INSllTUUT
Secretariaat: Archimedeslaan 30 2650 Edegem Tel: 03/ 457.60.70
VOOR
AMERIKANISTIEK ANTWERPEN J.3f
NIEUWSBRIEF OKTOBER 1997
(
PROGRAMMA SEPT. 97-JUNI 98
)
Woensdag 24 september 1997 "Vandaag leven met afstammelingen van de Inca's" Lezing door de Heer EMIEL CLAES. *
Maandag 27 oktober 1997 "Recente opgravingen uit Meso-Amerika" Lezing door Professor MICHEL GRAULICH. *
Maandag 24 november 1997 "Betekenis van het 'hiernamaals' in Mexico, vroeger en nu" Lezing door de Heer KEES NIEUWLAND. *
Maandag 15 december 1997 "Ulama - Het Balspel der Goden" Lezing door Professor TED LEYENAAR *
Maandag 19 januari 1998 "Conférence sur les tribus amazoniennes" Lezing door RENATA en EDUARDO LEROUX *
Zaterdag 24 januari 1998 Gezellig etentje in "Restaurant Caribbean lnn" *
Woensdag 18 februari 1998 "Joos De Rijcke" Lezing door Professor CHRIST. DE PAEPE *
Woensdag 25 maart 1998 Statutaire Vergadering gevolgd door "De Roots v.d. Afro-Cubaanse Muziek" Lezing door De Heer JEF VAN EYCK
* Woensdag 22 april 1998 "Indianenverhalen" Lezing door Mevrouw MARITA DE STERCK *
Zaterdag 6 juni "Uitstap naar BINCHE en MARIMONT" Alle lezingen gaan door in het Cultureel Centrum te Berchem, Driekoningenstraat 126 om 20 u. Verantwoordelijke Uitgever: Johan DAELMAN, Schoolstraat 3, 2340 Beerse.
Tel: 014/61.15.67
Dit merkwaardige verhaal verscheen in 1920 in "Anthropological Publications", Vol. VI 11, N° 2 van de University of Pennsylvania. Robert Burkitt hoorde deze Mayalegende in de buurt van Cobán in Guatemala. Hij noteerde de tekst in het Kekchf en maakte nadien een Engelse vertaling in een, voor die tijd, zeer progressieve spelling. Zijn informanten waren twee rasechte indianen. De eerste, Tiburtius Kaál was een zestigjarige dorpsoverste (cacique) in Cobán met literaire interesse. Hij sprak en schreef vloeiend Spaans en Kekchf, wat toen zeer ongebruikelijk was in dat afgelegen gebied. Hij had zelfs een eigen indiaans alfabet verzonnen. Verder schreef hij in de mayataal boeken over het leven van Sint Dominicus, de patroonheilige van Cobán, en over het leven van Sint Jan de Doper. De andere informant wordt niet bij naam vernoemd. Enkel weten we dat hij afkomstig was uit het naburige dorp Karchá. Zijn inbreng was echter veel minder belangrijk. De hoofdrolspelers in het verhaal zijn bergen van de Alta Verapaz in de omgeving van Cobán en enkele dieren. Niet alle namen van de bergen zijn ethymologisch te verklaren. Burkitt geeft hierover volgende informatie: Shukanép: Opvallende berg ten Zuid-Oosten van Cobán. Het is de hoogste berg van een keten die de Cobán-hoogvlakte scheidt van het bekken van de Polochik. Tók: Vuursteen. Puklum: Vermoedelijk Aardvernieler. Suqkfm: Korf riet. Kixmés: Bremdoorn of Bezemdoorn. Sakléch: Dit is de enige berg die niet bij de Cobán-keten hoort. Hij ligt ten Noord-Westen van Cobán, 2 dagmarsen noordwaarts van Chamá op de weg naar de zoutbronnen. Abaás: Is een boom die kostbaar timmerhout levert. Johan Daelman
Die morgen was Shukanép vroeg opgestaan en bemerkte dat zijn dochter niet in haar bedstee lag. Hij vroeg zijn dienaars of zij haar soms gezien hadden, maar dat hadden ze niet. Ze zochten overal maar konden haar niet vinden. Ze was verdwenen. Uitzinnig boos om het verlies van zijn dochter ontbood hij zijn beste raadgevers. Dit waren berg Pansuh, berg Kekgwáh, berg Heer Puklum, berg Chitsuháy, berg Chichén en berg Heer Tók. 2
Deze kwamen onmiddellijk. Shukanép, volledig overstuur en bedroefd, ging hen buiten opwachten. Hij vertelde hen dat zijn dochter verdwenen was en dat hij geen idee had waar ze nu kon zijn. "Daarom heb ik jullie laten ontbieden," zei hij, "opdat jullie me zouden vertellen wat ik moet doen." Hij kreeg antwoord van Heer Pukhim, een oude sluwe heuvel; een zieke, opgezwollen oude man, gebogen onder zijn hoge leeftijd en wijs van bij de geboorte.
Hij zei tot Shukanép: "Laat twee van je beste honden los. Zeg hen dat ze naar het gebied van de buurman gaan, ginds tussen zon en wind. Indien de honden terugkeren is uw dochter niet daar. Zo ze echter wegblijven is dat een teken dat ze er is."
zijn uitgestrekte bossen, tot de tijd dat ik ze terug laat halen". De havik vertrok samen met de zwaluw om de boodschap over te brengen. Sakléch vond het voorstel goed. Daàrop verzamelde Shukanép al zijn dieren opdat zij allen samen de vijf verschillende soorten maïszaden naar Sakléch zouden dragen. De ganse bende dieren vertrok en dr_oeg de vijf soorten maïszaden naar Sakléch, die ze opborg . .
