Inplanting windpark E40 te Landen en Gingelom Ontheffing
Greensky cvba april 2010 Eindrapport 819257
HASKONING BELGIUM NV
Hanswijkdries 80 B-2800 Mechelen +32 (0)15 405656
Telefoon
015/405657
Fax
[email protected]
E-mail
www.royalhaskoning.com
Internet
Documenttitel
Inplanting windpark E40 te Landen en Gingelom Ontheffing
Verkorte documenttitel
Ontheffing windpark E40
Status
Eindrapport
Datum
april 2010
Projectnaam
Ontheffing windpark E40
Projectnummer
819257
Opdrachtgever
Greensky cvba
Referentie
819257/R/873173/Mech
Auteur(s)
A.Pals, K. Wijns, L. Van den Schoor, M. Gruwez,
Collegiale toets Datum/paraaf
………………….
………………….
………………….
………………….
Vrijgegeven door Datum/paraaf
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.4.4 1.5 1.6
7 7 7 7 7 7 8 8 8 9 10
Figuren Situering en korte schets van het project Administratieve situering Toetsing aan de MER-plicht Juridische toetsing Effectbespreking M.e.r.-procedure Situering ontheffingddossier Naam van de initiatiefnemer Team van deskundigen
2
PROJECTBESCHRIJVING EN ALTERNATIEVENONDERZOEK 2.1 Huidige situatie 2.2 Alternatieven 2.2.1 Locatiealternatieven 2.2.2 Inrichtingsalternatieven 2.2.3 Uitvoeringsalternatieven 2.3 Gepland initiatief 2.3.1 Aanlegfase 2.3.2 Exploitatiefase 2.4 Ontwikkelingsscenario
11 11 11 11 16 17 18 18 21 22
3
ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PROJECT 3.1 Figuren 3.2 Inleiding
23 23 23
4
VERGUNNINGEN
33
5
INGREEP-EFFECTSCHEMA EN GEGEVENSOVERDRACHT
34
6
ALGEMENE AFBAKENING REFERENTIESITUATIE EN METHODOLOGIE EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING 6.1 Figuren 6.2 Algemene afbakening referentiesituatie 6.3 Afbakening studiegebied 6.4 Methodologie effectvoorspelling 6.5 Grensoverschrijdende effecten
36 36 36 36 36 37
DISCIPLINE BODEM 7.1 Afbakening van het studiegebied 7.2 Beschrijving van de bestaande toestand en referentiesituatie 7.2.1 Reliëf 7.2.2 Bodemtypologie 7.2.3 Geologie 7.2.4 Bodemgebruik
38 38 38 38 38 39 39
7
Ontheffing windpark E40 april 2010
-i-
819257/R/873173/Mech Eindrapport
7.2.5 7.3 7.3.1 7.3.2 7.4 7.5 7.6
Bodemkwaliteit Effectbespreking en –beoordeling Aanlegfase Exploitatiefase Grensoverschrijdende effecten Samenvatting Ontwikkelingsscenario
40 40 40 41 42 42 43
8
DISCIPLINE WATER 8.1 Afbakening van het studiegebied 8.2 Beschrijving van de referentiesituatie 8.2.1 Grondwater 8.2.2 Oppervlaktewater 8.3 Effectbespreking en –beoordeling 8.3.1 Aanlegfase 8.3.2 Exploitatiefase 8.4 Samenvatting 8.5 Grensoverschrijdende effecten 8.6 Ontwikkelingsscenario
44 44 44 44 44 45 45 46 47 47 47
9
DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN 9.1 Afbakening van het studiegebied 9.2 Beschrijving van de referentiesituatie 9.2.1 Wettelijk kader 9.2.2 Referentiesituatie 9.3 Effectbeschrijving 9.3.1 Aanlegfase 9.3.2 Exploitatiefase 9.4 Grensoverschrijdende effecten 9.4.1 Wettelijk kader 9.4.2 Effectbeschrijving 9.5 Samenvatting 9.6 Ontwikkelingsscenario
48 48 48 48 49 51 51 53 59 59 60 61 62
10
DISCIPLINE FAUNA EN FLORA 10.1 Figuren 10.2 Afbakening van het studiegebied 10.3 Beschrijving van de referentiesituatie 10.3.1 Beschermingszones 10.3.2 Flora 10.3.3 Fauna 10.4 Effectbeschrijving 10.4.1 Vegetaties 10.4.2 Fauna 10.5 Samenvatting 10.6 Grensoverschrijdende effecten 10.6.1 Referentiesituatie 10.6.2 Vegetaties 10.6.3 Fauna 10.6.4 Samenvatting 10.7 Ontwikkelingsscenario
63 63 63 63 63 64 64 67 67 68 69 69 69 70 71 71 71
Ontheffing windpark E40 april 2010
- ii -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
11
DISCIPLINE LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE 11.1 Figuren 11.2 Afbakening van het studiegebied 11.3 Beschrijving van de referentiesituatie 11.3.1 Historische ontwikkeling van het landschap 11.3.2 Beschrijving op macroschaal 11.3.3 Beschrijving op mesoschaal 11.3.4 Beschrijving op microschaal: archeologische kennis 11.4 Effectbeschrijving en -beoordeling 11.4.1 Effectgroepen 11.4.2 Effectbeschrijving 11.5 Samenvatting 11.6 Grensoverschrijdende effecten 11.6.1 Effectbespreking 11.6.2 Samenvatting 11.7 Ontwikkelingsscenario
73 73 73 73 74 74 75 78 78 78 78 78 78 78 78 78
12
DISCLIPLINE MENS 12.1 Figuren 12.2 Afbakening van het studiegebied 12.3 Beschrijving van de referentiesituatie 12.3.1 Geluidshinder 12.3.2 Veiligheid 12.3.3 Lichthinder 12.4 Effectbeschrijving 12.4.1 Geluidshinder 12.4.2 Veiligheid 12.4.3 Lichthinder 12.5 Samenvatting 12.6 Grensoverschrijdende effecten 12.6.1 Referentiesituatie 12.6.2 Geluidshinder 12.6.3 Veiligheid 12.6.4 Lichthinder 12.7 Ontwikkelingsscenario 12.7.1 Geluidshinder 12.7.2 Veiligheid 12.7.3 Lichthinder
78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78 78
13
POST-MONITORING
78
14
INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE 14.1 Effectbespreking 14.2 Eindbeoordeling 14.3 Watertoets 14.3.1 Oppervlaktewater 14.3.2 Grondwaterstand 14.3.3 Grondwaterkwaliteit 14.3.4 Wijziging vegetatie 14.4 Natuurtoets 14.4.1 Is er verandering?
78 78 78 78 78 78 78 78 78 78
Ontheffing windpark E40 april 2010
- iii -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
14.4.2 14.4.3 14.4.4
Is er schade? Is de schade te vermijden? Conclusie
78 78 78
15
LITERATUURLIJST
78
16
VERKLARENDE WOORDENLIJST
78
17
LIJST VAN AFKORTINGEN
78
TABELLEN Tabel 1.1: Team van deskundigen ...................................................................................10 Tabel 2.1: Kenmerken windturbines project.....................................................................21 Tabel 3.1: Randvoorwaarden die betrekking hebben op het project ...............................24 Tabel 5.1: Ingreep-effectschema......................................................................................34 Tabel 7.1: Effectbeoordeling voor de discipline Bodem...................................................43 Tabel 8.1: Effectbeoordeling voor de discipline Water.....................................................47 Tabel 9.1: Richtwaarden in dB(A) in open lucht...............................................................49 Tabel 9.2: Gemiddelde resultaten van de geluidsmetingen.............................................50 Tabel 9.3: Controlepunten (Vinçotte) ...............................................................................57 Tabel 9.4: Details van de akoestische verdeling (specifiek geluid afkkomstig van verschillende windmolens) in controlepunt 12 .................................................................60 Tabel 9.5: Details van de akoestische verdeling (specifiek geluid afkkomstig van verschillende windmolens) in controlepunt 23 .................................................................61 Tabel 9.6: Effectbeoordeling voor de discipline Geluid en trillingen ................................61 Tabel 10.1: Lijst van potentieel voorkomende vleermuizensoorten.................................66 Tabel 10.2: Reptielen en amfibieën in de omgeving van het projectgebied ....................67 Tabel 10.3: Effectbeoordeling voor de discipline Fauna en flora.....................................69 Tabel 11.1: Ankerplaatsen in de omgeving van de windturbines ....................................75 Tabel 11.2: Lijnrelicten in de omgeving van de windturbines ..........................................76 Tabel 11.3: Puntrelict in de omgeving van de windturbines ............................................76 Tabel 11.4: Beschermde landschappen en monumenten in de omgeving van de windturbines......................................................................................................................77 Tabel 11.5: Beschermde landschappen en monumenten in de omgeving van de windturbines......................................................................................................................78 Tabel 11.6: Het gekende archeologische erfgoed binnen een straal van 1 km per windturbine .......................................................................................................................78 Tabel 11.7: Aard en interpretatie van de gekende waarden ............................................78 Tabel 11.8: Effectbeoordeling voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie .......................................................................................................................78 Tabel 11.9: Bestaande en reeds vergunde maar nog niet gebouwde windturbines .......78 Tabel 12.1: Bevolking van de inplantings- en aangrenzende gemeenten in Vlaanderen 78 Tabel 12.2: Waarschijnlijkheid van het voorkomen van incidenten (SGS, 2007) ............78 Tabel 12.3: Criteria voor externe mensrisico’s.................................................................78 Tabel 12.4: Isorisicocontouren berekend met ‘Windturbines en Veiligheid versie 6.1’ ...78 Tabel 12.5: Effectbeoordeling voor de discipline Mens ...................................................78 Tabel 12.6: Bevolking van de inplantings- en aangrenzende gemeenten in Wallonië.....78 Tabel 14.1: Overzicht van de effecten voor de verschillende disciplines in de aanlegfase ..........................................................................................................................................78
Ontheffing windpark E40 april 2010
- iv -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
ILLUSTRATIES Illustratie 9.1: Ligging van de meetpunten .......................................................................50 Illustratie 9.2 Berekende geluidsniveaus bij een windsnelheid van 5 m/s (Vinçotte, 2009) ..........................................................................................................................................55 Illustratie 9.3: Berekende geluidsniveaus bij een windsnelheid van 8 m/s (Vinçotte, 2009).................................................................................................................................56 Illustratie 9.4: Ligging van de controlepunten (Vinçotte, 2009)........................................57 Illustratie 11.1: Ferraris-kaart.............................................Error! Bookmark not defined. Illustratie 11.2: Overzichtskaart van de gekende archeologische waarden.....................78 Illustratie 11.3: Overzichtskaart van de gekende archeologische waarden opgenomen in de CAI in het projectgebied in Landen .............................................................................78 Illustratie 11.4: Detailkaart van gekende archeologische waarden opgenomen in de CAI in het projectgebied in Landen .........................................................................................78 Illustratie 11.5: Overzichtskaart van de gekende archeologische waarden opgenomen in de CAI in het projectgebied in Gingelom..........................................................................78 Illustratie 12.1: Criteria groepsrisico (SGS, 2007)............................................................78 FIGUREN Figuur 1.1: Situering van het project Figuur 3.1: Gewestplan Figuur 6.1: Afbakening van de studiegebieden Figuur 7.1: Topografie Figuur 7.2: Bodemkaart Figuur 8.1: Overzicht van de waterlopen Figuur 8.2: watertoetskaart Figuur 10.1: Beschermingszones natuur Figuur 10.2: Vegetatiekaart Figuur 10.3: Biologische waarderingskaart Figuur 10.4: Vogelatlas Figuur 11.1; Traditionele landschappen in Vlaanderen Figuur 11.2: Landschapseenheden in Wallonië Figuur 11.3: Landschapsatlas Figuur 11.4: Beschermde monumenten en landschappen in Vlaanderen Figuur 11.5: Beschermde monumenten en landschappen in Wallonië Figuur 11.6: Visuele impactkaart Figuur 11.7: Locatie van de fotomontages Figuur 11.8: Ferraris-kaart Figuur 12.1: Overzicht van de gevoelige locaties voor veiligheid Figuur 12.2: Berekende slagschaduw turbines gemeente Landen Figuur 12.3: Berekende slagschaduw turbines gemeente Gingelom BIJLAGEN Bijlage 1: Nederlandstalige samenvatting étude d’incidences Bijlage 2: Advies Vlaams Energie Agentschap Bijlage 3: Bijzondere voorschriften bij de vergunning voor een archeologische prospectie met ingreep in de bodem Bijlage 4: Soortenlijst vogels Bijlage 5: Advies INBO Bijlage 6: Fotomontages Bijlage 7: Advies defensie Bijlage 8: Milieuvergunning voor 7 turbines en 7 transformatoren in Gingelom Ontheffing windpark E40 april 2010
-v-
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Bijlage 9: Milieuvergunning voor 9 turbines en 9 transformatoren in Landen Bijlage 10: Etude d’incidences sur l’environnement’ van Vinçotte (2009) Bijlage 11: Metingen met per uur een indicatie van de windrichting en -snelheid
Ontheffing windpark E40 april 2010
- vi -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
1
INLEIDING
1.1
Figuren Figuur 1.1: Situering van het project
1.2
Situering en korte schets van het project Het windturbinepark dat Greensky wenst te ontwikkelen, te bouwen en te exploiteren is gelegen langs de E40-autosnelweg (Brussel-Luik) en het traject van de HST en omvat 29 windturbines, waarvan 16 windturbines in Vlaanderen en 13 in Wallonië. Van de betrokken windturbines in Vlaanderen zijn er 9 windturbines gelegen op het grondgebied van de gemeente Landen (provincie Vlaams-Brabant) en 7 windturbines op het grondgebied van de gemeente Gingelom (provincie Limburg). De windturbines in Wallonië worden voorzien in de gemeenten Hélécine, Orp-Jauche, Lincent en Hannut. De exacte inplanting van de turbines is weergegeven in figuur 1.1. De windturbines zullen vermoedelijk worden aangesloten op het Elia-hoogspanningsnet in de nabijgelegen hoogspanningspost van Infrabel te Avernas. Om verliezen tengevolge van het transport tot bij de aansluitingspost zoveel mogelijk te beperken, wordt de stroom ter hoogte van de windturbines getransformeerd naar middenspanning. Hiertoe dienen de windturbines te worden uitgerust met een kleine transformator die binnenin de turbines wordt geplaatst. Van hieruit wordt de stroom afgevoerd via een ondergrondse kabel naar het gemeenschappelijke aansluitingspunt. De funderingen van de windturbines zullen ondergronds als betonnen massief, vermoedelijk versterkt met paalfunderingen, worden uitgevoerd. Dimensies zijn te bepalen na grondonderzoek, maar zullen een cirkel van ca. 20 m diameter rondom het centrum van de windturbine innemen.
1.3
Administratieve situering In Wallonië werd voor hetzelfde project reeds een studie naar de milieueffecten uitgevoerd (étude d’incidences) in het kader van de permis unique die voor het project werd aangevraagd. Hiervoor werd nog geen advies bekomen van de betrokken instanties. Een Nederlandstalige samenvatting van deze étude d’incidences is opgenomen in bijlage 1. Voor het voorliggende project werd reeds een gunstig advies bekomen van het Vlaams Energie Agentschap. Dit advies is opgenomen in bijlage 2.
1.4
Toetsing aan de MER-plicht
1.4.1
Juridische toetsing Juridisch bestaat er onzekerheid of voorliggend project al dan niet onder rubriek 3i van Bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/02/2005) valt:
Ontheffing windpark E40 april 2010
-7-
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voorzover de activiteit betrekking heeft: − op 20 windturbines of meer, of − op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied. Gezien er geen aanzienlijke invloed op een bijzonder beschermd gebied te verwachten valt, geldt de drempel van 20 turbines. Op Vlaams grondgebied worden 16 turbines gepland, maar het hele project omvat 29 turbines. De dienst Mer oordeelt dat om na te gaan of de drempel van 20 turbines overschreden wordt, het hele project in aanmerking genomen moet worden waardoor het project onder de vermelde rubriek valt. 1.4.2
Effectbespreking Onder de Vlaamse regelgeving dienen volgende effecten besproken te worden in een m.e.r.-procedure: • de effecten van de Vlaamse turbines in Vlaanderen en in Wallonië • de cumulatieve effecten van de Vlaamse en Waalse turbines in Vlaanderen Het regelgevend kader waarmee rekening gehouden moet worden omvat 2 omzendbrieven: • Omzendbrief EME/2006/01 – RO/2006/02 – Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines (B.S. 24 oktober 2006). • Omzendbrief LNE/2009/01 – RO/2009/01 – Beoordelingskader voor de inplanting van kleine en middelgrote windturbines.
1.4.3
M.e.r.-procedure Aangezien het een bijlage II-project betreft kan de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen bij de administratie. Voorliggend rapport betreft dan ook een aanvraag tot ontheffing van de MER-plicht.
1.4.4
Situering ontheffingddossier Hier wordt een korte duiding gegeven bij de opgestelde ontheffing. Greensky cvba kreeg een milieuvergunning verleend voor 7 windturbines en 7 transformatoren in Gingelom (besluit van de deputatie van Limburg d.d. 2009-12-23) (Bijlage 8). Greensky cvba kreeg een milieuvergunning verleend voor 9 windturbines en 9 transformatoren in Landen (besluit van de deputatie van Vlaams-Brabant d.d. 2010-0114) (Bijlage 9). In beide verleende milieuvergunningen wordt door de respectieve deputaties expliciet en gemotiveerd gesteld dat de betrokken projecten niet onderworpen zijn aan de MERplicht. Greensky heeft – zoals dit dan werd overlegd met de dienst Mer – besloten om op basis van het voorzorgsprincipe ook nog een MER-ontheffingsdossier in te dienen teneinde ook voor andere betrokken instanties, inzonderheid bijvoorbeeld binnen het kader van Ontheffing windpark E40 april 2010
-8-
819257/R/873173/Mech Eindrapport
de behandeling van de respectievelijke aanvragen inzake stedenbouwkundige vergunningen – daar waar nodig – een bijkomende informatie te bieden. Intussen vernam Greensky cvba dat de afdeling Milieuvergunningen Limburg beroep aantekende tegen de beslissing van de deputatie van Limburg om een milieuvergunning te verlenen voor het exploiteren van een windturbinepark te Gingelom, ter plaatse langsheen de E40. Greensky cvba heeft tot op heden geen informatie gekregen dat een beroep werd aangetekend door derden tegen deze milieuvergunning.
1.5
Naam van de initiatiefnemer De ontheffingsaanvraag wordt uitgevoerd op initiatief van: Greensky cbva Regentlaan 8 1000 Brussel De ontheffingsaanvraag wordt uitgevoerd door: Haskoning Belgium nv Hanswijkdries 80 2800 Mechelen
Ontheffing windpark E40 april 2010
-9-
819257/R/873173/Mech Eindrapport
1.6
Team van deskundigen In tabel 1.1 wordt het team van deskundigen opgelijst, met hun erkenningen en andere medewerkers die hen bijstaan bij het uitwerken van de discipline. Tabel 1.1: Team van deskundigen Externe deskundigen Discipline
Naam
Water
Erkenning
Werkgever
Ministerieel besluit
Geldig tot
Mevr. M. Gruwez
MER/EDA/652/B
19/07/2010
Dhr. T. Carron
MER/EDA/617/A&B
13/02/2009
grondwater
Medewerker onder begeleiding
Haskoning
Dhr. K. Wijns
Belgium nv Haskoning Belgium nv
Water
Mevr. M. Gruwez
MER/EDA/652-B/U
03/04/2011
Dhr. K. Wijns
oppervlaktewater Bodem
Dhr. T. Carron
MB/MER/EDA/617/V1
12/02/2014
Mevr. M. Gruwez
MER/EDA/652/A
19/07/2010
Dhr. K. Wijns
geologie Geluid
en
Dhr. T. Carron
MB/MER/EDA/617/V1
13/02/2009
Dhr. T. Carron
MER/EDA-617B/V1
12/02/2014
Dhr. B. Vercoutere
MER/519/V2
21/01/2013
Dhr. K. Wijns
trillingen Fauna en Flora
Haskoning
Mevr. A. Pals,
Belgium nv Landschap
Dhr. Guy Geudens
MB/MER/EDA-709
17/05/2014
Mevr. L. Van den Schoor
Interne deskundigen Dhr. M. Herygers Coördinator ontheffingsaanvraag Mevr. M. Gruwez
Haskoning
Mevr. A. Pals
Belgium nv
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 10 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
2
PROJECTBESCHRIJVING EN ALTERNATIEVENONDERZOEK
2.1
Huidige situatie Het projectgebied bevindt zich in de nabijheid van enkele woon- en woonuitbreidingsgebieden die de kernen van Lincent, Waasmont, Walshoutem, Avernas-le-Bauduin, Cras-Avernas, Montenaken, Kortijs, Vorsen en Crenwick bevatten. In de buurt liggen ook enkele woningen buiten de officiële woonzones, zoals de boerderij ‘Ferme de la Bosquée’ te Cras-Avernas. Het windpark bevindt zich in de onmiddellijke omgeving van enkele belangrijke infrastructuren: de autosnelweg E40, evenals de HST-lijn tussen Brussel en Luik, lopen dwars door de site. Een gasleiding van Fluxys loopt van noord naar zuid tussen turbine V1 en V2. Verder zijn er enkele kleinere wegen en tal van nationale wegen. Over het algemeen heeft het projectgebied een landelijk karakter met vooral veel veeteelt en land- en tuinbouw. Niettemin wordt de open structuur nu reeds onderbroken door de HST-lijn, de E40, zendmasten en hogere bomen her en der.
2.2
Alternatieven De inplanting van windturbines wordt beperkt door een hele reeks randvoorwaarden. Deze omvatten zowel technische criteria als juridisch – administratieve aspecten zoals het windplan Vlaanderen en de omzendbrieven EME/2006/01 en LNE/2009/01. Samen bepalen deze de randvoorwaarden voor de mogelijkheden voor de inplanting van de windturbines. Er drie verschillende types alternatieven die kunnen onderzocht worden: • locatiealternatieven • inrichtingsalternatieven • uitvoeringsalternatieven In de volgende paragrafen wordt onderzocht of er alternatieven van de verschillende types mogelijk zijn en hoe het huidige plan tot stand kwam. Deze beschrijving is grotendeels gebaseerd op Tractebel Engineering (2009).
2.2.1
Locatiealternatieven Technische criteria Eerst en vooral dient de site aan een aantal windtechnische voorwaarden te beantwoorden. Eén van de, zoniet het belangrijkste, criterium voor een goede locatie voor de inplanting van windturbines is de gemiddelde windsnelheid. De jaarlijkse elektriciteitsproductie van een windturbine stijgt immers meer dan proportioneel met de gemiddelde windsnelheid. Het is dan ook logisch dat windturbines bij voorkeur dienen ingeplant te worden in gebieden met een hoog windpotentieel (dit wil zeggen een hoge gemiddelde windsnelheid) wil men de beschikbare windenergie doeltreffend benutten.
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 11 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Naast de gemiddelde windsnelheid is het bovendien van belang dat de variatie van de windsnelheid beperkt blijft. Gebieden blootgesteld aan zeer hoge windsnelheden gedurende korte periodes in combinatie met veel lagere windsnelheden gedurende lange periodes hebben immers een lager windpotentieel dan gebieden met een vrij constante windsnelheid, bij een gelijke gemiddelde windsnelheid. Bij te hoge windsnelheden worden de windturbines immers om veiligheidsredenen stilgelegd. Ten slotte dient de aanstroming van de wind ongestoord te gebeuren. Dit enerzijds om afremming van de wind te vermijden en anderzijds om het ontstaan van turbulenties, die nadelig zijn voor de levensduur van de turbines en voor de energieproductie, te voorkomen. Ongestoorde aanstroming betekent concreet dat het aanstroomveld zoveel mogelijk vrij dient te zijn van obstakels (hoge gebouwen, hoge bomen...) en dit voornamelijk in de richting van de dominante windrichting. Om een idee te hebben van de lokale gemiddelde windsnelheden in België, werd er door Tractebel Engineering een windatlas opgesteld waarin voor heel België voor zones van 10 op 10 km de gemiddelde windsnelheid wordt gegeven. Deze data werd bekomen door interpolatie van de gegevens van minstens 10 jaar van 7 meetstations in België, (nl: Zaventem, Oosterschelde, Koksijde, Bierset, Elsenborn, Saint-Hubert en Florennes) waarbij rekening gehouden werd met andere factoren zoals reliëf en plaatselijke ruwheid. De hoogste gemiddelde windsnelheden in België worden waargenomen aan de kust en in het noorden van de provincie Antwerpen. In de rest van Vlaanderen is de gemiddelde windsnelheid meer gematigd, maar toch overal voldoende voor de plaatsing van windturbines. Daarbij blijven de variaties van de windsnelheid, zowel op korte als op lange termijn, relatief beperkt. Met een gemiddelde windsnelheid van 6,6 m/s op 100 m heeft de omgeving van de autosnelweg in Hélécine, Orp-Jauche, Lincent, Landen, Hannut en Gingelom een gunstig windklimaat voor het opstellen van windturbines. Om zoveel mogelijk beschikbare energie van de wind op te vangen, is het aangewezen om binnen de geldende beperkingen een zo groot mogelijke rotordiameter te kiezen. Voor windturbines van 2 tot 3 MW komt dit neer op een rotordiameter van ongeveer 93 m. Daarenboven is er slechts een licht glooiend reliëf en zijn de obstakels uiterst beperkt (hier en daar enkele hoge bomen) zodat de aanstroming van de wind relatief ongestoord gebeurt. Windplan Vlaanderen (December 2000) Het Windplan Vlaanderen is een studie, uitgevoerd door de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Organisatie Duurzame Energie (ODE). Deze studie, gesteund door het IWT, omvat een onderzoek naar mogelijke locaties voor windturbines in Vlaanderen. Rekening houdend met een reeks informatielagen zoals het gewestplan, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en mits in acht name van bufferzones rond bepaalde gevoelige gebieden, wordt Vlaanderen onderverdeeld in verschillende gebieden, elk met hun eigen prioriteit wat betreft de toepassing van windenergie. Deze gebieden zijn de volgende: •
Klasse 0: gebieden die niet in aanmerking komen voor de toepassing van windenergie en dus worden uitgesloten (vb. woongebieden, natuurgebieden)
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 12 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
•
•
•
Klasse 1: gebieden die zeker in aanmerking komen voor de toepassing van windenergie, met hoogste prioriteit (vb. industriegebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut) Klasse 2: gebieden die in aanmerking komen voor windenergie, maar waar toch eerder een beperking kan optreden (vb. agrarische gebieden, recreatiegebieden) Klasse 3: gebieden waar de toepassing van windenergie eventueel kan, mits een goede afweging met de andere, belangrijkere functies van het gebied.
De projectzone in de buurt van de E40 is voornamelijk geel ingekleurd wat overeenkomt met een gebied van klasse 2. Hieruit volgt dat deze zone in aanmerking komt voor windenergie, maar dat er toch eerder een beperking kan optreden. In deze specifieke situatie is de eventuele beperking veroorzaakt doordat de site in agrarisch gebied ligt. Aangezien recent (lang na het opstellen van het windplan) een nieuw decreet Ruimtelijke Ordening van kracht is dat stelt dat er geen RUP meer nodig is voor het inplannen van windturbines in agrarisch gebied, is deze beperking in werkelijkheid opgeheven. Windturbines V3 – V12 en V14 – V16 bevinden zich in de gele zone en volgen dus, rekening houdende met het nieuwe decreet, de aanbevelingen van het windplan. Turbines V1 en V2 liggen in een licht groene zone. Deze zone is volgens het windplan opgenomen als klasse 1 en is geklasseerd onder “prioritair zoekgebied”. Turbine V13 tenslotte ligt in oranje gebied (klasse 3). De afweging met de andere functies van het gebied wordt verder besproken. Als besluit geldt dus dat het windpark niet tegen de aanbevelingen van het Windplan Vlaanderen in gaat. De omzendbrief EME/2006/01 De omzendbrief EME/2006/011 legt een reeks principes vast teneinde de vraag naar locaties voor de inplanting van duurzame energiebronnen zoals windturbines te verzoenen met de vraag naar een kwaliteitsvolle ruimtelijke ordening. De voornaamste principes zijn hierna samengevat. Bundelingsprincipe Het ruimtelijk principe van gedeconcentreerde bundeling uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt algemeen voor de inplanting van windturbines verfijnd in het principe van de plaatsdeling (site sharing). Door windturbines zoveel als mogelijk te bundelen, moet het behoud van de nog resterende open ruimte in het sterk verstedelijkte Vlaanderen worden gegarandeerd. De absolute voorkeur gaat dan ook uit naar het realiseren van windenergieopwekking door middel van een clustering van windturbines. Verder moet gestreefd worden naar een bundeling met grootschalige bedrijventerreinen, in het bijzonder in de economische poorten en netwerken, en in bepaalde gemeenschapsvoorzieningen, voor zover de basisbestemming van het gebied niet in het gedrang komt. De locatiekeuze voor windturbines en windturbineparken zal zowel in de stedelijke gebieden, de bedrijvenzones en de kernen als in de open ruimte moeten passen binnen een samenhangende visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het betrokken Ontheffing windpark E40 april 2010
- 13 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
gebied. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden afwegingselementen vermeld op basis waarvan een toetsing van de locatie voor de windturbines of windturbineparken aan de visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling kan plaatsvinden: • •
Het project sluit aan bij de schaal en de opbouw van het landschap; De omvang van het project tast de structuur en de essentiële functies van de randstedelijke gebieden of het buitengebied niet aan.
Er werd nagegaan of meerdere windturbines aan beide kanten van de E40 in Hélécine, Orp-Jauche, Lincent, Landen, Hannut en Gingelom konden gebundeld worden. Om een technisch en economisch aanvaardbaar rendement te behalen is het echter noodzakelijk om bij het inplanten van meerdere turbines een minimale afstand tussen de turbines te bewaren. Daarenboven moeten ook de veiligheidsafstanden ten opzichte van leidingen, gebouwen en infrastructuren gerespecteerd worden en dient er rekening gehouden te worden met de milieu-impact. Dit geeft als resultaat dat over de gehele zone 29 turbines kunnen geplaatst worden, gebundeld in meerdere lijnopstellingen van enkele turbines die het traject van de E40 (afwisselend ten noorden en ten zuiden ervan) volgen. Het Vlaamse gedeelte van het windpark bestaat uit 16 turbines die als volgt gebundeld worden (zie ook kaart 6, 1/2 en 2/2): • • • •
De turbine V1 maakt deel uit van een cluster van 4 turbines waarvan de 3 andere zich bevinden in Lincent Turbines V2 – V9 vormen samen met 2 windturbines in Hannut een geheel van 10 turbines ten zuiden van de HST-lijn. Turbines V10 – V12 zijn gegroepeerd ten noorden van de autosnelweg Turbines V13-V16 vormen een cluster van 4 turbines ten zuiden van de HST-lijn.
In principe schrijft de omzendbrief voor dat de windturbines een cluster van minimum 3 windturbines moeten vormen die in de stedelijke gebieden, de bedrijvenzones, de woonkernen of in de open ruimte passen. Het Vlaamse gedeelte van het windpark bestaat uit verschillende clusters van tenminste 3 windturbines, die samen met het Waalse gedeelte, één geheel vormen. Het windpark ligt parallel aan de autosnelweg E40 en de HST-lijn. Op die manier wordt het windpark gebundeld met een bestaande lijninfrastructuur, gevormd door de verlichtingspalen van de autosnelweg en de bovenleiding van de spoorweg. Het project beantwoordt bijgevolg aan het bundelingsprincipe, zoals verwoord in de omzendbrief. Locatiekeuze naar bestemmingen Volgende gebieden kunnen in aanmerking komen voor de inplanting van een windpark voor zover ze niet in strijd zijn met de verder uiteengezette principes: • De bestemmingsgebieden zoals opgesomd in het Koninklijk Besluit van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van ontwerpgewestplannen en gewestplannen (behoudens wanneer deze in overeenstemming met de afwegingscriteria van deze omzendbrief worden uitgesloten): o industriegebieden;
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 14 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
gebieden voor ambachtelijke bedrijven en voor kleine en middelgrote ondernemingen; o dienstverleningsgebieden o gebieden voor de vestiging van grootwinkelbedrijven; o gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen; o bufferzones. De met voorgaande vergelijkbare bestemmingsgebieden eigen aan sommige gewestplannen en/of met een aanvullend stedenbouwkundig voorschrift als gevolg van een gedeeltelijke wijziging van het gewestplan. Het gaat hierbij in het bijzonder over de bestemmingszones met specifieke bepalingen zoals transportzones, regionale bedrijventerreinen met openbaar karakter, de gerealiseerde reservegebieden voor industriële ontwikkeling of de aanverwante bestemmingen eigen aan havengebieden (zoals industriegebieden voor watergebonden bedrijven, gebieden voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, …) De met voorgaande vergelijkbare bestemmingsgebieden eigen aan de ruimtelijke uitvoeringsplannen die de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan opheffen of die een overdruk vormen op het ter plekke juridisch verordenend bestemmingsplan. o
•
•
Tevens komen de vormingsstations van de spoorwegen in aanmerking. De windturbines worden ingeplant in een gebied dat in het gewestplan ingekleurd is als agrarisch gebied. Door het nieuwe decreet Ruimtelijke Ordening dat in voege is sinds 1 september 2009, wordt de planologische onverenigbaarheid waarvan sprake in de Omzendbrief opgeheven. Milieueffecten Tenslotte dienen een aantal elementen in rekening te worden gebracht bij de locatiekeuze teneinde de verstoring tengevolge van het project tot een minimum te beperken: • grondgebruik • landschappelijke impact • geluidsimpact • slagschaduw • lichtreflecties • veiligheid • natuur • luchtvaart De milieueffecten worden grondig onderzocht in de verschillende disciplines en worden hier dan ook niet verder besproken. Omzendbrief LNE/2009/01 Deze omzendbrief beschrijft het beoordelingskader voor de inplanting van kleine en middelgrote windturbines. De grens voor middelgrote turbines ligt hierbij op een vermogen van maximaal 300 kW. Gezien het vermogen van de turbines hoger zal liggen, gaat het om grote windturbines en vallen ze dan ook niet onder de bepalingen van deze omzendbrief.
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 15 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Conclusie Uit de bovenstaande analyse volgt dat de huidige locatie van de turbines conform is met alle juridisch – administratieve voorschriften en dat ook vanuit de technische criteria deze opstelling als gunstig naar voor komt. Gezien de sterk beperkende voorwaarden, zijn er in de omgeving niet meteen andere geschikte locaties voorhanden. Er worden dan ook verder geen locatiealternatieven weerhouden in deze ontheffing. 2.2.2
Inrichtingsalternatieven Technische criteria Niettegenstaande het windpotentieel het basiscriterium is voor het vastleggen van een geschikt gebied voor de inplanting van een windturbine, dient het projectgebied bijkomend aan volgende voorwaarden te voldoen: •
• •
•
•
De aanwezigheid van een elektriciteitsnet voor de afvoer van de geproduceerde elektriciteit is onontbeerlijk. Om technische redenen (stabiliteit van het elektriciteitsnet) dient de energie afkomstig van de windturbine te worden afgevoerd via het hoog- of middenspanningsnet en is de nabijheid van een hoogspanningspost aan te bevelen. Het projectgebied dient gemakkelijk toegankelijk te zijn voor de bouw en het periodiek onderhoud van de turbine. Het projectgebied dient op voldoende afstand gelegen te zijn van residentiële gebieden: de productie van windenergie door middel van windturbines gaat, net zoals de meeste andere productiemethodes, gepaard met een zekere geluidsimpact. Niettegenstaande het hier hoofdzakelijk een aërodynamisch, en dus natuurlijk, geluid betreft, dient een minimale afstand tot residentiële zones in acht te worden genomen teneinde de eventueel storende effecten tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De windturbine moet op een veiligheidsafstand gelegen zijn van de opslagplaatsen van explosieve stoffen en van de opslagplaatsen van stoffen die een risico leveren op milieuverontreiniging (zie ook risicoanalyse bij de discipline Mens, veiligheid). De inplanting van de windturbine mag de beleidsopties betreffende de bodembestemming van het gebied niet in het gedrang brengen.
Op technisch gebied is de onderzochte site interessant: •
•
Met een hoogspanningspost te Avernas in de buurt is de elektrische aansluiting geen probleem. Gezien het grote vermogen van het totale windpark (~ 60 MW) is een aansluiting op het Elia-hoogspanningsnet de enige technisch haalbare oplossing. De bestaande hoogspanningspost van Infrabel (een van de partners van Greensky) laat toe, mits enige aanpassing, de opgewekte energie op een efficiënte manier naar het Elia-net te transporteren. Op die manier wordt de bestaande infrastructuur optimaal gebruikt en worden de bijkomende hulptoestellen (transformatoren, hoogspanningscabine, enz.) tot een minimum te beperkt. De nabijheid van de autosnelweg maakt het transport van de turbines naar de site zeer eenvoudig. Om de toegang naar de individuele turbines te verzekeren
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 16 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
• •
kunnen ook enkele kleinere, bestaande wegen gebruikt worden zodat de aanleg van nieuwe wegen beperkt zal blijven Zoals later in deze ontheffing beschreven wordt, is het windpark voldoende ver van residentiële gebieden gelegen opdat de impact aanvaardbaar zou blijven. De veiligheidsafstanden ten opzichte van verschillende infrastructuren worden gerespecteerd (zie verder). o Hoogspanningsnet: ten noordwesten van de E40, en dus ook van de site, zijn er bovengrondse hoogspanningslijnen aanwezig. Deze hoogspanningslijnen bevinden zich echter op een afstand van minstens 3.6 km, zodat voor alle turbines een veiligheidsafstand van minstens 170 m gerespecteerd wordt wat overeenkomt met de standaard richtlijnen van Elia (een minimale afstand van 1,5 maal de rotordiameter wordt aanvaardbaar geacht). De aanwezige ondergrondse 150 kV lijn die de site doorkruist zorgt niet voor bijkomende risico's en brengt bijgevolg geen beperkingen met zich mee. Er zal wel rekening mee gehouden worden tijdens de bouwfase (specifiek tijdens de graafwerken) op de site. o Pijpleidingen: tussen de windturbines V1 en V2 bevindt zich een Fluxyspijpleiding. Voor beide turbines werd de standaard richtlijn van 170 m als bufferzone gerespecteerd.
Conclusie Gezien de randvoorwaarden sterk beperkend zijn, is het niet mogelijk een andere opstelling te voorzien die ook al aan alle randvoorwaarden voldoet. Daarom worden geen inrichtingsalternatieven opgenomen in deze ontheffing. 2.2.3
Uitvoeringsalternatieven Op dit moment ligt het type turbine dat geplaatst zal worden nog niet volledig vast. Er zijn immers continu nieuwe ontwikkelingen op de markt zodat het aangewezen is te wachten op het moment van uitvoering om dan het meest geschikte type te kiezen. Er zijn echter al wel enkele parameters waarvoor a priori een keuze kan gemaakt worden, op basis van rendabiliteit en het minimaliseren van de impact. In deze paragraaf worden deze keuzes toegelicht. Er wordt gekozen voor windturbines met drie wieken met horizontale as. Dit type windturbines is van het “traagdraaiende” type waarvan algemeen aanvaard is dat ze de minste hinder veroorzaken en beter geïntegreerd worden in het landschap. Dit type windturbine is dan ook het enige dat vandaag op de markt te vinden is in de range van hoge vermogens (meer dan 1 MW). Wat betreft het vermogen, zijn er op de markt turbines tot een vermogen van 6 MW welke ontworpen zijn om inlands gebouwd te worden. Hoe hoger het vermogen, hoe groter de rotordiameter en hoe hoger de mast en gondel. De typische hoogte van de mast varieert van 80 m tot 135 m en de rotordiameter van 80 tot 126 m. Waarbij de hoogte van de gondel en de rotordiameter in functie is van het vermogen van de generator. Dus een 6 MW turbine zal doorgaans een masthoogte hebben van 135 m en de grootst mogelijke rotordiameter (hier 126 m). De keuze van de machine wordt bepaald door technische en economische aspecten. Het windklimaat is een belangrijke parameter voor de bepaling van het vermogen, de Ontheffing windpark E40 april 2010
- 17 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
hoogte van de gondel en de rotordiameter. Anderzijds is de aansluitcapaciteit op het openbare elektriciteitsnet een bepalende factor voor het totale vermogen van het windpark. Het totale vermogen van het windpark is bepaald in functie van de aansluitcapaciteit op de post van Avernas. Op de beoogde locatie werden het windklimaat, de windsterkte en windsnelheid berekend op basis van winddata en rekenmodellen. Vanuit deze analyse bleek dat windturbines in de range 2 à 3 MW en een totale maximale tiphoogte van 150 m, de meest gepaste windturbine is voor die locatie, mede rekening houdend met andere restricties. Vervolgens werd onderzocht wat de fabrikanten werkelijk aanbieden, want masthoogtes en rotordiameters worden aangeboden in standaardmaten, hiervan kan niet afgeweken worden. De windturbines met kleinere afmetingen en vermogens komen niet in aanmerking, omdat in verhouding minder energie geproduceerd zou worden, waardoor kan beschouwd worden dat de beschikbare zone niet optimaal gebruikt zou worden. Windturbines met grotere afmetingen zouden eventueel in aanmerking kunnen komen, maar zouden een hogere visuele impact hebben en mogelijk de bestaande restricties zoals de veiligheidsafstand tot de bestaande openbare infrastructuren (autosnelweg en HST-lijn) niet respecteren. Anderzijds is de investering hoger en mogelijk niet economisch verantwoord gezien het lokale windklimaat. Conclusie Op basis van bovenstaande afwegingen werden dan ook de grenzen bepaald waarbinnen de gekozen turbines zullen moeten vallen. Deze grenzen worden beschreven in paragraaf 2.3.2. Gezien vanuit de verschillende analyses bleek dat deze beschrijving de optimale types van turbines voor deze locatie omvat, worden geen andere uitvoeringsalternatieven opgenomen in deze ontheffing.
2.3
Gepland initiatief
2.3.1
Aanlegfase Realisatie project Voor de realisatie van het project zijn volgende activiteiten vereist: • Voorbereiding van de terreinen en realisatie van toegangswegen en werkplatformen • Realisatie van de fundering • Netaansluiting • Montage van de turbines • Indienstneming en testen Deze worden vervolgens apart besproken. Voorbereiding van de terreinen en realisatie van toegangswegen en werkplatformen Het voorbereiden van de terreinen houdt het vereffenen van de grond in (met eventueel het verwijderen van enkele bomen of struiken) en de realisatie van montagezones en toegangswegen. Indien nodig zal hiervoor een kapvergunning worden aangevraagd. De werfzones worden gestabiliseerd met steenslag. •
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 18 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
De inplanting van de turbines op de verschillende percelen is een gevolg van verscheidene aandachtspunten. Vooreerst zijn er de verschillende bestaande restricties die onder andere door de omzendbrief van de Vlaamse Overheid worden opgelegd. Hierin wordt bijvoorbeeld een minimale afstand tot woningen en woonzones opgelegd, een minimale afstand tot grote en belangrijke structuren zoals wegen en hoogspanningsleidingen. Eveneens legt de luchtvaart voor dit project een maximale tussenafstand van 300m tussen de autosnelweg en de windturbines op. Na de beschouwing van de verschillende restricties wordt rekening gehouden met het veiligheidsaspect. Dit houdt onder meer in dat turbines liefst een zo klein mogelijke overhang boven wegen en andere infrastructuren kennen. Er is immers steeds een aanwezig risico veroorzaakt door scenario’s als ijsval of afbreken van onderdelen. Vervolgens kunnen enkel turbines worden ingeplant op percelen waarvan de eigenaar en exploitant akkoord gaan met een contractuele verbintenis van opstalrecht. Het staat de eigenaars vrij dit contract af te sluiten zodat het niet steeds mogelijk is een optimale inplanting te verwezenlijken. Ook zijn er een aantal technische restricties die in rekening moeten worden genomen: om de turbulenties ten gevolge van de andere windturbines te beperken (om schade aan de windturbines te vermijden) en om de productieverliezen door het zogeffect zoveel mogelijk te vermijden, moet de tussenafstand tussen de verschillende windturbines voldoende groot zijn. Tenslotte wordt elke individuele windturbine in de mate van het mogelijke (rekening houdend met het voorgaande) ingepast in een totaal beeld. Voor het project langs de E40 is geopteerd voor een lijnvormige structuur die zo goed mogelijk aansluit bij de bestaande lijnstructuren. De uiteindelijk aangelegde permanente verhardingen (werkplatvormen en toegangswegen) zijn steeds conform de gevraagde afmetingen en karakteristieken van de windturbinefabrikant. De grootte van dit oppervlak is met andere woorden afhankelijk van de gestelde eisen op het moment van constructie en is afhankelijk van de gebruikte hulpmiddelen en constructietechnieken voor het plaatsen en later onderhouden van de turbines. Er kan omwille van contractuele overeenkomsten met de producenten geen afwijking van deze karakteristieken worden bekomen. Indien dit toch zou plaatsvinden zouden zij, in het geval van eventuele noodzakelijke herstellingen, de beschikbaarheid van de machine niet kunnen garanderen aangezien eerst het werkplatform terug in zijn originele staat zal moeten hersteld worden. De op het moment van de vergunningsaanvraag voorgestelde afmetingen zijn de meest ruime afmetingen en kunnen dus afhankelijk van de door de producent opgelegde karakteristieken nog afwijken (verkleinen). De inplanting van zowel de turbines als de toegangswegen en werkplatformen is bepaald in overleg met de eigenaars en exploitanten. Hierbij werd rekening gehouden met de normale bewerking van het landbouwperceel (onder meer de wendbaarheid en passeerbaarhied van tractoren), om de impact van de windturbine-installaties tot een minimum te herleiden. Bovendien worden de terreineigenaars (en eventuele pachters) vergoed voor het jaarlijks verlies van opbrengsten. •
Realisatie van de fundering
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 19 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Het funderingstype is afhankelijk van de aard van de ondergrond. In dit geval zal vermoedelijk gebruik gemaakt worden van een paalfundering. Hiervoor zal grondverzet van meer dan 250 m 3 noodzakelijk zijn wat impliceert dat er een bodemdeskundige nodig is. • Netaansluiting De netaansluiting omvat het aanleggen van de ondergrondse kabels en de aanpassingen voor de aansluiting op het distributienet. De opgewekte elektriciteit zal door middel van een elektriciteitskabel in de bodem naar een aansluitpunt op het elektriciteitsnet worden getransporteerd. Om de verbinding te maken tussen de windturbines en het aansluitpunt op het elektriciteitsnet is er een kabeltracé van 7.754 m voorzien op Vlaams grondgebied. De breedte en de diepte van de sleuf hangt af van het type bodem en het aantal, dikte en vermogen van de kabels die gelegd moeten worden. De configuratie van de kabels kan enkel worden bepaald wanneer er geweten is hoeveel turbines er kunnen geplaatst worden. De kabel moet wel op minimum 120 cm diepte liggen. De breedte van de sleuf hangt dus sterk af van het aantal kabels dat er moet geplaatst worden en van de stabiliteit van de grond. Het voorziene kabeltracé zal zoveel mogelijk van het bestaande wegennet gebruik maken. Het kabeltracé zal namelijk delen van de E40, de HST-spoorlijn of ruilverkavelingwegen volgen. Bij biologisch waardevolle vegetatie zal bij het graven van de sleuf eerst de topgrond verwijderd worden en na de werken terug vanboven geplaatst worden om zo de verstoring te beperken. • Montage van de turbines Bij de montage van de turbines worden de turbineonderdelen zoveel mogelijk geleverd onder een vorm die onmiddellijke montage ter plaatse toelaat. De mast wordt, door middel van een kraan, op de fundering bevestigd. Vervolgens worden de gondel en de rotorbladen gemonteerd, waarna de turbines op het net kunnen aangesloten worden. Archeologisch vooronderzoek: archeologische prospectie met ingreep in de bodem De windturbines bevinden zich niet in een beschermde archeologische zone. Ze zijn echter wel gelegen in een gebied met een hoge archeologische potentie, vooral wat de metaaltijden en de Romeinse periode betreft, zodat de kans groot is dat er tijdens de werken archeologische sites worden aangesneden. Aangezien de bedreiging van archeologische waarden hoofdzakelijk rechtstreeks (fysiek) is, is een archeologisch vooronderzoek aangewezen. Dit vooronderzoek zal uitgevoerd worden volgens de voorschriften die opgesteld werden door het Agentschap Ruimtelijke Ordening Onroerend erfgoed Vlaanderen en die bijgevoegd zijn in bijlage 3. Voor de verschillende activiteiten die zullen plaatsvinden, wordt vervolgens het vooronderzoek verder toegelicht. Op de plaatsen waar de windturbines zullen ingeplant worden, en bij uitbreiding de hele werfzone, is een proefsleuvenonderzoek voor de aanvang van de werken aangewezen. Bij het aantreffen van sites, dient een vervolgonderzoek voorzien te worden, om ze te documenteren, waarna de gronden kunnen vrijgegeven worden. In het projectgebied zijn ook locaties gekend met steentijdmateriaal, die mogelijk wijzen op de aanwezigheid van steentijdsites ter hoogte van de bodemverstorende activiteiten. Het gaat hier voornamelijk om de zone rondom windturbine V1 tot en met winturbine V5. Daarom is het mogelijk interessant dat het reeds vermelde proefsleuvenonderzoek ter hoogte van
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 20 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
de werfzones van deze windturbines, uitgebreid wordt met een paleolandschappelijke boorcampagne. Bij de aanleg van de nieuwe wegen is het aangewezen om een archeologische begeleiding van de werken te voorzien voor het volledige tracé. Wanneer sites worden aangetroffen, dient hierbij voldoende tijd te worden voorzien om deze verder te onderzoeken. Een zelfde scenario dient voorzien te worden bij de aanpassingswerken van de bestaande wegen, in zoverre dat hierbij grondverzet van de onverstoorde bodem plaatsvindt. De aanleg van de kabels veroorzaakt slechts een verstoring van het archeologische bodemarchief over een beperkte breedte, en de impact van zware machines is beperkt, waardoor archeologisch onderzoek hier wellicht weinig zinvol is. In de zones waar mogelijk de betonelementen worden geassembleerd, evenals in de zones waar de rotors worden geassembleerd, dient er over gewaakt te worden dat het archeologische bodemarchief niet wordt aangetast (samengedrukt). Bij activiteiten waar dit niet kan vermeden worden, is het zinvol om rijplaten te voorzien, zodat de bodem niet wordt ingedrukt. Wanneer dit niet voldoende is om het archeologische bodemarchief te beschermen is het zinvol de zone die verstoord zal worden, op voorhand archeologisch te onderzoeken door middel van proefsleuven, indien nodig gevolgd door een opgraving bij het aantreffen van archeologische sites. Na goedkeuring van de ontheffing zal een monitoringsproject opgestart worden om de impact op vogels en vleermuizen op de betreffende plaats in te schatten (zie hoofdstuk 13). Timing • Voorbereiding van de terreinen: ongeveer 1 week per turbine, deels gelijktijdig op verschillende locaties. • Realisatie van de fundering: ongeveer 4 weken per turbine inclusief uitharding beton, deels gelijktijdig op verschillende locaties. • Netaansluiting: ongeveer 1 week per turbine, deels gelijktijdig op verschillende locaties. • Montage van de turbines: ongeveer 2 weken per turbine, deels gelijktijdig op verschillende locaties. • Indienstneming en testen: ongeveer 1 week per turbine, deels gelijktijdig op verschillende locaties De totale duur voor de realisatie van het project bedraagt bijgevolg ongeveer een 17-tal maanden voor het Vlaamse deel dat, afhankelijk van de vergunningen, gedeeltelijk kan samenlopen met de realisatie van de Waalse turbines. 2.3.2
Exploitatiefase Voor dit project zal beroep worden gedaan op windturbines van maximum 3 MW. Een algemene beschrijving van de relevante kenmerken van de turbines die voor het project gekozen zijn wordt gegeven in tabel 2.1. Tabel 2.1: Kenmerken windturbines project
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 21 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Kenmerk
Eenheid
Waarde
Nominaal elektrisch vermogen
kWe
max. 3000 kWe
Ashoogte rotor
m
max. 108 m
Rotordiameter
m
max. 93 m
Toprotorhoogte
m
max. 150 m
Werkingsgebied – minimale windsnelheid
m/s
3 m/s
Werkingsgebied – maximale windsnelheid
m/s
25 m/s
Aantal rotorbladen
3
Geluidsvermogen (bij 8 m/s op 10 m hoogte)
dB(A)
ca. 105 dB(A)
Ontwerplevensduur
jaar
20
De turbines werken met een variabel toerental en worden met verstelbare bladhoek gecontroleerd. De alternator is van het asynchrone of synchrone type. Tijdens de exploitatie van de windturbines zal eveneens een monitoringsproject uitgevoerd worden om de impact op vogels en vleermuizen in te schatten (zie hoofdstuk 13).
2.4
Ontwikkelingsscenario Op het grondgebied van de gemeenten Landen en Hannut (Avernas) is het ULM-terrein (Ultra Light Motorised vliegtuigen) van aëroclub Hesbaye gelegen. Gezien de geringe afstand van dit ULM-terrein ten opzichte van het projectgebied, is er mogelijk een impact van het project op dit terrein. Voor het gedeelte op Vlaams grondgebied heeft dit ULMterrein momenteel geen milieuvergunning. Hierdoor kunnen in principe geen vluchten plaatsvinden (de landingsbaan ligt grotendeels in het Vlaamse gedeelte) en is het ULMterrein niet meegenomen in de referentiesituatie. Daarom wordt de uitbating van dit terrein opgenomen als ontwikkelingsscenario. Op deze manier worden de effecten op het ULM-terrein niet mee beoordeeld maar worden de effecten wel ingeschat, in het geval er terug een vergunning bekomen worden.
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 22 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
3
ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PROJECT
3.1
Figuren Figuur 3.1: Gewestplan
3.2
Inleiding Het project is onderworpen aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn enerzijds van technisch-uitvoerbare aard. Anderzijds zijn er een aantal administratieve, juridische en beleidsmatige aspecten die betrekking hebben op het project. In tabel 3.1 zijn alle mogelijke administratieve, juridische en beleidsmatige randvoorwaarden getoetst aan het project. Telkens is aangegeven in welk kader (juridisch of beleidsmatig) de randvoorwaarde moet gesitueerd worden. Daarnaast is tevens aangegeven of de randvoorwaarde onderzoeksturend of procedurebepalend is voor het project. In de onderstaande paragrafen zijn de relevante randvoorwaarden verder uitgewerkt. Hierbij worden enkel voor de turbines op Vlaams grondgebied de juridischadministratieve randvoorwaarden nagegaan.
Ontheffing windpark E40 april 2010
- 23 -
819257/R/873173/Mech Eindrapport
Tabel 3.1: Randvoorwaarden die betrekking hebben op het project
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Ja
X
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
Juridische randvoorwaarden Ruimtelijk ordeningsrecht Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen weer.
De windturbines zijn allen gelegen in agrarisch gebied (code 0900). Enkel V13 is gelegen in landschappelijk waardevol gebied (code 0901).
Stedenbouwkundige
Bestemmingsplan dat aan de hand van
Plannen
kaartmateriaal en stedenbouwkundige
Nee
Figuur 3.1
Gewestplan
In de nabije omgeving van de windturbines zijn geen BPA’s of APA’s gelegen.
voorschriften aangeeft wat en hoe in een bepaald stadsdeel gebouwd en verbouwd mag worden. Ruimtelijk uitvoeringsplan
Is de opvolger van het vroegere “plan van
Nee
In de nabije omgeving van de windturbines zijn
aanleg” (gewestplan en BPA). In tegenstelling
geen RUP’s gelegen.
tot de plannen van aanleg is een uitvoeringsplan veel meer gericht op de uitvoering van een beleid. Het kan ook beheermaatregelen bevatten. Ruilverkaveling
Zorgt voor de herstructurering van het
Nee
In de omgeving van de Vlaamse windturbines
landbouwgebied passend in een
zijn geen ruilverkavelingprojecten in uitvoering
multifunctionele inrichting van het
of onderzoek.
buitengebied. Landinrichtingsprojecten
Richt grote gebieden zodanig in dat alle
Nee
De windturbines zijn niet gelegen in of in de
facetten die in het gebied aanwezig zijn
nabijheid van een landinrichtingsproject.
(milieu, natuur, landbouw, recreatie,
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 24 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
cultuurhistorie), zich volwaardig kunnen ontwikkelen. Natuurinrichtings-
Richt een gebied zo goed mogelijk in met het
projecten
oog op het behoud, het herstel, het beheer of
Nee
natuurinrichtingsprojecten in uitvoering of
In de omgeving van de windturbines zijn geen
de ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk
onderzoek.
milieu. Milieubeheer- en milieuhygiënerecht Vlarebo (Vlaams
Bepalingen inzake bodemverontreiniging en
reglement betreffende de
bodemsaneringnormen, ter uitvoering van het
bodemsanering)
bodemsaneringdecreet. Hoofdstuk X handelt
Ja
X
X
De grondstromen moeten voldoen aan de
Discipline Bodem
geldende wetgeving betreffende grondverzet.
specifiek over het hergebruik van uitgegraven gronden. Vlarea (Vlaams reglement
Volgens Vlarea, bijlage 4.1, afdeling 2 kan
inzake afvalvoorkoming en
uitgegraven bodem die niet onder het
–beheer)
toepassingsgebied van Vlarebo valt en
Ja
X
x
De grondstromen moeten voldoen aan de
Discipline Bodem
geldende afvalwetgeving.
afkomstig is van uitgravingen, in aanmerking komen voor gebruik als secundaire grondstof. De voorwaarden worden gegeven in Vlarea, Hoofdstuk IV, afdeling II, onderafdeling II Vlarem II (BVR houdende
Nee
Er werden milieuvergunningen verleend voor
algemene en sectorale
het exploiteren van het windpark:
bepalingen inzake
Rubriek 12.2.2 transformatoren (klasse 2)
milieuhygiëne)
Rubriek 20.1.6.1.c windturbines (klasse 1)
Bijlage 8 en 9
door de deputatie van de provincie Limburg (7 stuks) door de deputatie van de provincie VlaamsBrabant (9 stuks) Natuurbeschermingsrecht
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 25 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Decreet betreffende het
Centraal staan een planmatige aanpak
Ja
x
x
Het project kan aanleiding geven tot
Discipline Fauna
natuurbehoud en het
(natuurbeleidsplan), een horizontaal beleid
vegetatiewijziging en/of verstoring van fauna.
en flora,
natuurlijk milieu:
(‘stand-still’ principe) en een gebiedsgericht
Er is een natuurtoets opgenomen in deze
Natuurtoets
beleid.
ontheffing. De windturbines zijn niet gelegen in of in de nabije omgeving van een VEN-gebied.
natuurbehoud en -ontwikkeling, gebaseerd op - Vlaams ecologisch
een natuurrichtplan.
netwerk
Terreinen, van belang voor behoud en
Nee
ontwikkeling van natuur(lijk milieu), die - Vlaamse en/of erkende natuurreservaten
1
Nee
en flora
De windturbines zijn niet gelegen in of in de nabije omgeving van een vogelrichtlijngebied.
hun leefgebieden. - Vogelrichtlijngebied
1
De Habitatrichtlijn heeft als doel de biologische
Nee
De windturbines zijn niet gelegen in of in de
diversiteit in de Europese Unie in stand te - Habitatrichtlijngebied
Bosdecreet
1
nabije omgeving van een habitatrichtlijngebied.
houden.
Regelt behoud, bescherming, aanleg en
Nee
en flora
Discipline Fauna
regering.
natuurlijk in het wild levende vogelsoorten en
Discipline Fauna
De windturbines zijn niet gelegen in of in de
aangewezen of erkend zijn door de Vlaamse
Heeft als doel de instandhouding van alle
Verdere bespreking
nabije omgeving van een reservaat.
Figuur 10.1
beleid gevoerd dat sterk gericht is op
Figuur 10.1
Nee
Figuur 10.1
In deze gebieden wordt in de toekomst een
Figuurnr
Figuur 10.1
Randvoorwaarden
Discipline Fauna en flora, Passende beoordeling
Discipline Fauna en flora, Passende beoordeling
In de nabije omgeving van de windturbines zijn
beheer van bossen. Regelt in dit verband ook
geen bosgebieden gelegen.
de kappingen, vergunningsvoorwaarden en eventuele compensaties (art. 50). Soortbeschermings-
Het soortbeschermingsbesluit vervangt de
besluit
voormalige soortbeschermingswetgeving (o.a.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
Ja
X
X
Indien beschermde soorten binnen het projectgebied voorkomen, moet hiermee
- 26 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Procedure -bepalend
KB 1976 en 1980). Voor verschillende
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
rekening gehouden worden.
categorieën beschermde soorten worden verbodsbepalingen, mogelijkheden en procedures voor afwijking en mogelijkheden voor beschermende maatregelen opgesomd. Beheer van oppervlakte- en grondwater Decreet betreffende
Doelstellingeninstrument in verband met het
integraal waterbeleid
integraal waterbeleid.
Wet op bevaarbare
Regelt bevoegdheden en scheepvaartverkeer
waterlopen
van de bevaarbare waterlopen en omliggende
Ja
X
Voor het plan moet een watertoets opgemaakt
Discipline Water
worden. De watertoets wordt opgenomen in de ontheffing. Nee
In de omgeving van de windturbines bevindt
Discipline Water
zich geen bevaarbare waterloop.
terreinen. Wet op onbevaarbare
Regelt ondermeer de bepaling betreffende de
lopen
‘buitengewone werken van de verbetering of
zich enkele niet bevaarbare waterlopen van 2
wijziging’.
en 3 categorie.
Grondwaterdecreet
Het decreet regelt de bescherming, gebruik,
Ja
X
X
Ten noorden van de windturbines bevinden
Discipline Water e
e
Nee
In de nabije omgeving van de windturbines zijn
toezicht, voorkomen en vergoeden van schade
Discipline Water
geen grondwaterwinningen gelegen.
en heffingen. Windplan Vlaanderen
Het Windplan Vlaanderen omvat een
Ja
X
onderzoek naar mogelijke locaties voor
De relevantie van het windplan werd reeds besproken in paragraaf 2.2.1.
windturbines in Vlaanderen. Omzendbrief EME/2006/01
Afwegingskader en randvoorwaarden voor de
Ja
X
inplanting van windturbines in Vlaanderen Omzendbrief LNE/2009/01
Beoordelingskader voor de inplanting van
besproken in paragraaf 2.2.1. Nee
De relevantie van het windplan werd reeds
kleine en middelgrote windturbines
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
De relevantie van het windplan werd reeds
besproken in paragraaf 2.2.1.
- 27 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
Bescherming van het cultuurhistorisch patrimonium Het projectgebied is niet gelegen in
Discipline
en /of dorpszichten en landschappen;
beschermde landschappen of dicht in de buurt
Landschap,
instandhouding, hestel en beheer van
van een beschermd monument. Het dichtst bij
bouwkundig
beschermde landschappen.
gelegen beschermd monument is ‘Tom van Montenaken’ op ca. 500 m van V12.
Landschapsdecreet
Het decreet regelt de bescherming van de
Nee
Landschappen omwille van hun historische,
Discipline Landschap,
esthetische waarde. X
archeologie
Het projectgebied is niet in een beschermd
socioculturele, natuurwetenschappelijke of
Ja
erfgoed en
landschap gelegen.
Figuur 11.4
Nee
Figuur 11.5
Ter bescherming van monumenten en stads-
en landschappen
Figuur 11.4
Beschermde monumenten
bouwkundig erfgoed en archeologie
Decreet op het
Regelt de bescherming, het behoud en de
Archeologische toevalsvondsten dienen
Discipline
archeologisch
instandhouding van alle vormen van
binnen de 3 dagen gemeld te worden aan het
Landschap,
patrimonium
archeologische monumenten en zones.
Agentschap Ruimtelijke Ordening - Onroerend
bouwkundig
Erfgoed Vlaanderen. De eigenaar en de
erfgoed en
gebruiker zijn dan onderworpen aan het
archeologie
zorgplichtprincipe, namelijk het beschermen en bewaren van de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden en ze voor beschadiging en vernieling te behouden en dit gedurende 10 dagen. Er dient advies gevraagd aan het agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 28 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
Erfgoed en het agentschap moet op de hoogte gebracht worden van de start van de werken.
Verdrag van Malta
In het verdrag worden de integrale
Ja
X
Mogelijkheden tot archeologische
Discipline
archeologische monumentenzorg en het
toevalsvondsten. Van belang zijn art. 5 en 6.
Landschap,
maximaal behoud van de archeologische
Deze regelen het archeologisch onderzoek
bouwkundig
erfgoedwaarden in situ centraal gesteld (art.
binnen mer’s en ontwikkelingsplannen.
erfgoed en
4).
archeologie
Beleidsmatige randvoorwaarden Milieubeleid Milieubeleidsplan
Het geeft de richting aan waarin de overheid
Er is een milieubeleidsplan opgesteld (2003-
Discipline Water,
wil gaan met het milieubeleid, en maakt aan
Ja
X
2007) voor Vlaanderen. Dit werd later
Discipline Bodem
de burger en het bedrijfsleven ook duidelijk
geactualiseerd en verlengd tot 2010.
wat zij op milieuvlak kunnen verwachten de komende jaren. Provinciaal
In het provinciaal milieubeleidsplan wordt het
Milieubeleidsplan
milieubeleid voor de komende vijf jaar
Ja
x
milieubeleidsplan opgesteld voor de periode
Er is voor Vlaams-Brabant een
uitgestippeld.
van 2009-2013. Dit is goedgekeurd op 14 mei 2009. Het milieubeleidsplan voor Limburg loopt van 2010-2013. Dit plan is momenteel in openbaar onderzoek.
Gemeentelijk
Het geeft de richting aan waarin de gemeente
Er is een milieubeleidsplan opgesteld voor
Discipline Water,
milieubeleidsplan
wil gaan met het milieubeleid, en maakt aan
Landen voor een periode van 2005-2009. De
Discipline Bodem
de burger en het bedrijfsleven ook duidelijk
volgende punten worden behandeld: vaste
wat zij op milieuvlak kunnen verwachten de
stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder,
komende jaren.
mobiliteit en energie. Ook voor Gingelom werd
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
Ja
X
- 29 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
er reeds een milieubeleidsplan opgesteld.
GNOP
Beoogt een doorgedreven natuurbeleid in de
Ja
X
Zowel voor Landen als Gingelom werd een
gemeenten op zowel korte als lange termijn.
GNOP opgesteld. In het GNOP van Landen
Het actieplan vormt daarbij de uitvoering.
werden ondermeer de bermen geïnventariseerd.
Structuurplannen Ruimtelijk Structuurplan
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling
Vlaanderen
van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast
worden weinig uitspraken geformuleerd die
van het ruimtelijke beleid naar de toekomst.
concreet het studiegebied aanbelangen
Provinciaal Structuurplan
Het geeft een langetermijnvisie op de
Ja
Ja
X
X
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Het structuurplan van Vlaams-Brabant
ruimtelijke ontwikkeling van het gebied waarop
beschrijft Landen als een stedelijke kern in een
het betrekking heeft.
agrarische omgeving. Landen behoort tot de deelruimte ‘Landelijke Kamer Oost’. Het structuurplan van Limburg vermeld Gingelgom eveneens als een agrarisch gebied. De gemeente behoort tot de deelruimte ‘Droog Haspengouw’
Gemeentelijk
De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de
Ja
X
structuurplan
gemeente binnen een aantal krijtlijnen
structuurplan sinds 5 juni 2003.
Landen is in het bezit van een goedgekeurd
vastleggen, waarbij uiteraard rekening
Het gemeentelijk structuurplan voor Gingelom
gehouden wordt met de bepalingen in het
werd goedgekeurd op 11 september 2008.
Provinciaal en het Vlaams Ruimtelijk Structuurplan.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 30 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Streeft een evenwicht na tussen ecologische,
Ja
X
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
Waterbeleid Waterbeleidnota
Ten noorden van de windturbines bevinden
Water e
sociale en economische functies. Verder wil
zich enkele niet bevaarbare waterlopen van 2
het zorgen voor een goede toestand van het
en 3 categorie.
e
watersysteem en het behoud en herstel van de natuurlijke werking. Bekkenbestuur Demer
Beleidsverantwoordelijken ontwikkelen samen
Ja
X
met de betrokken maatschappelijke sectoren
Het projectgebied behoort tot het bekken van
Discipline Water
de Demer
een visie voor geïntegreerd beheer van het oppervlaktewater. Bekkenbeheerplan
Het waterbeheer wordt georganiseerd per
Ja
X
rivierbekken.
Het projectgebied behoort tot het bekken van
Discipline Water
de Demer. Hiervoor is er een bekkenbeheerplan (2008-2013) opgesteld.
Deelbekkenbeheerplannen
Het omvat het integraal waterbeleid per
Ja
X
Het projectgebied behoort tot de
deelbekken met haalbare en doelgerichte
waterschappen ‘Demer Zuid’ en ‘Melsterbeek’,
acties op korte en middellange termijn.
en tot het deelbekken van de Kleine Gete en
Discipline Water
Melsterbeek. Polders en wateringen
Hebben de opdracht de doelstellingen te
Nee
Het projectgebied behoort niet tot een polder
verwezenlijken en rekening te houden met het
Discipline Water
of watering.
decreet van het integraal waterbeleid. Tevens zorgen ze voor de uitvoering van het deelbekkenbeheerplan. AWP2
Rapporteert de oppervlaktewaterkwaliteit per
Ja
X
bekken.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
Rapporteert de waterkwaliteit in de buurt van
Water
het projectgebied.
- 31 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Randvoorwaarden
Inhoudelijk
Relevant
Onderzoekssturend
Ja
X
Procedure -bepalend
Bespreking relevantie
Figuurnr
Verdere bespreking
Monumenten en landschappen Bevat een beschrijving van de ankerplaatsen, relictzones en traditionele landschappen.
