren of te slopen; - geeft de mogelijkheid om de eventuele uitlijningsverplichting aan de straatkant op te lossen; - de aanwezigheid van een bestaande spouw met een luchtlaag zou het effect van de nieuwe buitenisolatie kunnen beperken; - de eventueel aanwezige vochtigheid in de spouw en het bestaande parement zal niet meer zo gemakkelijk kunnen ontsnappen. Als het bestaande parement wordt behouden, moet men ervoor zorgen dat de hele muur droog is. Het is trouwens in alle gevallen verkiesbaar dat de materialen toegankelijk zijn voor damp (de materialen die de muur samenstellen moeten van binnen naar buiten steeds meer doorlaatbaar zijn voor damp. Ecologische materialen hebben het voordeel dat ze over het algemeen dampdoorlatend zijn: houtvezels, pleisterlaag op basis van kalk, …) B) Isolatie langs binnen: o
De materialen die worden gebruikt om de binnenkant te isoleren zijn die welke gewoonlijk worden gebruikt in de bouwsector, in bulk, in panelen of in rollen.
o
Isolerende mortel (kalk-hennep, of op basis van perliet) voor isolatie aan de binnenkant is op dit ogenblik niet verkrijgbaar in een gebruiksklare mengeling. Het mengen moet ter plaatse gebeuren door een aannemer. Aangezien deze technieken maar weinig verspreid zijn, zijn er ook maar weinig vaklui, en vaak zijn die oplossingen eerder voorbehouden voor doe-het-zelvers. Toch kan men verwachten dat er steeds meer van die materialen beschikbaar zullen zijn in gespecialiseerde detailhandels. We willen er echter op wijzen dat deze mortel minder goede thermische prestaties biedt dan het gebruikelijke isolatiemateriaal, temeer daar de dikte beperkt is.
C) Isolatie door het inblazen of injecteren van isolatiemateriaal in de spouw van een holle muur: Het is hierbij belangrijk te letten op de volgende zaken: o het isolatiemateriaal laten aanbrengen door specialisten; dit soort isolatie vergt bijzondere aandacht; o waterafstotend materiaal gebruiken (isolatiemateriaal op basis van plantaardige vezels is dus ongeschikt voor deze techniek);
BLZ 7 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
o
o o
o
ervoor zorgen dat er heel weinig verbindingen zijn tussen de binnen- en de buitenmuur. Die verbindingen vormen thermische bruggen die men zal moeten behandelen (een voorafgaand onderzoek van de spouw met behulp van een endoscoop wordt aangeraden); de problemen regelen te wijten aan het opstijgend vocht, want die kunnen erger worden als men de spouw vult; ervoor zorgen dat het metselwerk aan binnen- en buitenkant voldoende luchtdicht is, om te vermijden dat de isolatie niet terecht komt in de tussenruimten of in de aangrenzende holtes; ervoor zorgen dat het buitenmetselwerk winddicht is MAAR damp doorlaat. Het bekledingmateriaal van ondoorlaatbare gevels houdt het water tegen dat zou zijn binnengedrongen in het gevelmetselwerk.
MILIEU-ASPECTEN > Het bestaande woningenpark De bestaande gebouwen wegen zeer sterk door op de energiefactuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, omdat ze zo talrijk zijn, en omdat ze maar zeer traag worden gerenoveerd. Het renovatiepercentage bedraagt voor het bestaande park 1 % per jaar. In 2006 dateerde slechts 9 % van de woningen van na de eerste oliecrisis. Waarschijnlijk werd enkel in die gebouwen thermische isolatie geplaatst tijdens de bouw. Men schatte in 2006 dat slechts 64 % van de woningen van het Gewest na renovatie waren uitgerust met dubbele beglazing, dat 63 % van de daken waren geïsoleerd, alsook 34 % van de gevels en 56 % van de verwarmingsleidingen. > Welk aandeel heeft elke wand in de algemene thermische balans van de woning? De evaluatie hieronder toont welke invloed de verschillende wanden hebben op de thermische balans van een standaardhuis: Aandeel in de balans
Wand
Oppervlakte
U (W/m2K)
Gevel
78 m²
2,3
19 cm baksteen, 2 cm cement
21 %
Openingen
30 m²
4,57
houten geraamte en enkele beglazing
27 %
Dak
100 m²
2,4
pannen, lucht en houten planken
37 %
Grond
75 m²
3,88
20 cm beton
15 %
Samenstelling
Voor een rijhuis van 216 m² en 650 m³.