Shukanép raadpleegde ook nog de andere heuvels. Zij keurden het voorstel van Heer Pukhim eenparig goed. Daarop riep Shukanép zijn twee honden en zond ze om het bevel van de papperige man uit te voeren. Het waren niet zo maar honden: één was een poema, de andere een jaguar. Sakléch nu was de belangrijkste huwelijkskandidaat voor Suqkîm, de dochter van De honden vertrokken naar de aangewezen Shukanép en deed dus gewillig wat hem heuvel en keerden slechts na twee dagen gevraagd werd. Hij wist echter niet dat terug. Reeds vóór Shukanép uit bed was, Suqkîm ontvoerd was door zijn rivaal stonden de dieren hem die tweede dag op te Kixmés. wachten. Shukanép werd het wachten op zijn dochter Shukanép stond op en riep zijn twee honden moe en stuurde zijn jongere broer, Kleine om hen te vragen wat ze ginds gezien Shukanép, om haar te halen. Kixmés hadden. De honden zeiden: "We vonden weigerde evenwel haar terug te geven. uw dochter Suqkîm, geknield op de berg Kleine Shukanép zag de hoogmoed van Kixmés. We konden niet meteen terugkeren Kixmés en stuurde zijn woeste honden op omdat we gans de dag door Kixmés werden hem af. De honden gehoorzaamden en vastgebonden. Hij liet ons pas tijdens de beten Kixmés over gans het lichaam. nacht vrij omdat hij bevreesd was dat jij zou Ondanks dat liet hij de dochter van Shukanép weten waar je dochter was." niet gaan. Kleine Shukanép keerde naar huis en deed zijn verhaal aan zijn oudere Toen Shukanép de toestand volledig begreep broer. verzamelde hij al zijn bezittingen. Hij ontbood de zwaluw en de havik. "Ga naar Toen Shukanép dit vernam werd hij razend. de heuvel Sakléch", zei hij. "Vertel hem dat Hij gaf Moeder Abaás, een buurvrouw van ik het op prijs zou stellen zo hij al mijn Kixmés, het bevel naar zijn dochter te gaan bezittingen zou willen ontvangen en en haar met alle mogelijke middelen terug bewaren in een van zijn stenen voorraad- te brengen. kamers. Vooral mijn maïszaden. Dat al De wijze oude dame, vrouw van Heer mijn schepselen, vogels en viervoeters, die Pukhim, maakte zich klaar en haaste zich zich voeden met die maïs, daar blijven in naar Kixmés. En zie, plots gaf Kixmés zich 3
gewonnen. Hij was sprakeloos, maar voor mijn part razernij krijgen of sterven smeekte toch de oude vrouw dat zijzelf hem van honger. Nooit zal hij ook maar een en Suqkîm bij de grote heuvel Shukanép korrel graan met eigen ogen terugzien." zou brengen. De zwaluw en de havik keerden terug en Dat deed de flinke oude dame. Het gemoed vertelden dit aan Shukanép. Deze liet van Shukanép kwam tot rust toen hij zijn opnieuw zijn raadgevers ontbieden om te verloren dochter weer bij zich had. Hij weten wat hij moest doen. vergaf Kixmés de roof en aanvaardde hem Diezelfde dag nog brak er grote hongersals een goede schoonzoon. nood uit bij al zijn dieren. De pecari, het Nadien ontbood Shukanép opmeuw de boszwijn, het zeevarkentje en al de rest zwaluw en de havik. waren door honger de uitputting nabij. Zij "Mijn boosheid tegen Kixmés is geluwd," zochten overal voedsel maar vonden het zei hij. "Ga nu naar de heuvel Sakléch. niet. Vertel hem dat hij het overbrengen van de verschillende soorten maïszaden, die ik hem Zij ontmoetten enkel een vos. Die stonk als in bewaring gaf, toevertrouwt aan miJn de pest, liet winden en boeren en zij zagen eigen zelfde dieren. dat zijn buik gezwollen was. "Wat heb jij gegeten, dat je buik zo dik is en dat je De havik en de zwaluw gingen hun stinkt?" vroegen ze hem. boodschap brengen, maar de heuvel Saklèch was totaal overstuur en antwoordde: "Wat De vos antwoordde: "Als mijn buik gezwolis er gebeurd? Waarom zegt Shukanép dat len is en ik winden laat langs voor en achter zijn woede tegen Kixmés plots geluwd is?" komt dat, denk ik althans, door de honger. Om eerlijk te zijn, ik heb enkele kleine De havik en de zwaluw deden het verhaal. nootjes gegeten." _ "Het ging zo, Heer. Suqkîm was ontvoerd. Sindsdien is ze getrouwd met heuvel Kixmés De omstaanders begonnen te lachen. Ze en ze wonen nu bij Meester Shukanép." spraken samen af om stiekem de leugenaar te volgen om zo te weten te komen wat hij "Wat! Hoe is het mogelijk dat Kixmés mijn gegeten had. liefste Suqkîm huwde? Waarom heeft Shukanép mij bedrogen terwijl ik toch de Ze zagen de vos naar de heuvel Sakléch eerste kandidaat was! Dit is werkelijk gaan, naar de voet van een steile rotswand. ondraaglijk! Dit vraagt om vergelding!" Daar was een nest bladsnijdersmieren. Bij "Zeg tegen Shukanép dat ik liever in stukken hopen, wel vierhonderd tegelijk, liepen de gesneden sterf dan dat ik hem zou mieren in en uit een spleet in de rots. Zij die teruggeven wat hij mij in bewaring heeft naar buiten kwamen droegen een vracht gegeven. De maïs , die hij mij gaf, zal ik maïskorrels en sjouwden die naar hun nest. voor altijd verbergen. Al zijn dieren mogen 4
Daar zat dan de vos, naast het pad van de mieren en pikte de korrels van de rug van de dragers die uit de rotsspleet kwamen. Daar vonden de andere dieren hem. "Nu weten we waar uw voedsel vandaan komt", zeiden ze. Ze begrepen nu dat de vos niets anders at dan de maïs, die de mieren gevonden hadden op de plaats waar de heuvel Sakléchhemhad verstopt. Tevreden om wat ze ontdekt hadden, holden ze naar huis om dit aan Shukanép te melden.
waterzucht, met opgezwollen aangezicht en voeten, de oersterke heuvel Sakléch kunnen verslaan? Als die drie grote jongelingen daar niet toe in staat waren, dan kan een oude gebochelde man als ik dat nog veel minder."
Shukanép stelde daarop de drie vrijgezelheuvels Chitsék aan om Sakléch te straffen. Hij wilde absoluut dat zij de stenen bergplaats, waar de maïs verborgen zat, zouden openbreken.
Kom hier, buurmanHeerTók. Leenmij uw zandsteen om mijn bijl te slijpen en uw vuursteen om mijn vuur te slaan. Roffel hard op je grote trom wanneer ik vertrek en doe evenzo als ik terug kom."
"Toch moet hier een einde aan komen, en ik zal het proberen, misschien enkel omdat ik zo arm en onderdanig ben. Als ik dood ga, ja, dan zij het maar zo."
"Kom hier, mijn lieve specht. Ga zitten op de rots van Sakléch. Hamer met je snavel op de wand tot je een plaats vindt die hol klinkt. Daar zit de maïs verborgen. Op de plaats waar je die holle klank zult horen moet je blijven zitten tot ik mijn bliksem en Toen kwam de tweede vrijgezelheuvel. Ook donder klaar heb." hij faalde. Tenslotte kwam de derde, maar ook hem lukte het niet. De rotswand gaf "Vrees niets, als ik era~n kom. Vlieg dan geen krimp. Zij schaamden zich diep maar gewoon weg met je kop naar beneden. besloten toch om aan Shukanép te melden Vlieg zeker niet omhoog want dan zou ikje dat hun kracht ontoereikend was gebleken. kunnen verbranden." Zij vertelden hem over hun talrijke pogingen en over de vele listen die ze hadden gebruikt. De specht vloog naar de rots van Sakléch en deed alles wat hem bevolen was. Toen hij Shukanép begreep dat deze jongelingen uiteindelijk de holle plek in de rotswand niet opgewassen waren voor deze opdracht gevonden had bleef hij daar zitten. Met en besloot Heer Puklum te sturen. Hij legde opengesperde bek floot hij toen heel luid zodat de oude heuvel hem kon horen. hem vlug uit wat hem te doen stond.