Het projectgebied maakt grotendeels deel uit
Discipline
van het traditionele landschap ‘Plateau van
Landschap,
Landen’. Al de windturbines zijn in de
bouwkundig
relictzone ‘Droog plateau van Gingelom’
erfgoed en
(R27008) gelegen. Verder zijn er enkele lijnen puntrelicten in de omgeving van de windturbines gelegen. Regionaal Landschap
Vzw die zich engageert om de natuurlijke
Ja
X
troeven van een streek te beschermen.
Figuur 11.3
Landschapsatlas
archeologie
Het projectgebied maakt deel uit van de regionale landschappen Zuid-Hageland (Landen) en Haspengouw en Voeren (Gingelom).
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 32 -
819257/R/873173/Mech april 2010
4
VERGUNNINGEN Voor zowel de turbines te Gingelom als deze te Landen werd reeds een milieuvergunning bekomen. Volgende vergunningen werden aangevraagd, maar advies werd nog niet bekomen: • bouwvergunning gemeente Gingelom • bouwvergunning gemeente Landen In Wallonië wordt een permis unique aangevraagd voor de turbines op Waals grondgebied in de loop van januari 2010.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 33 -
819257/R/873173/Mech april 2010
5
INGREEP-EFFECTSCHEMA EN GEGEVENSOVERDRACHT In dit hoofdstuk wordt de analyse gemaakt tussen de ingrepen die het project voorziet en de verwachte effecten. In tabel 5.1 is een overzicht gegeven van de verschillende effecten en het niveau waarop ze zich afspelen. In de volgende hoofdstukken wordt de relevantie van de verschillende effecten besproken. Indien ze relevant beschouwd worden, worden de effecten verder uitgewerkt en beoordeeld. Tabel 5.1: Ingreep-effectschema Ingreep
Primair effect
Secundair effect
Aanlegfase Discipline Bodem, wijziging profiel, textuur en structuur Discipline Bodem, wijziging kwaliteit Discipline Water, wijziging kwaliteit grondwater Discipline Geluid en trillingen: wijziging geluidsniveau Discipline Fauna en flora: verstoring fauna Discipline Mens: geluidshinder Discipline Fauna en flora: vernietiging vegetatie
Discipline Fauna en flora: vernietiging habitat
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijziging landschapsbeeld en -beleving Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijziging cultuurhistorische en archeologische waarde Exploitatiefase Toename verharding Discipline Bodem, wijziging grondgebruik Discipline Bodem, wijziging bodemkwaliteit Discipline Water, wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Werking turbines Discipline Geluid en trillingen: wijzing geluidsniveau Discipline Fauna en flora: verstoring fauna Discipline Mens: geluidshinder Discipline Fauna en flora: versnippering
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 34 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Ingreep
Primair effect
Secundair effect
Discipline Fauna en flora: aanvaring Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijziging landschapsstructuur en -typologie Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijzing landschapsbeeld en -beleving Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijzing cultuurhistorische en erfgoedwaarde Discipline Mens: veiligheid Discipline Mens: lichthinder
Tijdens de aanlegfase worden de werfwegen, het kabeltracé en de turbines zelf aangelegd. Hierbij zijn graafwerken noodzakelijk die aanleiding kunnen geven tot wijzigingen van het bodemprofiel, -textuur en –structuur. Eventueel kan ook de bodemkwaliteit wijzigen, wat op zich weer een impact kan hebben op de kwaliteit van het grondwater. Een ander mogelijk effect is geluidshinder omwille van de werken. Een toename van het geluidsniveau kan een impact hebben op zowel de fauna als omwonenden (discipline Mens). Verder kunnen waardevolle vegetaties vernietigd worden, die op zich weer een habitat kunnen vormen voor verschillende diersoorten. Ten slotte wordt ook de impact op het landschapsbeeld en –beleving en van de cultuurhistorische en archeologische waarde onderzocht worden. In de exploitatiefase kunnen effecten verwacht worden omwille van de toename in verharding en omwille van de werking van de turbines op zich. De toename in verharding kan hierbij aanleiding geven tot een wijziging in grondgebruik en bodemkwaliteit. Voor de discipline Water moet een eventuele wijziging van de oppervlaktewaterkwantiteit onderzocht worden. Wanneer de turbines in werking zijn, kunnen ze aanleiding geven tot een wijziging in het geluidsniveau. Dit kan zorgen voor een verstoring van de fauna en tot geluidshinder voor omwonenden. De inplanting van de turbines kan ook zorgen voor een versnippering van het leefgebied van de fauna in het gebied en tot een verhoogde kans op aanvaring. De turbines kunnen een landschappelijke impact hebben onder de vorm van een wijziging van landschapsstructuur, -typologie, -beeld, -beleving en cultuurhistorische en archeologische waarde. Tenslotte zijn er mogelijk effecten voor de discipline Mens op het vlak van veiligheid en lichthinder.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 35 -
819257/R/873173/Mech april 2010
6
ALGEMENE AFBAKENING REFERENTIESITUATIE EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
6.1
Figuren
EN
METHODOLOGIE
Figuur 6.1: Afbakening van de studiegebieden
6.2
Algemene afbakening referentiesituatie Bij de voorspelling van effecten is het van belang op voorhand aan te geven aan welke toestand van het projectgebied zal gerefereerd worden (referentiesituatie). Volgens het richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten kunnen hierbij drie mogelijkheden onderscheiden worden: •
•
•
de huidige situatie: dit is de actuele situatie van het studiegebied waarbij geen rekening wordt gehouden met eventuele toekomstige activiteiten die in het studiegebied zouden gerealiseerd worden; de gewijzigde situatie: dit is de situatie die zou bestaan op het ogenblik van de realisatie van andere lopende projecten. Ten gevolge van de realisatie van andere projecten zou de huidige situatie namelijk reeds kunnen verslechterd zijn waardoor de effecten van het beschouwde project plots onaanvaardbaar worden; de gewenste situatie: dit is de situatie waarbij rekening gehouden wordt met de heersende beleidsdoelstellingen.
In deze ontheffing worden de effecten van de ingreep getoetst aan de huidige situatie.
6.3
Afbakening studiegebied Het studiegebied wordt voor elke discipline apart afgebakend. Op figuur 6.1 zijn de verschillende studiegebieden weergegeven. De beschrijving wordt gegeven bij de verschillende disciplines zelf.
6.4
Methodologie effectvoorspelling Niet alle effectgroepen die beschreven worden, worden ook beoordeeld. Bepaalde effectgroepen dienen als basis voor de effectbeschrijving in andere disciplines. Om te vermijden dat bepaalde effecten twee keer beoordeeld worden, worden deze enkel in de receptordiscipline beoordeeld. Daarnaast is er voor bepaalde effectgroepen geen kader beschikbaar waarbinnen een beoordeling mogelijk is. Hierbij wordt verwezen naar de overlegstructuur die opgezet is om beoordelingskaders vast te leggen voor de disciplines Bodem en Water (dienst Mer). Hierin is ondermeer beslist dat bijvoorbeeld grondwaterkwantiteitseffecten enkel in de ondiepe lagen worden doorgegeven aan de disciplines Mens en Fauna en flora en daar worden beoordeeld. Per discipline wordt aangegeven welke effectgroepen besproken worden en welke effectgroepen beoordeeld worden. Indien effectgroepen wel besproken maar niet beoordeeld worden, wordt toegevoegd aan welke discipline de gegevens doorgegeven worden.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 36 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Alle criteria worden gewaardeerd ten overstaan van de referentiesituatie. In de waardering van negatieve en positieve effecten wordt een schaal gehanteerd van -3 tot +3, waarbij een -3 toegekend wordt als een grenswaarde wordt overschreden. • -3: heel significant negatief effect • -2: matig significant negatief effect • -1: weinig significant negatief effect • 0: geen verandering • +1: weinig significant positief effect • +2: matig significant positief effect • +3: heel significant positief effect Wanneer er voor een onderdeel van het project verschillende effecten optreden, kan de waardering van deze effecten niet worden opgeteld. De effecten met een waardering van +3 of -3 worden als maatgevend beschouwd. Indien een positief effect aanwezig is samen met verschillende negatieve of omgekeerd, wordt de waardering met 1 punt gecorrigeerd. Het toekennen van de waardering met punten gaat gepaard met een grote mate van vereenvoudiging, waardoor de scores enkel mogen worden bekeken samen met de beschrijving van de effecten. In deze ontheffing worden enkel de effecten beoordeeld op het Vlaamse grondgebied, en dit voor zowel de Vlaamse als Waalse turbines.
6.5
Grensoverschrijdende effecten Voor de grensoverschrijdende effecten naar Wallonië, worden de effecten van de Vlaamse turbines op Waals grondgebied onderzocht. De effecten van de Waalse turbines op Waals grondgebied worden verondersteld voldoende onderzocht te zijn in de étude d’incidences (Vinçotte, 2009). Deze studie is bijgevoegd in bijlage 10.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 37 -
819257/R/873173/Mech april 2010
7
DISCIPLINE BODEM Figuur 7.1: Topografie Figuur 7.2: Bodemkaart
7.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline bodem omvat de volledige oppervlakte van het projectgebied op Vlaams grondgebied.
7.2
Beschrijving van de bestaande toestand en referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentiesituatie werd gebruik gemaakt van de volgende bronnen: • Digitaal Terrein Model (DTM) • Bodemkaart van België (AGIV 1999, oorspronkelijke opname eind jaren 1950) • Databank ondergrond Vlaanderen (DOV)
7.2.1
Reliëf Figuur 7.1 geeft de topografie weer. De windturbines op Vlaams grondgebied zijn gelegen in Droog Haspengouw. Deze regio is sterk golvend en het reliëf wordt gekenmerkt door niveauvariaties van 60 m tot 100 m, met tussenin plaatselijk hoger gelegen plateaus. Het projectgebied is gelegen op een uitgestrekt plateau dat een lichte glooiing naar het noorden vertoont. Het reliëf binnen het projectgebied is licht golvend. De windturbines op Vlaams grondgebied zijn gelegen op een gemiddelde hoogte van ca. 124 mTAW. De hoogste locatie bedraagt ca. 144 mTAW en de minimum hoogte bedraagt ca. 122 mTAW. De windturbines in Vlaanderen zijn gelegen in het Demerbekken binnen de deelstroomgebieden van ‘De Melsterbeek van monding van Oude beek tot monding Molenbeek’ en de ‘Dormaalbeek’ Deze deelstroomgebieden behoren tot de grotere perimeter van de uitgestrekte vallei van de Grote Gete. Deze vallei loopt van het zuidwesten naar het noordoosten. Uit de paleogeografische landschapsgenese blijkt dat de beide Getes niet in staat waren om consequent (= Z-N) doorheen de Diestiaanheuvels te stromen. Dit verklaart de ZWNO stroomrichtingen van hun bovenlopen en de omweg via Limburg om zodoende, het Hageland ontwijkend, naar de Demer te stromen. De Kleine en de Grote Gete fungeerden als erosiebasis voor de versnijdingsgraad van het zuidoostelijk deel van het Brabants leemplateau.
7.2.2
Bodemtypologie Op figuur 7.2 is de bodemkaart van het projectgebied en zijn omgeving weergegeven. De bodemtypologie wordt afgeleid van de bodemserie, aangegeven op de bodemkaart. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 38 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De bodemserie wordt gekenmerkt door een textuurklasse, een drainageklasse en een profielontwikkeling. De windturbines bevinden zich hoofdzakelijk op leembodems. Ter hoogte van windturbine V9 is er volgens de bodemkaart een zone gelegen met zandleem of lemig zand als textuur. De bodem bezit op Vlaams grondgebied ter hoogte van de windturbines een droge drainageklasse. Binnen het projectgebied komen zowel bodems voor met textuur-B horizont als bodems zonder profielontwikkeling. De textuur- B Horizonten zijn bodems aangerijkt met ingespoelde en neergeslagen bestanddelen (klei, humus, ijzer, ...). 7.2.3
Geologie Het tertiair substraat in het studiegebied ter hoogte van de Vlaamse windturbines bestaat uit de Formatie van Sint-Huibrechts-Hern. Deze Formatie behoort tot het OnderOligoceen aquifersysteem. De Formatie van Sint-Huibrechts-Hern is in het algemeen een heterogene watervoerende laag. Deze laag bevindt zich op een diepte van ca. 120 mTAW voor de oostelijk gelegen windturbines op ca. 96 mTAW voor de westelijke windturbines. Deze afzetting helt af naar het noordnoordoosten. De onderliggende geologische laag behoort tot de Landeniaan en Heersiaan Aquitard. Deze hydrogeologische subeenheid bevat de eerder kleiige delen van de Formatie van Hannut en de slecht doorlatende delen van de Mergels van Gelinden (Formatie van Heers). Deze laag is gelegen op een niveau tussen de 54 mTAW en 90 mTAW. De afzettingen gelegen onder het Landeniaan en Heersiaan aquitard behoren tot het Heersiaan en Opglabbeek aquifersysteem, Afzettingen van Vaals (Krijt aquifersysteem) en het Zand van Aken (Krijt aquifersysteem).
7.2.4
Bodemgebruik De bodemgebruikskaart, gebaseerd op de Biologische Waarderingskaart (BWK), geeft een bodemgebruik aan van soortenarme graslanden en akkers ter hoogte van de windturbines. Het bodemgebruik wordt in realiteit hoofdzakelijk ingenomen door akkerland. De 16 windturbines in het Vlaams Gewest worden dan ook ingepland op akkers en in de nabijheid van bestaande plattelandswegen. De meerderheid van de dorpen is gelegen in de valleien en op de hellingen met uitzondering van Racour en Hannut die zich dichtbij of op een hellingsrug bevinden. Weilanden zijn over het algemeen in en omheen de dorpen en in de valleien terug te vinden (de Kleine Gete en zijn bijrivieren, de Lange Beek in Crenwick). De meerderheid van de bossen zijn eveneens gelegen in de valleien. Hoewel ze redelijk beperkt aanwezig zijn in dit landschap, dragen ze bij tot de kwaliteit ervan. In het gebied zijn eveneens percelen met fruitbomen, meer bepaald appel- en perenbomen gelegen. Deze fruitteelt is niet alleen zeer verspreid terug te vinden in Vlaanderen, maar ontwikkelt zich ook in Waalse gemeenten zoals in Racour, Bertrée, Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 39 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Cras-Avernas, Poucet, … Het betreft hier intensieve fruitteelt; de bomen zijn meestal rondvormig gesnoeid (geen hoogstambomen). De omgeving herbergt weinig gebouwen. De boerderijen zijn voor het merendeel gelegen in de dorpen. Dit gebied wordt gekenmerkt door het feit dat de landbouwgronden weinig geïsoleerde bomen, struiken, struikgewas en hagen herbergen. 7.2.5
Bodemkwaliteit Binnen het plangebied of de directe bodemonderzoeken gekend bij OVAM.
omgeving
zijn
geen
dossiers
van
Vermits er geen risico-activiteiten in het projectgebied hebben plaatsgevonden is de kans op bodemverontreiniging beperkt.
7.3
Effectbespreking en –beoordeling
7.3.1
Aanlegfase Door de fundering zal een grondverzet van meer dan 250 m 3 noodzakelijk zijn per windturbine. De betonnen funderingen zijn cirkelvormig met een diameter van ca. 20 m en een diepte van ongeveer 3 m. De uitgegraven grond zal niet worden hergebruikt op de locatie van de windturbines. Een analyse van deze grond zal worden uitgevoerd en afhankelijk van de resultaten, zal de grond volgens de van kracht zijnde wetgeving (Vlarebo) worden afgevoerd. Voor de aanleg van de windturbines zullen er uitgravingen en stabilisatiewerken noodzakelijk zijn. Door de aanleg van de windturbines zal het bodemprofiel dan ook plaatselijk blijvend verstoord worden ter hoogte van deze uitgravingen. De opgewekte elektriciteit zal door middel van een elektriciteitskabel in de bodem naar een aansluitpunt op het elektriciteitsnet worden getransporteerd. Om de verbinding te maken tussen de windturbines en het aansluitpunt op het elektriciteitsnet is er een kabeltracé van 7.754 m voorzien op Vlaams grondgebied. De breedte en de diepte van de sleuf hangt af van het type bodem en het aantal, dikte en vermogen van de kabels die gelegd moeten worden. De configuratie van de kabels kan enkel worden bepaald wanneer er geweten is hoeveel turbines er kunnen geplaatst worden. De kabel moet wel op minimum 120 cm diepte liggen. De breedte van de sleuf hangt dus sterk af van het aantal kabels dat er moet geplaatst worden en van de stabiliteit van de grond. Het voorziene kabeltracé zal zoveel mogelijk van het bestaande wegennet gebruik maken. Het kabeltracé zal namelijk delen van de E40, de HST-spoorlijn of ruilverkavelingswegen volgen. De kans is dan ook zeer groot dat de bodem langsheen het bestaande wegennet al verstoord is door de vroegere werkzaamheden. Indien het kabeltracé doorheen landbouwgebied loopt kan er een lokale verstoring in de bodem zijn. Indien de uitgegraven grond in volgorde van uitgraving terug in de sleuf wordt gebracht zal het effect echter beperkt zijn. Voor de bodems zonder profielontwikkeling zal er geen effect optreden door deze uitgravingswerkzaamheden. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 40 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Leembodems hebben door hun textuur een hoge gevoeligheid voor verdichting. Echter zijn deze bodems door de droge drainageklasse snel betreedbaar na regenval. Indien tijdens de aanlegfase rekening wordt gehouden met een voldoende droogperiode na grote neerslaghoeveelheden is het effect naar bodemverdichting neutraal. Door het gebruik van werkzones die worden gestabiliseerd met steenslag zal de druk op de ondergrond verdeeld worden en zullen er geen negatieve effecten optreden naar verdichting toe. Voor de aanleg van de windturbines worden 2 zones voorzien met steenslag. Zo zal er steenslag worden gebruikt aan de bestaande wegen en in de werkzone ter hoogte van de windturbine zelf ( 45 x 30 m). De steenslag aan de bestaande wegen is niet altijd permanent. Omdat het dan ook om tijdelijke verbredingen gaat die na de aanleg terug in hun oorspronkelijke staat worden hersteld, is het effect op de bodem neutraal. Voor de zones waar de steenslag permanent zal blijven zal er eveneens geen negatief effect optreden. De steenslag kan te allen tijden terug verwijderd worden zonder verstoring in de bodem. Indien bij de uitgravingen in functie van het kabeltracé gebruik wordt gemaakt van werktuigen op rupsen of rijplaten zal de impact door verdichting te verwaarlozen zijn in de landbouwgebieden. Voor de permanente toegangswegen (5 m) en werkzones zullen er uitgravingen en stabilisatiewerken noodzakelijk zijn. Door de aanleg van de infrastructuurwerken zal het bodemprofiel tot een beperkte diepte (ca. 40 cm) dan ook plaatselijk blijvend verstoord worden ter hoogte van deze uitgravingen. Door de beperkte impact op de ruimere agrarische omgeving is het effect hiervan te verwaarlozen. Gedurende de aanlegfase bestaat het risico op verontreiniging van de bodem en het grondwater door de aanwezigheid van bouwmachines en het gebruik van oliën en smeermiddelen. De hoeveelheden van potentieel gevaarlijke vloeistoffen aanwezig op de locatie zijn echter beperkt. Eveneens zullen voorzorgsmaatregelen genomen worden om elke accidentele lozing te vermijden. Het gebruikte materieel gedurende de aanlegfase zal namelijk uitgerust zijn met antipollutiekits zodat meteen kan worden ingegrepen in geval van een accidentele verontreiniging. Interventiekits zullen inzetbaar zijn bij verontreiniging en zullen permanent aanwezig moeten zijn in de werkzones. Het effect gedurende de aanlegfase is dan ook neutraal. 7.3.2
Exploitatiefase Het type transformator is nog niet gekend. In principe voorziet de promotor van het project in de installatie van transformatoren zonder koelvloeistof. Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de inplantingslocatie waardoor er geen risico’s zijn naar bodemkwaliteit.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 41 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Het bodemgebruik zal ter hoogte van de windturbine gewijzigd worden van een agrarisch naar een urbaan gebruik. Het effecten is te verwaarlozen ten opzichte van de ruimere landelijke omgeving. Het effect van de windturbines gedurende de exploitatie op de discipline bodem is neutraal.
7.4
Grensoverschrijdende effecten Aanlegfase Gedurende de aanlegfase van Vlaamse windturbines zijn er geen effecten te verwachten voor de discipline bodem in Wallonië. De effecten op de bodem zijn namelijk ter hoogte van de werfzones zelf gelokaliseerd en zullen dan ook niet verder reiken dan de locatie van de ingreep. Door de beperkte risico’s op bodemverontreinigingen en de afstanden tot de gewestgrenzen is de kans op grensoverschrijdende effecten verwaarloosbaar. De inplanting van windturbines in het Vlaams Gewest zal geen enkel effect hebben op bodemerosie van de bodem in het Vlaams Gewest. Om de verbinding tussen de windturbines en het aansluitpunt op het elektriciteitsnet te kunnen verwezenlijken zal een kabel voorzien worden. Deze kabel die de verbinding vormt tussen de windturbines V1 - V2, V9 - V10 en V12 - V13 zal in Waalse bodem gelegen zijn. Het voorziene kabeltracé zal zoveel mogelijk van het bestaande wegennet gebruik maken. Het kabeltracé zal namelijk delen van de E40, de HST-spoorlijn of ruilverkavelingswegen volgen. De kans is dan ook zeer groot dat de bodem langsheen het bestaande wegennet al verstoord is door de vroegere werkzaamheden. Indien het kabeltracé doorheen landbouwgebied loopt kan er een lokale verstoring in de bodem optreden. Indien de uitgegraven grond in volgorde van uitgraving terug in de sleuf wordt gebracht zal het effect echter beperkt zijn. Voor de bodems zonder profielontwikkeling zal er geen negatief effect optreden door deze uitgravingswerkzaamheden. Indien bij de uitgravingen gebruik wordt gemaakt van werktuigen op rupsen of rijplaten zal de impact door verdichting te verwaarlozen zijn in de landbouwgebieden. Exploitatiefase Er zal geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën gebeuren op de Vlaamse inplantingslocaties waardoor er geen risico’s zijn voor de bodemkwaliteit in Wallonië. Het bodemgebruik zal ter hoogte van de windturbine gewijzigd worden van een agrarisch naar een urbaan gebruik. Het effect is echter te verwaarlozen ten opzichte van de ruimere landelijke omgeving.
7.5
Samenvatting In tabel 7.1 is een overzicht gegeven van de beoordeling van de effecten die mogelijk optreden binnen de discipline Bodem. De beschrijving in bovenstaande paragraaf en de beoordelingen in de tabel geven aan dat er geen effecten te verwachten zijn.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 42 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Tabel 7.1: Effectbeoordeling voor de discipline Bodem Deelingreep
Effectroep
Beoordeling
Aanlegfase wijziging profiel
0
wijziging structuur
0
wijziging textuur
0
wijziging kwaliteit
0
Verdichting
0
Exploitatiefase
7.6
Bodemgebruik
0
Bodemkwaliteit
0
Ontwikkelingsscenario De effecten voor de discipline bodem vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 43 -
819257/R/873173/Mech april 2010
8
DISCIPLINE WATER Figuur 8.1: Overzicht van de waterlopen Figuur 8.2: watertoetskaart
8.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline water wordt bepaald als de zone waarin effecten kunnen optreden voor grondwater en oppervlaktewater.
8.2
Beschrijving van de referentiesituatie
8.2.1
Grondwater In het Demerbekken wordt de werkelijk onttrokken hoeveelheid grondwater geschat op 69,1 miljoen m 3/jaar. Het merendeel van de werkelijk opgepompte hoeveelheid grondwater, 50,1 miljoen m 3/jaar (73%), is voor rekening van de drinkwatersector. De sector industrie en handel komt op de tweede plaats met 21% van de grondwaterwinningsdebieten, terwijl de sector land- en tuinbouw 4% van de werkelijk onttrokken debieten voor zijn rekening neemt. De meest dichtbij gelegen waterwinning voor publieke distributie van drinkwater is van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW). Deze winning bevindt zich op ca. 750 m ten noordwesten van windturbine V10 of op 1,4 km ten NW van windturbine W12. Ter hoogte van windturbines V3 en V4 is een meetpunt (620/72/5) van de VMM gelegen. Aan de hand van dit meetpunt wordt de grondwaterstand beschreven ter hoogte van de windturbines. Het grondwaterniveau varieert tussen de 3 m-mv in de zomermaanden en de 2 m-mv in de wintermaanden.
De kaart met de infiltratiegevoelige bodems ten behoeve van de watertoets werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Windturbine V9 en V1 bevinden zich ter hoogte van een infiltratiegevoelige zone. De kaart met de gebieden die gevoelig zijn voor grondwaterstroming, ten behoeve van de watertoets, werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van ingrepen op de grondwaterstroming. De windturbines zijn hoofdzakelijk gelegen in matig gevoelige gebieden en weinig gevoelige gebieden voor grondwaterstromingen. 8.2.2
Oppervlaktewater Hydrografie In figuur 8.1 is een overzicht van de waterlopen in Vlaanderen weergegeven.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 44 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De windturbines in het Waalse Gewest en het Vlaams Gewest zijn in het bekken van de Demer gelegen. Het projectgebied behoort tot het deelbekken van de Grote Gete binnen het bekken van de Demer. De lokale stroomgebieden behoren tot de kleine Gete, Molenbeek, La Baclaine Rau de Henri Fontaine en de Dormaalbeek. Deze waterlopen lopen van Zuid naar Noord en vormen de Gete op ongeveer 20 km ten noorden het projectgebied. Overstromingen Op figuur 8.2 is de watertoetskaart weergegeven. Volgens de watertoetskaart is er ter hoogte van windturbines V6, V7 en V8, V9 een effectief overstromingsgevoelige gebied gelegen. Op de kaart met recent overstroomde gebieden (2009) is windturbine V9 in een recent overstroomd gebied gelegen. Oppervlaktewaterkwaliteit Uit het bekkenbeheerplan van de Demer blijkt dat de volgende stoffen in belangrijke mate worden aangetroffen in het Demerbekken: lindaan, endosulfan, diazinon, dichloorvos, dimethoaat, atrazine, simazine, iso-proturon en diuron. Voor vele pesticiden worden de hoogste concentraties aangetroffen in het subbekken van de Gete en de Herk. Vooral de Zuid-Limburgse fruitstreek is gekend door de grote hoeveelheid en diversiteit van de aangewende bestrijdingsmiddelen.
8.3
Effectbespreking en –beoordeling
8.3.1
Aanlegfase Grondwaterpeil Voor het uitvoeren van het project bestaat de kans er in dat er een beperkte bemaling in de zomermaanden noodzakelijk zal zijn. Het grondwater bevindt zich namelijk op ca. 3 m-mv wat overeenstemt met de funderingsdiepte. Indien het grondwater gedurende de zomermaanden dient verlaagd te worden, zal de bemaling, bij een goede dimensionering, een beperkte impact hebben. De eventuele noodzakelijke grondwaterverlaging gedurende de wintermaanden zullen van die orde zijn dat ze vergelijkbaar zijn met de jaarlijkse schommeling van het grondwater. De eventuele tijdelijke impact op de naastliggende terreinen zal gedurende de wintermaanden dan ook van verwaarloosbare aard zijn. Door tijdelijke bemalingen, gedurende de aanlegfase van de funderingen, worden geen negatieve effecten verwacht. Grondwaterkwaliteit Door de beperkte kans op eventueel kleine accidentele lozingen en de voldoende afstand van de VMW winning tot het projectgebied is het risico voor verontreiniging van het grondwater voor de VMW beperkt. Oppervlaktewaterkwantiteit en -kwaliteit Het sanitair afvalwater afkomstig van de arbeiders in de werkzones (maximaal 10 arbeiders) zal behandeld worden d.m.v. specifieke, tijdelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 45 -
819257/R/873173/Mech april 2010
8.3.2
Exploitatiefase Grondwaterkwantiteit en -kwaliteit Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de locatie. Voor de funderingen van de windturbines zullen massieve betonnen blokken, al dan niet met paalfunderingen, worden voorzien. Gezien de geringe oppervlakte van de funderingen wordt er geen effect verwacht op de grondwaterstromingen. De verharde oppervlakte zal toenemen door het plaatsen van windturbines. Ter hoogte van de windturbines zal door de verharding van fundering slechts ca. 1 m rond de windturbine aan de oppervlakte komen en de rest wordt afgedekt met de huidige toplaag. Aan de hand van deze toplaag zal er een gelijke infiltratie van hemelwater mogelijk zijn. De infiltratie van hemelwater zal via de toplaag op de fundering afvloeien naar de rand van de fundering en daar verder infiltreren naar de diepere ondergrond. Door de aanleg van toegangswegen zal er eveneens een verharde oppervlakte bijkomen. Het hemelwater dat op deze toegangswegen valt, zal afstromen naar de rand van de weg en daar de mogelijkheid krijgen om te infiltreren in de bodem door de aanleg van een infiltratiegracht langsheen de nieuwe toegangswegen. De werkzones bestaan uit steenslag waardoor de infiltratiemogelijkheden gelijk blijven aan de huidige situatie. De effecten naar infiltratiemogelijkheden in de werkzones zijn dan ook verwaarloosbaar. Vermits er geen wijzigingen zullen optreden naar grondwater toe zullen er ook geen effecten te verwachten zijn. Oppervlaktewaterkwantiteit en -kwaliteit Tijdens de exploitatiefase zijn er geen potentiële effecten aangezien er geen water wordt verbruikt en er dus ook geen afvalwater ontstaat (industrieel water, koelwater of sanitair water). Door de plaatselijke infiltratie van hemelwater afkomstig van de verhardingen zal er eveneens geen effect zijn op de af te voeren hoeveelheden hemelwater. Overstromingsregime De verharde oppervlakte zal toenemen door het plaatsen van windturbines en het voorzien van een toegangsweg. Echter door de voorziening van een gracht waarin het hemelwater kan infiltreren rondom de verharde oppervlakte zal er een gelijke of verminderde afvoer van hemelwater gerealiseerd worden. Door een infiltratiegracht te voorzien rondom de verharde oppervlaktes die gelegen zijn in overstromingszones wordt er een verhoogde buffercapaciteit voorzien waarin het water kan opgevangen worden en de huidige tijd krijgt om in de leembodems te infiltreren. Dit zal een neutraal tot licht positief effect met zich meebrengen voor de
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 46 -
819257/R/873173/Mech april 2010
8.4
stroomafwaarts gelegen overstromingsgebieden. Bijgevolg kan het effect als neutraal beschouwd worden. Samenvatting In tabel 8.1 is een overzicht gegeven van de beoordeling van de effecten die mogelijk optreden binnen de discipline Water. De beschrijving in bovenstaande paragraaf en de beoordelingen in de tabel geven aan dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn. Tabel 8.1: Effectbeoordeling voor de discipline Water Deelingreep
Effectroep
Beoordeling
wijziging grondwaterpeil
geen effect
Aanlegfase wijziging kwaliteit oppervlaktewater
geen effect
wijziging kwantiteit oppervlaktewater
geen effect
wijziging grondwaterpeil
geen effect
Exploitatiefase
8.5
wijziging kwaliteit oppervlaktewater
geen effect
wijziging kwantiteit oppervlaktewater
0
Grensoverschrijdende effecten Aanlegfase Gedurende de aanlegfase kan het noodzakelijk zijn om een bemaling uit te voeren. Deze bemalingen zullen bij een goede dimensionering, een beperkte impact hebben. Deze bemalingen zullen dan ook geen grensoverschrijdende effecten kennen. Gedurende de aanlegfase van de windturbines zijn er geen grensoverschrijdende effecten, op zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het oppervlaktewater en het grondwater, te verwachten. Exploitatiefase Vermits er geen wijzigingen zal optreden ten opzichte van af te voeren hoeveelheden hemelwater of infiltratiemogelijkheden op Vlaams grondgebied zijn er geen grensoverschrijdende effecten te verwachten voor de discipline water. Gezien de geringe oppervlakte van de funderingen wordt er geen effect verwacht op de grondwaterstromingen.
8.6
Ontwikkelingsscenario De effecten voor de discipline Water vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 47 -
819257/R/873173/Mech april 2010
9
DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN
9.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied wordt bepaald door de reikwijdte van geluid en trillingen.
9.2
Beschrijving van de referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentiesituatie zal er gebruik gemaakt worden van de gegevens uit de Etude d’incidences sur l’environnement “Permis unique relatif au projet de parc de 13 éoliennes sur les communes de Hélécine, Orp-Jauche, Lincent et Hannut” (Vinçotte, 2009). Het geluid op het projectgebied wordt gegenereerd door het verkeer en werkzaamheden gedurende de aanlegfase en anderzijds is er geluid afkomstig van de windturbines gedurende de exploitatiefase. Een windturbine produceert 2 types van geluid: • het geluid afkomstig van de mechanische wrijving, • het aërodynamische geluid afkomstig van de wrijving tussen de lucht en de wieken
9.2.1
Wettelijk kader De Vlaamse milieureglementering (VLAREM) is gebaseerd op dezelfde principes als de Waalse reglementering. Het geluid waarmee rekening dient te worden gehouden, is het geluid te wijten aan de installaties. De limietwaarden variëren in functie van de periode en de bestemming van het gewestplan. Volgens artikel 5.20, §2 van titel II van het Vlarem zijn geen geluidsnormen van toepassing. In de milieuvergunning kunnen echter wel geluidsemissiegrenswaarden worden opgelegd in functie van de omgevingssituatie. Niettegenstaande werd een specifiek document gepubliceerd met referentie ”Omzendbrief: EME/2006/01- RO/2006/02 - Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines“. De omzendbrief bepaalt: Wanneer de meest dichtbijzijnde geïsoleerde woning of het meest dichtbijzijnde woongebied zich bevindt op een afstand van meer dan 250 m van de windturbinemast, mag ervan uitgegaan worden dat de hinder veroorzaakt door de windturbine/het windturbinepark tot een aanvaardbaar niveau beperkt is. Wanneer die afstand kleiner dan of gelijk aan 250 m is, moet de hiernavolgende benadering gehanteerd worden. Het specifieke geluid wordt bepaald in de nabijheid van de meest dichtbijzijnde geïsoleerde woning of het meest dichtbijzijnde woongebied. Voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van een windturbine of windturbinepark op een bepaalde locatie dient het specifieke geluid in afwijking van bijlage 2.2.1 van titel II van het Vlarem te worden getoetst aan de milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht opgelijst tabel 9.1.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 48 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Tabel 9.1: Richtwaarden in dB(A) in open lucht MILIEUKWALITEITSNORMEN IN dB(A) IN OPEN LUCHT
GEBIED
1°
Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie
2°
Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van
industriegebieden niet vermeld sub 3° of van gebieden voor
OVERDAG
's AVONDS
's NACHTS
49
44
39
54
49
49
54
49
44
49
44
39
64
59
59
54
49
44
49
44
39
59
54
54
59
54
49
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen 3°
Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van
gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden, tijdens de ontginning 4°
Woongebieden
5°
Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsgebieden tijdens de ontginning 6°
Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie
7°
Alle andere gebieden, uitgezonderd: bufferzones, militaire domeinen
en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld 8°
Bufferzones
9°
Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van
voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens de ontginning
Deze evaluatie moet uitgevoerd worden bij een windsnelheid van 8 m/s en het maximaal toegelaten geluidsniveau wordt bepaald door de zone volgens het gewestplan. In dit geval is het maximaal toegelaten geluidsniveau beperkt tot 39 dB(A) (voor woongebied). Indien het specifieke geluid voldoet aan bovenstaande milieukwaliteitsnormen of indien het specifieke geluid in de nabijheid van de meest dichtbijzijnde geïsoleerde woning of het meest dichtbijzijnde woongebied 5 dB(A) lager is dan het achtergrondgeluid, mag er vanuit gegaan worden dat de hinder veroorzaakt door de windturbine/het windturbinepark tot een aanvaardbaar niveau beperkt kan worden. 9.2.2
Referentiesituatie Om de initiële situatie in kaart te brengen is er rekening gehouden met het feit dat de geluidsomgeving sterk wordt beïnvloed door het wegverkeer op de E40 en door spoorwegtransport. Om de referentiesituatie te bepalen is er gebruik gemaakt van metingen, van minimum 24 u, op basis van 6 representatieve punten in de dichtst bij gelegen woonzones van de projectlocatie. Voor elk van de meetpunten werden de gemiddelde geluidsniveaus voor de 3 periodes vermeld in de reglementering (dag, avond en nacht) opgemeten. De metingen werden uitgevoerd in de periode van 16 tot 23 maart 2009. Algemeen genomen variëren de geluidsniveaus substantieel in de loop van de dag, dat betekent dat het weg- en spoorwegverkeer een belangrijke invloed heeft op de geluidsniveaus. Voor de verschillende punten bevindt het geregistreerde maximum zich tussen 6u00 et 8u00 en het minimum tussen 1u00 et 3u00 tijdens weekdagen. Tijdens het weekend is Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 49 -
819257/R/873173/Mech april 2010
de ochtendlijke geluidspiek minder uitgesproken, zelfs afwezig, terwijl het minimum later wordt bereikt, tussen 3u00 et 5u00. De ligging van de meetpunten is weergegeven in Illustratie 9.1. Meetpunten 1 tot 4 zijn gelegen in het Waalse Gewest en de punten 5 en 6 in het Vlaamse Gewest. Illustratie 9.1: Ligging van de meetpunten
MW-1
MW-5 MW-2
MW-3
MW-6
MW-4
• •
•
• • •
Punt MW-1: Rue de Noduwez te Noduwez – Grenst aan een woongebied in het Waals Gewest (Lambert 72 Coördinaten: X = 191578 Y = 158742) Punt MW-2: Op de kruising van l’avenue Français et rue d’Eron à Pellaines - in woongebied in het Waalse Gewest (Coördinaten Lambert 72: X = 194981 Y = 157020) Punt MW-3: Rue de la Bruyere Lincent, bij de vijver - in de buurt van woongebied in het Waalse Gewest (Lambert 72 Coördinaten: X = 197870 Y = 156207) Punt M-W-4: Rue V. Gilles à Cras-Avenas- Grenst aan een woongebied in het Waals Gewest (Lambert 72 Coördinaten: X = 202736 Y = 154987) Punt MV-5: Lysemestraat te Waasmont - Grenst aan een woongebied in het Vlaanderen (Lambert 72 Coördinaten: X = 198799 Y = 157503) Punt MV-6: Abdijstraat te Kortijs - Grenst aan een woongebied in het Vlaanderen (Lambert 72 Coördinaten: X = 204948 Y = 155216)
De gemiddelde resultaten van geluidsmetingen zijn weergegeven in tabel 9.2. Aangezien het de bedoeling is dat de windturbines continu werken, werd het LA95 van het meest stille uur eveneens weergegeven (minimum LA95 uurwaarden). Tijdens de metingen lag windsnelheid onder de 5 m/s. In bijlage 11 zijn de metingen weergegeven met per uur een indicatie van windrichting en –snelheid. Tabel 9.2: Gemiddelde resultaten van de geluidsmetingen Afstand tot de autosnelweg E40 Punt M-W-1
periode
LAeq,1u
LA50,1u
LA95,1u
Dag
66,4
52,4
45,6
Avond
64,1
51,3
46,2
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
LA95,1u minimum 31,4
- 50 -
(m) 590
819257/R/873173/Mech april 2010
Afstand tot de autosnelweg E40 Punt
M-W-2
M-W-3
M-W-4
M-V-5
M-V-6
periode
LAeq,1u
LA50,1u
LA95,1u
Nacht
54,0
42,7
37,2
Dag
55,9
50,0
46,0
Avond
54,7
51,1
48,2
Nacht
48,6
46,9
41,3
Dag
64,8
56,2
52,4
Avond
63,9
57,4
53,9
Nacht
56,7
52,4
46,6
Dag
62,0
59,0
56,1
Avond
62,6
61,6
58,2
Nacht
56,5
55,1
47,7
Dag
52,1
48,2
43,3
Avond
47,1
45,9
43,1
Nacht
44,4
43,7
38,3
Dag
60,4
49,0
45,5
Avond
56,2
52,5
49,4
Nacht
50,6
48,7
42,3
LA95,1u minimum
(m)
35,2
300
39,8
250
37,2
330
27,0
1100
34,5
390
In de regelgeving staat vermeld dat indien het specifieke geluid (LA95) in de nabijheid van de meest dichtbijzijnde vreemde woning of het meest dichtbijzijnde woongebied 5 dB(A) lager is dan het achtergrondgeluid (LA95 - 5 dB), er mag vanuit gegaan worden dat de hinder veroorzaakt door de windturbine/het windturbinepark tot een aanvaardbaar niveau beperkt is. Er kan dan van uitgegaan worden dat ter hoogte van de meetpunten M-W-3 en M-W-4 aanvaarbare geluidsniveaus gelden van respectievelijk 41,6 en 42,7 dB(A) gedurende de nacht in plaats van 39 dB(A). In de omgeving van Walshoutem is een meetpunt gelegen van het ANNE-meetnet dat door de dienst LNE wordt opgevolgd. Deze metingen zijn echter niet beschikbaar doordat deze te sterk beïnvloed worden door stoorgeluiden afkomstig van een permanente meetpost van VMM voor de meting van luchtkwaliteit.
9.3
Effectbeschrijving Voor de beschrijving van de effecten zal er gebruik gemaakt worden van de gegevens uit de Etude d’incidences sur l’environnement “Permis unique relatif au projet de parc de 13 éoliennes sur les communes de Hélécine, Orp-Jauche, Lincent et Hannut” (Vinçotte,2009).
9.3.1
Aanlegfase De akoestische impact tijdens de aanlegfase zou te wijten kunnen zijn aan het transport van/naar de werkzones, de uitgravingen voor en het gieten van de betonlaag van de windturbinefunderingen, de opbouw van de windturbines en de werkzaamheden voor de bekabeling tussen de windturbines en de dispersiecabine en tussen deze cabine en de aansluitpost op het netwerk.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 51 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Deze verschillende operaties kunnen worden toegekend aan stationaire bronnen. De geluidsbronnen zijn in hoofdzaak grondgraafmachines, hijskranen en betonmolens, vrachtwagens en kleine bestelwagens.
Werffase Door de relatief grote afstand tussen windturbines en de woongebieden, de werkuren van de werfwerkzaamheden (van 7u00 tot 18u00, de periode met hogere geluidsniveaus) en de verplichte homologatie1 voor het gros van de werfmachines, waardoor het niveau van akoestisch vermogen beperkt is, kan men zich verwachten aan een geluidsimpact gelokaliseerd op de werkzones en aan een kleinere impact op de geluidsniveaus in de omringende woongebieden. Sporadisch kan er eens buiten de bovenvermelde werkuren gewerkt worden, wanneer er geen wind is om de rotor te takelen. Echter zal dit een beperkte en tijdelijke impact op geluidsniveaus in de omringende woongebieden met zich meebrengen. Het verkeer Maximaal 10 werknemers worden voorzien voor de werkzones, hetgeen een maximum van 10 persoonlijke voertuigen op de toegangswegen naar de inplantingslocatie impliceert. De akoestische impact (op uurbasis) van het verkeersgeluid van deze voertuigen is beperkt en kan gemakkelijk ingeperkt worden door een juiste keuze van toegangswegen. Het vrachtwagentransport wordt vooral veroorzaakt door het transport van werfmachines bij het begin en einde van de werffase, door het transport van puin en uitgegraven grond, door de aanvoer van materialen (metaalstructuren voor de funderingen, beton, …) en door de toevoer van onderdelen van windturbines (masten, wieken, rotoren, …). Het transport van windturbineonderdelen zal via uitzonderlijk vervoer gebeuren. Voor het vrachtwagentransport is het geluidsniveau LAeq op uurbasis van de grootteorde 50 tot 55 dB(A) gemeten op 10 m van het wegennet, wat overeenkomt met de doortocht van 10 wagens. De invloed van het vrachtwagentransport op de gemiddelde uurwaarden is dus van weinig belang. Deze invloed kan bovendien beperkt worden door met zorg het traject te kiezen. Conclusie De akoestische impact van de werffase voor de aanleg, verbreding en verharding van toegangswegen, voor de aanleg van elektrische bekabeling en voor de inplanting van de windturbines in het Waalse Gewest en het Vlaamse Gewest is verwaarloosbaar. Het is voornamelijk gegenereerd door het konvooi van voertuigen, met name door vrachtverkeer. Het kan gemakkelijk worden geminimaliseerd door het zorgvuldig kiezen van de routes naar de site.
1 Homologatie volgens de voorschriften van het KB van 6 maart 2002 : « KB betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis » voor de meest recente machines (omzetting van de Europese Richtlijn CEE 2000-14) + wijziging van 14 februari 2006.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 52 -
819257/R/873173/Mech april 2010
9.3.2
Exploitatiefase Om de impact van het windturbineproject op het huidige akoestische niveau te evalueren, werd een akoestische evaluatie uitgevoerd aan de hand van een modellering door Vinçotte (2009). De software2 voor de modellering laat toe om de geluidsniveaus te berekenen op elk gekozen punt en het bekomen raster met resultaten te interpoleren op een dergelijke manier dat de resultaten kunnen worden voorgesteld onder vorm van een zogenaamde ‘geluidskaart’. Deze kaarten bieden een globaal overzicht van de akoestische impact van het project. Vervolgens worden op basis van deze kaart bepaalde punten, zoals woongebieden volgens het gewestplan en de lokalisatie van geïsoleerde woningen, weerhouden (omdat ze mogelijkerwijze meer hinder ondervinden van het project) en verder in detail bestudeerd. De berekeningen die fungeren als basis voor de geluidskaart en punctuele resultaten, worden uitgevoerd rekening houdend met het reliëf, de invloed van de lucht op de propagatie van het geluid en de invloed van de wind in alle richtingen van propagatie. Bovendien worden deze berekeningen voor alle windturbines gelijktijdig gedaan en dus voor de minst gunstige situatie. Dit kan aanleiding geven tot een overschatting van het berekende geluidsniveau. De geluidsemissies Om een beeld te krijgen van de maximale potentiële impact, zijn de parameters van het windturbinemodel met de grootste geluidsemissie-parameters gebruikt in de modellering. Het is belangrijk te herhalen dat het geluidsniveau van de achtergrond toeneemt met de windsnelheid. Dit verband is sterk afhankelijk van de omgeving van het ontvangend punt (gebouwen, vegetatie, bodemtype, …). Het geluid wordt ondermeer gevormd door de wrijving van de wind met de bodem, met verschillende landschapselementen en door turbulenties. Uit ervaringen met metingen uitgevoerd in andere windturbineparken blijkt dat het achtergrondgeluidsniveau sneller toeneemt met de windsnelheid dan het geluid van de windturbines. Zo is bij een windsnelheid van 8 m/s of hoger, het achtergrondgeluid (50 tot 60 dB(A)) ongeveer 10 dB(A) hoger dan het specifieke geluid van de windturbines. Dit laatste geluid wordt dus volledig overstemd. Om een voldoende inschatting te kunnen maken van de effecten zijn twee simulaties uitgevoerd. Er is een simulatie uitgevoerd met een windsnelheid van 5 m/s en een simulatie met een windsnelheid van 8 m/s. Het type van de windturbine is nog niet gekend. Volgens de leverancier van windturbines (Repower) moet sinds oktober 2009 rekening gehouden worden met de volgende geluidsemissie-gegevens van de Repower MM92: 101,7 dB(A) bij 5 m/s en 104,2 dB(A) bij 8 m/s. Hierdoor is deze windturbine niet langer de meest lawaaierige bij een windsnelheid van 8 m/s, maar de waarde van 105 dB(A) is eveneens van toepassing op de windturbine GE 2.5. Deze waarde wordt in de modellering in het kader 2
Software IMMI, gebruik makend van de norm ISO 9613 voor de berekening van de geluidsvoortplanting
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 53 -
819257/R/873173/Mech april 2010
van deze studie gebruikt bij een windsnelheid van 8 m/s. In de modellering is er eveneens gebruik gemaakt van de waarde 102,2 dB(A) bij een windsnelheid van 5 m/s. Echter wordt voortaan 101,7 dB(A) als richtwaarde vooropgesteld waardoor kan besloten worden dat de resultaten van de modelleringen in deze studie met 0,5 dB(A) overschat zijn bij een windsnelheid van 5 m/s. De constructeurs hanteren de norm: IEC 61400-11: 2002 + A1: 2006. De bepaling van deze geluidsemissie gebeurt aan de hand van metingen op verschillende plaatsen binnen het terrein rondom een turbine. Het resultaat van deze metingen wordt nadien omgerekend naar een equivalent brongeluid dat geproduceerd zou worden ter hoogte van de gondel (puntbron). Hierbij worden zowel de terreineigenschappen, windkarakteristieken en afstand in rekening gebracht. Hieruit volgt dat het geluidsniveau dat wordt weergegeven als puntbron zowel het geluid afkomstig van de gondel als het geluid afkomstig van de draaiende wieken omvat. Het geluid gekarakteriseerd door een LA95 zal dus beide omvatten. Evaluatie van de effecten De resultaten van de modellering worden voorgesteld onder kaartvorm in onderstaande illustraties die voorzien zijn van een kleurschaal om de geluidsniveaus te visualiseren.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 54 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Illustratie 9.2 Berekende geluidsniveaus bij een windsnelheid van 5 m/s (Vinçotte, 2009)
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 55 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Illustratie 9.3: Berekende geluidsniveaus bij een windsnelheid van 8 m/s (Vinçotte, 2009)
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 56 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Op basis van de modelleringsresultaten enerzijds en anderzijds de woongebieden volgens het gewestplan en de plaatsbepaling van geïsoleerde woningen, zijn 9 controlepunten geselecteerd. Deze controlepunten ondervinden mogelijkerwijze meer hinder van het project en dienen nader onderzocht te worden. In illustratie 9.4 is de ligging van de controlepunten weergegeven en in tabel 9.3 zijn de geluidsniveaus weergegeven voor deze punten. Illustratie 9.4: Ligging van de controlepunten (Vinçotte, 2009)
Tabel 9.3: Controlepunten (Vinçotte)
Aanduiding op punten
Lspecifiek dB(A)
Lspecifiek dB(A)
regio
het gewestplan
X
Y
5m/s
8m/s
10
Waasmont (woonwijk)
Vlaanderen
Woongebied
199072,1
157074,4
37,0
39,8
11
Walshoutem (woonwijk)
Vlaanderen
Woongebied
200335,2
156462,2
38,4
41,2
Wallonië
Woongebied
202806,1
155025,4
39,3
42,1
Cras-Avernas-Nord-Ouest 12
(woonwijk) Cras-Avernas-Nord-Est
13
(woonwijk)
Wallonië
Woongebied
203997,5
154623,9
37,7
40,5
14
Kortijs (woonwijk)
Vlaanderen
Woongebied
205050,2
155099,1
38,7
41,5
20
Woning te Walshoutem
Vlaanderen
Agrarisch gebied 200363,7
156224,6
40,8
43,6
21
Rue de Landen,179
Wallonië
Agrarisch gebied 200332,1
155160,2
39,9
42,7
22
Woning te-Kortijs
Vlaanderen
Agrarisch gebied 204786,2
155075,8
39,5
42,3
23
Boerderij te Bosquée
Wallonië
Agrarisch gebied 204271,2
154595,9
42,6
45,4
24
Boerderij te Villereau
Wallonië
Agrarisch gebied 205876,6
154182,2
37,7
40,5
Geen enkele windturbine (voorzien in Wallonië of Vlaanderen) bevindt zich op minder dan 250 m van woningen waardoor er geen overschrijdingen zijn van de norm voor Vlaanderen. De controlepunten die gelegen zijn op Waals grondgebied worden besproken onder paragraaf 9.4. Vergelijking ten opzichte van meetwaarden Een vergelijking met de meetpunten uit tabel 9.2 kan gebeuren voor controlepunten die in de buurt liggen van specifieke meetpunten. Controlepunt 10 ligt in de nabijheid van meetpunt MW-5. De berekende waarde van 37 dB(A) (gezien de windsnelheid tijdens Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 57 -
819257/R/873173/Mech april 2010
de metingen) moeten worden vergeleken met waarden die als LAeq altijd hoger liggen dan 44 dB(A) en als LA95 gelijkaardig tijdens de nacht en 6 dB(A) hoger liggen tijdens dag en avond. Gezien het continue karakter van het geluid van de windmolens is een vergelijking van het specifiek geluid met LA95 relevant. Een lichte verhoging van het geluidsniveau ten opzichte van het huidige niveau is daarom niet uitgesloten (1 à 2 dB(A)) De hinder door het discontinue verkeer (verschil tussen LAeq en LA95) zal echter groter zijn dan het continue geluid van de windmolens. Het discontinue karakter wordt op dergelijke afstand veroorzaakt door de variatie in drukte en passage van verkeer op lokale wegen in de buurt. Individuele passages van wagens op de E40 zullen niet meer hoorbaar zijn op deze afstand. Voor controlepunt 23 en 24 zou een vergelijking met meetpunt MV-6 mogelijk zijn. Het meetpunt ligt iets verder van de snelweg dan de controlepunten waardoor afgeleid kan worden dat het actuele geluidsniveau op deze punten nog iets hoger zal zijn dan de reeds hoge waarden uit tabel 9.2. De berekende geluidsniveaus liggen hier ook duidelijk lager dan de gemeten waarde voor dag, avond en nacht. Zelfs uitgaande van de nachtwaarde (LA95) is er nog een verschil van 3 à 4 dB(A). Het bijkomende geluid zal bijgevolg niet hoorbaar zijn op deze meetpunten. Ter herinnering: rekening houdend met de geluidsemissie-gegevens van de Repower MM92 bij een windsnelheid van 5 m/s, zijn de gemaakte berekeningen in deze studie overschat met 0,5 dB(A) bij een windsnelheid van 5 m/s. Effecten op het niveau van het omgevingsgeluid Het is niet vanzelfsprekend om de achtergrondgeluidsniveaus in functie van de snelheid te voorspellen. Aangezien deze niveaus afhankelijk zijn van de plaatselijke parameters (bodemtype, aanwezigheid van bomen, gebouwen, bovengrondse elektrische kabels, …) kunnen hierdoor grote verschillen optreden tussen 2 locaties, zelfs indien ze dicht bij elkaar gelegen zijn. Het Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région Wallonne schat dat het achtergrondgeluidsniveau bij een windsnelheid van 8 m/s 50 tot 60 dB(A) bedraagt voor een bebost gebied. Andere bronnen spreken eerder van een geluidsniveau tussen 40 en 50 dB(A), zonder verduidelijking betreffende de omgeving. In deze studie wordt er van uitgegaan dat bij een windsnelheid van 8 m/s het achtergrondgeluidsniveau 50 dB(A) bedraagt, zodat het geluid te wijten aan de windturbines slechts een verwaarloosbare invloed zal hebben op dit achtergrondgeluid. De verhoging van het achtergrondgeluidsniveau door toevoeging van een specifiek geluid van maximaal 43 dB(A) in Vlaanderen ter hoogte van punt 20 wordt geschat op 0,8 dB, wat onhoorbaar is voor het menselijke oor. Tijdens de dag geven de metingen in de referentiemeetpunten relatief hoge geluidsniveaus aan, wat vooral te wijten is aan het verkeer. De impact van de windturbines is dan ook verwaarloosbaar gedurende deze periode. De akoestische impact van de geplande windturbines in Wallonië en Vlaanderen ter hoogte van geïsoleerde woningen en woongebieden in Vlaanderen zou dan te verwaarlozen zijn. Verkeer Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 58 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Tijdens de exploitatiefase vereisen enkel onderhouds- en herstellingswerken de aanwezigheid van werknemers ter plaatse. Door het beperkte karakter van deze operaties, kan de impact ervan verwaarloosd worden. Besluit Geen enkele geplande windturbine in het Vlaamse Gewest zorgt voor een overschrijding van de toepasselijke wettelijke normen in Vlaanderen.
9.4
Grensoverschrijdende effecten
9.4.1
Wettelijk kader Er bestaan tot op heden geen geluidslimietwaarden voor windturbines in het Waals Gewest. Het Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région Wallonne beveelt het gecombineerde gebruik aan van de Nederlandse wetgeving voor windmolens en de van kracht zijnde algemene reglementering in het Waalse Gewest ter bepaling van de eventuele geluidshinder (niet gericht op windmolens). Waalse reglementering De huidige Waalse reglementering betreffende geluid is opgenomen in het «Arrêté du Gouvernement Wallon du 4 juillet 2002 fixant les conditions générales d’exploitation des établissements visés par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement » (M.B. 21.09.2002 err. 01.10.2002). Het principe van deze reglementering berust op de beperking van het geluid uitsluitend afkomstig van de industriële activiteit in kwestie. Dit niveau wordt aangeduid met de term ‘specifiek geluid’. De beperking van het geluidsniveau is afhankelijk van de periode, het gewestplan en de inplanting van de onderneming. De limietwaarden van het ‘specifiek geluid’ worden gedefinieerd in functie van de immissiezone waarin de metingen worden uitgevoerd. Tijdens de nacht, wanneer de normen het strengst zijn, mag het geluidsniveau van windturbines niet hoger zijn dan 40 dB(A) voor woongebieden of voor geïsoleerde woningen gelegen in landbouw- of bosgebied volgens het gewestplan, bij een windsterkte van 5 m/s. Nederlandse wetgeving De Waalse wetgeving legt maximaal toelaatbare geluidsniveaus vast door immissie, te wijten aan een specifieke bron. Nochtans is deze limietwaarde enkel toepasbaar bij windsnelheden lager dan 5 m/s. Voor hogere windsnelheden worden de metingen verstoord door het achtergrondgeluid. Aangezien de windturbines uitsluitend werken bij een windsnelheid hoger dan 3 m/s, zou hiervoor een specifieke regelgeving opgesteld moeten worden. De Nederlandse wetgeving heeft geanticipeerd op deze denkbeeldige situatie en specificeert een maximale geluidskromme bij immissie, waaraan elk windturbineproject moet voldoen, in functie van de windsnelheid. Voor windsnelheden van 5 en 8 m/s mag het geluidsniveau van windturbines niet hoger liggen dan respectievelijk 42 en 44 dB(A) ter hoogte van geïsoleerde woningen of woongebieden. In bovenstaande paragrafen wordt een beschrijving gegeven van de Waalse als de Nederlandse wetgeving. Deze zijn voor de evaluatie van het project niet van toepassing vermits de windturbines op Vlaams grondgebied zijn voorzien en de evaluatie van de effecten dan ook aan de hand van de Vlaamse wetgeving dient uitgevoerd te worden.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 59 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Echter kunnen deze mee een beeld vormen om de grensoverschrijdende effecten mee te bepalen. 9.4.2
Effectbeschrijving Aanlegfase De akoestische impact van de werffase voor de aanleg, verbreding en verharding van toegangswegen, voor de aanleg van elektrische bekabeling en voor de inplanting van de windturbines in het Waals Gewest en het Vlaams Gewest is klein. Het is voornamelijk gegenereerd door het konvooi van voertuigen, voornamelijk door vrachtverkeer. Het kan gemakkelijk worden beperkt door het zorgvuldig kiezen van de routes naar de site. Exploitatiefase In punt 20 wordt een geluidsniveau (zie tabel 9.3) berekend boven de 40 dB(A) voor een snelheid van 5 m/s voor. In punt 23, komen er geluidsniveaus (zie tabel 9.3) boven 42 en 44 dB(A) voor, voor een windsnelheid van respectievelijk 5 en 8 m/s. Voor de andere woongebieden of geïsoleerde woningen blijven de geluidsniveaus onder de limietwaarden die van toepassing zijn in Wallonië. De evaluatie onder conservatieve berekeningsomstandigheden toont aan dat er een overschrijding is van het geluidsniveau in Vlaanderen voor het punt 20 op Waals grondgebied (Waalse wetgeving – 40 dB(A)). Ter hoogte van punt 20 (geïsoleerde woning in de buurt van Walshoutem), zijn de meest dichtbij gelegen windturbines (en dus degene die de grootste geluidsimpact zullen hebben) gepland op Vlaams grondgebied. Om een beeld te vormen van de effecten in Wallonië ten gevolge van de Vlaamse windturbines, worden de specifieke gevolgen van elke turbine gegeven voor de punten 12 en 23. Aan de hand van deze tabellen kunnen eveneens de cumulatieve effecten nagegaan worden van Vlaamse turbines op het Waalse grondgebied.
Tabel 9.4: Details van de akoestische verdeling (specifiek geluid afkkomstig van verschillende windmolens) in controlepunt 12 Winturbine
5 m/s
8m/s
percentage
V11
33,3
36,1
25,1%
V10
32,4
35,2
20,7%
V12
32,1
34,9
19,4%
W13
31,2
34,0
15,5%
W12
27,4
30,2
6,6%
V9
24,4
27,2
3,3%
V13
21,9
24,7
1,8%
V8
21,8
24,6
1,8%
V7
19,9
22,7
1,2%
V14
19,6
22,4
1,1%
Andere
24,8
27,6
3,6%
Totaal
39,3
42,1
100%
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 60 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Voor punt 12, waarvoor geen overschrijding is waargenomen (van zowel Vlaamse als Waalse normen), wordt het grootste effect veroorzaakt door windturbines V10, V11 en V12 (65,1% van het totale niveau), die ongeveer een zelfde oriëntatie hebben ten opzichte van het controlepunt. De overschatting als gevolg van de berekeningsmethode (spread wind) wordt geschat op ongeveer 2 dB (A). Tabel 9.5: Details van de akoestische verdeling (specifiek geluid afkkomstig van verschillende windmolens) in controlepunt 23 Winturbine
5 m/s
8m/s
percentage
V13
41,4
44,2
75,5%
V14
33,6
36,4
12,7%
V15
29,1
31,9
4,5%
V16
25,9
28,7
2,2%
V12
24,8
27,6
1,7%
V11
22,8
25,6
1,1%
Andere
25,9
28,7
2,3%
Totaal
42,6
45,4
100%
Het belangrijkste effect in controlepunt 23 wordt veroorzaakt door windturbines V13 tot V16 (95% van het totale niveau), die ongeveer een zelfde oriëntatie hebben ten opzichte van de controlepunten. Andere turbines hebben bijna geen invloed op dit punt. Voor punt 23, is er een overschrijding van de norm (42,6 dB(A) bij 5 m/s in plaats van 40 dB(A)) volgens de wetgeving in Wallonië. Volgens de Nederlandse wetgeving voldoet de windturbine bijna aan de norm. Indien de Vlaamse omzendbrief gevolgd worden dan voldoet deze windturbine aan de opgelegde norm (afstand bedraagt meer dan 250 meter). Bijkomend is punt 23 gelegen bij het referentiepunt M-W-4. In dit referentiepunt was een LA95 achtergrondwaarde gedurende de nacht van 47,6 dB(A) gemeten waardoor volgens de Vlaamse wetgeving op deze locatie een aanvaardbaar geluidsniveau geldt van 42,7 dB(A). Dit geluidsniveau is in overeenstemming met het gemodelleerde resultaat. Vanuit wettelijk oogpunt is er volgens de Waalse richtlijn een overschrijding in vergelijking met de Waalse wetgeving (geluid algemeen) maar niet met de Nederlanse wetgeving (windmolens). Vanuit oogpunt van beleving zal er geen verhoging opgemerkt worden.
9.5
Samenvatting In tabel 9.6 is een overzicht gegeven van de beoordeling van de effecten die mogelijk optreden binnen de discipline Geluid en Trillingen. De beschrijving in bovenstaande paragraaf en de beoordelingen in de tabel geven aan dat er voor deze discipline geen negatieve effecten te verwachten zijn. Tabel 9.6: Effectbeoordeling voor de discipline Geluid en trillingen Deelingreep
Effectroep
Beoordeling Vlaanderen
Aanlegfase Aanleg
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
0
- 61 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Verkeer
0
Exploitatiefase Geluid gedurende de werking
0
Wallonië Aanlegfase Aanleg
0
Verkeer
0
Geluid gedurende de werking
0
Exploitatiefase
9.6
Ontwikkelingsscenario De effecten voor de discipline Geluid en trillingen vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 62 -
819257/R/873173/Mech april 2010
10
DISCIPLINE FAUNA EN FLORA
10.1
Figuren Figuur 10.1: Beschermingszones natuur Figuur 10.2: Vegetatiekaart Figuur 10.3: Biologische waarderingskaart Figuur 10.4: Vogelatlas
10.2
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline Fauna en flora wordt afgebakend als de zone waarbinnen mogelijke effecten kunnen verwacht worden. Concreet betekent dit dat het projectgebied en zijn onmiddellijke omgeving wordt aangevuld met natuurgebieden die in de nabijheid gelegen zijn. Gezien de meeste natuurgebieden op zeer grote afstand van het studiegebied gelegen zijn, werd ervoor gekozen om een zone van 2,5 km rond het projectgebied af te bakenen als studiegebied. Het is immers niet waarschijnlijk dat belangrijke effecten zich op een grotere afstand zullen voordoen. Eventuele belangrijke effecten op beschermingzones buiten het studiegebied worden ook onderzocht.
10.3
Beschrijving van de referentiesituatie
10.3.1
Beschermingszones Het projectgebied is niet gelegen in een speciale beschermingzone volgens de habitatof vogelrichtlijn (SBZ-H en SBZ-V) en is ook niet in VEN-gebied gelegen. Het dichtst bij gelegen RAMSAR gebied ligt op 80 km van het projectgebied. De meest dichtbij gelegen habitatrichtlijngebieden zijn ‘Les sources du Geer’ (BE33001) op 2,8 km van turbine V16, ‘Les carrières souterraines d’Orp-Jauche’ (BE31009) op 3,7 km van turbine W6, ‘Les carrières de Dongelberg’ (BE31008) op 10 km van turbine W1 en ‘Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw’ op 10 km van turbine V16. Het gebied ‘Les sources du Geer’ volgt de loop van de Geer en omvat voornamelijk vochtige graslanden en andere overstromingszones. Het gebied is vooral belangrijk omwille van de aanwezigheid van ooibossen (habitattype 91E0). Het vormt ook een belangrijke rustplaats voor trekvogels. Les carrières souterraines d’Orp-Jauche omvat verschillende ondergrondse holtes die van groot belang zijn voor vleermuizen als winterverblijfplaats. Het dichtst bij gelegen deelgebied is de ‘Caves Pahaut’ in Orp-Jauche. Het gebied ‘Les carrières de Dongelberg’ is aangemeld als habitatrichtlijngebied omdat hier vroeger de Oehoe gebroed heeft. De ‘Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw’ omvatten orchideeënrijke graslanden en relicten van beekbegeleidende alluviale bossen (habitattype 91E0).
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 63 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De vogelrichtlijngebieden liggen allemaal op zeer grote afstand van het projectgebied. De dichtst bij gelegen beschermingzones zijn het Waalse gebied ‘Vallée de la Mehaigne’ (BE34009) op 9,5 km van turbine V16 en het Vlaamse gebied ‘De Dijlevallei’ (BE2422315) op meer dan 21 km van turbine W1. De dichtst bij gelegen VEN-gebieden zijn ‘De Hoegaardse valleien’ op ca. 7 km van turbine W1 en ‘De Herk’ op ca. 7 km van turbine V16. Het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) bestaat uit natuurverwevingsgebieden, waar de natuurfunctie evenwaardig is aan andere functies en verbindingsgebieden waar andere functies voorrang krijgen op natuur. Natuurverwevingsgebieden zijn aaneengesloten gebieden waarin verschillende functies voorkomen en die gekenmerkt zijn door de aanwezigheid van hoge natuurwaarden. Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden die ongeacht hun oppervlakte van belang zijn voor de migratie van planten en dieren tussen de verschillende natuur- of VENgebieden. In de omgeving van de turbines is geen gebied aangeduid als IVON-gebied. Er zijn geen Vlaamse of erkende natuurreservaten of bosreservaten gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het projectgebied. Ook in Wallonië liggen de natuur- en bosreservaten op meer dan 2 km van het projectgebied. 10.3.2
Flora Gezien voor de effecten op de vegetaties enkel lokale effecten verwacht worden, wordt enkel de vegetatie in het Vlaamse deel van het projectgebied besproken. De beschrijving is gebaseerd op de biologische waarderingskaart (habitatkaart versie 5.2, Paelinckx et al, 2009). Alle turbines zijn gelegen in percelen die zijn aangeduid als akkers op lemige bodem (bl) en krijgen als beoordeling ‘matig biologisch waardevol’. Turbine V9 is gelegen nabij de grens van een laagstamboomgaard die eveneens matig biologisch waardevol is. Het kabeltracé en de tracés van de toegangswegen lopen soms door biologisch waardevolle vegetaties. Het gaat hierbij voornamelijk om bermvegetaties.
