Inspectierapport de Zevensprong (BSO) Racinelaan 11a 3533VL UTRECHT Registratienummer 226178687
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status: Datum vaststelling inspectierapport:
Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Utrecht 19-02-2015 Jaarlijks onderzoek Definitief 08-04-2015
Inhoudsopgave Het onderzoek .................................................................................................................... 3 Observaties en bevindingen .................................................................................................. 4 Pedagogisch klimaat ........................................................................................................ 4 Personeel en groepen ....................................................................................................... 7 Veiligheid en gezondheid .................................................................................................. 9 Accommodatie en inrichting ............................................................................................. 11 Ouderrecht .................................................................................................................... 12 Inspectie-items .................................................................................................................. 14 Gegevens voorziening ......................................................................................................... 21 Gegevens toezicht .............................................................................................................. 21 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ............................................................................. 22
2 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Buitenschoolse opvang De Zevensprong is onderdeel van naam organisatie Stichting Bso Oog in Al. Bso De Zevensprong is sinds 1 januari 2005 gehuisvest in het scoutinggebouw "De Vliegende Pijl" aan de Racinelaan 11a te Utrecht. De buitenschoolse opvang De Zevensprong staat met 50 kindplaatsen ingeschreven in het landelijk register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De locatie bestaat uit 3 groepsruimten en 3 stamgroepen. De groepen zijn ingedeeld in 5 kleinere groepen met maximaal 10 kinderen en 1 vaste beroepskracht. Bij buitenschoolse opvang De Zevensprong komen kinderen uit groep 3 t/m groep 5. Scoutinggebouw; Leuke aangrenzende buitenruimte; Hoeken gecreëerd in de ruimtes o.a. knustelhoek, bouwhoek, spelletjes hoek en verkleedhoek; Voldoende aanbod qua spel- en speelmateriaal voor alle leeftijden; Dagelijks aanbod van activiteiten/ clubjes waar kinderen de vrijheid hebben om aan mee te doen. Inspectiegeschiedenis In oktober 2014 benoemen heeft er een onaangekondigd regulier jaarlijks onderzoek plaats gevonden. Daarbij is geconstateerd dat de houder voldeed aan de eisen uit de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Huidig Inspectie onderzoek In februari 2015 heeft er een onaangekondigd regulier jaarlijks onderzoek plaats gevonden. Tijdens dit onderzoek was het afwisselende aanbod van activiteiten en het enthousiasme en plezier van de kinderen opvallend. Tijdens deze inspectie is geconcludeerd dat alle getoetste items voldeden aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
3 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid Algemeen Het pedagogisch beleid dient te leiden tot verantwoorde kinderopvang waarbij de volgende pedagogische basisdoelen gerealiseerd worden: 1. het bieden van voldoende emotionele veiligheid voor het kind; 2. het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen om persoonlijke competentie te ontwikkelen; 3. het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen voor het ontwikkelen van sociale competentie; 4. overdracht van normen en waarden. In het pedagogisch beleidsplan moet in duidelijke en observeerbare termen beschreven hoe het kindercentrum deze vier pedagogische basisdoelen in de praktijk brengt. Het pedagogisch beleid hoort een belangrijke leidraad voor beroepskrachten te zijn en een toetssteen voor ouders en dient naast de pedagogische basisdoelen de volgende items te bevatten: - De werkwijze, samenstelling en de maximale omvang van de basisgroepen - Een beschrijving van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep verlaten. - De wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep (het wenbeleid). - Het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang op extra dagdelen of . - Een beschrijving van de ondersteuning van de beroepskrachten door andere volwassenen - De wijze waarop de ondersteuning door de achterwacht is geregeld. - Beschrijving omgaan met basisgroepen bij activiteiten met groepen goter dan 30 kinderen. Stichting BSO Oog in Al Stichting Kinderopvang Oog in Al hanteert een pedagogisch beleidsplan met daarnaast een locatie gebonden werkplan met het locatie gebonden beleid. Bij dit inspectie onderzoek is het pedagogisch beleidsplan januari 2015 beoordeeld. Dit nieuwe pedagogisch beleidsplan is officieel ingevoerd vanaf 13 februari 2015 na goedkeuring van de OC. Buitenschoolse opvang BSO de Zevensprong. De uitwerking van het pedagogisch beleid wordt beschreven in een informatiebrochure/ werkplan per locatie. Tijdens dit onderzoek is de informatiebrochure Bso De Zevensprong versie juni 2014 beoordeeld. De activiteiten met meer dan dertig kinderen staan niet beschreven in het beleidsplan en de informatiebrochure/werkplan van BSO de Zevensprong. In de praktijk blijkt en geven de beroepskrachten aan dat er geen activiteiten plaatsvinden in groepen met meer dan dertig kinderen. Om die reden is het ook niet opgenomen in het werkplan en zal dit item niet beoordeeld worden in het rapport. In de informatiebrochure/ werkplan zijn onder andere de huisregels per locatie, programma, openingstijden, oudercontacten, wachtlijsten, aanmelding en overige afspraken uitgelegd. Conclusie In het pedagogische beleids- en of werkplan staat in duidelijke en observeerbare termen beschreven op welke wijze de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd, welke mogelijkheden de kinderen hebben tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie en hoe overdracht van normen en waarden plaatsvindt. Alle overige getoetste items voldoen eveneens aan de gestelde eisen. Pedagogische praktijk 4 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Algemeen Bij het toezicht op de pedagogische praktijk wordt gekeken of de beroepskrachten handelen conform het pedagogische beleid. Om te beoordelen of de praktijk voldoet aan de wettelijke eisen maakt de toezichthouder gebruik van het ‘Veldinstrument observatie pedagogische praktijk (december 2014)'. Onderstaande beschrijvingen zijn aan dat instrument ontleend en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd. Buitenschoolse opvang de Zevensprong Er heeft een observatie plaatsgevonden vanaf het moment van ophalen van school, het lopen naar de opvanglocatie, bij binnenkomst, tijdens het eet- drinkmoment en tijdens het buitenspelen. De toezichthouder heeft gesproken met de beroepskrachten. Uit de interviews met de beroepskrachten blijkt, dat de houder er voor zorgt dat zij goed op de hoogte zijn van het pedagogisch beleidsplan. Tijdens de observatie heeft de toezicht houder onder andere het volgende waargenomen: Emotionele veiligheid De beroepskrachten hebben een vertrouwde relatie met de kinderen, er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. De beroepskrachten gaan op een ongedwongen manier met de kinderen om en reageren op een warme en ondersteunde manier. Er is een programma met routines en activiteiten. Kinderen laten zich enthousiast maken en motiveren door de beroepskrachten. Tijdens het eet en drinkmoment zijn er veel onderlinge gesprekjes tussen de kinderen en de beroepskrachten. Er wordt gesproken over o.a. vakanties en de nieuwe activiteiten bij de Bso. De beroepskrachten kennen alle kinderen bij naam en weten persoonlijke bijzonderheden (bv karakter, familie, vakanties). Ook zijn er afspraken voor 8+ kinderen duidelijk en staan deze op een speciale lijst vermeld. Persoonlijke competentie De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren de ontwikkeling van individuele kinderen, er is wederzijdse interactie tussen de beroepskrachten en de kinderen. De beroepskrachten geven de kinderen rust en ruimte om zelf te kiezen of mee te denken over wat zij willen doen. Zij kunnen voor activiteiten kiezen de passen bij hun eigen interesse. Het theater clubje is vandaag voor het laatst. Ze gaan eerst nog oefenen en daarna als afsluiting het toneelstukje aan de overige kinderen opvoeren. De beroepskracht geeft aan dat zij het verhaal heeft afgemaakt en vraagt wie er vandaag mee willen doen. Iedereen mag meedoen. Ook kinderen die nog niet eerder mee hebben gedaan krijgen een rol in het toneelstuk. En kinderen die vandaag geen zin hebben