De eerste jonge heuvel kwam eraan en wierp zijn bliksem op de rots. Hij deed dit met al zijn vernuft, met gans zijn hart en met al zijn kracht, om toch maar de rots te breken, maar er gebeurde niets.
Zodra de oude man begrepen had wat van Meester Puklum repte zich vlug. Hij hem verwacht werd, zei hij: "Hoe zou een spoedde zich in allerijl en zijn donder schoot oude man als ik, zwaar ziek als ik ben, met tegen de holle wand waar de specht zat. De 5
rots werd verbrijzeld. De stenen bergplaats was vernietigd en maïs van verschillende kleuren kwam eruit gespoten als een golf water en vloeide over de grond. Meester Puklum keerde huiswaarts, samen met de vele dieren die de maïs droegen. Shukanép stond zijn beesten op te wachten bij de hoofdingang van zijn woning. Die ingang noemt men "de wildemans grot". De dieren gingen naar binnen en lieten hun vracht in een prachtige kamer achter. Daar bleven sindsdien voor altijd de vijf soorten maïs. Meester Shukanép en de raadgevers waren opgetogen. Ze vierden de terugkomst van de maïs met ontzettend veel dondergeroffel, donderslagen, bliksems en weerlichten die elkaar kruisten in de lucht. Vóór de achtenswaardige raadgevers zich terugtrokken, schonk Shukanép aan elk van hen zaden van de maïsplant. Zo kon de maïs zich verspreiden over hun bossen en bleven hun dieren niet meer verstoken van voedsel. REIS
NAAR
MALI
Onder het motto "Op zoek naar de roots van de Afro-Amerikanen" organiseert ons medelid Peter Van Broeckhoven tijdens de paasvakantie 98 een geleide rondreis door MALI. Peter was vroeger bestuurslid van onze vereniging. Hij is licenciaat in de geschiedenis en op dit ogenblik lector cultuurgeschiedenis aan de Erasmus Hogeschool, departement RITS, te Brussel. Bovendien heeft hij reeds 1Ojaar ervaring als reisleider voor een bekende Vlaamse touroperator. De reis gaat door tussen 4 en 19 april en duur 9 dagen. 6
De onverschrokken oude en wijze Meester Puklum mocht kiezen wat hij maar wilde. Shukanép gaf hem ook het toezicht en de zorg over de dieren van Sakléch. Maar met de specht liep er iets mis. Toen Meester Puklum zijn donders los liet, geraakte het beest buiten zijn zinnen. In plaats van weg te duiken met de kop naar beneden, zoals hem bevolen was, schoot hij omhoog de lucht in. Daardoor kon hij de bliksem van de oude man niet ontwijken. Zijn kruin werd door de bliksemschicht licht verschroeid. Zo komt het dat sindsdien de specht altijd een rode kruin heeft. Hiermee eindigt dan het verhaal van de oude heuvels: Het verhaal van Meester Shukanép, Pansuh, Kekgwáh, Moeder Abaás, Kixmés, Suqkim, Meester Tók, Chitsuháy, Chichén, Kleine Shukanép, de eerste Chitsék, de tweede Chitsék en de derde Chitsék, en ook het verhaal van de eerbiedwaardige dappere Sakléch. Hij bleef achter met droefheid in zijn hart, vrees voor Shukanép en met zijn kwaadaardige dochter.
De reisroute is als volgt: Brussel - Bamako Timbouctou - Mopti - San - Dogonland - Djenné Segou - Bamako - Brussel. De kostprijs is ± 79.900 Bef./ pers op basis van een tweepersoonskamer. Hierin zijn vervat: Vluchten, transport ter plaatse, hotels van de beste categorie in volpensioen, alle maaltijden, inkomgelden, excursies, plaatselijke gidsen, visum, verzekering en reisleiding. Geïnteresseerden kunnen meer informatie verkrijgen bij P. Van Broeckhoven, Braderijstraat 8 te 2000 Antwerpen. Telefoon: 03/231.05.18
Inleiding Dit artikel is een synthese van een studie over 10 verhalen van de Netjilik Inuit, die door Pater Van de Velde in de jaren 40 opgeschreven werden. Na een korte inleiding over de werkwijze en de moeilijkheden bij het onderzoek, zal nader ingegaan worden op de analyse van de orale literatuur in het algemeen en nadien specifiek die van de Inuit. Bij wijze van voorbeeld zal een verhaal naverteld worden en geïnterpreteerd, waarna een evaluatie van de reeks onderzochte verhalen volgt. Pater Frans Van de Velde en zijn aantekeningen Pater Van de Velde, oblaat, was 50 jaar lang missionaris in Canada, waarvan 25 jaar bij de Netjilik. Zijn missiepost lag in Pelly Bay,in de North-Westem Territories van Canada. Naast de missionering hield hij zich bezig met de administratie, de schoolopvoeding en de gezondheidszorg van de inheemse bevolking. Hij moest zelf voor zijn onderhoud opkomen; de levensomstandigheden van de Inuit lieten niet toe een onproductief individu te onderhouden. Dit komt ook in de verhalen duidelijk tot uiting. Naast deze omvangrijke taak, maakte Pater Van de Velde ontelbare notities over het leven van de Inuit. Zijn buitengewoon werk werd door verschillende eerbetuigingen gehonoreerd. Hij kreeg de 'Ordre du Canada' en werd in België opgenomen als ridder in de Kroonorde. De grondslag van het onderzoek waarop dit artikel gebaseerd is, bestaat uit 10 geselecteerde verhalen, verzameld en opgetekend in het Frans door Pater Van de Velde. Het gebruik van de vaak omvangrijke aantekeningen die door missionarissen gemaakt zijn, heeft voor- en nadelen. Zulke aantekeningen zijn eigenlijk een bijproduct; ze waren niet de eigenlijke taak van de missionaris. Hij was er ook niet toe opgeleid. Dit gebrek aan wetenschappelijke scholing uit zich in onvolledige en onnauwkeurige aantekeningen. Daartegenover staan echter de grote voordelen zoals, een lang verblijf bij deze volkeren, waardoor een groot vertrouwen kan groeien. Missionarissen hebben meer tijd om het vreemde te leren kennen en begrijpen. Ze kunnen intussen een vertrouwensrelatie met deze bevolking opbouwen, waarin over dingen kan gepraat worden die aan vreemden niet verteld worden. Niet zelden is er een nauwe samenwerking van etnologen met missionarissen om ingang in een bepaalde groep te krijgen. Van de Velde zelf heeft meerdere wetenschapslui 7
bereidwillig geholpen met zijn kennis van de Inuit en vooral met zijn kennis van de taal, het lnuktitut. Het is te betreuren, dat het ook tot misbruik van zijn vertrouwen kwam. Dit had tot gevolg dat Pater van de Velde belangrijke stukken van zijn archief, dat in Leuven bewaard wordt, tot nader order heeft gesloten.