10.3.3
Fauna De beschrijving van de referentiesituatie voor fauna is gebaseerd op de gegevens verzameld in het kader van het opstellen van de étude d’incidences voor ditzelfde project (Vinçotte, 2009). Hiervoor werden inventarisaties uitgevoerd tijdens 13 terreinbezoeken in 2008, aangevuld met data van twee lokale experten (Freek Verdonkt en Dominique Lafontaine). De terreininventarisaties werden uitgevoerd tijdens de maanden maart, april, mei, september, oktober en december 2008. De inventarisaties waren voornamelijk gericht op de soortgroepen vogels en vleermuizen gezien het vooral deze groepen zijn die effect kunnen ondervinden van de plaatsing van windturbines. Vogels Broedvogels De inventarisatiegegevens voor de broedvogels werden aangevuld met data vanuit drie vogelatlassen: • L’atlas national des oiseaux nicheurs (Devillers et al, 1998) Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 64 -
819257/R/873173/Mech april 2010
• •
Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002 (Vermeersch. et al, 2004) L’atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie en cours (Jacob et al, 2005)
In totaal werden voor 76 soorten zekere of waarschijnlijke broedgevallen gevonden in het studiegebied. Het gaat hierbij voornamelijk om soorten die gebonden zijn aan open cultuurlandschappen, hagen en kleine bosjes. De volledige soortenlijst is opgenomen in bijlage 4. In het open landbouwgebied werden voornamelijk soorten aangetroffen die gebonden zijn aan akkers en weilanden. De belangrijkste soorten zijn veldleeuwerik, gele kwikstaart, grauwe gors, blauwe kiekendief, kwartel, patrijs en kievit. De blauwe kiekendief broedde in 2007 en 2008 in het ‘Bois de la Kewaute’ op 1,5 à 2 km van de turbines. Het jachtterritorium van het koppel blauwe kiekendieven wordt gevormd door het open landbouwgebied tussen de E40 in het oosten, de vallei van de Piétrain in het zuiden, de dorpskern van Saint-Jean-Geest in het westen en de dorpskernen van Zétrud-Lumay en Outgaarden in het noorden. De turbines bevinden zich op de oostelijke grens van dit jachtterritorium. De blauwe kiekendief is een bedreigde soort in België gezien slechts een maximum van twee à drie koppels zich jaarlijks voortplanten. De soort is ook opgenomen in de bijlage I van de Europese vogelrichtlijn en ten gevolge hiervan in categorie 3 (strengste bescherming) van het Vlaamse soortbeschermingsbesluit. Naast de blauwe kiekendief zijn de grauwe gors, de kwartel en de patrijs de bijzonderste vogelsoorten in deze zone. Alle drie deze soorten kennen een merkbare achteruitgang in België, vermoedelijk ten gevolge van de intensivering van het landbouwgebruik. Ze zijn aanwezig in het landbouwgebied nabij de turbines van groep 1, maar slechts in lage aantallen. Behalve deze typische aan landbouw gebonden soorten, komen ook algemene roofvogels voor zoals de torenvalk, sperwer en buizerd. Verder broeden boerenzwaluwen, huiszwaluwen en gierzwaluwen in de dorpen en nabij gelegen boerderijen. De meest soortenrijke gemeenschap wordt aangetroffen in het westen van het studiegebied. In het oostelijke deel daalt het aantal soorten en de abundantie van de bijzondere soorten. Dit is vermoedelijk te wijten aan het intensievere landbouwgebruik in deze zones. Trekvogels In de vogelatlas (Everaert et al., 2003, update juni 2009) zijn er geen seizoenale, voedsel- of slaaptrekroutes weergegeven in de onmiddellijke nabijheid van het projectgebied. Ook belangrijke broed- en pleistergebieden ontbreken in de nabijheid van het projectgebied. Er kan echter vanuit gegaan worden dat de vogelatlas niet overal even volledig is. Bovendien geldt de vogelatlas enkel voor Vlaanderen. Daarom is het nodig om bijkomende inventarisaties uit te voeren in het gebied. De gegevens over broed- en pleisterplaatsen werden al besproken in voorgaande paragraaf. Voor de inventarisatie van de trekvogels in het studiegebied werden buiten de terreinbezoeken tellingen uitgevoerd vanop 6 punten op het terrein. De tellingen werden Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 65 -
819257/R/873173/Mech april 2010
telkens uitgevoerd tussen 7u45 en 12u30. In totaal werd 19u geteld. De soorten werden eveneens opgenomen in de lijst in bijlage 4. De belangrijkste trekbewegingen vinden plaats in de nabijheid van de meest westelijke turbines (W1 tot W4). Ook hier zijn de aantallen echter vrij beperkt met een gemiddelde van 157 overvliegende vogels per uur. Wel maken enkele meer bijzondere soorten of soorten die gevoelig zijn voor de impact van windturbines gebruik van deze trekroute zoals de verschillende soorten buizerds, de morinelplevier, de visarend en de gewone en zwarte ooievaar. De drie laatste soorten werden opgemerkt tijdens de trek in de lente. In de rest van het projectgebied zijn minder trekbewegingen waar te nemen. De vogels die nog werden aangetroffen waren voornamelijk roofvogels (voornamelijk buizerd en torenvalk), maar ook meeuwen (kleine zilvermeeuw, mantelmeeuw en stormmeeuw), kievit, veldleeuwerik, lijsterachtigen, vinkachtigen, gorzen en mussen. De zones in het oostelijk deel van het projectgebied zijn bij de lokale kenners ook niet gekend als belangrijke zones voor migratie. Zoogdieren Op 3,5 km van turbine W7 ligt het Natura 2000 gebied ‘Carrières souterraines d’OrpJauche’ waarvan de ondergrondse holten een van de belangrijkste overwinteringsplaatsen vormen voor vleermuizen in Waals Brabant. Potentieel zouden de vleermuizen die hier overwinteren tijdens de andere periodes van het jaar de omgeving van het projectgebied kunnen gebruiken om te jagen of als vliegroute, en dit tot op enkele kilometers van de winterkolonies. Tijdens de inventarisaties werden echter geen vleermuizen waargenomen. Wanneer naar de landschapsstructuur gekeken wordt, lijkt enkel de vallei van de kleine Gete geschikt als foerageergebied of als vliegroute voor vleermuizen. De rest van het landschap is te open voor de meeste soorten. Exacte telgegevens zijn enkel beschikbaar voor de site te Orp en andere ondergrondse holten in de omgeving. Vanuit een extrapolatie vanuit inventarisatie gegevens van gelijkaardige grotere gebieden en rekening houdend met de aanwezige habitats, kan een lijst van potentieel voorkomende soorten opgesteld worden (tabel 10.1). Al deze soorten zijn in het soortbeschermingsbesluit opgenomen onder categorie 3 (hoogste bescherming). Van de soorten op deze lijst werd alleen het voorkomen van de dwergvleermuis bevestigd tijdens de inventarisaties. Tabel 10.1: Lijst van potentieel voorkomende vleermuizensoorten Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Brandt’s vleermuis / baardvleermuis
Myotis brandti / Myotis mystacinus
Bedreigd / vermoedelijk bedreigd
Dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
Momenteel niet bedreigd
Franjestaart
Myotis nattereri
Vermoedelijk bedreigd
Gewone grootoorvleermuis
Plecotus auritus
Vermoedelijk bedreigd
Ingekorven vleermuis
Myotis emarginatus
Ernstig bedreigd
Laatvlieger
Eptesicus serotinus
Momenteel niet bedreigd
Meervleermuis
Myotis dasycneme
Bedreigd
Rosse vleermuis
Nyctalus noctula
Momenteel niet bedreigd
Watervleermuis
Myotis daubentoni
Momenteel niet bedreigd
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 66 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Behalve de vleermuizen komen in het projectgebied ook nog volgende soorten zoogdieren voor: hamster, haas, egel, ree en vos. Het merendeel van deze soorten zijn algemeen in België en staan op de Rode Lijst als niet bedreigd. De hamster is echter een ernstig bedreigde soort die in het soortbeschermingsbesluit ook de strengste bescherming krijgt (categorie 3). Deze soort komt voor in de nabijheid van de meest westelijke turbines (W1 tot W4). Potentieel komt de soort ook voor in de landbouwvlaktes van Waremme, ten zuid-oosten van de turbines in Gingelom. Herpetofauna Voor de amfibieën en reptielen zijn in de omgeving van het projectgebied vooral de verlaten zandgroeves van Hannut, de vallei van de kleine Gete en de beekjes Collard en Henri Fontaine belangrijk. In tabel 10.2 worden de soorten opgelijst die (op basis van l’Atlas des amphibiens et reptiles de Wallonie) kunnen voorkomen in de omgeving van het projectgebied. Tabel 10.2: Reptielen en amfibieën in de omgeving van het projectgebied Nederlandse naam
Wetenschappelijke
Rode Lijst
Soortbeschermingsbesluit
Anguis fragilis
Zeldzaam
1
Alpenwatersalamander
Triturus alpestris
Momenteel niet bedreigd
1
Bruine kikker
Rana temporaria
Momenteel niet bedreigd
1
Gewone pad
Bufo bufo
Momenteel niet bedreigd
1
Kamsalamander
Triturus cristatus
Zeldzaam
3
Kikker
Rana sp.
/
/
Kleine watersalamander
Triturus vulgaris
Momenteel niet bedreigd
1
Rugstreeppad
Bufo calamita
Zeldzaam
3
Vinpootsalamander
Triturus helveticus
Zeldzaam
1
Vuursalamander
Salamandra salamandra
Kwetsbaar
3
Vroedmeesterpad
Alytes obstetricans
Bedreigd
1
naam Reptielen Hazelworm Amfibieën
Slechts een beperkt aantal van deze soorten zijn ook effectief aanwezig op de inplantingsplaatsen van de turbines. Het gaat hierbij om de gewone pad en de bruine kikker, de minst gevoelige soorten van de lijst. Het projectgebied zelf heeft dan ook geen belangrijke waarde voor de herpetofauna.
10.4
Effectbeschrijving
10.4.1
Vegetaties Aanlegfase Tijdens de aanlegfase zullen vegetaties (tijdelijk) vernietigd worden omwille van de graafwerken die noodzakelijk zijn voor de inplanting van de turbines zelf en voor het graven van de sleuf voor de kabel. Op de locaties voor de turbines zelf komen geen waardevolle vegetatietypes voor. Het gaat voornamelijk om intensief bewerkte akkers. Het effect van de vernietiging van de aanwezige vegetaties zal dan ook neutraal zijn. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 67 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Het kabeltracé doorkruist wel enkele waardevollere vegetaties. Het gaat hierbij voornamelijk om soortenrijke bermvegetaties. Het negatieve effect van de vernietiging van deze vegetaties wordt echter op langere termijn gemilderd door de werkwijze voor de afgravingen. Hierbij zal er zorg voor gedragen worden dat de toplaag opzij gelegd wordt en terug zal aangebracht worden bij het sluiten van de sleuf. Op deze manier blijft de aanwezige zaadbank bewaard en kunnen de vegetaties zich snel herstellen. Het effect is dan ook neutraal. Ook de tracés van de wegen lopen door biologisch waardevolle vegetaties, eveneens soortenrijke bermvegetaties. In werkelijkheid blijkt het echter telkens om reeds bestaande ruilverkavelingswegen te gaan. De werfwegen wijken enkel af van de bestaande wegen waar ze door akkers lopen. Gezien deze niet biologisch waardevol zijn, is het effect hiervan neutraal. Exploitatiefase Tijdens de exploitatiefase worden geen effecten verwacht op de vegetaties in het studiegebied. 10.4.2
Fauna Aanlegfase Gezien de geringe oppervlakte aan vegetaties die vernietigd wordt, en de geringe waarde van deze habitats voor de aanwezige fauna, worden geen effecten verwacht omwille van de vernietiging van habitats. Het effect is neutraal De aanleg van de turbines zou potentieel kunnen leiden tot een verstoring van de aanwezige fauna omwille van een toename van het geluidsniveau tijdens de werken. Vanuit de discipline Geluid en trillingen blijkt echter dat het effect hiervan beperkt is tot de onmiddellijke omgeving van de werf. Gezien binnen het projectgebied zelf geen gevoelige soorten verwacht worden, zal het effect van verstoring neutraal zijn. Exploitatiefase Gezien geen effecten verwacht worden op de vegetaties in de exploitatiefase, zal ook het effect van habitatwijziging neutraal zijn. Het belangrijkste verwachte effect voor fauna is echter dit van verstoring en aanvaring, voornamelijk voor vleermuizen en vogels. Alle voor vogels en vleermuizen belangrijke gebieden liggen op geruime afstand (minimum 2 km) van de turbines op Vlaams grondgebied. In de discipline Geluid en trillingen wordt aangetoond dat geen geluidsverstoring verwacht wordt op deze afstanden van het projectgebied. Ook visuele verstoring (slagschaduw of reflecties) zal op deze afstand geen effect hebben. De akkers rond het projectgebied vormen wel een mogelijk broedgebied voor kieviten. Gezien de zone die potentieel beïnvloed wordt echter voor deze vogels niet belangrijker is dan de omringende gebieden en er al een sterke verstoring is omwille van de nabijheid van de E40 en de HST, zal het effect hiervan verwaarloosbaar zijn. Er wordt dan ook geen belangrijke verstoring verwacht van de fauna omwille van het project, het effect is neutraal.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 68 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Vanuit de inventarisatie blijkt dat enkel de meest westelijke zone van het projectgebied potentieel belangrijk is voor trekkende vogels. Gezien alle turbines op Vlaams grondgebied op grote afstand van deze zone gelegen zijn, zullen ze geen invloed hebben op deze trekroutes. Bovendien is de inplanting van de turbines parallel aan de E40 en het tracé van de HST. Er worden dan ook geen effecten verwacht wat betreft barrièrewerking voor vogels. Ook naar aanvaring zal het effect voor vogels neutraal zijn. Voor vleermuizen wordt verwacht dat enkel de vallei van de Kleine Gete een potentieel belangrijke vliegroute zal zijn. De rest van het landschap is zeer open zonder verbindingsmogelijkheden van KLE’s. Gezien de vallei van de Kleine Gete op geruime afstand gelegen is van de turbines op Vlaams grondgebied worden ook voor de vleermuizen geen effecten verwacht van barrièrewerking of aanvaring. Het INBO (Everaert, 2007, bijlage 5) kwam in een analyse van de potentiële impact van turbines op ongeveer dezelfde locaties ook tot de conclusie dat er geen indicaties van een onvermijdbare en onherstelbare schade aan de fauna binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk verwacht worden. Voor wat betreft een eventuele vermijdbare schade aan de fauna (vogels/vleermuizen) buiten het VEN bestaat er nog enige onduidelijkheid, maar samengevat kan wel gesteld worden dat de impact op de fauna van het geplande windpark zeer waarschijnlijk aanvaardbaar zal blijven.
10.5
Samenvatting In tabel 10.3 is een overzicht gegeven van de beoordeling van de effecten die mogelijk optreden binnen de discipline Fauna en flora. De beschrijving in bovenstaande paragraaf en de beoordelingen in de tabel geven aan dat er voor deze discipline geen negatieve effecten te verwachten zijn. Tabel 10.3: Effectbeoordeling voor de discipline Fauna en flora Deelingreep
Effectroep
Beoordeling
Vernietiging vegetaties
0
Aanlegfase Vernietiging habitat fauna
0
Verstoring fauna
0
Exploitatiefase Vegetatiewijziging
geen effect
Wijziging habitat fauna
0
Verstoring fauna
0
Versnippering fauna
0
Aanvaring fauna
0
10.6
Grensoverschrijdende effecten
10.6.1
Referentiesituatie De beschrijving van de referentiesituatie voor Wallonië is overgenomen uit Vinçotte (2009). Beschermingszones
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 69 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De ligging van de beschermingszones in Wallonië werd reeds besproken in paragraaf 10.3.1. Van de vier besproken habitatrichtlijngebieden, liggen er drie in Wallonië. Al deze gebieden liggen echter op geruime afstand (minimaal 2,8 km) van het projectgebied. Het vogelrichtlijngebied ‘Vallée de la Mehaigne’ ligt eveneens op Waals grondgebied, maar op een afstand van 9,5 km van het projectgebied. Vegetaties Ook op Waals grondgebied bestaat de vegetatie grotendeels uit akkers of cultuurgraslanden. Enkele relicten van kleine landschapselementen (hagen, holle wegen, bermen, …) zijn wel bewaard gebleven, maar deze zijn zeldzaam. Volgens lokale kenners komen er geen bijzondere of zeldzame soorten voor in het gebied. De bossen in de omgeving van het projectgebied zijn hoofdzakelijk beuken- of populierenbossen. Ook komen eiken, esdoorns en zoete kers voor. De ondergroei is gedomineerd door vlier, rozenbottel, bramen en Gelderse roos. Fauna Vanuit de vogelinventarisatie die werd uitgevoerd in het kader van de étude d’incidences (zie ook paragraaf 10.3.3) bleek dat voornamelijk het gebied nabij de turbines W1 en W4 belangrijk was voor broedvogels. Hier werd de meest diverse en waardevolle vogelpopulatie aangetroffen. Vooral de blauwe kiekendief en verschillende soorten akker- en weidevogels (veldleeuwerik, gele kwikstaart, grauwe gors, kwartel, patrijs en kievit) zijn hierbij vermeldenswaardig. Ook de belangrijkste trekroutes voor vogels liepen over deze zone (157 overvliegende vogels per uur). De andere delen van het studiegebied op Waals grondgebied herbergen een meer verarmde vogelgemeenschap. De trekbewegingen zijn hier ook veel minder frequent. Voor de vleermuizen is vooral het Natura2000 gebied ‘Carrières souterraines d’OrpJauche’ van belang. Ook de vallei van de Kleine Gete heeft potenties voor vleermuizen. Voor de herpetofauna zijn vooral de verlaten zandgroeves van Hannut, de vallei van de kleine Gete en de beekjes Collard en Henri Fontaine belangrijk. Algemeen heeft het studiegebied echter geen grote waarde voor amfibieën en reptielen. 10.6.2
Vegetaties Aanlegfase De mogelijke effecten tijdens de aanlegfase zijn zeer lokaal. Voor de aanleg van de turbines zelf, blijven de effecten beperkt tot de werfzone. Hiervoor worden dan ook geen effecten verwacht op Waals grondgebied. Ook de toegangswegen voor de Vlaamse turbines zijn grotendeels in Vlaanderen gelegen. Voor de turbines V13 tot en met V16 ligt de toegangsweg op de grens tussen Vlaanderen en Wallonië. De toegangsweg naar V2 ligt grotendeels op Waals grondgebied. Het gaat hierbij telkens om reeds bestaande wegen, waarvoor dan ook geen vernietiging van de vegetatie noodzakelijk is. Het effect is neutraal. De aansluiting van de Vlaamse turbines of de post van Avernas verloopt eveneens grotendeels over Vlaams grondgebied. Enkel tussen V1 en V2, tussen V9 en V10 en tussen V12 en V13 loopt het kabeltracé over Waals grondgebied. De aansluiting van V1 en V2 op de bestaande post van Avernas loopt deels langs een bestaande weg en Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 70 -
819257/R/873173/Mech april 2010
deels over een akker. Hierbij wordt dan ook geen waardevolle vegetatie vernietigd. Het kabeltracé tussen de turbines V9 en V10 loopt gedeeltelijk door een holle weg. Het gaat echter om een holle weg die momenteel reeds verhard is en dus weinig waardevol. Gezien de kabel gelegd zal worden in het nu reeds verharde gedeelte, zorgt het project niet voor een bijkomende vernietiging van waardevolle vegetatie. Het kabeltracé tussen V12 en V13 volgt het tracé van de E40 en een bestaande dwarsweg. Hiervoor zal dan ook geen waardevolle vegetatie vernietigd worden. Algemeen kan gesteld worden dat het effect van de aanleg van het kabeltracé op Waals grondgebied neutraal is. Exploitatiefase Tijdens de exploitatiefase worden geen effecten verwacht op de vegetaties in het studiegebied en dus ook geen grensoverschrijdende effecten. 10.6.3
Fauna Aanlegfase Tijdens de aanlegfase zou er mogelijk een verstoring kunnen zijn van de fauna ten gevolge van de werken. Vooral voor vogels en vleermuizen kan verstoring belangrijk zijn. De meest waardevolle zone voor vogels (zone rond turbines W1 tot W4) ligt echter op 7,5 km van de meest dichtbij gelegen Vlaamse turbine (V1). Ook de belangrijke gebieden voor vleermuizen liggen op ruime afstand van de Vlaamse turbines. De kans op verstoring is hier dan ook verwaarloosbaar. Gezien de gebieden die dichter bij de Vlaamse turbines gelegen zijn geen waardevolle vogel- of vleermuizenpopulatie herbergen en reeds sterk verstoord zijn door de nabijheid van de E40 en de HST-lijn, wordt het totale effect voor verstoring van fauna als neutraal beoordeeld. Exploitatiefase Tijdens de exploitatiefase zijn er mogelijk effecten van verstoring, barrièrewerking en aanvaring voor de Waalse fauna omwille van de inplanting van de turbines in Vlaanderen. Ook in Wallonië zijn de voor fauna belangrijke gebieden echter op voldoende afstand van de turbines gelegen om geen belangrijke impact te verwachten omwille van visuele of geluidsverstoring. De mogelijke impact op de broedende akkervogels (kieviten) wordt ook hier als weinig belangrijk ingeschat. De belangrijkste trekroutes in Wallonië liggen, zoals hoger reeds vermeld, op geruime afstand van de Vlaamse turbines. De impact wat betreft barrièrewerking en aanvaring wordt dan ook als laag ingeschat. Voor vleermuizen geldt dezelfde redenering. Het effect van barrièrewerking en aanvaring zal dan ook neutraal zijn voor beide soortgroepen.
10.6.4
Samenvatting Er worden geen grensoverschrijdende negatieve effecten verwacht voor de discipline Fauna en flora.
10.7
Ontwikkelingsscenario De effecten voor de discipline Fauna en flora vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 71 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 72 -
819257/R/873173/Mech april 2010
11
DISCIPLINE LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE
11.1
Figuren Figuur 11.1; Traditionele landschappen in Vlaanderen Figuur 11.2: Landschapseenheden in Wallonië Figuur 11.3: Landschapsatlas Figuur 11.4: Beschermde monumenten en landschappen in Vlaanderen Figuur 11.5: Beschermde monumenten en landschappen in Wallonië Figuur 11.6: Visuele impactkaart Figuur 11.7: Locatie van de fotomontages Figuur 11.8: Ferraris-kaart
11.2
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie wordt afgebakend als die zone waarbinnen een waarnemer eventuele effecten op het landschap zou kunnen ondervinden. Concreet bestaat het studiegebied uit de windturbines met een uigebreide perimeter van 19,2 km omheen de turbines. Deze afstand is het resultaat van de berekening volgens de formule vermeld in het document ‘Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région Wallonne’: R = (100 + E) x H met R: straal van de bestudeerde zone E = 29 (Aantal geplande windturbines van het project waarvan 13 windturbines in het Waalse Gewest en 16 windturbines in het Vlaamse Gewest) H = 149 (maximale hoogte van een windturbine gemeten tot aan de piek) Voor de bespreking van de visuele impact zal deze perimeter gebruikt worden. Voor de bespreking van de impact van de geplande ingrepen op overige aspecten van het landschap en het onroerend erfgoed zal een perimeter van 5 km op Vlaams grondgebied rondom het projectgebied gebruikt worden.
11.3
Beschrijving van de referentiesituatie Het landschap wordt beschreven op basis van: • Historische ontwikkeling van het landschap: • historische kaarten • historische bronnen • Beschrijving op macroschaal: • indeling van het landschap in 'traditionele landschappen'; • landschapsatlas • archeologie • Beschrijving op mesoschaal: • landschapsatlas • terreinwaarnemingen • Beschrijving op microschaal: • archeologische kennis
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 73 -
819257/R/873173/Mech april 2010
11.3.1
Historische ontwikkeling van het landschap De ontwikkeling van het landschap in de voorbije twee eeuwen wordt bestudeerd op basis van de Ferraris-kaarten die dateren van de jaren 1770 - 1777 (figuur 11.8). Op de Ferraris-kaart is te zien dat de streek toen eveneens voornamelijk uit landbouwgebied bestond. De vallei tussen Lincent en Hélécine was ook toen al ingenomen door nat grasland, bos en bebouwingslinten. Ook in Gingelom was deze verdeling al aanwezig tussen akkerland op de plateaus en bebouwingslinten met graslanden en opgaande begroeiing in of tegen valleien aan.
11.3.2
Beschrijving op macroschaal Structuur van het landschap De structuur wordt gekarakteriseerd door een uitgestrekt plateau met een lichte glooiing naar het noorden toe. Het plateau wordt omgeven door valleien en kleine dalen (Cicindria, Molenbeek, Melsterenbeek). Dit landbouwlandschap is open, licht golvend, overwegend horizontaal. De valleien van Kleine Gete en Jeker zijn structuurbepalend, maar de andere dalen spelen hier ook een rol. Ze vormen een contrast met het akkerland op het plateau want hier liggen dorpen, graslanden en bossen. De lijnen van de hellingsruggen zijn landschapsvormend, ze bepalen de visuele horizon. Klokkentorens en watertorens zijn referentiepunten waarvan sommige bijdragen tot de landschapskwaliteit. Verkeersinfrastructuur, zoals de autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn, zijn structuurbepalend. Deze antropogene elementen vormen een fysieke barrière in het landschap. De zichtlijnen in dit landschap lopen over korte of gemiddelde afstand. Er zijn wel panoramische vergezichten. Het netwerk van graslanden en opgaande begroeiing in de valleien en dalen draagt bij tot de kwaliteit van het landschap en van de dorpssilhouetten. Hoewel weinig aanwezig in het landschap, vormen iets uitgestrekter bossen volledige of partiële visuele obstakels. Landschapseenheden • Vlaanderen: traditionele landschappen (figuur 11.1) De Vlaamse windturbines zijn gelegen in het traditionele landschap ‘Plateau van Landen’ (620020) in de streek ‘Droog Haspengouw’ (620000). De structuurdragende matrix bestaat uit een open landbouwgebied op een golvend plateau versneden door smalle valleien met een gesloten landschap, hoop- en nevelvlekdorpen op korte afstand van elkaar, grote geïsoleerde hoeven en verspreide bosjes. Er zijn op het plateau overal weidse panoramische zichten die begrensd worden door een topografische skyline. In de valleien zijn er kortere zichten mogelijk. De hoopdorpen en geïsoleerde (kasteel)hoeven vormen de structurerende beelddragers van de open ruimte. De kleine landschapselementen bestaan uit talrijke kleine geomorfologische cultuurlandschappen en archeologische en biotische elementen met een sterk structurerend vermogen door opvallendheid in de open ruimte.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 74 -
819257/R/873173/Mech april 2010
• Wallonië: landschapseenheden (figuur 11.2) In de omgeving van het projectgebied komen twee landschapseenheden voor die tot de groep l’ensemble des bas plateaux limoneux brabançons et hesbignons’ behoren, namelijk eenheden 03012 en 03014.
Landschapseenheid n° 03012 ‘Bas plateaux limoneux brabançons et hesbignon Façiès hesbignon brabançon’ wordt gekarakteriseerd door een zacht golvend reliëf gemodelleerd door een relatief dicht hydrografisch netwerk. De dorpen die zich hier ontwikkeld hebben, liggen voornamelijk langs wegenassen. Hoewel enkele boerderijen zich in de dorpen bevinden, ligt de meerderheid verspreid in het landschap. Het landschap van deze eenheid is open en voornamelijk horizontaal. Het bestaat voornamelijk uit landbouwlandschap en bevat weinig bos. Lokaal vanop de kam zijn vergezichten mogelijk waar referentiepunten, waaronder kerktorens en watertorens, herkenbaar zijn. Landschapseenheid n° 03014 ‘Bas plateaux limoneux brabançons et hesbignon Façiès hesbignon liégeois’ onderscheidt zich door een minder uitgebouwd hydrografisch netwerk. De bewoning evenals de boerderijen liggen geconcentreerd of langs wegenassen. Het landschap van deze eenheid is open en voornamelijk horizontaal gericht. Het bestaat voornamelijk uit landbouwlandschap, maar de dichtheid van de dorpen en weginfrastructuur is belangrijker dan in de vorige eenheid. Ook hier is weinig bos aanwezig. Landschapsaltas (figuur 11.3) De Vlaamse windturbines liggen allen in de relictzone ‘Droog plateau van Gingelom’ (R27008) gelegen. Deze relictzone bestaat uit een traditioneel open landbouwlandschap dat ondiep versneden wordt door de noordzuid georiënteerde bovenlopen van de Grote Gete (Cicindria, Molenbeek, Melsterenbeek). Op ca. 5 km ten noorden van V1 ligt de relictzone ‘Rumsdorp met kasteel van Holijk’ (R20096). Het is een ingesloten gebied met een grote verscheidenheid. Zo zijn ondermeer een tombe en een kasteel bovenaan de valleihelling en twee watermolens aan de Molenbeek gelegen. Verder wordt deze relictzone gekenmerkt door een weinig gewijzigd bodemgebruik met nog perceelsrandbegroeiing. Op ca. 5 km ten noordwesten van W1 ligt de relictzone ‘Gete-vallei met haar beemden’ (R27006). Deze relictzone bestaat uit een mooi beemden landschap met nog heel wat perceelsrandbegroeiing. Ter hoogte van Oplinter staat aan de rand van de vallei de prachtige gebouwen van de vroegere Maagdendalabdij. 11.3.3
Beschrijving op mesoschaal Landschapsatlas (figuur 11.3) In de onderstaande tabellen worden de ankerplaatsen, lijnrelicten en puntrelicten opgesomd die in de omgeving van de windturbines gelegen zijn. Tabel 11.1: Ankerplaatsen in de omgeving van de windturbines Nr
Gemeente
Naam
Code
Afstand tot de meest nabije
1
Gingelom
Kasteel van Hasselbroek
A70064
4,5 km ten NO van V16
2
Landen
Gitterdal
A20051
3 km ten N van V1
windturbine
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 75 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Tabel 11.2: Lijnrelicten in de omgeving van de windturbines Nr
Gemeente
Naam
Code
Afstand tot meest
1
Gingelom
Cicindria
L70100
4,8 km ten NO van V16
2
Gingelom
Molenbeek
L70101
1,0 km ten N van V14
3
Landen
Oude spoorwegbedding Landen-Hoei
L20001
50,0 m ten W van V5
4
Landen
Oude spoorwegbedding Landen-
L20002
1,5 km ten N van W9 3,8 km ten NO van W2
nabije windturbine
Tamines 5
Landen
Kleine Gete
L20004
6
Landen - Tienen
Holle weg ‘Longor’ te Goetsenhoven
L20069
3,3 km ten NO van W1
7
Tienen - Hoegaarden
Oude spoorwegbedding Tienen -
L20023
4,5 km ten NW van W1
Geldenaken
De voormalige spoorwegbermen zullen binnenkort ingericht worden als fietspad aansluitend op het Waalse Ravelnetwerk. Tabel 11.3: Puntrelict in de omgeving van de windturbines Nr
Naam
Code
Afstand tot de meest nabije
1
Hoeve
P20001
1,2 km van V6
2
Hoeve
P20002
1,2 van V6
3
Heilige Kruiskapel
P20003
1,2 km van V9
4
Hoeve
P20004
1,4 km van V8
5
Coppejanshoeve
P20005
1,6 km van V8
6
Sint-Amanduskerk
P20006
2,2 km van V10
7
Sint-Pancratiuskerk
P20007
1,4 km van V1
8
Kasteel van Waasmont
P20008
1,5 km van V1
windturbine
9
Mariakapel
P20009
1,6 km van V1
10
Boerderij Janshoven
P20010
2,6 km van V6
11
Graanwatermolen
P20011
2,9 km van V1
12
Sint-Jan-Baptistkerk
P20012
2,8 km van V1
13
Waasmontse Tom
P20013
1,4 km van W10
14
Heemsberg
P20014
3,3 km van V1
15
Tombe van Pepijn
P20015
3,3 km van V1
16
Ruïne van de Sint-Gertrudiskerk
P20016
3,3 km van V1
17
Pastorij
P20017
3,7 km van W10
18
Sint-Alegondiskerk
P20018
3,9 km van W10
19
Sint-Gertrudiskerk
P20019
4,5 km van V1
20
Rufferdingemolen
P20020
4,3 km van V1
21
Tombe van Middelwinden
P20021
4,8 km van W9
22
Pastorij
P20031
5,6 km van W6
23
Sint-Trudokerk
P20032
5,7 km van W6
24
Drie gezusterskapel
P20033
5,5 km van W4
25
Sint-Jobkapel
P20034
3,7 km van W1
26
Sint-Odulfuskerk
P20273
4,6 km van W1
27
Twee bomen
P20274
2,9 km van W1
28
Kasteel van Ast
P20275
2,7 km van W1
29
Hoeve
P20276
1,7 km van W1
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 76 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Nr
Naam
Code
Afstand tot de meest nabije
30
Sint-Laurentiuskerk
P20277
2,2 km van W1
31
Huize Nazareth/Donjon van Goetsenhove
P20278
1,9 km van W1
32
Sint-Niklaaskerk
P20279
3,0 km van W1
33
Sint-Servatiuskerk
P20281
4,4 km van W1
34
Celismolen
P20282
4,7 km van W1
35
Voormalige villa Tremouroux-Dumont
P20283
5,0 km van W1
36
Sint-Rochuskapel
P20284
5,0 km van W1
37
Oud Beggardenklooster
P20285
5,2 km van W1
38
Elfduizend Maagdenhoeve
P20286
5,0 km van W1
39
Pastorij
P20287
5,1 km van W1
40
Gesloten herenhoeve
P20288
5,2 km van W1
41
Bortombe
P20056
3;6 km van V10
42
Kleine Molen van Hoegaarden
P21115
4,7 km van W1
43
St.-Pieterkerk (Lambrizering)
P70638
5,2 km van V16
44
Tom
P70639
3,7 km van V10
45
Hoeve van Nerem
P70646
2,9 km van V12
46
Neremmolen
P70647
2,8 km van V12
47
O.L.V. kapel
P70648
2,8 km van V12
48
Kasteel van Hasselbroek
P70651
4,3 km van V16
49
St.-Martinuskerk (toren)
P70652
1,5 km van V12
50
Hoeve Jadoul
P70653
1,5 km van V16
windturbine
Beschermde monumenten en landschappen • Vlaanderen: beschermde stads- en dorpgezichten en landschappen (figuur 11.4) In tabel 11.4 worden de beschermde stads- en dorpgezichten en de beschermde landschappen weergegeven. Tabel 11.4: Beschermde landschappen en monumenten in de omgeving van de windturbines Nr
Gemeente
Naam
Bescherming
Afstand tot de meest nabije windturbine
1
Gingelom
Zes tommen met omgeving (drie
dorpsgezicht
Tommen, Twee tommen en tom van
2,0 km ten NO van V16 1,2 km ten NO van V16
Montenaken)
0,5 km ten O van V12
2
Gingelom
Hoeve van Nerem, watermolen en
dorpsgezicht
2,5 km ten NO van V12
3
Landen
Walhostraat 41: Hoeve en omgeving
landschap
1,5 km ten N van V8
4
Landen -
Tumulus ‘Bortombe’ en omgeving
dorpsgezicht
3,6 km ten N van V6
5
Landen
Boerderij Janshoven en omgeving
landschap
2,4 km ten N van V6
6
Landen
Drie gesloten hoeves en omgeving
landschap
1,2 km ten N van V6
7
landen
Domein ‘Gitterdal’
landschap
3 km ten N van V1
8
landen
‘Waasmontse Tom’ met omgeving
dorpsgezicht
1,3 km ten N van W10
9
Landen -
Holle weg ‘Longa’
landschap
3,1 km ten NO van W1
omgeving
Gingelom
Tienen 10
Tienen
Watermolen van Broekheim
dorpsgezicht
1,8 km ten N van W1
11
Tienen
Baroniestraat 7: hoeve en omgeving
landschap
1,5 km ten N van W1
12
Tienen
Kasteel van Ast met kasteelpark
dorpsgezicht
2,7 ten N van W1
13
Hoegaarden
Sint-Servatiuskerk en omgeving
landschap
4,5 km ten NW van W1
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 77 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Nr
Gemeente
Naam
Bescherming
Afstand tot de meest nabije windturbine
14
Hoegaarden
Villa Tremouroux-Dumont en
dorpsgezicht
4,9 km ten NW van W1
dorpsgezicht
4,7 km ten NW van W1
omgeving 15
Hoegaarden
Watermolen Celis
• Wallonië: beschermde monumenten en landschappen (figuur 11.5) In tabel 11.5 worden de beschermde monumenten en landschappen weergegeven. Tabel 11.5: Beschermde landschappen en monumenten in de omgeving van de windturbines Nr
Gemeente
Naam
Bescherming
Geklasseerd
1
Hélécine
Chapelle Notre-Dame de la Colombe, rue du centre,
Monu. / Landsch.
18/03/1980
5 et alentours Monument 2
Hélécine
Eglise St Sulpice
Monu.
08/03/1938
3
Hélécine
Chemin creux dit Longa, entre les rues Ste Anne et
Landsch.
26/07/1983
Monu.
10/11/1955
St Job et talus Sud 4
Hélécine
Abbaye d’Heylissem (Dom. provincial du Brabant) murs d’enceinte, douves, piliers d’entrée, cour
25/01/1977
d’honneur, 2 pavillons, prélature et église, glacière,
22/06/1988
écuries 5
Jodoigne
Chapelle Ste-Catherine, rue Ste-Catherine
Monu.
02/12/1959
6
Jodoigne
Orgues de l’église Ste-Gertrude
Monu.
29/08/1990
7
Jodoigne
Eglise St-Barthélemy
Monu.
30/11/1990
8
Jodoigne
Orgues de l’église St-Barthélemy
Monu.
29/08/1990
9
Jodoigne
Chapelle Notre-Dame de Bon Secours, chsée de
Landsch.
30/11/1960
Monu.
14/09/0983
Tirlemont et alentours 10
Ramillies
Eglise St-Jean Baptiste
11
Ramillies
Fonts baptismaux de l’église Saint-Pierre
Monu.
10/03/1981
12
Orp-Jauche
Eglise St-Pierre
Monu.
27/09/1937
13
Orp-Jauche
Eglise St-Martin
Monu.
25/11/1971
14
Orp-Jauche
Eglise Saints-Martin-et-Adèle
Monu.
27/09/1937
15
Orp-Jauche
Eglise Notre-Dame : choeur et sacristie
Monu.
27/09/1937
16
Lincent
Ruines de l’ancienne église Saint-Pierre, rue de la
Monu.
14/03/1940
Fontaine 17
Lincent
Eglise St-Christophe
Monu.
10/09/1943
18
Lincent
Preysbytère, mur d’enceinte du jardin et portail, rue
Monu.
23/09/1988
St-Christophe 19
Hannut
Eglise notre-Dame de l’Assomption, cimetière
Monu. / Landsch.
désaffecté, presbytère, jardin et verger 20
Hannut
Tumulus au lieu-dit ‘A la tombe’ et alentours, rue de
18/07/1966 02/09/1992
Monu. / Landsch.
29/03/1976
Monu. / Landsch.
04/12/1979
Landsch.
08/12/1981
la Tombe 21
Hannut
Chapelle St-Donat, butte et tumulus, rue du Tumulus
22
Hannut
Deux drèves de chataîgniers et de chênes et
23
Hannut
Eglise St-Christophe : tour et choeur
Monu.
01/08/1933
24
Hannut
Petit bosquet et remparts St-Christophe, rue de
Monu.
14/01/1950
Landsch.
16/03/1965
alentours
l’Aite 25
Hannut
Marronnier, route de Landen
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 78 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Nr
Gemeente
Naam
Bescherming
Geklasseerd 15/07/1983
26
Hannut
Orgues de l’église St-Remy
Monu.
26/05/1975
27
Hannut
Prieuré, place communale, drève de tilleuls, église
Landsch.
04/10/1974
28
Hannut
et presbytère Eglise St-Martin, tour et alentours
Monu. / Landsch.
01/08/1933 22/10/1973
29
Hannut
Château-ferme, rue Camille Moies, 8 et alentours
Monu. / Landsch.
30
Geer
Ferme, rue d’Abolens, 23
Monu.
25/02/1983 28/03/1983
31
Geer
Château, rue de l’église, 63 et alentours
Monu. / Landsch.
15/12/1970 27/04/1942
32
Geer
Eglise St-Brice
Monu.
11/10/1950
33
Geer
Chapelle du Crucifix et alentours, rue de Celles
Landsch.
22/10/1973
34
Geer
Ruines du château et alentours, rue du Centre
Landsch.
23/11/1976
35
Geer
Ancienne brasserie castrale (pignon à route) rue du
Monu.
29/03/1976
Moulin à eau, rue du Centre, 27
Monu.
13/01/1977
Ferme (façades et toitures) intérieur du colombier
Monu. / Landsch.
9/01/1990
04/11/1977
Centre, 24 36
Geer
37
Geer
de la bergerie de l’aile, avec mobilier d’origine, rue du Centre 53 et alentours 38
Geer
Chapelle du Crucifix et alentours
Landsch.
39
Geer
Chapelle
Landsch.
07/11/1987
40
Geer
Cinq tumuli lieu-dit ‘Les cinq Tombes’ et alentours,
Monu. / Landsch.
20/11/1984
chaussée Romaine
Exepti. patrimon.
41
Geer
Manoir
Monu.
04/11/1976
42
Berloz
Eglise St-Lambert et alentours comprenant le
Landsch.
16/08/1987
Monu.
03/07/1987
presbytère et l’étang, rue du Centre 43
Berloz
Potale, rue de Hollogne-sur-Geer entre les n°s 1 et 3
Verder zijn er in de omgeving enkele opmerkelijke bomen en hagen aanwezig. Deze zijn eveneens weergegeven op figuur 11.4. 11.3.4
Beschrijving op microschaal: archeologische kennis Het projectgebied van het windturbinepark langs de E40 bevindt zich in Haspengouw, gelegen in de vruchtbare leemstreek van midden-België. De bodem is zeer vruchtbaar en was dus zeer interessant voor de mens in het verleden. In illustratie 11.1 wordt een overzichtskaart gegeven van de gekende archeologische waarden opgenomen in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI), aangevuld met andere gekende archeologische waarden. Interessant voor het inschatten van de archeologische potentie in het projectgebied is de archeologische begeleiding van het recent aangelegde traject van de hogesnelheidstrein langsheen de E40, die een archeologisch beeld verschaft van een strook parallel aan de lijn waarlangs de windturbines worden gepland. De resultaten van zowel de begeleiding aan Vlaamse als Waalse zijde zijn gepubliceerd.3
3
Schryvers, A./L. Van Impe (eds.), Op het spoor van het verleden. Archeologie op de hogesnelheidslijn, Herent; Fock, H./C.
Goffioul/H. Remy/D. Bosquet, 2008: Les traverses du temps. Archéologie et TGV, Namen.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 79 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Beschrijving van de gekende waarden • Analyse van vondstgegevens In het projectgebied zijn geen beschermde archeologische sites gelegen, maar zijn wel reeds diverse archeologische waarnemingen gedaan. Deze worden hier weergegeven per gemeente. Illustratie 11.1: Overzichtskaart van de gekende archeologische waarden
Landen (illustratie 11.2 en illustratie 11.3) Alle relevante archeologische vondsten voor de gemeente Landen zijn gelegen in de deelgemeente Walshoutem. Ter hoogte van CAI 3632 werd bij het HST-project in Vlaams-Brabant een site aangetroffen met sporen uit de midden-Romeinse tijd. Deze kunnen echter niet onmiddellijk in verband gebracht worden met bewoning. Daarnaast werd op deze plaats een gepolijste bijl buiten context aangetroffen, die dateert uit het midden-neolithicum of later.4 Op een andere plaats op het HST-traject (CAI 10209), werden drie kuilen aangetroffen uit de vroege ijzertijd.5 Nabij deze locatie werd door fotografische luchtprospectie ook een circulaire structuur aangetroffen (CAI 2054), die gedateerd zou kunnen worden in de bronstijd. Het betreft een verdwenen grafheuvel met gracht.
4
Schryvers, A./H.Degryse/K. Fechner/J. Bastiaens/P.Cosyns, 2001: Romeinse kuilen in Landen-Populieren, in: Schryvers/Van Impe
2001, 121-141. 5
Van Impe, L./A. Schryvers/M. Van Strydonck, 2001: Drie ijzertijdkuilen in Landen, in: Schryvers/Van Impe 2001, 143-145.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 80 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Elders in Walshoutem werd een fragment van een silexbijl aangetroffen, dat gedateerd kan worden van het midden-neolithicum tot de metaaltijden (CAI 5477).6 Verder werd nog een vondstenconcentratie lithisch materiaal aangetroffen (CAI 3504), die algemeen in de steentijd kan gesitueerd worden. In de buurt werd ook een collyriumsteentje (groenachtig steentje in parallellepipedumvorm met Latijnse inscripties, gebruikt als medicijn tegen oogziekten) aangetroffen, dat vermoedelijk dateert uit de tijd van Septimus Severus (193-211 na Chr.).7 Een prehistorische site is verder nog aanwezig ter hoogte van het Sonvalbos ((1) gelegen tussen V1 en V2).8 Tot slot werden bij luchtfotografische prospectie sporen aangetroffen op verscheidene plaatsen in het landschap (CAI 2056, 2197). Hoewel hun datering onduidelijk is, wijzen ze mogelijk op de aanwezigheid van archeologische resten. Illustratie 11.2: Overzichtskaart van de gekende archeologische waarden opgenomen in de CAI in het projectgebied in Landen
Illustratie 11.3: Detailkaart van gekende archeologische waarden opgenomen in de CAI in het projectgebied in Landen
6
Lodewijckx, M., 1985: Silexbijl, Ons Landens erfdeel 23, 47-48.
7
Defize-Lejeune, A.M, 1964: Répertoire bibliographique des trouvailles archéologiques de la province de Liège (Oudheidkundige
repertoria 5), 109. 8
Schryvers et al. 2001: 121.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 81 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Gingelom (illustratie 11.4) Ter hoogte van Montenaken (CAI 700017) bevindt zich een grafheuvel (of tumulus) uit de Romeinse tijd. De grafheuvel werd in de vorige eeuwen geplunderd, en werd in het verleden reeds onderzocht. De heuvel werd als monument, en de omgeving als dorpsgezicht, beschermd in 1979.9 Illustratie 11.4: Overzichtskaart van de gekende archeologische waarden opgenomen in de CAI in het projectgebied in Gingelom
Op de site Vorsen-Molenveld (CAI 60072), onderzocht in het kader van het HST-traject, werden uit het neolithicum enkele vuursteenafslagen aangetroffen, maar ook een scherf die eveneens mogelijk in het neolithicum kan geplaatst worden. Verder zijn er buiten context aardewerkfragmenten uit de Romeinse tijd gevonden. Tijdens het onderzoek werden drie concentraties nederzettingssporen aangetroffen, die in de late bronstijd en
9
Bellens, J., 2001: Inventaris van de actuele toestand van de tumuli, intern rapport van Regionaal Landschap Haspengouw, s.l.
Massart, C., 1994: De bewaarde Gallo-Romeinse tumuli van Haspengouw. Topografische studie, Brussel. Lux, G.V., 1979: Gallo-Romeinse tumuli te Niel-bij-Sint-Truiden, Archaeologia Belgica 217.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 82 -
819257/R/873173/Mech april 2010
de midden-ijzertijd kunnen gesitueerd worden en die gelegen zijn op de oostelijke en zuidelijke helling, aan de rand van de vallei van La Grande Bek.10 Hannut Op het ‘Trommelveld’ in Cras-Avernas (4) werden bewoningssporen uit het neolithicum en de metaaltijden aangetroffen.11 Het gaat meer bepaald om een omgracht areaal van 1,74 ha uit de ijzertijd. In Cras-Avernas is verder nog een tumulus gelegen, die genivelleerd werd (6).12 Een laatste tumulus in de omgeving is die van Avernas-leBauduin (3). Hier werden in het verleden reeds opgravingen verricht en in 1976 werd hij als monument geklasseerd.13 Lincent Op de site ‘La Couture’ (2) werden tot slot nog resten aangetroffen die toegeschreven kunnen worden aan de Romeinse periode, meer bepaald van de cultivatie van het landschap, en aan de middeleeuwen.14 • Historisch kaartmateriaal Oud cartografisch materiaal, zoals de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van graaf De Ferraris (1771-1778), geeft aan dat het gebied gelegen was in landbouwgebied. Nog steeds bestaat het overgrote deel van het projectgebied aan Vlaamse zijde uit agrarisch gebied.
In de onmiddellijke nabijheid kunnen geen dorpscentra vastgesteld worden. Ten zuidwesten van V13 ligt wel de hoeve ‘Le Bosquet’, nabij Cras-Avernas (5). De huidige gebouwen van de vierkantshoeve dateren van 1899 met een oude kern uit de 18de eeuw. Reeds in de 13de eeuw was er op die plaats een boerderij, gebouwd door monniken van de abdij Val-Notre-Dame te Antheit, die er bleven wonen tot in de 17de eeuw. Ten zuidoosten van V16 is op de topografische kaart in Geer de ‘Ferme de Villereau’ gelegen (7), in de deelgemeente Boëlhe, die mogelijk ook reeds zichtbaar is op de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden. Ten zuiden van V13-16 kan op de kabinetskaart ook een tumulus gezien worden, meer bepaald de ‘Tombe de Hamarel’ Dit is de tumulus uit Cras-Avernas die genivelleerd is. Op toponymisch vlak kan opgemerkt worden dat verschillende toponiemen in de buurt verwijzen naar de verscheidene tumuli, zoals ‘Trommelveld’ en ‘Tommenveld’. Inschatting intactheid archeologisch erfgoed In het projectgebied zijn geen sterke bodemverstoringen, zoals (voormalige) ontginningen, vast te stellen. Gezien het bodemgebruik de laatste eeuwen steeds agrarisch was, is het bewaringspotentieel hoog. Ter hoogte van Landen en Gingelom 10
Bourgeois J./I. Bourgeois/B. Cherretté, 2003: Bronze Age and Iron Age Settlements in Belgium. An Overview, in: J. Bourgeois/I.
Bourgeois/B. Cherretté (eds.), Bronze Age and Iron Age communities in North-Western Europe, Brussel; Van Impe, L., 2003: Gingelom-Molenveld, in: J. Bourgeois/I. Bourgeois/B. Cherretté (eds.), Bronze Age and Iron Age Communities in North-Western Europa, Brussel; Oost, T./L. Van Impe/J. Bastiaens, 2001: Nederzettingen uit de late bronstijd en de ijzertijd in Gingelom-Molenveld, in: Schryvers/Van Impe, 146-170. 11
Bosquet D./D. Preud’homme, 2000 : Découverte d’une enceinte Laténienne à Hannut, au lieu-dit « trommelveld » (Belgique),
Revue archéologique de Picardie 1, 1, 13-22. 12
Lux, G.V., 1979: Gallo-Romeinse tumuli te Niel-bij-Sint-Truiden, Archaeologia Belgica 217, 23.
13
Massart 1994: 64-65.
14
Fock, et al. 2008: 122.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 83 -
819257/R/873173/Mech april 2010
werden ook geen verstoorde zones vastgesteld bij archeologisch onderzoek op het HSL-traject.15 Uit eerder archeologisch onderzoek bleek echter wel dat de erosie er aanzienlijke proporties heeft aangenomen, en kan gaan van 50 tot 130 cm. Het is dus niet ondenkbaar dat een groot deel van de archeologische sporen, die minder diep ingezet zijn, verdwenen zijn.16 Toch zijn er heel wat archeologische resten in de nabijheid van het projectgebied gekend. Op de lager gelegen gebieden heeft het geërodeerde materiaal zich afgezet. Het bedekt en beschermt hier de archeologische resten. Potentie archeologische rijkdom Uit de analyse van de gekende waarden blijkt dat het projectgebied rijk is aan archeologisch erfgoed. Hierbinnen is een concentratie aan steentijdmateriaal aanwezig ter hoogte van V1 tot V5. Resten uit de metaaltijden en de Romeinse periode komen verspreid over het hele projectgebied voor. Archeologisch erfgoed uit de middeleeuwen en latere periodes situeert zich voornamelijk ter hoogte van V13 tot V16. De aanwezigheid van resten uit de metaaltijden is vooral interessant, aangezien de archeologische kennis met betrekking tot deze periode vooralsnog fragmentarisch is. Omdat het projectgebied een ruime zone omvat, wordt telkens per windturbine het nabijgelegen gekende archeologische erfgoed binnen een straal van 1 km voorgesteld, met de afstand ten opzichte van de turbines. Dit is weergegeven in tabel 11.6. Tabel 11.6: Het gekende archeologische erfgoed binnen een straal van 1 km per windturbine Locatie V1
Nabijgelegen gekend archeologisch erfgoed, binnen een straal van 1 km Prehistorische site van Sonvalbos (1) (op ca. 350 m) Romeinse en middeleeuwse bewoning te Lincent ‘La Couture’ (2) (op ca. 350 m) Vondst lithisch materiaal uit het midden-neolithicum en bewoning uit de midden-Romeinse periode, CAI 3632 (op ca. 950 m)
V2
Romeinse en middeleeuwse bewoning te Lincent ‘La Couture’ (2) (op ca. 250 m) Prehistorische site van Sonvalbos (1) (op ca. 400 m) Vondst lithisch materiaal uit het midden-neolithicum en bewoning uit de midden-Romeinse periode, CAI 3632 (op ca. 450 m) Concentratie lithisch materiaal uit de steentijd en losse vondst bewerkte natuursteen uit de middenRomeinse periode, CAI 3504 (op ca. 600 m)
V3
Concentratie lithisch materiaal uit de steentijd en losse vondst bewerkte natuursteen uit de middenRomeinse periode, CAI 3504 (op ca. 150 m) Vondst lithisch materiaal uit het midden-neolithicum en bewoning uit de midden-Romeinse periode, CAI 3632 (op ca. 350 m) Romeinse en middeleeuwse bewoning te Lincent ‘La Couture’ (2) (op ca. 750 m) Prehistorische site van Sonvalbos (2) (op ca. 750 m) Tumulus te Avernas-le-Baudouin (3) (op ca. 1000 m)
V4
Concentratie lithisch materiaal uit de steentijd en losse vondst bewerkte natuursteen uit de middenRomeinse periode, CAI 3504 (op ca. 0 m) Vondst lithisch materiaal uit het midden-neolithicum en bewoning uit de midden-Romeinse periode, CAI 3632 (op ca. 450 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2197 (op ca. 750 m)
15
Schryvers/Van Impe 2001.
16
Schryvers et al. 2001: 122-123.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 84 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Locatie
Nabijgelegen gekend archeologisch erfgoed, binnen een straal van 1 km Romeinse en middeleeuwse bewoning te Lincent ‘La Couture’ (2) (op ca. 1000 m) Prehistorische site van Sonvalbos (1) (op ca. 1000 m) Tumulus te Avernas-le-Baudouin (3) (op ca. 1000 m)
V5
Concentratie lithisch materiaal uit de steentijd en losse vondst bewerkte natuursteen uit de middenRomeinse periode, CAI 3504 (op 50 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2197 (op ca. 400 m) Grondsporen uit de vroege ijzertijd, CAI 10209 (op ca. 700 m) Vondst lithisch materiaal uit het midden-neolithicum en bewoning uit de midden-Romeinse periode, CAI 3632 (op ca. 800 m) Grafheuvel uit de bronstijd (?), CAI 2054 (op ca. 1000 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2056 (op ca. 1000 m)
V6
Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2197 (op ca. 100 m) Grondsporen uit de vroege ijzertijd, CAI 10209 (op ca. 350 m) Concentratie lithisch materiaal uit de steentijd en losse vondst bewerkte natuursteen uit de middenRomeinse periode, CAI 3504 (op 450 m) Grafheuvel uit de bronstijd (?), CAI 2054 (op ca. 650 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2056 (op ca. 650 m)
V7
Grondsporen uit de vroege ijzertijd, CAI 10209 (op ca. 200 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2197 (op ca. 350 m) Grafheuvel uit de bronstijd (?), CAI 2054 (op ca. 400 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2056 (op ca. 400 m) Concentratie lithisch materiaal uit de steentijd en losse vondst bewerkte natuursteen uit de middenRomeinse periode, CAI 3504 (op 750 m)
V8
Grondsporen uit de vroege ijzertijd, CAI 10209 (op ca. 300 m) Grafheuvel uit de bronstijd (?), CAI 2054 (op ca. 400 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2056 (op ca. 400 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2197 (op ca. 700 m)
V9
Grondsporen uit de vroege ijzertijd, CAI 10209 (op ca. 350 m) Grafheuvel uit de bronstijd (?), CAI 2054 (op ca. 600 m) Grondsporen met onbepaalde datering, CAI 2056 (op ca. 600 m) Bewoning uit het neolithicum en de metaaltijden (4) (op ca. 850 m)
V10 V11
Bewoning uit het neolithicum en de metaaltijden (4) (op ca. 550 m) Bewoning uit het neolithicum en de metaaltijden (4) (op ca. 600 m) Tumulus van Montenaken, CAI 700017 (op ca. 900 m)
V12
Tumulus van Montenaken, CAI 700017 (op ca. 600 m) Bewoning uit het neolithicum en de metaaltijden (4) (op ca. 750 m)
V13
Hoeve ‘Le Bosquet’ (5) (op ca. 300 m) Tumulus van Cras-Avernas (6) (op ca. 300 m) Tumulus van Montenaken, CAI 700017 (op ca. 950 m)
V14
Tumulus van Cras-Avernas (6) (op ca. 400 m) Hoeve ‘Le Bosquet’ (5) (op ca. 650 m) Bewoning late bronstijd en midden-ijzertijd, vondst lithisch materiaal uit het neolithicum en aardewerk uit de Romeinse periode, CAI 60072 (op ca. 900 m)
V15
Bewoning late bronstijd en midden-ijzertijd, vondst lithisch materiaal uit het neolithicum en aardewerk uit de Romeinse periode, CAI 60072 (op ca. 550 m) Tumulus van Cras-Avernas (6) (op ca. 700 m) Ferme de Villereau (7) (op ca. 750 m)
V16
Bewoning late bronstijd en midden-ijzertijd, vondst lithisch materiaal uit het neolithicum en aardewerk uit de Romeinse periode, CAI 60072 (op ca. 200 m)
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 85 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Locatie
Nabijgelegen gekend archeologisch erfgoed, binnen een straal van 1 km Ferme de Villereau (7) (op ca. 500 m) Tumulus van Cras-Avernas (6) (op ca. 1000 m)
Er valt op dat steeds minstens één locatie met gekend archeologisch erfgoed binnen een straal van 1 km gelegen is. De meeste gekende archeologische waarden zijn gelegen binnen een straal van 1 km rond V4 en V5. Toetsing aan de bepalende parameters • Interpretatie/aard van de gekende waarden In tabel 11.7 wordt de aard van de gekende waarden en bijhorende interpretatie weergegeven.
Tabel 11.7: Aard en interpretatie van de gekende waarden Inv. Locatie
Nr.
Aard
Precisie
Punt
15 m
CAI Walshoutem
3632
LV/ AS/
Omschrijving/
Datering/
IC*
Interpretatie
periodisering
LV
Lithisch materiaal
Midden-neolithicum of
IC
Bewoning
Midden-Romeins
AS
Onbepaald
Onbepaald
later Polygoon Walshoutem
2197
Polygoon
15 m
(grondsporen) Walshoutem
10209
Polygoon
250 m
AS
Onbepaald
Vroege ijzertijd
Walshoutem
2054
Polygoon
15 m
IC
Begraving
Bronstijd?
Walshoutem
2056
Polygoon
15 m
AS
Onbepaald
Onbepaald
(grondsporen)
(grondsporen) Walshoutem
3504
Polygoon
250 m
AS
Vondstenconcentratie
Steentijd
lithisch materiaal Punt
LV
Bewerkte natuursteen
Midden-Romeins Midden-neolithicum
Walshoutem
5477
Punt
150 m
LV
Lithisch materiaal
Waasmont
(1)
Polygoon
?
AS
Prehistorische site
tot metaaltijden Steentijd
(niet verder gespecificeerd) Montenaken
70001
Polygoon
15 m
IC
Begraving
Romeins
Punt
150 m
7 Vorsen
60072
LV
Lithisch materiaal
Neolithicum
Punt
LV
Aardewerk
Romeins
Polygoon
IC
Bewoning en
Late bronstijd
Polygoon
IC
ambachtelijke
Midden-ijzertijd
activiteiten Cras-Avernas
(4)
Polygoon
?
IC
Bewoning
Neolithicum
Cras-Avernas
(6)
Polygoon
15 m
IC
Begraving
Onbepaald
Metaaltijden
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 86 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Inv. Locatie
Nr.
LV/ AS/
Omschrijving/
Datering/
IC*
Interpretatie
periodisering
15 m
IC
Begraving
Onbepaald
15 m
IC
Cultivatie/onbepaald
Romeins
Aard
Precisie
(3)
Polygoon
(2)
Polygoon
CAI Avernas-leBaudouin Lincent
(grondsporen)
Middeleeuwen
Cras-Avernas
(5)
Polygoon
?
IC
Bewoning
Middeleeuwen tot
Boëlhe
(7)
Polygoon
?
IC
Bewoning
Onbepaald
nieuwste tijd
* LV = losse vondst, AS = aanwijzing aanwezigheid van archeologische sporen/site ter plaatse, IC = in context
Er zijn eerder weinig losse vondsten, maar veel vondsten die wijzen op de aanwezigheid ter plaatse van archeologische sporen/site, onder meer begraving en bewoning. Vooral de archeologische resten in context wijzen er op de hoge archeologische potentie van het gebied. Diepteligging site ten aanzien van het loopoppervlak Tijdens onderzoek van het HST-traject kon vastgesteld worden dat op de hogere delen in het projectgebied het archeologische niveau zich vermoedelijk onmiddellijk onder de bouwvoor bevindt, ongeveer 40 cm onder het maaiveld. Op de lagere gebieden werd colluvium afgezet, zodat de archeologische resten hier dieper onder het maaiveld liggen. •
• Aanwezigheid organische component en conserveringsgraad Leembodems zijn licht zuur en dat tast botmateriaal uit archeologische contexten aan. Bovendien zijn het droge, luchtige bodems zodat ook organische resten waarschijnlijk niet goed bewaard zijn.
Synchrone context Archeologisch gekende waarden, die te situeren zijn in dezelfde periode, kunnen een indicatie zijn voor menselijke activiteitszones uit het verleden. Zo zijn in het oosten twee concentraties steentijdmateriaal aanwezig, ter hoogte van V1 tot V5 en in de buurt zijn ook verschillende losse vondsten lithisch materiaal gedaan. Het is echter onduidelijk in hoeverre deze concentraties tot eenzelfde periode kunnen gerekend worden. Diverse resten uit de metaaltijden en de Romeinse periode zijn gekend in de omgeving van het volledige projectgebied. Door de grote hoeveelheid gekende archeologische waarden uit deze periodes, lijkt het erop dat er in deze periodes mensen in het projectgebied woonden. Archeologische resten die dateren uit de middeleeuwen of later, zijn eerder beperkt. •
Diachrone context Niet alleen vondsten die aan eenzelfde periode kunnen toegeschreven worden, zijn van belang. Ook de menselijke activiteit door de eeuwen heen is een belangrijk element in de waardering van archeologische resten, aangezien dit mogelijk wijst op een intact ‘archeologisch landschap’, dat waardevol is. Het projectgebied blijkt rijk aan archeologisch erfgoed, gaande van de steentijd tot de nieuwste tijd. Materiaal uit de vroege middeleeuwen is echter niet in de onmiddellijke nabijheid van het projectgebied aanwezig. De aanwezigheid hiervan is echter niet uitgesloten, omdat er Merovingische •
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 87 -
819257/R/873173/Mech april 2010
sites in de ruimere regio liggen, zoals in Crenwick. De mens lijkt vrijwel doorlopend in de streek aanwezig te zijn geweest. • Landschappelijke context Het agrarische bodemgebruik in de laatste eeuwen verhoogt het bewaringspotentieel, hoewel de erosie niet te verwaarlozen is. Uit eerder onderzoek blijkt dat de erosie kan gaan van 50 tot 130 cm. Het is dus niet ondenkbaar dat een groot deel van de archeologische sporen verdwenen zijn.17 Op de lager gelegen gebieden beschermt het colluvium de daar gelegen archeologische resten. In het projectgebied zijn geen sterke bodemverstorende elementen gekend, behalve de E40 en de HST-lijn18.
11.4
Effectbeschrijving en -beoordeling
11.4.1
Effectgroepen De beoordeling van de effecten gebeurt aan de hand van de volgende zes effectgroepen: • landschapsstructuur • landschapstypologie • landschapsbeeld • landschapsbeleving • landgebruik • cultuurhistorische en archeologische waarde
11.4.2
Effectbeschrijving •
Aanlegfase
Landschapsstructuur, -typologie, beeld en beleving en landgebruik De effecten door de bouw van windturbines op het landschap gedurende de werkzaamheden omvatten enerzijds de aangebrachte veranderingen aan de geplande locatie en het landschap en anderzijds de progressieve bouw van de windturbines en hun verschijnen in het landschap. Een werkzone van 1.600 m² aan de voet van elke windturbine zal het landbouwgebied veranderen in een werfzone. Op deze werkzones zullen werfmachines rijden en werken. Voor de bouw van de windturbines zijn een kraan van 500 t en een grote hijskraan (800 t) nodig. De hijskraan zal vanop grote afstand zichtbaar zijn door zijn afmetingen. De aanvoer op de werkzones, de opbouw en de afbraak van dergelijke kranen zal de aandacht trekken van kijklustigen, net zoals de doorgang van uitzonderlijk vervoer (50 m lang en 4,5 m breed) voor de levering van onderdelen. Het transport van uitzonderlijk vervoer zal echter beperkt zijn tot de periode van montage van de windturbines. De bouw van de windturbines zal ongeveer 17 maanden in beslag nemen. Hun geleidelijke verschijning zal bijdragen tot de verandering van het landschap. Binnen een perimeter van 1 km omheen de windturbines zullen de werkzones een zeer belangrijke visuele impact hebben. In de zone tussen 1 en 2 km omheen de windturbines zal er een 17
Schryvers et al. 2001: 122-123.
18
Schryvers/Van Impe 2001.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 88 -
819257/R/873173/Mech april 2010
belangrijke visuele impact zijn. Op een grotere afstand van de locatie, vanaf 2 km en verder, zullen de windturbines in aanbouw een belangrijke tot beperkte visuele impact hebben, afhankelijk van de afstand. De windturbines in aanbouw zullen een referentiepunt vormen. De toegang tot de locaties van de windturbines zal het aanzicht van de bestaande nationale wegen niet veranderen, aangezien deze breed genoeg zijn voor de toegang van uitzonderlijk vervoer. De aanlegfase duurt niet lang ten opzichte van de exploitatiefase. Daarom kan het effect van het plaatsen van de turbines op de landschapsstructuur, -typologie, -beeld en – beleving als neutraal beschouwd worden. Aangezien de turbines slechts een beperkte oppervlakte innemen, kan impact op het landgebruik eveneens als neutraal beschouwd worden. Cultuurhistorische en archeologische waarde De beschermde monumenten en landschappen gelegen buiten een perimeter van 2 km omheen de windturbines zullen slechts een beperkte visuele invloed ondervinden van de werkzones gezien de grote onderlinge afstand. Wel zijn er enkele beschermde monumenten en landschappen binnen deze perimeter gelegen, namelijk vijf. De dichtst bij gelegen is de ‘Tom van Montenaken’ op ca. 0,5 km ten oosten van V12. De aanwezigheid van de autosnelweg E40 en de HST-lijn verstoren dus nu al deze nabijgelegen monumenten en landschappen. Daardoor is het effect van de werkzaamheden op de beschermde monumenten en landschappen verwaarloosbaar. Een groot deel van de geplande werken zullen rechtstreeks een effect hebben op het archeologische bodemarchief (fysieke aantasting). • Fysieke aantasting van archeologische waarden De aanleg van het windturbinepark veroorzaakt een aantal bodemingrepen, die het bodemarchief zullen beïnvloeden. Rechtstreeks zal door de inplanting van de turbines telkens een cirkel met diameter van ca. 20 m volledig aangetast worden, tot een diepte van ongeveer 3 m. De transformator wordt in de mast van de windturbines geïntegreerd, en niet naast de mast, zodat de verstoorde oppervlakte beperkt wordt. Een rechtstreekse impact heeft verder ook de aanleg van de elektriciteitskabels. De kabels zullen aangelegd worden langsheen bestaande wegen of in agrarische gebieden, maar deze ingreep is eerder beperkt. Daarnaast zijn er een aantal andere bodemverstorende activiteiten die gepaard gaan met de aanleg, zoals de creatie van werkzones. Deze beslaan telkens ca. 1.600 m² (samen ca. 2,56 ha) en zullen betreden worden door zware machines. Tot slot dienen een aantal wegen van 5 m breed aangelegd (ca. 1.222m), verhard en/of verbreed te worden. Deze ingrepen hebben allemaal een verschillende impact op het bodemarchief. • Aantasting archeologische ensemblewaarde De windturbines vormen slechts in beperkte mate een aantasting van de ensemblewaarde, gezien ze een beperkt areaal omvatten. Hierdoor zullen ruimtelijke patronen en relaties tussen archeologische sites slechts in beperkte mate verstoord worden. Ook de andere ingrepen vormen slechts lijnelementen doorheen het landschap en nemen een klein areaal in. De E40 en HST-lijn hebben in het verleden op landschappelijk vlak duidelijk een lijn getrokken door het landschap. Op archeologisch vlak heeft dit reeds gezorgd voor een verlies aan ensemblewaarde tussen de Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 89 -
819257/R/873173/Mech april 2010
(voorheen) aanwezige archeologische sites onder en naast het traject. Dit effect is bijgevolg verwaarloosbaar. • Degradatie van archeologische waarden Op zich is de kans op de bewaring van organisch materiaal in een droge leembodem klein. Ook botmateriaal bewaart moeilijk in een leembodem, gezien de zuurtegraad. De aanleg van de windturbines zal geen bijkomend effect hebben op bodemerosie of de bewaring van archeologische waarden buiten de zones met rechtstreekse ingreep. • Deformatie van archeologische waarden Het is mogelijk dat een tijdelijke zone van telkens 400 m² wordt ingericht voor de assemblage van bepaalde betonelementen van de mast. Ook voor de montage van de rotor dient telkens een zone van 10000 m² voorzien te worden. De bodem in deze zones kan samengedrukt raken door de uitgevoerde activiteiten en bijgevolg het bodemarchief aantasten.
