Hoofdstuk 6
Insemineren, de praktijk Het bronstig zien van de koe Bronst waarnemen is een vak. Koeien geven veel verschillende signalen af bij bronst. Daarbij verschilt de bronst van koe tot koe. Gemiddeld duurt de bronst ongeveer acht uur, maar de variatie tussen koeien is groot. De ene koe laat bijna niets zien, terwijl de andere de hele stal ‘op stelten’ zet. Het beeld kan verschillen onder invloed van allerlei factoren, zoals ruwvoersamenstelling, huisvesting en klimaatwisselingen. Het goed waarnemen van de bronst is dus een hele kunst! Bronstsignalen in volgorde van afnemende belangrijkheid: — staande bronst/stareflex; — andere dieren bespringen aan voorkant; — andere dieren bespringen; — kin op het kruis van een andere koe leggen; — ruiken/likken aan de kling van een andere koe; — besprongen door andere koeien, maar blijft niet staan; — onrust/vechten; — meer loeien; — slijmen. Wanneer één van de twee eerstgenoemde signalen gezien wordt, is de koe hoogstwaarschijnlijk bronstig . Hoe meer signalen gezien worden, des te zekerder is het dat de koe bronstig is. Praktijktips: • Besteed minimaal vier keer per dag, verspreid over de dag, aandacht aan bronstwaarneming. • Besteed een voldoende lange tijd aan bewust kijken; liever twee keer per dag 20 minuten dan vier keer 10 minuten. • Rust is goed voor het laten zien van de bronstsignalen. Voorkom stress in de stal en controleer de bronst op rustige momenten. • Wees alert op actiemomenten. Tijdens het voeren en melken zijn bronstige koeien vaak extra actief. • Huisvesting is belangrijk voor bronstexpressie: zorg voor voldoende licht en lucht in de stal en vermijd gladde vloeren. • Kijk vooruit door een goede administratie bij te houden en besteed extra aandacht aan de individuele koeien die op drie en zes weken na de laatste inseminatie zitten. Noteer de bronstige dieren die nog niet geïnsemineerd worden. • Op bedrijven met meerdere arbeidskrachten zijn duidelijke afspraken over de bronstsignalering noodzakelijk.
Beslissen van kalf tot koe
55
Hoofdstuk 6 - Insemineren, de praktijk
Het aanmelden van de bronstige koe Koeien die goed bronstig zijn, kunnen worden aangemeld voor inseminatie. Het optimale inseminatiemoment is moeilijk te bepalen. De start van de bronst is niet altijd goed waar te nemen, omdat sommige koeien weinig laten zien en omdat veehouders er niet altijd bij kunnen zijn. Daarom is het moeilijk algemene tips te geven die voor iedereen gelden. Toch doen we een poging. Praktijktips: • Geef bronstige koeien voor de eerstvolgende inseminatieronde op. Vroeg in de bronst insemineren is beter dan laat. • Insemineer hoogproductieve koeien niet te vroeg in de lactatie. • ‘Rust is een must’ tijdens het insemineren. • Het vastzetten van de bronstige koeien tijdens het insemineren bevordert de rust en de kans op drachtig worden.