1 1
1. 1 1
100
0
I 1
Kilometers
0
100
200
93 c
Theorie, methode en terminologie Orale literatuur bergt een schat aan informatie over de desbetreffende groep. Het levert een inzicht van binnen uit, wat voor de etnoloog het belangrijkste is. We noemen dat het emische zicht. Dit in tegenstelling tot het etische (zonder h !) zicht, dat van buitenaf komt. Het onderzoek van orale literatuur is een weg om aan informatie te geraken die anders moeilijk te verkrijgen is. Orale literatuur wordt door historici als bron gebruikt voor de 8
reconstructie van de geschiedenis. Men kan de orale literatuur vanuit verschillende oogpunten benaderen. De beroemde etnoloog Malinowsky wees als eerste op de betekenis van orale literatuur als middel om algemeen erkende gedragsnormen over te dragen, in stand te houden en te versterken. Bascom voegde hieraan toe, dat orale literatuur als een ventiel fungeert om uit deze normen te breken. Soms ligt de druk van de maatschappij op conform gedrag uitermate zwaar; dan biedt de orale literatuur een onpersoonlijke, aanvaardbare manier voor het individu om vrij van schuld over zorgwekkende dingen te spreken. Onafhankelijk van alle theorieën zijn er enkele algemeenheden die voor orale literatuur gelden. Eerst en vooral is orale literatuur universeel en op de hele wereld als medium bekend. Goede verhalen kunnen honderden jaren overleven. Blijkbaar hebben ze een impact die de tijd en zelfs de cultuurveranderingen overstijgen. Verder is orale literatuur uit het dagelijkse leven ontstaan en handelt over problemen, tegenstrijdigheden en perplexiteiten (d.w.z. dingen, die de mensen verwarren, ontstellen). Dit zijn fenomenen, die in elke cultuur, religie of milieu ontstaan. Ze spreken dus dingen aan, die van fundamenteel belang zijn voor de mens . Ze zijn bewust of onbewust ontstaan. Sommige schijnen dermate fundamenteel te zijn dat ze tijd en ruimte overleven. Verhalen zijn iets levendigs. Als ze niet door herhaling levendig gehouden worden, sterven ze uit. Daar ze voor het merendeel van het publiek gekend zijn, worden de facten tot een minimum beperkt, soms wel eens weggelaten en worden de details, bv. een achtervolging, uitgebreid opgesmukt. Er ontstaan aldus honderden versies, die keer op keer maar ook van plaats tot plaats verschillen naar gelang het belang dat eraan gehecht wordt. Een opgeschreven verhaal is dus maar een momentopname. Belangrijk voor orale literatuur is natuurlijk ook de voordracht, de "performance" van het verhaal. Mimiek, voordracht, intonatie, ritme en muziek zijn essentiële onderdelen ervan. Dikwijls wordt er ook bij gedanst. Ook de wederzijdse invloed van performer en publiek is een niet te onderschatten onderdeel. Dit zijn elementen, die wij bij de behandeling van schriftelijke versies moeten missen en die zelfs met het medium film slecht te vatten zijn. Het is een situatie waar men gewoon met alle zintuigen aanwezig moet zijn. Door het ontbreken van een vaste vorm is het natuurlijk moeilijk zo'n verhaal in geschreven vorm te brengen. Daar het werk, waarop dit artikel steunt, een interpretatie en evaluatie van Inuitverhalen is, volgen nog enkele woorden over de werkwijze. Interpretatie is altijd een beetje riskant. We ondervinden al moeilijkheden bij de interpretatie van de sprookjes, die uit onze eigen cultuur stammen. Elke interpretatie is in zekere mate subjectief, omdat al het eigene slechts door reflectie 9
van eigen ervaringen kan verstaan worden. Wat ik geprobeerd heb, is de verhalen zo te interpreteren dat wij ze kunnen verstaan. Daarbij is het evenwel bijna onmogelijk zich geheel van de eigen cultuurvoorstellingen los te maken. Dergelijk verhaal moet begrepen worden als een skelet, waarop de lezer associaties en emoties uit zijn eigen socio-culturele achtergrond hangt met een vanzelfsprekendheid die een anders gesocialiseerde natuurlijk niet meebrengt. Deze kloof heb ik door intensieve literatuurstudie en niet het minst door uitgebreide gesprekken met Pater Van de Velde proberen te overbruggen. Orale literatuur is een onderdeel van de orale traditie, welke de gezamenlijke mondelinge overleveringen van een volk of bevolkingsgroep omvat. Dit veronderstelt kennis van de genealogie, geschiedenis, religie, handwerkstechnieken, geneeskunde, natuur en milieu. Orale literatuur omvat mythes, sprookjes, legenden, sagen, fabels, liederen, raadsels, spreekwoorden, tover- en bezweringsformules. De term 'orale literatuur' lijkt op het eerste gezicht een paradox: (oralis: (lat.)mondeling, de mond beteffend, litteratura (lat.): letterschrift). Toch verkies ik deze term boven andere (zoals orale dichtkunst, verbale kunst of "Volksdichtung") om de volgende reden. Het begrip literatuur is heftig omstreden en een definitie geven is praktisch onmogelijk, maar over het algemeen wordt het criterium schriftelijkheid niet in twijfel getrokken. Daar heeft het juist allerminst mee te maken . Literatuur heeft met taal- en/of vertelkunst te maken. Of die nu geschreven of gesproken is, is daarbij van geen belang. Bijgevolg wordt literatuur onderverdeeld in een schriftelijke en een mondelinge of orale literatuur.
Korte beschrijving van de Inuit Om orale literatuur van een volk te verstaan, is het noodzakelijk de cultuur van dat volk grondig te kennen. Daar het opzet van dit artikel niet de weergave van een uitgebreide monographie is, volgen enkele minimale algemene gegevens over de Netjilik. Wat noodzakelijk is voor een goed begrip van het verhaal, wordt verder uitgelegd. De Netjilik wonen in Noordwest Canada. Er heerst een polair klimaat. De lange winters, die temperaturen van -30° tot -50° C halen, duren van september tot juni. Enkel de maanden juli en augustus zijn sneeuw- en ijsvrij. Zoals de andere Inuit leefden de Netjilik van de jacht. In de winter vooral op zeehonden, in de lente en in de herfst bracht de visvangst veel op, in de zomer en in de herfst kon men op kariboes jacht maken, het geliefdkoosde voedsel van de Netjilik. De Netjilik leven in kleine groepjes die verbonden zijn door familie-of vriendschapsbanden. De grootte van die groep varieerde volgens het seizoen. Het gehele volk der Inuit, van 10
::-------~-__,. ·... ·-
.