Aandeel in de balans
Wand
Oppervlakte
U (W/m2K)
Gevel
178 m²
2,3
19 cm baksteen, 2 cm cement
46 %
Openingen
30 m²
4,57
houten geraamte en enkele beglazing
16 %
Dak
100 m²
2,4
pannen, lucht en houten planken
27 %
Grond
75 m²
3,88
20 cm beton
11 %
Samenstelling
Voor een huis in halfopen bebouwwing van 216 m² en 650 m³.
BLZ 8 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
Aandeel in de balans
Wand
Oppervlakte
U (W/m2K)
Gevel
34 m²
2,3
19 cm baksteen, 2 cm cement
42 %
Openingen
23 m²
4,57
houten geraamte en enkele beglazing
58 %
Samenstelling
Voor een appartement 2 gevels van ± 115 m² en 350 m³.
Het verschil tussen het rijhuis en het huis in halfopen bebouwing toont welke invloed de zijgevel, die soms blind is, heeft op het warmteverlies. Deze oppervlakken vertegenwoordigen dus een aanzienlijke potentiële besparing bij renovatie, omdat isolatie aanbrengen aan de buitenzijde hier heel eenvoudig is. Het verschil tussen het rijhuis en het appartement toont aan hoe groot de impact van de openingen is op het totaalverbruik van het appartement. Enkele beglazing vervangen is dus over het algemeen een heel interessante investering. Een studie opgedragen door Leefmilieu Brussel – BIM brengt de volgende mogelijkheden aan het licht: o
daken isoleren levert verwarmingsfactuur op
gemiddeld
een
energiebesparing
van
15 %
van
de
o
het vervangen van enkele beglazing door dubbele beglazing met lage emissie levert 18 % besparing op aan verwarming in een huis en 30 % in een appartement
o
dubbele beglazing vervangen door dubbele beglazing met lage emissie geeft 5 % besparing op de verwarming in een huis en 12 % in een appartement.
Teneinde echter de afvalproductie te beperken en de investeringen te rationaliseren, zal men pas overgaan tot het vervangen van het schrijnwerk als het beschadigd is. In het tegenovergestelde geval zal enkel de vervanging van het glas en een herstel van de dichtingsvoegen volstaan. > Welk isolatiemateriaal? Om rekening te houden met de globale invloed van materialen op het milieu (grijze energie, ontginning van natuurlijke hulpbronnen, enz.) en op de gezondheid moet men voor een gelijkwaardige prestatie mineraal isolatiemateriaal verkiezen boven synthetisch, en plantaardig of dierlijk isolatiemateriaal boven mineraal (zie fiche MAT05 “Thermische isolatie: kies gezonde en ecologische materiaen”). Indien milieu-overwegingen er toe dwingen om minder performant isolatiemateriaal te gebruiken, kan men dit licht verlies aan isolerend vermogen compenseren door een meerdikte van enkele centimeters. ECONOMISCHE ASPECTEN > Kost van de ingreep Een technisch-economische studie van de isolatiemaatregelen van gebouwen becijfert voor een bij wijze van voorbeeld gekozen herenhuis in de rij de minimale investeringen die moeten gebeuren om het energieverbruik met zoveel te doen dalen:
BLZ 9 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
renovatie herenhuis 200
25 20
terugwintijd 15
100 10 50
terugwintijd
meerkost(€/m²)
meerkost 150
5
0
0 100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
Verbruik in vergelijking met het referentieniveau *Bij een veronderstelde groei van de energiekost met 3 tot 4 % per jaar.