Uit de voorgaande analyse kan geconcludeerd worden dat de geplande ingrepen slechts beperkte schade kunnen berokkenen aan het archeologische patrimonium. Bovendien is in het project een archeologisch vooronderzoek, met name een archeologische prospectie met ingreep in de bodem, opgenomen waarmee rekening zal gehouden worden bij het uitvoeren van de werken (zie paragraaf 2.3.1). Indien hiermee rekening gehouden wordt, kan het effect van de ingrepen op het archeologische patrimonium neutraal beschouwd worden. • Exploitatiefase Landschapsstructuur en -typologie De inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 en de HST-lijn, laat toe om ze te groeperen bij deze landschapsvormende structuren. De aantasting van het landschap door deze infrastructuur wordt zo vermeden. Deze inplanting langsheen een onderbroken kromme heeft het nadeel dat het gezichtsveld in grote mate wordt belast, vooral ter hoogte van de secties W9 tot en met W11, V1 tot en met V9, W12, W13 en V10 tot en met V16. De windturbines W3, W6, W7, W10, W12 en V15 bevinden zich op of dichtbij hellingsruggen. De andere windturbines bevinden zich in de nabijheid ervan. Deze inplantingswijze draagt bij tot de integratie ervan binnen het landschap. De gekozen inplanting langs de bundel E40 en HST-lijn zorgt voor een optimale integratie van het windpark in het landschap waardoor de impact op de landschapsstructuur en -typologie neutraal beschouwd kan worden. Landschapsbeeld- en beleving • Invloedzones Het gebied dat qua landschap een visuele impact zal ondervinden van de windturbines, wordt belicht door middel van een visuele impactkaart in figuur 11.6. De visuele impact van windturbines vermindert met de afstand tot de windturbine. Deze impact is eigen aan windturbines door hun aanzienlijke afmetingen en door het feit dat ze op winderige en open locaties moeten worden ingeplant, dichtbij of op hellingsruggen. Door het ontbreken van wettelijk bepaalde minimumafstanden inzake landschaps- en visuele impact, gebeurt de evaluatie op basis van de visuele intrusiezone, de visuele Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 90 -
819257/R/873173/Mech april 2010
invloedszone en de visuele blootstellingszone die hieronder worden gedefinieerd. Deze zijn eveneens weergegeven op de visuele impactkaart op figuur 11.6. De visuele intrusiezone wordt bepaald door een straal die overeenkomt met 3 maal de maximale hoogte van een windturbine (paal in verticale positie). Voor dit project betekent dit: • windturbines W1 t.e.m. W4 : 3 x 127 m = 381 m, • windturbines W5 t.e.m. W13, V1 t.e.m. V16 : 3 x 150 m = 450 m. In deze zone vallen de windturbines gedeeltelijk buiten het statische gezichtsveld en de toeschouwer dient het hoofd op te richten om een windturbine in zijn geheel te zien. In deze zone vallen de windturbines groter uit dan de meerderheid van andere gekende referentiepunten (boom, huis, kerk, GSM-mast, hoogspanningspaal, …). De toeschouwer kan een gevoel van disproportie, overweldiging en visueel ongemak krijgen. De visuele impact is zeer belangrijk. Deze zone omvat gronden en landbouwwegen, bossen en delen van de E40 autosnelweg en van de HST-spoorlijn. Geen enkele van de meest dichtbij gelegen woningen omheen de geplande windturbines, valt binnen deze zone of in de buurt ervan. De visuele invloedszone bevindt zich tussen de voorgaande zone en een straal van ongeveer 2000 m omheen de windturbines. In deze zone nemen de windturbines een belangrijk deel van het gezichtsveld in. De meest dichtbij gelegen windturbines op de voorgrond zijn dominant in het landschap voor de waarnemer. In deze zone zijn de windturbines een dominerend element in het landschap, wat een visueel ongemak kan veroorzaken. Ze betekenen een belangrijke verandering van het kader en kunnen de kwaliteit ervan op het vlak van landschap en aanzicht beïnvloeden. De visuele impact is niet noodzakelijkerwijze negatief, maar is afhankelijk van de subjectieve perceptie van een persoon ten aanzien van windturbines. Op bepaalde plaatsen kan de basis of een deel van de mast van de windturbines afgeschermd worden door de bestaande begroeiing zoals een populierenbos, een rij van populieren, bossen of een groep bomen. Op specifieke plaatsen kunnen één of meer windturbines afgeschermd worden door volwassen bomen. Nochtans schermt vegetatie een windturbine zelden volledig af. De combinatie van factoren zoals de afstand, het reliëf en de vegetatie kan evenwel de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermen. Het feit dat de meeste dorpen op de hellingen van de dalen zijn gelegen en afgeschermd worden door bomen, draagt ertoe bij dat de visuele impact op de dorpen sterk wordt verminderd. De visuele invloedszone van de 29 windturbines omvat landbouwgebieden, bossen, straten en wegen, delen van de E40 en de HST-spoorlijn en verschillende dorpen en delen van dorpen (Goetsenhoven, Vorsen, Kortijs, Klein-Vorsen, Montenaken, Walshoutem, Waasmont). Vanuit bepaalde gezichtspunten dichtbij of in de inplantingslijn van de windturbines, kunnen ze als een aansluitende reeks worden gezien, wat een cumulerend effect veroorzaakt door de superpositie van de windturbines.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 91 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De (dis)continue visuele blootstellingszone: op een afstand van 2 km of meer omheen de windturbines zijn de windturbines aanwezig in het landschap en mogelijkerwijze zichtbaar, maar de visuele impact ervan zal minder zijn dan in de voorgaande zone. In deze zone neemt de visuele impact af met de afstand. Deze impact varieert van belangrijk op 2 km afstand, over beperkt op 5 km afstand tot zeer beperkt op 10 km afstand en meer. Vanaf een afstand van 4 km omheen het windturbinepark zal slechts een beperkt gedeelte van het landschap betrokken zijn. Rekening houdend met de afstand, integreren de windturbines zich in het landschap en worden ze er een volwaardig structureel element van, zoals andere verticale elementen als een klokkentoren of een watertoren. Ook is er een hoogspanningslijn (70 kV) in de omgeving van het projectgebied gelegen. Deze loopt net ten noorden van Linsmeau en Racour en kruist het projectgebied tussen W4 en W5. Deze hoogspanningslijn vormt eveneens een verticaal element. Op een afstand van 10 km en meer zouden de windturbines zichtbaar kunnen zijn bij gunstige weersomstandigheden vanop vrijliggende punten zoals hellingsruggen (panoramische vergezichten). Vanop deze afstanden is de visuele impact zeer beperkt, net zoals het gedeelte van het landschap dat hierdoor betrokken is. De (dis)continue visuele blootstellingszone omvat zones die blootgesteld worden aan de windturbines zoals velden, dorpen, gehuchten en geïsoleerde gebouwen. De meest dichtbij gelegen locaties binnen deze zones zijn onder andere Borlo, Gingelom, Wezeren, Walsbets, Landen en Outgaarden. Zoals in de visuele invloedszone zorgt in de (dis)continue visuele blootstellingszone de combinatie van het reliëf, de begroeiing, de gebouwen en het feit dat de meeste dorpen op de hellingen gelegen zijn en omgeven zijn door bomen ervoor dat de visuele impact van (een deel van) de windturbines verminderd of zelfs teniet gedaan wordt. De windturbines zullen bebakend moeten worden met een rode band op de mast en signalisatieverlichting (wit flitslicht tijdens de dag, permanent rood licht tijdens de nacht). Dit verhoogt de zichtbaarheid. De windturbines W1 t.e.m. W4 zullen kleinere afmetingen hebben dan de andere windturbines (totale hoogte 127 m). De onderlinge afstand tussen windturbines W4 en W5 bedraagt 2,67 km, zodat dit hoogteverschil geen visuele impact heeft. • Fotomontage De visuele impact wordt geïllustreerd met fotomontages (zie bijlage 6). De gezichtspunten van deze foto’s zijn terug te vinden in figuur 11.7. Fotomontage is een visuele communicatietechniek als duiding van het project. Hoewel het als bedoeling heeft om de realiteit weer te geven, dient elke fotomontage met de nodige terughoudendheid bekeken te worden. Een fotomontage is een statische weergave van een windturbineproject, onder bepaalde omstandigheden van verlichting, meteorologie en vegetatie. Een fotomontage weerspiegelt dus slechts gedeeltelijk de realiteit, maar is anderzijds een dankbaar middel om de visuele impact in te schatten. De fotomontages werden gemaakt vanuit verschillende oogpunten om de impact aan te tonen waaraan omwonenden, gebruikers van de omliggende communicatieOntheffing windpark E40 Eindrapport
- 92 -
819257/R/873173/Mech april 2010
infrastructuur, bezoekers van een beschermd monument of beschermde site, bezoekers van een opmerkelijk landschapszicht, bezoekers van een waardevol landschapselement en bezoekers van bepaalde gezichtspunten worden blootgesteld. De fotomontages tonen de windturbines in hun meest ongunstige positie, d.w.z. bij gelijktijdig zicht van de rotor en de gondel (bij frontaal zicht, en dus bij de maximale breedte van de rotor). Volgens de windrichting zullen de rotor en de gondel zich niet altijd in deze positie bevinden. Hieronder worden de fotomontages besproken: De fotomontage n° 1 toont de windturbines vanaf Kappendaal tot Goetsenhoven in Vlaanderen. De meest dichtbij gelegen windturbines W1 t.e.m. W4 zijn niet zichtbaar vanuit dit oogpunt; ze worden afgeschermd door de rechts gelegen woning. Alle andere windturbines zijn zichtbaar, het dorp Goetsenhoven bevindt zich op een helling en biedt vergezichten op een open, agrarisch landschap. Tussen het zichtbare deel van de windturbines bevindt zich rechts, op 5,2 km de meest dichtbij gelegen windturbine W5. De verst verwijderde windturbine, V16, bevindt zich op ongeveer 16 km. Op deze afstanden is de visuele impact beperkt tot zeer beperkt. De onderbroken inplantingskromme is zichtbaar. Het windturbinepark kan zich eenvoudig integreren in dit open, weidse landschap. De fotomontage n° 37 toont de windturbines W11, W10, W9, W8, W7 vanaf de snelwegparking dichtbij Waasmont, gezien in de richting van Brussel. Windturbine W11 bevindt zich het meest dichtbij op 746 m, windturbine W10 ligt op 1,18 km en windturbine W8 ligt op 2,9 km. De windturbines worden gedeeltelijk afgeschermd door vegetatie. Windturbines W11 en W10 zijn wel goed zichtbaar, maar ook de rij van verlichtingspalen langsheen de autosnelweg is dominant in het beeld. De fotomontage n°38 toont de windturbines V1, W11, W10, W9 vanaf de Gordelstraat in Waasmont in Vlaanderen, gezien vanaf een omgeving met woningen. De windturbines bevinden zich op volgende afstanden van het gezichtspunt: V1: 776 m, W11: 1,07 km, W10: 1,45 km, W9: 1,8 km. De windturbines V1, W11, W10 zijn goed zichtbaar. De fotomontage n°39 toont de windturbines V5 tot V1 vanaf de Waasmontstraat in Waasmont in Vlaanderen, in de nabijheid van woningen. Windturbine V1 is het meest dichtbij gelegen op 1,6 km. De andere windturbines bevinden zich op volgende afstand: V2: 1,69 km, V3: 1,65 km, V4: 1,66 km, V5: 1,75 km. De windturbines hebben een belangrijke visuele impact. Het windturbinepark kan zich eenvoudig integreren in dit open, weidse landschap. De fotomontage n°40 toont de windturbines V1, W11 t.e.m. W7 vanaf de SintNorbertusstraat in Waasmont in Vlaanderen. Dit gezichtspunt ligt vlakbij een verkaveling. Een deel van het dorpscentrum van Waasmont is zichtbaar op de foto, vóór de windturbines. Windturbine V1 bevindt zich op 1,89 km, de andere windturbines bevinden zich op: W11: 2,06 km, W10: 2,3 km, W9: 2,6 km, W8: 3,7 km, W7: 4,12 km. Een deel van de mast van de windturbines wordt afgeschermd door de begroeiing in Waasmont-dorp. De visuele impact van de windturbines is beperkt door de grotere afstand in combinatie met de begroeiing.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 93 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De fotomontage n°41 toont de windturbines W12 en V9 t.e.m. V3 vanaf de Steenweg op Sint-Truiden (RN80) in Wezeren in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen. Walshoutem-dorp is zichtbaar op het voorplan. Windturbine V7 is het meest dichtbij gelegen op 2,06 km. De andere windturbines bevinden zich op: W12: 2,25 km, V9: 2,17 km, V8: 2,09 km, V6: 2,1 km, V3: 2,53 km. De windturbines V5 en V4 worden afgeschermd door begroeiing. De basis van de masten van andere windturbines wordt afgeschermd door gebouwen en vegetatie. De visuele impact van de windturbines is beperkt gezien de afstand, maar is anderzijds niet te verwaarlozen: de achtergrond in het gezichtsveld wordt ingenomen door windturbines. De fotomontage n°42 toont de windturbines W13, W12 en V9 t.e.m. V7 vanaf de Bormansstraat in Walshoutem in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich in een straat met woningen. Windturbine V7 is het meest dichtbij gelegen op 1,2 km. De andere windturbines bevinden zich op volgende afstand: V8: 1,24 km, V9: 1,35 km, W12: 1,49 km, W13: 1,75 km. De windturbines zijn goed zichtbaar op deze afstand, ze nemen de hele gezichtseinder in beslag. De basis van de mast van windturbine V12 wordt afgeschermd door begroeiing. Het windturbinepark kan zich eenvoudig integreren in dit open, weidse landschap. De andere windturbines V10 t.e.m. V12 en V6 t.e.m. V1 zullen zichtbaar zijn vanaf dit gezichtspunt, maar bevinden zich buiten het gezichtsveld van deze fotomontage. De fotomontage n° 43 toont de windturbines V10 t.e.m. V12, V13 t.e.m. V16, W13, W12, V9 en V8 vanaf de Hannuitsesteenweg (RN80) in Walshoutem in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen, op 350 m van de autosnelweg en op 270 m van de verkeerswisselaar. De windturbines bevinden zich op volgende afstand: V8: 1,18 km, V9: 1,49 km, W12: 1,79 km, W13: 2,11 km, V10: 2,5 km, V13: 4,54 km. Windturbine W13 wordt afgeschermd door een elektriciteitspaal. De basis van de masten wordt afgeschermd door het reliëf en de begroeiing. De meest dichtbij gelegen windturbines V8, V9, W12 zijn goed zichtbaar. De windturbines V10 t.e.m. V12 zijn weinig zichtbaar omdat ze op meer dan 2,5 km staan, de windturbines V13 t.e.m. V16 vallen niet op, omdat ze op meer dan 4,5 km staan. De fotomontage n° 59 toont de windturbines V16 t.e.m. V13, V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V2 vanaf de brug over de E40, de Magistraat in Vorsen in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich op 100 m van het Waals Gewest. Fruitbomen bevinden zich aan weerszijden van de HST-spoorlijn en de E40. De windturbines bevinden zich op volgende afstand: V16: 1,06 km, V15: 1,35 km, V14: 1,68 km, V13: 2,03 km, W13: 4,49 km. De windturbines V16 t.e.m. V13 zijn duidelijk aanwezig in het beeld. De andere windturbines V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V2 vallen door de afstand weinig op. De fotomontage n° 60 toont de windturbines V16 t.e.m. V13 vanaf de Abdijstraat (RN755) in Vorsen in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen. De basis van de windturbinemasten wordt afgeschermd door de vegetatie op het voorplan. De windturbines bevinden zich op volgende afstand: V16: 1,15 km, V15: 1,41 km, V14: 1,66 km en V13: 1,98 km. De windturbines V16 t.e.m. V13 zijn duidelijk aanwezig in het beeld. De andere windturbines zijn niet zichtbaar op deze foto. De fotomontage n° 61 toont de windturbines V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V1, W11 t.e.m. W9 vanaf de Kapelstraat in Kortijs in Vlaanderen. Dit gezichtspunt ligt aan de rand van het dorp. De meest dichtbij gelegen woning bevindt zich op ongeveer 200 m. De windturbines bevinden zich op volgende afstand: V12 (meest dichtbij gelegen): Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 94 -
819257/R/873173/Mech april 2010
1,9 km, V11: 2,16 km, V10: 2,4 km, W13: 3,1 km, V1: 6,48 km. De windturbines zijn weinig zichtbaar omdat ze ver verwijderd zijn. Het park integreert zich op eenvoudige wijze in dit open, horizontale landschap. De fotomontage n° 62 toont de windturbines V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V3 vanaf Klein-Vorsen in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich op ongeveer 100 m van woningen. Links van de foto, in de verte en rechts van de weg zijn de tumulus van Montenaken (Tom van Montenaken) in Vlaanderen en de klokkentoren van CrasAvernes zichtbaar. De woningen rechts op de foto bevinden zich in Montenaken. De windturbines bevinden zich op volgende afstand: V12: 1,59 km, V11: 1,76 km, V10: 1,95 km, W13: 2,7 km, W12: 2,88 km. Het windturbinepark heeft een belangrijke visuele impact en neemt een belangrijk deel van het landschap in, maar het park integreert zich eenvoudig in dit weidse landschap. De fotomontage n° 63 toont de windturbines V11, V10, W13, W12, V9 t.e.m. V5 vanaf de Hannuitstraat (RN 765) in Montenaken in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen. Windturbine V12 wordt afgeschermd door het huis op het voorplan. Windturbine V11 is net zichtbaar achter de boom naast deze woning. De basis van de mast van windturbines V10 t.e.m. V7 wordt afgeschermd door begroeiing. De windturbines bevinden zich op volgende afstand: V11 (meest dichtbij gelegen): 1,28 km, V10: 1,37 km, W13: 2,09 km, W12: 2,26 km, V9: 2,48 km. Het windturbinepark zijn goed zichtbaar, maar het huis en de boom op het voorplan zwakken de dominantie in het beeld af.
Impact op gebruikers van E40 en HST-spoorlijn De gebruikers van de E40 en de HST-lijn ervaren de aanwezigheid van de windturbines door de beweging die ze maken langs de turbines. De afstand tussen de uiterst punten van het windturbinepark bedraagt 16 km. Voor een autobestuurder op de E40, die zich verplaatst met een snelheid van 120 km/u, blijven deze windturbines 8 minuten in beeld. Een treinreiziger op de HST die zich verplaatst aan 300 km/u, wordt gedurende 3,2 minuten blootgesteld aan dit zicht. Voor een treinreiziger op een IC-trein met een snelheid van 160 km/u, zullen de windturbines 6 minuten zichtbaar zijn. Dit aanzicht is echter discontinu, enerzijds door de onderbrekingen eigen aan het park en anderzijds door de constructies, hellingen en vegetatie die de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermen. •
De afwezigheid van windturbines aan weerskanten van de autosnelweg en de HST-lijn verhindert een tunneleffect (dominerend effect op de gebruikers uitgaande van de windturbines). Co-visibiliteit Dit windturbinepark zal niet simultaan zichtbaar zijn met andere bestaande windturbineparken in Vlaanderen. Wel zal het geplande park vanuit Vlaanderen samen met het windturbinepark van Berloz en het toekomstige windturbinepark van Oreye zichtbaar zijn. Deze windturbineparken zullen in elkaars verlengde ingepland worden. •
• Conclusie Windturbines zijn erg groot en worden voor een waarnemer in een open, weids landschap weinig of niet afgeschermd door andere landschapselementen, ook omdat ze net op hooggelegen punten worden geplaatst met het oog op efficiëntie. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 95 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De visuele impact van de geplande windturbines is het grootst binnen 2 km. De windturbines vormen een dominant element binnen het landschap, wat een visueel onbehagen kan veroorzaken. Ze vertegenwoordigen een belangrijke verandering van het landschapskader en wijzigen de landschapskwaliteit. Hier bevinden zich landbouwgebieden, bossen, het wegennet, delen van de E40 autosnelweg en van de HST-lijn en op verschillende dorpen waarvan in Vlaanderen Goetsenhoven, Walshoutem, Waasmont, Montenaken, Kortijs en Vorsen. Het gegeven dat de meeste bebouwing in of langs de rand van de valleien en beekdalen liggen, vermindert de zichtbaarheid. Het reliëf, de vegetatie en de bebouwing schermt voor de waarnemer in de bebouwde zones de windturbines geheel of gedeeltelijk af. Ook de gebruikers van de E40 en de HST-lijn zullen de turbines onderbroken waarnemen door de talrijke hindernissen. In een straal van 2 tot 10 km omheen de windturbines zal de visuele impact beperkt tot zeer beperkt zijn. Door het open landschap zal deze impact wel van toepassing zijn op verschillende dorpen. Op een afstand groter dan 10 km zullen de windturbines een zeer beperkte visuele impact hebben en bovendien beperkt tot heldere weersomstandigheden. Het aandeel van het landschap dat hierdoor wordt beïnvloed zal zeer klein zijn. De windturbines W9 t.e.m. W13 en V1 t.e.m. V12 nemen een belangrijke plaats in het landschap in. Ze domineren het landschapszicht door de continue uitlijning over een afstand van 6 km en zijn goed zichtbaar, vooral vanuit de dorpen Walshoutem en Waasmont. Uitgestrekt over een lengte van 16 km zal het windturbinepark enkel op een beperkt aantal punten in zijn geheel te zien zijn. De visuele impact van het windturbinepark in zijn geheel zal verwaarloosbaar zijn. Het volledige tracé ten noorden van de E40 werd in 2003 ongustig geadviseerd omwille van visueel esthetische en cultuurhistorische redenen. Het huidige project voorziet de inplanting van de turbines grotendeels ten zuiden van de E40 hetgeen als positief element beschouwd kan worden. De waardering van de visuele impact is afhankelijk van de subjectieve perceptie van de waarnemer. Door de inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 en de HST-lijn gaan ze bij deze landschapsvormende structuren horen. Daarom is deze gegroepeerde en gekoppelde inplantingsplaats de best mogelijke inplantingswijze die de meest optimale integratie in het weidse open landschap toelaat. Dit blijkt ook uit de conformiteit van het project met de bepalingen van het Windplan Vlaanderen als Klasse 1 (deels op kaart klasse 2 maar 1 door wegvallen argumentatie tegen inplanting in agrarisch gebied) en met de bepalingen van de omzendbrief EME/2006/01 (zie 2.2.1). Op meso- en macroschaal is het windturbinepark aangepast aan de verhoudingen in dit uitgestrekte, open landschap. De visuele impact kan globaal genomen als neutraal beschouwd worden. Landgebruik Aangezien de turbines slechts een beperkte oppervlakte innemen (zie aanlegfase), kan impact op het landgebruik eveneens als neutraal beschouwd worden.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 96 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Cultuurhistorische en archeologische waarde De beschermde monumenten en landschappen gelegen buiten een perimeter van 2 km omheen de windturbines zullen slechts een beperkte visuele invloed ondervinden van de windturbines. De vijf dichterbij gelegen beschermde monumenten en landschappen worden echter al verstoord door de aanwezigheid van de autosnelweg E40 en de HSTlijn. Daardoor is het cumulatieve effect van de geplande windturbines op de beschermde monumenten en landschappen neutraal. De geplande ingrepen hebben slechts over beperkte oppervlakte een directe invloed op het archeologische patrimonium en voor deze oppervlakte is een archeologische prospectie met ingreep in de bodem, opgenomen, zodat het effect op het archeologisch erfgoed als neutraal kan beschouwd worden.
11.5
Samenvatting Het windpark zal een visuele impact hebben op het landschap. Of deze impact negatief is, hangt af van de subjectieve perceptie van de waarnemer, maar algemeen kan verwacht worden dat een licht negatieve impact mogelijk is. Deze impact is echter onvermijdelijk voor windturbines die gezien hun grootte altijd vrij dominant zullen zijn in het landschap. Op de onderzochte locatie kan deze impact gemilderd worden door de inplanting van de windturbines langs de E40 en de HST-lijn. Door hun inplanting worden de windturbines opgenomen in het landschap en sluiten ze aan bij de schaal en grootte van het landschap. Door het groeperen van deze elementen langs een bestaande infrastructuur in een grootschalig, weids landschap, wordt de verstoring van het landschap beperkt. Gezien het project de meest landschapsvriendelijke locatiekeuze en inplanting respecteert, wordt de impact herleid tot het minimale dat haalbaar is voor een windpark. Om deze reden wordt het effect als neutraal beoordeeld. Er is in de onmiddellijke omgeving van de inplantingsplaatsen eveneens een impact op het archeologische patrimonium mogelijk bij het aanleggen van de windturbines. Door het nemen van voorzorgsmaatregelen is de impact echter neutraal. In tabel 11.8 is een overzicht gegeven van de beoordeling van de effecten die mogelijk optreden binnen de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. De beschrijving in bovenstaande paragraaf en de beoordelingen in de tabel geven aan dat er voor deze discipline geen negatieve effecten te verwachten zijn in Vlaanderen. Tabel 11.8: Effectbeoordeling voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Deelingreep
Effectroep
Beoordeling
Wijziging landschapsstructuur en -typologie
0*
Wijziging landschapsbeeld en -beleving
0*
Wijziging landgebruik
0
Wijziging archeologische en cultuurhistorische waarde
0
Aanlegfase
Exploitatiefase Wijziging landschapsstructuur en -typologie
0*
wijziging landschapsbeeld en -beleving
0*
Wijziging landgebruik
0
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 97 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Wijziging archeologische en cultuurhistorische waarde
0
* Het project respecteert de meest landschapsvriendelijke locatiekeuze en inplantingswijze.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 98 -
819257/R/873173/Mech april 2010
11.6
Grensoverschrijdende effecten
11.6.1
Effectbespreking Aanlegfase • Landschapsstructuur, -typologie, beeld en -beleving en landgebruik De impact in Wallonië van de windturbines op de landschapsstructuur, - typologie, beeld en beleving en landgebruik tijdens de aanlegfase zijn gelijk aan de reeds besproken effecten in Vlaanderen. De effecten door de bouw van windturbines op het landschap gedurende de werkzaamheden omvatten enerzijds de aangebrachte veranderingen aan de geplande locatie en het landschap en anderzijds de progressieve bouw van de windturbines en hun verschijnen in het landschap. De bouw van de windturbines zal ongeveer 17 maanden in beslag nemen. Hun geleidelijke verschijning zal bijdragen tot de verandering van het landschap. Binnen een perimeter van 1 km omheen de windturbines zullen de werkzones een zeer belangrijke visuele impact hebben. In de zone tussen 1 en 2 km omheen de windturbines zal er een belangrijke visuele impact zijn. Op een grotere afstand van de locatie, vanaf 2 km en verder, zullen de windturbines in aanbouw een belangrijke tot beperkte visuele impact hebben, afhankelijk van de afstand. De windturbines in aanbouw zullen een referentiepunt vormen. De aanlegfase duurt niet lang ten opzichte van de exploitatiefase. Daarom kan het effect van het plaatsen van de turbines op de landschapsstructuur, -typologie, -beeld en beleving als neutraal beschouwd worden. Aangezien de turbines slechts een beperkte oppervlakte innemen, kan impact op het landgebruik eveneens als neutraal beschouwd worden. Archeologische en cultuurhistorische waarde De beschermde monumenten en landschappen gelegen buiten een perimeter van 2 km omheen de windturbines zullen slechts een beperkte visuele invloed ondervinden van de windturbines gezien de grote onderlinge afstand. Wel zijn er enkele beschermde monumenten en landschappen binnen deze perimeter gelegen. Het meest nabijgelegen beschermd landschap is Cras-Avernas. Dit is op ca. 700 m ten zuiden van V12 gelegen. De aanwezigheid van de autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn verstoren echter reeds deze dicht bij gelegen monumenten en landschappen. Daardoor is het effect van de geplande windturbines op de beschermde monumenten en landschappen neutraal. •
Er is in de onmiddellijke omgeving van de inplantingsplaatsen eveneens een impact op het archeologische patrimonium mogelijk bij het aanleggen van de windturbines. Door het nemen van de voorzorgsmaatregelen is de impact echter neutraal. Exploitatiefase • Landschapsstructuur en -typologie De impact van de windturbines op Wallonië op de landschapsstructuur en- typologie zijn gelijk aan de reeds besproken effecten in Vlaanderen.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 99 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 en de HST-lijn, laat toe om ze te groeperen bij deze landschapsvormende structuren. De aantasting van het landschap door deze infrastructuur wordt zo vermeden. Deze inplanting langsheen een onderbroken kromme heeft het nadeel dat het gezichtsveld in grote mate wordt belast, vooral ter hoogte van de secties W9 tot en met W11, V1 tot en met V9, W12, W13 en V10 tot en met V16. De windturbines W3, W6, W7, W10, W12 en V15 bevinden zich op of dichtbij hellingsruggen. De andere windturbines bevinden zich in de nabijheid ervan. Deze inplantingswijze draagt bij tot de integratie ervan binnen het landschap waardoor de impact op de landschapsstructuur en -typologie neutraal beschouwd kan worden. •
Landschapsbeeld en -beleving
De impact van het landschapsbeeld en de landschapsbeleving wordt eveneens besproken aan de hand van een visuele impactkaart (figuur 11.6). Door het ontbreken van wettelijk bepaalde minimumafstanden inzake landschaps- en visuele impact, gebeurt de evaluatie op basis van de visuele intrusiezone, de visuele invloedszone en de visuele blootstellingszone die reeds werden gedefinieerd. Binnen de visuele intrusiezone ligt er slechts één gebouw, de boerderij ‘La Bosquée’ in Cras-Avernas op ca. 300 m van V13. Deze boerderij zal een belangrijke visuele impact ondervinden. De visuele invloedszone van de 29 windturbines omvat landbouwgebieden, bossen, straten en wegen, delen van de E40 en de HST-spoorlijn en verschillende dorpen en delen van dorpen (Lincent, Avernas-le-Baudin, Bertrée, Boëhe, Trongée en CrasAvernas). De permanente tot intermitterende visuele blootstellingszone omvat zones die blootgesteld worden aan de windturbines zoals velden, dorpen, gehuchten en geïsoleerde gebouwen. Ondermeer Hannut, Lens-Saint-Servais en Grand-Hallet zijn gelegen binnen deze zones. Zowel bij de visuele invloedszone als bij de visuele blootstellingszone zorgt de combinatie van het reliëf, de begroeiing, de gebouwen en het feit dat de meeste dorpen op de hellingen gelegen zijn en omgeven zijn door bomen ervoor dat de visuele impact van (een deel van) de windturbines verminderd of zelfs teniet gedaan wordt. Ook werden er fotomontages gemaakt. De locaties waar de foto’s werden genomen zijn weergegeven op figuur 11.7. De fotomontages zelf kunnen teruggevonden worden in bijlage 6. De fotomontages werden gemaakt vanuit verschillende oogpunten om de impact aan te tonen waaraan omwonenden, gebruikers van de omliggende communicatieinfrastructuur, bezoekers van een beschermd monument of beschermde site, bezoekers van een opmerkelijk landschapszicht, bezoekers van een waardevol landschapselement en bezoekers van bepaalde gezichtspunten worden blootgesteld.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 100 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De visuele impact van windturbines vermindert met de afstand tot de windturbine. Deze impact is eigen aan windturbines door hun aanzienlijke afmetingen en door het feit dat ze op winderige en open locaties moeten worden ingeplant, dichtbij of op hellingsruggen. Hieronder worden de fotomontages besproken: De fotomontage n° 13 toont de windturbines W5 tot W11, V1 tot V9 en W12 en W13. vanaf de rue Haute ten noorden van Marilles De dichtst bij zijnde windturbine is W5 die gelegen is op 2,7 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. De fotomontage n° 18 toont de windturbines W9 tot W11 en V1 tot V6. De dichtst bij zijnde windturbine is W9 die gelegen is op 2 km. De huizen rechts op de foto zijn gelegen in Lincet, ten noorden van de E40. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. De fotomontage n° 27 toont de windturbines W7, W8 en V2 tot V13 vanaf de rue du Chaufour in Orp-le-Grand. Een deel van het dorp is zichtbaar in de voorgrond. De dichtst bij zijnde windturbine is W7 die gelegen is op 2,54 km. De windturbines W9 tot W11 en V1 zijn volledig gemaskeerd door de bomen en struiken op de voorgrond. De windturbines hebben een beperkte visuele impact. Er wordt slechts een klein deel van het landschap beïnvloed. De fotomontage n° 28 toont de windturbines W9 tot W11, V1 tot V11 en W12 en W13 vanaf de rue du Lincent in Orp-le-Grand. De meest dichtbij zijnde windturbine is W9 die gelegen is op 2,49 km. Het dorp op de voorgrond is Lincent, waarvan de klokkentoren zichtbaar is tussen W11 en V1. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver van deze locatie verwijderd zijn. De fotomontage n° 30 toont de windturbines W9 tot W11, V1 tot V9, W12, W13 en V10 tot V12 vanaf de route de Hannut in Pellaines. De meest dichtbij zijnde windturbine is W9 die gelegen is op 1,48 km. De basis van de mast is gemaskeerd door een bos. De fotomontage n° 31 toont de windturbines W9 tot W11 en V1 vanaf de Avenue des Sorbiers in Lincent. Een deel van dit dorp is zichtbaar op de voorgrond. Het beschermde monument, les ruines de l’ancienne église Saint-Pierre, is eveneens gedeeltelijk zichtbaar op de foto. De meest dichtbij zijnde windturbine is W9 die gelegen is op 1,21 km. De visuele impact van deze turbines is belangrijk, maar dit kan gerelativeerd worden aangezien de turbines gedeeltelijk afgeschermd worden door vegetatie. De coëxistentie tussen het beschermde monument en het windpark is mogelijk, het vormt geen visueel probleem. De fotomontage n° 34 toont de windturbines W7 tot W11 en V1 vanaf de rue de l’épinette in Grand-Hallet. Het dorp Grand-Hallet, gelegen in de vallei, is gelegen op de voorgrond van de windturbines. De meest dichtbij zijnde windturbine is W7 die gelegen is op 3,78 km. De windturbines zijn gesitueerd ten noorden van de autosnelweg en HST-lijn. De basis van de masten wordt gemaskeerd door vegetatie. De fotomontage n° 35 toont de windturbines W10, W11, V1 tot V9, W12, W13 en V10 tot V12. De meest dichtbij zijnde windturbine is W10, die gelegen is op 3,19 km. De Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 101 -
819257/R/873173/Mech april 2010
windturbines worden gedeeltelijk gemaskeerd door vegetatie. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. De fotomontage n° 36 toont de windturbines V2 tot V9, W12, W13 en V10 tot V16 vanaf de rue de la bruyère in Lincent. De meest dichtbij zijnde windturbine is V2 die gelegen is op 885 m. De oplijning van de turbine zorgt voor een belangrijke impact. Door hun structuur langs de E40 en de HST-lijn worden de windturbines in het landschap geïntegreerd. De fotomontage n° 44 toont de windturbines V3 tot V6 langs de route de Landen in Avernas-le-Bauduin. De meest dichtbij zijnde windturbine is V6 die gelegen is op 898 m. De windturbines hebben een belangrijke visuele impact. Een deel van de turbines worden gemaskeerd door vegetatie. De fotomontage n° 45 toont de windturbines V6 tot V9 en W12 langs de route de Landen in Avernas-le-Bauduin. De meest dichtbij zijnde windturbine is V6 die gelegen is op 898 m. De windturbines hebben een belangrijke visuele impact. Een deel van de turbines worden gemaskeerd door vegetatie. De fotomontage n° 46 toont de windturbines V8, V9, W12, W13 en V10 tot V16 vanaf de route de Landen in Avernas-le-Bauduin. De meest dichtbij zijnde windturbine is V8 die gelegen is op 1,37 km. De meest dichtbij gelegen windturbines hebben een belangrijke visuele impact. De verder gelegen windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Een deel van de turbines wordt gemaskeerd door bebouwing. De fotomontage n° 47 toont de windturbines V4 tot V9, W12, W13 en V10 tot V12 langs de rue René Limme in Avernas-le-Bauduin. Op deze foto zijn beschermde monumenten en landschappen gelegen. Zo is ondermeer de kerktoren van de Notre-Dame kerk zichtbaar. De meest dichtbij zijnde windturbine is V5 die gelegen is op 2,16 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Ze worden in het landschap opgenomen door de eveneens horizontale oriëntering. De fotomontage n° 48 toont de windturbines V1 tot V9 en W12 vanaf de rue Henri Fontaine. De dichtst bij zijnde windturbine is V8 die gelegen is op 2,2 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Ze worden in het landschap opgenomen door de eveneens horizontale oriëntering. De fotomontage n° 49 toont de windturbines V10 tot V16 vanaf de rue Victor Gilles in Cras-Avernas. De kerktoren van Cras-Avernas is zichtbaar op de foto. De bomenrij tussen de kerktoren en turbine 13 is een beschermd landschap. De meest dichtbij zijnde windturbine is V10 die gelegen is op 840 m. V10 tot V12 hebben een belangrijke visuele impact. De overige windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. De fotomontage n° 50 toont de windturbines W13, W12, V9 tot V1, W11 en W10 vanaf de rue Victor Gilles in Cras-Avernas. De meest dichtbij zijnde windturbine is W13 die gelegen is op 660 m. Door de positie van het zichtpunt zijn de turbines achter elkaar en bijgevolg cumulatief zichtbaar waardoor ze een belangrijke visuele impact hebben. De impact van de turbines gelegen aan de andere kant van de autosnelweg (V1, W11 en W10) is beperkt door hun afstand. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 102 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De fotomontage n° 51 toont de windturbines V10 tot V12 vanaf de rue Dieudonné Tossenes in Cras-Avernas. Dit zichtpunt is dicht bij bewoning gelegen. De meest dichtbij zijnde windturbine is V12 die gelegen is op 939 m. De turbines hebben een belangrijke visuele impact. De fotomontage n° 52 toont de windturbines V13 tot V16 vanaf de rue de Kortrijk in Cras-Avernas. De boerderij La Bosquée is zichtbaar in het centrum van de foto’s. De dichtst bij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 566 m. De boerderij is op 283 m van V13 gelegen. V13 en V14 hebben een belangrijke visuele impact, vooral op de boerderij. De fotomontage n° 53 toont de windturbines W13 en V10 tot V12 vanaf de rue Isidore Fumal in Cras-Avernas. De meest dichtbij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 1,46 km. Zij hebben een belangrijke visuele impact. De basis van de masten van de V10 en V12 worden door bebouwing en vegetatie gemaskeerd. De fotomontage n° 54 toont de windturbines V13 tot V16 vanaf de rue Isidore Fumal in Cras-Avernas. De kerktoren is zichtbaar op de achtergrond. De meest dichtbij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 1,92 km. De turbines hebben een compatibele visuele impact met het dorp. De fotomontage n° 55 toont de windturbines V13 tot V16 vanaf de rue Isidore Fumal in Cras-Avernas. Fruitbomen zijn zichtbaar op de foto. De meest dichtbij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 1,92 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. De fotomontage n° 56 toont de windturbines V13 tot V16 vanaf de rue des Quatre Vents in Trongée. Dit zichtpunt is dicht bij bewoning gelegen. Tussen de windturbine en dit zichtpunt bevinden zich geen woningen. De meest dichtbij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 1,82 km. Zij hebben een belangrijke visuele impact. Het windpark geeft een nieuwe dimensie aan dit landschap dat compatibel is met de dominante horizontale dimensie. De fotomontage n° 57 toont de windturbines V13 tot V16 vanaf de rue Berloz in Boëlhe. De populieren zorgen voor een maskering van de achterliggende windturbines. Door hun afstand integreren de turbines voldoende in het landschap. De fotomontage n° 58 toont de windturbines V16 tot V13 vanaf het zuidoosten van het dorp Crenwick. Windturbines V12 tot V10 bevinden zich achter vegetatie. De meest dichtbij zijnde windturbine is V16 die gelegen is op 1,66 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Er wordt slechts een klein deel van het landschap beïnvloed. Het zicht op de rotors werkt cumulerend, maar op deze afstand is dit niet storend. De fotomontage n° 64 toont de windturbines V9, W13, W12 en V10 tot V16 vanaf de rue Haute in Blehen. Het dorp zichtbaar op de foto is Poucet. De meest dichtbij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 4,38 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Er wordt slechts een klein deel van het landschap beïnvloed.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 103 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De fotomontage n° 65 toont al de windturbines behalve W1 tot W4 vanaf de chemin d’Herbais in Nodrenge. Het dorp zichtbaar op de foto is Marilles. De meest dichtbij zijnde windturbine is V13 die gelegen is op 4,38 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Er wordt slechts een klein deel van het landschap beïnvloed. • Impact op gebruikers van E40 en HST-spoorlijn De gebruikers van de E40 en de HST-lijn ervaren de aanwezigheid van de windturbines door de beweging die ze maken langs de turbines. De afstand tussen de uiterst punten van het windturbinepark bedraagt 16 km. Voor een autobestuurder op de E40 die zich verplaatst met een snelheid van 120 km/u, blijven deze windturbines 8 minuten in beeld. Een treinreiziger op de HST die zich verplaatst aan 300 km/u, wordt gedurende 3,2 minuten blootgesteld aan dit zicht. Voor een treinreiziger op een IC-trein met een snelheid van 160 km/u, zullen de windturbines 6 minuten zichtbaar zijn. Dit aanzicht is echter discontinu, enerzijds door de onderbrekingen eigen aan het park en anderzijds door de constructies, hellingen en vegetatie die de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermen.
De afwezigheid van windturbines aan weerskanten van de autosnelweg en de HST-lijn verhindert een tunneleffect (dominerend effect op de gebruikers uitgaande van de windturbines). • Co-visibiliteit In een straal van 19,2 km zijn er nog enkele andere windparken gelegen in Wallonië, enerzijds bestaande windturbines, anderzijds reeds vergunde maar nog niet gebouwde windturbines. Deze worden in tabel 11.9 weergegeven. Tabel 11.9: Bestaande en reeds vergunde maar nog niet gebouwde windturbines Windpark
Aantal windturbines
Afstand tot windpark (km)
Villers-le-Bouillet
8
13,5
Perwez Eghezée
10
18,5
Perwez PBE
1
17,5
Berloz
3
1,8
Villers-le-Bouillet – Verlaine
4
14,0
bestaande
reeds vergunde
Deze windparken zullen enkel samen zichtbaar zijn vanop enkele specifieke punten, voornamelijk hellingsruggen. Doordat de verschillende parken op voldoende afstand gelegen zijn, is het cumulerende effect verwaarloosbaar. Enkel het windpark in Berloz is dicht bij het geplande windpark gelegen. Deze drie windturbines zijn echter ingepland in het verlengde van het geplande park, eveneens langs de E40, waardoor ze één geheel vormen met het geplande park. 11.6.2
Samenvatting De visuele impact is afhankelijk van de subjectieve perceptie van de waarnemer. Door de inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 en de HST-lijn gaan ze bij deze landschapsvormende structuren horen. Verdere Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 104 -
819257/R/873173/Mech april 2010
aantasting van het landschap wordt door deze groepering vermeden. Ook het feit dat de windturbines worden ingeplant nabij hellingsruggen draagt bij tot de integratie in het landschap. Het windturbinepark is aangepast aan de afmetingen van dit uitgestrekte, open en in hoofdzaak horizontale landschap, dat geen storende elementen bevat. Bijgevolg is de visuele impact neutraal.
11.7
Ontwikkelingsscenario De effecten voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 105 -
819257/R/873173/Mech april 2010
12
DISCLIPLINE MENS
12.1
Figuren Figuur 12.1: Overzicht van de gevoelige locaties voor veiligheid Figuur 12.2: Berekende slagschaduw turbines gemeente Landen Figuur 12.3: Berekende slagschaduw turbines gemeente Gingelom
12.2
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline Mens omvat alle omwonenden die mogelijk impact ondervinden omwille van het project. Concreet bestaat het studiegebied voor mens uit de inplantings- en aangrenzende gemeenten: Tienen, Hoegaarden, Landen en Gingelom.
12.3
Beschrijving van de referentiesituatie Tabel 12.1 geeft de Vlaamse gemeenten aan die gelegen zijn in de nabijheid van de locaties van de geplande windturbines, met hun aantal inwoners en bevolkingsdichtheid. Tabel 12.1: Bevolking van de inplantings- en aangrenzende gemeenten in Vlaanderen Gemeente
Aantal inwoners
Bevolkingsdichtheid (aantal inwoners/km²)
12.3.1
Tienen
32 207
449
Hoegaarden
6 356
187
Landen
15 058
279
Gingelom
7 966
141
Geluidshinder De belangrijkste huidige geluidsbronnen in de omgeving van het projectgebied zijn de E40 en het tracé van de HST. Voor de beschrijving van de huidige geluidssituatie in de omgeving van het projectgebied wordt er verwezen naar de discipline geluid.
12.3.2
Veiligheid Buiten de veiligheidsaspecten naar omwonenden, zijn er nog andere voor veiligheid belangrijke elementen in de omgeving van het projectgebied. In de onmiddellijke nabijheid van het projectgebied ligt de E40 en het tracé van de HST. Beide liggen op minder dan 300 m van het projectgebied. Verder zijn er ondergrondse gasleidingen van Fluxys gelegen in de nabijheid van het projectgebied. Een van deze gasleidingen loopt van west naar oost boven de dorpskernen van Maret en Grand-Hallet en onder de dorpskern van Avernas-le-Bauduin. Een andere gasleiding loopt van zuid naar noord, startend aan de west-oostelijke gasleiding ter hoogte van Grand-Hallet, tussen Waasmont en Walshoutem verder naar het noorden (zie ook figuur 12.1). In de omgeving van het projectgebied bevinden zich geen Seveso bedrijven.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 106 -
819257/R/873173/Mech april 2010
12.3.3
Lichthinder De belangrijkste lichtbronnen in de omgeving van het projectgebied zijn de verlichting van de E40 en andere wegen.
12.4
Effectbeschrijving
12.4.1
Geluidshinder Aanlegfase Gedurende de aanlegfase zal er door de relatieve afstand tussen windturbines en de woongebieden, de werkuren van de werfwerkzaamheden (van 7u00 tot 18u00, de periode met hogere geluidsniveaus) een verwaarloosbare impact zijn op de omwonenden. Daarnaast zal de verplichte homologatie voor het gros van de werfmachines van toepassing zijn, waardoor het niveau van akoestisch vermogen beperkt is, die voor een beperkte geluidsimpact zal zorgen. De impact van het geluid zal dan ook niet veel verder rijken dan het projectgebied. Exploitatiefase Het interpreteren van geluiden is zeer sterk persoonsgebonden. Lawaai wordt door verschillende mensen op verschillende manieren ervaren. Ook een individu kan afhankelijk van de situatie verschillend reageren op geluid. Geluid dat ofwel hindert ofwel schade berokkent, ofwel beide, wordt gedefinieerd als lawaai. Lawaai is dus per definitie ongewenst, storend of zelfs schadelijk. De wettelijke bepalingen over geluidsbeheering waar moet aan voldaan worden, zijn terug te vinden in de discipline geluid. Het project voldoet aan de normen die vooropgesteld zijn en van toepassing zijn op het project.
12.4.2
Veiligheid Aanlegfase Voor de aanlegfase wordt verondersteld dat het toezicht van een veiligheidscoördinator tijdens de werken voldoende garantie biedt om de risico’s te beperken. Het effect is dan ook neutraal. Exploitatiefase De beschrijving van de analyse van de veiligheidsrisico’s is gebaseerd op de lokalisatienota’s voor de turbines in Landen en Gingelom (Tractebel Engineering, 2009). De veiligheidsrisico’s worden ingeschat zoals beschreven in SGS (2007). Dit rapport beschrijft de wettelijk voorgeschreven methodologie voor risicoanalyse van windparken in België. De volgens het wettelijk kader te beschouwen ongevallen zijn de volgende: 1. structurele faling: omvallen van de turbine of afbreken van de toren 2. Afbreken en wegslingeren van een blad of van grote delen ervan 3. Naar beneden vallen van de volledige gondel + rotor
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 107 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Scenario’s 1. “Structurele faling” en 3. “naar beneden vallen van volledige rotor + gondel” kunnen enkel schade veroorzaken in de onmiddellijke nabijheid van de windturbine zelf. Deze gevallen zullen zich enkel laten voelen binnen de rotorstraal, of binnen de valhoogte, naargelang het geval. Het scenario waarbij als gevolg van een blikseminslag stukken blad worden weggeslingerd wordt niet verder behandeld. Het externe risico van een blikseminslag is te verwaarlozen: de schade blijft beperkt tot de turbine zelf (SGS, 2007). De ervaring met windturbines in exploitatie in België bevestigt dit. Conform het wettelijk kader wordt evenmin het scenario behandeld waarbij kleine onderdelen uit de gondel vallen, maar enkel het vallen van de volledige gondel + rotor. De geïnstalleerde turbines zullen IEC gecertificeerd (of equivalent) zijn en een bijkomende voorwaarde is dat het moet gaan over bewezen technologieën (geen prototypes). Dit wil o.a. zeggen dat de turbines bestand zijn tegen extreme windsnelheden (storm) met een terugkeerperiode van 50 jaar. De risico’s ten gevolge van mastbreuk, wiekbreuk en vallen van gondel en/of rotor zijn dus restrisico’s. In SGS (2007) worden ook scenario’s aangehaald die verband houden met ijsvorming op de wieken van de turbine: 4. IJsworp bij een draaiende machine. 5. Vallen van ijsblokjes van een stilstaande machine. Scenario 4. “ijsworp bij een draaiende machine” dient geen onderwerp te zijn van een risicoanalyse, onder voorwaarde dat de machines zijn uitgerust met een ijsdetectiesysteem. De turbines die hieronder beschouwd worden zijn uitgerust met een dergelijk systeem. Wanneer de windturbine terug opgestart wenst te worden dient ter plaatse gecontroleerd te worden of alle stukken ijs van de bladen verwijderd zijn. Met betrekking tot Scenario 5. “vallen van ijsblokjes van een stilstaande machine” wordt voorgeschreven dat er op ijsdagen een visuele controle op ijsvorming dient te gebeuren wanneer er activiteiten plaatsvinden binnen de halve rotordiameter, wat verklaart dat dit evenmin als een relevant scenario voor de kwantitatieve risicoanalyse wordt beschouwd. De waarschijnlijkheid van voorkomen van een bepaald ongeval wordt ingeschat aan de hand van de faalfrequenties weergegeven in tabel 12.2. Tabel 12.2: Waarschijnlijkheid van het voorkomen van incidenten (SGS, 2007) Scenario
Probabiliteit
Mastbreuk
5,8 x 10 / bedrijfsjaar
Wiekbreuk bij nominaal toerental
3,15 x 10 / bedrijfsjaar
Wiekbreuk bij mechanisch remmen (1,25 x nominaal
3,15 x 10 / bedrijfsjaar
-5
-4 -4
toerental) Wiekbreuk bij overtoeren (2 x nominaal toerental) Vallen van de gondel of rotor
-5
8,5 x 10 / bedrijfsjaar -4
2 x 10 / bedrijfsjaar
Bij het beoordelen van de risico’s wordt een volgende opdeling gehanteerd: • directe risico’s o plaatsgebonden risico’s o groepsrisico’s • indirecte risico’s
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 108 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Directe risico’s Plaatsgebonden risico’s Het plaatsgebonden mensrisico wordt gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon omkomt bij een ongeval in een installatie uitgaande van de veronderstelling dat deze persoon permanent en onbeschermd aanwezig is op een bepaalde plaats in de omgeving van de installatie. Lijnen die plaatsen met constant plaatsgebonden mensrisico verbinden worden plaatsgebonden isorisicocontouren (IRC) genoemd. Hierbij worden de beoordelingscriteria weergegeven in gehanteerd. Tabel 12.3: Criteria voor externe mensrisico’s Toetsing aan locatie
IRC (risico / jaar)
Op de grens van een Seveso-inrichting
10
Op de grens van een gebied met woonfunctie
10
Op de grens van een kwetsbare bestemming
10
-5 -6 -7
Deze locaties zijn als volgt gedefinieerd: • Grens van de Seveso-inrichting. De achterliggende gedachte hierbij is dat het externe mensrisico enkel groter mag zijn dan 10-5/jaar in zones met beperkte toegang, zoals afgesloten bedrijventerreinen. Meer algemeen (bijvoorbeeld voor windparken in green field) moeten activiteiten die niet behoren tot de uitbating van de windturbines (verder aangeduid als “externe activiteiten”) dus beperkt worden binnen de IRC van 10-5/jaar. Permanente constructies waarbinnen externe activiteiten uitgevoerd worden, zouden daarom ook uitgesloten moeten worden binnen de IRC van 10-5/jaar. Uitzonderingen hierop kunnen gemaakt worden, indien het verhoogde risico door de aanwezigheid van de windturbines wordt aanvaard door de exploitant(en) van de externe activiteiten. In dat geval moet dat in een overeenkomst met de uitbater van de windturbine vastgelegd worden. • Gebied met woonfunctie: hetzij een woonzone volgens het Gewestplan, hetzij een groep van minstens 5 bestaande woningen die één aaneengesloten geheel vormen; • Kwetsbare bestemmingen: lagere, kleuter- of secundaire scholen, ziekenhuizen, rust- of verzorgingsinstellingen. Om te controleren of voldaan wordt aan bovenstaande criteria, worden de isorisicocontouren voor de verschillende windturbines berekend. Dit wordt gedaan aan de hand van het programma “Windturbines en Veiligheid versie 6.1” dat ontwikkeld werd door SGS Belgium NV. De turbinespecifieke parameters ashoogte, rotordiameter en nominaal toerental werden ingegeven voor twee type turbines die de kenmerken beschreven in $2 respecteren: •
•
REpower MM92: rotordiameter 92.5m op 100m masthoogte. Windturbine met de grootste rotordiameter binnen de huidige commercieel beschikbare turbines die de maximale afmetingen voor dit project respecteert. Enercon E-82: rotordiameter 82m op 108m masthoogte. Dit is de windturbine met de hoogste ashoogte binnen de huidige commercieel beschikbare turbines die de maximale afmetingen voor dit project respecteert.
Windroos “Sint-Truiden” werd gekozen omdat deze van de 9 mogelijkheden het dichtst bij de te bestuderen zone ligt.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 109 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Vanuit de analyse wordt berekend dat de risicocontouren cirkels zijn met als middelpunt de windturbine en met een straal zoals weergegeven in. In deze analyse wordt verder gewerkt met het strengste resultaat, namelijk de IRC met de grootste straal voor de 3 niveaus. Tabel 12.4: Isorisicocontouren berekend met ‘Windturbines en Veiligheid versie 6.1’ IRC (risico / jaar)
Afstanden voor MM92
Afstanden voor E82
-5
46 m
41 m
46 m
-6
167 m
153 m
167 m
-7
167 m
205 m
205 m
10 10 10
Strengste waarde
Vanuit de resultaten blijkt dat een afstand van 46 m tot de voet van de turbine nodig is om het IR terug te brengen onder de 10-5/jaar. Deze zone beperkt zich voor alle turbines weilanden. Om de IRC terug te brengen tot onder de 10-6 en 10-7/jaar dient een afstand in acht genomen te worden van respectievelijk 167m en 205m. Ook deze veiligheidszone vormt geen probleem, aangezien de meest nabijgelegen woning of woongebied zich op meer dan 300m bevindt van een turbine. Voorts bevinden zich geen zogeheten kwetsbare locaties in de omgeving van de turbines. Groepsrisico Het groepsrisico is het risico waarbij in één keer een groep personen het slachtoffer is van eenzelfde ongewenste gebeurtenis. De aanvaardbaarheidsgrens voor het groepsrisico wordt weergegeven door een cumulatieve frequentiecurve, zie illustratie 12.1.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 110 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Illustratie 12.1: Criteria groepsrisico (SGS, 2007)
Uit deze curve blijkt dat het onnodig is het groepsrisico te evalueren als gevolg van ongevallen waarvoor een slachtofferaantal van meer dan 10 zeer onwaarschijnlijk is. In SGS (2007) staat geargumenteerd dat de kans dat een uitgeworpen (stuk) blad 10 slachtoffers of meer in één keer zal treffen zeer klein is, waardoor enkel mastbreuk en het vallen van de gondel relevante scenario’s zijn in de analyse van het groepsrisico. Voorts is de analyse van het vallen van de gondel vrij uitzonderlijk, gezien externe activiteiten (met relatief grote populatiedichtheid) binnen de effectafstand van dat ongeval vermeden dienen te worden. In de nabijheid van de turbines zou een mastbreuk meer dan 10 slachtoffers in één keer kunnen maken op de autosnelweg of de HST-lijn. Alle turbines bevinden zich echter buiten een afstand groter dan de valhoogte (150m) van de autosnelweg en ook van de HST-lijn. Indirect risico Onder deze noemer vallen risico’s die niet rechtstreeks veroorzaakt zijn door de windturbines maar doordat een projectiel dat weggeslingerd is (bijvoorbeeld wiek) terecht komt op een tank of een uitrusting met gevaarlijke producten, in het bijzonder ontplofbare of giftige stoffen. Ontploffing van deze tank of vrijzetting van deze stoffen zouden dan op hun beurt slachtoffers kunnen maken. In overeenstemming met SGS (2007) dient met betrekking tot indirecte risico’s enkel de impact van de windturbines op de volgende secundaire installaties geëvalueerd te worden: • Installaties van Seveso-inrichtingen waar Seveso-gevaarlijke stoffen aanwezig zijn;
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 111 -
819257/R/873173/Mech april 2010
•
Transportleidingen (bovengronds en ondergronds) voor Seveso-gevaarlijke producten.
Een verhoging met minder dan 10% van de intrinsieke faalkans als gevolg van de aanwezigheid van een windturbine wordt aanvaardbaar geacht (SGS, 2007). Via de rekenmodule ‘Windturbines en veiligheid versie 6.1’ wordt een minimale scheidingsafstand berekend tot de leiding of installatie door het totale risico voor de installatie of leiding als gevolg van wiek- en mastbreuk te vergelijken met de intrinsieke faalkans van de betreffende installatie of leiding. De berekende minimale scheidingsafstand stemt overeen met een toename van de intrinsieke faalkans met 10%. Het vallen van de gondel wordt niet beschouwd in de bepaling van het totale toegenomen risico, omdat a priori wordt uitgegaan van de afwezigheid van gevaarlijke producten binnen de effectafstand van dat ongeval (ongeveer een halve rotordiameter) In de omgeving van de windturbines bevinden zich geen Seveso-inrichtingen. Voor dit project moet enkel onderzocht worden of een voldoende afstand bewaard wordt ten opzichte van gasleidingen van Fluxys. De rekenmodule hanteert als criterium voor ondergrondse procesleidingen en transportleidingen 8 10-8 incidenten/m/jaar. De berekende minimale scheidingsafstand is 109 m. Binnen een buffer van 109 m rondom de Fluxys-leidingen worden geen windturbines geplaatst. Voor elk van de windturbines werd immers bij ontwerp van het park een bufferafstand van 170 m t.o.v. Fluxysleidingen gerespecteerd. Andere vormen van risico’s Omwille van hun hoogte vormen windturbines potentieel een obstakel voor militair en burgerlijk luchtvaartverkeer. In die zin vormen ze dan ook een risicofactor voor luchtverkeer. Het luchtruim in België is ingedeeld in 5 categorieën: • Categorie A: oefenzones en veiligheidszones rond luchthavens • Categorie B: bufferzones rond snelwegen • Categorie C: zones voor militaire oefeningen op lage hoogte • Categorie D: zones rond radar-installaties, communicatie- en navigatiesystemen • Categorie E: grondgebied dat niet opgenomen is in de vorige categorieën De geplande turbines bevinden zich in twee zones waarbinnen normaal geen turbines geplaatst mogen worden, namelijk • de zone rond de militaire luchthaven van Beauvechain (W1 tot W4) • de zone rond de militaire luchthaven van Sint-Truiden (andere windturbines) Ondanks de ligging binnen deze zones, is er wel een mogelijkheid om windturbines te plaatsen binnen een bufferzone van 300 m rond de E40 (zie ook bijlage 7). Gezien alle turbines binnen deze buffer geplaatst worden, zal het effect op de veiligheid neutraal zijn. In een nieuwe circulaire in verband met ULM terreinen (GDF-04U) worden veiligheidszones afgebakend waarbinnen geen nieuwe obstakels mogen geplaatst worden (tenzij ze afgeschermd worden door een reeds bestaand obstakel). Rond een ULM terrein wordt hiervoor een zone van 2000 m afgebakend met een hoogte van 45 m.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 112 -
819257/R/873173/Mech april 2010
De turbines W11 en V1 tot en met V9 liggen in de 2000 m zone rond het ULM-terrein van aëroclub Hesbaye, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Landen en Hannut (Avernas). Gezien dit ULM-terrein echter momenteel niet over een milieuvergunning beschikt in Vlaanderen, is uitbating niet mogelijk en kan hiermee geen rekening gehouden worden bij de inschatting van de effecten. De impact op het ULMterrein, moest de vergunning in orde zijn, wordt wel besproken als ontwikkelingsscenario. Conclusie De exploitatie van een windpark langs de E40 geeft geen aanleiding tot onaanvaardbare risico’s, noch van directe, noch van indirecte aard. 12.4.3
Lichthinder Aanlegfase In de aanlegfase worden geen effecten van lichthinder verwacht omwille van het project. Exploitatiefase Slagschaduw Het stroboscopisch of slagschaduweffect ontstaat door de draaiende beweging van de wieken in het zonlicht. De refractie van het zonlicht in stukjes kan hinder veroorzaken voor de omwonenden of voor de gebruikers van het wegennet in de omgeving. De windturbines kunnen een stroboscopisch effect genereren in de onmiddellijke omgeving onder volgende omstandigheden: • helder en zonnig weer, • voldoende windsnelheid zodat de wieken draaien, • een dergelijke oriëntatie van de zon t.o.v. de windturbine zodat de slagschaduwvorming van de turbine gebeurt op een kwetsbare locatie (ramen van woningen, openbaar wegennet). In Vlaanderen wordt het jaarlijkse maximum slagschaduw vastgelegd op 30 uur/jaar, er wordt geen limietwaarde op dagbasis opgelegd. De grondoppervlakte in de slagschaduw van bewegende wieken en het aantal slagschaduwuren op jaarbasis te wijten aan elke windturbine, werden bepaald op basis van een mathematisch model (Tractebel Engineering, 2009). De kenmerken van de ingebracht in een driedimensioneel model. Vervolgens werd een simulatie uitgevoerd rekening houdend met een realistisch aantal uren zonneschijn op basis van gegevens beschikbaar bij het Koninklijk Meteorologisch Instituut. De resultaten van deze simulatie, voorgesteld in figuur 12.2 en figuur 12.3, laten toe om de theoretische slagschaduwzone rondom elke windturbine visueel voor te stellen met inbegrip van de totale duur van voorkomen op jaarbasis. Op basis van deze figuren, kan men besluiten dat alle opgelijste woningen in het Vlaams Gewest (woongebied of geïsoleerde woningen), zich buiten de berekende slagschaduwgebieden hoger dan 30 uur/jaar bevinden. Dit criterium wordt dus gerespecteerd. Verschillende delen van de autosnelweg E40 bevinden zich in een slagschaduwzone met meer dan 30 uur/jaar slagschaduwvorming. Het slagschaduweffect kan Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 113 -
819257/R/873173/Mech april 2010
automobilisten hinderen, maar is relatief beperkt in vergelijking met natuurlijke verduisteringsfenomenen zoals wanneer de zon doorheen vegetatie straalt (vooral in de winter bij afwezigheid van bladeren aan de bomen) of verlichtingspalen. Lichtreflecties Het effect van lichtreflecties treedt op wanneer het zonlicht weerkaatst wordt op de wieken en op die manier bestuurders kan verblinden. De wieken van de windturbines in dit project zullen behandeld zijn met een speciale matte coating die het zonlicht voor een groot deel absorbeert, zodat er geen gevaar voor reflectie is.
12.5
Samenvatting In tabel 12.5 is een overzicht gegeven van de beoordeling van de effecten die mogelijk optreden binnen de discipline Mens. De beschrijving in bovenstaande paragraaf en de beoordelingen in de tabel geven aan dat er voor deze discipline geen negatieve effecten te verwachten zijn. Tabel 12.5: Effectbeoordeling voor de discipline Mens Deelingreep
Effectroep
Beoordeling
geluidshinder
0
veiligheid
0
lichthinder
0
geluidshinder
0
veiligheid
0
lichthinder
0
Aanlegfase
Exploitatiefase
12.6
Grensoverschrijdende effecten
12.6.1
Referentiesituatie Tabel 12.6 geeft de Waalse gemeenten aan die gelegen zijn in de nabijheid van de locaties van de geplande windturbines, met hun aantal inwoners en bevolkingsdichtheid. Tabel 12.6: Bevolking van de inplantings- en aangrenzende gemeenten in Wallonië Gemeente
Aantal inwoners
Bevolkingsdichtheid
Hélécine
3147
187
Orp-Jauche
8054
157
Lincent
3040
207
Hannut
14724
176
Jodoigne
12763
172
Geer
2979
125
Berloz
2854
194
(aantal inwoners/km²)
De referentiesituatie voor geluidshinder, veiligheid en lichthinder komt overeen met deze beschreven in paragraaf 12.3.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 114 -
819257/R/873173/Mech april 2010
12.6.2
Geluidshinder Aanlegfase Gezien de geluidseffecten van de aanlegfase niet veel verder zullen rijken dan de werfzone, zullen er geen problemen zijn met geluidshinder in de omliggende woonkernen en geïsoleerde woningen. Exploitatiefase Alle windturbines liggen op voldoende afstand van woningen volgens de Vlaamse normen (250 m). Volgens de Waalse normen (cadre de référence) moet echter een afstand van 350 m geëerbiedigd worden. Dit vormt enkel een probleem voor turbine V13 die op minder dan 350 m gelegen is van de ‘Ferme de bosquée’ op Waals grondgebied. Gezien deze boerderij echter ook eigenaar is van het perceel waarop de turbine geplaatst zal worden, zal hij echter niet als derde partij beschouwd worden. Hierdoor is het effect van geluidshinder neutraal.
12.6.3
Veiligheid Aanlegfase Voor de aanlegfase wordt verondersteld dat het toezicht van een veiligheidscoördinator tijdens de werken voldoende garantie biedt om de risico’s te beperken. Het effect is dan ook neutraal. Exploitatiefase De risicocontouren die werden berekend in paragraaf 12.4.2, gelden ook voor Wallonië. In tabel 12.4 worden de te respecteren afstanden weergegeven voor de plaatsgebonden risico’s. Hieruit blijkt dat een minimale afstand van 205 m moet gerespecteerd worden tussen de turbines en de gevoelige gebieden. Gezien alle Vlaamse turbines op een afstand van meer dan 250 m gelegen zijn van de meest dichtbij gelegen woonkernen of geïsoleerde woningen en er geen Seveso-bedrijven of kwetsbare bestemmingen gelegen zijn in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied, is het plaatsgebonden risico verwaarloosbaar. Voor de groepsrisico’s is er enkel een kans op meer dan 10 slachtoffers aan de E40 of de HST-lijn. Gezien de afstand van 150 m overal gerespecteerd wordt, is het groepsrisico verwaarloosbaar. Wat betreft de indirecte risico’s geldt ook voor Wallonië dat de turbines op een voldoende afstand (> 109 m) van de Fluxys leidingen ingepland zijn. Ook voor de indirecte risico’s is het risico dan ook verwaarloosbaar. De mogelijke risico’s voor de militaire luchthaven van Beauvechain wordt vermeden door de inplanting binnen de bufferzone van 300 m rond de E40. Er worden dan ook geen effecten verwacht op de veiligheid van de vliegroutes van deze luchthaven omwille van de inplanting van de turbines.
12.6.4
Lichthinder Aanlegfase In de aanlegfase worden geen effecten van lichthinder verwacht omwille van het project.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 115 -
819257/R/873173/Mech april 2010
Exploitatiefase Er worden in Wallonië geen overschrijdingen verwacht van de hoeveelheid slagschaduw omwille van de geplande turbines in Vlaanderen (figuur 12.2 en figuur 12.3). De normen voor bewoning worden hier vastgelegd in het ‘Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région Wallonne’. Dit beveelt aan om de limietwaarden van 30 uur per jaar en 30 minuten per dag slagschaduwvorming niet te overstijgen. De turbines voldoen aan dit criterium.
12.7
Ontwikkelingsscenario
12.7.1
Geluidshinder De effecten voor de Mens, geluidshinder vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario.
12.7.2
Veiligheid De inplanting van de windturbines vormt een veiligheidsprobleem voor het ULM-terrein. De windturbines zijn immers gelegen op een aanvliegroute van dit terrein. De hoogte van de turbines is ook van die orde dat ze daadwerkelijk een obstakel zouden vormen. Indien het ULM-terrein terug een milieuvergunning zou kunnen bekomen, zal moeten gezocht worden naar een alternatieve locatie voor ofwel de windturbines ofwel het ULMterrein.