:--
-
..
':
~
. .
:
'.
'
~
:-.---- -
-
"
-
,,,·
:
----
~
:
--: '
~ ~ ·--- -
----
Groenland tot Siberië, was noch tussen de verschillende groepen noch onderling politiek georganiseerd. Leiderschap was niet geïnstitutionaliseerd. Belangrijke beslissingen betreffende de groep werden met iedereen besproken. Leiderschap groeide voort uit de bekwaamheid een groep de beste jachtgebieden aan te duiden. Dit vergde grote kennis van natuur en milieu. Leiders hadden meestal een betrekkelijk hoge leeftijd, niet alleen omdat men dan over de meeste ervaring beschikte, maar ook omdat senioriteit gepaard ging met respekt. De belangrijkste eigenschap van de Inuit was het delen, eerst en vooral het delen van voedsel. Maar ook de middelen om dat te verschaffen, d.w.z. jachtgerei, de kayak, honden, de slee, dienstverleningen en ook nieuws over jachtgebieden. Zelfs de beroemde vrouw lening hoort hier ook bij. Vermits de vrouw een belangrijk deel van een jachtpartij uitmaakt, kon een man die geen vrouw had, of wiens vrouw niet meekon, de vrouw van een vriend ten uitleen vragen. Zo'n uitlening moest wel altijd met de toestemming van zowel man als vrouw gebeuren. De orale literatuur van de Inuit bestaat uit liederen, gedichten, toverformules en verhalen. De verschillende genres zijn niet altijd goed uit elkaar te houden. Ze worden graag vermengd, bv. door liederen die een verhaal opsmukken. Gedichten en toverformules bevatten dikwijls een bezwerend element, vooral in verband met het weer. De Inuit geloofden dat, als ze de juiste woorden vonden, deze uitwerking hadden op de realiteit. Zulke toverformules konden verkocht worden, en haalden soms hoge prijzen. Vertellen was de geliefkoosde bezigheid van de Inuit. Verteld werd altijd en overal. Er bestond geen professionele verteller, wel betere en minder goede vertellers. Er werd geen onderscheid tussen nieuws of verhaal gemaakt; echt gebeurde verhalen die goed te vertellen waren, werden dikwijls herhaald. Dit droeg bij tot het ontstaan van legenden en mythes. 11
Volgens Pater Van de Velde werd bij aankomst van iemand "onipkarit of okazagit" gezegd, wat betekent: "vertel iets." Zoals wij als begroeting zouden zeggen: "wat nieuws?". Aan het einde van het verhaal kwam "krajomasuerponge": "Meer weet ik niet". In Groenland beeindigde men een verhaal in het lange winterseizoen met:" Nu is het verhaal uit en de winter een stukje korter." (Rasmussen) Rasmussen deelt Inuitverhalen in onder inhoudelijke gezichtspunten: epische, religieuze, humoristische en slaperig makende verhalen. Deze laatsten dienden ertoe vooral in de winters de tijd door slaap te verkorten. De beste vertellers waren hier diegenen wier verhalen men nooit ten einde gehoord had. De wraak van A'awaardjuark Als voorbeeld geef ik hieronder het verhaal met bovenvermelde titel. Om het gemakkelijk te maken, wordt het hier in het Nederlands naverteld en niet in het Frans, de taal waarin Pater Van de Velde het optekende. Het verhaal wordt onderbroken door nadere uitleg. Het verhaal speelt zich ergens aan de Zuidkust van het Boothiaschiereiland af Het is lente enA 'awaardjuark en zijn jongere broer Atanaardjuark sliepen, toen ze onverwacht overvallen werden. De jongere broer wordt bij het gevecht gedood. De oudste wordt verwond, maar kan nog vluchten. Helemaal naakt rent hij zo snel hij kan weg.
Inuit slapen gewoonlijk naakt tussen berenpels. De overvallers achtervolgen hem. Zijn spoor is gemakkelijk te volgen, omdat A 'awaardjuark met blote voeten over het lente ijs rent. Door de vlijmscherpe punten van het lenteijs geraken zijn voeten helemaal verwond en bloederig. Juist op tijd bereikt hij het kamp van zijn ouders, die hem onder een hoop algen verbergen: Zijn achtervolgers komen aan en vragen de mensen in het kamp of ze iemand hebben zien lopen. De mensen zeggen gewoon neen en de achtervolgers gaan daarop verder.A 'awaardjuark verblijft de ganse zomer bij zijn ouders en jaagt op kariboes, hij maakt grote buit.
Hij is dus een goede jager. Goede jagers hebben een zeer hoog aanzien, door de levensnoodzaak van jacht. Bij andere nomadiserende jagersvolkeren is een groot deel van het voedsel plantaardig en wordt door vrouwen verzameld. Dit is hier maar in zeer beperkte mate mogelijk. Het belang om goede jagers in een groep te hebben is zo groot dat goede jagers zich kunnen veroorloven, wat bij anderen sancties zou oproepen. Als de herfst komt, maakt zijn vader hem een heel speciale boog, katigalimik genoemd.
Het speciale van deze boog is dat hij uit hardhout gemaakt wordt. Hout is bijna niet te 12
verkrijgen. Het meest voorkomende hout is drijfuout. Dit is ook de reden waarom de Inuit vroeger dachten, dat op de bodem van de zee bossen groeiden. De katigalimik is een langeafstandsboog en er werd van hem beweerd dat hij bovennatuurlijke krachten had. (Pater Van de Velde)
Zijn moeder zegt terloops dat ze graag al die kariboehuiden met haar schoondochters wil bewerken. Deze informatie komt wel erg laat, maar is cruciaal voor het begrijpen van het verhaal. Men kan ervan uitgaan dat dit verhaal onder toehoorders bekend is, zodat iedereen wist dat A' awaardjuark met twee vrouwen getrouwd was. Zulke gegevens, die deel van het skelet van een verhaal uitmaken, worden in orale literatuur dikwijls verwaarloosd en vervangen door details. Deze zijn het uiteindelijk, die een performance boeiend maken. Het verhaal gaat dus over een vrouwenroof. Door het tekort aan vrouwen kwam het dus wel vaker voor, dat mannen die geen vrouw hadden, er gewoon een gingen stelen. Dit gebeurde niet uit sexuele motivatie, minnaars werden tenslotte getolereerd, maar omwille van hun economische waarde. Het huwelijk werd als economische eenheid gezien, waarvan man en vrouw een onmisbaar deel uitmaakten. Hoewel zowel man als vrouw eenieders taken kon uitvoeren, was het dikwijls van levensbelang, dat taken werden verdeeld om zo het overleven van de enkeling te garanderen. Er werd niet verwacht dat een echtpaar van elkaar hield, hoewel ze van zichzelf zeggen dat de liefde met de tijd groeide en men aan elkaar gehecht geraakte. Echtscheidingen kwamen niettemin vaak voor.
Boog (kattigalik) kariboegewij, kariboepees 72,3 x 3,2 cm. 13
Mannen hadden voortdurend angst hun vrouw te verliezen. Zeker ook omdat vrouwenroof niet altijd zo spectaculair plaats vond. Vrouwen werden soms uitgeleend of bij een vriend ondergebracht en dit soms voor een lange periode. Dit kon zolang duren dat het niet meer duidelijk was of het nog een bruikleen of een toeeigening was. Polygamie, vooral polygynie, kwam wel vaker voor. Alleen zeer goede jagers, die in staat waren twee vrouwen en dus dubbel zoveel kinderen te verzorgen, konden zich twee vrouwen veroorloven. Minder vaak was polyandrie, wat bij het vrouwentekort wel verrast. Hier waren het enkel zeer goede naaisters, die twee keer zoveel dierenhuiden konden verwerken, die met twee mannen getrouwd konden zijn. Het verwerken van dierenhuiden is een uiterst moeizaam werk. Op latere leeftijd waren de tanden van de lnuitvrouwen tot stompjes afgesleten door het voortdurend zacht kauwen van de te verwerken dierenhuiden. Door het maken van de boog door A'awaardjuark's vader en de terloops gezegde uiting van zijn moeder dat ze graag hulp van haar schoondochters wou hebben voor het bewerken van al de huiden, willen ze hun zoon tot wraak oproepen. De finesse van die oproep is volgens Vande Velde typisch voor de Inuit. Wraak wekte bij de Inuit tegenstrijdige gevoelens. Als iemands eer gekwetst werd, kon die alleen door wraak hersteld worden. Dit werd soms aangemoedigd. Anderzijds lag een grote druk van de gemeenschap op hen om de sociale vrede te bewaren en dus geen wraak te nemen. De sociale vrede had altijd de hoogste prioriteit. Enerzijds waren de Inuit ongelooflijk tolerant, anderzijds vergaten ze nooit een belediging en wachtten ze soms jaren om op een gepast ogenblik terug te slaan.
A'awaardjuark gaat dus op weg. Als hij het kamp nadert, roept hij: "Ontwaakt, want ik ga vechten!" Door deze waarschuwing maakt hij de lafheid van de vrouwenrovers, die hem achterbaks in zijn slaap overvallen hadden, duidelijk.
In het kamp zeggen ze: "Als dat niet de luide stem van A 'awaardjuark is!" Snel nemen ze hun bogen en lopen naar het gevecht. Al vóór zijn vijanden hem met hun pijlen bereiken, heeft hij er al twee gedood. Plots willen ze het vechten staken en brengen ze van zich uit twee vrouwen. Eén van hen draagt kleren van eendenhuid. Met de bemerking dat één van hen kleren van eendenhuid draagt, wordt te verstaan gegeven, dat ze in armoede leeft, dat ze zelfs geen deftige kleren heeft. Inuitvrouwen maakten jacht op kleine dieren. Dit heeft één vanA' awaardjuark's vrouwen alvast gedaan en er kleren van gemaakt om geen kou te lijden. Op kariboes werd in de herfst gejaagd, 14
het moet dus op dat tijdstip van het jaar al relatief koud geweest zijn. Ofwel leeft deze vrouw niet in echtelijke gemeenschap, waardoor ze kleding en voedsel zou krijgen. Ofwel zijn de mannen van dit kamp zulke slechte jagers, dat ze niet voor iedereen genoeg vellen hebben kunnen jagen . A 'awaardjuark bouwt een mooie en grote iglo en betrekt hem met zijn twee vrouwen. Er komen vele bezoekers. Iedereen bewondert zijn boa g. A 'awaardjuark zorgt ervoor, dat hij de kracht van de boog minder sterk laat lijken. Allen zeggen: "Wat is A'awaardjuark sterk!"
Het is mogelijk dat het kamp , nadat ze gezien hebben met wie ze hier te maken hebben, hoe krachtig die man is, nu vrede zoeken door hem een bezoekje te brengen en hem te bewonderen. A' awaardjuark toont zich bescheiden. Dit is een karakteristiek trekje van de Inuit. Maar als hij met zijn vrouwen terugkeert, wordt hij door twee Inuit vervolgd. Hij doodt ze alle twee en gaat naar huis.
Dit is een vrij brutaal einde. De reden is moeilijk te achterhalen. Het is mogelijk dat hier nog eens de lafheid van de vrouwenrovers beklemtoond wordt. A' awaardjuark bevindt zich in een noodtoestand. Dit zou het doden van zijn achtervolgers kunnen legitimeren.
Interpretatie van het verhaal Het verhaal draait helemaal rond de hoofdacteur en zijn uitzonderlijke eigenscha ppen, het is een heldensage. Scullion en Dundes definiëren sagen als verhalen die op een min of meer vastgelegd tijdstip en plaats gebeurden. In tegenstelling totlegenden zijn de hoofdacteurs profaan en geen heiligen. Sagen beschrijven vaak ongeloofwaardige daden. De heldhaftige eigenschappen van A' awaardjuark zijn de volgende: Hij is een goed vechter. Hoewel hij in zijn slaap overvallen wordt, overleeft hij de overval. Hij vecht alleen tegen velen en wint. Hij is een goed jager. Dit blijkt uit de opmerking dat A' awaardjuark grote buit maakt en uit het feit dat hij twee vrouwen heeft. (Alleen goede jagers kunnen twee vrouwen onderhouden.) Er wordt duidelijk vermeld dat onze held een jongere broer heeft. Hijzelf is dus oudste broer. De status van oudste broer was zeer hoog en omwille van zijn ouder zijn 15
gerespecteerd. Hij droeg de verantwoordelijkheid tegenover zijn jongere broers. Hij was zelfstandiger, en zal eens, het hoofd van de familie, de imuhater, zal gestorven zijn, diens positie innemen. De band tussen broers was zeer innig, ze gingen vaak samen jagen, waarbij de oudere de aktievere rol speelde en de jongere de aanwijzingen van de oudere volgde. A' awaardjuark heeft succes in de wedstrijd om vrouwen. Hij heeft er niet alleen twee, maar kan ze ook nog terug winnen. Mannelijkheid werd bij de Inuit, onder andere in het succes in deze vorm van competitie, gemeten. A' awaardjuark is in het bezit van bovennatuurlijke krachten, hij heeft de speciale boog, de katigalimik. Het is wel niet zo ongewoon om toegang tot bovennatuurlijke krachten te hebben. Dit was voor bijna iedereen weggelegd. Onze held is moedig, hij neemt wraak op zijn eentje en waarschuwt nog zijn vijanden, vóór hij ze aanvalt, waardoor hij ze ook belachelijk maakt. Bij al dit succes blijft A' awaardjuark bescheiden en maakt niet veel ophef om zijn persoon. Dit zijn in totaal zeven positieve kenmerken van A' awaardjuark, die vermeld worden. Zijn vijanden evenwel worden negatief geschetst: De vijanden zijn laf; ze overvallen A' awaardjuark en zijn broer in hun slaap. Het zijn slechte vechters; ze kunnen hem met meerderen niet de baas. Tenslotte zijn het slechte jagers. De ene vrouw vanA' awaardjuark heeft geen deftige kleren.
Evaluatie van de reeks De conclusies uit deze reeks verhalen zijn wel met de nodige omzichtigheid te beoordelen, omdat een tiental verhalen niet representatief kunnen zijn voor de gehele orale literatuur van een volk. Bij het onderzoek van deze tien verhalen viel het op dat elk verhaal een conflict beschrijft. Men zou haast kunnen zeggen, dat een conflictloos verhaal, dat dus geen spanning bevat, te vervelend is om door herhaling levendig gehouden te worden. Bij de Inuit zijn het vooral aggressiviteit en onproductiviteit die tot conflicten leiden. In zeven van de tien verhalen komt een moord of moordpoging voor. Er zijn in totaal twaalf gevallen van moord of doodslag. Er zijn zes gevallen van lichamelijk geweld te tellen. Dit is nogal verwonderlijk, vermits lichamelijke straffen als terechtwijzende maatregel niet de gewoonte waren. De Inuit zelf beweren dat door iemand te slaan, hij 16
l niet zal veranderen. Deze zaak is eigenlijk niet tegenstrijdig. Er mag niet vergeten worden, dat er in elke cultuur een discrepantie bestaat tusen ideaal en de realiteit. Vier verhalen behandelen de problemen die opduiken, als leden van de gemeenschap onproductief zijn. Men ziet duidelijk hoe geprobeerd wordt, onproductieve leden uit de gemeenschap te stoten. Er wordt geen gelegenheid gemist om hen hun onproductiviteit te verwijten. Hier wordt duidelijk, dat reciprociteit geen puur altruïsme is. Het is een berekend uitlenen, een investering in de toekomst, een verzekering voor schaarse tijden. Er moet altijd mee gerekend worden dat men zelf eens een tijdje jachtpech heeft en dan afhankelijk is van de buit van de anderen. Als een onproductieve phase te lang duurt of het uitzicht op verandering in deze toestand niet in zicht, worden de anderen onwillig zo'n nietsnut te onderhouden. Dit treft ons, daar we weten dat de moraal eist, dat niemand uit de groep verhongert. Iemand die niets tot de reciprociteitskring bijdraagt, wekt dus tegenstrijdige gevoelens op. Elk verhaal eindigt wellicht met de rehabilitatie van deze mensen. Hier schijnt men dus door middel van verhalen te proberen een denkstoot te leveren, om over deze praktijk na te denken en deze te relativeren. In de verhalen worden de individuen toch nog, of opnieuw productief, of hebben een andere waardevolle eigenschap (bv. kennis) die voor het voortbestaan van de groep nuttig is. Wat ook zeker een grote rol speelt, is de vrees voor het eigen noodlot, wanneer men zelf ziek of oud zal zijn en afhankelijk van de goodwill van de gemeenschap. De theorie van Bascom, dat orale literatuur een abstrakte vorm van communicatie biedt voor individuen om zorgwekkende dingen te verkondigen, wordt hier mijns inziens bevestigd. Zorgwekkende thema's zijn, zoals boven beschreven, aggressiviteit en onproductiviteit. Dit zijn thema's die van levensbelang zijn, ze schudden de gemeenschap wakker en zijn een bedreiging voor het voortbestaan van de g~meenschap, waarin iedereen van iedereen afhankelijk is.
BIBLIOGRAFIE Balikci, Asen: 1963a Le régime matrimonia! des Esquimaux Netsilik. L'Homme 3: 89-101. 1963b Shamanistic Behavior Among Netsilik Eskimos. Southwestern Journal of Anthropology 19(4): 380-396. 1968 The Netsilik Eskimos. Adaptive Processes. In: Lee and De Vore (Hg.), Man the Hunter. Chicago: 78-82. 1979 The Netsilik Eskimo. New York. Barüske, Heinz (Hg.): 1969 Eskimomärchen. München. Baas, Franz: 1888 Centra! Eskimos. Annual Report of American Ethnology Bd. VI. Washington. 1938 Mythology and Folklore. In: Franz Boas (Hg.), Genera! Anthropology, New York: 609-626. 17
Bölle, Gudrun: 1983 Die traditionelle Stellung der Frau bei den Eskimos der zentral-kanadischen Arktis. Berlin (unveröffentlichte Magisterschrift). Damas, David: 1972 Central Eskimo System of Food Sharing. Ethnology 11: 220-241. Dundes, Alan: 1968 Oral Literature. in: J.A. Clifton (Hg.), Introduction to Cultural Anthropology. Essays in the Scope and Methods of Science of Man. Boston: 117-129. Finnegan, Ruth: 1977 Oral Poetry: its Nature, Significance and Social Context. Bloomington. 1992 Oral Traditions and the Verbal Arts. A Guide to Research Practices. London, New York. Freeman, Milton M.R.: 1971 A Social and Ecologie Analysis of Systematic Female Infanticide among the Netsilik Eskimo. American Anthropologist 73: 1011-1018. Giffen, Naomi M.: 1930 The Roles of Man and Women in Eskimo Culture. Chicago. Guemple, D. Lee: 1961 Inuit Spouse Exchange. Chicago. 1988 Teaching social relations to Inuit children. In: Tim Ingold et al (Hg.), Hunters and Gatherers. Bd. 2, Oxford: 131-149. Gullov, H.C. und H. Kapel: 1979-80 Legend, History and Archaeology: a study of the Art of Eskimo narratives. Folk 21-22: 347-380. Hammerich, Louis L.: 1964 Die Eskimo-Literatur. in: Wolgang von Einsiedel (Hg.), Die Literatur der Welt in ihrer mündlichen und schriftlichen Überlieferung. Zürich: 1151-1162. Hoebel, E. Adamson: 1954 The Law of Primitive Man. A Study in comperative Legal Dynamics. Cambridge. Hultkrantz, Ake: 1962 Die Religion der amerikanischen Arktis. in: C.M. Schröder (Hg.), Die Religionen der Menschheit Bd. 3. Stuttgart: 357-415. Luig, Ute: Orale Tradition als Interpretation von Geschichte. Die Sage von Aura Poku. Anthropos 1985 80 (1-3): 101 ff. March, Gordon H.: 1967 Eskimo-Aleut Religion. in: Ed Owen et al. (Hg.), The North American Indian, A Sourcebook. New York. Me. Grath, Robin: 1990 Reassessing traditional Inuit Poetry. Canadian Literature 124-125: 19-28. Murphy, William P.: 1978 Oral Literature. Annual Review of Anthropology 7: 113-136. Rasmussen, Knud: 1922 Grönlandsagen. Berlin. 1926 Rasmussens Thulefahrt. Zwei Jahre im Schlitten durch unerforschtes Eskimolan. Frankfurt am Main. 1931 The Netsilik Eskimos. Social Life and Spiritual Culture. (Report of the Fifth Thule Expedition 1921-1924 Bd. 8, 1-2). Copenhagen. 18