Spermakwaliteit Het non-returnpercentage (percentage koeien dat niet opnieuw tochtig wordt) op 56 dagen (NR56) na de eerste inseminatie, ligt bij de gemiddelde Vlaamse fokstier op 68. Dit betekent dat 68 van de 100 koeien binnen 56 dagen na de eerste inseminatie niet weer worden aangeboden voor inseminatie. In elk rietje zwemmen tussen de 10 en 15 miljoen spermacellen. Het aantal zegt niets over het bevruchtingsresultaat. Bij elke stier hoort een optimale hoeveelheid spermacellen die garant staat voor een goede bevruchting. Een dubbele hoeveelheid spermacellen in een rietje stoppen heeft geen zin. Constante controle op de drachtigheidsresultaten en het vullen van de rietjes wel. VRV publiceert de bevruchtingscijfers (ofwel de NR56) van haar stieren. Een goed bevruchtende stier scoort +3 procent op het kenmerk ‘bevruchting’. Dat betekent dat hij een NR56 heeft van 68 + 3 = 71. Een slecht bevruchtende stier scoort lager dan –3 procent, wat betekent dat hij een NR56 heeft lager dan 65. De indruk bestaat dat het verschil tussen goed en slecht bevruchtende stieren groter is wanneer er sprake is van een matige vruchtbaarheid op een melkveebedrijf. Praktijktips: • Gebruik een goed bevruchtende stier als de vruchtbaarheid niet goed is op het bedrijf. • Alle stieren scoren gemiddeld een NR56 van 68 (68 van de 100 dieren zijn drachtig na de eerste inseminatie). Van proefstieren is nog geen bevruchting bekend. Daarom hoeven deze stieren niet per se geschikt te zijn als goede bevruchter.
Internetopdracht Surf naar www.vrv.be/stierenkaart Zoek drie roodbonte en drie zwartbonte stieren die goede bevruchters zijn.
56
Beslissen van kalf tot koe
Hoe lang doorgaan met insemineren? Hoe lang gaat een veehouder door met het proberen de koe drachtig te krijgen? Hoe vaak insemineert hij zijn koeien? Alles hangt natuurlijk af van de waarde van de koe voor het bedrijf. Dieren met een hoge lactatiewaarde kunnen op meer geduld rekenen dan dieren die ver onder de 100 scoren. Daarnaast is het lactatiestadium van belang. In de inseminatiewaarde op STOVruchtbaarheid [92] is dit soort afwegingen bij elkaar verwerkt tot een advies. De stand van het melkquotum speelt een rol. De hoeveelheid jongvee dat staat te trap-
Hoofdstuk 6 - Insemineren, de praktijk
pelen om te gaan produceren, mag eigenlijk in de afweging wel of niet insemineren geen rol spelen. Bij een goed presterende veestapel kan overtollig jongvee via verkoop afgezet worden.
Geef de koe een laatste kans met embryo’s Bij koeien die niet drachtig willen worden, kunnen ‘laatstekansembryo’s’ het laatste redmiddel zijn. Als deze koeien een gezonde baarmoeder hebben, kan zeven dagen na de bronst een embryo ingeplant worden. Dit zijn goedkope embryo’s die foktechnisch weinig waarde hebben, maar in de helft van de gevallen er toch nog voor zorgen dat de koe drachtig wordt. Zo geeft dit embryo de koe een laatste kans om toch op het bedrijf te blijven. Handig om te weten: Naast de besproken onderwerpen zijn er nog meer factoren die van invloed kunnen zijn op de vruchtbaarheid. Zeker in extreme situaties kunnen de volgende factoren de vruchtbaarheid op het bedrijf sterk negatief beïnvloeden: • schimmelkuil bevordert de voeropname zeker niet, maar bevat ook stoffen die de vruchtbaarheid negatief beïnvloeden. In het ergste geval kan het zelfs leiden tot abortussen; • koorts veroorzaakt door ontstekingen (bijvoorbeeld mastitis) heeft vlak na het insemineren een negatieve invloed op het drachtig worden; • koeien met cysten op de eierstokken zijn altijd bronstig. Ze worden cysteuze koeien of ‘verstierde koeien’ genoemd. Deze afwijking is gemakkelijk vast te stellen via rectaal onderzoek. De koeien zijn alleen na behandeling door uw KIdierenarts drachtig te krijgen. Snel ingrijpen verbetert de kans op herstel; • ziekten als IBR, BVD, neospora en salmonella kunnen een verwoestende invloed hebben op de vruchtbaarheid van de veestapel. Verlaag de kans op insleep van ziekten door het verplicht stellen van bedrijfskleding voor bezoekers en een strikt aankoopbeleid van vee. Denk ook aan de verspreiding van bijvoorbeeld neospora door de hond; • kreupelheid heeft een negatieve invloed op het uiten van de bronst. Laat een kreupele koe de bronst wel zien, dan heeft de kreupelheid geen negatieve invloed op het drachtig worden na insemineren. Wel kan een lage voeropname en daarmee een teruggang in conditie door de kreupelheid negatief werken op het drachtig worden; • door gladde vloeren zijn koeien angstiger om springgedrag te vertonen; • matige ventilatie en onvoldoende licht hebben een negatieve invloed op de vruchtbaarheid van uw veestapel; • hittestress in de zomer geeft een slechte bronstexpressie en een matige kans op drachtigheid.