Uit deze curve blijkt dat in verhouding tot het referentieniveau een investering van ongeveer 50 €/m² het verbruik voor verwarming doet zakken met 40 %, en dat een investering van meer dan 150 €/m² nodig is om dit verbruik te doen dalen met 60 %. Naast de absolute investeringswaarden die geval per geval moeten worden geëvalueerd voor elk project, toont deze curve dat een aanzienlijke besparing mogelijk is tegen een geringe kost, en dat de terugwintijd heel interessant is. In het geval van een appartementsgebouw bedragen de investeringen relatief minder. Dit heeft te maken met de grote compactheid van het gebouw.
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
30 meerkost
25
terugwintijd
20 15 10
terugwintijd
meerkost (€/m²)
renovatie appartementsgebouw
5 0 100%
-10%
-20%
-30%
-40%
-50%
Verbruik in vergelijking met het referentieniveau *Bij een veronderstelde groei van de energiekost met 3 tot 4 % per jaar.
Indien men over de hele gebouwschil de meest doelmatige ingrepen realiseert, zal de investering gemiddeld 0,75 € per bespaarde kWh bedragen. Gerekend tegen de huidige prijs van het kWh op stookolie of gas van ongeveer 0,045 /kWh, komt dit neer op een gemiddelde terugverdientijd van 16 jaar.
BLZ 10 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
> Gedetailleerde kosten Bij wijze van voorbeeld, inclusief levering en plaatsing: o Het isoleren van een bestaand zadeldak kost gemiddeld 30 tot 60 €/m² (bron: Stadswinkel vzw.) De veronderstelde duur van een dergelijke interventie bedraagt 30 jaar. o
De buitenisolatie van een blinde puntgevel kost tussen 80 en 120 €/m² (bron: Stadswinkel vzw.). Voor het isoleren van een voorgevel aan de buitenkant kan de kost meer bedragen vanwege de bijkomende verplichtingen (eventuele aanpassingen ter hoogte van de dorpels van de openingen, enz.). Om te isoleren langs binnen kan de kost sterk variëren afhankelijk van de gekozen materialen en dikte, de mogelijkheid voor de bewoner om zelf alle werken of een deel ervan te realiseren, enz. Een ordegrootte van 60 tot 80 € /m² om een ”reglementaire” isolatie te realiseren is redelijk.
o
Een geheel van raamwerk + dubbele beglazing met hoog rendement wordt geschat op 340,00 €/m², voor een levensduur van 20 jaar. Een “passief” venster (Uw=0.8W/m²K, wat een driedubbele beglazing vereist en superisolerend schrijnwerk) wordt geschat op 500 of 600 €/m², maar de kosten variëren heel sterk naargelang de leveranciers.
> Premies Er zijn tal van premies in het Brusselse Gewest om wanden te isoleren. Zij worden samengevat op de website van de vzw Stadswinkel voor woningen, op de website www.ecosubsibru.be voor ondernemingen, en op de website van Leefmilieu Brussel – BIM. MAATSCHAPPELIJKE EN CULTURELE ASPECTEN > Invloed op de gezondheid Het isoleren van gebouwen heeft normaal geen gevolgen voor de gezondheid van de bewoners. Aangezien het isolatiemateriaal niet in contact komt met de omgeving moet niet worden gevreesd voor de eventuele emissie van schadelijke stoffen. Bij het plaatsen zelf van het isolatiemateriaal, in het bijzonder minerale wol, moeten echter enkele voorzorgen worden genomen: draag een masker en handschoenen. Daarnaast kan de onrechtstreekse verdichting door de isolatie en de eventuele aanwezigheid van koudebruggen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit (concentratie van verontreinigende stoffen, schimmelvorming). Op het moment dat de wanden worden geïsoleerd moet er ook voor een efficiënte hygiënische verluchting worden gezorgd. > Behoud van het erfgoed en stedenbouwkundige regels Alles wat voorafgaat toont tegelijkertijd dat het nodig is om de bestaande gebouwen