1947 Schneehüttenlieder. Essen und Freiburg i. Br. Rink, Hinrich: 1866-71 Eskimoiske Eventyr og Sagen. Bd. 1 Kopenhagen. Rink, Hinrich und Franz Baas: 1889 Eskimo Tales and Songs. Journal of American Folklore 2: 123-131. Rosing, Jens: 1981 The loon. Folk 23: 151-161. Sammons, S.: 1993 AStructuralüverviewoflnuktitut. META38(1): 11-17. Scullion, J.J.: 1984 Märchen, Sage, Legende: Toward a clarification of some literary terms used by Old Testament Scholars. Vetus Testamentum 34 (3): 321-336. Smith, Eric and S. Abigail Smith: 1994 Inuit Sex-Ratio Variation. Population Control, Ethnographic Error or Parental Manipu lation. Current Anthropology 35 (5): 395-623. Van Steenhaven, Geert: 1959 Le gal Concepts among the Netsilik Eskimos of Pelly Bay. Ottawa. 1962 Leadership and Law among the Eskimos of the Keewatin District. Rijswijk. Van de Velde, Frans: 1937-1956 Eskimo-Cultuur. [Ms. unveröffentlicht] 1956 Les règles du partage des phoques pris par la chasse aux aglus. Anthropologica 3 (5-14B): 5-14. 1992-1995 Notes au sujet des Eskimos. [Ms. unveröffentlicht] Vansina, Jan: 1985 Oral Tradition as History. London. Williamson, Robert G.: 1974 Eskimo Underground. Sociocultural Change in the Canadian Centra] Arctic.
TIJDSCHRIFTEN Archaeology. 1996, 6 (nov-dec) A.L.S. Siberian fluted points. Blz 14-15 (Uptarsite, Siberië) J.E.S. RedatingSerpentMound. Blz.16-17(0hio Mounds, Fort Ancient-cultuur) Freese, B.L. Accessing the spirit world. Blz. 24 (Hallucinogene planten op oude rotsafbeeldingen) Damenici, V. Talking knots of the Inca. Blz. 5056 Powledge, T.M. & M. Rose. Colonizing the Americas. Blz. 58-56, 68 M.R. Polynesians and Amerinds. Blz. 65 Schuster, A.M. Gallery in situ. Blz. 70-72 (Nieuw museum van Copan, Honduras).
Slayman, A.L. A battle over bones. Blz. 16-23, geïll. (Noordam. Ind./ Kennewick Man / Teruggave van grafvondsten). Kasdan, A. Origins of syphilis. Blz. 24-25 Lakson, St. Rewriting Southwestern prtehistory. Blz. 52-55, geïll. Starbuck, D.R. America' s forgotten war. Blz. 6063, geïll. (de Franse en Indiaanse oorlogen) National geographic mag. 1997, vol. 191, l(jan) Reinhard, J. Mummies of Peru. Blz. 36-43, geïll. Onze Wereld. 1997, 1 De Bruyne, M. Dromen van het koninkrijk. Blz. 8-12, geïl 1. (Nicaragua, Miskito-Ind.) 19
Sciences et avenir. 1997, mars Kiner, A. & M. Cohen. Le trésor de Malagana. Blz. 94-97, geïll. (Colombia, Cauca-dal) Sciences et avenir. 1997, avril Fléaux, R. Les tribulations de "Homo Americanus". Blz. 110-114, geïll. (Paleo-lnd) Unesco Koerier. 1997, 281 Uan.) Yoma Medina, M.R. & Martos Lopez. Pracht en praal van Tlateloléo. Blz. 8-10 Unesco Koerier. 1997, 282 (feb.) S tatt, M. A. Maskerdansen. Blz. 14-15 (Noordwest-kust) Wereld Morgen, De. 1997, 1 Vastberaden en creatief; Indianen in Mexico-stad. Blz. 4-9 (Triquis, Otomi en Mazahua)
Hellemans, F. & D. de Vos. Amazonia and Tikuna material culture; traces of the rain forest communities in the Tropenmuseum. 64 blz. A' dam, K.I.T., 1996 ISBN 90/6832/832/6 16 D.fl. Nicolas, A. Histoire de la Martinique; 1. Des Arawaks à 1848. 404 blz. Paris, L'Harmattan, 1996. ISBN 2/7384/4859/3 FF 190 Niethammer, C. Filles de la terre: vies et légendes des femmes indiennes. 320 blz. Paris, A. Michel, 1997. ISBN 2/226/08916/0 FF 140 van Zantwijk, R. De zon en de arend; duizend jaar Azteekse vertelkunst. 281 blz. A' dam, Prometheus, 1996. ISBN 90/5333/477/7
BOEKEN Blancpain, J.-P. Les Araucans et le Chili: des origines au XIXe sciècle. 218 blz., geïll. Paris, L'Harmattan, 1996. ISBN 2/7384/4626/4 FF 130.
Wolf, B.H. Paroles d'Indiennes: la voix des grandsmères. 175 blz. Monaco, Rocher,1997 ISBN 2/268/02458/X FF 135
1997-98 werden door de Algemene Vergadering vastgesteld als volgt:
Al onze leden worden vriendelijk, doch dringend verzocht zich zo vlug mogelijk in regel te stellen met hun jaarlijkse bijdrage. Wie tegen einde november zijn bijdrage niet gestort heeft zal nadien niet meer worden uitgenodigd op onze activiteiten en ook deze Nieuwsbrief niet meer ontvangen. Wij zien ons daartoe verplicht wegens de kosten van drukwerk en verzending. De lidgelden voor dit akademisch jaar 20
Gewone leden: 1.000 Bef. Steunende leden: 1.500 Bef. of meer Niet-leden betalen 150 Bef. per bijgewoonde activiteit. Betalen gebeurd best met bijgevoegd overschrijvingsformulier op rekeningnummer 320-0227942-62 van het Instituut voor Amerikanistiek vzw., Belegstraat 34, 2018 Antwerpen.
0 - U bent in regel met uw bijdrage. Hartelijk dank. 0 - U bent niet in regel met uw bijdrage. Denk aan de deadline!