Tijdens het drachtscannen zijn ook afwijkingen op de eierstokken goed te zien
Beslissen van kalf tot koe
57
Hoofdstuk 6 - Insemineren, de praktijk
De KI-dierenarts als extra oren en ogen De KI-dierenarts weet heel veel van vruchtbaarheid en kent het bedrijf goed. Hij of zij kan als extra paar ogen en oren fungeren als het over de vruchtbaarheid gaat. Energiebalans, bronstwaarneming en baarmoederontsteking zijn de belangrijkste factoren die de vruchtbaarheid beïnvloeden. Deze drie factoren zijn door de KI-dierenarts tijdens het insemineren te beoordelen. Het betreft de conditiescore van de koe, de spanning (tonus) op de baarmoeder tijdens het insemineren en de aanwezigheid van vlokjes op de pipet na het terugtrekken uit de schede van de koe. De VRV-KI-dierenarts scoort deze kenmerken en rapporteert ze in het overzicht Vruchtbaarheidsattentie [123]. De extra gegevens vormen uiteindelijk een vruchtbaarheidsindex die weergegeven is op een gemiddelde van 100. Deze geeft extra aanwijzingen over de vruchtbaarheid op het bedrijf. Op basis van deze extra gegevens kunnen KI-dierenartsen aanbevelingen doen voor mogelijke problemen bij de vruchtbaarheid. Het blijkt dat met deze informatie van de KI-dierenarts de verschillen in vruchtbaarheid tussen bedrijven goed zijn te verklaren.
KI-dierenarts of DHZ-KI? In Vlaanderen insemineert ongeveer een vierde van de veehouders de koeien zelf. Dat heet kortweg doe-het-zelf-KI (DHZ-KI). Om te leren insemineren is het volgen van een cursus noodzakelijk. Daarna is enige oefening nodig om het insemineren goed in de vingers te krijgen; je moet het gewoon veel doen. Dat valt bij kleinere veestapels natuurlijk niet mee. De vraag of veehouders dan wel genoeg routine opbouwen moeten ze zichzelf wel stellen. Het is belangrijk tijd voor het insemineren te nemen. Zelf insemineren is een vak apart. Door zelf te insemineren hebben de veehouders het gevoel meer betrokken te zijn bij het drachtig maken van de dieren. Tegenover het extra werk staat het voordeel dat er op elk gewenst moment van de dag geïnsemineerd kan worden. Overigens blijkt dat in de praktijk niet te leiden tot hogere bevruchtingsresultaten. Veehouders die zelf insemineren krijgen geen Vruchtbaarheidsattentie [123]. De DHZ-KI vertegenwoordigers van VRV die regelmatig de bedrijven bezoeken kunnen alle informatie over de stieren verstrekken. Zelf insemineren betekent ook zelf administratie bijhouden. De inseminaties moeten tijdig worden doorgegeven om registratie van de kalveren mogelijk te maken. VRV maakt het de DHZ’ers gemakkelijk door de mogelijkheid om ook via internet op een eenvoudige manier de inseminaties door te geven. De dieren die in aanmerking komen voor een inseminatie worden al zichtbaar in het opgavescherm.