te isoleren en dat men het best aan de buitenkant kan isoleren. Een dergelijke interventie heeft uiteraard gevolgen voor het aanzicht van de gevel. Voor het aanzicht wordt veranderd moet worden nagedacht over de intrinsieke kwaliteiten van de gevel en zijn inpassing in de omgeving. Als men bij renovatie het aanzicht aan de buitenkant wenst te behouden, dan kan men enkel isoleren aan de binnenzijde. Maar het wegwerken van koudebruggen aan de vloeren en de binnenmuren wordt dan ingewikkeld. De bruggen niet wegwerken kan echter het risico op condensatie, en dus op schimmels vergroten. Het is daarom soms wijzer om de renovatie te beperken tot het isoleren van de vensters (en te zorgen voor een hygiënische verluchting), de daken en de blinde muren. BESLISSEN > Welke wanden moet men eerst isoleren? Indien het om budgettaire redenen niet mogelijk is om de volledige gebouwschil onder handen te nemen, zal rekening moeten worden gehouden met de energetische invloed van de wand, met de kostprijs van de ingrepen aan de verschillende wanden, en met de technische moeilijkheidsgraad. Na een evaluatie op basis van al die "criteria", is het vaak de isolatie van de BLZ 11 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
daken of de zolders die zich als eerste opdringt; die werken zijn gemakkelijk uit te voeren en ze zijn belangrijk voor het energieverbruik. Het is echter moeilijk om algemene regels op te stellen. Renovatiewerken gebeuren vaak als men het huis anders wil inrichten (kamers in het dak bijvoorbeeld). Men kan dan maar beter "van de gelegenheid gebruik maken" om een isolatiefout in de wanden waaraan zal worden gewerkt meteen aan te pakken. Indien men werken speciaal laat uitvoeren om energie te besparen, dan raden wij aan om een energiestudie van het gebouw te laten uitvoeren door deskundigen. Neem daarvoor contact op met de Stadswinkel vzw. > Welke isolatiewijze voor de muren? Isolatiewijze
Voordelen
Nadelen
Aan de binnenzijde
Minder kosten. Buitenaanzicht behouden. Verlies van inertie.
Door de spouw op te vullen (inblazing/injectie)
Eenvoudige en minder dure techniek dan buitenisolatie. Wijzigt noch het binnen- noch het buitenaanzicht.
Aan de buitenkant
Neemt de risico’s op lokale koudebruggen weg. Beschermt de muur tegen vrieskou en barsten. Beschermt tegen het binnendringen van slagregen. Verbetert het aanzicht indien de bekleding is beschadigd. Bewaart de inertie. Behoudt de binnenafwerking.
Risico op condensatie aan de binnenkant. Afkoeling en bevochtiging van de muur, risico op aantasting van het isolatiemateriaal door regen en opstijgend vocht. Risico op barsten ten gevolge van de temperatuurschommelingen in de muur. Verlies van inertie en comfort tijdens de zomer. Niet-opgeloste koudebruggen. Verlies van vloeroppervlakte. Binnenafwerking te vervangen. Doorlopende dampdichte laag moeilijk te realiseren. Elektriciteit en verwarming te herzien. Risico op bevriezen van de leidingen in de muren. Moet worden toevertrouwd aan een gespecialiseerde onderneming. Risico op een koudebrug bij de onderbrekingen van de spouw. Afkoeling van de parementmuur. Voorafgaandelijk onderzoek (endoscopie) van de spouw noodzakelijk. De buitenwand van de muur droogt minder makkelijk. Wijzigt het aanzicht aan de buitenkant (aanvraag van een bouwvergunning). Dagkanten van openingen moeten geïsoleerd worden, drempels vervangen, enz. Eventueel problemen om de gevels in lijn te brengen ter hoogte van de goten, tussenmuren, enz. Moet worden toevertrouwd aan een gespecialiseerde onderneming, vooral indien het een coatingsysteem betreft.
Bron: F.Simon, JM.Hauglustaine, Renovatie en energie.
Samengevat: o
Indien het aanzicht van de gevel moet worden behouden: als er een spouw is, kies er dan voor om die te vullen, en werk in het geval van een volle muur met een isolatie aan de binnenkant.
o
Indien het aanzicht van de gevel niet moet worden behouden: isolatie aan de buitenkant, achter een gevelbekleding of pleisterkalk. BLZ 12 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
IN DE PRAKTIJK Er moeten maatregelen worden genomen tijdens de verschillende ontwikkelings- en uitvoeringsfasen van het project: PROGRAMMERING Welke delen van de gebouwschil moeten worden geïsoleerd? Het antwoord zal telkens anders zijn, en idealiter wordt de volledige schil geïsoleerd. Over het algemeen is het vervangen van enkele beglazing door dubbele beglazing en het isoleren van de zolder of van een plat dak eenvoudig en efficiënt. Het isoleren van blinde wanden gaat vaak vlot dankzij een coating op de isolatie bijvoorbeeld. Het correct isoleren van straatgevels aan de binnenkant is ingewikkelder. VOORPROJECT > Reglementair isolatieniveau bouwelement
Umax (W/m²K)
Rmin (m²K/W)
WANDEN DIE HET BESCHERMDE VOLUME AFBAKENEN, met uitzondering van de wanden die een scheiding vormen met een aangrenzend beschermd volume Transparante/doorschijnende wanden, met uitzondering van deuren en garagepoorten, gordijnwanden en glazen bouwstenen
Uw,max=2.5 (1) Ug,max=1.6 (2)
Ondoorschijnende wanden, met uitzondering van deuren en garagepoorten en gordijnwanden -
Daken en plafonds
0.3
-
Muren die niet in contact staan met de grond, uitgezonderd die welke in contact staan met een kelder buiten het verwarmde volume of een kruipruimte
0.4
-
Muren die in contact staan met de grond
1 (3)
-
Verticale en hellende wanden die in contact staan met een kruipruimte of met een kelder buiten het beschermde volume
1 (3)
-
Vloeren die in contact staan met het buitenklimaat
0.6
-
Andere vloeren
0.4 (4) ou
Deuren en garagepoorten (inclusief kader)
UD,max=2.9 (5)
Gordijnwanden (volgens prEN13947
UCW,max=2.9 Ug,max=1.6 (2)
Wanden uit glazen stenen
1 (3)
3.5
WANDEN TUSSEN 2 BESCHERMDE PERCELEN(7)
VOLUMES(6)
GELEGEN OP AANGRENZENDE
1
DE VOLGENDE ONDOORSCHIJNENDE WANDEN AAN DE BINNENKANT VAN HET BESCHERMDE VOLUME OF AANGRENZEND AAN EEN BESCHERMD VOLUME OP HETZELFDE PERCEEL, met uitzondering van deuren en garagepoorten Tussen verscheidene wooneenheden Tussen wooneenheden en gemeenschappelijke ruimtes (trappenhuis, inkomhal, gangen, …) Tussen wooneenheden en ruimtes met woonbestemming Tussen ruimten met een industriële bestemming en ruimten met een niet-industriële bestemming
1
Waardenoverzicht Umax en R van de bijlage IV van de AG21/12/07
(1) Voor de evaluatie van Umax dient men rekening te houden met de gemiddelde gewogen waarde van de oppervlaktes van alle doorzichtige/doorschijnende wanden waarop de vereiste van toepassing is. (2) Ug is de centrale U-waarde van de beglazing in verticale stand. Elke beglazing op zich moet voldoen aan de centrale waarde Ug,max. BLZ 13 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
(3) Totale R-waarde, berekend op basis van de binnenoppervlakte tot aan het contactoppervlak met de ophoging, de kruipruimte of de niet-verwarmde kelder. (4) De U-waarde houdt rekening met de bestendigheid van de vloer en wordt gedefinieerd volgens de regels van bijlage IX van het besluit. (5) Deze vereiste treedt pas in werking 1 jaar na de invoegetreding van het besluit. (6) Alle lokalen van gebouwen op een aangrenzend perceel zijn per definitie verwarmd. (7) Met uitzondering van het reeds bestaande gemeenschappelijke wandgedeelte waartegen een nieuw gebouw wordt opgetrokken, indien de kleinste afstand tot de tegenovergestelde grens van het perceel minder bedraagt dan 6 m loodrecht op de betreffende wand. (8) Bij de berekening van de U-waarde van de tussenliggende vloer wordt verondersteld dat de warmtestroom van beneden naar boven gaat.
> Hoe isoleert men een bestaand dak? Alvorens een bestaand dak te isoleren moet men controleren of het dak waterdicht is, en ook de structurele kwaliteiten moet worden gecontroleerd. Het is nutteloos om een dak te isoleren dat niet waterdicht is. Het bestaande onderdak moet dus worden gecontroleerd en indien nodig vervangen. Het plaatsen van isolatie en een onderdak (dat altijd min of meer dampdicht is), kan de plaatsing van een dampscherm vereisen om de duurzaamheid van het dak te garanderen. Het dampscherm moet nauwkeurig worden geïnstalleerd en kan een delicate klus zijn (zie fiche over de luchtdichtheid van de wanden en de gids "Renovatie en energie"). > Hoe isoleert men een blinde gevel? Dit soort wand kan gemakkelijk worden geïsoleerd met bekledingstechnieken (mechanische bevestiging van parement doorheen de isolatie, rechtstreeks in de draagmuur) of gevelbekleding met bouwtechnieken die vergelijkbaar zijn met de technieken voor een houten geraamte. Ook coating op isolatie behoort tot de mogelijkheden. Voor deze toepassing kan men werken met isolatiemiddelen in polystyreen of rotswol, wat verkiesbaar is boven plantaardige wol of boswol. Mortel wordt geprojecteerd of aangebracht met een pleistermes. De dampdichtheid van de wand zal worden gegarandeerd door een laag voorbereidingsmortel die wordt geplaatst tussen de bestaande wand en het isolatiemateriaal. De verbindingen tussen de wand, het dak en de vloer moeten verzorgd zijn: vele typedetails zijn terug te vinden in TV 209 "Buitenbepleisteringen" van het WTCB. Men kan ook overwegen om een isolerende mortel te gebruiken. Het isolerend vermogen zal geringer zijn, maar de meerdikte blijft beperkt. > Het vullen van een spouw Een gespecialiseerd bedrijf zal zelf de verschillende technische aspecten onder handen nemen, zoals de spouw onderzoeken. Dit gebeurt door een kleine camera die in de spouw wordt geschoven, ofwel door een boorgat, of via een andere gemakkelijke toegang, tijdens de vervanging van een raam bijvoorbeeld. Als de spouw op verschillende plaatsen is onderbroken, is deze techniek uitgesloten, vanwege de koudebruggen die daardoor ontstaan. De techniek is ook te vermijden als het parament is beschadigd door de vrieskou, of wanneer de voegen in slechte staat verkeren. Meer details over de evaluatiecriteria van de toestand van een spouw is beschikbaar op de cd-rom Energie+. > Ventilatie Een basisventilatiesysteem conform de EPB moet worden geïnstalleerd om een verslechtering van de luchtkwaliteit te vermijden als gevolg van de luchtdichting van de gebouwschil (zie fiche ventilatie).