mogen ervoor kiezen om niet mee te doen. Ook al deden ze alle keren ervoor wel me. Hieruit blijkt dat de kinderen een vrije keuze hebben in de activiteiten die ze kiezen en aan welke clubjes/ activiteiten zij die dag willen meedoen. Sociale competentie Samen spelen samen leren De beroepskrachten zetten gerichte activiteiten en materialen in om kinderen te laten samenspelen. Op passende wijze (zonder verstoren) wijzen zij kinderen op elkaars kennis en kunde. In alle ruimtes zijn de kinderen aan het spelen. In de ene hoek zitten kinderen te dammen, in een andere hoek zijn ze aan het verkleden en in een andere ruimte wordt er in een groepje gedanst. Buiten zijn een aantal kinderen met een beroepskracht aan het voetballen. De kinderen hebben vrije keuze om te kiezen wat ze willen doen en met wie. Er zijn weinig tot geen negatieve interacties tussen kinderen en ze zijn enthousiast en hebben het naar hun zin. Kinderen zoeken elkaar en de beroepskrachten actief op. De beroepskrachten nemen deel aan het groepsgebeuren en stimuleren het onderlinge contact. Normen en waarden Afspraken, regels en omgangsvormen zijn herkenbaar aanwezig en worden toegepast. De beroepskrachten leggen uit waarom afspraken, regels en omgangsvormen belangrijk zijn. De afspraken zijn voor de kinderen duidelijk en beroepskrachten hanteren de afspraken op een consequente wijze. De kinderen mogen na binnenkomst vrij spelen. Niet alle scholen zijn op dezelfde tijd uit en de groep wacht tot alle kinderen opgehaald zijn van school en op de Bso zijn. Voor het eet en drinkmoment wassen de kinderen hun handen en gaan aan hun vaste tafel zitten. Bij alle groepen liggen Donald Ducks om te lezen. De kinderen gaan rustig zitten en lezen een boekje. De beroepskracht komt langs met het fruit. Ze wachten tot iedereen fruit heeft uitgekozen en wat te drinken heeft. Hierna worden de boekjes weggelegd en gaan ze gezamenlijk eten en drinken. 5 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Conclusie Uit de pedagogische observatie is gebleken dat de beroepskrachten handelen volgens het pedagogisch beleids-en of werkplan. De emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd, er worden mogelijkheden geboden om te komen tot de ontwikkeling van de persoonlijke en sociale competentie en normen en waarden worden overgedragen Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview anderen (beroepskrachten) Observaties Pedagogisch beleidsplan (januari 2015) Pedagogisch werkplan (informatiebrochure juni 2014)
6 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag Algemeen Medewerkers in de kinderopvang moeten een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben. Een VOG toont aan dat hun gedrag in het verleden geen bezwaar oplevert voor het werken met kinderen. Buitenschoolse opvang de Zevensprong Bij het huidige onderzoek zijn de VOG’s getoetst van de vijf aanwezige medewerkers. Zij beschikten over een VOG. Conclusie Tijdens de inspectie blijkt dat op deze locatie wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden betreffende de verklaringen omtrent het gedrag. Passende beroepskwalificatie Algemeen Om te mogen werken in de kinderopvang als beroepskracht, dient de medewerker in het bezit te zijn van een kwalificerend diploma. Buitenschoolse opvang de Zevensprong Bij dit onderzoek zijn de diploma's getoetst van de beroepskrachten die aanwezig waren tijdens het inspectiebezoek. De getoetste medewerkers zijn in het bezit zijn van een passende beroepskwalificatie conform de de Regeling wet kinderopvang. Conclusie Tijdens de inspectie blijkt dat op deze locatie wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden betreffende de passende beroepskwalificatie Opvang in groepen Algemeen Een basisgroep is een vaste groep kinderen met vaste beroepskrachten. Een basisgroep mag maximaal bestaan uit 20 kinderen in de leeftijd van 4 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt of uit maximaal 30 kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. Buitenschoolse opvang De Zevesprong De buitenschoolse opvang de zevensprong bestaat uit 3 basisgroepen die opgesplitst zijn in 5 groepen van 10 kinderen. Iedere groep heeft een eigen kleur, stamtafel en vaste beroepskracht. De opbouw is als volgt: Naam basisgroep groen blauw geel oranje rood
Aantal kinderen maximaal 10 10 10 10 10
Leeftijd van de kinderen 6-8 6-8 7-9 7-9 6-9
Tijdens de inspectie waren er 3 stamgroepen, opgesplitst in de bovengenoemde 5 groepen, aanwezig.