Is de koe drachtig? Als de koe na het insemineren niet meer bronstig is geworden, zou ze in theorie drachtig moeten zijn. Toch is het goed dit te controleren om honderd procent zeker te zijn van de dracht. Elke dag dat een koe ongewenst niet drachtig blijft, kost immers geld.
58
Beslissen van kalf tot koe
Hoofdstuk 6 - Insemineren, de praktijk
Vraag Hoe kun je op een registratiekaart zien dat een kalf afkomstig is van ET?
Antwoord
Drachtcontrole door middel van scannen geeft de grootst mogelijke zekerheid over het al dan niet drachtig zijn van een dier. Bovendien kan het al vanaf 30 dagen na de bevruchting. Op de Koe-Attenties Voortplanting [88] worden de koeien geattendeerd op drachtigheid. Door echoscopie worden op een beeldscherm de baarmoeder en de eventuele vrucht zichtbaar gemaakt. De veehouder kan zelf op het beeldscherm meekijken naar de foetus. Daarnaast kan de scanner behulpzaam zijn bij het controleren van de baarmoeder en is goed te zien of een koe afwijkingen heeft. Het scannen vormt geen risico voor de dracht maar veehouders moeten wel incalculeren dat er nog een risico is op embryonale sterfte.
Dan staat er ET achter de naam van het kalf.
Scannen: snel en zeker
Rectaal onderzoek Rectale drachtcontrole is een betrekkelijk eenvoudige methode om dracht te controleren. De KI-dierenarts heeft hierbij veel ervaring. Deze methode kan ideaal gecombineerd worden met insemineren als de KI-dierenarts toch op het bedrijf moet zijn. Rectaal onderzoek kan vanaf dag 42 plaatsvinden.
Embryotransplantatie en OPU/IVF Van een koe met een geweldig mooi exterieur of een zeer hoge foktechnische waarde, of van de stalfavoriet willen veehouders en fokkerijorganisaties graag meer kalveren. Wie een groter aantal nakomelingen van een koe wil, kan embryotransplantatie (ET) overwegen. Bij ET wordt de koe behandeld met hormonen en geïnsemineerd. De embryos worden na zeven dagen uitgespoeld. Iedere spoeling levert gemiddeld 5,5 overzetbare embryos op. Bij het overzetten van ‘verse’ embryos wordt ongeveer 60 procent van de koeien drachtig, terwijl bij het gebruik van ingevroren embryos het drachtigheidspercentage op ongeveer 50 procent ligt. Om een vaars aan de melk te krijgen, zijn er gemiddeld 5,15 embryos nodig. Naast embryotransplantatie is OPU/IVF (‘ovum pick up’ en ‘in vitro fertilisatie’) een methode om meer nakomelingen van koeien te krijgen zonder gebruik van hormonen. Deze hormonen kunnen soms bijwerkingen geven bij de donorkoe. Bij OPU/IVF worden er eicellen uit de koe gehaald, ‘prikken’ zoals dat in vaktaal heet. In het laboratorium worden de omstandigheden in de baarmoeder nagebootst. De eicellen worden met sperma vermengd, waaruit nieuwe embryos ontstaan. De OPU/IVFmethode is duurder dan ET, maar kan zelfs doorgaan op het moment dat een koe drachtig is.
Selecteren van ontvangsters Om de embryos in te planten zijn ontvangsters nodig, oftewel draagmoeders. Zes tot acht dagen na de bronst van de ontvangster kan het embryo, dat ongeveer zeven dagen oud is, ingeplant worden. Als ontvangster worden dieren uitgezocht waarvan de veehouder geen nakomelingen wil aanhouden. Pinken zijn als ontvangsters het meest geschikt omdat ze hogere drachtigheidsresultaten geven. Daartegenover staat dat er een grotere kans is op afkalfproblemen.
Beslissen van kalf tot koe
59