BLZ 14 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
Concreet zijn in het geval van (lichte of zware) renovatiewerken stedenbouwkundige aanvraag is vereist, de EPB-vereisten de volgende:
waarvoor
een
Indien er een nieuw lokaal wordt gebouwd, moet men in dat lokaal luchtaanvoer- en luchtafvoerleidingen voorzien. Er kan dus een partieel systeem geïnstalleerd worden. Men dient slechts te voldoen aan de vereisten voor de gewijzigde of vervangen delen. Dat wil zeggen dat er luchtaanvoer of -afvoer moet worden geïnstalleerd afhankelijk van het type lokaal, en wel als volgt: 1. indien de wijziging betrekking heeft op een leefruimte of een "droog" lokaal, zoals een woonkamer, eetkamer, slaapkamer, kantoor, vergaderzaal enz., waar mensen geregeld verblijven, dan moet men dit lokaal uitusten met een systeem voor natuurlijke of mechanische aanvoer van verse lucht (luchtrooster in venster of gevel of mechanische blaasopening); 2. indien de wijziging betrekking heeft op een dienstlokaal of een vochtige ruimte, zoals een toilet, keuken, badkamer enz., waar mensen niet geregeld verblijven, dan dient men dit lokaal uit te rusten met een systeem voor de natuurlijke of mechanische afvoer van de vervuilde lucht (opening die in verbinding staat met een verticale koker of mechanisch luchtafvoersysteem). Bovendien moet het voorziene apparaat voor het desbetreffende lokaal waar de wijziging zal worden doorgevoerd, voldoen aan de EPB-vereisten inzake: luchtaanvoer- en of luchtafvoerdebiet materiaal gedeeltelijk inzake intensieve ventilatie: het gewijzigde of vervangen venster moet namelijk open kunnen gaan naar buiten, maar de opgelegde opengaande oppervlakte in functie van de oppervlakte van het lokaal moet niet gehaald worden. > Condensatie De Cd-rom Energie+ stelt het instrument Glazer voor om het condensatierisico in de wanden te berekenen: http://www.energieplus-lesite.be/energieplus/page_10383.htm Een vollediger tool voor de hygrothermische evaluatie van de wanden, ontwikkeld door de UCL, zal beschikbaar zijn vanaf december 2010.
UITVOERINGSPROJECT, DOSSIER VOOR DE BOUWVERGUNNING Indien de buitenisolatie het aanzicht en de rooilijn van het gebouw wijzigt, moet men een stedenbouwkundige vergunning hebben. ONDERHOUD Als een coating op isolatie lichtjes is beschadigd, dan volstaat een bijkomend laagje om de schade te verbergen. Bij zwaardere schade zal een deel van de isolatie plus het eventuele gaas moeten worden weggenomen en vervangen. Let op de aansluiting met het oude gaas, en breng vervolgens de nieuwe coating aan in dezelfde kleur.
BLZ 15 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11
AANVULLENDE INFORMATIE ANDERE AANDACHTSPUNTEN Hier volgt een lijst met fiches waarvan de thema’s handelen over het isoleren van wanden bij renovatie: o o o o o
ENE04 - Een goed geïsoleerd gebouw bouwen ENE09 - Beperking van koudebruggen ENE10 - Een goede luchtdichtheid van de gebouwschil verzekeren ENE23 - Energie-efficiënte luchtverversingsystemen MAT05 -Thermische isolatie: kies gezonde en ecologische materialen
BIBLIOGRAFIE Algemene informatie over renovatiepremies in het BHG: o o o
Leefmilieu Brussel: www.leefmilieubrussel.be De Stadswinkel vzw: www.stadswinkel.be, voor particulieren Het ABE voor ondernemingen: www.ecosubsibru.be
Algemene informatie over het isoleren van bestaande gebouwen: o o o o
JM Hauglustaine, F.Simon, La rénovation et l’énergie, guide pratique pour les architectes, Ministerie van het Waals Gewest, Namen, 2002. J.P.Oliva, L’isolation écologique, uitgegeven bij Terre Vivante, Mens, 2001. 3E en KULeuven, Technisch-economische analyse van de rendabiliteit van energiebesparende investeringen – rapport, Leefmilieu Brussel - BIM, 2005 Econotec, Potentiële beperking van de CO2-emissie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2008-2012 – Eindrapport, BIM, 2003.
Specifieke informatie over coatingtechnieken op isolatiemateriaal: o
WTCB, TV 209 –Buitenbepleisteringen, Brussel, september 1998.
BLZ 16 VAN 16 – BIJ RENOVATIE: DE WANDEN ISOLEREN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING ENE11