12.7.3
Lichthinder De effecten voor de discipline Mens, lichthinder vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsscenario.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 116 -
819257/R/873173/Mech april 2010
13
POST-MONITORING Er zal een monitoring uitgevoerd worden in samenwerking met het INBO om de impact op vogels en vleermuizen op de betreffende plaats in te schatten. Deze monitoring zal plaatsvinden tijdens twee perioden: • tussen de beslissing over de ontheffingaanvraag en de start van de bouwwerken • de periode na de ingebruikname De periode van monitoring zal in samenspraak met het INBO vastgelegd worden om tot wetenschappelijk verantwoorde besluiten te komen.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 117 -
819257/R/873173/Mech april 2010
14
INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
14.1
Effectbespreking In tabel 14.1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende primaire en secundaire effecten die optreden tijdens de aanleg- en exploitatiefase. Tabel 14.1: Overzicht van de effecten voor de verschillende disciplines in de aanlegfase Ingreep
Primair effect
Secundair effect
Beoordeling
Aanlegfase Discipline Bodem, wijziging profiel, textuur en structuur
0
Discipline Bodem, wijziging kwaliteit
0 Discipline Water, wijziging kwaliteit grondwater
Discipline Geluid en trillingen: wijziging geluidsniveau
Discipline Fauna en flora: vernietiging vegetatie
geen effect 0
Discipline Fauna en flora: verstoring fauna
0
Discipline Mens: geluidshinder
0
Discipline Fauna en flora: vernietiging habitat
0
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijziging landschapsbeeld en -beleving
0
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijziging cultuurhistorische en archeologische waarde
0
Discipline Bodem, wijziging grondgebruik
0
Discipline Bodem, wijziging bodemkwaliteit
0
Discipline Water, wijziging oppervlaktewaterkwantiteit
0
Discipline Geluid en trillingen: wijzing geluidsniveau
0
Exploitatiefase Toename verharding
Werking turbines 0
Discipline Mens: geluidshinder
0
Discipline Fauna en flora: versnippering
0
Discipline Fauna en flora: aanvaring
0
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
Discipline Fauna en flora: verstoring fauna
- 118 -
819257/R/873173/Mech april 2010
14.2
Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijziging landschapsstructuur en -typologie
0
Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijzing landschapsbeeld en -beleving
0
Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: wijzing cultuurhistorische en erfgoedwaarde
0
Discipline Mens: veiligheid
0
Discipline Mens: lichthinder
0
Eindbeoordeling De effecten van het project zijn veelal gering en worden als neutraal beoordeeld.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
- 119 -
819257/R/873173/Mech april 2010
14.3
Watertoets
14.3.1
Oppervlaktewater Aanlegfase Het sanitair afvalwater afkomstig van de arbeiders in de werkzones (maximaal 10 arbeiders) zal behandeld worden door middel van specifieke, tijdelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties. Exploitatiefase Tijdens de exploitatiefase zijn er geen potentiële effecten aangezien er geen water wordt verbruikt en er dus ook geen afvalwater ontstaat (industrieel water, koelwater of sanitair water). Door de plaatselijke infiltratie van hemelwater afkomstig van de verhardingen zal er eveneens geen effect zijn op de af te voeren hoeveelheden hemelwater. De verharde oppervlakte zal toenemen door het plaatsen van windturbines en het voorzien van een toegangsweg. Echter door de voorziening van een gracht waarin het hemelwater kan infiltreren rondom de verharde oppervlakte zal er een gelijke of verminderde afvoer van hemelwater gerealiseerd worden. Door een infiltratiegracht te voorzien rondom de verharde oppervlaktes die gelegen zijn in overstromingszones wordt er een verhoogde buffercapaciteit voorzien waarin het water kan opgevangen worden en de mogelijke tijd krijgt om in de leembodems te infiltreren. Dit zal een neutraal tot licht positief effect met zich meebrengen voor de stroomafwaarts gelegen overstromingsgebieden. Bijgevolg kan het effect als neutraal beschouwd worden.
14.3.2
Grondwaterstand Aanlegfase Voor het uitvoeren van het project bestaat de kans er in dat de er bemerkte bemaling in de zomermaanden noodzakelijk is. Het grondwater bevindt zich namelijk op ca. 3m-mv wat overeenstemt met de funderingsdiepte. Indien het grondwater gedurende de zomermaanden dient verlaagd te worden zal de bemaling, bij een goede dimensionering, een beperkte impact hebben. De eventuele noodzakelijke grondwaterverlaging gedurende de wintermaanden zullen van die orde zijn dat ze vergelijkbaar zijn met de jaarlijkse schommeling van het grondwater. De eventuele tijdelijke impact op de naastliggende landbouwgebieden zal gedurende de wintermaanden dan ook van verwaarloosbare aard zijn. Door tijdelijke bemalingen, gedurende de aanlegfase van de funderingen, worden geen negatieve effecten verwacht. Exploitatiefase Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de locatie Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 120 -
april 2010
Voor de funderingen van de windturbines zullen ondergronds als betonnen massief, vermoedelijk van ca. 20 m diameter versterkt met paalfunderingen, worden voorzien. Deze fundering zal echter geen effect hebben op de grondwaterstroming in het gebied. De verharde oppervlakte zal toenemen door het plaatsen van windturbines. Ter hoogte van de windturbines zal door de verharding van fundering slechts ca. 1 m rond de windturbine aan de oppervlakte komen en de rest wordt afgedekt met de huidige toplaag. Aan de hand van deze toplaag zal er een gelijke infiltratie van hemelwater mogelijk zijn. De infiltratie van hemelwater zal via de toplaag op de fundering afvloeien naar de rand van de fundering en daar verder infiltreren naar de diepere ondergrond. Door de aanleg van toegangswegen zal er eveneens een verharde oppervlakte bijkomen. Het hemelwater dat op deze toegangswegen valt, zal afstromen naar de rand van de weg en daar de mogelijkheid krijgen om te infiltreren in de bodem door de aanleg van een infiltratiegracht langsheen de nieuwe toegangswegen. De werkzones bestaan uit steenslag waardoor de infiltratiemogelijkheden gelijk blijven aan de huidige situatie. De effecten naar infiltratiemogelijkheden in de werkzones zijn dan ook verwaarloosbaar. Vermits er geen wijzigen zullen optreden naar grondwater toe zullen er ook geen effecten te verwachten zijn. 14.3.3
Grondwaterkwaliteit Aanlegfase Het projectgebied is op voldoende afstand gelegen van de waterwinning van de VMW waardoor het risico voor verontreiniging van het grondwater door eventueel accidentele lozingen zeer beperkt is. Exploitatiefase Er zal geen risico zijn naar de grondwaterkwaliteit vermits er geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de locatie zal gebeuren.
14.3.4
Wijziging vegetatie Aanlegfase Omdat er geen wijziging zal zijn in de grondwaterstand gedurende de werkzaamheden is er geen effect te verwachten op de vegetatie gedurende de aanlegfase Exploitatiefase Omdat er geen wijziging in de grondwaterstand te verwachten is gedurende de werkzaamheden is er geen effect te verwachten op de vegetatie gedurende de exploitatiefase.
14.4
Natuurtoets Gezien het projectgebied niet in VEN-gebied gelegen is, volstaat een gewone natuurtoets en is geen verscherpte natuurtoets nodig. In de gewone natuurtoets worden volgende vragen behandeld: Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 121 -
april 2010
• • • 14.4.1
Is er verandering? Is er schade? Is de schade te vermijden?
Is er verandering? Aanlegfase De graafwerken voor de kabeltracés zullen leiden tot een tijdelijke vernietiging van de vegetaties. Door, waar waardevolle vegetaties voorkomen, de toplaag apart te houden en achteraf terug aan te brengen, zullen de vegetaties zich snel kunnen herstellen, zonder verlies aan waarde. Op langere termijn zal de verandering dan ook verwaarloosbaar zijn. De aanleg van de turbines zou potentieel kunnen leiden tot een verstoring van de aanwezige fauna omwille van een toename van het geluidsniveau tijdens de werken. Vanuit de discipline Geluid en trillingen blijkt echter dat het effect hiervan beperkt is tot de onmiddellijke omgeving van de werf. Gezien binnen het projectgebied zelf geen gevoelige soorten verwacht worden, zal het effect van verstoring neutraal zijn. Er wordt geen belangrijke invloed verwacht op de aanwezige broedvogels, trekvogels of vleermuizen (zie paragraaf 10.4.2). Exploitatiefase Tijdens de exploitatiefase worden geen effecten verwacht op de vegetaties in het studiegebied. Het belangrijkste verwachte effect voor fauna is echter dit van verstoring en aanvaring, voornamelijk voor vleermuizen en vogels. Alle voor vogels en vleermuizen belangrijke gebieden liggen op geruime afstand (minimum 2 km) van de turbines op Vlaams grondgebied. In de discipline Geluid en trillingen wordt aangetoond dat geen geluidsverstoring verwacht wordt op deze afstanden van het projectgebied. Ook visuele verstoring (slagschaduw of reflecties) zal op deze afstand geen effect hebben. De akkers rond het projectgebied vormen wel een mogelijk broedgebied voor kieviten. Gezien de zone die potentieel beïnvloed wordt echter voor deze vogels niet belangrijker is dan de omringende gebieden en er al een sterke verstoring is omwille van de nabijheid van de E40 en de HST, zal het effect hiervan verwaarloosbaar zijn. Er wordt dan ook belangrijke geen verstoring verwacht van de fauna omwille van het project, het effect is neutraal. Vanuit de inventarisatie blijkt dat enkel de meest westelijke zone van het projectgebied potentieel belangrijk is voor trekkende vogels. Gezien alle turbines op Vlaams grondgebied op grote afstand van deze zone gelegen zijn, zullen ze geen invloed hebben op deze trekroutes. Bovendien is de inplanting van de turbines parallel aan de E40 en het tracé van de HST. Er worden dan ook geen effecten verwacht wat betreft barrièrewerking voor vogels. Ook naar aanvaring zal het effect voor vogels neutraal zijn. Voor vleermuizen wordt verwacht dat enkel de vallei van de Kleine Gete een potentieel belangrijke vliegroute zal zijn. De rest van het landschap is zeer open zonder verbindingsmogelijkheden van KLE’s. Gezien de vallei van de Kleine Gete op geruime afstand gelegen is van de turbines op Vlaams grondgebied worden ook voor de vleermuizen geen effecten verwacht van barrièrewerking of aanvaring. Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 122 -
april 2010
14.4.2
Is er schade? Gezien de waardevolle vegetaties zich zullen kunnen herstellen, is er voor de vegetatie geen schade. Voor de fauna wordt in ieder geval geen belangrijke wijziging verwacht. Er zal dan ook geen schade zijn.
14.4.3
Is de schade te vermijden? Gezien er geen schade is, moet deze ook niet vermeden worden.
14.4.4
Conclusie Het project heeft geen significant negatieve impact op de natuur in de omgeving van het projectgebied.
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 123 -
april 2010
15
LITERATUURLIJST Bellens, J., 2001: Inventaris van de actuele toestand van de tumuli, intern rapport van Regionaal Landschap Haspengouw, s.l. Bosquet D./D. Preud’homme, 2000 : Découverte d’une enceinte Laténienne à Hannut, au lieu-dit « Trommelveld » (Belgique), Revue archéologique de Picardie 1, 1, 13-22. Bourgeois J./I. Bourgeois/B. Cherretté, 2003: Bronze Age and Iron Age Settlements in Belgium. An Overview, in: J. Bourgeois/I. Bourgeois/B. Cherretté (eds.), Bronze Age and Iron Age communities in North-Western Europe, Brussel; Van Impe, L., 2003: GingelomMolenveld, in: J. Bourgeois/I. Bourgeois/B. Cherretté (eds.), Bronze Age and Iron Age Communities in North-Western Europa, Brussel; Oost, T./L. Van Impe/J. Bastiaens, 2001: Nederzettingen uit de late bronstijd en de ijzertijd in Gingelom-Molenveld, in: Schryvers/Van Impe, 146-170. Defize-Lejeune, A.M, 1964: Répertoire bibliographique des trouvailles archéologiques de la province de Liège (Oudheidkundige repertoria 5), 109. Everaert, J., Devos, K. en E. Kuijken, 2003. Vogelconcentraties en vliegbewegingen in Vlaanderen. Beleidsondersteunende vogelatlas – achtergrondinformatie voor de interpretatie. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 2003.2 Lodewijckx, M., 1985: Silexbijl, Ons Landens erfdeel 23, 47-48. Lux, G.V., 1979: Gallo-Romeinse tumuli te Niel-bij-Sint-Truiden, Archaeologia Belgica 217, 23. Massart, C., 1994: De bewaarde Topografische studie, Brussel.
Gallo-Romeinse
tumuli
van
Haspengouw.
Paelinckx, D.; De Saeger, S.; Oosterlynck, P.; Demolder, H.; Guelinckx, R.; Leyssen, A.; Van Hove, M.; Weyembergh, G.; Wils, C.; Vriens, L.; T'jollyn, F.; Van Ormelingen, J.; Bosch, H.; Van de Maele, J.; Erens, G.; Adams, Y.; De Knijf, G.; Berten, B.; Provoost, S.; Thomaes, A.; Vandekerkhove, K.; Denys, L.; Packet, J.; Van Dam, G.; Verheirstraeten, M. (2009). Habitatkaart, versie 5.2. : indicatieve situering van de Natura 2000 habitats en de regionaal belangrijke biotopen. Integratie en bewerking van de Biologische Waarderingskaart, versie 2. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2009(4). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel : Belgium. 92 pp. Schryvers, A./L. Van Impe (eds.), Op het spoor van het verleden. Archeologie op de hogesnelheidslijn, Herent; Fock, H./C. Goffioul/H. Remy/D. Bosquet, 2008: Les traverses du temps. Archéologie et TGV, Namen. Schryvers, A./H.Degryse/K. Fechner/J. Bastiaens/P.Cosyns, 2001: Romeinse kuilen in Landen-Populieren, in: Schryvers/Van Impe 2001, 121-141. SGS, 2007. Eindrapport Studie Windturbines en Veiligheid
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 124 -
april 2010
Tractebel Engineering, 2009. Localisatienota windturbinepark E40 in Landen en Gingelom Van Impe, L./A. Schryvers/M. Van Strydonck, 2001: Drie ijzertijdkuilen in Landen, in: Schryvers/Van Impe 2001, 143-145. Vinçcotte, 2009. Etude d’incidences sur l’environnement - Permis unique relatif au projet de parc de 13 éoliennes sur les communes de Hélécine, Orp-Jauche, Lincent et Hannut
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 125 -
april 2010
16
VERKLARENDE WOORDENLIJST •
•
•
•
• •
BWK: Deze kaart wordt opgesteld door het Instituut voor Natuurbehoud. Het is een vlakdekkende kaart voor Vlaanderen met 2 informatieniveaus: een beschrijving van de aanwezige vegetaties en een waardering van deze vegetaties. Digitale bodemkaart (agiv, 1999): Alle objecten werden gedigitaliseerd en gecodeerd volgens het gebruikte classificatiesysteem: morfogenetisch voor binnen-Vlaanderen (substraat, textuur, drainage, profielontwikkeling, fase en variante) en geomorfologisch voor de Kuststreek (substraat, serie, subserie, type, subtype en variante). Deze versie van de bodemkaart is vrijwel systematisch gecontroleerd t.o.v. de analoge bodemkaart. Grondwaterstand: Grondwater ondervindt een bepaalde druk in de ondergrond. Deze wordt gemeten in peilbuizen. De hoogte (of diepte) van het wateroppervlak van het water in deze buizen wordt de grondwaterstand of stijghoogte genoemd. Het digitaal hoogtemodel (DHM): is een driedimensionele, digitale beschrijving van het aardoppervlak, opgesteld onder impuls van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (AWZ - Afdeling Waterbouwkundig Laboratorium en AMINAL Afdeling Water). Het hoogtemodel bestaat uit rastercellen van 5 op 5 meter, die de hoogte op maaiveldhoogte weergeven. De brondata voor het digitaal hoogtemodel (DHM) Vlaanderen werd opgenomen in de periode 2001 - 2004 via laseraltimetrie (LIDAR opnamen). Stroomgebied: de landoppervlakte waarvan de neerslag die er valt via grachten, beken en zijrivieren naar de rivier afstroomt TAW: tweede algemene waterpassing, referentiehoogte waar tegenover hoogtemetingen in Vlaanderen worden uitgedrukt
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 126 -
april 2010
17
LIJST VAN AFKORTINGEN • • • • • • • • • • • • • • •
AWP2: Algemene waterkwaliteitsplannen BPA: Een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) BWK: biologische Waarderingskaart van Vlaanderen DOV: databank ondergrond Vlaanderen DTM / DHM: digitaal terreinmodel / digitaal hoogtemodel GNOP: Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan SBZ-H: speciale beschermingszone van de habitatrichtlijn SBZ-V: speciale beschermingszone van de vogelrichtlijn MER: milieueffectrapport Mer: milieueffectrapportage TAW: tweede algemene waterpassing ULM: Ultra light motorised (vliegtuigtype) VEN: Vlaams ecologisch netwerk VMM: Vlaamse milieumaatschappij VMW: Vlaamse maatschappij voor watervoorziening
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech - 127 -
april 2010
Figuren
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 1: Nederlandstalige samenvatting étude d’incidences
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 2: Advies Vlaams Energie Agentschap
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 3: Bijzondere voorschriften bij de vergunning voor een archeologische prospectie met ingreep in de bodem
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 4: Soortenlijst vogels
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 5: Advies INBO
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 6: Fotomontages
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 7: Advies defensie
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 8: Milieuvergunning voor 7 turbines en 7 transformatoren in Gingelom
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 9: Milieuvergunning voor 9 turbines en 9 transformatoren in Landen
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 10: Etude d’incidences sur l’environnement’ van Vinçotte (2009)
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Bijlage 11: Metingen met per uur een indicatie van de windrichting en -snelheid
Ontheffing windpark E40 Eindrapport
819257/R/873173/Mech april 2010
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
LAeq
Point M-W-1 - Rue de Noduwez à Noduwez Du lundi 16 mars au mardi 17 mars Situation initiale
LA01
65.2 63.4 64.3 64.7 63.5 66.8 67.3 68.1 67.2 64.6 62.2 60.8 58.1 56.7 51.2 51.3 51.8 45.1 55.0 62.6 68.7
77.8 76.6 76.9 77.4 76.3 78.5 78.0 78.2 77.8 76.7 75.5 74.5 72.4 71.4 62.6 60.5 58.3 46.7 67.0 76.7 78.9
LA10
LA50
68.0 64.8 66.2 66.9 65.6 71.3 72.3 73.2 72.0 68.3 62.6 61.1 55.5 50.7 47.9 46.6 43.8 42.2 48.2 61.2 74.3
49.1 47.2 46.6 48.3 46.9 53.5 56.0 57.9 55.4 50.9 48.8 48.0 47.0 44.7 42.7 40.5 37.6 38.7 42.6 47.8 57.6
LA90
45.3 44.4 40.9 44.9 42.4 45.3 46.6 47.7 47.6 47.2 45.3 43.9 43.2 40.8 38.0 34.2 32.6 35.7 39.4 43.2 52.5
Vent
LA95
44.7 43.1 40.0 44.4 41.2 44.2 45.7 46.8 46.7 46.3 44.4 42.8 42.3 39.6 36.3 32.9 31.4 34.8 38.3 42.3 51.4
Moyennes
Valeurs
North - 2 NorthWest - 1 NorthEast - 1 NorthWest - 1 North - 2 North - 3 North - 2 North - 2 NorthEast - 2 East - 1 East - 1 NorthEast - 1 SouthEast - 2 SouthEast - 3 East - 1 SouthEast - 2 SouthEast - 2 SouthEast - 3 SouthEast - 3 South - 2 South - 2
0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
65.6
64.1
54.0
LA01
77.5
76.4
64.5
LA10
68.9
66.6
49.5
LA50
51.2
51.3
42.7
LA90
45.0
47.2
38.4
LA95
44.1
46.2
37.2
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-W-1 - Rue de Noduwez à Noduwez Du mardi 17 mars au mercredi 18 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
68.9 68.7 66.0 65.3 69.0
79.5 79.2 78.4 77.9 81.1
73.8 73.7 68.7 67.9 68.9
58.1 58.2 51.7 49.9 46.8
54.1 52.8 48.2 45.1 40.5
53.3 51.8 47.2 44.1 39.3
Vent
Moyennes
Valeurs
South - 2 South - 2 South - 1 SouthWest - 1
1 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Jour
Trans
Nuit
LAeq
67.6
N/A
N/A
LA01
79.2
N/A
N/A
LA10
70.6
N/A
N/A
LA50
52.9
N/A
N/A
LA90
48.1
N/A
N/A
LA95
47.1
N/A
N/A
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
LAeq
Point M-W-2 - Avenue Français - Rue d'Eron Du lundi 16 mars au mardi 17 mars Situation initiale
LA01
56.5 53.1 54.5 56.4 55.6 55.6 55.5 54.9 55.1 53.9 51.2 49.3 49.3 47.3 46.6 44.7 46.6 49.8 55.0 58.4
68.6 64.6 65.5 68.1 67.4 66.1 66.1 65.4 65.8 64.7 62.7 58.4 58.7 53.5 53.4 50.9 53.5 57.9 64.2 66.5
LA10
LA50
58.6 55.9 56.7 56.4 59.3 59.6 59.6 58.4 57.8 53.4 51.0 50.3 50.3 49.6 48.6 47.4 50.0 53.0 57.1 60.3
47.2 46.8 47.3 46.4 48.1 48.5 48.6 49.6 50.4 48.9 48.0 48.1 47.8 45.7 44.5 43.5 45.1 47.6 52.8 56.9
LA90
44.0 43.5 44.3 42.8 43.4 44.1 44.7 47.2 48.4 46.9 45.6 46.0 45.2 41.7 40.0 37.4 40.2 42.9 48.9 54.3
Vent
LA95
43.2 43.0 43.7 42.1 42.5 43.3 44.1 46.6 48.0 46.2 45.0 45.3 44.3 40.2 37.4 35.2 38.3 41.1 48.2 53.4
Moyennes
Valeurs
NorthWest - 1 NorthEast - 1 NorthWest - 1 North - 2 North - 3 North - 2 North - 2 NorthEast - 2 East - 1 East - 1 NorthEast - 1 SouthEast - 2 SouthEast - 3 East - 1 SouthEast - 2 SouthEast - 2 SouthEast - 3 SouthEast - 3 South - 2 South - 2
0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
55.3
54.7
48.6
LA01
66.5
64.9
56.3
LA10
58.1
55.6
50.8
LA50
47.8
51.1
46.9
LA90
44.3
48.8
42.8
LA95
43.6
48.2
41.3
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
70
dB(A)
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-W-2 - Avenue Français - Rue d'Eron Du mardi 17 mars au mercredi 18 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
58.8 58.8 56.2 55.1 55.5 53.4
67.5 67.3 65.4 66.1 67.5 65.6
60.5 61.2 58.8 57.0 57.4 55.8
57.2 56.9 53.0 49.6 48.4 46.8
55.2 54.5 49.7 46.7 45.6 42.3
54.6 54.0 49.2 46.1 45.0 41.5
Vent
Moyennes
Valeurs
South - 2 South - 2 South - 1 SouthWest - 1 North - 2
1 1 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Jour
Trans
Nuit
LAeq
56.3
N/A
N/A
LA01
66.6
N/A
N/A
LA10
58.5
N/A
N/A
LA50
52.0
N/A
N/A
LA90
49.0
N/A
N/A
LA95
48.4
N/A
N/A
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
70
dB(A)
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
LAeq
Point M-W-3 - rue de la Bruyère Du mardi 17 mars au mercredi 18 mars Situation initiale
LA01
62.4 63.5 64.9 66.4 68.2 66.8 63.8 63.5 62.4 60.6 58.7 57.2 50.8 51.5 53.6 56.3 62.9 66.5
76.1 75.8 77.3 78.2 78.7 77.7 75.4 76.5 75.0 73.6 69.8 64.0 57.6 58.0 58.2 66.8 76.1 78.3
LA10
LA50
61.3 63.9 67.1 69.2 72.6 70.1 65.4 62.4 60.4 59.2 58.5 56.7 53.8 53.6 54.9 55.6 61.4 68.7
51.9 54.9 57.6 59.6 61.5 61.3 59.6 57.5 56.0 55.3 55.5 52.9 48.9 48.7 51.4 52.5 56.4 60.6
LA90
48.8 51.3 53.4 56.7 59.0 59.0 57.1 54.3 52.9 52.6 52.6 48.6 42.0 43.5 46.8 48.9 53.4 58.1
Vent
LA95
48.0 50.3 52.4 56.1 58.4 58.3 56.3 53.3 52.1 51.7 51.7 46.9 39.8 41.4 45.6 47.9 52.6 57.3
Moyennes
Valeurs
NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
-
3 4 3 4 4 4 2 2 4 4
NorthEast NorthEast East East East East NorthEast NorthEast
-
4 3 3 2 2 2 1 1
0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
20
Jour
Trans
Nuit
LAeq
65.4
64.1
56.5
LA01
77.3
76.3
65.5
LA10
67.4
64.2
56.7
LA50
57.8
58.4
52.7
LA90
54.7
55.6
48.6
LA95
53.9
54.8
47.2
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-W-3 - rue de la Bruyère Du mercredi 18 mars au jeudi 19 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
Vent
67.8 67.1 62.9 62.7 62.6 64.4 62.9 63.5 62.9 65.8 66.9 65.8 63.9 63.3 61.4 60.5 58.6 57.5 55.3 53.0 51.3 57.5 61.6 66.6
78.5 78.0 76.2 76.1 76.5 77.2 75.9 76.6 76.0 78.3 78.6 77.4 76.7 76.8 75.0 73.8 70.0 67.2 64.0 58.7 58.0 69.9 75.3 78.6
72.0 71.1 61.6 61.1 60.4 66.7 63.5 64.3 63.7 67.9 70.9 69.5 65.6 62.1 59.4 58.0 58.1 57.3 54.0 54.7 53.7 55.7 60.4 69.6
61.6 60.4 56.4 54.3 53.0 53.1 51.9 52.4 53.5 56.9 57.7 57.6 57.0 55.2 54.9 54.2 55.0 54.1 49.3 49.4 48.8 51.0 54.2 58.7
59.2 57.1 54.0 51.2 50.3 50.0 49.3 49.5 50.4 53.6 53.9 55.1 54.2 52.5 51.8 51.1 51.8 49.8 43.8 42.5 42.4 45.9 51.9 56.5
58.7 56.3 53.3 50.3 49.6 49.2 48.6 48.7 49.4 53.0 53.0 54.5 53.4 51.6 51.0 50.3 50.8 48.3 41.9 40.0 40.8 44.5 51.2 56.0
SouthEast SouthEast NorthEast East East NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast East East NorthEast SouthEast
Moyennes
Valeurs -
2 1 3 3 3 3 4 3 4 4 3 3 2 2 1 1
SouthEast - 1 North - 1 East - 1 SouthEast - 2 SouthEast - 2 SouthEast - 2 South - 1 -
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
64.6
63.8
56.9
LA01
77.1
76.8
67.1
LA10
66.1
64.2
56.5
LA50
55.7
56.5
52.0
LA90
52.8
53.8
47.4
LA95
52.1
53.0
46.0
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-W-3 - rue de la Bruyère Du jeudi 19 mars au vendredi 20 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
67.8 67.0
78.8 78.7
72.3 71.1
59.4 56.8
56.4 52.0
55.7 51.3
Vent
Moyennes
Valeurs
North - 1
1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Jour
Trans
Nuit
LAeq
67.4
N/A
N/A
LA01
78.8
N/A
N/A
LA10
71.7
N/A
N/A
LA50
58.1
N/A
N/A
LA90
54.2
N/A
N/A
LA95
53.5
N/A
N/A
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
LAeq
Point M-W-4 : rue V. Gilles Du mardi 17 mars au mercredi 18 mars Situation initiale
LA01
59.7 63.6 63.4 65.3 64.9 63.3 61.8 60.8 59.5 60.3 56.4 53.0 51.8 54.2 56.3 60.4 64.4
66.9 74.2 72.3 74.8 70.5 67.9 70.1 65.9 64.7 66.0 62.6 60.0 59.0 60.6 61.8 65.3 68.2
LA10
LA50
60.3 63.8 64.5 65.6 66.0 65.0 63.3 62.5 61.6 61.5 59.6 56.7 55.7 57.7 59.2 63.1 65.8
57.7 60.3 61.8 62.9 64.2 62.7 60.5 59.6 58.5 58.4 55.2 51.1 49.6 52.8 55.5 59.7 63.7
LA90
55.4 56.8 59.1 60.8 62.6 60.3 57.5 56.8 55.6 54.7 50.0 44.1 40.2 45.5 50.8 56.1 61.9
Vent
LA95
54.9 55.7 58.2 60.3 62.1 59.5 56.1 55.9 54.7 53.6 48.3 41.2 37.2 42.7 49.1 54.8 61.2
Moyennes
Valeurs
NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
-
4 3 4 4 4 2 2 4 4
NorthEast NorthEast East East East East NorthEast NorthEast
-
4 3 3 2 2 2 1 1
0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
20
Jour
Trans
Nuit
LAeq
63.4
62.6
56.5
LA01
71.7
68.0
62.5
LA10
64.0
64.2
59.4
LA50
61.4
61.6
55.1
LA90
58.9
59.1
49.6
LA95
58.2
58.2
47.7
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-W-4 : rue V. Gilles Du mercredi 18 mars au jeudi 19 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
Vent
63.8 63.7 62.3 61.6 59.4 62.0 59.4 59.1 61.8 63.1 61.0 61.8
68.5 74.3 70.1 73.3 68.9 74.3 70.9 69.7 74.6 75.7 69.5 70.2
64.9 64.2 61.6 59.6 59.5 60.5 58.8 58.3 59.4 61.9 61.8 63.4
63.1 61.3 59.5 56.8 57.0 56.8 55.7 55.5 56.0 58.5 59.2 60.3
61.2 59.2 57.2 54.7 54.7 53.9 53.2 53.3 53.4 56.1 57.1 57.6
60.7 58.7 56.6 54.2 54.1 53.1 52.5 52.6 52.8 55.3 56.5 57.1
SouthEast SouthEast NorthEast East East NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
Moyennes
Valeurs -
2 1 3 3 3 3 4 3 4 4 3 3
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Jour
Trans
Nuit
LAeq
61.6
N/A
N/A
LA01
71.7
N/A
N/A
LA10
61.2
N/A
N/A
LA50
58.3
N/A
N/A
LA90
56.0
N/A
N/A
LA95
55.4
N/A
N/A
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
LAeq
Point M-V-5 : Lysemstraat - Waasmont Du jeudi 19 mars au vendredi 20 mars Situation initiale
LA01
48.3 52.9 45.7 50.0 48.4 46.5 43.7 43.0 46.6 44.3 45.5 43.9 42.2 41.4 43.0 45.5 49.5 53.4
60.0 57.4 55.1 51.2 50.8 55.1 50.0 47.8 55.4 48.9 49.7 49.3 47.8 48.7 49.4 50.6 53.7 56.6
LA10
LA50
51.1 50.8 47.8 46.8 45.7 48.9 45.6 45.3 46.2 46.5 47.7 46.6 45.2 44.6 45.9 48.0 51.9 54.9
42.4 43.4 42.2 42.9 42.8 43.7 42.9 42.2 43.4 43.7 45.2 43.0 41.3 39.9 42.1 44.9 49.2 53.2
LA90
38.5 39.5 39.8 40.4 41.0 41.7 40.6 40.2 41.1 41.3 42.5 39.6 35.8 34.2 36.4 41.1 45.3 51.3
Vent
LA95
38.0 38.8 39.2 39.9 40.5 41.2 39.6 39.6 40.4 40.8 41.9 38.8 33.9 32.6 34.3 39.4 44.4 50.9
Moyennes
Valeurs
NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
-
NorthEast NorthEast East North
-
5 6 6 6 6 5 5 3 4 3
2 2 2 1 -1 NorthEast - 1 East - 1
0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
48.6
46.7
44.4
LA01
54.9
52.5
49.8
LA10
48.5
48.0
47.1
LA50
42.9
45.4
43.7
LA90
40.2
43.3
39.5
LA95
39.6
42.6
38.3
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 20 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-5 : Lysemstraat - Waasmont Du vendredi 20 mars au samedi 21 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
Vent
52.9 54.2 49.4 52.2 71.7 44.1 42.4 45.3 47.8 44.2 43.4 47.5 46.5 43.6 40.3 43.4 43.5 42.3 42.3 43.3 37.5 35.1 40.3 42.5
56.2 62.9 57.5 61.3 84.7 53.0 50.6 57.1 60.0 52.9 50.4 54.5 51.9 48.2 45.4 48.7 48.3 47.6 48.4 49.3 43.8 40.5 49.2 50.5
54.7 56.1 52.3 55.3 71.7 44.0 43.0 45.5 46.2 46.6 45.7 49.0 48.7 45.7 42.3 45.5 45.9 45.1 45.1 46.2 40.8 37.4 43.4 44.8
52.7 52.3 47.3 49.1 57.0 40.8 39.9 40.5 40.9 41.7 42.1 46.0 45.7 43.0 39.5 42.4 43.0 41.6 41.3 42.3 35.9 34.5 37.8 41.3
50.6 50.3 43.3 45.2 43.6 38.5 37.9 38.0 38.1 39.0 39.7 43.1 43.5 40.7 37.2 40.0 40.0 36.9 37.4 38.0 31.1 31.8 34.2 37.2
50.1 49.8 42.4 44.5 42.1 38.0 37.4 37.3 37.5 38.3 39.1 42.5 43.0 40.1 36.7 39.3 39.1 35.6 36.3 36.4 29.9 31.1 33.5 36.4
NorthEast NorthEast SouthEast SouthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
Moyennes
Valeurs -
1 1 3 2 3 4 5 6 6 6 6 4 2 2 1 1
East - 2 SouthEast - 2 SouthEast - 1 South - 1 South - 1 South - 2 South - 2 South - 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
49.6
43.2
41.0
LA01
58.4
49.0
47.0
LA10
50.8
45.4
43.7
LA50
45.9
42.4
39.9
LA90
42.3
39.7
36.2
LA95
41.6
39.1
35.2
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 20 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-5 : Lysemstraat - Waasmont Du samedi 21 mars au dimanche 22 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
Vent
Valeurs
44.4 47.1 44.8 43.1 45.2 47.5 42.8 46.2 44.6 42.2 43.5 42.1 38.8 41.3 33.1 42.1 37.8 37.3 37.7 42.1 37.2 31.8 33.2 38.2
51.1 56.3 53.9 50.9 54.9 57.8 54.6 57.1 55.6 51.3 54.2 53.2 49.9 49.3 40.8 46.6 42.8 41.6 44.5 54.9 43.4 38.9 41.0 48.9
46.0 48.3 45.8 44.0 46.7 45.6 44.4 49.6 46.6 44.6 46.4 43.8 40.5 38.4 35.6 38.9 40.2 39.3 39.5 41.6 40.0 34.1 36.6 40.5
43.6 45.4 42.0 39.8 39.3 38.7 37.2 40.2 40.2 40.1 37.8 38.1 36.0 33.3 31.5 34.9 37.3 36.8 36.4 37.6 36.2 30.8 31.0 33.4
41.6 43.6 38.1 36.8 35.6 35.5 33.8 36.0 35.7 36.4 33.9 34.5 32.4 30.4 28.0 30.4 33.5 34.4 33.6 34.3 32.0 28.1 27.8 29.5
41.0 43.2 36.8 35.7 34.9 34.8 33.3 35.1 34.8 35.4 33.2 33.7 31.3 29.7 27.3 29.2 32.5 33.9 32.8 33.3 30.8 27.5 27.0 28.7
SouthEast South South North
2 2 2 2 3 3 2 3
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
20
-2 -2 -1 -1 -1 -3 -2 North - 2 -2 NorthWest - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West West West SouthWest SouthWest West West NorthWest
-
Moyennes Jour
Trans
Nuit
LAeq
44.5
37.9
37.4
LA01
54.2
47.2
44.2
LA10
46.0
38.8
38.8
LA50
40.2
33.6
35.1
LA90
36.8
30.1
31.8
LA95
36.0
29.3
30.9
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 20 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-5 : Lysemstraat - Waasmont Du dimanche 22 mars au lundi 23 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
38.3 38.8 41.7 46.2 48.9 45.1 43.7 41.6 42.5 48.3 46.4 43.6 42.1 47.5 42.4 43.7 43.2 42.1 40.4 36.4 40.0 44.0 46.2 50.0
47.4 48.7 51.3 56.7 60.8 53.1 52.2 50.5 50.1 57.0 53.9 50.5 49.7 58.7 49.0 49.3 47.4 47.0 50.3 41.3 44.6 48.7 50.0 53.0
39.0 41.5 44.7 46.8 49.2 48.3 47.4 44.6 45.7 50.4 48.6 44.5 42.8 45.0 43.8 45.4 44.9 44.4 41.9 38.9 42.3 44.7 48.5 51.5
34.6 36.1 38.2 40.2 42.0 40.0 39.8 38.7 40.7 45.0 44.0 40.2 40.8 41.6 41.6 43.1 42.8 41.5 38.1 35.8 39.5 41.8 45.7 49.8
31.7 33.4 35.0 36.3 37.1 35.1 35.1 35.0 36.0 41.1 40.8 37.9 39.4 39.8 39.9 41.2 40.7 38.5 35.4 32.1 36.4 39.0 43.2 48.2
30.8 32.9 34.3 35.6 36.2 34.3 34.4 34.3 35.1 40.0 40.1 37.3 39.1 39.2 39.4 40.6 40.1 37.8 34.6 31.0 35.3 38.3 42.5 47.8
Vent
Moyennes
Valeurs
NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest West West West SouthWest
-
3 3 3 5 5 5 5 4 5 6 5 3 3 3 4 4
SouthWest West West West West West West West
-
4 6 5 5 5 5 6 6
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
20
Jour
Trans
Nuit
LAeq
43.8
45.5
42.0
LA01
52.7
52.6
47.3
LA10
45.9
45.8
43.9
LA50
40.0
43.5
41.0
LA90
36.2
41.8
38.3
LA95
35.4
41.4
37.5
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 20 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel - Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-5 : Lysemstraat - Waasmont Du lundi 23 mars au mardi 24 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
50.3 50.6
53.5 58.2
51.2 51.4
49.5 49.5
48.1 48.1
47.7 47.6
Vent
Moyennes
Valeurs
West - 6 SouthWest - 7
1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Jour
Trans
Nuit
LAeq
50.5
N/A
N/A
LA01
55.9
N/A
N/A
LA10
51.3
N/A
N/A
LA50
49.5
N/A
N/A
LA90
48.1
N/A
N/A
LA95
47.7
N/A
N/A
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
90 80
dB(A)
70 60 50 40 30 20 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
LAeq
Point M-V-6 : Abdijstraat - Kortijs Du jeudi 19 mars au vendredi 20 mars Situation initiale
LA01
64.3 58.6 58.4 59.1 60.1 61.6 60.8 55.8 57.2 55.0 52.7 52.8 53.8 50.6 48.9 44.8 48.3 50.8 54.8 59.4
77.0 72.4 71.6 71.5 73.4 74.8 73.2 69.1 71.3 66.5 58.0 57.4 57.9 56.8 54.6 51.9 54.6 56.1 59.4 65.5
LA10
LA50
63.6 54.7 52.9 58.4 55.8 59.9 63.6 52.9 53.6 53.4 52.7 52.6 53.6 53.0 51.4 48.1 51.5 53.6 57.2 60.6
47.2 43.1 43.8 46.3 48.0 49.3 54.1 49.7 50.3 49.9 50.1 49.7 50.4 49.0 46.6 43.0 47.0 50.2 53.9 57.6
LA90
42.7 40.8 41.5 43.4 45.6 47.1 50.3 48.2 48.1 47.3 47.4 47.0 47.0 44.5 40.2 36.3 41.6 44.9 49.5 55.2
Vent
LA95
42.0 40.2 41.0 42.8 45.1 46.5 49.5 47.7 47.4 46.7 46.7 46.1 45.8 43.1 38.4 34.5 39.9 42.6 47.9 54.6
Moyennes
Valeurs
NorthEast North NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
-
NorthEast NorthEast East North
-
5 5 5 6 6 6 6 5 5 3 4 3
2 2 2 1 -1 NorthEast - 1 East - 1
0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
59.8
56.1
50.6
LA01
72.9
65.3
56.1
LA10
57.7
55.1
52.6
LA50
47.7
52.0
48.7
LA90
45.0
49.5
43.9
LA95
44.4
48.9
42.3
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-6 : Abdijstraat - Kortijs Du vendredi 20 mars au samedi 21 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
Vent
60.6 62.0 58.6 62.8 61.1 59.8 61.5 62.5 61.6 60.8 61.2 58.9 57.6 55.6 53.9 50.8 52.3 53.9 54.1 52.9 49.9 50.8 52.6 55.4
73.7 75.4 71.6 73.8 74.4 70.3 72.0 74.3 74.4 73.1 73.8 72.1 70.4 65.3 64.7 55.4 57.8 59.0 60.8 59.5 57.5 58.8 59.6 60.6
58.9 58.6 53.9 58.2 59.1 49.9 51.7 58.4 56.8 61.2 63.7 55.0 55.8 54.7 52.0 51.3 53.7 54.4 57.0 55.8 53.6 54.8 55.7 57.8
55.6 51.7 48.5 50.0 49.0 44.4 44.2 45.4 45.9 47.8 49.7 50.9 53.0 51.7 48.6 48.2 50.3 50.4 52.1 50.6 47.9 48.3 50.8 54.1
53.4 48.7 46.1 47.0 43.7 41.9 41.8 42.4 43.1 43.8 45.5 47.9 51.0 49.0 45.4 45.2 46.7 46.4 46.2 43.9 39.0 39.5 44.7 49.4
52.9 48.1 45.4 46.1 42.9 41.2 41.2 41.7 42.5 43.2 44.8 47.2 50.2 48.2 44.6 44.4 45.6 45.2 44.3 42.1 36.2 37.8 43.2 47.8
NorthEast NorthEast SouthEast SouthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast NorthEast
Moyennes
Valeurs -
1 1 3 2 3 4 5 6 6 6 6 4 2 2 1 1
East - 2 SouthEast - 2 SouthEast - 1 South - 1 South - 1 South - 2 South - 2 South - 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Jour
Trans
Nuit
LAeq
61.0
55.6
52.2
LA01
73.2
65.3
58.6
LA10
57.1
55.1
54.5
LA50
48.6
51.9
49.8
LA90
45.4
48.7
44.0
LA95
44.8
47.7
42.4
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-6 : Abdijstraat - Kortijs Du samedi 21 mars au dimanche 22 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
Vent
Valeurs
61.2 59.7 59.4 58.8 58.3 59.2 60.8 58.5 60.6 56.4 65.0 58.9 57.3 54.2 54.3 53.9 53.5 55.1 54.9 54.4 54.0 48.1 48.2 50.3
70.2 71.6 73.2 72.5 72.6 71.8 72.9 71.6 73.8 71.0 72.3 72.4 69.7 62.7 65.0 59.9 58.3 60.7 61.1 61.3 60.7 56.1 54.7 56.6
59.9 60.2 54.9 55.0 55.9 62.0 64.3 60.0 59.5 52.1 58.3 56.2 56.4 54.8 53.3 55.6 55.0 57.3 56.9 57.2 56.6 50.3 50.2 50.8
56.8 55.4 49.7 43.8 43.8 47.5 45.0 44.8 43.7 42.7 47.5 51.7 53.1 51.0 49.4 51.7 52.0 53.9 53.1 52.4 51.8 44.8 45.5 45.9
53.7 51.7 45.4 41.0 41.1 41.8 40.7 40.0 39.7 39.8 42.8 48.5 50.8 47.5 45.7 47.5 48.6 50.0 48.3 46.0 45.4 38.5 40.6 42.4
52.6 51.0 44.2 40.3 40.5 41.1 39.7 39.2 39.0 39.1 41.6 47.6 50.2 46.6 44.8 46.1 47.8 48.4 46.3 43.8 42.7 35.6 39.1 41.5
SouthEast South South North
2 2 2 2 3 3 2 3
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
20
-2 -2 -1 -1 -1 -3 -2 North - 2 -2 NorthWest - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West - 2 West West West SouthWest SouthWest West West NorthWest
-
Moyennes Jour
Trans
Nuit
LAeq
59.7
54.0
52.8
LA01
72.2
63.5
59.1
LA10
58.2
53.8
54.9
LA50
47.7
49.9
50.7
LA90
43.9
46.6
45.6
LA95
43.0
45.8
43.7
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-6 : Abdijstraat - Kortijs Du dimanche 22 mars au lundi 23 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
51.6 53.8 51.8 56.9 57.2 58.5 58.5 56.1 56.9 58.6 60.9 59.7 58.6 59.2 58.9 57.0 56.7 53.7 52.1 49.7 51.5 54.6 58.8 63.2
63.2 65.4 61.5 70.4 71.8 71.9 73.2 70.5 71.1 72.1 73.6 71.7 69.0 67.5 66.4 62.0 65.7 59.8 58.5 56.7 57.8 59.9 64.8 67.5
48.5 46.9 50.2 53.1 55.3 51.9 55.6 52.5 55.0 56.7 59.7 59.2 59.1 60.2 59.7 58.6 57.7 56.7 54.6 52.7 54.8 57.0 61.3 64.7
44.5 43.3 46.7 48.0 49.5 47.5 47.7 47.0 48.7 52.2 53.3 55.4 56.2 57.3 57.0 55.7 54.1 52.8 49.2 47.4 50.2 52.7 57.4 62.4
41.6 40.7 43.2 45.5 46.1 44.6 44.8 43.9 45.0 49.9 50.6 53.1 54.1 54.9 54.2 52.7 50.0 47.6 41.3 39.9 44.0 46.6 52.7 60.1
40.8 40.1 42.3 44.9 45.4 43.9 44.0 43.2 44.1 49.2 50.0 52.5 53.5 54.2 53.2 51.7 48.5 46.0 38.4 38.0 42.3 44.6 51.1 59.4
Vent
Moyennes
Valeurs
NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest NorthWest West West West SouthWest
-
3 3 3 5 5 5 5 4 5 6 5 3 3 3 4 4
SouthWest West West West West West West West
-
4 6 5 5 5 5 6 6
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
20
Jour
Trans
Nuit
LAeq
56.7
60.0
54.3
LA01
69.7
67.6
60.7
LA10
53.7
60.9
56.7
LA50
48.7
58.2
52.4
LA90
45.8
55.8
46.9
LA95
45.0
55.1
45.1
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
Evolution du niveau acoustique Daily table
Client
Electrabel Hannut
Point de mesure Période Remarques Période de
à
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 0 1 2 3 4 5 6 7
Point M-V-6 : Abdijstraat - Kortijs Du lundi 23 mars au mardi 24 mars Situation initiale
LAeq
LA01
LA10
LA50
LA90
LA95
64.6 64.6 62.3
74.4 75.6 71.3
64.4 64.8 63.6
61.8 62.0 61.1
59.4 59.7 58.8
58.8 59.2 58.1
Vent
Moyennes
Valeurs
West - 6 SouthWest - 7 West - 9
1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Jour
Trans
Nuit
LAeq
63.8
N/A
N/A
LA01
73.8
N/A
N/A
LA10
64.3
N/A
N/A
LA50
61.6
N/A
N/A
LA90
59.3
N/A
N/A
LA95
58.7
N/A
N/A
Niveaux en dB(A) re 20 µPa Filter -- Région Wallonne
80
dB(A)
70
60
50
40
30 7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
0
Time LAeq
LA01
LA50
LA95
1
2
3
4
5
6
nv VINÇOTTE ENVIRONMENT Contactadres: Business Class Kantorenpark ▪ Jan Olieslagerslaan 35 ▪ 1800 Vilvoorde ▪ België Tel +32 (0)2 674 57 11 ▪ fax +32 (0)2 674 51 82 ▪
[email protected] ▪ www.vincotte.com Sociale Zetel: Diamant Building ▪ A. Reyerslaan 80 ▪ 1000 Brussel ▪ België
Safety, quality and environmental services Contract beheerd door SECTIE STUDIES
MILIEU-IMPACTSTUDIE Enige vergunning met betrekking tot het bouwproject van een windturbinepark bestaande uit 13 windturbines op het grondgebied van Hélécine, Orp-Jauche, Lincent en Hannut
GREENSKY CVBA WINDTURBINEPARK LANGSHEEN DE E40
Bijlage 3.6
REF: 5RE-51-60209918- 01-001
VINCOTTE ENVIRONMENT
Rapport 51- 60209918- 01-001
Oktober 2009
Page 1/1
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Inhoudstabel 1 2
3
4
5
INLEIDING .............................................................................................. 5 DISCIPLINE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN......................................... 7 2.1 Identificatie van het bestudeerde gebied .............................................................................. 7 2.2 Oorspronkelijke situatie ...................................................................................................... 7 2.2.1 Reliëf ............................................................................................................................ 7 2.2.2 Bodemgebruik................................................................................................................ 7 2.2.3 Structuur van het landschap............................................................................................ 8 2.2.4 Bebouwing..................................................................................................................... 9 2.2.5 Patrimonium ................................................................................................................ 10 2.3 Effecten te wijten aan de constructie van het project........................................................... 11 2.3.1 Op het landschap en de bebouwing ............................................................................... 11 2.3.2 Op het patrimonium ..................................................................................................... 12 2.4 Effecten te wijten aan de morfologie en de exploitatie van het project .................................. 12 2.4.1 Op het landschap en de bebouwing ............................................................................... 12 2.4.2 Op het patrimonium ..................................................................................................... 19 2.4.3 Co-visibiliteit met andere windturbineparken................................................................... 19 2.4.4 Stroboscopisch effect.................................................................................................... 19 2.5 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 20 2.6 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 20 DISCIPLINE MENS.................................................................................. 21 3.1 Huidige situatie ................................................................................................................ 21 3.1.1 Bevolking..................................................................................................................... 21 3.2 Effecten te wijten aan de bouw van het project .................................................................. 21 3.3 Effecten te wijten aan de morfologie en de exploitatie van het project .................................. 22 3.3.1 Evaluatie van de milieukosten / Economische waarde van onroerende goederen................ 22 3.3.2 Effecten op naburige activiteiten.................................................................................... 22 3.4 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 22 3.5 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 22 DISCIPLINE GELUID............................................................................... 23 4.1 Inleiding .......................................................................................................................... 23 4.2 Wettelijk kader................................................................................................................. 23 4.2.1 Waalse reglementering ................................................................................................. 23 4.2.2 Nederlandse wetgeving................................................................................................. 23 4.2.3 Vlaamse reglementering ............................................................................................... 24 4.3 Initiële situatie ................................................................................................................. 24 4.4 Mogelijke effecten te wijten aan de bouw van het project .................................................... 24 4.4.1 De werffase voor de aanleg, verbreding en verharding van toegangswegen en voor de aanleg van elektrische bekabeling en de werffase voor de inplanting van de windturbines .............. 25 4.4.2 Het wagenpark............................................................................................................. 25 4.4.3 Conclusie..................................................................................................................... 25 4.5 Potentiële effecten te wijten aan de exploitatie ................................................................... 25 4.5.1 Methodologie ............................................................................................................... 25 4.5.2 De geluidsemissies ....................................................................................................... 26 4.5.3 Evaluatie van de effecten .............................................................................................. 26 4.5.4 Effecten op het niveau van het omgevingsgeluid ............................................................. 28 4.5.5 Wagenpark .................................................................................................................. 28 4.5.6 Besluit ......................................................................................................................... 28 4.6 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 28 4.7 Aanbevelingen genomen door de auteur van de studie ........................................................ 29 DISCIPLINE FAUNA EN FLORA ................................................................ 30 5.1 Huidige situatie – Ecologisch patrimonium en wettelijk kader ............................................... 30
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
1
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
6
7
8
9
10
5.1.1 Beschermde gebieden (andere dan Natura 2000) ............................................................ 30 5.1.2 Netwerk Natura 2000.................................................................................................... 31 5.1.3 Inventaris van gebieden met een biologische waardering................................................. 31 5.1.4 Vogelatlas in Vlaanderen ............................................................................................... 32 5.2 Huidige situatie – Milieu in de nabijheid van de locatie......................................................... 32 5.2.1 Inleiding ...................................................................................................................... 32 5.2.2 Fauna.......................................................................................................................... 32 5.3 Potentiële effecten te wijten aan de constructie van het project ........................................... 33 5.4 Potentiële effecten te wijten aan de morfologie en de exploitatie van het project ................... 34 5.4.1 Sites met biologische waardering ................................................................................... 34 5.4.2 Broedvogels, trekvogels, trekroutes, vleermuizen et andere soorten ................................. 34 5.5 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 35 5.6 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 35 5.6.1 Werffase...................................................................................................................... 35 5.6.2 Exploitatiefase.............................................................................................................. 35 DISCIPLINE BODEM ............................................................................... 36 6.1 Huidige situatie ................................................................................................................ 36 6.1.1 Bodem en ondergrond .................................................................................................. 36 6.1.2 Grondwater ................................................................................................................. 36 6.1.3 Belangrijke natuurlijke risico’s........................................................................................ 37 6.2 Potentiële effecten te wijten aan de bouw van het project ................................................... 37 6.2.1 Stabiliteit van de bodem en de ondergrond..................................................................... 37 6.2.2 Bodemerosie en verdichting .......................................................................................... 37 6.2.3 Verontreiniging van de bodem en het grondwater ........................................................... 37 6.2.4 Uitgegraven grond........................................................................................................ 38 6.3 Potentiële effecten te wijten aan de morfologie en de exploitatie van het project ................... 38 6.3.1 Grondwater ................................................................................................................. 38 6.4 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 38 6.5 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 38 6.5.1 Werffase...................................................................................................................... 38 6.5.2 Exploitatiefase.............................................................................................................. 38 OPPERVLAKTEWATER ............................................................................ 39 7.1 Huidige situatie ................................................................................................................ 39 7.2 Potentiële effecten te wijten aan de constructie van het project ........................................... 39 7.3 Potentiële effecten te wijten aan de morfologie en de exploitatie van het project ................... 39 7.4 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 40 7.5 aanbevelingen door de auteur van de studie....................................................................... 40 DISCIPLINE LUCHT ................................................................................ 41 8.1 Potentiële effecten te wijten aan de constructie van het project ........................................... 41 8.2 Potentiële effecten te wijten aan de exploitatie en het onderhoud van het project.................. 41 8.3 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 41 8.4 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 41 AFVAL ................................................................................................... 42 9.1 Potentiële effecten te wijten aan de constructie van het project ........................................... 42 9.2 Potentiële effecten te wijten aan de exploitatie en het onderhoud van het project.................. 42 9.3 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 42 9.4 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 42 VEILIGHEID........................................................................................... 43 10.1 Veiligheid en conformiteit van de uitrusting ........................................................................ 43 10.2 Signalisatie van het materieel ............................................................................................ 43 10.3 HST-lijnen en autosnelwegen ............................................................................................ 43 10.4 Wegen en landbouwwegen ............................................................................................... 43 10.5 Effecten op de menselijke gezondheid................................................................................ 44 10.5.1 Inleiding .................................................................................................................. 44 10.5.2 Geluid ..................................................................................................................... 45
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
2
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
11
12
10.5.3 Stroboscopisch effect................................................................................................ 46 10.5.4 Insluitings- en vernietigingseffect............................................................................... 46 10.5.5 Infrasone trillingen ................................................................................................... 46 10.6 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 47 10.7 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 47 PUBLIEKE INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING......................................... 48 11.1 Huidige situatie ................................................................................................................ 48 11.1.1 Transportinfrastructuur ............................................................................................. 48 11.1.2 Telecommunicatie .................................................................................................... 48 11.1.3 Luchtruim ................................................................................................................ 48 11.2 Potentiële effecten te wijten aan de constructie van het project ........................................... 49 11.2.1 Traject en belang van het wagenpark......................................................................... 49 11.2.2 Lokale aanpassing van de weginfrastructuur ............................................................... 49 11.3 Potentiële effecten te wijten aan de morfologie en de exploitatie van het project ................... 49 11.3.1 Transportinfrastructuur ............................................................................................. 49 11.3.2 Telecommunicatie-uitrusting...................................................................................... 50 11.3.3 Luchtruim ................................................................................................................ 50 11.4 Maatregelen genomen door de opdrachtgever .................................................................... 50 11.5 Aanbevelingen door de auteur van de studie ...................................................................... 50 BESLUIT................................................................................................ 51
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
3
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Lijst met Figuren Figuur 1-1 : Ligging van het windturbinepark Figuur 2-1 : Ligging van beschermde erfgoedelementen Figuur 2-2 : Kaart met de visuele impact Figuur 2-3 : Ligging van de fotomontages Fotomontage 1 Fotomontage 37 Fotomontage 38 Fotomontage 39 Fotomontage 40 Fotomontage 41 Fotomontage 42 Fotomontage 43 Fotomontage 59 Fotomontage 60 Fotomontage 61 Fotomontage 62 Fotomontage 63 Figuur 2-4 : Illustratie van het stroboscopisch effect Figuur 4-1 : Kaart met de berekende geluidsniveaus bij een windsnelheid van 5 m/s Figuur 4-2 : Kaart met de berekende geluidsniveaus bij een windsnelheid van 8 m/s Figuur 4-3 : Ligging van de referentiepunten voor de puntanalyse van de geluidsimpact van het project Figuur 5-1 : Sites van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) omheen het project Figuur 5-2 : Ligging van holle wegen en gevoelige schuilplaatsen voor fauna en flora
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
4
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
1
INLEIDING
Onderliggend document werd opgesteld in het kader van een ‘étude d’incidences sur l’environnement’ (‘effectenstudie op het milieu’), in combinatie met een aanvraag tot het verkrijgen van een ‘permis unique’ (‘enige vergunning’), voor de constructie en exploitatie van een windturbinepark van de onderneming Greensky. Het park bestaat uit 13 windturbines op het grondgebied van de gemeenten Hélécine, Orp-Jauche, Lincent en Hannut (gelegen in het Waals Gewest van België). Greensky bestaat heden uit Electrabel, Infrabel en Telfin; ingeval de vergunning wordt toegekend, zullen de steden Landen en Sint-Truiden zich aansluiten bij deze onderneming. De impactstudie, die het onderwerp vormt van onderliggend document, omvat de evaluatie van mogelijke effecten die te wijten zijn aan de windturbines ingeplant in Wallonië op het milieu van een ander Europese lidstaat, van een ander lid van de Espoo conventie, van een andere regio of van een andere gemeente. In dit geval gaat het om het Vlaams Gewest. Het project dat onderworpen is aan de ‘étude d’incidences’ betreft de bouw en exploitatie van 13 windturbines met een maximaal totaal vermogen van 3 MW en een maximale hoogte (geheven wiek) van 150 m. De 13 windturbines die het voorwerp uitmaken van de aanvraag tot ‘permis unique’, maken deel uit van een groter windturbinepark dat windturbines omvat in het Waals Gewest (13 windturbines – W1 t.e.m. W13) en het Vlaams Gewest (16 windturbines – V1 t.e.m. V16). De aanvraag heeft nochtans enkel betrekking op de windturbines gesitueerd in Wallonië (met uitsluiting van de windturbines in Vlaanderen waarvoor de vergunning zal aangevraagd worden bij de bevoegde Vlaamse overheidsdiensten). Hierdoor is elke vermelding, beschrijving of ‘étude d’incidences’ met betrekking tot de windturbines gesitueerd in Vlaanderen uitsluitend informatief en bedoeld om de Waalse overheid toe te laten een beslissing te nemen, met kennis van alle informatie. De aanvraagprocedure tot het verkrijgen van een vergunning voor de inplanting van windturbines in het Vlaams Gewest loopt parallel met de aanvraag tot ‘permis unique’ in Wallonië. De Lambert-coördinaten van de 13 windturbines in Wallonië worden weergegeven in Figuur 1-1 en in de Tabel 1-1 waarin eveneens de afstand tussen deze windturbines en het Vlaams Gewest wordt aangegeven.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
5
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Tabel 1-1 : Lambert-coördinaten van de geplande windturbines in het Waals Gewest Benaming
Gemeente
X (m)
Y (m)
Z (m)
Windturbine n°W1
Hélécine
191206
159974
72
200 m ten ZO
Windturbine n°W2
Hélécine
191357
159708
80
500 m ten ZO
Windturbine n°W3
Hélécine
191480
159490
86
785 m ten ZO
Windturbine n°W4
Hélécine
191691
159244
83
1 075 m ten ZO
Windturbine n°W5
Hélécine
193711
157496
82
3 575 m ten ZW
Windturbine n°W6
Orp-Jauche
194051
157348
87
3 475 m ten ZW
Windturbine n°W7
Lincent
195560
156871
99
2 200 m ten ZW
Windturbine n°W8
Lincent
196040
156785
96
1 750 m ten ZW
Windturbine n°W9
Lincent
197376
156695
103
670 m ten ZW
Windturbine n°W10
Lincent
197779
156676
115
400 m ten ZW
Windturbine n°W11
Lincent
198219
156638
111
85 m ten ZW
Windturbine n°W12
Hannut
201805
155399
135
15 m ten O
Windturbine n°W13
Hannut
202097
155260
135
315 m ten O
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
Afstand en oriëntatie t.o.v. Vlaams Gewest
6
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
2
2.1
DISCIPLINE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN
IDENTIFICATIE VAN HET BESTUDEERDE GEBIED
De studie van de visuele impact van de windturbines op het landschap werd gerealiseerd binnen een uitgebreide perimeter van 19,2 km omheen de windturbines. Deze afstand is het resultaat van de berekening volgens de formule vermeld in het document Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région wallonne ter bepaling van de zone met potentiële visuele impact1, waarbij de totaliteit van het windturbineproject in rekening wordt gebracht : 13 windturbines in het Waals Gewest en 16 in het Vlaams Gewest.
2.2
OORSPRONKELIJKE SITUATIE
2.2.1
Reliëf
Binnen de bestudeerde perimeter varieert het reliëf tussen 50 en 150 m. Het bestudeerde terrein bestaat uit een uitgestrekt plateau dat een lichte glooiing naar het noorden vertoont. Het reliëf is licht golvend, hetgeen bijdraagt tot de verscheidenheid in vergezichten en tot de kwaliteit van het landschap. Op dit plateau tekent de vallei van de Kleine Gete zich duidelijk af, met een relatief ingebed reliëf. De amplitude van het reliëf tussen de voet van de vallei en het plateau varieert tussen 40 en 60 meter. De vallei van de Kleine Gete herbergt verschillende dorpjes als Orp-le-Petit, Orp-le-Grand, Pellaines, Linsmeau, Opheylissem, Neerheylissem,… In een grotere perimeter bevindt zich de uitgestrekte vallei van de Grote Gete ten noorden van de autosnelweg E40, tussen Tienen en Sint-Truiden. Deze vallei loopt van het zuidwesten naar het noordoosten. 2.2.2
Bodemgebruik
De 13 windturbines in het Waals Gewest worden ingepland in landbouwgebied en in de nabijheid van bestaande plattelandswegen. Dit landbouwgebied wordt heden ingenomen door velden, die verspreid liggen op het plateau, op de hellingen van de valleien en in mindere mate in de dalen. De meerderheid van de dorpen is ingeplant in de valleien en op de hellingen met uitzondering van Racour en Hannut die zich dichtbij of op een hellingsrug bevinden. Weilanden zijn over het algemeen in en omheen de dorpen en in de valleien terug te vinden (de Kleine Gete en zijn bijrivieren, de Lange Beek in Crenwick). De meerderheid van de bossen is gelegen in de valleien. Deze vormen een visuele grens en dragen bij tot de diversiteit van het landschap. Hoewel ze redelijk beperkt aanwezig zijn in dit landschap, dragen ze bij tot de kwaliteit ervan. Het bijzondere karakter van het bestudeerde gebied is te wijten aan percelen met fruitbomen, meer bepaald appel- en perenbomen. Deze fruitteelt is niet alleen zeer verspreid terug te vinden in Vlaanderen, maar ontwikkelt zich ook in Waalse gemeenten zoals in Racour, Bertrée, Cras-Avernas, Poucet, … Het betreft hier
1
De gebruikte formule binnen het referentiekader is R = (100 + E) x h met R : straal van de bestudeerde zone E = 29 (Aantal geplande windturbines van het project waarvan 13 windturbines in het Waals Gewest en 16 windturbines in het Vlaams Gewest) H = 149 (maximale hoogte van een windturbine gemeten tot aan de piek) Voor het windturbinepark in kwestie is R volgens deze fomule gelijk aan 19,2 km
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
7
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
intensieve fruitteelt ; de bomen zijn meestal rondvormig gesnoeid (geen hoogstambomen) (spilvormig, pyramidaal, kolomvormig, vaasvormig, …). De hellingsruggen en de vrije ruimten die voornamelijk door velden worden ingenomen, bieden interessante vergezichten op het landschap en de dorpen. De omgeving herbergt weinig gebouwen. De boerderijen zijn voor het merendeel gelegen in de dorpen. Nieuwe huizen werden en worden nog steeds gebouwd in de dorpen en in de directe omgeving ervan, langsheen de nabijgelegen (regionale) wegen. De landelijke omgeving vertoont een netwerk van meestal gebetonneerde wegen, wat te wijten is aan herverkaveling. Dit gebied wordt gekenmerkt door het feit dat de landbouwgronden weinig geïsoleerde bomen, struiken, struikgewas en hagen herbergen. Dit verklaart waarom het landschap, met uitzondering van de valleien en dorpen, een onbelemmerd uitzicht vertoont. Een tankstation in Vlaanderen bevindt zich op ongeveer 250 m ten NW van de geplande windturbine W1 op Waals grondgebied. 2.2.3
Structuur van het landschap
De landschapsstructuur van het bestudeerde gebied wordt gekarakteriseerd door het uitgestrekte plateau met een lichte glooiing naar het noorden toe. Het plateau wordt omgeven door valleien en kleine dalen. Het landschap is open, licht golvend, overwegend horizontaal en hoofdzakelijk bestaande uit landbouwgebied. De valleien van de Kleine Gete en van de Jeker creëren de meeste structuur, maar de andere valleien en dalen spelen hier ook een rol in. Ze vormen een contrast met het plateau door de aanwezigheid van dorpen, graslanden en bossen. De lijnen van de hellingsruggen zijn landschapsvormend, ze vormen voor bepaalde gezichtspunten de horizon en een visuele limiet. Klokkentorens, watertorens, … zijn referentiepunten waarvan sommige bijdragen tot de kwaliteit van het landschap. Communicatie-infrastructuur, zoals de autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn, zijn structurele landschapselementen gevormd door de mens. Ze vormen een fysieke barrière in dit gebied en landschap. Dit landschap biedt verschillende zichten van korte of gemiddelde afstand en panoramische vergezichten. Hoewel weinig aanwezig in het landschap, vormen bossen volledige of partiële visuele obstakels voor bepaalde windturbines van het project. Het netwerk van graslanden en bomen in de valleien en dalen draagt bij tot de kwaliteit van het landschap en van de dorpssilhouetten.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
8
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
2.2.4
Bebouwing
Dit gebied in Vlaanderen wordt gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid en dus door een grote hoeveelheid aan groene ruimte. Deze gebieden zijn volgens het gewestplan vooral landbouwgebieden en, in mindere mate, landschappelijk waardevolle agrarische gebieden (vooral in Hoegaarden), natuurgebieden en parkgebieden. Het centrum van Hoegaarden bevindt zich op 4 km van de windturbine W1, het centrum van de stad Landen ligt op 3,5 km van de windturbine W11 en het centrum van Gingelom tenslotte bevindt zich op 3,6 km van de windturbine W12. De Tabel 2-1 verzamelt alle woonzones in de steden/gemeenten Landen, Gingelom, Tienen en Hoegaarden die het dichtst gelegen zijn bij de projectlocatie.
Tabel 2-1 : Woonzones van de steden Landen, Gingelom, Tienen et Hoegaarden het dichtst gelegen bij de projectlocatie Woongebied
Afstand tot de dichtstbijgelegen windturbine2
Oriëntatie t.o.v. windturbinepark
Tienen Goetsenhoven
1,8 km van W1
N
2,6 km van W1
NW
2 km van W11
O
Hoegaarden Outgaarden
Landen Walshoutem
1,5 km van W12
NW
3,5 km van W11
NO
2,2 km van W12
NW
1 km van W11
NO
3,3 km van W12
NW
2,8 km van W11
NO
3,3 km van W12
NW
450 m van V13 en
NO
2 640 m van W13
O
Montenaken
1,9 km van W13
NO
Kortijs
2,9 km van W13
O
Vorsen
4,2 km van W13
O
Geïsoleerde woning
450 m van V5 en
N
1 640 m van W11
O
Wezeren Waasmont Walsbets Geïsoleerde woning
Gingelom
2
Afstand gemeten t.o.v. de wieken van de windturbines
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
9
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Alle woonzones gesitueerd in het Vlaams Gewest die hierboven worden vermeld, zijn volgens het gewestplan gelegen in woongebied met een landelijk karakter. Een geïsoleerde woning in landbouwzone bevindt zich in de nabijheid van de projectlocatie op het grondgebied van Landen (deelgemeente Walshoutem) op 450 m ten NO van de windturbine V13 en op 2 640 m ten O van de windturbine W13. Een andere geïsoleerde woning ligt op het grondgebied van Gingelom (deelgemeente Kortijs) op 450 m ten N van de windturbine V5 en op 1 640 m ten O van de windturbine W11. Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan 1 km afstand van een Vlaamse woonzone. 2.2.5
Patrimonium
In Vlaanderen kunnen monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten beschermd worden door de wetgever. De monumenten (of het geheel van monumenten) en de beschermde sites moeten een waarde van algemeen belang hebben (artistiek, wetenschappelijk, historisch, folkloristisch, industriehistorisch, …). Naast individuele monumenten kan ook een geheel van monumenten beschermd en erkend worden. Landschappen kunnen eveneens worden beschermd in Vlaanderen. In zones met een beschermd landschap is de bebouwing zeer beperkt of afwezig. Deze zones kunnen als natuurlijk of cultureel worden geklasseerd. Er bestaan verschillende maatregelen betreffende de bescherming van landschappen : - het bestaan van een beschermingscommissie, - een bewaringsplan, - de toekenning van subsidies voor het onderhoud. Daarnaast kan de term ‘waardevol landschap’ aangegeven worden op de landschapsatlas. Waardevolle landschappen zijn gebaseerd op zogenaamde ankerplaatsen. Dit zijn de meest landschappelijke waardevolle gebieden van Vlaanderen, waarin zich een geheel van verschillende uit het verleden overgedragen elementen (landschappen, monumenten, archeologische elementen) bevindt. Een landschapsatlas maakt melding van dergelijke landschappen. Tenslotte kunnen ook archeologische sites en monumenten beschermd worden door de Vlaamse wetgeving. Op dit moment zijn slechts 2 archeologische sites beschermd in Vlaanderen. Landschappelijke waardevolle gebieden in Vlaanderen bevinden zich in de nabijheid van de geplande windturbines in Wallonië. Volgende gebieden worden aangetroffen : - Een uitgebreid gebied op 250 m ten NO van de windturbines W1 tem W4, - Een gebied op 5 km ten N van de windturbines W5 en W6, - Een gebied op 5 km ten N van de windturbines W7 en W8, - Een gebied op 2 km ten N van de windturbines W12 en W13.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
10
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Tabel 2-2 vermeldt de beschermde sites gelegen in de nabijheid van de projectlocatie. Figuur 2-1 geeft de ligging van deze sites weer.