7 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Uit de aanwezigheidslijsten is gebleken dat de houder de maximaal toegestane basisgroepgrootte niet heeft overschreden tijdens het inspectiebezoek. Er waren vaste beroepskrachten aanwezig. Er zijn kinderen die structureel worden opgevangen in twee basisgroepen. Dit gebeurt als er opvang plaatsvindt op woensdag en tijdens vakanties. Op woensdag worden alle kinderen van alle BSO locaties van stichting BSO Oog in Al samengevoegd bij De Zevensprong. Tijdens vakanties voegen de buitenschoolse opvang De Zwaluwen en De Stoere Stapjes samen met buitenschoolse opvang De Zevensprong. De kinderen vanaf groep 4 gaan naar locatie De Zwaluwen en kinderen van groep 3 gaan naar locatie De Stoere Stapjes. Hierbij is door de ouders vooraf schriftelijke toestemming verleend voor de opvang in een tweede basisgroep.
Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de opvang in groepen voldoet aan alle gestelde eisen.
Beroepskracht-kindratio Algemeen Er zijn duidelijke regels voor het maximaal aantal kinderen dat één pedagogisch medewerker mag opvangen. Het gaat dan om het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen. Het aantal kinderen in verhouding tot het aantal beroepskrachten wordt de beroepskracht-kindratio genoemd. Buitenschoolse opvang de Zevensprong Tijdens het inspectiebezoek is de beroepskracht-kindratio getoetst. Hierbij is gebleken dat gedurende het inspectiebezoek de houder conform de bovenstaande eisen beroepskrachten heeft ingezet. Er waren 5 beroepskrachten aanwezig op een groep van 48 kinderen in de leeftijd van 4-9 jaar. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de beroepskracht-kindratio voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal is Nederlands. Gebruikte bronnen: Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke Observaties Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Arbeidscontracten BBL-contracten Opleidingsplan BBL Plaatsingslijsten Presentielijsten Personeelsrooster
8 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Veiligheid en gezondheid
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid Algemeen De houder van een kindercentrum dient een beleid te voeren, wat de veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor kinderen zoveel mogelijk beperkt. De houder dient er voor te zorgen dat de beroepskrachten op de hoogte zijn van dit beleid en dat zij op elk moment kennis kunnen nemen van dit beleid. Buitenschoolse opvang de Zevensprong De houder heeft de risico inventarisatie veiligheid en gezondheid uitgevoerd. Deze is uitgevoerd in alle, voor kinderen toegankelijke, ruimtes. Naar aanleiding van de risico-inventarisaties zijn er huisregels, actielijsten en protocollen opgesteld. De acties zijn specifiek beschreven en gekoppeld aan een persoon die de actie uit moet voeren op een door de houder bepaalde termijn. De houder maakt gebruik van een formulier waarop de ongevallen die in het kindercentrum plaats hebben gevonden worden geregistreerd. Sinds het laatste inspectieonderzoek hebben zich geen ongevallen voorgedaan waarvoor artsenbezoek nodig is geweest. In de praktijk is tijdens de inspectie vastgesteld dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen voldoende is gewaarborgd. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid voldoet aan de gestelde eisen Meldcode kindermishandeling Algemeen Kinderopvangorganisaties spelen een belangrijke rol in de signalering en de melding van kindermishandeling. De kans dat medewerkers, werkzaam bij een kindercentrum, te maken krijgen met (een vermoeden) van kindermishandeling, is aanwezig. Hiervoor dient de houder van een kindercentrum een meldcode kindermishandeling te hebben vastgesteld. Buitenschoolse opvang de Zevensprong Stichting Kinderopvang Oog in Al is in het bezit van een meldcode kindermishandeling die voldoet aan de beschreven eisen. De meldcode is specifiek aangepast op stichting BSO Oog in Al. Daarbij is gebruik gemaakt van het basismodel meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld 2013. Als bijlage in de meldcode is de sociale kaart toegevoegd. De vernieuwde meldcode is officieel ingevoerd vanaf 13 februari 2015 na goedkeuring van de OC.Tijdens inspectie op locatieniveau is getoetst of dit reglement gehanteerd wordt. De beroepskrachten kennen de stappen van de meldcode en kunnen de signalen van kindermishandeling benoemen. De meldcode en de signalenlijst zijn voor de beroepskrachten in het kindercentrum inzichtelijk waardoor er bij een vermoeden makkelijk gekeken kan worden of de vermoedens terug te voeren zijn op signalen. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de meldcode kindermishandeling voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Gebruikte bronnen: Interview anderen (beroepskrachten) Observaties Risico-inventarisatie veiligheid Risico-inventarisatie gezondheid 9 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Actieplan veiligheid Actieplan gezondheid Ongevallenregistratie Meldcode kindermishandeling (januari 2015) Sociale kaart januari 2015
10 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Accommodatie en inrichting
Binnenruimte Algemeen De binnenruimte waar kinderen gedurende de opvang verblijven dient passend ingericht te zijn, in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen, waarbij er minimaal 3,5 m2 speelruimte per kind beschikbaar is. Buitenschoolse opvang de Zevensprong De locatie beschikt over 3 verschillende groepsruimten die voldoende ruimte bieden voor het aantal op te vangen kinderen. Alle ruimtes zijn ook geschikt voor spelactiviteiten. De ruimtes zijn passend ingericht voor het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Er zijn verschillende hoeken gecreëerd o.a. een bouwhoek, verkleedhoek, spelletjes hoek, lounge hoek, puzzelhoek en een knutselhoek. Voor kinderen is er ruim voldoende spelmateriaal aanwezig voor alle leeftijden. Kinderen hebben genoeg keuze tussen activiteiten die zij kunnen doen. Conclusie Uit bovenstaande observaties blijkt dat de locatie voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de oppervlakte en de inrichting van de binnenruimte.
Buitenspeelruimte Algemeen De beschikbare buitenspeelruimte voor kinderen die gebruikmaken van de buitenschoolse opvang dient per aanwezig kind minimaal 3m2 te beslaan. De ruimte is voor kinderen goed bereikbaar, veilig en in de nabijheid van het kindercentrum. Buitenschoolse opvang de Zevensprong De buitenschoolse opvang maakt gebruik van een aangrenzende buitenspeelruimte naast het scouting gebouw. De buitenruimte is permanent beschikbaar en afgesloten middels hekken. De buitenruimte is afgestemd op de leeftijd van de kinderen. In de buitenruimte staan o.a grote picknicktafels, een boomhut, duikelrek, zandbak en er is een korfbalnet. Men heeft de beschikking over voldoende buiten spelmateriaal. Conclusie Uit bovenstaande observaties blijkt dat de locatie voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de oppervlakte en de inrichting van de buitenspeelruimte. Gebruikte bronnen: Observaties Plattegrond
11 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Ouderrecht
Informatie Algemeen De houder is verplicht de ouders te informeren over het gevoerde beleid. Stichting BSO Oog in Al De ouders ontvangen de volgende informatie van de houder Pedagogisch beleidsplan Informatiebrochure per locatie Op de website van de houder is tevens het rapport van het laatste inspectiebezoek in te zien. Conclusie De houder informeert de ouders over het geldende beleid conform de gestelde eisen. Oudercommissie Algemeen De houder dient een oudercommissie in te stellen en er voor te zorgen dat zij advies kunnen uitbrengen. Stichting BSO Oog in Al De houder heeft na instemming van de oudercommissie een reglement oudercommissie opgesteld welke voldoet aan de daaraan gestelde eisen conform de wet kinderopvang. De houder heeft een oudercommissie samengesteld. Sinds het laatste inspectiebezoek heeft de houder het volgende beleid gewijzigd: Pedagogisch beleidsplan Hiervoor is aan de oudercommissie voorafgaand aan de wijziging een adviesvraag ingediend. De oudercommissie heeft naar aanleiding van deze vraag positief geadviseerd aan de houder.
Klachten Algemeen De houder dient ervoor te zorgen dat er regelingen zijn getroffen zodat de ouders en/of leden van de oudercommissie geschillen bij een externe klachtencommissie kunnen neerleggen. Stichting BSO Oog in Al De Stichting BSO Oog in Al heeft naast een interne klachtenregeling ook een externe klachtenregeling. Zij zijn hiervoor aangesloten bij Stichting Klachtencommissie Kinderopvang en de Klachtenkamer Kinderopvang voor de oudercommissie (sKK). Het toezicht is gericht op de externe regeling. Op 24 februari 2015 heeft Stichting Kinderopvang Oog in Al de klachtenbrieven over 2014 verzonden. Daaruit blijkt dat er bij de Stichting Klachtencommissie Kinderopvang geen klacht is ontvangen. Conclusie De houder heeft voldaan aan de gestelde eisen betreffende de behandeling van klachten van ouders en van de oudercommissie. Gebruikte bronnen: Vragenlijst oudercommissie Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview anderen (beroepskrachten) 12 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Website Klachtenregeling Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector Klachtenregeling oudercommissie Jaarverslag klachtenregeling oudercommissie
13 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Inspectie-items Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang Kinderopvang in de zin van de wet De opvang vindt bedrijfsmatig of anders dan om niet plaats. (art 1.1 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Gedurende de opvang wordt verzorging en opvoeding geboden en een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van kinderen. (art 1.1 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De opvang is gericht op kinderen in de leeftijd dat ze naar het basisonderwijs kunnen gaan. (art 1.1 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 1 sub c Besluit kwaliteit kinderopvang peuterspeelzalen)
Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de basisgroep. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun basisgroep verlaten. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
14 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag Een verklaring omtrent het gedrag van de houder is bij het indienen van de aanvraag tot registratie aan het college van B&W overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013 dan is deze niet ouder dan twee jaar. (art 1.50 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger werkzaam bij de onderneming is niet ouder dan twee jaar. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 en art 3.8g lid 3 en 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
15 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Opvang in groepen Ieder kind behoort bij een basisgroep. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Een kind kan in één andere basisgroep dan de vaste basisgroep worden opgevangen, indien de ouder hiertoe/daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven voor een bepaalde periode. (art. 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art. 6 lid 11 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3, 4, 5, 8 en 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Bij buitenschoolse opvang gedurende schooldagen kunnen ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Bij buitenschoolse opvang gedurende vrije dagen kunnen ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. Deze inzet betreft de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De afwijking op vrije dagen of tijdens schoolvakanties betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur aaneengesloten. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
16 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 1.55 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. (art 1.55 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn, respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 onder f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
17 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 1.51b en 1.51c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Accommodatie en inrichting Binnenruimte Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3,5 m² passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Buitenspeelruimte Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De niet-aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid van het kindercentrum. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De niet-aangrenzende buitenspeelruimte is voor kinderen goed bereikbaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De niet-aangrenzende buitenspeelruimte is voor kinderen veilig bereikbaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
18 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Ouderrecht Informatie De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. (art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.54 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Oudercommissie De houder heeft een oudercommissie ingesteld. (art 1.58 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij het kindercentrum zijn geen lid. (art 1.58 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De leden worden gekozen uit en door de ouders. (art 1.58 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. (art 1.58 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in staat haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 1.60 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. (art 1.60 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. (art 1.60 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder leeft de geheimhoudingsplicht na. (art 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van de oudercommissie over een door hem genomen besluit als bedoeld in artikel 1.60, eerste lid die voldoet aan de beschreven eisen. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
19 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
De houder brengt de klachtenregeling oudercommissie op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder zorgt voor naleving van de klachtenregeling oudercommissie. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag oudercommissie wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag oudercommissie voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
20 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Aantal kindplaatsen
: de Zevensprong : http://www.bso-ooginal.nl : 50
Gegevens houder Naam houder Adres houder Postcode en plaats Website KvK nummer
: : : : :
Stichting Kinderopvang Oog in Al Postbus 2036 3500GA UTRECHT www.bso-ooginal.nl 41187740
Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Postbus 2423 3500GK Utrecht 030-2863 227 I. Ernst
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: Utrecht : Postbus 2423 : 3500GK UTRECHT
Gegevens toezicht
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Zienswijze houder Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : :
19-02-2015 16-03-2015 30-03-2015 08-04-2015 09-04-2015
: Niet van toepassing : 09-04-2015
21 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.
22 van 22 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 19-02-2015 de Zevensprong te UTRECHT