Tabel 2-2 : Patrimonium gelegen in de nabijheid van het project ID
Gemeente
Naam
Bescherming
1
Hoegaarden
Beschermd landschap
2
Hoegaarden
Baroniestraat 7 : omgeving van de hoeve Omgeving huize Nazareth
3
Hoegaarden
4
Landen
5
Landen
6
Landen
7
Landen
8
Gingelom
Kasteel van Ast met kasteelpark Tumulus ‘Waasmontse Tom’ met zijn omgeving Dorpstraat 74 en Bormansstraat 8-9 : omgeving van de 3 gesloten hoeves Omgeving van de boerderij Janshoven Walhostraat 41 : omgeving van de hoeve De ‘Drie Tommen’, de ‘Twee Tommen’ en de ‘Tom van Montenaken’ met hun respectievelijke omgeving
Beschermd dorpsgezicht Beschermd dorpsgezicht Beschermd dorpsgezicht Beschermd landschap
Afstand t.o.v. de dichtstbijgelegen windturbine 1,5 km ten NW van W1 2 km ten NW van W1 2,7 km ten NW van W1 1,4 km ten N van W11 2 km ten NW van W12
Beschermd landschap
3 km ten NW van W12
Beschermd landschap
2 km ten NW van W12
Beschermd dorpsgezicht
3,75 km ten NO van W13 4,25 km ten NO van W13 1,4 km ten NO van W13
Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan 1,4 km van een beschermde patrimoniumsite in Vlaanderen. Een landschappelijk waardevol gebied in Vlaanderen bevindt zich op 250 m ten NW van de windturbines W1 t.e.m. W4. 2.3
EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE CONSTRUCTIE VAN HET PROJECT
2.3.1
Op het landschap en de bebouwing
De effecten door de bouw van geplande windturbines in het Waals Gewest op het landschap en de bebouwing in Vlaanderen gedurende de werfwerkzaamheden omvatten enerzijds de aangebrachte veranderingen aan de geplande locatie en het landschap en anderzijds de progressieve bouw van de windturbines en hun verschijnen in het landschap. De verandering van het gebied waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden en van het landschap gebeurt door de aanleg van een werkplatform van 1 600 m² aan de voet van elke windturbine. Het landbouwgebied zal veranderen in een werfzone. Deze veranderingen zullen zichtbaar zijn in de onmiddellijke omgeving. De vorming van deze werkplatformen gaat gepaard met de aanwezigheid van werfmachines. Voor de bouw van de windturbines zijn een kraan van 500 t en een grote hijskraan (800 t) nodig. Deze laatste kraan zal vanop grote afstand zichtbaar zijn door zijn afmetingen. De aanvoer op de werkplatformen, de opbouw en de afbraak van dergelijke kranen zal de aandacht trekken van kijklustigen, net zoals de doorgang van uitzonderlijk vervoer voor de levering van onderdelen op de
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
11
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
werkplatformen. Het transport van uitzonderlijk vervoer zal echter beperkt zijn tot de periode van montage van de windturbines. De bouw van de windturbines zal ongeveer 14 maanden in beslag nemen. Hun geleidelijke verschijning zal bijdragen tot de verandering van het landschap. Binnen een perimeter van 1 km omheen de windturbines zullen de werkplatformen een zeer belangrijke visuele impact hebben. In de zone tussen 1 en 2 km omheen de windturbines zal er een belangrijke visuele impact zijn. Op een grotere afstand van de locatie, vanaf 2 km en verder, zullen de windturbines in aanbouw een belangrijke tot beperkte visuele impact hebben, afhankelijk van de afstand. De windturbines in aanbouw zullen een referentiepunt zijn. De toegang tot de locaties van de windturbines zal het aanzicht van de bestaande nationale wegen niet veranderen, aangezien deze breed genoeg zijn voor de toegang van uitzonderlijk vervoer. De werkplatformen, de verbreding en verharding van toegangswegen en de bekabeling nodig voor de constructie van de windturbines in het Waals Gewest, zullen geen significante effecten hebben op de bebouwing in Vlaanderen. 2.3.2
Op het patrimonium
Twee beschermde dorpsgezichten bevinden zich op 1,4 km van de geplande windturbines in het Waals Gewest en liggen op het grondgebied van de gemeenten Gingelom en Landen. Een beschermd landschap bevindt zich op 1,5 km ten NW van windturbine W1 in de gemeente Hoegaarden. De beschermde monumenten en sites gelegen buiten de perimeter van 2 km omheen de windturbines zullen een beperkte visuele invloed ondervinden van de werkplatformen gezien de grote onderlinge afstand. Archeologisch onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de aanbouw van de HST-spoorlijn. Het windturbineproject ligt in een gebied, dat vroeger druk bewoond was, vooral tijdens het Romeinse Rijk en de prehistorie. Windturbines W1 en W13 bevinden zich elk op minder dan 500 m van een archeologische site. Windturbine W11 bevindt zich in de nabijheid van een Romeinse site, terwijl windturbine W13 zich dichtbij een dorp uit het Neolithicum en het Ijzertijdperk bevindt. Windturbine W8 en zijn bekabeling liggen dichtbij een merovingische begraafplaats waarvan de exacte afmetingen niet gekend zijn (zie bijlage 3.1 van de ‘étude d’incidences’). De werkplatformen, de verbreding en verharding van toegangswegen en de bekabeling nodig voor de constructie van de windturbines in het Waals Gewest, zullen geen significante effecten hebben op de bebouwing in Vlaanderen. 2.4
2.4.1
2.4.1.1
EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE MORFOLOGIE EN DE EXPLOITATIE VAN HET PROJECT
Op het landschap en de bebouwing
Inleiding
Het gebied dat qua landschap en bebouwing een visuele impact zal ondervinden van de windturbines, wordt belicht d.m.v. visuele impactkaarten in Figuur 2-1. De visuele impact wordt geïllustreerd met fotomontages. De gezichtspunten van deze foto’s zijn terug te vinden in Figuur 2-2. Fotomontage is een visuele communicatietechniek als duiding van het project. Hoewel het als bedoeling heeft om de realiteit weer te geven, dient elke fotomontage met de nodige terughoudendheid bekeken te worden. Een fotomontage is een statische weergave van een windturbineproject, onder bepaalde omstandigheden van
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
12
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
verlichting, meteorologie en vegetatie. Een fotomontage weerspiegelt dus slechts gedeeltelijk de realiteit, maar is anderzijds een dankbaar middel om de visuele impact in te schatten. De fotomontages werden gemaakt vanuit verschillende oogpunten om de impact aan te tonen waaraan omwonenden, gebruikers van de omliggende communicatie-infrastructuur, bezoekers van een beschermd monument of beschermde site, bezoekers van een opmerkelijk landschapszicht, bezoekers van een waardevol landschapselement volgens het gewestplan en bezoekers van bepaalde gezichtspunten worden blootgesteld. In de ‘étude d’incidences’ werden fotomontages gemaakt vanop Vlaams en Waals grondgebied. In onderliggende impactstudie worden enkel de fotomontages vanuit Vlaanderen gebruikt. De fotomontages tonen de windturbines in hun meest ongunstige positie, d.w.z. bij gelijktijdig zicht van de rotor en de gondel (bij frontaal zicht, en dus bij de maximale breedte van de rotor). Volgens de windrichting zullen de rotor en de gondel zich niet altijd in deze positie bevinden. Ter herinnering wordt nog meegegeven dat de inplanting van de windturbines, in de loop van de uitwerking van het project, is aangepast : - In het begin zouden de windturbines V10 t.e.m. V12 ten Z van de autosnelweg E40 worden ingeplant (op Waals grondgebied). Als gevolg van publieke informatievergaderingen werd beslist om deze windturbines te verplaatsen naar een locatie ten N van de autosnelweg en de HST-spoorlijn. Op die manier werd gevolg gegeven aan de vrees van de inwoners van Cras-Avernas voor de geluidsoverlast en aantasting van het zicht. - Een windturbine gesitueerd ten ZO van windturbine W6 werd weggelaten omdat deze zich in een perimeter met landschapswaarde bevond volgens het gewestplan. Ter compensatie werd windturbine V1 bijgevoegd ten O van windturbine W11.
2.4.1.2
Visuele impact
De visuele impact van windturbines vermindert met de afstand tot de windturbine. Deze impact is eigen aan windturbines door hun aanzienlijke afmetingen en door het feit dat ze op winderige en open locaties moeten worden ingeplant, dichtbij of op hellingsruggen. De inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 en de HST-spoorlijn laat toe om ze te groeperen bij deze landschapsvormende structuren. De aantasting van het landschap door deze infrastructuur wordt zo vermeden. Deze inplanting langsheen een onderbroken kromme heeft het nadeel dat het gezichtsveld in grote mate wordt belast, vooral t.h.v. de secties W9 t.e.m. W11, V1 t.e.m. V9, W12, W13 en V10 t.e.m. V16. De windturbines W3, W6, W7, W10, W12 en V15 bevinden zich op of dichtbij hellingsruggen. De andere windturbines bevinden zich in de nabijheid ervan. Deze inplantingswijze draagt bij tot de integratie ervan binnen het landschap. Door het ontbreken van wettelijk bepaalde minimumafstanden inzake landschaps- en visuele impact, gebeurt de evaluatie o.b.v. de visuele intrusiezone, de visuele invloedszone en de visuele blootstellingszone die hieronder worden gedefinieerd. De visuele intrusiezone is functie van de afmetingen van de ingeplante windturbines. Op de Figuren 2-1 staan vermeld : de visuele intrusiezone, de visuele invloedszone, de visuele blootstellingszone ((dis)continu), de visuele obstakels en de referentiepunten. De visuele intrusiezone wordt bepaald door een straal die overeenkomt met 3 maal de maximale hoogte van een windturbine (paal in verticale positie). Voor dit project betekent dit : - windturbines W1 t.e.m. W4 : 3 x 127 m = 381 m,
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
13
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
-
windturbines W5 t.e.m. W13, V1 t.e.m. V16 : 3 x 150 m = 450 m.
In deze zone vallen de windturbines gedeeltelijk buiten het statische gezichtsveld en de toeschouwer dient het hoofd op te richten om een windturbine in zijn geheel te zien. In deze zone vallen de windturbines groter uit dan de meerderheid van andere gekende referentiepunten (boom, huis, kerk, GSM-mast, hoogspanningspaal, …). De toeschouwer kan een gevoel van disproportie, overweldiging en visueel ongemak krijgen. De visuele impact is zeer belangrijk. Deze zone omvat gronden en landbouwwegen, bossen, delen van de E40 autosnelweg en van de HSTspoorlijn en de boerderij ‘La Bosquée’ in Cras-Avernas. Geen enkele van de dichtstbijgelegen woningen in Vlaanderen omheen de geplande windturbines in Wallonië, valt binnen deze zone of in de buurt ervan. De visuele invloedszone bevindt zich tussen de voorgaande zone en een straal van ongeveer 2000 m omheen de windturbines. In deze zone nemen de windturbines het grootste deel van het gezichtsveld in. De dichtstbijgelegen windturbines op het voorplan zijn dominant in het landschap voor de waarnemer. In deze zone zijn de windturbines een dominerend element in het landschap, wat een visueel ongemak kan veroorzaken. Ze betekenen een belangrijke verandering van het kader en kunnen de kwaliteit ervan op het vlak van landschap en aanzicht aantasten. De visuele impact is niet noodzakelijkerwijze negatief, maar is afhankelijk van de subjectieve perceptie van een persoon t.a.v. windturbines. Op bepaalde plaatsen kan de basis of een deel van de mast van de windturbines afgeschermd worden door de bestaande begroeiing zoals een populierenbos, een rij van populieren, bossen of een groep bomen. Op specifieke plaatsen kunnen één of meer windturbines afgeschermd worden door volwassen bomen. Nochtans schermt vegetatie een windturbine niet volledig af door het verschil in grootte tussen een windturbine en de begroeiing. De combinatie van factoren zoals de afstand, het reliëf en de vegetatie kan evenwel de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermen. Het feit dat de meeste dorpen op de hellingen van de dalen zijn gelegen en afgeschermd worden door bomen, draagt ertoe bij dat de visuele impact op de dorpen wordt verminderd. De visuele invloedszone van de 29 windturbines omvat landbouwgebieden, bossen, straten en wegen, delen van de E40 en de HST-spoorlijn en verschillende dorpen en delen van dorpen (Goetsenhoven, Vorsen, Kortijs, Klein-Vorsen, Montenaken, Walshoutem, Waasmont). Vanuit bepaalde gezichtspunten dichtbij of in de inplantingslijn van de windturbines, kunnen ze als een aansluitende reeks worden gezien, wat een cumulerend effect veroorzaakt door de superpositie van de windturbines. De (dis)continue visuele blootstellingszone : op een afstand van 2 km of meer omheen de windturbines zijn de windturbines aanwezig in het landschap en mogelijkerwijze zichtbaar, maar de visuele impact ervan zal minder zijn dan in de voorgaande zone. In deze zone neemt de visuele impact af met de afstand. Deze impact varieert van belangrijk op 2 km afstand, over beperkt op 5 km afstand tot zeer beperkt op 10 km afstand en meer. Vanaf een afstand van 4 km omheen het windturbinepark zal slechts een beperkt gedeelte van het landschap betrokken zijn. Rekening houdend met de afstand, integreren de windturbines zich in het landschap en worden ze er een volwaardig structureel element van, zoals andere verticale elementen als een klokkentoren of een watertoren. Op een afstand van 10 km en meer zouden de windturbines zichtbaar kunnen zijn bij gunstige weersomstandigheden vanop vrijliggende punten zoals hellingsruggen. De visuele impact zal echter zeer beperkt zijn en het landschap dat hierdoor wordt aangetast, is miniem.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
14
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
De permanente tot intermitterende visuele blootstellingszone omvat zones die blootgesteld worden aan de windturbines zoals velden, dorpen, gehuchten en geïsoleerde gebouwen. De dichtstbijgelegen locaties binnen deze zones bevinden zich in Vlaanderen, zoals Borlo, Gingelom, Wezeren, Walsbets, Landen, Outgaarden, ... Zoals in de visuele invloedszone zorgt de combinatie van het reliëf, de begroeiing, de gebouwen en het feit dat de meeste dorpen op de hellingen gelegen zijn en omgeven zijn door bomen ervoor dat de visuele impact van (een deel van) de windturbines verminderd of zelfs teniet gedaan wordt. Het landschap biedt op bepaalde plaatsen panoramische vergezichten, vooral vanop onbelemmerde hellingsruggen, voor zover de weersomstandigheden het toelaten. Bij helder weer zullen de windturbines vanop grote afstand, 20 km en meer, zichtbaar zijn. Vanop deze afstand is de visuele impact beperkt, net zoals het gedeelte van het landschap dat hierdoor betrokken is. De windturbines zullen bebakend moeten worden met een rode band op de mast en signalisatieverlichting (wit flitslicht tijdens de dag, permanent rood licht tijdens de nacht). Dit verhoogt de zichtbaarheid en de visuele impact. De windturbines W1 t.e.m. W4 zullen kleinere afmetingen hebben van de andere windturbines (totale hoogte 127 m)3. De onderlinge afstand tussen windturbines W4 en W5 bedraagt 2,67 km, zodat dit hoogteverschil geen visuele impact heeft.
Visuele impact van de windturbines voor de gebruikers van de E40 en de HST-spoorlijn De afstand tussen de uiterst punten van het windturbinepark bedraagt 16 km. Voor een autobestuurder op de E40 die zich verplaatst met een snelheid van 120 km/u, duurt het zicht op deze windturbines 8 minuten. Een treinreiziger op de HST die zich verplaatst aan 300 km/u, wordt gedurende 3,2 minuten blootgesteld aan dit zicht. Voor een treinreiziger op een IC-trein met een snelheid van 160 km/u, zullen de windturbines 6 minuten zichtbaar zijn. Dit aanzicht is echter discontinu, enerzijds door de onderbrekingen eigen aan het park en anderzijds door de hellingen en vegetatie die de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermen. Voor de gebruikers van de E40 en de HST-spoorlijn zal de visuele impact soms groot (door de kleine onderlinge afstand) maar van korte duur (tussen 8 en 3,2 minuten afhankelijk van de verplaatsingwijze) zijn. Op andere momenten zal de impact discontinu zijn te wijten aan de inplantingswijze en afschermende elementen. De afwezigheid van windturbines aan weerskanten van de autosnelweg en de HST-spoorlijn verhindert een tunneleffect (dominerend effect op de gebruikers uitgaande van de windturbines).
Analyse van de gemaakte fotomontages vanuit Vlaanderen De fotomontage n° 1 toont de windturbines vanaf Kappendaal tot Goetsenhoven in het Vlaams Gewest. De dichtstbijgelegen windturbines W1 t.e.m. W4 zijn niet zichtbaar vanuit dit oogpunt ; ze worden afgeschermd door de rechts gelegen woning. Alle andere windturbines zijn zichtbaar, het dorp Goetsenhoven bevindt zich op een helling en biedt vergezichten op een open, agrarisch landschap. Tussen het zichtbare deel van de windturbines bevindt zich rechts, op 5,2 km de dichtstbijgelegen windturbine W5. De verst verwijderde windturbine, V16, bevindt zich op ongeveer 16 km. Op deze afstanden is de visuele impact beperkt tot zeer beperkt. De onderbroken inplantingskromme is zichtbaar. Dit open landschap bevat geen enkel storend element, zodat het windturbinepark zich op eenvoudige wijze kan integreren in dit landschap. De fotomontage n° 37 toont de windturbines W11, W10, W9, W8, W7 vanaf de snelwegparking dichtbij Waasmont, gezien in de richting van Brussel. Windturbine W11 bevindt zich het dichtstbij op 746 m, 3
Om zich in regel te stellen met verplichtingen op het vlak van het luchtruim, gebaseerd op officieuze informatie, voorziet de aanvrager dat 4 van de 13 windturbines (windturbine W1 t.e.m. W4 gepland op het grondgebied van Hélécine) minder groot zullen zijn en niet boven een hoogte van 127 m zullen uitkomen.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
15
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
windturbine W10 ligt op 1,18 km en windturbine W8 ligt op 2,9 km. De windturbines worden gedeeltelijk afgeschermd door vegetatie. Windturbines W11 en W10 hebben een belangrijke visuele impact. Hierbij komt nog de rij van verlichtingspalen langsheen de autosnelweg. De fotomontage n°38 toont de windturbines V1, W11, W10, W9 vanaf de Gordelstraat in Waasmont in Vlaanderen, in de nabijheid van woningen. De windturbines bevinden zich op volgende afstanden van het gezichtspunt : V1 : 776 m, W11 : 1,07 km, W10 : 1,45 km, W9 : 1,8 km. De windturbines V1, W11, W10 hebben een belangrijke visuele impact. De fotomontage n°39 toont de windturbines V5 tot V1 vanaf de Waasmontstraat in Waasmont in Vlaanderen, in de nabijheid van woningen. Windturbine V1 is het dichtstbij gelegen op 1,6 km. De andere windturbines bevinden zich op volgende afstand : V2 : 1,69 km, V3 : 1,65 km, V4 : 1,66 km, V5 : 1,75 km. De windturbines hebben een belangrijke visuele impact. Het windturbinepark kan zich echter op eenvoudige wijze integreren in dit open, hoofdzakelijk horizontale landschap. De fotomontage n°40 toont de windturbines V1, W11 t.e.m. W7 vanaf de Sint-Norbertusstraat in Waasmont in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij een verkaveling. Een deel van het dorpscentrum van Waasmont is zichtbaar op de foto, vóór de windturbines. Windturbine V1 bevindt zich op 1,89 km, de andere windturbines bevinden zich op : W11 : 2,06 km, W10 : 2,3 km, W9 : 2,6 km, W8 : 3,7 km, W7 : 4,12 km. Een deel van de mast van de windturbines wordt afgeschermd door de begroeiing in Waasmont-dorp. De visuele impact van de windturbines is beperkt gezien de onderlinge afstand. De fotomontage n°41 toont de windturbines W12, V9 t.e.m. V3 vanaf de Steenweg op Sint-Truiden (RN80) in Wezeren in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen. Walshoutem-dorp is zichtbaar op het voorplan. Windturbine V7 is het dichtstbij gelegen op 2,06 km. De andere windturbines bevinden zich op : W12 : 2,25 km, V9 : 2,17 km, V8 : 2,09 km, V6 : 2,1 km, V3 : 2,53 km. De windturbines V5 en V4 worden afgeschermd door begroeiing. De basis van de masten van andere windturbines wordt afgeschermd door gebouwen en vegetatie. De visuele impact van de windturbines is beperkt gezien de onderlinge afstand, maar is anderzijds niet te verwaarlozen : de achtergrond in het gezichtsveld wordt ingenomen door windturbines. De fotomontage n°42 toont de windturbines W13, W12, V9 t.e.m. V7 vanaf de Bormansstraat in Walshoutem in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich in een straat met woningen. Windturbine V7 is het dichtstbij gelegen op 1,2 km. De andere windturbines bevinden zich op volgende afstand : V8 : 1,24 km, V9 : 1,35 km, W12 : 1,49 km, W13 : 1,75 km. De windturbines hebben een belangrijke visuele impact gezien hun nabijheid ; ze nemen het volledige gezichtsveld in beslag. De basis van de mast van windturbine V12 wordt afgeschermd door begroeiing. Het windturbinepark integreert zich op eenvoudige wijze in dit open, hoofdzakelijk horizontale landschap, waarin geen storende elementen zijn terug te vinden. De andere windturbines V10 t.e.m. V12 en V6 t.e.m. V1 zullen zichtbaar zijn vanaf dit gezichtspunt, maar bevinden zich buiten het gezichtsveld van deze fotomontage. De fotomontage n° 43 toont de windturbines V10 t.e.m. V12, V13 t.e.m. V16, W13, W12, V9 en V8 vanaf de Hannuitsesteenweg (RN80) in Walshoutem in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen, op 350 m van de autosnelweg en op 270 m van de verkeerswisselaar. De windturbines bevinden zich op volgende afstand : V8 : 1,18 km, V9 : 1,49 km, W12 : 1,79 km, W13 : 2,11 km, V10 : 2,5 km, V13 : 4,54 km. Windturbine W13 wordt afgeschermd door een elektriciteitspaal. De basis van de masten wordt afgeschermd door het reliëf en de begroeiing. De dichtstbijgelegen windturbines V8, V9, W12 hebben een belangrijk visuele impact. De visuele impact van de windturbines V10 t.e.m. V12 is beperkt aangezien deze zich op meer dan 2,5 km bevinden. De visuele impact van de windturbines V13 t.e.m. V16 is zeer beperkt aangezien deze zich op meer dan 4,5 km bevinden. De fotomontage n° 59 toont de windturbines V16 t.e.m. V13, V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V2 vanaf de brug over de E40, de Lagestraat in Vorsen in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich op 100 m van het Waals Gewest. Fruitbomen bevinden zich aan weerszijden van de HST-spoorlijn en de E40. De windturbines bevinden zich op volgende afstand : V16 (dichtstbijgelegen) : 1,06 km, V15 : 1,35 km, V14 :
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
16
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
1,68 km, V13 : 2,03 km, W13 : 4,49 km. De windturbines V16 t.e.m. V13 hebben een belangrijke visuele impact. De andere windturbines V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V2 hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. De fotomontage n° 60 toont de windturbines V16 t.e.m. V13 vanaf de Abdijstraat (RN755) in Vorsen in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen. De basis van de windturbinemasten wordt afgeschermd door de vegetatie op het voorplan. De windturbines bevinden zich op volgende afstand : V16 (dichtstbijgelegen) : 1,15 km, V15 : 1,41 km, V14 : 1,66 km, V13 : 1,98 km. De windturbines V16 t.e.m. V13 hebben een belangrijke visuele impact. De andere windturbines zijn niet zichtbaar op deze foto. De fotomontage n° 61 toont de windturbines V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V1, W11 t.e.m. W9 vanaf de Kapelstraat in Kortijs in Vlaanderen. Dit gezichtspunt ligt aan de rand van het dorp. De dichtstbijgelegen woning bevindt zich op ongeveer 200 m. De windturbines bevinden zich op volgende afstand : V12 (dichtstbijgelegen) : 1,9 km, V11 : 2,16 km, V10 : 2,4 km, W13 : 3,1 km, V1 : 6,48 km. De windturbines hebben een beperkte visuele impact gezien het feit dat ze ver verwijderd zijn. Het park integreert zich op eenvoudige wijze in dit open, horizontale landschap. De fotomontage n° 62 toont de windturbines V12 t.e.m. V10, W13, W12, V9 t.e.m. V3 vanaf Klein-Vorsen in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich op ongeveer 110 m van woningen. Links van de foto, in de verte en rechts van de weg zijn de tumulus van Montenaken (Tom van Montenaken) in Vlaanderen en de klokkentoren van Cras-Avernes zichtbaar. De woningen rechts op de foto bevinden zich in Montenaken. De windturbines bevinden zich op volgende afstand : V12 (dichtstbijgelegen) : 1,59 km, V11 : 1,76 km, V10 : 1,95 km, W13 : 2,7 km, W12 : 2,88 km. Het windturbinepark heeft een belangrijke visuele impact en neemt een belangrijk deel van het landschap in, maar het park integreert zich op eenvoudige wijze in dit horizontale landschap. De fotomontage n° 63 toont de windturbines V11, V10, W13, W12, V9 t.e.m. V5 vanaf de Hannuitstraat (RN 765) in Montenaken in Vlaanderen. Dit gezichtspunt bevindt zich dichtbij woningen. Windturbine V12 wordt afgeschermd door het huis op het voorplan. De windturbine dient achter een boom ingebeeld te worden. De basis van de mast van windturbines V10 t.e.m. V7 wordt afgeschermd door begroeiing. De windturbines bevinden zich op volgende afstand : V11 (dichtstbijgelegen) : 1,28 km, V10 : 1,37 km, W13 : 2,09 km, W12 : 2,26 km, V9 : 2,48 km. Het windturbinepark heeft een visuele impact, maar het huis en de boom op het voorplan zwakken deze impact af. Besluit De visuele impact is eigen aan windturbines door hun aanzienlijke afmetingen en door het feit dat ze op winderige en open locaties moeten worden ingeplant, dichtbij of op hellingsruggen. De visuele impact is niet per definitie negatief, maar is afhankelijk van de subjectieve perceptie die men heeft t.a.v. windturbines. De inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 autosnelweg en de HST-spoorlijn laat toe om ze te groeperen bij deze landschapsvormende structuren. De aantasting van het landschap door deze infrastructuur wordt zo vermeden. Op die manier komt het project tegemoet aan een belangrijk principe van landschapshuishouding, nl. de groepering van landschapsverstorende bronnen zodat de impact hiervan eveneens wordt gegroepeerd. Het feit dat de windturbines worden ingeplant in de nabijheid van hellingsruggen draagt bij tot de integratie in het landschap. Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan 1 kilometer afstand van een Vlaamse woonzone.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
17
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Binnen een straal van 450 m tot 2 km zullen de windturbines een belangrijke tot zeer belangrijke visuele impact hebben. De windturbines vormen een dominant element binnen het landschap, wat een visueel onbehagen kan veroorzaken. Ze vertegenwoordigen een belangrijk verandering van het landschapskader en wijzigen de landschapskwaliteit. De impact van het volledige project (29 windturbines) is van toepassing op landbouwgebieden, bossen, het wegennet, delen van de E40 autosnelweg en van de HST-spoorlijn en op verschillende dorpen waarvan 7 in Vlaanderen. De geplande windturbines in Wallonië bevinden zich op minder dan 2 km van de dorpen Goetsenhoven, Walshoutem, Waasmont en Montenaken. Nochtans dient de visuele impact gerelativeerd te worden aangezien de combinatie van het reliëf, de vegetatie en de bebouwing de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermt. Het feit dat de meeste dorpen op de hellingen van de dalen zijn gelegen en afgeschermd worden door bomen, draagt ertoe bij dat de visuele impact op de dorpen wordt verminderd. In een straal van 2 tot 10 km omheen de windturbines zal de visuele impact beperkt tot zeer beperkt zijn door de grote onderlinge afstand. Door het open landschap zal deze impact van toepassing zijn op verschillende dorpen. De windturbines zullen eveneens te zien zijn vanop andere, verder gelegen gezichtpunten, die zich meestal op hellingsruggen bevinden. Op een afstand groter dan 10 km zullen de windturbines een zeer beperkte visuele impact hebben. De turbines zullen zichtbaar zijn bij helder weer vanop open plaatsen vrij van bebouwing. Ze zijn een extra referentiepunt binnen het landschap. De windturbines zullen zichtbaar zijn vanop grote afstand, 20 km en verder. De visuele impact op deze afstand zal echter zeer klein zijn en bovendien beperkt tot heldere weersomstandigheden. Het aandeel van het landschap dat hierdoor wordt beïnvloed zal zeer klein zijn. Het windturbinepark is aangepast aan de afmetingen van dit uitgestrekt, open en in hoofdzaak horizontale landschap, dat geen storende elementen bevat. Hierdoor zal het windturbinepark zich hierin goed weten te integreren. Het geeft een nieuwe dimensie aan het landschap en brengt verticale elementen met zich mee, wat een positief effect heeft op de samenstelling ervan. De windturbines W9 t.e.m. W13 en V1 t.e.m. V12 nemen een belangrijk plaats in in het landschap. Ze domineren het landschapszicht door de continue uitlijning over een afstand van 6 km en hebben een belangrijke visuele impact, vooral op de dorpen Walshoutem en Waasmont. Voor de gebruikers van de E40 autosnelweg en de HST-spoorlijn zal de visuele impact soms groot (door de kleine onderlinge afstand) maar van korte duur (tussen 8 en 3,2 minuten afhankelijk van de verplaatsingwijze) zijn. Op andere momenten zal de impact discontinu zijn te wijten aan de inplantingswijze en afschermende elementen. De afwezigheid van windturbines aan weerskanten van de autosnelweg en de HST-spoorlijn verhindert een tunneleffect. Uitgestrekt over een lengte van 16 km zal het windturbinepark enkel op een beperkt aantal punten in zijn geheel te zien zijn. Deze gezichtspunten zijn op grote afstand gelegen en bevinden zich op vrijliggende hellingsruggen. De visuele impact van het windturbinepark in zijn geheel zal beperkt tot zeer beperkt zijn. De windturbines zullen uitgerust worden met bebakening, wat de zichtbaarheid en visuele impact vergroot. Het feit dat 4 geplande windturbines in Wallonië (W1 t.e.m. W4) in een kleiner model zullen worden uitgevoerd, heeft geen effect op de visuele impact aangezien ze gescheiden zullen zijn van de andere windturbines door een afstand van 2,67 km en meer.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
18
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
2.4.2
Op het patrimonium
Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan 1,4 km van een beschermde erfgoedsite in Vlaanderen. In een straal van minder dan 2 km bevinden zich 2 beschermde dorpsgezichten, die zich op 1,4 km van de geplande windturbines in het Waals Gewest bevinden : - De ‘Drie Tommen’, de ‘Twee Tommen’ en de ‘Tom van Montenaken’ met hun respectievelijke omgeving (gemeente Gingelom) op ten minste 1,4 km ten NO van windturbine W13. De autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn bevinden zich tussen windturbine W1 en dit landschap, hetgeen de impact zal verminderen. - Tumulus ‘Waasmontse Tom’ met zijn omgeving (gemeente Landen) op 1,4 km ten N van de windturbine W11. Deze windturbine zal een visuele impact hebben op deze site. Een beschermd landschap bevindt zich op 1,5 km ten NW van windturbine W1 op het grondgebied van Hoegaarden. De autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn bevinden zich tussen windturbine W1 en dit landschap, wat de impact zal verminderen. De beschermde monumenten en sites gelegen buiten een perimeter van 2 km omheen de windturbines, zullen een beperkte visuele impact ondergaan wegens de aanzienlijke afstand. 2.4.3
Co-visibiliteit met andere windturbineparken
Het windturbinepark zal niet simultaan zichtbaar zijn met andere bestaande windturbineparken in Vlaanderen. Het geplande windturbinepark zal vanuit Vlaanderen samen met het windturbinepark van Berloz en het toekomstige windturbinepark van Oreye zichtbaar zijn. Deze windturbineparken zullen in elkaars verlengde ingepland worden. 2.4.4
Stroboscopisch effect
Het stroboscopisch of slagschaduweffect onstaat door de draaiende beweging van de wieken in het zonlicht. De refractie van het zonlicht in stukjes kan hinder veroorzaken voor de omwonenden of voor de gebruikers van het wegennet in de omgeving. De windturbines kunnen een stroboscopisch effect genereren in de onmiddellijke omgeving onder volgende omstandigheden : - helder en zonnig weer, - voldoende windsnelheid zodat de wieken draaien, - een dergelijke oriëtatie van de zon t.o.v. de windturbine zodat de slagschaduwvorming van de turbine gebeurt op een kwetsbare locatie (ramen van woningen, openbaar wegennet). Het Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région wallonne beveelt aan om de limietwaarden van 30 uur per jaar en 30 minuten per dag slagschaduwvorming niet te overstijgen. Voorgaand document stelt eveneens dat de invloed van de slagschaduwvorming van windturbines op de mens verwaarloosbaar is indien een minimale afstand van 250 m wordt gerespecteerd. In Vlaanderen wordt het jaarlijkse maximum eveneens vastgelegd op 30 uur/jaar, maar een limietwaarde op dagbasis wordt niet opgelegd. De grondoppervlakte in de slagschaduw van bewegende wieken en het aantal slagschaduwuren op jaarbasis te wijten aan elke windturbine, werden bepaald op basis van een mathematisch model. De kenmerken van de
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
19
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
windturbines (geografische positie, hoogte van de mast en lengte van de wieken) werden als parameters ingebracht in een driedimensioneel model. Vervolgens werd een simulatie uitgevoerd rekening houdend met een realistisch aantal uren zonneschijn op basis van gegevens beschikbaar bij het Koninklijk Meteorologisch Instituut. De resultaten van deze simulatie, voorgesteld in de Figuur 2-3, laten toe om de theoretische slagschaduwzone rondom elke windturbine visueel voor te stellen met inbegrip van de totale duur van voorkomen op jaarbasis. Op basis van deze figuur, die een realistisch scenario beschrijft, kan men besluiten dat alle opgelijste woningen in het Vlaams Gewest (woongebied of geïsoleerde woningen), gelegen omheen de geplande windturbines in Wallonië, zich buiten de berekende slagschaduwgebieden hoger dan 30 uur/jaar bevinden. Dit criterium wordt dus gerespecteerd. Verschillende delen van de autosnelweg E40 bevinden zich in een slagschaduwzone met meer dan 30 uur/jaar slagschaduwvorming. Het slagschaduweffect kan automobilisten hinderen, maar is relatief beperkt in vergelijking met natuurlijke verduisteringsfenomenen zoals wanneer de zon doorheen vegetatie straalt (vooral in de winter bij afwezigheid van bladeren aan de bomen) of verlichtingspalen. 2.5
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Om de impact van de geplande windturbines in Wallonië op het landschap in Vlaanderen te beperken, neemt Greensky volgende maatregelen : - de windturbines worden ingeplant volgens een kromme langsheen de bestaande infrastructuurelementen, de E40 autosnelweg en de HST-spoorlijn, zodat het windturbinepark geïntegreerd wordt in het landschap rekening houdend met deze landschapselementen, - de windturbines bevinden zich dichtbij of op hellingsruggen, zodat de integratie van het windturbinepark in het landschap gebeurt rekening houdend met deze landschapselementen, - de kenmerken van dit windturbinepark zijn in overeenstemming met de afmetingen van dit uitgestrekte, in hoofdzaak horizontale landschap, - de windturbines worden op meer dan 1 kilometer van woongebieden en geïsoleerde woningen in Vlaanderen ingeplant, - de windturbines zullen uitgevoerd worden in een lichte matgrijze tint om de integratie van de turbines in het landschap te vergemakkelijken en weerkaatsing te vermijden bij fel zonlicht, de rotoren zijn uitgerust met 3 wieken en draaien aan relatief lage snelheden, zodat de rotatiebeweging harmonieus verloopt, de transformator van elke windturbine zal geïnstalleerd worden in de mast van de windturbine en niet naast de mast. Dit biedt als voordeel dat de visuele impact beperkt blijft. 2.6
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Gezien de impact op het landschap in het Vlaams Gewest te wijten aan de inplanting van de geplande windturbines in het Waals Gewest, beveelt de auteur van de studie aan om : - in eerste instantie, bij het begin van de werkzaamheden, de Vlaamse archeologische diensten te raadplegen om zich ervan te vergewissen dat deze werken niet plaatsvinden in de nabijheid van een archeologische site. - elk spoor van werkzaamheden aan het einde van de werffase te laten verdwijnen. Alle afval van de werkplatformen en van gebruikte materialen zal worden verwijderd door de bevoegde bedrijven volgens de van kracht zijnde wetgeving. Het terrein zal hersteld worden in zijn oorspronkelijke staat d.m.v. grondwerken.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
20
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
3
DISCIPLINE MENS
3.1
HUIDIGE SITUATIE
3.1.1
Bevolking
De Tabel 3-1 geeft de Vlaamse gemeenten aan die gelegen zijn in de nabijheid van de locaties van de geplande windturbines in het Waals Gewest.
Tabel 3-1 : Bevolking van de inplantings- en aangrenzende gemeenten Gemeente
Tienen Hoegaarden Landen Gingelom
3.2
Aantal inwoners
Bevolkingsdichtheid (aantal inwoners/km²)
32 207
449
6 356
187
15 058
279
7 966
141
EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE BOUW VAN HET PROJECT
De bouw van de geplande windturbines in het Waals Gewest zal geen significante effecten hebben op de landbouwactiviteit in het Vlaams Gewest in de onmiddellijke nabijheid van de projectlocatie. Op de werkplatformen zullen ongeveer 40 arbeiders (waarvan maximum 10 gelijktijdig) gedurende een periode van ongeveer 14 maanden werken (voor de 13 windturbines gepland in het Waals Gewest). De noodzaak tot verbreding en/of verharding van de bestaande wegen met het oog op het verzekeren van de toegang tot de locaties van de windturbines, zal bepaald worden bij de eventuele toekenning van de vergunning. Op het eerste zicht, gelet op het traject van het wagenpark bij het betreden van de locaties van de windturbines W12 en W13, lijken enkele interventies wat betreft de landbouwwegen in het Vlaams Gewest noodzakelijk.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
21
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
3.3
3.3.1
EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE MORFOLOGIE EN DE EXPLOITATIE VAN HET PROJECT
Evaluatie van de milieukosten / Economische waarde van onroerende goederen
De effecten verbonden aan de bouw van de geplande windturbines in het Waals Gewest, worden behandeld in de ‘étude d’incidences’ (punt 3.3.3.1). Deze effecten zijn niet fundamenteel verschillend van de effecten gegenereerd door diezelfde windturbines op Vlaams grondgebied. Algemeen gesteld zijn de milieukosten van een windturbinepark afhankelijk van het land van inplanting en het windturbinepark in kwestie. Daarnaast speelt ook de gebruikte evaluatiemethode een belangrijke rol. De resultaten van verschillende buitenlandse studies zijn echter moeilijk te transponeren op de geplande windturbineparken van de laatste jaren in Wallonië. De windturbines van nu zijn aanzienlijk groter en krachtiger dan de windturbineparken die het voorwerp uitmaakten van studies tijdens de jaren ‘90. Op basis van de studie uitgevoerd door het APERe kan gesteld worden dat de inplanting van windturbineparken niet weegt op de immobiliënmarkt en er dus geen invloed is van de inplanting op de gezondheid van deze markt. Toch dient opgemerkt te worden dat deze studie statistisch gezien niet representatief is door het kleine aantal antwoorden. Bovendien dient onderstreept te worden dat, niettegenstaande het ontbreken van statistische representativiteit, deze studie de tendens in de Verenigde Staten van Amerika bevestigt (REPP studie van 2003). Uit bovenstaande studies blijkt dat de milieukosten qua visuele en/of geluidshinder van windturbineparken moeilijk te bepalen zijn. Geen enkele conclusie kan getrokken worden omtrent de eventuele impact van windturbineparken op de economische waarde van onroerend goed gelegen in de nabijheid van een windturbinepark. 3.3.2
Effecten op naburige activiteiten
Vanuit het oogpunt ‘Discipline Mens’ zal de exploitatie van de geplande windturbines op Waals grondgebied geen significante invloed zal hebben op in Vlaanderen gelegen landbouwactiviteiten in de onmiddellijke omgeving. Geen enkele inplantingslocatie voor de geplande windturbines in het Waals Gewest zal de aanleg van nieuwe toegangswegen op Vlaams grondgebied vereisen. 3.4
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Bij voorkeur zullen de lokale bedrijven aangesproken worden voor wat betreft de bouwkundige werken, de elektrische en telefonische aansluitingen en de levering van materieel. 3.5
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Het studiebureau formuleert geen aanbevelingen op dit punt.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
22
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
4
4.1
DISCIPLINE GELUID
INLEIDING
Een windturbine produceert 2 types van geluid : - het geluid afkomstig van de mechanische wrijving, - het aërodynamisch geluid afkomstig van de wrijving tussen de lucht en de wieken. De windturbines van de nieuwste generatie zijn, rekening houdend met de inplanting in zones die relatief bevolkt zijn, ontworpen met het oog op een maximale vermindering van geluid eigen aan het functioneren. 4.2
WETTELIJK KADER
Er bestaan tot op heden geen geluidslimietwaarden voor windturbines in het Waals Gewest. Het Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région wallonne beveelt het gecombineerde gebruik aan van de Nederlandse wetgeving en de van kracht zijnde reglementering in het Waals Gewest ter bepaling van de eventuele geluidshinder.
4.2.1
Waalse reglementering
De huidige Waalse reglementering betreffende geluid is opgenomen in het «Arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 fixant les conditions générales d’exploitation des établissements visés par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement » (M.B. 21.09.2002 err. 01.10.2002). Het principe van deze reglementering berust op de beperking van het geluid uitsluitend afkomstig van de industriële activiteit in kwestie. Dit niveau wordt aangeduid met de term ‘specifiek geluid’. De beperking van het geluidsniveau is afhankelijk van de periode, het gewestplan en de inplanting van de onderneming. De limietwaarden van het ‘specifiek geluid’ worden gedefinieerd in functie van de immissiezone waarin de metingen worden uitgevoerd. Tijdens de nacht, wanneer de normen het strengst zijn, mag het geluidsniveau van windturbines niet hoger zijn dan 40 dB(A) voor woongebieden of voor geïsoleerde woningen gelegen in landbouw- of bosgebied volgens het gewestplan, bij een windsterkte van 5 m/s. 4.2.2
Nederlandse wetgeving
De Waalse wetgeving legt maximaal toelaatbare geluidsniveaus vast door immissie4, te wijten aan een specifieke bron. Nochtans is deze limietwaarde enkel toepasbaar bij windsnelheden lager dan 5 m/s. Voor hogere windsnelheden worden de metingen verstoord door het achtergrondgeluid. Aangezien de windturbines uitsluitend werken bij een windsnelheid hoger dan 3 m/s, zou hiervoor een specifieke regelgeving opgesteld moeten worden. De Nederlandse wetgeving heeft geanticipeerd op deze denkbeeldige situatie en specifieert een maximale geluidskromme bij immissie, waaraan elk windturbineproject moet voldoen, in functie van de windsnelheid.
4
In het ontvangend milieu
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
23
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Voor windsnelheden van 5 en 8 m/s mag het geluidsniveau van windturbines niet hoger liggen dan respectievelijk 42 en 44 dB(A) ter hoogte van geïsoleerde woningen of woongebieden.
4.2.3
Vlaamse reglementering
De Vlaamse reglementering is gebaseerd op dezelfde principes als de Waalse reglementering. Het geluid waarmee rekening dient te worden gehouden, is het geluid te wijten aan de installaties. De limietwaarden variëren in functie van de periode en de zone van het gewestplan. Deze reglementering is echter niet van toepassing op windturbines (artikel 5.20, §2 van VLAREM II). Niettegenstaande werd een specifiek document gepubliceerd met referentie « Omzendbrief: EME/2006/01RO/2006/02 - Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines ». Dit document bepaalt dat bij een afstand van 250 m of minder tussen de windturbines en de dichtstbijgelegen woningen, een evaluatie dient te gebeuren. Deze moet uitgevoerd worden bij een windsnelheid van 8 m/s en het maximaal toegelaten geluidsniveau wordt bepaald door de zone volgens het gewestplan. In dit geval is het maximaal toegelaten geluidsniveau beperkt tot 39 dB(A) (voor woongebied). Vanaf een onderlinge afstand van 250 m beschouwt dit document het geluidsniveau als aanvaardbaar en dient er geen specifieke evaluatie uitgevoerd te worden. 4.3
INITIËLE SITUATIE
Rekening houdend met het feit dat de geluidsomgeving sterk wordt beïnvloed door het wegverkeer op de E40 en door spoorwegtransport, wordt de referentiesituatie bepaald door metingen van minimum 24u op basis van 6 representatieve punten in de dichtstbijgelegen woonzones omheen de projectlocatie. Voor elk van de meetpunten werden de gemiddelde geluidsniveaus voor de 3 periodes vermeld in de reglementering (dag, overgangsperiode en nacht) opgemeten. Aangezien het de bedoeling is dat de windturbines continu werken, werd het meest stille uur opgetrokken (minimum L95 uurwaarden). De metingen werden uitgevoerd in de periode van 16 tot 23 maart 2009. Algemeen genomen variëren de geluidsniveaus substantieel in de loop van de dag, wat betekent dat het weg- en spoorwegverkeer een belangrijke invloed heeft op de geluidsniveaus. Voor de verschillende punten bevindt het geregistreerde maximum zich tussen 6u00 et 8u00 en het minimum tussen 1u00 et 3u00 tijdens weekdagen. Tijdens het weekend (punten 5 en 6) is de ochtendlijke geluidspiek minder uitgesproken, zelfs afwezig, terwijl het minimum later wordt bereikt, tussen 3u00 et 5u00.
4.4
MOGELIJKE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE BOUW VAN HET PROJECT
De akoestische impact tijdens de werkzaamheden zou te wijten kunnen zijn aan het wagenparktransport van/naar de werkplatformen, de uitgravingen voor en het gieten van de betonlaag van de windturbinefunderingen, de opbouw van de windturbines en de werkzaamheden voor de bekabeling tussen de windturbines en de dispersiecabine en tussen deze cabine en de aansluitpost op het netwerk. Deze verschillende operaties kunnen worden toegekend aan stationaire bronnen. De geluidsbronnen zijn in hoofdzaak grondgraafmachines, hijskranen en betonmolens, vrachtwagens en kleine bestelwagens.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
24
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
4.4.1
De werffase voor de aanleg, verbreding en verharding van toegangswegen en voor de aanleg van elektrische bekabeling en de werffase voor de inplanting van de windturbines
Door de relatieve afstand tussen de Waalse locaties en de woongebieden in Vlaanderen, de werkuren voor de werfwerkzaamheden (van 7u00 tot 18u00, de periode met hogere geluidsniveaus) en de verplichte homologatie5 voor het gros van de werfmachines, waardoor het niveau van akoestisch vermogen beperkt is, kan men zich verwachten aan een geluidsimpact gelokaliseerd op de werkplatformen en aan een kleinere impact op de geluidsniveaus in de omringende woongebieden. 4.4.2
Het wagenpark
Maximaal 10 werknemers worden voorzien voor de werkplatformen, hetgeen een maximum van 10 persoonlijke voertuigen op de toegangswegen naar de inplantingslocatie impliceert. De akoestische impact (op uurbasis) van het verkeersgeluid van deze voertuigen is beperkt en kan gemakkelijk ingeperkt worden door een juiste keuze van toegangswegen. Het vrachtwagentransport wordt vooral veroorzaakt door het transport van werfmachines bij het begin en einde van de werffase, door het transport van puin en uitgegraven grond, door de aanvoer van materialen (metaalstructuren voor de funderingen, beton, …) en door de toevoer van onderdelen van windturbines (masten, wieken, rotoren, …). Het transport van windturbine-onderdelen zal via uitzonderlijk vervoer gebeuren. Voor het vrachtwagentransport is het geluidsniveau LAeq op uurbasis van de grootteorde 50 tot 55 dB(A) gemeten op 10 m van het wegennet, wat overeenkomt met de doortocht van 10 wagens. De invloed van het vrachtwagentransport op de gemiddelde uurwaarden is dus van weinig belang. Deze invloed kan bovendien beperkt worden door met zorg het traject te kiezen. Er dient echter opgemerkt te worden dat de doortocht van vrachtwagens belangrijker zou kunnen zijn op de maximale geluidsniveaus. 4.4.3
Conclusie
De akoestische impact van de werffase voor de aanleg, verbreding en verharding van toegangswegen, voor de aanleg van elektrische bekabeling en voor de inplanting van de windturbines in het Waals Gewest op Vlaanderen is klein. Deze impact is vooral te wijten aan het transport van het wagenpark, vooral van vrachtwagens. 4.5
4.5.1
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE EXPLOITATIE
Methodologie
Om de impact van het windturbineproject op het huidige akoestische niveau te evalueren, werd een akoestische evaluatie uitgevoerd.
5 Homologatie volgens de voorschriften van het KB van 6 maart 2002 : « KB betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis » voor de meest recente machines (omzetting van de Europese Richtlijn CEE 2000-14)
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
25
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
De software6 laat toe om de geluidsniveaus te berekenen op elk gekozen punt en het bekomen raster met resultaten te interpoleren op een dergelijke manier dat de resultaten kunnen worden voorgesteld onder vorm van een zogenaamde ‘geluidskaart’. Deze kaarten bieden een globaal overzicht van de akoestische impact van het project. Vervolgens worden op basis van deze kaart bepaalde punten, zoals woongebieden volgens het gewestplan en de localisatie van geïsoleerde woningen, weerhouden (omdat ze mogelijkerwijze meer hinder ondervinden van het project) en verder in detail bestudeerd. De berekeningen die fungeren als basis voor de geluidskaart en punctuele resultaten, worden uitgevoerd rekening houdend met het reliëf, de invloed van de lucht op de propagatie van het geluid en de invloed van de wind in alle richtingen van propagatie. Bovendien worden deze berekeningen voor alle windturbines gelijktijdig gedaan en dus voor de minst gunstige situatie. Dit kan aanleiding geven tot een overschatting van het berekende geluidsniveau. 4.5.2
De geluidsemissies
Om een beeld te krijgen van de maximale potentiële impact, zijn de parameters van geluidsemissie gebruikt in deze modellering deze van het windturbinemodel met de grootste geluidsemissie-parameters. Het is belangrijk te herhalen dat het geluidsniveau van de achtergrond toeneemt met de windsnelheid. Dit verband is sterk afhankelijk van de omgeving van het ontvangend punt (gebouwen, vegatatie, bodemtype, …). Het geluid wordt ondermeer gevormd door de wrijving van de wind met de bodem, met verschillende landschapselementen en door turbulenties. Nochtans is dit verband momenteel nog niet duidelijk vastgesteld. Door ervaring met en metingen uitgevoerd in andere windturbineparken blijkt dat het achtergrondgeluidsniveau sneller toeneemt met de windsnelheid dan het geluid van de windturbines. Zo is bij een windsnelheid van 8 m/s of hoger, het achtergrondgeluid (50 tot 60 dB(A)) ongeveer 10 dB(A) hoger dan het specifieke geluid van de windturbines. Dit laatste geluid wordt dus volledig overstemd. Twee gevallen zullen hier worden bestudeerd : een simulatie met een windsnelheid van 5 m/s en een simulatie met een windsnelheid van 8 m/s. Volgens Repower moet men sinds oktober 2009 rekening houden met de volgende geluidsemissie-gegevens van de Repower MM92 : 101,7 dB(A) bij 5 m/s en 104,2 dB(A) bij 8 m/s. Hierdoor is deze windturbine niet langer de meest lawaaierige bij een windsnelheid van 8 m/s, maar de waarde van 105 dB(A) is eveneens van toepassing op de windturbine GE 2.5. De gemaakte modelleringen in het kader van deze studie blijven dan ook van toepassing bij deze windsnelheid. Bij een windsnelheid van 5 m/s is de waarde 102,2 dB(A), die in deze studie wordt vooropgesteld, niet langer de belangrijkste. Voortaan wordt 101,7 dB(A) als richtwaarde vooropgesteld. Hierdoor kan besloten worden dat de gemaakte modelleringen in deze studie met 0,5 dB(A) worden overschat bij een windsnelheid van 5 m/s. 4.5.3
Evaluatie van de effecten
De resultaten van de modellering worden voorgesteld onder kaartvorm in Figuren 4-1 et 4-2 die voorzien zijn van een kleurschaal om de evolutie van de geluidsniveaus te visualiseren.
6
Software IMMI, gebruik makend van de norm ISO 9613 voor de berekening van de geluidsvoortplanting
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
26
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Op basis van enerzijds deze kaarten en anderzijds de woongebieden volgens het gewestplan en de plaatsbepaling van geïsoleerde woningen, zijn 24 specifieke punten weerhouden (omdat deze mogelijkerwijze meer hinder ondervinden van het project) om nader onderzocht te worden (Figuur 4-3). Zes van de 24 punten bevinden zich in Vlaanderen en worden opgelijst in Tabel 4-1.
Tabel 4-1: Localisatie van referentiepunten in Vlaanderen Punten
Regio
Aanduiding op het gewestplan
Lambert coördinaten X
Y
Woongebied
203510,9
156571,2
WG-Waasmont
Vlaanderen Vlaanderen
Woongebied
199072,1
157074,4
11
WG-Walshoutem
Vlaanderen
Woongebied
200335,2
156462,2
14
WG-Kortijs
Vlaanderen
Woongebied
205050,2
155099,1
20
Woning-Walshoutem
Vlaanderen
Agrarisch gebied
200363,7
156224,6
Vlaanderen
Agrarisch gebied
204786,2
155075,8
9
WG-Montenaken
10
22 Woning-Kortijs WG = Woongebied
De resultaten voor de weerhouden referentiepunten zijn terug te vinden in Tabel 4-2. Deze resultaten houden rekening met alle windturbines, onafhankelijk van de regio waarin ze zich bevinden.
Tabel 4-2 : Resultaten van de weerhouden referentiepunten voor het globale windturbinepark Punten
Regio
Ldeel in dB(A) wind 5 m/s
wind 8 m/s
9
WG-Montenaken (1,9 km ten NO van windturbine W13)
Vlaanderen
33,5
36,3
10
WG-Waasmont (1 km ten NO van windturbine W11)
Vlaanderen
37,0
39,8
11
WG-Walshoutem (2 km ten O van windturbine W11)
Vlaanderen
38,4
41,2
14
WG-Kortijs (2,9 km ten O van windturbine W13)
Vlaanderen
38,7
41,5
20
Woning-Walshoutem (450 m ten NO van windturbine V13 en 2 640 m ten O van windturbine W13)
Vlaanderen
40,8
43,6
22
Woning-Kortijs (450 m ten N van windturbine V5 en 1 640 m ten O van windturbine W11)
Vlaanderen
39,5
42,3
De evaluatie onder conservatieve berekeningsomstandigheden toont aan dat er een overschrijding is van het geluidsniveau voor het punt 20 (Waalse wetgeving – 40 dB(A) Ter herinnering : rekening houdend met de revaluatie van de geluidsemissie-gegevens van de Repower MM92 bij een windsnelheid van 5 m/s, zijn de gemaakte berekeningen in deze studie overschat met 0,5 dB(A) bij een windsnelheid van 5 m/s. Voor de andere woongebieden of geïsoleerde woningen blijven de geluidsniveaus onder de limietwaarden die van toepassing zijn in Wallonië. Herinneren we eraan dat de Vlaamse omzendbrief betreffende de inplanting van windturbines bepaalt dat vanaf een onderlinge afstand tussen de windturbines en de nabije woningen van 250 m, een evaluatie dient te worden uitgevoerd bij een windsnelheid van 8 m/s. De limietwaarde is bovendien afhankelijk van de zone volgens het gewestplan. In dit geval is de limietwaarde begrensd op 39 dB(A) (woongebied). Bij een onderlinge afstand groter dan 250 m is het geluidsniveau aanvaardbaar volgens dit document en moet er geen specifieke evaluatie gebeuren.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
27
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Geen enkele windturbine (voorzien in Wallonië of Vlaanderen) bevindt zich op minder dan 250 m van woningen. Ter hoogte van punt 20 (geïsoleerde woning in de buurt van Walshoutem), zijn de dichtstbijgelegen windturbines (en dus degene die de grootste geluidsimpact zullen hebben) gepland op Vlaams grondgebied. De akoestische impact, veroorzaakt door de geplande windturbines in Wallonië, is verwaarloosbaar en hoogstwaarschijnlijk niet hoorbaar voor het menselijk oor. 4.5.4
Effecten op het niveau van het omgevingsgeluid
Het is niet vanzelfsprekend om de evolutie van achtergrondgeluidsniveaus in functie van de snelheid te voorspellen. Aangezien deze niveaus afhankelijk zijn van de plaatselijke parameters (bodemtype, aanwezigheid van bomen, gebouwen, bovengrondse elektrische kabels, …) kunnen hierdoor grote verschillen optreden tussen 2 locaties, zelfs indien ze dicht bij elkaar gelegen zijn. Het Cadre de référence pour l’implantation d’éoliennes en Région wallonne schat dat het achtergrondgeluidsniveau bij een windsnelheid van 8 m/s 50 tot 60 dB(A) bedraagt voor een bebost gebied. Andere bronnen spreken eerder van een geluidsniveau tussen 40 en 50 dB(A), zonder verduidelijking omtrent de omgeving. Bij een windsnelheid van 8 m/s bedraagt het achtergrondgeluidsniveau 50 dB(A), zodat het geluid te wijten aan de windturbines slechts weinig invloed zal hebben op dit achtergrondgeluid. De verhoging van het achtergrondgeluidsniveau door toevoeging van een specifiek geluid van 43 dB(A) wordt geschat op 0,8 dB, wat onhoorbaar is voor het menselijk oor. Tijdens de dag geven de metingen relatief hoge geluidsniveaus aan, wat vooral te wijten is aan het verkeer. De akoestische impact van de geplande windturbines in Wallonië t.h.v. geïsoleerde woningen en woongebieden in Vlaanderen zou dan te verwaarlozen zijn. Tijdens de nacht zakken de opgemeten achtergrondgeluidsniveaus vaak onder 40 dB(A) gedurende een deel van de nacht. Bij zwakke wind zullen de windturbines een verhoging veroorzaken van de geluidsniveaus gedurende de meest kalme perioden. Deze verhoging ligt normaliter tussen de 3 en 5 dB(A) in de meest extreme gevallen en de verhoging is functie van de windsnelheid en –oriëntatie. 4.5.5
Wagenpark
Tijdens de exploitatiefase vereisen enkel onderhouds- en herstellingswerken de aanwezigheid van werknemers ter plaatse. Door het beperkte karakter van deze operaties, kan de impact ervan verwaarloosd worden. 4.5.6
Besluit
Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest zorgt voor een overschrijding van de toepasselijke wettelijke normen in Wallonië of in Vlaanderen t.h.v. geïsoleerde woningen of woongebieden die het dichtstbijgelegen zijn in Vlaanderen. 4.6
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Indien hinder ontstaat door het overschrijden van de norm, verbindt de promotor zich ertoe alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de emissies terug te dringen zodat aan de norm wordt voldaan.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
28
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
4.7
AANBEVELINGEN GENOMEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Het studiebureau geeft volgende aanbevelingen : - de nodige informatie verstrekken aan de bewoners betreffende de te verwachte geluidsoverlast gedurende de werffase (planning, uurregeling, traject van speciaal transport, …) en de uurregeling respecteren, - waken over de nodige controles en onderhoud van het werfmaterieel.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
29
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
5
DISCIPLINE FAUNA EN FLORA
Door de uitgestrektheid van het windturbinepark worden 3 groepen van windturbines onderscheiden om de expertise op het terrein te vergemakkelijken en de tekst te verduidelijken : - Groep 1 – Windturbines W1 t.e.m. W4 op het grondgebied van de gemeente Hélécine, de meest westelijk gelegen windturbines van het project. - Groep 2 – Windturbines W5 t.e.m. W11 op het grondgebied van de gemeenten Hélécine, Orp-Jauche en Lincent. - Groep 3 – Windturbines W12 en W13 op het grondgebied van de gemeente Hannut.
5.1
5.1.1
5.1.1.1
HUIDIGE SITUATIE – ECOLOGISCH PATRIMONIUM EN WETTELIJK KADER
Beschermde gebieden (andere dan Natura 2000)
Beschermde gebieden volgens het gewestplan
Een natuurgebied bevindt zich op 1 km ten N van de windturbines W12 en W13, terwijl een parkgebied op 1 km ten W van windturbine W11 ligt.
5.1.1.2
Natuurreservaten
Geen enkel natuurreservaat werd opgelijst binnen een straal van minstens 2,5 km omheen de geplande windturbines in het Waals Gewest.
5.1.1.3
Bosreservaten
Geen enkel Vlaams bosreservaat werd opgelijst binnen een straal van minstens 2,5 km omheen de geplande windturbines in het Waals Gewest.
5.1.1.4
RAMSAR-gebieden in Vlaanderen
De 'Convention on Wetlands of International Importance Especially as Waterfowl Habitat', heeft de instandhouding en het duurzaam gebruik van watergebieden als streefdoel. Deze conventie wordt ook wel de ‘RAMSAR-conventie’ genoemd, als verwijzing naar de Iraanse stad waar de overeenkomst werd opgesteld en aangenomen door de deelnemende landen tijdens een vergadering op 2 februari 1971. De conventie is in werking getreden op 21 december 1975. In december 2008 waren er 158 aangesloten partijen en 1 828 aangeduide gebieden met een totale oppervlakte van 168.985.680 ha. In Vlaanderen maken 5 sites deel uit van het RAMSAR-netwerk. Het betreft : - De IJzerbroeken te Diksmuide en Lo-Reninge (2 360 ha), - Kalmthoutse Heide (2 200 ha), - Vlaamse Banken (1 900 ha), - Zwin (530 ha), - Schorren van de Beneden-Schelde (420 ha).
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
30
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Er zijn geen RAMSAR-zones binnen een straal van 25 km omheen de geplande windturbines in het Waals Gewest.
5.1.1.5
Vlaams Ecologisch Netwerk gebieden (VEN-gebieden)
Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is het geheel van gevoelige natuurgebieden in Vlaanderen. Het betreft gebieden waar het behoud van de natuur, gekoppeld aan een duurzame ontwikkeling die toelaat om de natuur in stand te houden, prioritair is. De Vlaamse overheid voert hiervoor een beleid van behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur en het milieu in de schoot van de geselectioneerde gebieden. De gebieden werden bepaald in het kader van het decreet betreffende het behoud van natuur en milieu van 21 oktober 1997. Lijst met sites van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) geïdentificeerd in de bestudeerde zone Er zijn geen sites behorend tot het VEN binnen de onderzochte perimeter (Figuur 5-1). De dichtstbijgelegen site is de ‘Kleine Gete Vallei’ in Hoegaarden, op ongeveer 8 km ten NW van windturbine W1. 5.1.2
Netwerk Natura 2000
De dichtstbijgelegen Natura 2000-site in Vlaanderen zijn de ‘Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw’ (code BE2200038). De site van 2 604 ha omvat onder andere grasvelden met enkele zeldzame orchideeën en relictbossen op alluviale grond en vertegenwoordigt een groot belang in het behoud van de grote watersalamander (Triturus cristatus). Deze plaats ligt ten W van het geplande windturbinepark, op ongeveer 15 km van windturbine W13. 5.1.3
Inventaris van gebieden met een biologische waardering
De Biologische Waarderingskaart is ontstaan uit onderzoek ter plaatse van het bodemgebruik en de vegetatie in Vlaanderen. De kaart wordt gemaakt op een schaal van 1/10 000. De verschillende types van bodemgebruik en de verschillende vegetatiesoorten worden gedefinieerd door een exhaustieve lijst van legende-eenheden. Voor een eenvoudig en snel gebruik, wordt de biologische waardering ook aangeduid met een kleurcode op de kaart. De waarde van elke legende-eenheid staat vast en wordt bepaald door een aantal ecologische criteria : de zeldzaamheid van het biotoop, de aan- of afwezigheid van bepaalde soorten, de biodiversiteit van het biotoop, de kwetsbaarheid en inwisselbaarheid van het biotoop. Aangezien de evaluatie vooral berust op de vegetatie, wordt een rode arcering aangebracht voor faunistisch belangrijke gebieden. Het belang wordt bepaald door het opduiken van belangrijke populaties van één of meerdere soorten zoogdieren, nestbouwende vogels, reptielen, amfibieën, vissen, vlinders en waterjuffers die op de rode lijst staan. Het belang van het aantal watervogels of ganzen in overwintering wordt in rekening gebracht. Uit de analyse van de kaart en de locatie van de geplande windturbines blijkt dat de windturbines zich zullen situeren in de nabijheid van plaatsen met een beperkte biologische waardering en die geen faunistisch belang hebben.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
31
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
5.1.4
Vogelatlas in Vlaanderen
De Vlaamse vogelatlas7 vermeldt geen nestgebieden of trekroutes in Vlaanderen in de schoot van of in de nabijheid van de bestudeerde perimeter. Een trekroute bevindt zich op 3,5 km ten W van de windturbine W1.
5.2
HUIDIGE SITUATIE – MILIEU IN DE NABIJHEID VAN DE LOCATIE
5.2.1
Inleiding
De studie van de huidige situatie berust op de evaluatie van de biologische waardering van de gebieden die betrokken zijn in het project. Ze bestaat erin de doorgangroutes voor gewervelde dieren, vooral en in hoofdzaak vogels, te identificeren en te evalueren. De evaluatie werd uitgevoerd o.b.v. gegevens bekomen tijdens 13 bezoeken ter plaatse (een voorbereidend bezoek in maart; 15 april 2008; 14 en 23 mei 2008; 8, 9, 11 en 16 september 2008; 6, 10, 18 en 28 oktober 2008; 18 december 2008). De observaties werden aangevuld door de inbreng van Freek Verdonkt et Dominique Lafontaine, 2 lokale natuuronderzoekers die vertrouwd zijn met de lokale fauna en flora en die gedurende verschillende jaren de regionale biodiversiteit volgen en de avifauna in het bijzonder. De windturbines zullen ingepland worden op een hoogte variërend van 80 tot 145 m, in een open landbouwlandschap in een gebied dat hoofdzakelijk omgevormd is tot landbouwgebied. Enkele braakliggende gebieden, holle wegen, minder bewerkte weilanden en met gras bezaaide lichtglooiende hellingen vormen een schuilplaats voor de aanwezige fauna en flora. Ze zijn echter beperkt in aantal en nemen slechts een kleine oppervlakte in. Er is eveneens wat bosgebied aan te treffen. 5.2.2
Fauna
De aanwezigheid van windturbines kan een bedreiging vormen voor de fauna, meer bepaald vogels en andere vliegende soorten zoals vleermuizen. Dit voorgaande is van toepassing voor een aantal situaties, zoals wanneer doorgangroutes of jachtgebieden voor bedreigde of gevoelige soorten aanwezig zijn. Andere negatieve effecten, permanent of tijdelijk, moeten eveneens in rekening worden gebracht. Broedvogels
Windturbines W1 t.e.m. W4 : De grote bewerkte velden ten W van het project - tussen Hoegaarden, Hélécine et Saint-Jean-Geest - zijn het jachtgebied van een van de weinige broedparen in België, de Blauwe Kiekendief (Circus cyaneus). Deze vogel is een bedreigde soort in België. Daarnaast vindt men ongeveer alle andere typische vogelsoorten voor dergelijke bewerkte landbouwgebieden terug, zoals de Grauwe Gors, de kwartel en de patrijs. Deze vogelsoorten zijn, samen met de Geelgors, de bosduif en de spotvogel, bedreigde soorten. De andere broedvogelsoorten zijn op regionaal en nationaal vlak in grotere aantallen aanwezig en hebben een kleinere patrimoniumwaarde.
Windturbines W5 t.e.m. W13 : 7
Deze kan geraadpleegd worden via volgende link : http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vogelatlas/
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
32
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
De broedvogels in de bewerkte gebieden omheen deze windturbines zijn in mindere mate aanwezig en zijn eerder banaal. De afwezigheid van de Blauwe Kiekendief en de waarschijnlijke afwezigheid van de Grauwe Gors is opmerkelijk. Globaal gesteld hebben de vogelsoorten die hier heden ten dage zijn terug te vinden, een kleinere patrimoniumwaarde. Trekvogels en trekvlucht Het plateau ten westen van de windturbines W1 t.e.m. W4 bevindt zich op een doorgangkruispunt voor vogelsoorten met een hoge patrimoniumwaarde en met een zekere gevoeligheid voor windturbines (Kiekendief spp., Morinelplevier, Zwarte Ooievaar). Deze 4 windturbines bevinden zich eveneens dicht bij de hoogste punten van het plateau, die als rustplaats worden gebruikt door verschillende vogels. De zones met de andere groepen van windturbines worden bezocht door meer vogels maar vooral door soorten die frequenter voorkomen. Deze zones kunnen dan ook niet als gepriviligieerde zones worden beschouwd voor de migratie van vogels. Vleermuizen Tien soorten vleermuizen zijn aanwezig in de regio van het windturbineproject. De inplantingszone lijkt echter ongunstig te zijn voor handvleugeligen. Slechts enkele dwergvleermuizen werden geobserveerd bij het bezoek aan de inplantingsplaats. Nochtans vormt de vallei van de Kleine Gete een gunstige doorgang voor de doorreis van vleermuizen die hun winterslaap houden in de ondergrondse gangen van de Natura 2000-site ‘Carrières souterraines d’Orp-Jauche’ (code BE31009), vooral t.h.v. de Pahaut gangen. Andere soorten In de omgeving van de inplantingszone vindt men (of vond men in een recent verleden) enkele overblijvende populaties van de Grote Hamster terug, een soort met verhoogde patrimoniumwaarde en met een beschermd statuut. Met uitzondering van de Grote Hamster heeft de site enkel een beperkt belang voor zoogdieren, amfibieën, reptielen en insecten. 5.3
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE CONSTRUCTIE VAN HET PROJECT
De effecten verbonden aan de constructie van de geplande windturbines in het Waals Gewest, besproken in de ‘étude d’incidences’, zijn niet fundamenteel verschillend van de effecten die veroorzaakt worden door dezelfde windturbines op het Vlaams grondgebied. Een samenvatting van deze analyse wordt hieronder weergegeven. Het geheel van gekozen locaties voor de inplanting van het toekomstige windturbinepark, kan als adequaat worden omschreven, met uitzondering van de 4 meest westelijk gelegen windturbines van het project (windturbine W1 t.e.m. W4). Voor 8 windturbines zal het noodzakelijk zijn om nieuwe wegen aan te leggen op enkele tientallen meters om toegang te krijgen tot de inplantingslocatie. De noodzaak tot verbreding en/of verharding van de bestaande wegen met het oog op het verzekeren van de toegang tot de locaties van de windturbines, zal bepaald worden bij de eventuele toekenning van de vergunning. Op het eerste gezicht lijken enkele aanpassingen noodzakelijk. De ondergrondse elektrische verbinding loopt langsheen bestaande wegen of loopt over agrarische gebieden die geen specifiek belang hebben voor fauna en flora. Hierdoor kan de directe impact van de constructie van de windturbines op de locatie als beperkt tot zeer beperkt worden ingeschat. Het is evenwel mogelijk dat de
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
33
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
elektrische verbinding zal gebeuren via holle wegen die een interessante biologische waardering hebben. De werfwerkzaamheden kunnen een invloed hebben op de biologische waardering ervan. Deze holle wegen bevinden zich allemaal in Wallonië. Een klein watergebied bestaande uit een overstromingsgebied omgeven door bomen en struiken bevindt zich op het grondgebied van Vlaanderen. Dit gebied kan hinder ondervinden van het wagenparktransport dat gepaard gaat met het project (Figuur 5-2). Grondverplaatsingen kunnen eveneens noodzakelijk zijn door het uitvoeren van grondwerken en de aanleg van een nieuw wegennetwerk. De aanwezigheid van de autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn zal vrachtwagens verplichten om omwegen te maken. De opslag, zelfs tijdelijk, op of over gebieden met een hoge biologische waardering dient vermeden te worden, vooral voor wat betreft windturbine W12.
5.4
5.4.1
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE MORFOLOGIE EN DE EXPLOITATIE VAN HET PROJECT
Sites met biologische waardering
Er zijn weinig sites met biologische waardering in de nabijheid van het geplande windturbinepark. Rekening houdend met de aanwezigheid van de HST-spoorlijn en de autosnelweg E40, zal de inplanting van windturbines geen storend of isolerend effect hebben op de sites met een hoge biologische waardering in de omgeving. De inplanting van windturbines langsheen deze infrastructuur (die weinig gunstig is voor de biodiversiteit) is trouwens een troef van dit project. Vergeleken met andere potentiële locaties in de regio lijkt de inplanting zoals voorzien ideaal op het vlak van het biologisch milieu. De potentiële effecten verbonden met de morfologie en exploitatie van het project zijn in hoofdzaak beperkt tot de lokale avifauna of de avifauna op doortocht over de agrarische gebieden in de buurt.
5.4.2
Broedvogels, trekvogels, trekroutes, vleermuizen et andere soorten
De effecten verbonden aan de constructie van van de geplande windturbines in het Waals Gewest, besproken in de ‘étude d’incidences’, zijn niet fundamenteel verschillend van de effecten die veroorzaakt worden door dezelfde windturbines op het Vlaams grondgebied. Een samenvatting van deze analyse wordt hieronder weergegeven. Het impactrisico door de exploitatie van de 4 windturbines gelegen op het grondgebied van Hélécine (W1 t.e.m. W4) op de plaatselijke avifauna en op migrerende soorten kan als significant worden beschouwd. De inplanting van deze windturbines zou onderworpen moeten zijn aan de voorwaarde dat zware compensatoire maatregelen in voege moeten treden. De invloed van de exploitatie van deze 4 windturbines op zoogdieren (waaronder handvleugeligen), reptielen en amfibieën, insecten en flora kan als zwak worden beschouwd. De exploitatie van de windturbines W5 t.e.m. W13 zou geen significante effecten hebben op lokale en migrerende vogels, vleermuizen of andere zoogdieren, reptielen, insecten en de flora.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
34
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Er dient bovendien over gewaakt te worden om de oevers van de Kleine Gete in stand te houden. Deze oevers vormen met grote waarschijnlijkheid één van de belangrijkste doorgangen waarlangs vleermuizen zich verplaatsen op weg van/naar de Pahaut grotten (Orp-Jauche) waar ze massaal overwinteren. Op basis van voorgaande overwegingen lijken de voorziene locaties gunstig te zijn voor de inplanting van de windturbines,met uitzondering van de windturbines W1 t.e.m. W4 die gelegen zijn op het grondgebied van Hélécine. 5.5
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
De opslag van grond, zelfs tijdelijk, zal niet gebeuren op gebieden met een hoge biologische waardering. Ook zullen dergelijke gebieden niet worden doorkruist bij het transport naar een opslagplaats. 5.6
5.6.1
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Werffase
De 4 windturbines op het grondgebied van Hélécine (windturbines W1 t.e.m. W4) zullen een belangrijke invloed hebben op de avifauna. Een mogelijke oplossing hiervoor is dat de windturbines niet worden gebouwd op de voorgestelde locaties. Vanuit het strikte standpunt van fauna-flora-biodiversiteit is het denkbeeldig om deze 4 turbines te verplaatsen en in te voegen tussen de andere windturbines van het project. Indien voor andere redenen dan de aspecten fauna-flora-biodiversiteit deze 4 windturbines zouden moeten worden ingeplant op de voorziene locatie, dan zou de toelating vergezeld moeten zijn van zware compensatiemaatregelen en een verplichting tot gedetailleerd beheer in de ‘étude d’incidences’ (punt 3.5.6.3). Om onnodige verstoring te vermijden zou de constructie bovendien uitgevoerd moeten worden buiten de paar- en broedperiode van de Blauwe Kiekendief. De werken worden dus best uitgevoerd tussen september en maart. Het overschot aan uitgegraven grond zou, in de veronderstelling dat deze grond beantwoordt aan de van toepassing zijnde normen en mits er vraag naar zou zijn, ter beschikking moeten worden gesteld aan plaatselijke landbouwers. Hierdoor worden transportafstanden zo goed als volledig geëlimineerd. Er dient op toegezien worden dat het teveel aan grond dat niet kan benut worden, niet wordt opgeslagen (zelfs niet tijdelijk) in of dichtbij gebieden die een hoge biologische waardering hebben (in het bijzonder dichtbij of langsheen de vallei van de Kleine Gete, in de SGIB- en Natura 2000-sites of nabij de oude steengroeven van de regio). Het kleine watergebied bestaande uit overstromingsgebied omgeven door bomen en struiken op het Vlaams grondgebied dient in stand te worden gehouden. 5.6.2
Exploitatiefase
Het studiebureau formuleert de aanbeveling om aan de inplanting van de 4 windturbines van groep 1 (Hélécine – windturbines W1 t.e.m. W4) op de voorziene locaties, de voorwaarde te verbinden tot het in voege treden van strenge compensatoire maatregelen. Reden hiervoor is het feit dat deze windturbines grote potentiële impact kunnen hebben op het milieu en vogels in het bijzonder. (De compensatoire maatregelen worden in detail besproken in punt 3.5.6.3 van de ‘étude d’incidences’).
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
35
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
6
DISCIPLINE BODEM
6.1
HUIDIGE SITUATIE
6.1.1
Bodem en ondergrond
De bodem waarop de windturbines zouden worden ingeplant, bevat slib. De ondergrond daarentegen bestaat uit zandige kleigrond, zand, keien en slib. 6.1.2
Grondwater
Grondwaterlagen waarvan de winning bedoeld is voor menselijke consumptie, bevinden zich op het grondgebied van Gingelom op 1,4 km ten NW van windturbine W12 en op 3,3 km ten NO van windturbine W13. Tabel 6-1 geeft de kenmerken weer van de grondwaterlagen gesitueerd in de nabijheid van de site.
Tabel 6-1 : Kenmerken van de grondwaterlagen in het Vlaams Gewest gesitueerd in de nabijheid van de inplantingslocatie Afstand en oriëntatie t.o.v. de dichtstbijzijnde windturbine
Eigenaar
Aard
Gebruik
Bekken
LIM-KL2/4122
2,6 km ten O van windturbine W13
Vanelderen Valentin
Ondergronds waterbekken
Landbouw
Landeniaan aquifer
4,2 km ten NO van windturbine W13
Jadoul
Niet-freatisch
Fruitteelt
LIM-KL2/3740
Landeniaan en Heersiaan aquifer
VMW
Ondergronds waterbekken
Behandeling en distributie van water
Landeniaan aquifer
Vandormael Benoit
Niet-freatisch
Fruitteelt
Paleoceen aquifer
VMW
Ondergronds waterbekken
Behandeling en distributie van water
Landeniaan aquifer
VMW
Niet-freatisch
Behandeling en distributie van water
Krijt aquifer
2 km ten NO van windturbine W11
Lecocq Marc
Niet-freatisch
Landbouw
Krijt aquifer
1556
1,75 km ten NO van windturbine W11
Ertrijckx Edwig
Ondergronds waterbekken
Tuinbouw
Landeniaan aquifer
LIM-KL2/3705
3,9 km ten NO van windturbine W13
Muermans Lodewijk
Ondergronds waterbekken
Veeteelt
Landeniaan aquifer
LIM-KL2/4184
4 km ten NO van windturbine W13
Halinka Industries
Niet-freatisch
Exploitatie van natuursteen
Heersiaan en Opglabbeek
Referentiecode
BMV/00002774 /300 LIM-A/1017
1,4 km ten NW van windturbine W12 3 km ten NO van windturbine W13
LIM-kl1/2754
3,3 km ten NO van windturbine W13
LIM-kl1/2754
3,3 km ten NO van windturbine W13
Z2000439
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
36
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Referentiecode
Afstand en oriëntatie t.o.v. de dichtstbijzijnde windturbine
Eigenaar
Aard
Gebruik
Bekken aquifer
1618
2,8 km ten NO van windturbine W11
Z2000728
3,6 km ten NO van windturbine W11
LIM-A/00626
4,9 km ten NO van windturbine W13
6.1.3
Goyens Guy
Ondergronds waterbekken
Tuinbouw
Krijt aquifer
Vandervelpen Marcel
Ondergronds waterbekken
Hotel en restaurant
Heersiaan en Opglabbeek aquifer
Biets Jozef
Niet-freatisch
Landbouw
Paleoceen aquifer
Belangrijke natuurlijke risico’s
Geen enkele karstzone bevindt zich in de nabijheid van de projectlocatie. Mijnzones met risico op instorting bevinden zich op meer dan 25 km van de projectlocatie.
6.2
6.2.1
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE BOUW VAN HET PROJECT
Stabiliteit van de bodem en de ondergrond
De inplanting van windturbines in het Waals Gewest zal geen enkel effect hebben op de stabiliteit van de bodem en de ondergrond in het Vlaams Gewest.
6.2.2
Bodemerosie en verdichting
De inplanting van windturbines in het Waals Gewest zal geen enkel effect hebben op bodemerosie en de verdichting van de bodem en de ondergrond in het Vlaams Gewest. 6.2.3
Verontreiniging van de bodem en het grondwater
Gedurende de werffase bestaat het risico op verontreiniging van de bodem en het grondwater door de aanwezigheid van bouwmachines en het gebruik van oliën en smeermiddelen. De hoeveelheden van potentieel gevaarlijke vloeistoffen aanwezig op de locatie zijn beperkt. Voorzorgsmaatregelen zullen genomen worden om elke accidentele lozing door gebruik of manipulatie ervan, te vermijden. Het dichtstbijgelegen drinkwaterbedrijf actief in de publieke distributie van drinkwater is de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW). Dit bedrijf bevindt zich op 1,4 km ten NW van windturbine W12. Het project brengt dus geen significant gevaar op vervuiling met zich mee.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
37
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
6.2.4
Uitgegraven grond
De uitgegraven grond zal niet worden hergebruikt op de locatie van de windturbines. Een analyse van deze grond zal worden uitgevoerd en afhankelijk van de resultaten, zal de grond volgens de van kracht zijnde wetgeving worden afgevoerd.
6.3
6.3.1
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE MORFOLOGIE EN DE EXPLOITATIE VAN HET PROJECT
Grondwater
De potentiële risico’s op grondwaterverontreiniging, te wijten aan de aanwezigheid van minerale olie of smeervet in de gondel (bv. hydraulische noodremsystemen) zijn over het algemeen beperkt door de aanwezigheid van een opvangnetwerk en een opvangbak in de gondel. Rekening houdend met de beperkte risico’s op bodemverontreiniging door de exploitatie van de windturbines, zou de gelijktijdige uitbating van het windturbinepark en het dichtstbijgelegen grondwaterwinningsbedrijf voor publieke distributie, gesitueerd in Vlaanderen, geen probleem mogen zijn.
6.4
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Het type transformator is nog niet gekend. In principe voorziet de promotor van het project in de installatie van transformatoren zonder koelvloeistof. Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt overigens geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de inplantingslocatie.
6.5
6.5.1
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Werffase
Het materieel zal uitgerust zijn met antipollutiekits zodat meteen kan worden ingegrepen in geval van een accidentele verontreiniging. Interventiekits inzetbaar bij verontreiniging zouden permanent aanwezig moeten zijn op de werkplatformen. 6.5.2
Exploitatiefase
Geen specifieke aanbevelingen bij de exploitatiefase.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
38
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
7
7.1
OPPERVLAKTEWATER
HUIDIGE SITUATIE
Tabel 7-1 vermeldt de waterlopen in het Vlaams Gewest, die het dichtst gelegen zijn bij elke geplande windturbine in het Waals Gewest.
Tabel 7-1 : Waterloop het dichtst gelegen bij elke windturbine Benaming
Waterloop
Afstand en oriëntatie
Windturbine n°W1
Grote Gete
1.280 m (NW)
Windturbine n°W2
Grote Gete
1.600 m (NW)
Windturbine n°W3
Grote Gete
1.900 m (NW)
Windturbine n°W4
Grote Gete
2.175 m (NW)
Windturbine n°W5
Bevindt zich op meer dan 3 km van het Vlaams Gewest
Windturbine n°W6
Bevindt zich op meer dan 3 km van het Vlaams Gewest
Windturbine n°W7
Bevindt zich op meer dan 3 km van het Vlaams Gewest
Windturbine n°W8
Molenbeek
4.100 m (NO)
Windturbine n°W9
Molenbeek
3.650 m (NO)
Windturbine n°W10
Molenbeek
2.500 m (NO)
Windturbine n°W11
Molenbeek
2.000 m (NO)
Windturbine n°W12
Molenbeek
1.700 m (NO)
Windturbine n°W13
Molenbeek
2.000 m (NW)
Windturbine n°W14
Molenbeek
2.275 m (NW)
7.2
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE CONSTRUCTIE VAN HET PROJECT
Het sanitair afvalwater afkomstig van de arbeiders op de werkplatformen (maximaal 10 arbeiders) zal behandeld worden d.m.v. specifieke, tijdelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties. 7.3
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE MORFOLOGIE EN DE EXPLOITATIE VAN HET PROJECT
Tijdens de exploitatiefase zijn er geen potentiële effecten aangezien er geen water wordt verbruikt en er dus ook geen afvalwater ontstaat (industrieel water, koelwater en sanitair water).
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
39
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
7.4
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Het type transformator is nog niet gekend. In principe voorziet de promotor van het project transformatoren zonder koelvloeistof te installeren. Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt overigens geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de locatie.
7.5
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Geen specifieke aanbevelingen.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
40
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
8
8.1
DISCIPLINE LUCHT
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE CONSTRUCTIE VAN HET PROJECT
Gedurende de werffase is de vrijzetting naar de atmosfeer beperkt tot de gasontsnapping van bouwmachines en tot de eventuele stofwolken door de werkzaamheden en het wegtransport. Er zal geen significante geurhinder zijn. 8.2
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE EXPLOITATIE EN HET ONDERHOUD VAN HET PROJECT
De exploitatie van het project omvat geen uitstoot in de lucht.
8.3
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Geen enkele specifieke maatregel wordt genomen door de opdrachtgever.
8.4
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Geen specifieke aanbevelingen.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
41
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
9
9.1
AFVAL
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE CONSTRUCTIE VAN HET PROJECT
Het afval geproduceerd tijdens de werffase zal in hoofdzaak beperkt blijven tot vaten, paletten en verpakkingsmateriaal. Dit afval zal ingezameld en afgevoerd worden volgens de van kracht zijnde wetgeving. Het aspect ‘Afgegraven grond’ werd reeds behandeld in punt 6.2.4.
9.2
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE EXPLOITATIE EN HET ONDERHOUD VAN HET PROJECT
Afval afkomstig van de exploitatie en het onderhoud is beperkt tot hetzij patronen voor de smering hetzij vaten met olie gebruikt bij de verschillende rolbewegingen. Dit afval zal afgevoerd worden door de onderneming die instaat voor het onderhoud en herstelwerkzaamheden. 9.3
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Geen specifieke maatregelen.
9.4
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Geen specifieke aanbevelingen.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
42
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
10
10.1
VEILIGHEID
VEILIGHEID EN CONFORMITEIT VAN DE UITRUSTING
De effecten verbonden met het transport van elektrische energie (elektrisch veld en magnetisch veld) geproduceerd in het Waals Gewest, zijn beperkt tot dit Gewest. 10.2
SIGNALISATIE VAN HET MATERIEEL
De signalisatie van de geplande windturbines in het Waals Gewest wordt opgelegd door de Circulaire GDF-03. De analyse van de impact van deze omzendbrief op het Vlaams grondgebied wordt gemaakt in punt 2.
10.3
HST-LIJNEN EN AUTOSNELWEGEN
De geplande windturbines in het Waals Gewest bevinden zich op ten minste 160 meter van de autosnelweg E40 (Luik – Brussel) en de HST-lijn (Luik – Brussel). Deze afstand overstijgt de totale hoogte van de geplande windturbines met 10 meter. 10.4
WEGEN EN LANDBOUWWEGEN
Tabel 10-1 geeft de in Vlaanderen gelegen wegen weer die het dichtst gelegen zijn bij elke geplande windturbine in het Waals Gewest.
Tabel 10-1 : In Vlaanderen gelegen wegen die het dichtst gelegen zijn bij elke geplande windturbine Benaming
Straat/weg
Afstand en oriëntatie
Windturbine n°W1
Noduwelstraat
Op 200 m ten NW
Windturbine n°W2
Noduwelstraat
Op 530 m ten NW
Windturbine n°W3
Noduwelstraat
Op 790 m ten NW
Windturbine n°W4
Noduwelstraat
Op 1 100 m ten NW
Windturbine n°W5
Bevindt zich op meer dan 3 km van het Vlaams Gewest
Windturbine n°W6
Bevindt zich op meer dan 3 km van het Vlaams Gewest
Windturbine n°W7
Hougardy weg
Op 2 180 m ten NO
Windturbine n°W8
Hougardy weg
Op 1 730 m ten NO
Windturbine n°W9
Hougardy weg
Op 615 m ten NO
Windturbine n°W10
Hougardy weg
Op 405 m ten N
Windturbine n°W11
Hougardy weg
Op 75 m ten NO
V. Gillesstraat
Op 325 m ten N
Landbouwweg
Op 175 m ten ZW
V. Gillesstraat
Op 475 m ten NW
Landbouwweg
Op 400 m ten W
Windturbine n°W12 Windturbine n°W13
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
43
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
De minimale afstand tussen de voet van de windturbine en de rand van de wegen, zoals aanbevolen in het referentiekader voor de inplanting van windturbines in het Waals Gewest, wordt vastgelegd op de totale hoogte van de windturbine. Deze afstand komt overeen met 150 m (en 130 m voor de windturbines W1 t.e.m. W4) en wordt niet gerespecteerd voor de windturbine W11 die zich op ongeveer 75 m van de Hougardy weg bevindt. Deze weg vormt de grens tussen het Waals en het Vlaams Gewest. Er is echter geen overstek op deze plaats. Een veiligheidsstudie werd opgemaakt in het kader van de ‘étude d’incidences’. Deze studie toont aan dat het risico dat gepaard gaat met de inplanting van de geplande windturbines in het Waals Gewest aanvaardbaar is op deze afstand. Berekeningen hebben aangetoond dat op een afstand kleiner dan 48 m van een windturbine met een vermogen van 3 MW, een dodelijk ongeval zich eens in de 100 000 jaar voordoet. Indien men de kans op menselijke aanwezigheid binnen een straal van 48 m omheen de windturbine schat op 10-2/jaar, is de waarschijnlijkheid op een ongeval van de grootte-orde 10-7/jaar. Dit ligt boven de waarde van het risicocriterium dat wordt gehanteerd voor Seveso-bedrijven (106 /jaar). Een tankstation in Vlaanderen bevindt zich op ongeveer 250 m ten NW van de geplande windturbine W1 op Waals grondgebied. 10.5
10.5.1
EFFECTEN OP DE MENSELIJKE GEZONDHEID
Inleiding
Een gedetailleerde studie over langere periode betreffende de invloed van een windturbinepark op de gezondheid van omwonenden valt buiten het kader van de ‘étude d’incidences’. De beschikbare literatuur maakt melding van verschillende aanbevelingen naargelang de geraadpleegde bron. Om een beeld te schetsen van de potentiële impact van de inplanting van een windturbinepark, worden de belangrijkste tendenzen in de literatuur hieronder vermeld. Algemeen gesteld is de invloed op de gezondheid van naburige omwonenden afhankelijk van plaatselijke condities, van het aantal en type windturbines en van de gevoeligheid van de omwonenden. De windturbines die heden ten dage worden ingeplant, zijn door de technologische vooruitgang niet volledig gelijk aan degene van enkele jaren. Het is daarom moeilijk, zelfs onmogelijk, om een algemeen besluit te trekken o.b.v. een studie voor andere locaties of voor een specifiek windturbinepark. Dokter Nina Pierpont (Verenigde Staten van Amerika) heeft verschillende artikels gepubliceerd over de invloed van windturbineparken op de omwonenden. Hierin beschrijft ze het windturbinesyndroom (Wind Turbine Syndrome – WTS) zonder melding te maken van het percentage van de omwonenden die hierdoor wordt getroffen. Dit syndroom wordt gekenmerkt door slaapproblemen, hoofdpijn, duizelingen, evenwichtstoornissen en braakneigingen, stress en angstgevoelens. Deze symptomen zijn ook afhankelijk van de individuele gevoeligheid als gevolg van het standpunt (positief of negatief) van een individu tegenover een windturbinepark. Als gevolg van haar observaties van belangrijke windturbineparken adviseert dokter Nina Pierpont om geen windturbineparken op minder dan 1,5 mijl (2,4 km) van woongebieden in te planten. Dichter bij huis heeft het ‘Agence française de sécurité sanitaire de l’environnement et du travail’ in opdracht van de ministeries van gezondheid en milieu een kritische analyse uitgevoerd van een rapport opgesteld door de ‘Académie Nationale de Médecine’ betreffende de invloed van de werking van windturbines op de menselijke gezondheid. Dit rapport van de ‘Académie de Médecine’ (maart 2006) stelt een afstand van 1 500 m voorop voor windturbines met een vermogen hoger dan 2,5 MW. De analyse van de beschikbare gegevens stelt :
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
44
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
-
-
dat geen enkel gegeven toelaat om conclusies te trekken over de invloed van lage frequenties of infrastralen. de afwezigheid van directe gezondheidsrisico’s betreffende gehoorschade of meer algemeen de effecten door lange blootstelling aan lage frequenties. de afwezigheid van sociale gevolgen (overlast) of weinig waarschijnlijke gevolgen van het geluid binnenshuis (gesloten ramen). dat wat betreft de blootstelling buitenshuis, kan het geluid afkomstig van windturbines, volgens de omstandigheden, aan de oorsprong liggen van hinder of overlast (langdurig gevolg of verspreid in de ruimte of op een populatie). Deze hinder of overlast is afhankelijk van de meteorologische condities en plaatselijke topografie. de formulering van een minimum inplantingsafstand (1 500 m) aangewezen noch pertinent lijkt te zijn. Het lijkt verstandig om voorafgaand aan elke beslissing omtrent de inplanting van een windturbinepark een studie op te stellen.
Studies opgesteld door het ‘Agence de l'Environnement et de la Maîtrise de l'Energie’ hebben belangrijke verschillen blootgelegd in de perceptie van windturbines volgens de woonplaats en het aanvaardingsniveau. Daarnaast spelen de leeftijd en de socio-economische achtergrond van de ondervraagde personen een rol in de beeldvorming. Wat de individuele factoren betreft bestaat bij iedereen een bepaalde gevoeligheid tegenover geluidshinder in het algemeen en tegenover de geluidshinder van windturbines in het bijzonder, afhankelijk van een in min of meerdere mate positieve houding tegenover windturbines. Bibliografie : Nina Pierpont, verschillende artikels, www.ninapierpont.com Eja Pedersen, “Human response to wind turbine noise : Perception, annoyance and moderating factors”, Göteborg University, 2007, 86 pp. G.P. van den Berg, “Effects of the wind profile at night on wind turbine sound.”, 2004. Agence française de sécurité sanitaire de l’environnement et du travail, “Impacts sanitaires du bruit généré par les éoliennes”, maart 2008, 95 pp. zonder bijlagen.
10.5.2
Geluid
De effecten hiervan op de omgeving werden behandeld in punt 4. Betreffende het geluid stelt de ‘Académie Nationale de Médecine’ (Frankrijk) het volgende : - dat het moeilijk is om vooraf een minimale afstand, van toepassing op alle windturbineparken, te bepalen, omdat de voortplanting van het geluid (en dus de zone met geluidshinder) afhankelijk is van topografische en omgevingselementen eigen aan elk windturbinepark. - dat het wenselijk zou zijn dat er, voorafgaand aan de bouwfase, geluidssimulaties worden uitgevoerd waarbij de geluidsniveaus t.h.v. omliggende bewoningen worden geregistreerd. Het is hierbij noodzakelijk dat deze simulaties naar de toekomst toe worden geïntegreerd in de impactstudie van deze windturbineparken.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
45
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
10.5.3
Stroboscopisch effect
De effecten op het milieu te wijten aan het stroboscopisch effect werden behandeld in het punt 2.4.4. Betreffende dit stroboscopische effect, stelt de ‘Académie Nationale de Médecine’ het volgende : « terwijl in andere omstandigheden de epileptogene rol van een repetitieve lichtstimulans werd aangetoond, hebben wij in de literatuur geen voorbeelden teruggevonden die windturbines hetzelfde effect toedicht : deze vrees wordt door geen enkel geval aangetoond. Merken we bovendien op dat de ogen van de toeschouwer uitermate gefixeerd moeten zijn gedurende voldoende lange tijd opdat de ogen de variaties van een lichtbundel kunnen doorgeven aan de hersencentra, waarbij deze lichtbundel erg nauw en ver verwijderd is zoals deze die wordt geleverd door een draaiende windturbine ». 10.5.4
Insluitings- en vernietigingseffect
De effecten op de landbouwomgeving werden behandeld in punt 2. 10.5.5
Infrasone trillingen
Windturbines produceren infrasone trillingen door de beweging van de wieken langsheen de mast. Er bestaan weinig gegevens over de productie van infrasone trillingen door windturbines. In de brochure Eolien : rumeurs et réalités stelt het Waals Gewest dat noch het geluid, noch de lage frequenties, noch de infrasone trillingen geproduceerd door windturbines een effect hebben op de gezondheid. Op basis van internationale wetenschappelijke gegevens en een meetcampagne heeft de organisatie ‘Afsset’ (Agence française de sécurité sanitaire, de l’environnement et du travail) een rapport (Afsset 2008) over deze vraag opgesteld : « Het lijkt erop dat de geluidsemissies van windturbines geen directe gezondheidsgevolgen op het gehoor met zich meebrengen. Geen enkel gegeven laat toe om effecten te observeren die te wijten zijn aan de blootstelling aan lage frequenties en aan infrasone trillingen gegenereerd door deze turbines.» HGC Engineering werd aangesproken door de ‘Association canadienne de l'énergie éolienne’ om zich te buigen over de vraag van infrasone trillingen in relatie tot windturbineparken en de mogelijke effecten op bewoners in de buurt. Het besluit van deze studie is als volgt : « De infrasone geluidsniveaus afkomstig van windturbines zijn vaak gelijkaardig aan de geluidsniveaus die op natuurlijke wijze aanwezig zijn in de omgeving door de wind, in de ordegrootte van 85 dB(G) of minder. Er is geen enkel bewijs dat deze infrasone trillingen een negatief effect hebben op de gezondheid. » Betreffende infrasone trillingen stelt het ADEME (Agence De l’Environnement et de la Maîtrise de l’Energie – Frankrijk) het volgende : « De laatse infrasone metingen op windturbines in Duitsland maken geen gewag van enig effect op de gezondheid. » Betreffende de infrasone trillingen stelt de ‘Académie Nationale de Médecine’ het volgende : « Rekening houdend met de intensiteit waarmee infrasone trillingen worden teruggevonden in de zwaarste industrie, kan men stellen dat aan infrasone geluiden, nauwelijks hoorbaar, geen enkele pathologische impact kan worden toegekend en dit in tegenstelling tot de hogere frequenties van het geluidsspectrum. Het is enkel bij explosies dat deze trillingen een bijdrage kunnen leveren in de waargenomen, meestal dodelijke gevolgen. Vanaf enkele meters afstand rond een werfmachine zijn de infrasone trillingen al snel onhoorbaar. Ze hebben geen enkele invloed op de gezondheid van de mens. »
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
46
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
10.6
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
De exploitant zal de windturbines op meer dan 160 m van de HST-spoorlijn en de autosnelweg E40 plaatsen. De geplande windturbines zullen geen overstek hebben met het openbaar wegennet of met landbouwwegen. De windturbines zullen uitgerust zijn met veiligheidsvoorzieningen en zullen beantwoorden aan de internationale IEC (International Electrotechnical Commission) norm – 61400-1 betreffende de veiligheidsvereisten waaraan windturbines dienen te beantwoorden. De elektrische installaties zullen conform het A.R.E.I. (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) uitgevoerd worden. 10.7 Om de -
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE potentiële hinder te wijten aan lichtbakens te beperken, is het aangewezen om : de flitsen van de lichtbakens overdag te synchroniseren, de lichtflitsen naar omhoog te oriënteren, de intensiteit van de lichtflitsen te regelen i.f.v. de omgevingsluminositeit, de Circulaire GDF-03 toe te passen, waarbij apparatuur wordt voorzien die witte lichtflitsen overdag enkel produceert bij militaire oefeningen.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
47
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
11
PUBLIEKE INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
11.1
HUIDIGE SITUATIE
11.1.1 11.1.1.1
Transportinfrastructuur Spoorwegen
De zone waar de windturbines W1 t.e.m. W13 zullen worden ingeplant, bevindt zich op minstens 160 m van de HST-spoorlijn Luik – Brussel. Deze afstand overstijgt de totale hoogte van de windturbines (deze bedraagt 130 m voor de windturbines W1 t.e.m. W4 en 150 m voor de windturbines W5 t.e.m. W13). 11.1.1.2
Autowegen
De inplantingszone van de windturbines : - Windturbines W1 t.e.m. W4 zijn toegankelijk vanaf de autosnelweg E40 (afrit 26), de H. Vollon straat (N279) en de Bon Dieu du Gembloux straat. - Windturbines W5 en W6 zijn toegankelijk vanaf de autosnelweg E40 (afrit 27), de Huy straat (N64), de Bordelais straat, de Mayeurs straat, de Jodoigne straat en vervolgens de landbouwwegen. - Windturbines W7 en W8 zijn toegankelijk vanaf de autosnelweg E40 (afrit 27), de Huy straat (N64), de Bordelais straat en vervolgens de landbouwwegen. - Windturbines W9 t.e.m. W11 zijn toegankelijk vanaf de autosnelweg E40 (afrit 27), de Huy straat (N64), de Racour straat en vervolgens de Landen straat, landbouwwegen en de Hongardy weg. Windturbines W12 en W13 zijn toegankelijk vanaf de autosnelweg E40 (afrit 28), de Hannuitsesteenweg (N80) en tenslotte de landbouwwegen tot aan de V. Gilles straat. Hieruit volgt dat het wagenpark zich zal verplaatsen over Vlaams grondgebied, zonder hierbij woongebied te doorkruisen, ingeval de inplantingszone voor windturbines W12 en W13 wil bereikt worden. 11.1.2
Telecommunicatie
Het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (B.I.P.T.) is het bevoegde organisme inzake de storing van elektromagnetische golven afkomstig van externe bronnen. 11.1.3
Luchtruim
De geplande windturbines bevinden zich in 2 zones die omschreven staan als « onmogelijkheid voor windturbines » : enerzijds de militaire luchthavenzone van Bevekom (windturbines W1 t.e.m. W4) en anderzijds de militaire luchthavenzone van Sint-Truiden (windturbines W5 t.e.m. W13). Daarnaast bevinden de geplande windturbines zich eveneens in een oefenzone voor helikoptergebruik. Electrabel heeft 4 adviezen gekregen van instanties die het Belgische luchtruim beheren (Belgocontrol, Defensie en de FOD Mobiliteit en Vervoer). Deze adviezen zijn niet specifiek van toepassing op het project dat het voorwerp uitmaakt van de studie, maar behandelen verschillende onderdelen van het project. Volgens de informatie opgevraagd door de opdrachtgever bij de bevoegde instanties is de projectlocatie voor de geplande windturbines evenwel gelegen in een zone van categorie C. Dit impliceert dat de inplanting van windturbines onderworpen is aan de installatie van een lichtafbakening, voorzien van een onderbrekingssysteem, die enkel kan geactiveerd worden door Defensie ingeval militaire oefeningen op lage hoogte worden uitgevoerd of indien de omstandigheden dit vereisen.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
48
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
11.2
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE CONSTRUCTIE VAN HET PROJECT
11.2.1
Traject en belang van het wagenpark
Gelet op het vooropgestelde traject van het wagenpark voor de constructie van de geplande windturbines in het Waals Gewest, zal dit wagenpark geen significante invloed hebben op het Vlaams Gewest. Enkel de toegang tot de locaties van de windturbines W12 en W13 zal gebeuren over Vlaams grondgebied. Enkel de woonzone die zuidelijk van Walshoutem-dorp is gelegen, zal gevolg ondervinden van dit wagenpark dat bovendien beperkt is in de tijd. Zoals vroeger vermeld is het aanbevolen om gebieden met een biologische waardering te vermijden. Dit kan impliceren dat het wagenpark hierdoor woonzones doorkruist. De effecten die te wijten zijn aan deze trajectverandering zijn echter beperkt in de tijd en zijn dus aanvaardbaar in vergelijking met de effecten van het huidig vooropgestelde traject. 11.2.2
Lokale aanpassing van de weginfrastructuur
De noodzaak tot verbreding en/of verharding van de bestaande wegen met het oog op het verzekeren van de toegang tot de locaties van de windturbines, zal bepaald worden bij de eventuele toekenning van de vergunning. Op het eerste zicht, gelet op het traject van het wagenpark bij het betreden van de locaties van de windturbines W12 en W13, lijken enkele interventies wat betreft de landbouwwegen in het Vlaams Gewest noodzakelijk.
11.3
POTENTIËLE EFFECTEN TE WIJTEN AAN DE MORFOLOGIE EN DE EXPLOITATIE VAN HET PROJECT
11.3.1
11.3.1.1
Transportinfrastructuur
Spoorlijnen
De inplantingszone voor de windturbines bevindt zich op minstens 160 m van de HST-spoorlijn Luik – Brussel. Deze afstand is groter dan de totale hoogte van de windturbine. In dit geval is het advies van de beheerder van de spoorweginfrastructuur gunstig. 11.3.1.2
Autowegen
Gedurende de exploitatiefase van het windturbinepark in het Waals Gewest, zal het wagenpark in principe beperkt zijn tot voertuigen tijdens de onderhoudswerkzaamheden 1 maal per trimester en tot enkele voertuigen door 1 à 2 bezoeken (promotor, toeristen, overheid, …) per maand. Een interventie van grote omvang bij een technisch probleem is echter niet uit te sluiten.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
49
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Dit wagenpark zal geen significante effecten hebben in het Vlaams Gewest. Er werd een risico-analyse uitgevoerd met betrekking tot de invloed van dit windturbinepark in het Waals Gewest op het wegennetwerk in het Vlaams Gewest. De conclusie van deze studie is dat het risico veroorzaakt door dit project aanvaardbaar is. 11.3.2
Telecommunicatie-uitrusting
Het B.I.P.T. werd 2 maal geraadpleegd over windturbinepark-projecten langsheen de E40 autosnelweg. De aanvragen hebben betrekking op de locaties van Hannut en Lincent. In zijn antwoorden informeert het B.I.P.T. dat de geplande windturbines op het grondgebied van de gemeenten Hannut en Lincent geen enkel risico op interferentie met de toegelaten Hertz-banden. In het kader van dit tweede advies, via een brief gedateerd op 10/05/2008, heeft de RTBF de aandacht van het B.I.P.T. gevestigd op het volgende : « de impact van het windturbineproject op het grondgebied van de gemeente Lincent op zijn uitzendinstallatie. Het windturbinepark zal zich op 34 km bevinden van de sites te Waver en Luik B.A., wat de analoge en digitale ontvangst zal hypothekeren in een perimeter van 5,7 km omheen het geografische centrum van het project. Dit effect zal versterkt worden door de windturbineprojecten op het grondgebied van Hannut en Waremme. » « Alvorens een mogelijk akkoord te geven, wil de RTBF de verzekering dat, mocht blijken dat de inplanting van de windturbines storingen zou veroorzaken in de diffusie en ontvangst van signalen, de beheerder van het project ermee instemt om alle kosten die volgen uit een technische aanpassing van de verstoorde site van de RTBF, of kosten verbonden aan de installatie of versterking van een andere uitzendplaats, voor zijn rekening te nemen, als schadeloosstelling voor de geleden schade. » 11.3.3
Luchtruim
Gelet op het feit dat de geplande windturbines in het Waals Gewest zullen voldoen aan alle voorwaarden opgelegd door de verschillende luchtruimautoriteiten, zullen deze windturbines geen significante effecten teweegbrengen op dit vlak.
11.4
MAATREGELEN GENOMEN DOOR DE OPDRACHTGEVER
Geen enkele specifieke maatregel is genomen door de opdrachtgever op dit vlak.
11.5
AANBEVELINGEN DOOR DE AUTEUR VAN DE STUDIE
Het studiebureau formuleert de aanbeveling dat een specifiek advies wordt aangevraagd bij Defensie, Belgocontrol en de FOD Mobiliteit en Vervoer ter verzekering dat de voorziene bebakening passend is en dat het project zoals voorgesteld aanvaard zal worden door deze instanties.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
50
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
12
BESLUIT
Onderliggend document werd opgesteld in het kader van een ‘étude d’incidences sur l’environnement’ (‘effectenstudie op het milieu’), in combinatie met een aanvraag tot het verkrijgen van een ‘permis unique’ (‘enige vergunning’), voor de constructie en exploitatie van een windturbinepark van de onderneming Greensky. Het park bestaat uit 13 windturbines8 op het grondgebied van de gemeenten Hélécine, OrpJauche, Lincent en Hannut (gelegen in het Waals Gewest van België). Greensky bestaat heden uit Electrabel, Infrabel en Telfin; ingeval de vergunning wordt toegekend, zullen de steden Landen en Sint-Truiden zich aansluiten bij deze onderneming. De impactstudie, die het onderwerp vormt van onderliggend document, omvat de evaluatie van mogelijke effecten die te wijten zijn aan de windturbines ingeplant in Wallonië op het milieu van een ander Europese lidstaat, van een ander lid van de Espoo conventie, van een andere regio of van een andere gemeente. In dit geval gaat het om het Vlaams Gewest. De 13 windturbines die het voorwerp uitmaken van de aanvraag tot milieuvergunning, maken een groter windturbinepark dat windturbines omvat in het Waalse Gewest (13 windturbines) en Gewest (16 windturbines). De 29 windturbines van het project zijn gelegen in agrarisch weerszijden (nooit simultaan) van de autosnelweg E40 (Luik – Brussel) en de HST-spoorlijn (Luik
deel uit van het Vlaamse gebied aan – Brussel).
Discipline Monumenten en Landschappen Het bestudeerde terrein bestaat uit een uitgestrekt plateau dat een lichte glooiing naar het noorden vertoont. Het reliëf is licht golvend, hetgeen bijdraagt tot de verscheidenheid in vergezichten en tot de kwaliteit van het landschap. De amplitude van het reliëf tussen de voet van de vallei en het plateau varieert tussen 40 en 60 meter. De 13 windturbines in het Waals Gewest worden ingepland in landbouwgebied en in de nabijheid van bestaande plattelandswegen. Het bijzondere karakter van het bestudeerde gebied is te wijten aan percelen met fruitbomen, meer bepaald appel- en perenbomen. De omgeving herbergt weinig gebouwen. Dit landschap is open en biedt verschillende zichten van korte of gemiddelde afstand en panoramische vergezichten. Dit gebied in Vlaanderen wordt gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid en dus door een grote hoeveelheid aan groene ruimte. Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan een kilometer afstand van een woongebied in het Vlaams Gewest. Geen enkele geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan 1,4 km van een beschermde patrimoniumsite in Vlaanderen. De effecten van de bouw van geplande windturbines in het Waals Gewest op het landschap en de bebouwing in Vlaanderen gedurende de werfwerkzaamheden omvatten enerzijds de aangebrachte veranderingen aan de geplande locatie en het landschap en anderzijds de progressieve bouw van de windturbines en hun verschijnen in het landschap. Het landbouwgebied zal veranderen in een werf. Deze veranderingen zullen zichtbaar zijn binnen de onmiddellijke omgeving. Binnen een perimeter van 1 km omheen de windturbines zullen de werkplatformen een zeer belangrijke visuele impact hebben, ter hoogte van hetzij woongebieden hetzij beschermde erfgoedelementen. In de zone tussen 1 en 2 km omheen de windturbines zullen de platformen een belangrijke visuele impact hebben. Op een grotere afstand van de inplantingslocatie, vanaf 2 km en verder, zullen de windturbines in aanbouw een belangrijke tot beperkte visuele impact hebben, afhankelijk van de afstand. 8
Maximaal vermogen van 3,3 MW en maximale hoogte (geheven paal) van 150 m.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
51
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
De visuele impact is eigen aan windturbines door hun aanzienlijke afmetingen en door het feit dat ze op winderige en open locaties moeten worden ingeplant, dichtbij of op hellingsruggen. De visuele impact is niet per definitie negatief, maar is afhankelijk van de subjectieve perceptie die men heeft t.a.v. windturbines. De inplanting van de windturbines volgens een onderbroken kromme langsheen de E40 en de HST-spoorlijn laat toe om ze te groeperen bij deze landschapsvormende structuren. De aantasting van het landschap door deze infrastructuur wordt zo vermeden. Op die manier komt het project tegemoet aan een belangrijk principe van landschapshuishouding, nl. de groepering van landschapsverstorende bronnen zodat de impact hiervan eveneens wordt gegroepeerd. Het feit dat de windturbines worden ingeplant in de nabijheid van hellingsruggen draagt bij tot de integratie in het landschap. Binnen een straal van 450 m tot 2 km zullen de windturbines een belangrijke tot zeer belangrijke visuele impact hebben. De windturbines vormen een dominant element binnen het landschap, wat een visueel onbehagen kan veroorzaken. Ze vertegenwoordigen een belangrijke verandering van het landschapskader en wijzigen de landschapskwaliteit ervan. De impact van het volledige project (29 windturbines) is van toepassing op landbouwgebieden, bossen, het wegennet, delen van de E40 en van de HST-spoorlijn en op verschillende dorpen waarvan 7 in Vlaanderen. De geplande windturbines in Wallonië bevinden zich op minder dan 2 km van de dorpen Goetsenhoven, Walshoutem, Waasmont en Montenaken. Nochtans dient de visuele impact gerelativeerd te worden aangezien de combinatie van het reliëf, de vegetatie en de bebouwing de windturbines geheel of gedeeltelijk afschermt. Het feit dat de meeste dorpen op de hellingen van de dalen zijn gelegen en afgeschermd worden door bomen, draagt ertoe bij dat de visuele impact op de dorpen wordt verminderd. In een straal van 2 tot 10 km omheen de windturbines zal de visuele impact beperkt tot zeer beperkt zijn door de grote onderlinge afstand. Door het open landschap zal deze impact van toepassing zijn op verschillende dorpen. De windturbines zullen eveneens te zien zijn vanop andere, verder gelegen gezichtpunten, die zich meestal op hellingsruggen bevinden. Op een afstand groter dan 10 km zullen de windturbines een zeer beperkte visuele impact hebben. De turbines zullen zichtbaar zijn bij helder weer vanop open plaatsen vrij van bebouwing. Ze zijn een extra referentiepunt binnen het landschap. De windturbines zullen zichtbaar zijn vanop grote afstand, 20 km en verder. De visuele impact op deze afstand zal echter zeer klein zijn en bovendien beperkt tot heldere weersomstandigheden. Het aandeel van het landschap dat hierdoor wordt beïnvloed zal zeer klein zijn. Het windturbinepark is aangepast aan de afmetingen van dit uitgestrekt, open en in hoofdzaak horizontale landschap, dat geen storende elementen bevat. Hierdoor zal het windturbinepark zich hierin goed weten te integreren. Het geeft een nieuwe dimensie aan het landschap en brengt verticale elementen met zich mee, wat een positief effect heeft op de samenstelling ervan. De windturbines W9 t.e.m. W13 en V1 t.e.m. V12 nemen een belangrijke plaats in in het landschap. Ze domineren het landschapszicht door de continue uitlijning over een afstand van 6 km en hebben een belangrijke visuele impact, vooral op de dorpen Walshoutem en Waasmont. Voor de gebruikers van de E40 en de HST-spoorlijn zal de visuele impact soms groot (door de kleine onderlinge afstand) maar van korte duur (tussen 8 en 3,2 minuten afhankelijk van de verplaatsingwijze) zijn. Op andere momenten zal de impact discontinu zijn te wijten aan de inplantingswijze en afschermende
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
52
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
elementen. De afwezigheid van windturbines aan weerskanten van de autosnelweg en de HST-spoorlijn verhindert een tunneleffect. Uitgestrekt over een lengte van 16 km zal het windturbinepark enkel op een beperkt aantal punten in zijn geheel te zien zijn. Deze gezichtspunten zijn op grote afstand gelegen en bevinden zich op vrijliggende hellingsruggen. De visuele impact van het windturbinepark in zijn geheel zal beperkt tot zeer beperkt zijn. De windturbines zullen uitgerust worden met bebakening, wat de zichtbaarheid en visuele impact vergroot. Het feit dat 4 geplande windturbines in Wallonië (W1 t.e.m. W4) in een kleiner model zullen worden uitgevoerd, heeft geen effect op de visuele impact aangezien ze gescheiden zullen zijn van de andere windturbines door een afstand van 2,67 km en meer. In een straal van minder dan 2 km bevinden zich 2 beschermde dorpsgezichten, die zich op 1,4 km van de geplande windturbines in het Waals Gewest bevinden : - De ‘Drie Tommen’, de ‘Twee Tommen’ en de ‘Tom van Montenaken’ met hun respectievelijke omgeving (gemeente Gingelom) op ten minste 1,4 km ten NO van windturbine W13. De autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn bevinden zich tussen windturbine W1 en dit landschap, hetgeen de impact zal verminderen. - Tumulus ‘Waasmontse Tom’ met zijn omgeving (gemeente Landen) op 1,4 km ten N van de windturbine W11. Deze windturbine zal een visuele impact hebben op deze site. Een beschermd landschap bevindt zich op 1,5 km ten NW van windturbine W1 op het grondgebied van Hoegaarden. De autosnelweg E40 en de HST-spoorlijn bevinden zich tussen windturbine W1 en dit landschap, wat de impact zal verminderen. De geclasseerde monumenten en sites gelegen buiten een perimeter van 2 km omheen de windturbines, zullen een beperkte visuele impact ondergaan wegens de aanzienlijke afstand. Het windturbinepark zal niet simultaan met bestaande windturbineparken in Vlaanderen te zien zijn. Op basis van de uitgevoerde analyse kan men besluiten dat alle opgelijste woningen in het Vlaams Gewest (woongebied of geïsoleerde woningen), gelegen omheen de geplande windturbines in Wallonië, zich buiten de berekende slagschaduwgebieden hoger dan 30 uur/jaar bevinden. Dit criterium wordt dus gerespecteerd. Verschillende delen van de autosnelweg E40 bevinden zich in een slagschaduwzone hoger dan 30 uur/jaar. Het slagschaduweffect hier kan automobilisten hinderen, maar is relatief beperkt in vergelijking met natuurlijke verduisteringsfenomenen als wanneer de zon doorheen vegetatie straalt (vooral in de winter bij afwezigheid van bladeren aan de bomen) of verlichtingspalen.
Discipline Mens De bouw en exploitatie van de geplande windturbines in het Waals Gewest zal geen significante effecten hebben op de landbouwactiviteit in het Vlaams Gewest in de onmiddellijke nabijheid van de projectlocatie. Op het eerste zicht, gelet op het traject van het wagenpark bij het betreden van de locaties van de windturbines W12 en W13, lijken enkele interventies (verbreding, verharding) op de landbouwwegen in het Vlaams Gewest noodzakelijk. Uit studies blijkt dat de milieukosten op het vlak van visuele en/of geluidshinder van windturbineparken moeilijk te bepalen zijn. Geen enkele conclusie kan getrokken worden omtrent de eventuele impact van windturbineparken op de economische waarde van onroerend goed gelegen in de nabijheid van een windturbinepark.
Discipline Geluid
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
53
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Algemeen genomen variëren de geluidsniveaus in de huidige situatie substantieel in de loop van de dag, wat betekent dat het weg- en spoorwegverkeer een belangrijke invloed heeft op de geluidsniveaus. Voor de verschillende punten bevindt het geregistreerde maximum zich tussen 6u00 et 8u00 en het minimum tussen 1u00 et 3u00 tijdens weekdagen. Tijdens het weekend (punten 5 en 6) is de ochtendlijke geluidspiek minder uitgesproken, zelfs afwezig, terwijl het minimum later wordt bereikt, tussen 3u00 et 5u00. De akoestische impact tijdens de werkzaamheden zou te wijten kunnen zijn aan het wagenparktransport van/naar de werkplatformen, de uitgravingen voor en het gieten van de betonlaag van de windturbinefunderingen, de opbouw van de windturbines en de werffase voor de bekabeling tussen de windturbines en de dispersiecabine en tussen deze cabine en de aansluitpost op het netwerk. De akoestische impact van de werkzaamheden voor de aanleg, verbreding en verharding van toegangswegen, voor de aanleg van elektrische bekabeling en voor de inplanting van de windturbines in het Waals Gewest op het Vlaanderen is klein. Deze impact is vooral te wijten aan het transport van het wagenpark, vooral van vrachtwagens. Om de impact van het windturbineproject op het huidige akoestische niveau te evalueren, werd een akoestische evaluatie uitgevoerd. De evaluatie onder conservatieve berekeningsvoorwaarden toont aan dat er een overschrijding van het geluidsniveau optreedt op één meetpunt. Ter hoogte van dit punt (geïsoleerde woning in de buurt van Walshoutem), zijn de dichtstbijgelegen windturbines (en dus degene die de grootste geluidsimpact zullen hebben) voorzien op Vlaams grondgebied. De akoestische impact, veroorzaakt door de geplande windturbines in Wallonië, is verwaarloosbaar en hoogstwaarschijnlijk niet hoorbaar voor het menselijk oor. Tijdens de exploitatiefase vereisen enkel onderhouds- en herstellingswerken de aanwezigheid van werknemers ter plaatse. Door het beperkte karakter van deze operaties, kan de impact ervan verwaarloosd worden.
Discipline Fauna en Flora Geen enkel natuurreservaat, bosreservaat, RAMSAR-zone, Vlaams Ecologisch Netwerk gebied, Natura 2000site wordt aangetroffen binnen een straal van 2,5 km omheen de geplande windturbines in het Waals Gewest. Uit de analyse van de biologische waarderingskaart en de locatie van de geplande windturbines blijkt dat de windturbines zich zullen situeren in de nabijheid van plaatsen met een beperkte biologische waardering en die geen faunistisch belang hebben. De Vlaamse Vogelatlas9 vermeldt geen nestgebieden of trekroutes in Vlaanderen in de schoot van of in de nabijheid van de bestudeerde perimeter. De grote bewerkte velden ten W van het project - tussen Hoegaarden, Hélécine et Saint-Jean-Geest - zijn het jachtgebied van een van de weinige broedparen in België, de Blauwe Kiekendief (Circus cyaneus). Deze vogel is een bedreigde soort in België. In de buurt van de windturbines W1 t.e.m. W4 worden beschermde soorten aangetroffen. Het plateau ten westen van de windturbines W1 t.e.m. W4 bevindt zich op een doorgangkruispunt voor vogelsoorten met een hoge patrimoniumwaarde en met een zekere gevoeligheid voor windturbines. Deze 4 9
volgens de beschikbare kaart op volgend internet-adres : http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vogelatlas/
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
54
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
windturbines bevinden zich eveneens dicht bij de hoogste punten van het plateau, die als rustplaats worden gebruikt door verschillende vogels. Het geheel van gekozen locaties voor de inplanting van het toekomstige windturbinepark kan als adequaat worden omschreven, met uitzondering van de 4 meest westelijk gelegen windturbines van het project (windturbine W1 t.e.m. W4). Een klein watergebied bestaande uit een overstromingsgebied omgeven door bomen en struiken op het grondgebied van Vlaanderen bevindt zich op ongeveer 150 m ten N van windturbine V10. Dit gebied kan hinder ondervinden van het wagenparktransport (vooral voor de constructie van windturbines V10 t.e.m. V12, die echter geen voorwerp uitmaakt van de huidige vergunningsaanvraag). Rekening houdend met de aanwezigheid van de HST-spoorlijn en de autosnelweg E40, zal de inplanting van windturbines geen storend of isolerend effect hebben op de sites met een hoge biologische waardering in de omgeving. De inplanting van windturbines langsheen deze infrastructuur (die weinig gunstig is voor de biodiversiteit) is trouwens een troef van dit project. Vergeleken met andere potentiële locaties in de regio lijkt de inplanting zoals voorzien ideaal op het vlak van het biologisch milieu. De potentiële effecten verbonden met de morfologie en exploitatie van het project zijn in hoofdzaak beperkt tot de lokale avifauna of de avifauna op doortocht over de agrarische gebieden in de buurt. Het impactrisico door de exploitatie van de 4 windturbines gelegen op het grondgebied van Hélécine (W1 t.e.m. W4) op de plaatselijke avifauna en op migrerende soorten kan als significant worden beschouwd. De inplanting van deze windturbines zou onderworpen moeten zijn aan de voorwaarde dat zware compensatoire maatregelen in voege moeten treden. De exploitatie van de windturbines W5 t.e.m. W13 zou geen significante effecten hebben op lokale en migrerende vogels, vleermuizen of andere zoogdieren, reptielen, insecten en de flora. Er dient bovendien over gewaakt te worden om de oevers van de Kleine Gete in stand te houden. Deze oevers vormen met grote waarschijnlijkheid één van de belangrijkste doorgangen waarlangs vleermuizen zich verplaatsen op weg van/naar de Pahaut grotten (Orp-Jauche) waar ze massaal overwinteren.
Discipline Bodem De bodem waarop de windturbines zouden worden ingeplant, bevat slib. De ondergrond daarentegen bestaat uit zandige kleigrond, zand, keien en slib. Grondwaterlagen waarvan de winning bedoeld is voor menselijke consumptie, bevinden zich op het grondgebied van Gingelom op 1,4 km ten NW van windturbine W12 en op 3,3 km ten NO van windturbine W13. De inplanting van windturbines in het Waals Gewest zal geen enkel effect hebben op de stabiliteit, erosie en verdichting van de bodem en de ondergrond in het Vlaams Gewest. De uitgegraven grond zal niet worden hergebruikt op de locatie van de windturbines. Een analyse van deze grond zal worden uitgevoerd en afhankelijk van de resultaten, zal de grond volgens de van kracht zijnde wetgeving worden afgevoerd. Rekening houdend met de beperkte risico’s op bodemverontreiniging door de exploitatie van de windturbines, zou de gelijktijdige uitbating van het windturbinepark en het dichtstbijgelegen grondwaterwinningsbedrijf voor publieke distributie, gesitueerd in Vlaanderen, geen probleem mogen zijn.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
55
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Oppervlaktewater Het sanitair afvalwater afkomstig van de arbeiders op de werkplatformen (maximaal 10 arbeiders) zal behandeld worden d.m.v. specifieke, tijdelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties. Tijdens de exploitatie zijn er geen potentiële effecten op het oppervlaktewater aangezien er geen water wordt verbruikt en er dus ook geen afvalwater ontstaat.
Discipline Lucht Gedurende de werffase is de vrijzetting naar de atmosfeer beperkt tot de gasontsnapping van bouwmachines en tot de eventuele stofwolken door de werkzaamheden en het wegtransport. Er zal geen significante geurhinder zijn. De exploitatie van het project omvat geen uitstoot in de lucht.
Afval Het afval geproduceerd tijdens de werffase zal ingezameld en afgevoerd worden volgens de van kracht zijnde wetgeving. Afval afkomstig van de exploitatie en het onderhoud zal afgevoerd worden door de onderneming die instaat voor het onderhoud en herstelwerkzaamheden.
Veiligheid De effecten verbonden met het transport van elektrische energie geproduceerd in het Waals Gewest, zijn beperkt tot dit Gewest. De geplande windturbines in het Waals Gewest bevinden zich op ten minste 160 meter van de autosnelweg E40 (Luik – Brussel) en de HST-lijn (Luik – Brussel). Deze afstand overstijgt de totale hoogte van de geplande windturbines met 10 meter. Eén geplande windturbine in het Waals Gewest bevindt zich op minder dan 150 m van een weg die de grens bepaalt tussen Vlaanderen en Wallonië. Er is echter geen overstek op deze plaats. Een veiligheidsstudie werd opgemaakt in het kader van de ‘étude d’incidences’. De veiligheidsstudie toont aan dat het risico dat gepaard gaat met de inplanting van de geplande windturbines in het Waals Gewest aanvaardbaar is op deze afstand. Een gedetailleerde studie over langere periode betreffende de invloed van een windturbinepark op de gezondheid van omwonenden valt buiten het kader van de ‘étude d’incidences’. De beschikbare literatuur maakt melding van verschillende aanbevelingen naargelang de geraadpleegde bron. Algemeen gesteld is de invloed op de gezondheid van naburige omwonenden afhankelijk van plaatselijke condities, van het aantal en type windturbines en van de gevoeligheid van de omwonenden. Dokter Nina Pierpont (Verenigde Staten van Amerika) heeft verschillende artikels gepubliceerd over de invloed van windturbineparken op de omwonenden. Als gevolg van haar observaties van belangrijke windturbineparken adviseert dokter Nina Pierpont om geen windturbineparken op minder dan 1,5 mijl (2,4 km) van woongebieden in te planten. Het ‘Afsset’ heeft in opdracht van de ministeries voor milieu en gezondheid een kritische analyse uitgevoerd van een rapport opgesteld door de ‘Académie Nationale de Médecine’. In dit rapport (maart 2006) wordt de invloed van windturbinewerking op de menselijke gezondheid nagegaan. Het rapport beveelt een afstand van 1 500 m aan voor windturbines met een vermogen hoger dan 2,5 MW. De expertise van het ‘Afsset’ en de opmaak van de studie werden verzekerd door een werkgroep van experts die lid zijn van ‘Comités d’Experts Spécialisés’ (CES) « Evaluation des risques liés aux agents physiques, nouvelles technologies et grands aménagements ».
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
56
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
De analyse van de beschikbare gegevens toont aan : - dat geen enkel gegeven toelaat om conclusies te trekken over de invloed van lage frequenties of infrastralen. - de afwezigheid van directe gezondheidsrisico’s betreffende gehoorschade of meer algemeen de effecten door lange blootstelling aan lage frequenties. - de afwezigheid van sociale gevolgen (overlast) of weinig waarschijnlijke gevolgen van het geluid binnenshuis (gesloten ramen). - dat wat betreft de blootstelling buitenshuis, kan het geluid afkomstig van windturbines, volgens de omstandigheden, aan de oorsprong liggen van hinder of overlast (langdurig gevolg of verspreid in de ruimte of op een populatie). Deze hinder of overlast is afhankelijk van de meteorologische condities et plaatselijke topografie. - de formulering van een minimum inplantingsafstand (1 500 m) aangewezen noch pertinent lijkt te zijn. Het lijkt verstandig om voorafgaand aan elke beslissing omtrent de inplanting van een windturbinepark een studie op te stellen. Studies uitgevoerd door het ‘Agence de l'Environnement et de la Maîtrise de l'Energie’ hebben belangrijke verschillen blootgelegd in de perceptie van windturbines volgens de woonplaats en het aanvaardingsniveau.
Publieke infrastructuur en uitrusting Gelet op het vooropgestelde traject van het wagenpark voor de constructie van de geplande windturbines in het Waals Gewest, zal dit wagenpark geen significante invloed hebben op het Vlaams Gewest. Enkel de toegang tot de locaties van de windturbines W12 en W13 zal gebeuren over Vlaams grondgebied. Enkel de woonzone die zuidelijk van Walshoutem-dorp is gelegen, zal gevolg ondervinden van dit wagenpark dat bovendien beperkt is in de tijd. Met betrekking tot het wagenpark tijdens de werkzaamheden, is het aanbevolen om gebieden met een biologische waardering te vermijden. Dit kan impliceren dat het wagenpark hierdoor woonzones doorkruist. De effecten die te wijten zijn aan deze trajectverandering, zijn echter beperkt in de tijd en zijn dus aanvaardbaar in vergelijking met de effecten van het huidig vooropgestelde traject. De noodzaak tot verbreding en/of verharding van de bestaande wegen met het oog op het verzekeren van de toegang tot de locaties van de windturbines, zal bepaald worden bij de eventuele toekenning van de vergunning. Rekening houdend met het traject dat het wagenpark moet volgen om toegang te krijgen tot de locaties voor windturbines W12 en W13, zouden op het eerste zicht enkele aanpassingen van het wegennet in Vlaanderen noodzakelijk kunnen zijn. Tijdens de exploitatiefase zal het wagenpark geen significante effecten op het Vlaams Gewest hebben. Er werd een risico-analyse uitgevoerd met betrekking tot de invloed van dit windturbinepark in het Waals Gewest op het wegennetwerk in het Vlaams Gewest. De conclusie van deze studie is dat het risico veroorzaakt door dit project aanvaardbaar is. Het B.I.P.T. deelt mee dat de geplande windturbines op het grondgebied van de gemeenten Hannut en Lincent geen enkel risico op interferentie met de toegelaten Hertz-banden impliceren. Enkel de RTBF stelt dat het windturbineproject een invloed kan hebben op zijn zendmaterieel. Gelet op het feit dat de geplande windturbines in het Waals Gewest zullen voldoen aan alle voorwaarden opgelegd door de verschillende luchtruimautoriteiten, zullen deze windturbines geen significante effecten teweegbrengen op dit vlak.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
57
Milieu-impactstudie – Windturbinepark langsheen de E40 autosnelweg - Greensky Impactstudie van de geplande windturbines in Wallonië op het milieu in Vlaanderen
Maatregelen genomen door de opdrachtgever De Tabel 12-1 geeft een overzicht van de voornaamste maatregelen die zullen worden genomen door de opdrachtgever tijdens de constructie- en exploitatiefase met het oog op de beperking van de hinder die het geplande project in Wallonië op Vlaanderen heeft.
Aanbevelingen door de auteur van de studie De Tabel 12-2 geeft een overzicht van de belangrijkste aanbevelingen door de auteur van de studie voor de constructie- en exploitatiefase van het geplande project in Wallonië.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
58
Milieu-impactstudie – Windturbinepark nabij de E40 – Greensky cvba Analyse van de impact van het project op het Vlaams Gewest
Tabel 12-1. Overzicht van de belangrijkste maatregelen genomen door de opdrachtgever Constructie van het project
Morfologie en exploitatie van het project
Monumenten en landschappen
-
Mens
Bij voorkeur zullen de lokale bedrijven aangesproken worden voor wat betreft de bouwkundige werken, de elektrische en telefonische aansluitingen en de levering van materieel.
Om de impact van de in Wallonië geplande windturbines op het Vlaamse landschap te verkleinen, neemt Greensky volgende maatregelen : de windturbines worden ingeplant volgens een onderbroken kromme langsheen de bestaande infrastructuur (de E40 en de HST-spoorlijn) met het oog op de integratie van het windturbinepark in het landschap, de windturbines bevinden zich op of nabij hellingsruggen met het oog op de integratie van de windturbines in het landschap, de kenmerken van het windturbinepark zijn aangepast aan de afmetingen van dit open, in hoofdzaak horizontale landschap, de windturbines worden ingeplant op meer dan 1 kilometer van woonzones en geïsoleerde woningen in Vlaanderen, de windturbines worden uitgevoerd in het lichtgrijs met matte afwerking om de integratie in het landschap te vergemakkelijken en de weerkaatsing van het zonlicht te vermijden, de rotoren zijn uitgerust met 3 wieken en draaien met relatief lage snelheden, zodat de rotatiebeweging harmonieus verloopt, de transformator van elke windturbine zal geïnstalleerd worden in de mast van de windturbine en niet naast de mast. Hierdoor blijft de visuele impact beperkt. -
Geluid
-
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
Indien hinder ontstaat door het overschrijden van de norm, verbindt de promotor zich ertoe alle noodzakelijke maatregelen te
59
Milieu-impactstudie – Windturbinepark nabij de E40 – Greensky cvba Analyse van de impact van het project op het Vlaams Gewest
Constructie van het project
Morfologie en exploitatie van het project nemen om de emissies terug te dringen zodat aan de norm wordt voldaan.
Fauna en flora
De opslag van grond, zelfs tijdelijk, zal niet gebeuren op gebieden met een hoge biologische waardering. Ook zullen dergelijke gebieden voor de opslag niet worden doorkruist.
-
Bodem
-
Het type transformator is nog niet gekend. In principe voorziet de promotor van het project transformatoren zonder koelvloeistof te installeren. Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt overigens geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de inplantingslocatie.
Oppervlaktewater
-
Het type transformator is nog niet gekend. In principe voorziet de promotor van het project transformatoren zonder koelvloeistof te installeren. Indien een transformator met koelvloeistof wordt geïnstalleerd, zal deze voorzien zijn van een stalen opvangbak met een voldoende opvangvolume om de volledige vloeistofinhoud op te vangen bij een lek. Er gebeurt overigens geen opslag van nieuwe of gebruikte oliën op de inplantingslocatie.
Lucht
Geen enkele specifieke maatregel wordt genomen door de opdrachtgever.
Afval
Geen enkele specifieke maatregel wordt genomen door de opdrachtgever.
Veiligheid
-
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
- De exploitant zal de windturbines op meer dan 160 m van de HST-spoorlijn en de autosnelweg E40 plaatsen. - De geplande windturbines zullen geen overstek hebben met het openbaar wegennet of met landbouwwegen. - De windturbines zullen uitgerust zijn met veiligheidsvoorzieningen en zullen beantwoorden aan de internationale IEC (International Electrotechnical Commission) norm – 61400-1 betreffende de veiligheidsvereisten waaraan windturbines dienen te beantwoorden. - De elektrische installaties zullen conform het A.R.E.I. (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) uitgevoerd worden.
60
Milieu-impactstudie – Windturbinepark nabij de E40 – Greensky cvba Analyse van de impact van het project op het Vlaams Gewest
Constructie van het project Publieke infrastructuur en uitrusting
Morfologie en exploitatie van het project
Geen enkele specifieke maatregel wordt genomen door de aanvrager.
Tabel 12-2. Overzicht van de belangrijkste aanbevelingen door de auteur van de studie
Landschappen en monumenten
Mens Geluid
Fauna en flora
Constructie van het project
Morfologie en exploitatie van het project
Gezien de impact op het landschap in het Vlaams Gewest te wijten aan de inplanting van de geplande windturbines in het Waals Gewest, beveelt de auteur van de studie aan om : in eerste instantie, bij het begin van de werkzaamheden, de Vlaamse archeologische diensten te raadplegen om zich ervan te vergewissen dat deze werken niet plaatsvinden in de nabijheid van een archeologische site. Elk spoor van werkzaamheden aan het einde van de werffase te laten verdwijnen. Alle afval van de werfperiode en van gebruikte materialen zal worden verwijderd door de bevoegde bedrijven volgens de van kracht zijnde wetgeving. Het terrein zal hersteld worden in zijn oorspronkelijke staat d.m.v. grondwerken. Het studiebureau heeft geen specifieke aanbevelingen op dit vlak.
-
Het studiebureau geeft volgende aanbevelingen : de nodige informatie verstrekken aan de bewoners betreffende de te verwachte geluidsoverlast gedurende de werffase (planning, uurregeling, traject van speciaal transport, …) en de uurregeling respecteren, waken over de nodige controles en onderhoud van het werfmaterieel. De 4 windturbines op het grondgebied van Hélécine (windturbines W1 t.e.m. W4) zullen een belangrijke invloed hebben op de avifauna. Een mogelijke oplossing hiervoor is dat de windturbines niet worden gebouwd op de voorgestelde locaties. Vanuit het strikte standpunt van fauna-flora-biodiversiteit is het denkbeeldig om deze 4 turbines te verplaatsen en in te voegen tussen de andere windturbines van het project. Indien voor andere redenen dan de
-
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
61
Het studiebureau formuleert de aanbeveling om aan de inplanting van de 4 windturbines van groep 1 (Hélécine – windturbines W1 t.e.m. W4) op de voorziene locaties, de voorwaarde te verbinden tot het in voege treden van strenge compensatoire maatregelen. Reden hiervoor is het feit dat deze windturbines grote potentiële impact
Milieu-impactstudie – Windturbinepark nabij de E40 – Greensky cvba Analyse van de impact van het project op het Vlaams Gewest
Constructie van het project
Morfologie en exploitatie van het project
aspecten fauna-flora-biodiversiteit deze 4 windturbines zouden moeten worden ingeplant op de voorziene locatie, dan zou de toelating vergezeld moeten zijn van zware compensatiemaatregelen en een verplichting tot gedetailleerd beheer in de effectenstudie (punt 3.5.6.3).
kunnen hebben op het milieu en vogels in het bijzonder. (De compensatoire maatregelen worden in detail besproken in punt 3.5.6.3 van de milieu-impactstudie).
Om onnodige verstoring te vermijden zou de constructie bovendien uitgevoerd moeten worden buiten de paar- en broedperiode van de Blauwe Kiekendief. De werken worden dus best uitgevoerd tussen september en maart. Het overschot aan uitgegraven grond zou, in de veronderstelling dat deze grond beantwoordt aan de van toepassing zijnde normen en mits er vraag naar zou zijn, ter beschikking moeten worden gesteld aan plaatselijke landbouwers. Hierdoor worden transportafstanden zo goed als volledig geëlimineerd. Er dient op toegezien worden dat het teveel aan grond die niet kan benut worden, niet wordt opgeslagen (zelfs niet tijdelijk) in of dichtbij gebieden die een hoge biologische waardering hebben (in het bijzonder dichtbij of langsheen de vallei van de Kleine Gete, op de SGIB en Natura 2000 sites of nabij de oude steengroeven van de regio).
Oppervlaktewater
Het kleine watergebied bestaande uit overstromingsgebied omgeven door bomen en struiken op het Vlaams grondgebied dient in stand te worden gehouden. Het materieel zal uitgerust zijn met antipollutiekits zodat meteen kan worden ingegrepen in geval van een accidentele verontreiniging. Interventiekits inzetbaar bij verontreiniging zouden permanent aanwezig moeten zijn op de werkplatformen. Het studiebureau heeft geen specifieke aanbevelingen op dit vlak.
Lucht
Het studiebureau heeft geen specifieke aanbevelingen op dit vlak.
Afval
Het studiebureau heeft geen specifieke aanbevelingen op dit vlak.
Veiligheid
-
Bodem
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
-
Om de potentiële hinder te wijten aan lichtbakens te beperken, is het aangewezen om :
62
Milieu-impactstudie – Windturbinepark nabij de E40 – Greensky cvba Analyse van de impact van het project op het Vlaams Gewest
Constructie van het project
Morfologie en exploitatie van het project -
Publieke infrastructuur en uitrusting
Het studiebureau formuleert de aanbeveling dat een bij Defensie, Belgocontrol en de FOD Mobiliteit en Vervoer ter verzekering dat de voorziene bebakening passend is en dat het project zoals voorgesteld aanvaard zal worden door deze instanties.
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
63
-
de flitsen van de lichtbakens overdag te synchroniseren, de lichtflitsen naar omhoog te oriënteren, de intensiteit van de lichtflitsen te regelen i.f.v. de omgevingsluminositeit, de Circulaire GDF-03 toe te passen, waarbij apparatuur wordt voorzien die witte lichtflitsen overdag enkel produceert bij militaire oefeningen.
Milieu-impactstudie – Windturbinepark nabij de E40 – Greensky cvba Analyse van de impact van het project op het Vlaams Gewest
Lijst van de Figuren Figuur 1-1 : Ligging van het windturbinepark Figuur 2-1 : Ligging van beschermde erfgoedelementen Figuur 2-2 : Kaart met de visuele impact Figuur 2-3 : Ligging van de fotomontages Fotomontage 1 Fotomontage 37 Fotomontage 38 Fotomontage 39 Fotomontage 40 Fotomontage 41 Fotomontage 42 Fotomontage 43 Fotomontage 59 Fotomontage 60 Fotomontage 61 Fotomontage 62 Fotomontage 63 Figuur 2-4 : Illustratie van het stroboscopisch effect Figuur 4-1 : Kaart met de berekende geluidsniveaus voor een windsnelheid van 5 m/s Figuur 4-2 : Kaart met de berekende geluidsniveaus voor een windsnelheid van 8 m/s Figuur 4-3 : Ligging van de referentiepunten voor de puntanalyse van de geluidsimpact van het project Figuur 5-1 : Sites van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) omheen het project Figuur 5-2 : Ligging van holle wegen en gevoelige schuilplaatsen voor fauna en flora
Vinçotte Environment – Rapport 51-60209918-001
64
Vlaamse overheid
Vlaams Energieagentschap Hoofdbestuur Brussel Koning Albert II-laan 20 bus 17, 1000 Brussel
Agentschap R-O Vlaanderen Ruimtelijke Ordening T.a.v. Eva Vercamst Blijde Inkomststraat 105 3000 Leuven
uw kenmerk
ons kenmerk 1 L 3 E /IWWG/Landen – Gingelom - Greensky
aantal bijlagen
8.00/2/GSA.802081 vragen naar / e-mail
[email protected]
telefoonnummer 02 553 46 27 / fax: 02 553 46 01
datum
Betreft Advies Interdepartementale Windwerkgroep m.b.t. het oprichten van windturbines in Landen en Gingelom
Geachte, Onderstaand vindt u het gecoördineerde advies namens de Interdepartementale Windwerkgroep betreffende de adviesvraag in het kader van (bouw)vergunningsaanvragen in Landen en Gingelom, zoals overeengekomen op de vergadering van de Interdepartementale Windwerkgroep van 24 november 2009. 0. Onderwerp advies De voorliggende aanvraag omvat de inplanting van 16 windturbines in een zone langsheen en aan beide kanten van de E40 autosnelweg op het grondgebied van Landen en Gingelom in het Vlaams gewest. Het project is een onderdeel van een groter project met nog eens 13 windturbines op het grondgebied van gemeenten in het Waals gewest, langsheen dezelfde lijninfrastructuur. N.V. Electrabel diende een vergunningsaanvraag in voor 7 windturbines op het grondgebied van Gingelom in de provincie Limburg en voor 9 windturbines op het grondgebied van Landen, in de provincie Vlaams-Brabant.
1. Algemene beleidsdoelstelling De oprichting van windturbines kadert in de doelstellingen van de Vlaamse Regering inzake de uitbouw van hernieuwbare energiebronnen in Vlaanderen. De Vlaamse Regering stelt als doelstelling voorop om tegen 2010 6% van het totale elektriciteitsverbruik te betrekken uit hernieuwbare energiebronnen. De elektriciteitsopwekking via windenergie vermijdt het gebruik van fossiele brandstoffen en de uitstoot van voor het milieu schadelijke gassen.
2. Ruimtelijke aspecten De projectzone volgt de lijninfrastructuur E40-autosnelweg en de aan de zuidzijde naastgelegen HST-lijn op het grondgebied Landen en Gingelom. Vier turbines zijn gelegen aan de noordzijde van de snelweg, de overige 12 aan de zuidzijde van de lijninfrastructuren. Deze zone bestaat uit agrarisch gebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De projectlocatie biedt duidelijke potenties voor de inplanting van windturbines. Ruimtelijk kan dan ook gunstig geadviseerd worden voor deze locatie.
3. Landschappelijke inpasbaarheid Er wordt door het inplanten van windturbines in de voorgestelde projectzone geen significante negatieve invloed op het landschap verwacht. Voor wat de specifieke invulling betreft dient er evenwel voor gekozen te worden een visueel gelijkaardige en bij voorkeur zelfde type windturbine met lichtgrijze buismast en drie wieken, in de ganse zone toe te passen. Ook de ashoogte en wiekdiameter dienen vergelijkbaar te zijn. Aangezien de windturbines ingeplant worden in een zone met meerdere archeologische sites, is de kans zeer groot dat bij de realisatie van het project archeologische sporen worden aangesneden. Hierom dienen specifieke voorwaarden in de bouwvergunning opgenomen te worden aangaande de archeologische begeleiding bij de ingrepen in de bodem in opdracht van de bouwheer die de financiële lasten hiervoor draagt. De archeologische begeleiding dient te voldoen aan bijzondere voorschriften. De voorwaarden en verdere bijzondere voorschriften dienen bij het Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed aangevraagd worden.
4. Natuur - avifauna Er wordt van deze windturbines geen bijkomende, onaanvaardbare invloed verwacht op natuur en avifauna. Het is van belang dat een significante negatieve impact bij het vervoer en de opbouw van de windturbines op de bermen en taluds van de bestaande toegangswegen wordt vermeden. Een voldoende uitgewerkt realisatieplan terzake dient te worden opgesteld.
5. Geluidsimpact en slagschaduw De oorzaak van het voortgebrachte geluid is tweevoudig. Het wordt vooral gegenereerd door de rotatie van de wieken die een zoevend geluid voortbrengen. Anderzijds wordt geluid geproduceerd door de in de gondel opgestelde apparatuur, in het bijzonder de windturbinegenerator. De mogelijke maatregelen aan de bron worden genomen om de geluidsproductie tot een minimum te beperken. Het gaat hierbij onder meer om de isolatie van de generatorbehuizing, aërodynamische wieken, en dergelijke meer. Er zijn geen woningen van derden of woongebieden op minder dan 250 meter van de turbines gelegen. Overeenkomstig de omzendbrief “Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines” van
2006 mag men er daardoor van uitgaan dat de geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft. Een belangrijke overweging in dit specifieke geval is de aanwezigheid van een hoog achtergrondgeluidsniveau omwille van de aanwezigheid van de autosnelweg en het naastgelegen HST-traject. De windturbines worden ingeplant in een zone tot 250 meter van de rand van de autosnelweg. Alles dient evenwel in het werk gesteld te worden om het geluidsniveau te reduceren tot een niveau waarbij hinder voor de omgeving zoveel mogelijk vermeden wordt. Het project dient steeds te voldoen aan de voorwaarden inzake geluid gesteld in de omzendbrief “Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines” van 2006. Slagschaduw komt voor wanneer de zon door de rotor van de windturbines schijnt. In de zone gelegen in de projectiezone van de rotor, kan de schaduw van de wiek zichtbaar zijn als een intermitterende schaduw. Uit de slagschaduwsimulaties blijkt dat er zich geen woningen binnen de contour van 30 uur slagschaduw per jaar bevinden. De projectontwikkelaar dient te garanderen dat steeds aan de gestelde voorwaarden inzake slagschaduw uit de omzendbrief “Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines” van 2006 wordt voldaan.
6. Veiligheid Uit de veiligheidsstudies komt naar voor dat zowel de directe risico’s voor personen in de omgeving van het windturbinepark als de indirecte risico’s ten aanzien van in de omgeving aanwezige gevarenbronnen aanvaardbaar of verwaarloosbaar zijn.
7. Besluit De Interdepartementale Windwerkgroep staat positief ten aanzien van de inplanting van windturbines langsheen de E40 snelweg en het naastgelegen HST-traject. Het project is het onderdeel van een grootschalig project gelegen in het Vlaams Gewest, op het grondgebied van Landen en Gingelom. Het totale project omvat 29 windturbines, waarvan 16 gelegen in het Vlaams Gewest. De projectlocatie biedt duidelijke potenties voor de inplanting van windturbines. Ruimtelijk kan dan ook gunstig geadviseerd worden voor deze locatie. Er wordt ten aanzien van natuur en avifauna, het landschap, de veiligheid en de impact van geluid en slagschaduw op de omgeving geen significante bijkomende negatieve invloed verwacht. De projectontwikkelaar dient in elk geval te garanderen dat steeds aan de voorwaarden inzake geluid en slagschaduw uit de omzendbrief “Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines” van 2006 wordt voldaan. Aangezien de windturbines ingeplant worden in een zone met meerdere archeologische sites dienen specifieke voorwaarden in de bouwvergunning opgenomen te worden aangaande de archeologische begeleiding bij de ingrepen in de bodem. Het is van belang dat een significante negatieve impact bij het vervoer en de opbouw van de windturbines op de bermen en taluds van de bestaande toegangswegen wordt vermeden. Een voldoende uitgewerkt realisatieplan terzake dient te worden opgesteld.
Als gevolg van bovenstaande overwegingen wordt de voorliggende aanvraag positief geadviseerd. Het positief advies geldt op voorwaarde dat voor alle windturbines binnen de besproken zone gekozen wordt gekozen voor een visueel gelijkaardige en bij voorkeur hetzelfde type windturbines met lichtgrijze buismast en drie wieken. Ook de ashoogte en wiekdiameter dienen vergelijkbaar te zijn. In de vergunning kan daartoe overeenkomstig de vergunningsaanvraag een beperkt toegestaan bereik van ashoogte en wiekdiameter opgenomen worden.
Met de meeste hoogachting,
Wim Buelens Voorzitter Interdepartementale Windwerkgroep www.energiesparen.be
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Statuut
Abundantie
Heggenmus
Prunella modularis
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Boomleeuwerik
Lullula arborea
Kwetsbaar
Trekvogel
lage aantallen
Veldleeuwerik
Alauda arvensis
Kwetsbaar
Zekere broedvogel
+++
Visarend
Pandion haliaetus
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel
zeer lage aantallen
Houtsnip
Scolopax rusticola
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Watersnip
Gallinago gallinago
Met uitsterven bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Grote Gele Kwikstaart
Motacilla cinerea
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Engelse kwikstaart
Motacilla flavissima
nvt
Trekvogel
zeldzaam/sporadisch
Witte Kwikstaart
Motacilla alba
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Gele Kwikstaart
Motacilla flava
Achteruitgaand
Zekere broedvogel
++
Noordse kwikstaart
Motacilla thunbergi
nvt
Trekvogel
lage aantallen
Wespendief
Pernis apivorus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
zeer lage aantallen
Goudvink
Pyrrhula pyrrhula
Bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar
lage aantallen
Rietgors
Emberiza schoeniclus
Bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Geelgors
Emberiza citrinella
Bedreigd
Zekere broedvogel
++
Grauwe gors
Emberiza calandra
Bedreigd
Zekere broedvogel
+
Grauwe Kiekendief
Circus pygargus
Met uitsterven bedreigd
Trekvogel
zeer lage aantallen
Bruine Kiekendief
Circus aeruginosus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Blauwe Kiekendief
Circus cyaneus
Onregelmatige broedvogel
Zekere broedvogel
1 koppel in 2007, 1,5 in 2008
Buizerd
Buteo buteo
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Kwartel
Coturnix coturnix
Onvoldoende gekend
Zekere broedvogel
+
Wilde Eend
Anas platyrhynchos
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Ooievaar
Ciconia ciconia
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel
lage aantallen
Zwarte ooievaar
Ciconia nigra
nvt
Trekvogel
zeer lage aantallen
Putter
Carduelis carduelis
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Witgatje
Tringa ochropus
nvt
Trekvogel
zeer lage aantallen
Tureluur
Tringa totanus
Kwetsbaar
Trekvogel
zeer lage aantallen
Oeverloper
Actitis hypoleucos
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel
zeer lage aantallen
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Statuut
Abundantie
Steenuil
Athene noctua
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Kauw
Corvus monedula
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Bosuil
Strix aluco
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Roek
Corvus frugilegus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar
algemeen
Zwarte Kraai
Corvus corone
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Koekoek
Cuculus canorus
Achteruitgaand
Waarschijnlijke broedvogel
+
Regenwulp
Numenius phaeopus
nvt
Trekvogel
zeer lage aantallen
Wulp
Numenius arquata
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
zeer lage aantallen
Knobbelzwaan
Cygnus olor
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Kerkuil
Tyto alba
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Sperwer
Accipiter nisus
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Spreeuw
Sturnus vulgaris
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Torenvalk
Falco tinnunculus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Smelleken
Falco columbarius
nvt
Trekvogel/Overwinteraar
lage aantallen
Boomvalk
Falco subbuteo
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
zeer lage aantallen
Zwartkop
Sylvia atricapilla
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Braamsluiper
Sylvia curruca
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Tuinfluiter
Sylvia borin
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Grasmus
Sylvia communis
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Meerkoet
Fulica atra
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Waterhoen
Gallinula chloropus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Gaai
Garrulus glandarius
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Grauwe Vliegenvanger
Muscicapa striata
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Bonte Vliegenvanger
Ficedula hypoleuca
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
zeer lage aantallen
Zilvermeeuw
Larus argentatus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar
algemeen
Kleine Mantelmeeuw
Larus fuscus
Kwetsbaar
Trekvogel
algemeen
Stormmeeuw
Larus canus
Zeldzaam
Trekvogel/Overwinteraar
algemeen
Aalscholver
Phalacorocorax carbo
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
algemeen
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Statuut
Abundantie
Dodaars
Tachybaptus ruficollis
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
zeldzaam/sporadisch
Boomkruiper
Certhia brachydactyla
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Grote Lijster
Turdus viscivorus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Kramsvogel
Turdus pilaris
Bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar
algemeen
Koperwiek
Turdus iliacus
nvt
Trekvogel/Overwinteraar
algemeen
Zanglijster
Turdus philomelos
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Appelvink
Coccothraustes coccothraustes
Momenteel niet bedreigd
Mogelijke broedvogel
+
Kraanvogel
Grus grus
nvt
Trekvogel
zeldzaam/sporadisch
Blauwe Reiger
Ardea cinerea
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar /inheems
lage aantallen
Ransuil
Asio otus
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Huiszwaluw
Delichon urbica
Kwetsbaar
Zekere broedvogel
++
Oeverzwaluw
Riparia riparia
Achteruitgaand
Vroegere broedvogel, Trekvogel
lage aantallen
Boerenzwaluw
Hirundo rustica
Achteruitgaand
Zekere broedvogel
++
Spotvogel
Hippolais icterina
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Kneu
Carduelis cannabina
Achteruitgaand
Zekere broedvogel
++
Sprinkhaanzanger
Locustella naevia
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Wielewaal
Oriolus oriolus
Bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Gierzwaluw
Apus apus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
IJsvogel
Alcedo atthis
Momenteel niet bedreigd
Mogelijke broedvogel
+
Beflijster
Turdus torquatus
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel
zeer lage aantallen
Merel
Turdus merula
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Staartmees
Aegithalos caudatus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Pimpelmees
Parus caeruleus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Matkop
Parus montanus
Kwetsbaar
Mogelijke broedvogel
+
Koolmees
Parus major
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Kuifmees
Parus cristatus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
zeldzaam/sporadisch
Zwarte Mees
Parus ater
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Glanskop
Parus palustris
Momenteel niet bedreigd
Mogelijke broedvogel
+
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Statuut
Abundantie
Zwarte Wouw
Milvus migrans
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel
zeer lage aantallen
Rode Wouw
Milvus milvus
Zeldzaam
Trekvogel
zeer lage aantallen
Huismus
Passer domesticus
Achteruitgaand
Zekere broedvogel
+++
Ringmus
Passer montanus
Achteruitgaand
Zekere broedvogel
++
Kokmeeuw
Larus ridibundus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar/Overzomeraar
talrijk
Patrijs
Perdix perdix
Kwetsbaar
Zekere broedvogel
+
Grote Bonte Specht
Dendrocopos major
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Kleine Bonte Specht
Dendrocopos minor
Momenteel niet bedreigd
Mogelijke broedvogel
+
Groene Specht
Picus viridis
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Ekster
Pica pica
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Holenduif
Columba oenas
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Houtduif
Columba palumbus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Vink
Fringilla coelebs
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Keep
Fringilla montifringilla
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel/Overwinteraar
lage aantallen
Roodkeelpieper
Anthus cervinus
nvt
Trekvogel
zeldzaam/sporadisch
Boompieper
Anthus trivialis
Bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Graspieper
Anthus pratensis
Bedreigd
Zekere broedvogel
+
Duinpieper
Anthus campestris
Uitgestorven
Trekvogel
lage aantallen
Waterpieper
Anthus spinoletta
nvt
Trekvogel
zeer lage aantallen
Morinelplevier
Eudromias morinellus
nvt
Trekvogel
lage aantallen
Goudplevier
Pluvialis apricaria
Onregelmatige broedvogel
Trekvogel
lage aantallen
Fitis
Phylloscopus trochillus
Momenteel niet bedreigd
Mogelijke broedvogel
+
Tjiftjaf
Phylloscopus collybita
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Goudhaan
Regulus regulus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Vuurgoudhaan
Regulus ignicapillus
Momenteel niet bedreigd
Waarschijnlijke broedvogel
+
Nachtegaal
Luscinia megarhynchos
Kwetsbaar
Trekvogel
zeer lage aantallen
Roodborst
Erithacus rubecula
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Gekraagde Roodstaart
Phoenicurus phoenicurus
Kwetsbaar
Trekvogel
zeer lage aantallen
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Statuut
Abundantie
Zwarte Roodstaart
Phoenicurus ochruros
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Kleine Karekiet
Acrocephalus scirpaceus
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Bosrietzanger
Acrocephalus palustris
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Wintertaling
Anas crecca
Momenteel niet bedreigd
Trekvogel/Overwinteraar
zeer lage aantallen
Europese Kanarie
Serinus serinus
Onvoldoende gekend
Vroegere broedvogel
+
Boomklever
Sitta europaea
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+
Kleine Barmsijs
Carduelis flammea
Zeldzaam
Trekvogel
zeer lage aantallen
Paapje
Saxicola rubetra
Met uitsterven bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Roodborsttapuit
Saxicola torquata
Momenteel niet bedreigd
Mogelijke broedvogel
+
Sijs
Carduelis spinus
Zeldzaam
Trekvogel/Overwinteraar
algemeen
Turkse Tortel
Streptopelia decaocto
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
++
Zomertortel
Streptopelia turtur
Bedreigd
Zekere broedvogel
+
Tapuit
Oenanthe oenanthe
Met uitsterven bedreigd
Trekvogel
lage aantallen
Winterkoning
Troglodytes troglodytes
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Kievit
Vanellus vanellus
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
Groenling
Carduelis chloris
Momenteel niet bedreigd
Zekere broedvogel
+++
ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A.2007.61. Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be
BETREFT : Oprichten van 18 windturbines langs de E40 in Landen en Gingelom (Vlaanderen) en Hannut (Wallonië). Nummer : Datum : Auteur : Vragen naar : Kenmerk aanvraag: Datum aanvraag :
INBO.A.2007.61. 24 – april – 2007 Joris Everaert Joris Everaert tel: 02-558.18.27. e-mail:
[email protected] - (email) 4 – april – 2007
Geadresseerde : Tractebel Engineering t.a.v. dhr. Yves Cabooter Avenue Ariane 7, 1200 Brussel
Er zijn plannen om 18 windturbines te plaatsen langs de E40 in Landen en Gingelom (Vlaanderen) en Hannut (Wallonië): Zie figuur 1 [Landen (wt. 1-9), Hannut Wallonië (wt. 10-14), Gingelom (wt. 15-18)]. Op basis van de beschikbare gegevens kunnen wij hieronder een evaluatie presenteren van de mogelijke impact op de fauna (vogels en vleermuizen) voor het projectgedeelte op grondgebied Vlaanderen. We beschikken momenteel niet over de nodige gegevens (beschermde gebieden, aanwezigheid vogels) voor het deel in Wallonië.
Figuur 1. Geplande windturbines in Landen (1-9), Hannut Wallonië (10-14) en Gingelom (15-18).
1. Beschrijving van de referentiesituatie (Vlaams gedeelte) 1.1. Officieel beschermde gebieden Het dichtstbijzijnde natuurgebied (Zevenbronnen) op grondgebied Vlaanderen ligt op ongeveer 900 m ten noorden van de windturbine met nummer 10. Volgens onze gegevens bevinden er zich geen andere specifiek beschermde gebieden in de directe omgeving. 1.2. Plaatselijke vogels In opdracht van het Vlaams Energieagentschap, heeft het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) aan de hand van de beschikbare gegevens een vogelatlas opgemaakt, waarin de belangrijke concentratiegebieden en trekroutes in Vlaanderen zijn weergegeven (Everaert et al. 2003), vooral gericht op pleisterplaatsen van watervogels en lokale (dagelijkse) trekroutes. Deze (voorlopige) atlas is een belangrijk beleidsondersteunend instrument tijdens de beoordeling van mogelijke windparken, en is te consulteren op de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV). De meest actuele kaart (recente wijzigingen) is aanwezig in het INBO. Nabij de geplande
windturbinelocatie werden geen specifieke gegevens aangeduid in deze vogelatlas. In de hierna volgende tekst worden de huidig beschikbare gegevens voorgesteld. 1.2.1. Niet-broedvogels Er worden geen grote aantallen en/of zeldzame watervogels vastgesteld in de directe omgeving van de geplande windturbines. Op de weilanden en akkers komen vooral tijdens de trek- en winterperiode overal in de omgeving wel soms pleisterende en dus ook rondvliegende groepen voor van Kievit, Houtduif, Spreeuw en kleine groepjes van diverse zangvogels (Guelinckx 2007 ; Robijns 2007). Gedetailleerde telgegevens zijn niet beschikbaar. 1.2.2. Broedvogels In de periode 2000-2002 werden in heel Vlaanderen broedvogels geïnventariseerd in kader van de Broedvogelatlas Vlaanderen. Uit de gegevens van die periode blijkt dat er in het gebied van de geplande windturbines een aantal broedvogels voorkomen die in Vlaanderen sterk zijn achteruitgegaan in aantal. In de zone op grondgebied Landen (noordwestelijk deel, wt. 1-9) werden 12 Veldleeuweriken, 6 Grauwe Gorzen, en 4 Geelgorzen vastgesteld (zangposten/territoria), en in de zone op grondgebied Gingelom (zuidoostelijk deel, wt. 15-18) waren er 3 Veldleeuweriken aanwezig, alsook grotendeels op Waals grondgebied een kolonie van 63 Roeken en een broedgeval van Boomvalk (Vermeersch et al. 2004). Ook de Patrijs is er aanwezig. Deze gegevens zijn niet te vinden in de beleidsondersteunende Vogelatlas (zie opmerking in 1.2). De meest recente gegevens (2005, 2006) wijzen op gelijkaardige aantallen voor o.a. Veldleeuwerik en Geelgors en een achteruitgang voor Grauwe Gors (Robijns 2007). In vergelijking met de omliggende gebieden in de Krijt-Leemregio (zuiden van Oost-Brabant en Limburg) is het bovengenoemd aantal broedvogels niet uitzonderlijk, maar zowel Veldleeuwerik (Kwetsbaar) als Grauwe Gors en Geelgors (Bedreigd) zijn wel opgenomen in de Rode Lijst van de Vlaamse broedvogels, en de hele regio heeft voor deze 3 soorten één van de hoogste dichtheden van Vlaanderen (Vermeersch et al. 2004). De populaties Veldleeuwerik, Grauwe Gors en Geelgors zijn in de voorbije 30 jaar met resp. 95%, 75% en 80% achteruitgegaan in Vlaanderen (Dochy & Hens 2005; Vermeersch et al. 2004). 1.3. Seizoenale trekvogels Vooral langs de kuststrook maar ook langs grote rivieren, kanalen en bosranden heeft men overdag vaak stuwtrek, een verschijnsel waarbij trekvogels bepaalde structuren in het landschap volgen, waardoor soms massale aantallen in een relatief smalle corridor kunnen overvliegen. Seizoenale trek situeert zich zowel op windturbinehoogte als daarboven. Op basis van de beschikbare gegevens kunnen we stellen dat er ter hoogte van de geplande windturbines hoogstwaarschijnlijk geen uitzonderlijke aantallen seizoenale trekvogels (stuwtrek) voorkomen, althans toch niet in vergelijking met de omliggende gebieden in de regio. De trek gaat er normaal over een breed front, zeker ’s nachts. Maar ook voor de situatie overdag zijn geen aanwijzingen dat er een belangrijke stuwtrek (veel vogels langs smalle route) voorkomt (Robijns 2007). In het zuidoostelijk deel van Vlaanderen en Wallonië is er jaarlijks wel opvallend meer trek van Kraanvogels dan in de rest van Vlaanderen (zie www.trektellen.nl/doortrekpatroon.asp), maar op de dichtstbijzijnde trektelpost (op gelijkaardige ZW-NO lijn) werden tijdens de teldagen nog geen Kraanvogels waargenomen (zie www.vogelwerkgroepfruitstreek.be/html/trektellingen.html). We verwachten dat er ter hoogte van de geplande windturbinelocatie tijdens het voor- en najaar zeker enkele groepen Kraanvogels (telkens groepjes van max. 100 vogels) kunnen overtrekken. 1.4. Vleermuizen Er zijn geen specifieke telgegevens beschikbaar over het voorkomen van vleermuizen aan de geplande windturbinelocatie. Vermoedelijk vliegen er geen uitzonderlijk grote aantallen boven de geplande windturbinelocatie, maar exacte gegevens zijn niet voorhanden.
2. Inschatting van de impact (Vlaams gedeelte) In toepassing van de nieuwe Omzendbrief EME/2006/01–RO/2006/02 is het plaatsen van windturbines niet toegestaan in een aantal gebieden (zie hoofdstuk 3.2.2. in: Vlaamse regering 2006) Voor bepaalde bestemmingsgebieden (zoals natuurgebieden) alsook gebieden met een juridische bescherming volgens de specifieke wetgeving inzake natuurbehoud (zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) of de bescherming van monumenten en landschappen, geldt dat een stedenbouwkundige vergunning niet kan toegekend worden omwille van de juridische onverenigbaarheid tussen de inplanting van windturbines en de gebiedsbestemming en/of juridische bescherming (Vlaamse regering 2006). In hoofdstuk 3.1.12. van de Omzendbrief EME/2006/01–RO/2006/02 randvoorwaarden en afwegingskader beschreven betreffende het aspect natuur.
worden
volgende
“De te verwachten effecten op de fauna, in het bijzonder vogels en vleermuizen, worden in internationale publicaties als mogelijke bedreiging vernoemd en zijn dus een essentieel element in de besluitvorming bij de inplanting van windturbines. Naast de effectieve aanvaring (vogels en vleermuizen) kan verstoring optreden die, afhankelijk van de aard van de verstoring en de mate van gewenning of van uitwijkmogelijkheid, blijvend kan zijn. Voor de belangrijke natuurgebieden, waaronder Vlaams Ecologisch Netwerk, speciale beschermingszone-habitatrichtlijn en speciale beschermingszone-vogelrichtlijn, andere gebieden met belangrijke ecologische waarden (bijvoorbeeld leefplaatsen van beschermde soorten of beschermde vegetaties) en natuurreservaten dient een omgevingsanalyse uit te maken welke afstand als buffer aangewezen is. Deze afstand kan onder meer bepaald worden afhankelijk van een lokale ornithologische analyse of in het geval van een indicatie op significante negatieve effecten op een speciale beschermingszone, een algemene beschrijving of een “passende beoordeling” waarbij ook rekening wordt gehouden met de omgevingsfactoren. Ervaring leert dat het naar voren schuiven van afstandsregels t.o.v. het rotorblad niet steeds relevant is. Bovenstaande beoordelingselementen en effecten op vlak van natuur dienen beschreven te worden in de lokalisatienota. De nodige gegevens voor de beoordeling van het project in de natuurtoetsen van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zoals gewijzigd, zullen een integraal deel moeten uitmaken van de lokalisatienota: de algemene natuurtoets (art. 16); de verscherpte natuurtoets van het Vlaams Ecologisch Netwerk (art. 26bis) en de verscherpte natuurtoets van de speciale beschermingszone in uitvoering van de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn (art. 36ter) of te wel de passende beoordeling. Artikel 16 stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige activiteit de bevoegde overheid er zorg voor draagt dat er geen vermijdbare schade kan ontstaan door de vergunning te weigeren of door redelijkerwijze voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. De algemene natuurtoets gaat na of vermijdbare schade wordt veroorzaakt. Vermijdbare schade is de schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bijvoorbeeld met andere materialen, op een andere plaats,…). Er is een sterke consensus dat de locatiekeuze voor windturbines van doorslaggevend belang is bij het vermijden van een nadelige impact op soorten. Broedgebieden, pleister- en rustgebieden en belangrijke trekroutes van beschermde, bedreigde, kwetsbare of zeldzame soorten, moeten in toepassing van het voorzorgsprincipe dan ook vermeden worden voor de inplanting van windturbines.
Artikel 26bis stelt dat een overheid geen toestemming of vergunning mag verlenen voor een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het Vlaams Ecologisch Netwerk kan veroorzaken. De verscherpte natuurtoets van het VEN gaat na of onvermijdbare en onherstelbare schade wordt veroorzaakt. Onvermijdbare schade is de schade die men hoe dan ook zal veroorzaken, op welke wijze men de activiteit ook uitvoert. Schade is onherstelbaar indien ze op de plaats van beschadiging niet meer kan worden hersteld met een kwantitatief en kwalitatief gelijkaardig habitat als deze die er voor de beschadiging aanwezig was. Art. 36ter §3 stelt dat als een activiteit (of een plan of een programma) een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken dat deze activiteit aan een passende beoordeling moet worden onderworpen (= de verscherpte natuurtoets). De goedkeuring van de vergunning, het plan of programma kan slechts gebeuren indien de uitvoering ervan geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken kan veroorzaken, eventueel door het opleggen van voorwaarden. In dit kader zijn vragen als : Veroorzaakt het project effecten rekening houdend met de omgevingsfactoren ? Zijn deze effecten nadelig, dus wordt er schade veroorzaakt? Is deze schade vermijdbaar? Is deze schade verwaarloosbaar ? Is deze schade herstelbaar? belangrijk “(Vlaamse regering 2006). 2.1. Officieel beschermde gebieden De Vlaamse natuurgebieden in de omgeving van de geplande windturbines, zullen op vlak van fauna geen belangrijke negatieve effecten ondervinden. Het dichtstbijzijnde natuurgebied (“Zevenbronnen”) ligt op ongeveer 900 m ten noorden van de windturbine met nummer 10, wat normaal voldoende is om belangrijke verstoring te vermijden (Langston & Pullan 2003). 2.2. Plaatselijke vogels 2.2.1. Aanvaringsaspect Het aanvaringsaspect kan soms een belangrijke invloed hebben. Lokale factoren spelen echter een zeer belangrijke rol. De onderzoeksresultaten van afzonderlijke windparken kunnen daarom niet veralgemeend worden. Het aantal vogels dat botst is meestal evenredig met de aantallen die aanwezig zijn in de omgeving van de windturbines en/of met het aantal overvliegende vogels. De grootte van de windturbines lijkt een minder belangrijke invloed te hebben. Grote moderne turbines van 1500 kW en meer kunnen evenveel of zelfs meer slachtoffers maken dan kleinere turbines (Everaert 2003 ; Akershoek et al. 2005; Everaert 2006). Het aantal aanvaringsslachtoffers bij de onderzochte windparken op het land varieert van gemiddeld enkele vogels per windturbine per jaar tot meer dan 60 vogels per windturbine per jaar (Langston & Pullan 2003). De impact tussen en binnen windturbinelocaties is sterk verschillend. Aan bepaalde individuele windturbines binnen hetzelfde windpark vallen soms tot meer dan 100 slachtoffers per jaar (Everaert et al. 2002). De vaak selectieve impact door windturbines op bepaalde soorten zorgt ervoor dat we het probleem niet als marginaal mogen afschilderen. Bovendien betekenen toenemende windparken een extra milieudruk bovenop de al bestaande verstoringbronnen. Bekende voorbeelden van slecht geplaatste windparken zijn Altamont Pass in Californië (VS) en Tarifa en Navarra in Spanje. Recente resultaten geven aan dat er jaarlijks 1.766 tot 4.721 vogels waarvan 881 tot 1.300 roofvogels in aanvaring komen met de 5.400 windturbines van de Altamont Pass in Californië (Smallwood & Thelander 2004). Het probleem is al bekend sinds 1988, toen de eerste resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd. Het onderzoek werd verdergezet en uitgebreid, maar degelijke milderende maatregelen werden helaas niet of nauwelijks toegepast. In Spanje (Navarra) werd bij vijf windparken met in totaal 368 turbines berekend dat er gedurende één jaar ongeveer 6.450 vogels in aanvaring kwamen, waaronder 409 Vale Gieren en 24 andere beschermde roofvogels (Lekuona 2001).
De aanwezigheid van kleinere aantallen (zeldzame) soorten in een gebied (bv. roofvogels) geeft bovendien niet altijd de garantie voor een laag aanvaringsrisico. In Duitsland werden tijdens nietsystematische controles in een aantal windparken sinds 1989 al bijvoorbeeld 17 Zeearenden, 69 Rode Wouwen, 3 Haviken, 56 Buizerds, en 6 Oehoe’s als aanvaringsslachtoffers vastgesteld, zonder rekening te houden met bijkomende correctiefactoren (Hötker et al. 2004; Dürr 2006). De werkelijke cijfers liggen dus hoger. Het is voorlopig niet helemaal duidelijk of de Duitse windturbines een significant effect veroorzaken op de populaties van bepaalde van de genoemde soorten. Vooral de duidelijk selectieve impact op bepaalde zeldzame soorten wijst in Duitsland toch op een belangrijk effect, zeker als men weet dat er voor het voortbestaan en bescherming van soorten zoals Zeearend soms grote (financiële) inspanningen worden geleverd. De vondst van 4 gesneuvelde Zeearenden in de periode augustus-december 2005 onder de 68 windturbines op het eiland Smola in Noorwegen, is op z’n minst ook zorgwekkend te noemen (Follestad 2006). Ondertussen zijn daar in het voorjaar van 2006 nog eens 5 Zeearenden in aanvaring gekomen. Bovendien werden er bij de meeste Zeearendterritoria binnen het gebied sinds de plaatsing van de windturbines geen succesvolle broedgevallen meer vastgesteld (Langston 2006). Er wordt nu onderzocht welke mitigerende maatregelen moeten/kunnen genomen worden. Op de Vlaamse windturbinelocaties werden eveneens zeldzame of minder algemene soorten als aanvaringsslachtoffer vastgesteld, zoals Blauwe Reiger, Sperwer, Slechtvalk, Torenvalk, Tureluur, Grutto, Scholekster, Houtsnip, Drieteenmeeuw, Visdief, Grote Stern, Dwergstern, Gierzwaluw en Roodborsttapuit (Everaert et al. 2002; Everaert 2003; Everaert 2006; Everaert & Stienen 2006). De aanvaringskansen variëren sterk, afhankelijk van de soortgroep, weersomstandigheden, dag-nacht verschil, enz. Voor soortgroepen zoals meeuwen, eenden en steltlopers werden gedurende de nachtsituatie aanvaringskansen gevonden tussen de 1 op 156 en 1 op 1.900 van de op alle hoogtes overvliegende vogels. Maar ook overdag kan er voor o.a. meeuwen en sternen een belangrijke en zelfs significante negatieve impact optreden op locaties met veel dagelijkse vliegbewegingen (Winkelman 1992a+b; Everaert 2003; Everaert & Stienen 2006). Op basis van de beschikbare gegevens verwachten we niet dat er ter hoogte van de geplande windturbines (Landen, Gingelom, Hannut) op regelmatige basis bijzonder veel lokale vliegbewegingen voorkomen van niet-broedvogels. Normaal zijn de aantallen (overvliegende) vogels ter hoogte van de geplande windturbines zeker niet hoger dan in de wijde omgeving (Robijns 2007). De grootste kans op aanvaringen met plaatselijke niet-broedvogels zal waarschijnlijk voorkomen bij soorten zoals de Kievit en/of Houtduif aangezien deze in tegenstelling tot de meeste kleine zangvogelsoorten regelmatiger tot op rotorhoogte rondvliegen, maar er zijn geen aanwijzingen dat deze impact significant zal zijn. Het aanvaringsaspect bij plaatselijke broedvogels is doorgaans relatief laag. Er zijn uiteraard uitzonderingen, zoals de vastgestelde significante impact door een groot aantal aanvaringsslachtoffers van broedende sternen langs de windturbines op de Oostdam in Zeebrugge (Everaert & Stienen 2006). Moderne grote windturbines hebben een vrije vliegruimte (laagste punt van wieken) tot ongeveer 50 à 60 m. Toch werden er bijvoorbeeld in Duitsland al enkele zekere aanvaringsslachtoffers gevonden (sporadische vondsten; zonder toepassing van noodzakelijke correctiefactoren) van Veldleeuwerik (min. 16), Grauwe Gors (min. 11) en Geelgors (min. 6). Het is niet duidelijk of het hier ging om doortrekkende of lokale vogels (Dürr 2006; Hötker et al. 2004). De kleine broedende zangvogels nabij de geplande windturbines in Landen, Hannut en Gingelom, zoals Veldleeuwerik, Grauwe Gors en Geelgors, zullen dus zeker een bepaalde aanvaringskans hebben, vooral dan voor de Veldleeuwerik die veel tijd in de lucht doorbrengt (zangvlucht). Maar een significante impact op dergelijke broedvogels zal zeer waarschijnlijk niet optreden. Op basis van de beschikbare gegevens is een exacte inschatting momenteel niet te maken. Ook van de Roek en Boomvalk (beide soorten ook broedvogel in de buurt) werden reeds enkele zekere aanvaringsslachtoffers vastgesteld in o.a. Duitsland en Zweden (Dürr 2006; Hötker et al. 2004). De aanvaringskans door de geplande windturbines is voor deze soorten nog moeilijker in te
schatten door het gebrek aan exacte vlieggegevens op de geplande windturbinelocatie. Op basis van de beschikbare literatuurgegevens kunnen we wel stellen dat ook deze impact vermoedelijk beperkt zal blijven. 2.2.2. Verstoringsaspect Diverse studies hebben voor verschillende pleisterende en rustende vogelsoorten een significante verstoring vastgesteld tot minstens 300 à 400 m van de turbines, en voor sommige soorten tot zeker 600 en mogelijk 800 meter. Vooral watervogelsoorten en ganzen blijken gevoelig te zijn (Langston & Pullan 2003; Everaert et al. 2002). Rond de belangrijke pleister- en broedgebieden wordt in de vogelatlas aangeraden een buffer van ongeveer 300 tot 700 m te vrijwaren (al naargelang de belangrijkheid), aangezien de grootste significante verstoring door windturbines doorgaans binnen die afstand wordt vastgesteld. In de directe omgeving van de geplande windturbines liggen er geen bijzonder belangrijke pleistergebieden van watervogels. De groepjes van o.a. pleisterende Kieviten, Houtduiven, Spreeuwen en diverse zangvogelsoorten komen op de weilanden en akkers overal in de omgeving voor. De aantallen ter hoogte van de geplande windturbines zijn zeker niet hoger dan in de omgeving. Voor grote groepen pleisterende en rustende Kieviten kunnen er verstorende effecten optreden tot ongeveer 850 m rond grote windturbines (Hötker et al. 2004). Voor Houtduiven, Spreeuwen en heel wat kleine zangvogelsoorten, zullen de verstorende effecten beperkter zijn (Langston & Pullan 2003). De reeds bestaande verstoring van de autosnelweg en spoorweg (evenwijdig met de geplande windturbines) kan ook in rekening worden gebracht. De uiteindelijke verstoring (ook voor pleisterende Kieviten) door de geplande windturbines zelf, zullen daardoor vermoedelijk nog relatief beperkt blijven, zeker als met het zou vergelijken met een eventueel windpark in een volledig open landschap zonder autostrade en spoorweg. In het tot op heden uitgevoerde onderzoek zijn er weinig duidelijke aanwijzingen gevonden dat windturbines een zware verstoring kunnen veroorzaken onder broedvogels. Onderzoekers veronderstellen dat gewenning en plaatstrouw aan broedgebied hierbij een rol spelen. Zo werd bijvoorbeeld in een windpark in Duitsland vastgesteld dat er na het plaatsen van 4 middelgrote windturbines (50 m mast, 41 m rotordiameter) geen opvallende verandering was in het voorkomen van broedende (aanwezige) Veldleeuweriken. Er werden wel 3 aanvaringsslachtoffers teruggevonden (gedurende 1 jaar, zonder aanpassing met correctiefactoren). Mogelijk waren hier ook doortrekkers bij (Korn & Scherner 2000). In Spaans et al. (1998) wordt er op gewezen dat de meeste verrichte studies allemaal gedurende slechts één tot twee jaar na plaatsing van de turbines plaatsvonden. Het is niet onmogelijk dat de effecten van verstoring pas goed zichtbaar worden als de aanwezige broedvogels (die vaak een sterke plaatstrouw vertonen) door sterfte vervangen worden door een nieuwe generatie. Recent nog zijn er onderzoeksresultaten gepubliceerd waarbij gesteld werd dat een aantal soorten zoals een aantal weidevogels (o.a. Kievit) tijdens het broedseizoen toch enige verstoring kunnen ondervinden tot ongeveer 350 meter (meestal 100-200 m), maar doorgaans is de verstoring onder broedvogels (zeker bij kleine vogels) beperkter dan buiten het broedseizoen (Langston & Pullan 2003; Hötker et al. 2004), dit lijkt zeker het geval te zijn voor de zangvogelsoorten. 2.3. Seizoenale trekvogels 2.3.1. Aanvaringsaspect Een 1.000 MW geplaatst vermogen van windturbines op land- en kustlocaties zou volgens schattingen op jaarbasis zorgen voor 21.000 tot 100.000 vogelslachtoffers (Winkelman 1992a; Koop 1997; Everaert et al. 2002). Op basis van bijkomende ‘mogelijke windturbineslachtoffers’ (met mogelijke andere doodsoorzaak) zou het aantal kunnen oplopen tot 257.000 vogels (Winkelman 1992a). De werkelijke impact hangt uiteraard ook in belangrijke mate af van de soorten die in aanvaring komen. Indien we aannemen dat het geïnstalleerd vermogen op land- en kustlocaties gemiddeld ongeveer 1
MW is per windturbine, zou dit betekenen dat er jaarlijks 21 tot 257 vogels in aanvaring kunnen komen met een windturbine. Het aandeel seizoenale trekvogels kan hierin ook betrekkelijk hoog komen te liggen, zeker indien er veel windparken langs belangrijke (stuw)trekroutes worden geplaatst. Onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer 1 op 2.500 (dag- en nachtsituatie) op alle hoogtes overtrekkende zangvogels met een windturbine in aanvaring kan komen (Winkelman 1992a+b). In tegenstelling tot overdag komt er in het voor- en najaar gedurende de nacht wel overwegend weinig stuwtrek voor van vogels. Langs diverse visuele structuren zoals de kustlijn, grote rivieren en bosranden kunnen ’s nachts toch ook relatief veel vogels overvliegen, deze stroom kan dan soms tot enkele kilometers breed zijn (breedfronttrek). Alhoewel in tegenstelling tot lokale dagelijkse vliegroutes de seizoenale trekbewegingen doorgaans op een grotere hoogte zijn gesitueerd, worden de grootste vogeldichtheden bij de nachtelijke seizoenstrek ook regelmatig onder de 150 m vastgesteld (Buurma & Van Gasteren 1989). Boven zee vliegen vogels in het algemeen lager dan boven land, maar in beide landschappen vliegen er grote aantallen vogels zowel onder als boven 150 m (Van der Winden et al. 1999). Op de Maasvlakte in Nederland (vergelijkbaar met bv. de voorhaven in Zeebrugge) werd vastgesteld dat de meeste trekvogels (vnl. zangvogels & meeuwen) op een hoogte tussen de 50 en 150 m overvlogen, meerbepaald relatief gezien ongeveer het driedubbele van het aantal tussen de 0 en 50 m alsook van het aantal tussen de 150 en 300 m (Buurma & Van Gasteren 1989). Uit de resultaten op de Maasvlakte kunnen we aannemen dat de hoogste concentraties dus gemiddeld rond de 100 m zullen voorkomen. Door de grote hoogte (± 100 m) vormen moderne windturbines van 1-3 MW op sommige locaties dus een verhoogd gevaar voor seizoenale trekvogels. Van op een afstand lijken de grote windturbines niet snel te draaien omdat de basis van de wieken trager draait. De snelheid aan de wiektippen gaat echter tot 230 km/u (Kaatz 2002). Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste aanvaringsslachtoffers gehalveerd, onthoofd en/of zonder vleugel teruggevonden worden (Everaert et al. 2002). Bij kleine zangvogels is de kans groot dat er zelfs niet veel van over schiet waardoor de vindkans dan ook erg laag is, met een onderschatting van het aantal slachtoffers tot gevolg. Algemeen kunnen we wel stellen dat de negatieve effecten op overvliegende seizoenale trekvogels bij relatief kleine windparken normaal nog zullen meevallen. Heel belangrijke stuwtrekzones zoals de Vlaamse kuststrook moeten wel zoveel mogelijk gemeden worden. Windparken die toch in de buurt van dergelijke zones worden gebouwd, kunnen best in een opstelling worden geplaatst die evenwijdig is met de belangrijkste trekrichting (Albouy et al 2001; Richarz 2002). De grootste aanvaringskans zal normaal optreden gedurende de nacht en bij slechte weersomstandigheden. Tijdens de nacht is de seizoenale trek in het binnenland normaal meer verspreid over een breed front (behalve aan de kust en mogelijk bijvoorbeeld langs grote rivieren), waardoor de effecten van windturbines tijdens de meest risicovolle periode (‘s nachts) in bepaalde gevallen waarschijnlijk nog relatief beperkt kunnen blijven. Het geplande windproject in Landen, Hannut en Gingelom betreft een lange rij van 18 windturbines, ongeveer loodrecht op de belangrijkste ZW-NO siezoenale trekrichting. Hierdoor kunnen mogelijk wel wat problemen optreden, afhankelijk van de trekvogel-intensiteit. Door het gebrek aan exacte gegevens over die trekvogelintensiteit ter hoogte van de geplande windturbines, is het echter momenteel onmogelijk om de impact goed in te schatten. Het is wel geweten dat de seizoenale trek ter hoogte van de geplande windturbines normaal over een breed front gaat (geen gestuwde trek). De aanvaringskans zal dan ook mogelijk relatief beperkt blijven, maar enige onduidelijkheid blijft bestaan. De impact op overtrekkende Kraanvogels blijft ook onzeker. Overvliegende Kraanvogels ondervinden overdag wel een aanzienlijke verstoring (barrièrewerking, zie 2.3.2.) door grote windparken, waardoor de kans op aanvaring (althans overdag) nog enigszins beperkt zal zijn. In het algemeen dient wel bemerkt te worden dat het plaatsen van vaste lichten (continue verlichting) op windturbines, vanuit ornithologisch standpunt op sommige risicolocaties moet worden afgeraden. Overvliegende vogels kunnen namelijk gevangen raken in lichtbundels, waardoor ze met grote
aantallen te pletter vliegen op de gebouwen en/of andere constructies rondom de lichten. Vooral tijdens slechte weersomstandigheden (mist, regen) vormen sommige lichten een hoge aantrekkingskracht voor overtrekkende vogels. Ook de relatief zwakke obstakellichten die op bepaalde grote windturbines moeten geplaatst worden, kunnen tot meer slachtoffers leiden (Buurma & Van Gasteren 1989; Gauthreau & Belser 1999). In de buurt van bijzondere stuwtrekzones zoals langs de kust zou de aanvaringskans daardoor een bijkomende negatieve impact kunnen hebben. Het netvlies van een vogeloog is veel gevoeliger voor het rode en infrarode spectrum dan bij een menselijk oog. Rode lichten kunnen ervoor zorgen dat trekvogels naar de betreffende lichtbron worden aangetrokken en/of het magnetische kompas van de vogels danig in de war gebracht wordt met desoriëntatie tot gevolg. Volgens sommige bronnen zouden de meeste problemen te verwachten zijn met vaste en pulserende rode lichten (Gauthreau & Belser 1999). Er zijn echter ook duidelijke indicaties dat de tijdsduur van het flitsen het belangrijkst zou zijn, en in mindere mate de kleur. Hoe langer de ‘uit’ fase tussen de lichtflitsen, hoe minder vogels worden aangetrokken (Manville 2000). Indien het aanbrengen van obstakellichten noodzakelijk blijkt, dan zou de meest ideale situatie eruit bestaan om gedurende de nacht enkel witte of eventueel rode flitslichten te gebruiken, in een zo klein mogelijk aantal en met een minimum aan intensiteit en aantal flitsen per minuut. 2.3.2. Verstoringsaspect Onderzoek heeft uitgewezen dat windturbines een belangrijk verstorend effect kunnen uitoefenen op de seizoenale stuwtrek van dagtrekkende vogels (barrière-effect). Langs het plateau ‘Garrigue Haute’ in Frankrijk werd vastgesteld dat 90 % van de overtrekkende vogels een reactie vertoonden op 2 bestaande rijen van windturbines. De reacties bestonden uit het abrupt veranderen van vliegrichting door in een grote bocht rond het windpark te vliegen, terugvliegen, lager of hoger gaan vliegen, groepssplitsing, enz. Overvliegende duiven vertoonden een reactie in 99 % van de gevallen, bij zangvogels was dat 93 %, en bij roofvogels 85 % (Albouy et al. 2001). De effecten op de nachtelijke trek werden niet onderzocht. Er kon worden geconcludeerd om windparken best niet loodrecht op de trekroute van vogels te plaatsen. Bij relatief korte lijnvormige opstellingen evenwijdig met de trekrichting kunnen de negatieve effecten nog beperkt blijven. Ook langs Rheinland-Pflatz in Duitsland werd vastgesteld dat ongeveer 99 % van de voorbijvliegende trekvogels een reactie vertoonden. De meeste vogels vertoonden een reactie door een grote bocht te maken rondom de turbines (of zelfs terug te vliegen). De meeste hielden daarbij een minimale afstand van ongeveer 1.000 m tot de turbines. De reactieafstanden waren het grootst bij grote vogelsoorten en groepjes vogels. Overvliegende leeuweriken, vinken, duiven, Kieviten en kleine roofvogels vertoonden een reactie op ongeveer 1.000 tot 1.500 m van de turbines, grote roofvogels op ongeveer 2.000 m, en Kraanvogels op ongeveer 3.000 m (Richardz 2002). Door het grootschalige karakter van het windproject in Landen, Hannut en Gingelom met vooral de lijnvormige opstelling ongeveer loodrecht op de belangrijkste ZW-NO seizoenale trekrichting, kan er een bepaald barrière-effect (verstoring) voor trekvogels optreden (zie ook ‘aanvaringsaspect’). Door het gebrek aan lokale telgegevens is het echter momenteel onmogelijk om de impact goed in te schatten. Vooral de grotere soorten zullen een bepaald barrière-effect ondervinden. 2.4. Vleermuizen 2.4.1. Aanvaringsaspect Recent onderzoek heeft uitgewezen dat windturbines in sommige omstandigheden ook een belangrijk probleem kunnen veroorzaken voor vleermuizen (Ahlén 2003 ; Hötker et al. 2004 ; Arnett et al. 2005 ; Dürr 2006). Vooral boomrijke berghellingen en andere bosrijke gebieden zijn risicolocaties. Naast een mogelijke verstoring in het jachtgebied en op de trekroutes is er vooral een aanvaringskans voor lokale en doortrekkende vleermuizen. In 2005 werd een uitvoerig rapport gepubliceerd met de resultaten van een pilootstudie bij windparken in West-Virginia (Mounteneer) en Pennsylvania (Meyersdale) in de VS (Arnett et al. 2005). De 2 windparken tellen samen 64 windturbines. Tijdens het najaar van 2004 (6 weken) werden daar bij systematische dagelijkse controles 660 vleermuizen als aanvaringsslachtoffer gevonden. Met de
noodzakelijke correctiefactoren voor predatie en zoekefficiëntie komt het totaal aantal slachtoffers daar uit op ongeveer 2580 vleermuizen (45 per turbine op 6 weken voor Mountaineer, en 30 per turbine op 6 weken voor Meyersdale). Ook in Duitsland zijn bij diverse onderzochte windparken sinds 1998 al tot 525 vleermuizen als aanvaringsslachoffer vastgesteld, zonder rekening te houden met correctiefactoren (Dürr 2006), en bij 5 Spaanse windparken in Navarra (368 turbines) werd het aantal gesneuvelde vleermuizen geschat op ongeveer 650 (Lekuona 2001). Het gebrek aan uitvoerige studies is wel een hiaat in de kennis. Een vergelijking van de studies wijst erop dat in risicogebieden met windturbines relatief grote aantallen vleermuizen als slachtoffer worden gevonden telkens als men een gericht onafhankelijk onderzoek daarop gaat uitvoeren. Er zijn diverse mogelijke oorzaken naar voor gebracht voor de schijnbare grote aanvaringskans van vleermuizen in risicogebieden. Rond bepaalde relatief warme onderdelen van een werkende windturbine zoals de generator en de wieken, zijn soms concentraties van insecten aanwezig (eventuele lichtbebakening kan daarin een bijkomende rol spelen). Er werd vastgesteld dat zowel lokale als doortrekkende vleermuizen door dit plaatselijke voedselaanbod kunnen aangetrokken worden en bijgevolg in aanvaring komen met de wieken. Trekkende vleermuizen schakelen mogelijk ook (met tussenpozen) hun echolocatie (sonar) uit om energie te sparen (Ahlén 2003), waardoor er een groter gevaar is op aanvaringen. De impact op vleermuizen door aanvaring met windturbines op de geplande windturbinelocatie, zal vermoedelijk relatief beperkt blijven. Door de afwezigheid van een gerichte studie op het voorkomen van vleermuizen ter hoogte van de locatie, blijft het echter moeilijk om een sluitend advies te geven. Dwergvleermuizen vliegen doorgaans op lage hoogte (<20 m). Bepaalde andere soorten zoals de grotere Laatvlieger, jagen ook op iets grotere hoogtes. Al onze inlandse vleermuizen vliegen normaal niet (veel) hoger dan ongeveer 40 m (Palmans 2006). De aanvaringskans bij grote windturbines (zoals de geplande) zou daardoor beperkt moeten blijven als de tippen van de wieken niet (veel) lager komen dan 40 m tot de grond. 2.4.2. Verstoringsaspect Door de ronddraaiende bewegingen van de wieken blijken sommige windturbines ook ultrasone geluidsgolven te produceren in het frequentiebereik 15-35 kHz. Aangezien de frequenties van de uitgezonden echolocatiesignalen van enkele soorten vleermuizen zich juist in hetzelfde bereik bevinden, kan men zich voorstellen dat de echolocatie van vleermuizen door de ultrasone golven van windturbines akoestisch kan gestoord worden. Experimenten waarbij vleermuizen werden blootgesteld aan ultrasone golven, resulteerden echter slechts in geringe reacties. Anderzijds is waargenomen, dat bij een rij windturbines zonder ultrasoon geruis wel vleermuizen foerageerden, terwijl bij turbines met geruis tussen 20-30 kHz geen vleermuizen te vinden waren (Verboom & Limpens 2001). Meer onderzoek is noodzakelijk om duidelijkheid te brengen.
3. Besluit Op basis van de beschikbare gegevens betreffende de referentiesituatie, zijn er voor de geplande windturbines geen indicaties van een onvermijdbare en onherstelbare schade aan de fauna binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk (‘verscherpte natuurtoets’). Voor wat betreft een eventuele vermijdbare schade aan de fauna (vogels/vleermuizen) buiten het VEN (‘algemene natuurtoets’) bestaat er nog enige onduidelijkheid, maar samengevat kan wel gesteld worden dat de impact op de fauna van het geplande windpark zeer waarschijnlijk aanvaardbaar zal blijven. -De effecten op de broedvogels (kleine zangvogels) zullen normaal nog relatief beperkt blijven tot een kleine aanvaringskans. Broedende Kieviten binnen de 350m-zone rond de geplande windturbines, kunnen wel enige verstoring ondervinden. -De grootste kans op aanvaringen met plaatselijke niet-broedvogels zal waarschijnlijk voorkomen bij soorten zoals de Kievit en Houtduif, maar er zijn geen aanwijzingen dat deze impact significant zal zijn. Voor grote groepen pleisterende en rustende Kieviten buiten het broedseizoen kunnen er mogelijk verstorende effecten optreden tot ongeveer 850 m rond grote windturbines, maar door de reeds bestaande verstoring van o.a. de autosnelweg en spoorweg langs de geplande windturbines, zal deze impact vermoedelijk nog relatief beperkt blijven. We raden wel aan om de windturbines zo dicht mogelijk bij de autosnelweg te plaatsen. -De effecten op seizoenale trekvogels blijven nog onzeker, maar omwille van het feit dat de seizoenale trek ter hoogte van de geplande windturbines normaal over een breed front gaat (geen gestuwde trek), zullen er waarschijnlijk geen onaanvaardbare negatieve effecten optreden. We verstrekken bijgevolg een positief advies. Een tijdelijke monitoring van de impact na het plaatsen van de windturbines lijkt wel aangeraden.
Joris Everaert Wetenschappelijk attaché – Bioloog Team: Soorten en soortenbeheer
Referenties Ahlén I, 2003. Wind turbines and bats – a pilot study. Final report 11 December 2003. Dnr 5210P2002-00473, P-nr. P20272-1. Department of Conservation Biology, Sveriges Lantbruksuniversitet (SLU), Sweden. Akershoek K, Dijk F & Schenk, F, 2005. Aanvaringsrisico’s van vogels met moderne grote windturbines. Studentenverslag van slachtofferonderzoek in drie windturbineparken in Nederland. Verslag uitgevoerd bij Bureau Waardenburg in opdracht van Nuon Energy Sourcing. Albouy S, Dubois Y & Picq H, 2001. Suivi ornithologique des parcs éoliens du plateau de Garrigue Haute. ABIES bureau d’études et la LPO Aude, ADEME, Valbonne, France. Arnett EB, technical editor. 2005. Relationships between bats and wind turbines in Pennsylvania and West Virginia: an assessment of bat fatality search protocols, patterns of fatality, and behavioral interactions with wind turbines. A final report submitted to the Bats and Wind Energy Cooperative. Bat Conservation International. Austin, Texas, USA. Buurma LS & Van Gasteren H, 1989. Trekvogels en obstakels langs de Zuidhollandse kust. Radarwaarnemingen van vogeltrek en het aanvaringsrisico bij hoogspanningsleidingen en windturbines op de Maasvlakte. Koninklijke Luchtmacht, sectie Ornithologie, ’s Gravenhage. Dochy O, Hens M. Van de stakkers van de akkers naar de helden van de velden. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud IN.R.2005.01., Brussel, ism. Het provinciebestuur West-Vlaanderen, Brugge. http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=FAU_VO_Akkervogels Dürr T, 2006. Kollision von Fledermäuse und Vögel durch Windkraftanlagen. Daten aus Archiv der Staatlichen Vogelschutzwarte Brandenburgs, Buckow. Everaert J, Devos K & Kuijken E, 2002. Windturbines en vogels in Vlaanderen. Voorlopige onderzoeksresultaten en buitenlandse bevindingen. Instituut voor Natuurbehoud, Rapport 2002.3, Brussel. http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=FAU_VO_windturbines Everaert J, 2003. Windturbines en vogels in Vlaanderen: voorlopige onderzoeksresultaten en aanbevelingen. Natuur.Oriolus 69 (4) p. 145-155. http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=FAU_VO_windturbines Everaert J, Devos K & Kuijken E, 2003. Vogelconcentraties en vliegbewegingen in Vlaanderen. Beleidsondersteunende vogelatlas – achtergrondinformatie voor de interpretatie. Rapport Instituut voor Natuurbehoud. R.2003.02., Brussel. (27 pp.). Zie ook geoloket http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vogelatlas/ Everaert J, 2006. Windturbines, vogels en vleermuizen. Kunnen ze samengaan. Mens & Vogel 2/2006. Everaert J & Stienen E, 2006. Impact of wind turbines on birds in Zeebrugge (Belgium). Significant effect on breeding tern colony due to collisions. Biodiversity and Conservation, online publication DOI 10.1007/s10531-006-9082-1 (www.springerlink.com). Paper publication will be in 2007. http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=FAU_VO_windturbines Follestad A., 2006. Fire havørner drept av vindmøller på Smøla. Norwegian Institute for Nature Research (NINA). 27.01.2006.
Gauthreau SA & Belser CG, 1999. The behavioral responses of migrating birds to different lighting systems on tall towers. Proceedings of the Workshop ‘Avian mortality at communication towers’. Cornell University, August, 11th, 1999. http://www.towerkill.com/workshop/proceedings/index.html Guelinckx R., 2007. Ornithologische gegevens voor Landen, Hannut, Gingelom en omgeving. Mededeling aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Hötker H, Thomsen KM & Köster H, 2004. uswirkungen regenerativer Energiegewinnung auf die biologische Vielfalt am Beispiel der Vögel und der Fledermäuse – Fakten, Wissenslücken, Anforderungen an die Forschung, ornithologische Kriterien zum Ausbau von regenerativen Energiegewinnungsformen. Gefordert vom Bundesamt für Naturschutz; Förd. Nr. Z1.3-684 11-5/03. Michael-Otto-Institut im NABU. Endbericht. Dezember 2004. Kaatz J, 2002. Brandenburger Ornithologe Dr. Jürgen Kaatz: Alle Windanlagen über 100 Meter Nabenhöhe kritisch für Zugvögel / Rotorblätter treffen mit 230 km/Stunde auf Vögel – “da bleibt wenig übrig”. WKA Vogelkollisionen und Hinweis auf Fachtagung ”Windenergie und Vögel - Ausma und Bewältigung eines Konfliktes”. 29-30 Nov. 2001. Technische Universität Berlin. Koop B, 1997. Vogelzug und Windenergieplanung. Beispiele für Auswirkungen aus dem Kreis Plön. Naturschutz und Landschaftsplanung 29 (7): 202-206. Korn M. & Scherner E.R., 2000. Raumnutzung von Feldlerchen (Alauda arvensis) in einem Windpark. Natur und Landschaft 75: 74-75. Kruckenberg H. & Jaene J., 1999. Zum Einfluss eines Windparks auf die Verteilung weidender Blässgänse im Rheiderland (Landkreis Leer, Niedersachsen), Natur und Landschaft 74: 420-427. Langston RHW & Pullan JD, 2003. Windfarms and birds: An analysis of the effects of windfarms on birds, and guidance on environmental assessment criteria and site selection issues. Report by Birdlife International on behalf of the Bern Convention. Council of Europe T-PVS/Inf (2003) 12. See also Bern Convention ‘Draft Recommendation’ T-PVS (2003) 11. Langston R.H.W., 2006. Impact of the Smøla windfarm on the White-tailed Eagle. Personal communication. Lekuona J, 2001. Uso del espacio por la avifauna y control de la mortalidad de aves y murciélagos en los parques eólicos de Navarra durante un ciclo anual. Informe Técnico. Dirección General de Medio Ambiente. Departamento de Medio Ambiente, Ordenación del Territorio y Vivienda. Gobierno de Navarra. Manville AM., 2000. The ABCs of avoiding bird collisions at communication towers: the next steps. Proceedings of the Avian Interactions Workshop, December 2, 1999, Charleston, SC. Electric Power Research Institute (in press). http://www.birdweb.net/arklowbank.html#AnchorAlManville Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2002. Dienstorder LIN 2002/9. Procedures beschermingsgebieden. Uitwerking departementale doelstelling 5 a geïntegreerd samenwerken. Departement LIN. Brussel, 15.05.2002. Palmans G., 2006. Gegevens vleermuizen te Peer en omgeving en algemene gegevens vleermuizen. Mededeling aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.
Richarz K, 2002. Erfahrungen zur Problembewältigung des Konfliktes Windkraftanlagen – Vogelschutz aus Hessen, Rheinland-Pflatz und das Saarland. Tagungsband, Fachtagung ”Windenergie und Vögel - Ausma und Bewältigung eines Konfliktes”. 29-30 Nov. 2001. Technische Universität Berlin. Robijns J., 2007. Ornithologische gegevens voor Landen, Hannut, Gingelom en omgeving. Mededeling aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Smallwood K.S. and Thelander C.G., 2004. Developing methods to reduce bird mortality in the Altamont Pass Wind Resource Area. Final Report by BioResource Consultants to the California Energy Commission, Public Interest Energy Research-Environmental Area, Contract No. 500-01-019 Van den Bergh L, Spaans A & Van Swelm N, 2002. Lijnopstellingen van windturbines geen barrière voor voedselvluchten van meeuwen en sterns in de broedtijd. Limosa 75: 25-32. Van der Winden J, Dirksen S, van den Bergh L & Spaans A, 1996. Nachtelijke vliegbewegingen van duikeenden bij het windpark Lely in het IJsselmeer. Bureau Waardenburg rapport 96.34, Bureau Waardenburg, Culemborg/Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen. Van der Winden J, Spaans A, Tulp I, Verboom I, Lensink R, Jonkers D, Van den Haterd R & Dirksen S, 1999. Deelstudie Ornithologie MER Interprovinciaal Windpartk Afsluitdijk. Bureau Waardenburg rapport 99.002, Bureau Waardenburg, Culemborg/Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen. Verboom B & Limpens H, 2001. Windmolens en vleermuizen. Zoogdier 12 (2). Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriëls J. & Van Der Krieken B., 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 p. (niet gepubliceerde puntgegevens). Vermeersch G, Anselin A & Devos K, 2006. Bijzondere broedvogels in Vlaanderen in de periode 1994-2005. Populatietrends en recente status van zeldzame, kolonievormende en exotische broedvogels in Vlaanderen. Mededeling INBO.M.2006.2. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. Vlaamse regering, 2006. Omzendbrief: EME/2006/01- RO/2006/02. randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines. 12/5/2006.
Afwegingskader
en
Winkelbrandt A., Bless R., Herbert M., Kröger K., Merck T., Netz-Gerten B., Schiller J., Schubert S. & Schweppe-Kraft B., 2000. Empfehlungen des Bundesamtes für Naturschutz zu naturschutzverträglichen Windkraftanlagen. Bundesamt für Naturschutz, Bonn. Winkelman J.E., 1989. Vogels en het windpark nabij Urk (NOP): aanvaringsslachtoffers en verstoring van pleisterende eenden, ganzen en zwanen. RIN-rapport 89/1. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Arnhem. Winkelman JE, 1992 a-d. De invloed van de Sep-proefwindcentrale te Oosterbierum (Fr) op vogels, 1: aanvaringsslachtoffers, 2: nachtelijke aanvaringskansen, 3: aanvlieggedrag overdag, 4: verstoring. RIN-rapport 92/2-5. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem.