innova
Stichting Technologie Vlaanderen
13
Technologiediffusie in Vlaanderen
Ria Bourdeaud'hui
Enquêteresultaten
Procesautomatisering : evolutie 1992-1994-1997
VLAAMS INSTITUUT VOOR DE BEVORDERING VAN HET WETENSCHAPPELIJK-TECHNOLOGISCH ONDERZOEK IN DE INDUSTRIE
COLOFON VTO-Studies wordt uitgegeven door het IWT in het kader van het werkprogramma van het VTO. De auteurs zijn echter persoonlijk verantwoordelijk voor de standpunten die worden ingenomen bij de uitwerking van deze Studies. Redactie } Ann Van den Bremt (secretariaat) Jan Larosse (coördinatie) Productie } Lemahieu & Vandendriessche Copyright } reproductie en gebruik is toegestaan mits bronvermelding.
VTO-Team Jan Larosse, Coördinator VTO Piet Olivier, VTO-Informatiesysteem Ann Van den Bremt, VTO-Secretariaat Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/223.00.33 Fax: 02/223.11.81 E-mail:
[email protected] Web-site: http://www.iwt.be Depotnummer: D/1998/7037/10 Verschenen in juni 1998
Stichting Technologie Vlaanderen
Technologiediffusie in Vlaanderen Enquêteresultaten Procesautomatisering : evolutie 1992-1994-1997
Ria Bourdeaud'hui STV - SERV
1
English abstract
Technology diffusion in Flanders. Process automation The aim of the study - carried out for the third time (1992,1994, 1997) was to look closer at the Flemish business world in terms of how technology is used in processes (process innovation) and products (product innovation). The questionnaire focused on the use of technology as opposed to its development. The sample survey rests on a classification of the Flemish business environment according to size and sector. The regional technology questionnaire is a large-scale oral questionnaire involving some 1700 companies over a broad range of sectors. The choice of confronting the different sectors with the same list of questions was also a deliberate one, aimed at opening the way to comparisons between them. The high rate of reply (80%) surely gives weight to its conclusions. In this paper we focus on the information on the use of technology in the process. We select some results for this abstract, in order to give you an idea of the content of the information. We asked for the use of IT in the management and automation of the production and the use of biotechnology and so on.
2
Most Flemish companies used a computer. Only 2% of the small companies did not use any computer. In 1997 19% of the companies use dintranet, 28% internet (especially to surf and to e-mail). 49% mentioned electronic banking, 11% used Electronic Data Interchange (EDI). The future plans for this application are - especially in the small industrial companies - very low. About 14% of the small companies and 33% of the large firms use CAD/CAE. The evolution of the use of this application since 1992 has been limited. We find the same evolution for CNC/DNC. Meanwhile the use of robots is declining little, the system for automatic transport much more. The information of design, planning, production, process management is mostly not communicated electronically. Electronic communication is more important inside the enterprise, then with others. Most electronic communication goes from the design to the production and the process.
Inhoudstafel
English abstract
2
Voorwoord
5
Inleiding
6
1. Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek
7
2. Methodologie
11
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
14
4. Analyse van de resultaten op niveau industrie/diensten
34
Bijlagen
52
Universum, bevraagde bedrijven, dekkingscoëfficiënten
52
Vergelijking NACE en NACEBEL
55
Structuur van de vragenlijst
56
Voornaamste gegevens voor procesautomatisering
58
Begrippenlijst
62
3
Voorwoord
In deze Studie wordt opnieuw een onderdeel van de technologiediffusieenquête geanalyseerd. Vorige Studies handelden over de aanwezigheid en de doorstroming van hoogtechnologische producten in het verkoopsaanbod en over de omvang en diversiteit van productinnovaties. Aanvullend aan de innovaties in producten en diensten wordt hier gekeken naar de innovaties die betrekking hebben op de organisatie van het productieproces waarin producten of diensten tot stand komen: procesautomatisering. De procesautomatisering wordt vooral gefocust op de toepassing van nieuwe informatietechnologieën in de administratieve en productieautomatisering. Daarnaast wordt ook gepeild naar de toepassing van biotechnologische procédés en naar het belang van milieu- en energiemotieven bij de procesinnovatie. Bijzondere aandacht ging in de enquête ook uit naar de mate van netwerking of externe communicatie. Dit deel wordt in een volgende VTO-STV-Studie verder geanalyseerd. Het VTO-team.
5
Inleiding
In dit dossier geven we een beeld van de mate waarin ondernemingen bepaalde toepassingen van informatietechnologie inzetten in hun administratie en hun productieproces automatiseren. Maakt de onderneming gebruik van mainframes, modems, CAD, CNC, robots enz? Wordt er binnen de onderneming elektronisch gecommuniceerd en gebeurt dit via intranet? Is men aangesloten op internet? Dit zijn maar een aantal vragen die met het datamateriaal van deel 3 van de vragenlijst een antwoord krijgen. De enquête van 1992 gaf voor het eerst een globaal overzicht van een aantal product- en procesinnovaties in het Vlaamse bedrijfsleven. Ze gaf een beeld van wie (in welke sectoren, in welk type ondernemingen...) welke technologie (zowel product- als procesinnovaties) aanwendt en verder verspreidt. Vandaag, met de derde versie, staan we een stap verder en kunnen we hierin een evolutie onderkennen. Een eerste dossier1 in deze reeks bekeek de nieuwe of verbeterde producten en diensten in de laatste twee jaar. Een tweede dossier2 beschrijft de aanwezigheid van hoogtechnologische producten in de Vlaamse ondernemingen. De vragenlijst en de gehanteerde methodologie komen aan bod in een afzonderlijke studie (zie studie 11). Deze publicaties zijn de eerste in een reeks dossiers op basis van het datamateriaal uit de Vlaamse technologiediffusie-enquête. De bedoeling van deze eerste analyse is, naast het weergeven van de evolutie in de tijd, een beeld te schetsen van wat deze unieke databank aan mogelijkheden omvat. Ze wil de lezer aanzetten tot mogelijke hypothesevorming over de thematiek van diffusie van innovatie. Het datamateriaal is met voorliggende analyse alles behalve uitgeput, en de eerste analyse roept ook bij ons een aantal bijkomende vragen op die op termijn deels met het materiaal kunnen worden beantwoord. In deze studie geven we de resultaten voor de technologische procesinnovaties op twee niveaus van aggregatie: 1. Resultaten voor Vlaanderen 2. Resultaten industrie t.o.v. diensten
1 2
6
Technologiediffusie in Vlaanderen, Enquêteresultaten, product-en diensteninnovatie, VTO/STV-studie 11, 1998 Technologiediffusie in Vlaanderen, Enquêteresultaten,hoogtechnologische producten, VTO/STV-studie 12, 1998
1.
Samenvatting: Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek
Deze studie heeft als objectief om de voornaamste resultaten van de Vlaamse technologiediffusie-enquête in 1997 te presenteren en te vergelijken met deze uit de eerdere enquêtes in 1992 en 1994. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen samengebracht over het gebruik van informatietechnologie in de administratie en de automatisering van de productieprocessen. De toepassing van biotechnologische en andere productieprocédés, evenals de procesinnovaties vanuit milieu- en/of energieoverwegingen kwamen in de vragenlijst aan bod. In deze eerste beschrijvende analyse is het analyseniveau per bedrijfsklasse opgesplitst in kleine bedrijven (van 10 tot 50 werknemers) en grote bedrijven (méér dan 50 werknemers). Bijna alle Vlaamse ondernemingen maken voor hun administratie gebruik van een computer. De meeste bedrijven gebruiken voor hun computerconfiguratie een mix van systemen. Toch doen onze gegevens - daling van het aantal bedrijven met pc én daling van het aantal bedrijven met netwerkterminals - vermoeden dat in de toekomst gekozen zal worden voor eenduidigere configuraties. In 1997 maakt zowat 80% van de bedrijven gebruik van één of meerdere PC's. Het verschil tussen de grootteklassen en tussen industrie en diensten is minimaal. De dienstenbedrijven gebruiken minder netwerkterminals dan in het verleden. Bij de industriële bedrijven blijft het aandeel gebruikers van netwerkterminals min of meer gehandhaafd. Het gebruik van netwerkterminals ligt hoger bij de grote bedrijven, en dit zowel in de dienstensector als in de industrie.
“Bijna alle Vlaamse ondernemingen maken voor hun administratie gebruik van een computer.”
Het aantal ondernemingen die een softwarepakket voor de administratie gebruiken, stijgt nog lichtjes. Vooral de softwarepakketten voor boekhouding en facturatie zijn ruim verspreid over het Vlaamse bedrijfsleven, de pakketten voor salarisadministratie en marketing het minst. Uitbesteding van deze activiteiten naar gespecialiseerde ondernemingen, of centralisering in een andere dan de bevraagde vestiging is hiervan voor een deel de oorzaak. Softwarepakketten voor de administratie worden minder dan in het verleden op maat aangekocht, eigen productie en aankoop van standaardpakketten winnen aan belang. Aankoop van software op maat gebeurt het vaakst bij de kleine industriële bedrijven. Dienstenbedrijven en grote industriële bedrijven produceren zelf meer de software die ze in hun administratie gebruiken. Enkel bij de kleine industriële bedrijven is er sprake van een toename van het gebruik van modems. Het inbouwen van modems in pc's , en het niet meer herkennen van de modem als zodanig, is hiervoor wellicht de verklaring. Het gebruik van modems bij de kleine en de grote bedrijven zowel in de industrie als in de dienstensector groeit duidelijk naar mekaar toe. Kleine bedrijven scoren op het vlak van elektronische datacommunicatie intern én met derden lager dan de grote ondernemingen, de industriële
7
1. Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek
“Kleine bedrijven scoren op het vlak van elektronische datacommunicatie intern én met derden lager dan de grote ondernemingen, de industriële bedrijven doen het
bedrijven doen het minder goed dan de bedrijven uit de dienstensector. De elektronische datacommunicatie met derden ligt bij de kleine bedrijven hoger dan de interne. Bij de grote bedrijven stellen we het omgekeerde vast, de interne datacommunicatie staat verder dan de externe.
minder goed dan de bedrijven uit de dienstensector.”
Volgens onze enquête maakt 19% van de bedrijven gebruik van intranet voor de communicatie binnen de vestiging, 49% doet aan telebankieren, 11% aan EDI, 28% verstuurt e-mails naar derden, een zelfde aandeel is aangesloten op internet. De aandelen liggen telkens hoger voor de dienstensector dan voor de industrie zowel voor de grote als voor de kleine bedrijven. Het aandeel kleine industriële bedrijven met EDI is opvallend laag: slechts 5% vermeldt deze toepassing. Heel wat bedrijven vinden EDI ook naar toekomstig gebruik irrelevant. 64,2% van de kleine en 43% van de grote bedrijven is deze mening toegedaan. Zowat 1/4 van de grote en bijna de helft van de kleine bedrijven vindt het gebruik van internet irrelevant voor de onderneming. Een groot deel van de bedrijven heeft plannen voor het verder uitbouwen van de externe communicatie, vooral dan op het vlak van telebankieren, e-mail en internet. Het afbouwen van gebruikte toepassingen komt zelden voor. De bedrijven die een toepassing in huis hebben gehaald, zetten slechts zelden een stap terug. De verschillen tussen industrie en diensten naar toekomstplannen is vrij beperkt, de verschillen tussen klein en groot blijven bestaan. Op termijn zou enkel voor telebankieren het verschil tussen kleine en grote bedrijven wegvallen. De gegevensuitwisseling verloopt in de industrie vaker dan in de dienstensector via gewone koppelingen. Communicatie via breedbandnetwerken is beperkt, maar het gebruik ervan is wel groter in de dienstensector. De Vlaamse bedrijven gebruiken internet vooral om te e-mailen en te surfen. De elektronische etalage komt op de derde plaats en het plaatsen van bestellingen bij leveranciers op de vierde. Een goed kwart van de internetgebruikers plaatst via internet (een deel van) zijn bestellingen bij leveranciers. Het aanbieden van digitaliseerbare producten en het aanbieden van aftersales service via internet staan duidelijk nog in de kinderschoenen. Slechts een kleine minderheid van de bedrijven maakt hiervan gebruik. Het verschil tussen de kleine en de grote bedrijven naar aard van het internetgebruik is in de dienstensector nagenoeg onbestaand, bij de industrie zijn er wel verschillen. Grote bedrijven hebben in de dienstensector wel een achterstand op het vlak van onlineverkoop van digitaliseerbare producten, van de internetgebruikers zijn er méér kleine dan grote dienstenbedrijven met onlineverkoop van digitaliseerbare producten. In de industrie scoren de kleine ook nog voor andere toepassingen hoger dan de grote: elektronische etalage, aftersales service, surfen, bestellingen plaatsen bij leveranciers. Eens kleine bedrijven internet in huis hebben, gaan ze internet gebruiken voor méér toepassingen. Een vraag die men zich hier kan bij stellen is of kleine bedrijven internet inderdaad intensiever gaan gebruiken (internet is een toepassing die
8
1. Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek
aansluit bij de behoeften van kleine bedrijven), of we te maken hebben met méér hype-antwoorden bij de kleine ondernemingen. Het is ook mogelijk dat bij kleine bedrijven de kennis over wat er nu precies gebeurt met internet veel méér dan bij de grote bedrijven geconcentreerd zit bij de respondent. Tegen eind 1998 verwachten heel wat respondenten dat de vestiging waarin zij werkzaam zijn ofwel kleine ofwel fundamentele veranderingen in hun administratieve automatisering doorvoeren. Bij de kleine bedrijven worden fundamentele veranderingen verwacht in zowat 1/4 van de bedrijven, bij de grote is dit 43,4%.
“Bij de kleine bedrijven worden fundamen-
Voor de meeste toepassingen op het vlak van ontwerp, goederenbehandeling, planning en controle en biotechnologie in het proces zijn de evoluties in de tijd beperkt. Dit komt de betrouwbaarheid van de bevindingen ten goede.
“Voor de meeste toepassingen op het vlak van
tele veranderingen verwacht in zowat 1/4 van de bedrijven, bij de grote is dit 43,4%.”
ontwerp, goederenbehandeling, planning en controle en biotechnologie in het proces zijn de evoluties in de tijd beperkt.”
Een eerste voorbeeld hiervan is het aantal bedrijven dat werkt volgens een biotechnologisch proces. We ramen dit op zowat 1% van de kleine en 4% van de grote bedrijven. Het gaat hier in hoofdzaak over het optimaliseren van de klassieke biotechnologische processen of over biotechnologische procesinnovatie doorgevoerd op basis van een andere grondstof (bv. suiker maken op basis van cichoreiwortel i.p.v. op basis van suikerbiet). De toepassing van de nieuwe biotechnologie - zoals bv. recombinant DNA-technieken of celfusie- komt veel minder voor. Het gebruik van CAD/CAE is een ander voorbeeld van een toepassing met een beperkte evolutie in de tijd. Zowat 1/8 van de kleine (14%) en 1/3 (33%) van de grote bedrijven maken in 1997 van deze apparatuur gebruik. Zowel in de industrie als in de dienstensector wordt het vaakst gebruik gemaakt van tweedimensionele CAD. Bij de grote bedrijven uit de dienstensector liggen de cijfers voor driedimensionele CAD wel op hetzelfde niveau als deze voor tweedimensionele CAD. De toename van het gebruik van CNC/DNC en de daling van de robots en de automatische transportsystemen situeert zich vooral in de industriële bedrijven. In 1997 gebruikten 13% van de kleine en dubbel zoveel grote bedrijven CNC/DNC. De CNC-machines zijn veel breder verspreid dan DNCmachines (verhouding van ongeveer 1 tot 2.5). In 1997 hadden nog 3% van de kleine en 12% van de grote bedrijven een industriële of een pick and place robot in hun vestiging. De situatie op het vlak van toepassing van systemen voor procescontrole blijft min of meer constant bij de grote bedrijven, bij de kleine bedrijven merken we een lichte achteruitgang. In 1997 zetten 16% van de kleine en 41% van de grote bedrijven systemen in voor procescontrole.
9
1. Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek
We stelden een aanzienlijke daling vast (ongeveer een halvering) van de automatische transportsystemen tegenover het verleden. In 1997 vonden we deze systemen in 4% van de kleine en in 15% van de grote bedrijven. “De informatie over de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar die ingegeven zijn vanuit milieu- en/of energieoverwegingen wijst dan weer op een positieve trend, zowel in de industrie als in de dienstensector.”
De informatie over de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar die ingegeven zijn vanuit milieu- en/of energieoverwegingen wijst dan weer op een positieve trend, zowel in de industrie als in de dienstensector. De stijging is groter voor milieu dan voor energie. In 1997 haalt 24% van de kleine bedrijven milieu- en 12% energieoverwegingen aan bij hun procesvernieuwingen van de laatste twee jaar. Bij de grote bedrijven is dit resp. 42% voor milieu en 25% voor energie. De kloof tussen de kleine en de grote bedrijven op het vlak van milieu of energie is vooral groot in de industrie. De industriële bedrijven scoren zowel voor milieu- als voor energieoverwegingen hoger dan de bedrijven uit de dienstensector. Het grootste aandeel van de procesvernieuwingen milieu hebben betrekking op preventie (bv. gebruik van minder milieubelastende materialen). Bij de kleine bedrijven ligt dit aandeel iets hoger. De procesvernieuwingen energie bestaan bijna uitsluitend uit rationeel gebruik van energie. 39% van de kleine en 59% van de grote bedrijven gebruiken systemen voor productievoorbereiding en -planning. Deze informatie werd in de vorige enquêtes niet verzameld, wat een vergelijking met het verleden onmogelijk maakt. Er wordt vooral bij de planning op korte termijn en bij het beheer van de productiegegevens gebruik gemaakt van informatietechnologie.
“De
uitwisseling
van
informatie
over
ontwerp, planning, productie, procescontrole is vrij beperkt zowel binnen als buiten de onderneming.”
10
De uitwisseling van informatie over ontwerp, planning, productie, procescontrole is vrij beperkt zowel binnen als buiten de onderneming. Voor bijna iedere vorm van gegevensuitwisseling had méér dan 50% van de bedrijven geen intenties. Voor sommige toepassingen - vooral dan op het vlak van communicatie met derden - lopen deze aandelen tegen de 90%. Grote bedrijven geven vaker elektronische informatie door binnen het bedrijf. Voor de communicatie met derden zijn de verschillen tussen groot en klein beperkt. Grote bedrijven geven hun informatie wel vaker door op grote schaal, de kleine op bescheiden schaal. Voor de meeste toepassingen zijn er bij de grote bedrijven méér ondernemingen met intenties voor toekomstige gegevensuitwisseling. De kloof tussen klein en groot op het vlak van gegevensuitwisseling intern en extern kan in de toekomst nog breder worden. De gegevensdoorstroming is sterker binnen de vestiging dan erbuiten. De gegevensdoorstroom is zowel bij de grote als bij de kleine, en zowel intern als extern, het sterkst vanuit het ontwerp naar de systemen voor productie of procescontrole. 30% van de kleine en 40% van de grote bedrijven realiseren een elektronische gegevensdoorstroom van het ontwerp naar de computergestuurde productie of procescontrole binnen de vestiging, 11% van de kleine en 13% van de grote verrichten dergelijke gegevensoverdracht buiten de vestiging.
2.
Methodologie
We geven hieronder een aantal aandachtspunten die noodzakelijk zijn voor een correcte interpretatie van de gerapporteerde resultaten. Voor een volledige beschrijving van de vragenlijst en de methodologie verwijzen we naar een afzonderlijke VTO-STV-Studie.
algemene opmerking over de inhoudelijke vergelijking
Het uitvoeren van een grootschalige technologie-enquête in 1992 was voor Vlaanderen een primeur. Buitenlandse voorbeelden waren er nauwelijks.
“Het uitvoeren van een grootschalige technologie-enquête in 1992 was voor Vlaanderen een primeur.”
De vragenlijsten voor 1992 en 1994 waren identiek. Deze voor 1997 werd inhoudelijk op een aantal punten veranderd. Een drietal argumenten ligt hiervoor aan de basis: 1. de bevindingen van de twee eerste enquêteversies gaven ons indicaties over het verder optimaliseren van de vragenlijst (herformuleren en weglaten van een aantal vragen); 2. het opnemen van een aantal extra dimensies zoals toekomstverwachtingen, intensiteit van het gebruik van technologie, informatie over marktposities; 3. aanpassing aan de evolutie in de technologie zelf (bv. internet, EDI, enz.) Voor het uitwerken van de vragenlijst contacteerden we een aantal deskundigen uit de universitaire en de bedrijfswereld. Ook met de intussen opgebouwde buitenlandse onderzoekservaring hielden we rekening. Bij het opstellen van de vragenlijst 1997 waakten we in de mate van het mogelijke over de vergelijkbaarheid met het verleden. Bij het opstellen van de vragen over gebruik van informatietechnologie in de administratie en over automatisering van het proces werd speciale aandacht gegeven aan de automatiseringsenquête die in Nederland vanuit het CBS wordt georganiseerd. Voor de exacte formulering van de vragen in de verschillende versies verwijzen we naar een afzonderlijk dossier (1997) en eerdere publicaties van de STV (1992-1994)3. In bijlage 4 is de structuur van de bevraging opgenomen, evenals de voornaamste verschilpunten met de vorige enquêteversies.
niveau van bevraging
De bevraging gebeurde op het niveau van de vestiging. Hieraan werd voor de derde editie niet geraakt. Op termijn wordt nagedacht over de overschakeling naar een bevraging op het niveau van de onderneming als geheel.
de structuur van de vragenlijst 1997 De vragenlijst 1997 is ingedeeld in vier grote delen: Deel 1: algemene informatie over de onderneming Deel 2: product- en diensteninnovaties Deel 3: gebruik van technologie in het productieproces Deel 4: belangrijkste innovatie 3
Vlaanderen technologisch in kaart gebracht, Enquête 1994, Brussel, SERV/STV, 1995 (bijlage 1)
11
2. Methodologie
“Het definitieprobleem over wat we nu onder een innovatie of een innovatief bedrijf moeten verstaan, werd met dit onderzoek opgelost door verschillende aspecten mee op te nemen.”
Het definitieprobleem over wat we nu onder een innovatie of een innovatief bedrijf moeten verstaan, werd met dit onderzoek opgelost door verschillende aspecten mee op te nemen: Innovatie in functie van de tijd: vernieuwing of sterke verbetering in het producten- en/of dienstengamma van de laatste twee jaar (deel 2.1. van de vragenlijst), procesinnovatie in milieu- en/of energie in de laatste twee jaar (deel 3.7) Innovatie in functie van type technologie: technologische innovatie t.o.v. niettechnologische innovaties (deel 2.1.), innovaties naar aard van de gebruikte technologie in het product (deel 2.2.) Innovatie in functie van de gebruikte technologie: gebruik van technologie in het product (deel 2.2.) of in het proces (deel 3.2. tot 3.6) Innovatie in functie van de activiteit van het bedrijf: voor de productinnovatie maken we een onderscheid tussen ontwikkeling, interne productie, aanpassing, assemblage doorverkoop (deel 2.2.), voor de procesinnovatie bekijken we o.a. de communicatie met derden bij zowel de administratie als de productie (deel 3.2. en 3.3.) Innovatie in functie van wat de onderneming zelf als belangrijkste innovatie omschrijft: belangrijkste technologische productinnovatie in de laatste twee jaar (deel 2.3.), laatste belangrijke innovatie (product of proces) voor de huidige economische positie (deel 4) Innovatie in functie van het belang binnen de onderneming: situeren van productinnovatie in de totale omzet (deel 2.2.) of in het totale productengamma van de onderneming (deel 2.1.)
. . . .
. .
relevante vragen voor dit dossier
In dit dossier ligt de klemtoon op de informatie uit deel 3 (zie bijlage 3) van de vragenlijst. Vooral de informatie over de informatisering van de administratie (deel 3.2.), de proces- en productieautomatisering (deel 3.3.), de oorsprong en de bestemming van de gebruikte software (deel 3.4.), de biotechnologie in het productieproces (deel 3.5.) en de procesinnovaties van de laatste twee jaar vanuit milieu en/of energieoverweging (deel 3.7.) komen aan bod. De gegevens over de informatiedoorstroming werden in dit dossier slechts beperkt geanalyseerd. We bespreken ze uitvoerig in een afzonderlijke studie.
algemene opmerkingen over de vergelijkbaarheid van de methodologie Bij de versie 1997 streefden we ernaar om de enquêtemethodologie in overeenstemming te brengen met andere enquêtes (O&O, Eurostat) waaraan men binnen het VTO werkt. Het meest essentiële verschil met de enquêtes van 1992 en 1994 is de stratificatie van de steekproef in een veel groter aantal cellen (zowel naar naceals naar grootteklassen) in deze derde versie van de technologie-enquête. Dit komt de representativiteit ten goede. In de versies 1992-1994 gingen we uit van
12
2. Methodologie
24 sectoren en 2 grootteklassen (10 tot 49, vanaf 50 werknemers). We streefden per cel naar 30 waarnemingen. In de versie 1997 vertrokken we van 42 nace- en 7 grootteklassen. Bij steekproeftrekking gingen we uit van een bepaald percentage van de populatie. Dit percentage stijgt met de grootteklasse. Deze methode is analoog aan deze voor de innovatie-enquête van Eurostat. Indien nodig trokken we dit aantal op tot minimum 30 voor de vergelijking met de vorige versies van de enquête.
de steekproefgrootte en het antwoordpercentage
Per enquête bevroegen we ca. 10% van de totale populatie van Vlaamse werkgevers met 10 of meer werknemers. In 1997 hebben we informatie over 1732 bedrijven, in 1994 was dit over 1653 bedrijven en in 1992 werkten 1449 ondernemingen aan de enquête mee.
“Per enquête hebben we ca. 10% van de totale populatie van Vlaamse werkgevers met 10 of meer werknemers bevraagd.”
Het antwoordpercentage bedroeg voor de versie 1992 en 1994 méér dan 80%. Voor 1997 bedroeg dit 70%.
problematiek nace-codes
In de eerste twee versies van de technologieenquête gingen we uit van de oude nace-classificatie. We aggregeerden de bedrijven naar 24 sectoren. Voor de vergelijking op sectorniveau met 1997, waar met de nieuwe nacebel is gewerkt, aggregeerden we de informatie in de mate van het mogelijke op het niveau van de oorspronkelijke Nace-codes. Een uitgebreid overzicht van de conversie is in bijlage 2 opgenomen.
de weging van de informatie
We wogen de gegevens op het niveau Vlaanderen en op het niveau van de industrie en de diensten op basis van de populatie (aantal bedrijven in het adressenbestand van het adressenbureau op het moment van de trekking van de steekproef). Voor de weging werd vertrokken van de zogenaamde 'grote matrix' (42 sectoren en 7 grootteklassen). Deze informatie, samen met het aantal bevraagde bedrijven en de dekkingscoëfficiënten is in bijlage opgenomen. We geven in deze bijlage ook de verdeling van de bevraagde bedrijven voor 1992 en 1994. Sommige gegevens werden niet gewogen. We willen bij deze informatie geen raming maken van het niveau van activiteit voor Vlaanderen, wel iets vertellen over de aard van een bepaalde toepassing, bv. doen biotechnologische bedrijven gemiddeld méér aan interne ontwikkeling dan bedrijven met productvernieuwing nieuwe materialen?
13
3.
Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
De voorliggende rapportering bevat vooral informatie over het gebruik van informatietechnologie in de administratie en de automatisering van de productie. Welke computerconfiguratie is er in de onderneming aanwezig, maakt men gebruik van CAD bij het ontwerp of CNC in de productie, hoe verloopt de communicatie binnen en buiten de onderneming, is men aangesloten op internet? We vroegen ook of de onderneming werkt volgens een biotechnologisch proces, of gebruik maakt van andere vormen van procesautomatisering. We vroegen of de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar te maken hadden met milieu- en/of energieoverwegingen. In dit dossier behandelen we de informatie van deel 3 van de vragenlijst. De basisgegevens geven we weer in bijlage 4 van dit dossier.
automatisering van de administratie waaruit bestaat het computerpark voor de administratie?
“Slechts een minimaal aandeel bedrijven gebruikt voor zijn administratie niet één of andere computer.”
Slechts een minimaal aandeel bedrijven gebruikt voor zijn administratie niet één of andere computer. Bij de grote bedrijven waren er in onze steekproef geen bedrijven die geen gebruik maakte van een mainframe/mini/server, pc of netwerkterminal. Bij de kleine bedrijven maakte zo'n 2% van de bedrijven hiervan geen gebruik. Wellicht gaat het hier ook over bedrijven die de verwerking van hun administratie aan derden uitbesteden. In figuur 1 geven we een overzicht van de apparatuur die in kleine en grote bedrijven wordt gebruikt in de administratie. We geven de informatie voor 1992, 1994 en 1997. De bedrijven kunnen uiteraard meerdere toepassingen aanduiden. figuur 1 Aandeel bedrijven die een bepaalde apparatuur gebruiken in de administratie, niveau Vlaanderen, 1992/1994/1997 (gewogen informatie) 100% 90% 80%
“Het aantal ondernemingen dat gebruik maakt van mainframe/mini/servers is in de periode gebleven.”
1992-1997
nagenoeg
gelijk
70% 60% 50% 40% 30%
mainframe/mini's/servers
20%
pc
10%
netwerkterminals
0%
modems
1992
1994 klein
1997
1992
1994
1997
groot
Het aantal ondernemingen dat gebruik maakt van mainframe/ mini/servers is in de periode 1992-1997 nagenoeg gelijk gebleven. Servers omschreven we als computers specifiek bedoeld voor PC-netwerken,
14
printeraansturingen en/of dataopslag tot 1 miljoen BEF, mini's en mainframes als grotere of zwaardere computers specifiek in gebruik als netwerk/knooppuntcomputers. De informatie over de servers werd niet afzonderlijk bevraagd in de enquête van 1992 en 1994. Toch kunnen we in overeenstemming met de Nederlandse situatie een toenemend gebruik van servers veronderstellen.4 Het aandeel bedrijven met pc's (stand alone of gekoppelde pc's) lijkt niet verder meer toe te nemen. T.o.v. 1994 is er eerder een teruggang merkbaar. Het lijkt onwaarschijnlijk dat het opsplitsen van de algemene vraag naar gebruik van pc's (enquête 1992 en 1994) in stand alone pc's of gekoppelde pc's (enquête 1997) hiervoor aan de basis ligt. De groei voor de netwerkterminals die in 1994 t.o.v. 1992 voor de kleine bedrijven was vastgesteld, vinden we niet terug voor de periode 1994-1997. Het aandeel van de bedrijven met netwerkterminals neemt in deze periode voor de kleine bedrijven af. Voor de grote bedrijven blijven de aandelen min of meer constant in de periode 1992-1997. De vastgestelde daling is minimaal. De daling in het gebruik van zowel pc's en als netwerkterminals kan erop wijzen dat bedrijven beide systemen minder dan in het verleden naast elkaar worden gebruikt.
“De daling in het gebruik van zowel pc's en als netwerkterminals kan erop wijzen dat bedrijven beide systemen minder dan in het verleden naast elkaar worden gebruikt”
De toename van het modemgebruik bij de kleine bedrijven in de periode 1992-1994 zet zich niet meer verder. Bij de grote bedrijven zien we een achteruitgang in de periode 1994-1997. Het inbouwen van modems in pc's kan hiervoor een verklaring bieden. Modems worden in dit geval mogelijks niet meer als afzonderlijke applicaties herkend.
voor welk type van computerconfiguratie wordt in de Vlaamse ondernemingen geopteerd? In de volgende tabel geven we een overzicht van de types computerconfiguraties. We combineerden hiervoor een aantal gegevens over het computerpark. Het is de verwachting dat de combinatie van mainframe met domme terminals in de toekomst aan belang zou verliezen ten voordeel van servers met daaraan gekoppelde pc's. Omdat de informatie voor het eerst in 1997 werd bevraagd, kunnen we hierin geen evolutie geven. Uit tabel 1 kan men afleiden dat voor alle aangeduide configuraties het aandeel van de bedrijven dat er geen gebruik van maakt, vrij hoog is. De aangeduide configuraties vormen slechts een minderheid van bestaande configuraties. We selecteerden deze combinaties om de vergelijking met de Nederlandse informatie mogelijk te maken.
4
Automatisering in Nederland, CBS, 1997
15
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
tabel 1 Types computerconfiguraties, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie AANDEEL BEDRIJVEN MET UITSLUITEND
Kleine bedrijven Grote bedrijven
stand alone pc's
gekoppelde pc's en servers
mini/mainframe en terminals
gekoppelde pc's, servers en mini/mainframe
29,6% 3,8%
4,6% 7,0%
0,9% 1,5%
2,5% 3,1%
tabel 2 Types computerconfiguraties, 1997, Nederland AANDEEL BEDRIJVEN MET UITSLUITEND
stand alone pc's
5 tot 20 werknemers 20 tot 100 werknemers 100 en meer werknemers
50% 24% 5%
gekoppelde pc's en servers
mini/mainframe en terminals
23% 35% 33%
1% 3% 2%
gekoppelde pc's, servers en mini/mainframe
1% 8% 40%
Bron: automatisering in Nederland, Centraal Bureau voor de statistiek, 1997
“De Vlaamse ondernemingen gebruiken voor hun computerconfiguratie een mix van apparatuur.”
“Dit kan erop wijzen dat heel wat bedrijven nog in een overgangsfase zitten en verschillende toepassingen naast elkaar gebruiken.“
16
Niettegenstaande de grootteklassen niet voor 100% vergelijkbaar zijn, kunnen we toch stellen dat men in Nederland de verschillende configuraties minder door elkaar gebruikt. De Nederlandse enquête geeft echter enkel een raming van de waarde (exploitatie-uitgave, investeringen, afschrijvingen) van de in 1996, 1997 (prognose) gebruikte apparatuur. Onze enquête slaat op de apparatuur die in het bedrijf wordt gebruikt, ongeacht de waarde. Het is mogelijk dat hierdoor de oudere, minder waardevolle (reeds afgeschreven) toestellen die voor de waarde irrelevant zijn, toch nog frequent in de Vlaamse bedrijven worden ingezet. De Vlaamse ondernemingen gebruiken voor computerconfiguratie een mix van apparatuur. We combineerden de gegevens van stand alone pc's, gekoppelde pc's, netwerkterminals, servers en mainframe/mini en zagen dat geen enkele combinatie voorkwam in meer dan 10% van de bedrijven. Enkel de grote bedrijven met een combinatie van de vijf toepassingen (18%) maken hierop een uitzondering. Dit kan erop wijzen dat heel wat bedrijven nog in een overgangsfase zitten en verschillende toepassingen naast elkaar gebruiken. Deze apparatuur wordt vrij vlug afgeschreven maar daarom nog niet volledig buiten gebruik gesteld. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de respondenten niet op de hoogte waren van de gebruikte apparatuur, de antwoordmogelijkheid 'weet niet' die werd voorzien, werd door minder dan 1% van de bedrijven gebruikt. De daling van zowel het aantal bedrijven met pc als met netwerkterminals doet ons vermoeden dat we in de toekomst minder een mix van apparatuur zullen aantreffen bij de Vlaamse bedrijven.
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
voor welk type van netwerk opteren de Vlaamse ondernemingen? Aan de bedrijven met gekoppelde pc's of netwerkterminals vroegen we naar het type netwerk. We maken een onderscheid tussen gewone koppelingen, ethernet koppelingen, Fast Ethernet en breedband. We geven de resultaten in tabel 3. tabel 3 Type netwerk, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie (aantal bedrijven met gekoppelde pc's en/of netwerkterminals = 100%) AANDEEL BEDRIJVEN MET
Kleine bedrijven Grote bedrijven
gewone koppelingen
ethernet (10MB)
fast ethernet (100MB)
breedband
weet niet
52,1% 42,1%
31,8% 41,2%
9,0% 8,1%
2,5% 3,4%
12,4% 15,2%
De gegevensuitwisseling verloopt het vaakst via gewone koppelingen of Ethernet. Kleine bedrijven werken vaker met gewone koppelingen en minder vaak met Ethernet dan de grote bedrijven. De communicatie via breedbandnetwerken is beperkt. Minder dan 3% van de bedrijven maakt er gebruik van.
“De communicatie via breedbandnetwerken is beperkt. Minder dan 3% van de bedrijven maakt er gebruik van.”
hoe zal het niveau van informatisering er bij de Vlaamse bedrijven uitzien tegen eind 1998?
We vroegen ook naar de verwachte evolutie in het niveau van informatisering van de administratie in het komende jaar. De antwoorden zagen er als volgt uit: tabel 4 Verwachting niveau administratieve automatisering eind 1998, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie
“Tegen eind 1998 verwachten heel wat
De situatie zal ongeveer gelijk blijven Er worden hier en daar kleine veranderingen gepland Er worden fundamentele veranderingen gepland De situatie eind 1998 is niet te voorspellen Weet niet
KLEIN
GROOT
24,5% 44,9% 24,0% 5,6% 1,0% 100%
10,9% 42,6% 43,4% 2,7% 0,4% 100%
respondenten dat de vestiging waarin zij werkzaam zijn ofwel kleine ofwel fundamentele veranderingen in hun administratieve automatisering zullen doorvoeren.”
Tegen eind 1998 verwachten heel wat respondenten dat de vestiging waarin zij werkzaam zijn ofwel kleine ofwel fundamentele veranderingen in hun administratieve automatisering zullen doorvoeren. Bij de kleine bedrijven worden fundamentele veranderingen verwacht in zowat 1/4 van de bedrijven, bij de grote bedrijven is dit 43,4% van de ondernemingen.
17
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
administratieve software welk type software wordt er in de Vlaamse ondernemingen gebuikt? We vroegen aan de respondenten welke softwaretoepassingen in de vestiging werden gebruikt. We maakten een onderscheid tussen boekhouding, salarisadministratie, facturatie, klantenbeheer, orderverwerking, marketing. “Het aantal ondernemingen met gebruik van een softwarepakket voor de administratie stijgt nog lichtjes. Vooral de softwarepakketten voor boekhouding en facturatie zijn ruim verspreid over het Vlaamse bedrijfsleven.“
Zoals blijkt uit de tabel in bijlage 4 wordt elk type van software vaker gebruikt door de grotere dan door de kleinere bedrijven. Het aantal ondernemingen met gebruik van een softwarepakket voor de administratie stijgt nog lichtjes. Vooral de softwarepakketten voor boekhouding en facturatie zijn ruim verspreid over het Vlaamse bedrijfsleven. De laagste percentages vinden we voor salarisadministratie en marketing. Uitbesteding van deze activiteiten naar gespecialiseerde ondernemingen, of centralisering in een andere dan de bevraagde vestiging is hiervan wellicht de oorzaak.
wat is de oorsprong van de gebruikte software in de administratie van de Vlaamse bedrijven? De enquête-informatie laat toe de oorsprong van de software te bekijken. We maken een onderscheid tussen eigen productie, aankoop standaard en aankoop op maat. De bedrijven konden meerdere antwoordmogelijkheden aanduiden. We geven de resultaten in tabel 5.
tabel 5 Oorsprong van de software, niveau Vlaanderen, 1997, ongewogen informatie (het aantal bedrijven met administratieve software = 100%) KLEIN
“Het aantal bedrijven met eigen productie of
GROOT
1992
1994
1997
1992
1994
1997
15% 46% 53%
11% 45% 53%
36% 37% 66%
36% 48% 46%
36% 43% 45%
49% 34% 66%
aankoop van standaardpakketten voor de administratieve software stijgt.”
Eigen productie Aankoop op maat Aankoop standaard
Het aantal bedrijven met eigen productie of aankoop van standaardpakketten voor de administratieve software stijgt. Deze evolutie merken we zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven. Voor de aankoop op maat van administratieve software is er sprake van een afname. Lenen de extern aangekochte standaardpakketten zich beter voor verdere interne aanpassing en spreekt men over 'eigen productie'? Een deel van de verklaring voor deze evolutie kan worden gegeven door de afzonderlijke bevraging van 6 verschillende types van administratieve software per onderneming in 1997. In 1992 en 1994 werd per onderneming slechts één algemene vraag gesteld over de administratieve software in zijn totaliteit, waarop de verschillende antwoordmogelijkheden naar oorsprong van de software konden aangeduid worden. Het aantal ondernemingen dat meerdere antwoorden aankruiste, steeg aanzienlijk in de enquête van 1997.
18
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
Voor de kleine bedrijven steeg het aantal antwoorden per onderneming van 1.14 in 1992 tot 1.39 in 1997. Bij de grote bedrijven was dat 1.30 in 1992 en 1.49 in 1997. Zelfs wanneer we hiermee rekening houden, blijft de stijging van eigen productie bij de kleine bedrijven en deze van de aankoop standaard bij grotere bedrijven een duidelijke evolutie. De bevindingen over de daling van de aankoop op maat blijken dan uiteraard nog méér uitgesproken.
netwerken in welke mate doen de Vlaamse bedrijven aan interne of externe datacommunicatie?
De informatie over interne en externe netwerken die de enquête ons geeft, zullen in een afzonderlijk dossier verwerkt worden. We geven enkel een paar kerncijfers. Er werd informatie verzameld over de interne datacommunicatie (binnen de vestiging) en de externe communicatie met derden. De informatie over de communicatie tussen bedrijven van éénzelfde moederbedrijf werden op het moment van publicatie nog niet verwerkt. We geven de resultaten in tabel 6.
tabel 6 Datacommunicatie in de vestiging en met derden, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie In de vestiging Intranet Met derden Telebankieren Gebruik externe databanken e-mail met derden EDI Internet
KLEIN
GROOT
45,7% 16,3% 53,1% 46,2% 25,7% 26,8% 27,8% 18,9%
75,9% 34,5% 70,1% 13,7% 9,3% 56,4% 45,1% 43,7%
“Bij de kleine bedrijven ligt de interne communicatie lager dan de externe, bij de grote zien we het omgekeerde.”
Bij de kleine bedrijven ligt de interne communicatie lager dan de externe, bij de grote zien we het omgekeerde. Kleine bedrijven scoren zowel voor de interne als voor de externe communicatie lager dan de grote bedrijven. Een aantal van de gegevens werd ook opgevraagd in een recent onderzoek van de Vlerick-school over de adoptie van informatietechnologie door het Belgische bedrijfsleven bij 405 bedrijven.5 De Vlerick-enquête werd reeds tweemaal uitgevoerd, voorjaar 1997 en voorjaar 1998. Ons onderzoek bekeek enkel de Vlaamse bedrijven. Het gebruik van intranet in de vestiging ligt bij de kleine bedrijven op 16% en bij de grote op zo'n 35% van de bedrijven. Intranet werd omschreven als een systeem voor uitwisseling van (interne bedrijfs-) informatie binnen de onderneming met de technologie en de programmatuur die ook voor het internet wordt gebruikt 5
“19% van de bedrijven maakt gebruik van intranet.”
Tim Duhamel, e.a., Adoptie van informatietechnologie door het Belgisch bedrijfsleven, Research Center
Marketing & Informatietechnologie
19
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
“49% van de bedrijven doet aan
tele-
bankieren.”
Een gewogen gemiddelde voor Vlaanderen op basis van de RSZpopulatie brengt ons op 19% van de bedrijven die gebruik maken van intranet. Het Vlerick onderzoek komt voor 1998 op een totaal van 14% voor deze toepassing, in 1997 lag dit aandeel nog maar op 4%. Telebankieren is als toepassing van communicatie met derden het meest verspreid. We vonden in onze enquête dat 46% van de kleine en 56% van de grote bedrijven op dit domein actief waren. Een gewogen gemiddelde voor Vlaanderen (op basis van RSZ) geeft een aandeel van 49% voor het telebankieren. De studie van Vlerick kwam voor 1997 op 52% en voor 1998 op 55% van de bedrijven.
“11% van de ondernemingen doet aan EDI.”
Het gebruik van externe databanken is dubbel zo hoog bij de grote als bij de kleine bedrijven. Deze vaststelling kunnen we ook maken voor EDI. Van de door ons bevraagde toepassingen wordt EDI het minst frequent gebruikt. 9,3% van de kleine en 18,9% van de grote bedrijven maakt er gebruik van. De totaalscore voor Vlaanderen (gewogen op basis van RSZ-populatie) brengt ons op een percentage van 11%. De studie van Vlerick vond voor 1997 een aandeel van 6% voor het gebruik van EDI. De informatie over EDI werd in deze enquête niet meer opnieuw bevraagd in 1998. De cijfers over het gebruik van EDI lopen uiteen afhankelijk van de bron. Dit heeft o.a. te maken met de verschillende definities die er voor EDI bestaan. Sommige bedrijven doen enkel aan EDI-faxen (omdat de klant dat eist), andere gaan meer in de richting van geïntegreerde EDI. Zowat 1/4 van de kleine en een kleine helft van de grote bedrijven versturen e-mail naar derden. Voor Vlaanderen gewogen op basis van het RSZbestand krijgen we een percentage van 28% voor het gebruik van e-mail. De Vlerick studie ziet een evolutie van bijna een kwart in 1997 tot 38% in 1998. Ons cijfer voor eind 1997 ligt daartussenin.
“28% van de ondernemingen had een internetaansluiting.”
27% van de kleine en 44% van de grote bedrijven beschikken over een internetaansluiting. Gewogen voor Vlaanderen op basis van RSZ vonden wij dat 28% van de ondernemingen een internetaansluiting had. Het Vlerick onderzoek vond in 1997 16% bedrijven met een toegang tot internet (in de vorm van WWW) en in 1998 33%. Ook hier ligt ons cijfer voor eind 1997 daartussen.
waarvoor gebruiken de Vlaamse bedrijven hun internetaansluiting? De gegevens over internet kunnen we op basis van de enquêteinformatie verder uitsplitsen. We vroegen waarvoor internet werd gebruikt. We maakten een onderscheid tussen internet als gebruiker en als aanbieder. We berekenden twee percentages: op basis van het aantal internetgebruikers en van het totaal aantal bedrijven in de steekproef
20
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
tabel 7 Gebruik van internet, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie KLEIN
Internet als aanbieder Elektronische etalage Bestellingen van klanten On-line verkoop van digitaliseerbare produkten After sales service Internet als gebruiker Surfen Betaalde databanken e-mail Bestellingen bij leveranciers
GROOT
totaal aantal internetgebruikers is 100%
totaal aantal bedrijven steekproef is 100%
totaal aantal internetgebruikers is 100%
totaal aantal bedrijven steekproef is 100%
52,6% 24,3%
14,0% 6,5%
46,6% 24,0%
20,4% 10,5%
12,8% 12,2%
3,4% 3,3%
7,8% 13,7%
3,4% 5,9%
71,1% 22,0% 74,6% 27,4%
19,1% 5,9% 20,0% 7,4%
65,1% 22,9% 81,6% 30,3%
28,5% 10,0% 35,7% 13,3%
“Zowel bij de grote als bij de kleine bedrijven is e-mail de populairste toepassing van internet, onmiddellijk gevolgd door het surfen.”
Zowel bij de grote als bij de kleine bedrijven is e-mail de populairste toepassing van internet, onmiddellijk gevolgd door het surfen. De elektronische etalage komt op de derde plaats en het plaatsen van de bestelling bij de leveranciers op de vierde. Een goed kwart van de internetgebruikers plaatst via internet (een deel van) zijn bestellingen bij de leveranciers. Dit komt neer op 7,4% van het totaal aantal kleine en 13,3% van het totaal aantal grote Vlaamse bedrijven. Het plaatsen van bestellingen door klanten komt op de vijfde plaats. Het hoeft hier niet noodzakelijk om de eindconsument te gaan. Het aanbieden van digitaliseerbare producten en het aanbieden van aftersales service via internet staan duidelijk nog in de kinderschoenen. Slechts een kleine minderheid van de bedrijven maakt hiervan gebruik. Onlineverkoop van digitaliseerbare producten is de enige toepassing waar de kleine bedrijven niet onder de grote scoren (op basis van de percentages berekend voor de totale steekproef).
welke toekomstplannen hebben de ondernemingen op het vlak van telebankieren, gebruik van databanken, e-mail, EDI en internet? We vroegen de respondenten naar de toekomstplannen i.v.m. telebankieren, gebruik van databanken, e-mail, EDI en internet. Deze informatie is nog niet uitgesplitst naar gebruikers en niet-gebruikers van een bepaalde toepassing. Dit is stof voor een afzonderlijke publicatie. We geven de voornaamste resultaten in figuur 2.
21
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
figuur 2 Toekomstplannen telebankieren, gebruik van databanken, e-mail, EDI en internet, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie
KLEINE BEDRIJVEN
GROTE BEDRIJVEN
concrete plannen of uitbouw interesse
telebankieren
status quo
11,60%
17,60%
afbouw
0,40%
“Er liggen het meest concrete plannen voor
0,30%
opstarten of verder uitbouw op tafel voor telebankieren, internet en e-mail.”
niet relevant
24,40% 47,80% 55,40%
22,30%
8,30% 12,00%
externe databanken
25,60%
30,90%
48,50%
37,50%
0,10%
13,60%
0,40%
13,40%
12,00%
18,10%
e-mail 15,30% 30,10%
44,30%
0,60% 4,70%
0,20% 7,00%
15,20%
64,20%
18,30%
EDI 18,50% 34,40% 43,00% 10,70% 64,20%
5,70% 0,80% 0,00% 5,50%
17,10%
internet 24,10% 31,10% 42,50%
46,00% 0,30% 8,40%
18,40%
0,00% 8,00%
22
21,30%
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
We kunnen uit de grafische voorstellingen volgende conclusies trekken: De antwoordmogelijkheid afbouw komt bij geen enkele toepassing voor bij méér dan 1% van de bedrijven. De bedrijven die een toepassing in huis hebben gehaald, zetten slechts zelden een stap terug. De grootste percentages voor irrelevant worden gehaald voor EDI. EDI is een toepassing die nog niet sterk in het bedrijfsleven is doorgebroken maar waarvan vaak wordt aangegeven dat ze noodzakelijk zou zijn om in de toekomst te kunnen overleven (EDI or DIE). Grote bedrijven verplichten hun kleinere leveranciers of klanten steeds meer tot gegevensoverdracht via EDI. Voor de kleine bedrijven ligt het aandeel irrelevant op 64,2%, voor de grote op 43%. Het gebruik van externe databanken komt op de tweede plaats bij de irrelevante toepassingen (48,5% van de kleine bedrijven en 30,9% van de grote), internet op de derde (42,5% kleine en 24,1% van de grote bedrijven). De toepassingen die het meest status quo blijven zijn telebankieren en het gebruik van externe databanken. Toch is er voor deze toepassingen nog heel wat groeipotentieel. Het aandeel bedrijven met concrete plannen voor opstarten of verdere uitbouw is vrij hoog. Er liggen het meest concrete plannen voor opstarten of verdere uitbouw op tafel voor telebankieren, internet en e-mail. Voor alle toepassingen ligt het aandeel irrelevant hoger bij de kleine dan bij de grote bedrijven. Voor het aandeel concrete plannen en verdere uitbouw zien we het omgekeerde.
.
“De bedrijven die een toepassing in huis hebben gehaald, zetten slechts zelden een stap terug.”
.
. . .
automatisering van de productie hoever staat de automatisering van het ontwerp in de Vlaamse bedrijven?
Het gebruik van CAD/CAE is in de periode 1992-1997 ongeveer constant gebleven: zowat 1/8 van de kleine (14%) en 1/3 (33%) van de grote bedrijven maken in 1997 van deze apparatuur gebruik. De uitsplitsing van de informatie die de bevraging van 1997 mogelijk maakt laat zien dat de CAD-2-dimensioneel het vaakst wordt gebruikt in de Vlaamse bedrijven. (zie overzichtstabel bijlage 4)
“Het gebruik van CAD/CAE is in de periode 1992-1997 ongeveer constant gebleven: zowat 1/8 van de kleine (14%) en 1/3 (33%) van de grote bedrijven maken in 1997 van deze apparatuur gebruik.”
In het totaal waren er 190 kleine en 336 grote bedrijven die gebruik maakten van CAD/CAE of een (andere) nieuwe techniek om prototypes te ontwikkelen. We vroegen in welke mate de gegevens vanuit deze ontwerpsystemen elektronisch werden doorgestuurd naar andere afdelingen of derden. We geven de informatie in tabel 8. Heel wat bedrijven met automatisering van het ontwerp hebben geen intenties op het vlak van elektronische gegevensoverdracht binnen of buiten de vestiging. Het aandeel van de bedrijven met automatisering van het ontwerp zonder intenties op het vlak van elektronisch doorsturen van ontwerpinformatie naar de planning en/of productie- of procescontrole vertegenwoordigt telkens méér dan 50%. De aandelen liggen hoger voor de kleine bedrijven dan voor de grote bedrijven, voor gegevensdoorstroom buiten de vestiging dan binnen de
“Heel wat bedrijven met automatisering van het ontwerp hebben geen intenties op het vlak van elektronische gegevensoverdracht binnen of buiten de vestiging.”
23
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
tabel 8 Elektronische gegevensoverdracht vanuit de ontwerpsystemen binnen en buiten de vestiging, 1997, niveau Vlaanderen, 1997, ongewogen informatie (het aantal bedrijven met ontwerpsystemen = 100%) op grote schaal
op bescheiden schaal
nee, verwacht voor 1998
nee, intenties na 1998
geen intenties
16,8%
5,8%
4,7%
58,9%
13,7%
4,7%
4,2%
70,5%
8,4%
3,2%
1,1%
83,7%
5,3%
2,1%
2,6%
88,4%
22,0%
3,0%
5,4%
51,8%
15,2%
4,5%
6,5%
61,6%
8,6%
2,1%
7,7%
76,8%
5,4%
1,2%
6,8%
82,7%
KLEINE BEDRIJVEN N=190
“De verschillen tussen de kleine en de grote bedrijven voor deze vorm van informatisering zijn méér uitgesproken binnen de vestiging dan erbuiten.”
computergestuurde 13,7% productiesystemen of systemen voor procescontrole binnen de vestiging computergestuurde 6,8% planningsystemen binnen de vestiging computergestuurde 3,7% productiesystemen of systemen voor procescontrole buiten de vestiging computergestuurde 1,6% planningsystemen buiten de vestiging GROTE BEDRIJVEN N=336
computergestuurde 17,9% productiesystemen of systemen voor procescontrole binnen de vestiging computergestuurde 12,2% planningsystemen binnen de vestiging computergestuurde 4,8% productiesystemen of systemen voor procescontrole buiten de vestiging computergestuurde 3,9% planningsystemen buiten de vestiging
vestiging, voor doorstroming naar systemen voor planning dan voor deze naar productie- en procescontrole. De verschillen tussen de kleine en de grote bedrijven voor deze vorm van informatisering zijn méér uitgesproken binnen de vestiging dan erbuiten. Naar intensiteit van de berichtenstroom en naar toekomstplannen zijn er ook verschillen tussen beide grootteklassen. Zowat 40% van de grote en 30% van de kleine bedrijven met ontwerpsystemen sturen deze informatie binnen de vestiging op grote of bescheiden schaal door naar computergestuurde productiesystemen of systemen voor procescontrole. Zo'n 30% van de grote en zo'n 20% van de kleine bedrijven met ontwerpsystemen doen dit naar de computergestuurde planningsystemen. Zowat 12% van de kleine en 13,4% van de grote bedrijven
24
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
met ontwerpsystemen sturen deze op grote of bescheiden schaal door naar computergestuurde productiesystemen of systemen voor procescontrole buiten de vestiging. Zo'n 9% van de grote en zo'n 7% van de kleine bedrijven met ontwerpsystemen doen dit naar de computergestuurde planningsystemen buiten de vestiging. De grote bedrijven sturen ontwerpinformatie wel vaker door op grote schaal dan de kleine, voor het op bescheiden schaal elektronisch doorsturen van ontwerpgegevens zijn de verschillen tussen klein en groot beperkt. De grote bedrijven hebben méér intenties na 1998 dan de kleinere bedrijven, zeker wat betreft de elektronische gegevensdoorstroom buiten de vestiging.
hoever staan de Vlaamse ondernemingen op het vlak van automatisering van de productievoorbereiding en -planning?
Heel wat Vlaamse bedrijven gebruiken systemen voor productievoorbereiding en -planning. In het totaal gebruikten 388 kleine en 556 grote bedrijven systemen voor productievoorbereiding en -planning. Dit komt neer op 39% van de kleine en 59% van de grote bedrijven. Er wordt vooral bij de planning van de productie op korte termijn en bij het beheer van de productiegegevens gebruik gemaakt van informatietechnologie (zie informatie bijlage 4). We kunnen geen evolutie in de tijd schetsen omdat deze informatie niet werd opgevraagd voor 1992 en 1994. Voor de verschillende systemen van productievoorbereiding en -planning gingen we na of de informatie binnen en buiten de vestiging elektronisch werd doorgestuurd. Een groot deel van de bedrijven heeft geen intenties op het vlak van het elektronisch doorsturen van informatie voor planning en productievoorbereiding. Het aandeel van de bedrijven zonder intenties op het vlak van elektronisch doorsturen van informatie voor planning en productievoorbereiding naar de productie- of procescontrole en/of het ontwerp vertegenwoordigt - met uitzondering voor de grote bedrijven binnen de vestiging, met bijna 50% telkens méér dan 50%. De aandelen liggen telkens hoger voor de kleine bedrijven dan voor de grote bedrijven, voor gegevensdoorstroom buiten de vestiging dan binnen de vestiging, voor doorstroming naar ontwerpsystemen dan voor productie- en/of procescontrole binnen de vestiging.
“Heel wat Vlaamse bedrijven gebruiken systemen voor productievoorbereiding en -planning.”
“Een groot deel van de bedrijven heeft geen intenties op het vlak van het elektronische doorsturen van informatie voor planning en productievoorbereiding.”
De verschillen tussen kleine en grote bedrijven zijn vooral merkbaar bij de gegevensoverdracht binnen de vestiging. De aandelen van de kleine bedrijven liggen wat lager. We vinden wel meer grote bedrijven met gegevensuitwisseling op grotere schaal binnen en buiten de vestiging. Zowat 30% van de grote en 20% van de kleine bedrijven met systemen voor planning en productievoorbereiding sturen deze informatie binnen de vestiging op grote of bescheiden schaal door naar computergestuurde ontwerpsystemen. Zo'n 40% van de grote en zo'n 30% van de kleine bedrijven met systemen voor planning en productievoorbereiding realiseert deze informatiestroom naar de computergestuurde systemen voor productie- en/of procescontrole. Zowat 11%
25
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
van de grote en 7,5% van de kleine bedrijven met systemen voor planning en productievoorbereiding sturen deze informatie op grote of bescheiden schaal door naar computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging. We vinden ongeveer dezelfde percentages voor deze informatiestroom naar de computergestuurde systemen voor productie- en/of procescontrole buiten de vestiging. tabel 9 Elektronische overdracht van gegevens vanuit de systemen voor productievoorbereiding en -planning binnen en buiten de vestiging, niveau Vlaanderen, 1997, ongewogen informatie (het aantal bedrijven met systemen voor productievoorbereiding en -planning = 100%) op grote schaal
op bescheiden schaal
nee, verwacht voor 1998
nee, intenties na 1998
geen intenties
6,4%
14,7%
4,1%
6,2%
68,5%
11,3%
14,4%
3,9%
5,4%
64,9%
2,6%
4,9%
1,8%
2,1%
88,7%
2,8%
4,6%
2,1%
1,8%
88,7%
12,4%
19,6%
2,9%
5,6%
49,5%
17,8%
22,3%
4,7%
6,3%
48,9%
5,2%
6,1%
2,3%
3,1%
83,3%
5,9%
4,9%
3,4%
3,6%
82,2%
KLEINE BEDRIJVEN N=388
“We vinden meer grote bedrijven met gegevensuitwisseling op grotere schaal binnen en buiten de vestiging.”
computergestuurde ontwerpsystemen binnen de vestiging computergestuurde systemen voor productie of procescontrole binnen de vestiging computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging computergestuurde systemen voor productie of procescontrole buiten de vestiging GROTE BEDRIJVEN N=556
computergestuurde ontwerpsystemen binnen de vestiging computergestuurde systemen voor productie of procescontrole binnen de vestiging computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging computergestuurde systemen voor productie of procescontrole buiten de vestiging
hoe groot is het aandeel van de bedrijven met automatisering van de goederenbehandeling? In figuur 3 geven we voor verschillende vormen van industriële automatisering de evolutie sinds 1992.
26
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
figuur 3 Aandeel bedrijven met industriële automatisering, niveau Vlaanderen, 1992,1994,1997, gewogen informatie 30% 25%
“Voor het aandeel kleine bedrijven met
20%
CNC/DNC blijft de situatie sinds 1992 15%
ongeveer gelijk. Voor de grote bedrijven is er sprake van een lichte vooruitgang.”
10% CNC/DNC
5%
robots
0%
automatische transportsystemen
1992
1994 klein
1997
1992
1994
1997
groot
Een vorm van industriële automatisering is de inzet van CNC/DNCmachines. Voor het aandeel kleine bedrijven met CNC/DNC blijft sinds 1992 ongeveer gelijk. Voor de grote bedrijven is er sprake van een lichte vooruitgang. CNC-machines zijn veel breder verspreid dan DNC-machines (verhouding van ongeveer 1 tot 2.5)
“Het gebruik van robots is zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven gedaald sinds 1994.”
Het gebruik van robots is zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven gedaald sinds 1994. In 1997 vroegen we naar de industriële robots en de pick en place, in de enquête van 1992 en 1994 werd gevraagd naar de robots en de flexibele apparaten. We stelden een aanzienlijke daling (ongeveer een halvering) vast van de automatische transportsystemen. Naar vraagformulering is er geen verschil tussen de twee enquêteversies.
“We
stelden
een
aanzienlijke
daling
(ongeveer een halvering) vast van de automatische transportsystemen.”
Voor de verschillende systemen van goederenbehandeling gingen we na of de informatie binnen en buiten de vestiging elektronisch doorgestuurd wordt. In het totaal gebruikten 264 kleine en 422 grote bedrijven systemen voor goederenbehandeling. Het aandeel van de bedrijven zonder intenties op het vlak van elektronisch doorsturen van informatie over goederenbehandeling naar het ontwerp of de planning is telkens méér dan 50%. Het aandeel voor deze groep ligt hoger voor de gegevensdoorstroom buiten de vestiging dan binnen de vestiging. De verschillen tussen de kleine en de grote bedrijven en het ontwerp en de planning zijn beperkt. De verschillen tussen kleine en grote bedrijven zijn vooral merkbaar bij de gegevensoverdracht binnen de vestiging naar de planningsystemen. We vinden wel meer grote bedrijven met gegevensuitwisseling op grotere schaal en met intenties voor toekomstige gegevensuitwisseling vooral buiten de vestiging.
27
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
tabel 10 Elektronische overdracht van gegevens vanuit de systemen voor goederenbehandeling binnen en buiten de vestiging, niveau Vlaanderen, 1997, ongewogen informatie (het aantal bedrijven met systemen voor goederenbehandeling = 100%)
“Het aandeel van de bedrijven zonder intenties op het vlak van elektronisch doorsturen van informatie over goederenbehandeling naar het ontwerp of de planning bedraagt telkens méér dan 50%.”
op grote schaal
op bescheiden schaal
nee, verwacht voor 1998
nee, intenties na 1998
geen intenties
8,0%
19,7%
3,8%
4,2%
64,4%
7,6%
18,2%
3,8%
5,3%
65,2%
3,0%
5,3%
1,5%
1,9%
88,3%
3,8%
3,8%
0,4%
2,7%
89,4%
12,1%
17,1%
2,6%
3,8%
64,5%
15,6%
19,0%
3,6%
5,7%
56,2%
2,8%
5,5%
0,7%
4,3%
86,7%
4,0%
5,2%
0,7%
4,0%
86,0%
KLEINE BEDRIJVEN N=264
computergestuurde ontwerpsystemen binnen de vestiging computergestuurde planningsystemen binnen de vestiging computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging computergestuurde planningsystemen buiten de vestiging GROTE BEDRIJVEN N=422
computergestuurde ontwerpsystemen binnen de vestiging computergestuurde planningsystemen binnen de vestiging computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging computergestuurde planningsystemen buiten de vestiging
Zowat 30% van de grote en 25% van de kleine bedrijven met systemen voor goederenbehandeling stuurt deze informatie binnen de vestiging op grote of bescheiden schaal door naar het ontwerp. Zo'n 35% van de grote en zo'n 25% van de kleine bedrijven met systemen voor goederenbehandeling doen dit naar de computergestuurde planningsystemen. Zo'n 8% van de bedrijven met systemen voor goederenbehandeling stuurt deze informatie buiten de vestiging op grote of bescheiden schaal door naar het ontwerp. Eenzelfde aantal doet dit naar de computergestuurde planningsystemen.
hoe groot is het aandeel van de bedrijven met automatisering van de procescontrole? “In 1997 maakt 16% van de kleine bedrijven gebruik van systemen voor procescontrole. Van de grote bedrijven is dit 41%”
28
In 1997 maakt 16% van de kleine bedrijven gebruik van systemen voor procescontrole. T.o.v. het verleden is dit een lichte achteruitgang. Van de grote bedrijven maakt 41% van de ondernemingen er gebruik van. De cijfers voor de grote bedrijven tonen weinig verschil met het verleden. Mogelijks is het omschrijven van wat in 1992 en1994 de apparatuur voor analyse, meting,
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
detectie, controle en monitoring werd genoemd in plc's, DCS, Scada (zie begrippenlijst in bijlage 4) e.d. minder herkenbaar voor kleinere bedrijven. Voor de verschillende systemen van procescontrole gingen we na of de informatie binnen en buiten de vestiging elektronisch doorgestuurd werd. In het totaal gebruikten 183 kleine en 395 grote bedrijven dergelijke systemen. tabel 11 Elektronische overdracht van gegevens vanuit de systemen voor procescontrole binnen en buiten de vestiging, niveau Vlaanderen, 1997, ongewogen informatie, (het aantal bedrijven met systemen voor procescontrole = 100%) op grote schaal
op bescheiden schaal
nee, verwacht voor 1998
nee, intenties na 1998
geen intenties
3,8%
19,7%
1,1%
3,8%
71,6%
7,1%
19,7%
2,2%
6,6%
64,5%
2,2%
4,9%
1,6%
2,7%
88,5%
3,3%
3,8%
1,6%
1,1%
90,2%
KLEINE BEDRIJVEN N=183
computergestuurde ontwerpsystemen binnen de vestiging computergestuurde planningsystemen binnen de vestiging computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging computergestuurde planningsystemen buiten de vestiging
“De verschillen tussen de grote en de kleine bedrijven voor het op bescheiden schaal elektronisch doorsturen van informatie voor procescontrole zijn beperkt. De grote
GROTE BEDRIJVEN N=395
computergestuurde ontwerpsystemen binnen de vestiging computergestuurde planningsystemen binnen de vestiging computergestuurde ontwerpsystemen buiten de vestiging computergestuurde planningsystemen buiten de vestiging
9,4%
19,5%
1,8%
4,8%
64,6%
12,2%
22,8%
4,3%
6,1%
54,7%
2,5%
4,1%
1,3%
2,8%
89,4%
2,8%
3,8%
1,5%
3,5%
88,4%
bedrijven sturen deze informatie wel vaker op grote schaal door binnen de vestiging.”
Het aandeel van de bedrijven zonder intenties op het vlak van elektronisch doorsturen van informatie over procescontrole naar het ontwerp of de planning is telkens méér dan 50%. Deze aandelen liggen hoger voor de kleine dan voor de grote bedrijven, voor het ontwerp dan voor de planning, voor gegevensdoorstroom buiten de vestiging dan binnen de vestiging. De verschillen tussen de grote en de kleine bedrijven voor het op bescheiden schaal elektronisch doorsturen van informatie voor procescontrole zijn beperkt. De grote bedrijven sturen deze informatie wel vaker op grote schaal door binnen de vestiging.
29
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
Zowat 30% van de grote en 25% van de kleine bedrijven met systemen voor procescontrole sturen deze informatie binnen de vestiging op grote of bescheiden schaal door naar het ontwerp. Zo'n 35% van de grote en zo'n 27% van de kleine bedrijven met systemen voor procescontrole doen dit naar de computergestuurde planningsystemen. De verschillen tussen kleine en grote bedrijven voor gegevensoverdracht naar buiten de vestiging zijn beperkt.
biotechnologische en andere productieprocédés hoeveel bedrijven werken volgens een biotechnologisch proces? “Het aantal bedrijven dat werkt volgens een biotechnologisch proces blijft nagenoeg constant.”
Het aantal bedrijven dat werkt volgens een biotechnologisch proces blijft nagenoeg constant. We ramen dit op zowat 1% van de kleine en 4% van de grote bedrijven. We hadden in onze steekproef 14 kleine en 44 grote bedrijven die werken volgens een biotechnologisch proces. Zoals dat ook in het verleden was gebleken gaat het hier in hoofdzaak over bedrijven die de klassieke biotechnologische processen optimaliseren (8 kleine en 29 grote) of over bedrijven die een biotechnologisch procédé toepassen op basis van andere grondstoffen (bv. suiker maken op basis van cichoreiwortel in plaats van op basis van suikerbiet) (4 kleine en 11 grote bedrijven). De toepassing van de nieuwe biotechnologie komt veel minder voor. 3 kleine en 7 grote bedrijven vermelden een toepassing die valt onder genetisch gemanipuleerde organismen, 1 klein en 8 grote bedrijven vermelden één onder andere geavanceerde technieken.
maken de bedrijven nog gebruik van andere procesvernieuwingen? 104 kleine en 164 grote bedrijven vermelden nog een andere procesvernieuwing. Dit komt volgens het gewogen gemiddelde overeen met 11,5% van de kleine en 16,2% van de grote bedrijven. De informatie over de aard van deze productvernieuwingen is nog niet geanalyseerd (informatie over open vragen waren op het moment van de analyse nog niet beschikbaar).
procesvernieuwingen in de laatste twee jaar vanuit milieu- en/of energieoverwegingen zijn de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar doorgevoerd vanuit milieu- en/of energieoverwegingen? We vroegen aan de respondenten of de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar ingegeven waren vanuit milieu- en/of energieoverwegingen. De bevraging voor 1997 sloeg enkel op de vernieuwingen in het proces van de laatste twee jaar. Dit was niet zo voor de enquêtes van 1992 en 1994. Daar werden alle procesvernieuwingen die in de enquête aan bod kwamen in aanmerking genomen voor de vraag over de milieu- en/of energieoverwegingen.
30
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
Het percentage bedrijven met procesvernieuwingen vanuit motieven milieu en/of energie is aanzienlijk gestegen. De stijging is groter voor milieu dan voor energie. Bij de kleine bedrijven is het aandeel bedrijven met procesvernieuwingen vanuit milieuoverwegingen gestegen van 6% naar 24% in de periode 1992-1997, bij de grote bedrijven van 17% naar 42%. Voor energie is er in deze periode een stijging van 7% naar 12% bij de kleine en van 13% naar 25% bij de grote bedrijven. Een mogelijke verklaring voor deze positieve evolutie, ondanks het feit dat voor 1997 enkel de vernieuwingen van de laatste twee jaar in aanmerking werden genomen, is het feit dat andere procesvernieuwingen en de systemen voor productieplanning en -voorbereiding in de bevraging van 1997 zijn opgenomen, terwijl het in 1992 en 1994 uitsluitend ging over vernieuwingen in de administratieve en de industriële automatisering en de biotechnologie.
“Het percentage bedrijven met procesvernieuwingen vanuit motieven milieu- en/of energie is aanzienlijk gestegen. De stijging is groter voor milieu dan voor energie.”
We hebben bijkomende informatie over de aard van de procesvernieuwing milieu- en/of energietechnologie. Deze is weergegeven in onderstaande figuur. figuur 4 Aard van de procesvernieuwing milieu en energie in de laatste twee jaar, niveau Vlaanderen, 1997, gewogen informatie ( het totaal aantal bedrijven met toepassing milieu- en/of energie is 100%) 100% 90% 80%
“Het grootste aandeel van de proces-
70%
vernieuwingen milieu hebben betrekking op
60% 50%
preventie (bv. gebruik van minder milieu-
40%
belastende materialen).”
30% 20% 10%
klein
0%
groot
monitoring
preventie
zuivering
rationaal gebruik energie
productie energie
Het grootste aandeel van de procesvernieuwingen milieu hebben betrekking op preventie (bv. gebruik van minder milieubelastende materialen). Bij de kleine bedrijven ligt dit aandeel iets hoger. De procesvernieuwingen energie bestaan bijna uitsluitend uit rationeel gebruik van energie. Dit is een logische conclusie die ook in de vorige enquêtes werd vastgesteld.
31
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
samenvatting niveau Vlaanderen in de administratie…. “De
meeste
bedrijven
gebruiken
als
configuratie een mix van toepassingen”
Ondernemingen met 10 of méér werknemers die voor hun administratie nog geen gebruik maken van een computer, zijn nog nauwelijks te vinden in het Vlaamse ondernemingslandschap. De meeste bedrijven gebruiken als configuratie een mix van toepassingen. De daling van het aantal bedrijven met pc én de daling van het aantal bedrijven met netwerkterminals doen in de toekomst een duidelijker keuze in gebruikte configuratie vermoeden. Meer bedrijven gebruiken een softwarepakket voor de administratie, vooral dan voor de boekhouding en facturatie. Software salarisadministratie en marketing wordt het minst gebruikt. De bedrijven kopen hun software voor de administratie minder op maat aan dan in het verleden, maar produceren ze vaker zelf of kopen ze standaard aan. Kleine bedrijven communiceren elektronisch minder dan de grote. Toch ligt in verhouding hun interne communicatie lager dan de externe, bij de grote bedrijven stelden we het omgekeerde vast.
“EDI wordt voor de toekomst het vaakst als irrelevant omschreven”
De Vlaamse ondernemingen maken vooral plannen voor het verder uitbouwen van telebankieren, e-mail en internet. De bedrijven die een toepassing in huis hebben gehaald, bouwen ze zelden af. EDI wordt voor de toekomst het vaakst als irrelevant omschreven. 28% van de Vlaamse bedrijven gebruikt internet, vooral dan om te e-mailen en te surfen, gevolgd door de elektronische etalage en het plaatsen van bestellingen bij de leveranciers. Het aanbieden van digitaliseerbare producten en van aftersales service via internet komt maar bij een minderheid van de bedrijven voor. De meeste respondenten verwachten in hun vestiging een kleine of een fundamentele verandering in hun administratieve automatisering tegen eind 1998.
..en bij de productie Voor CAD/CAE, CNC/DNC, biotechnologie in het productieproces komt de betrouwbaarheid van de toepassingen zoals tweedimensionele klassieke biotechnologische processen nieuwe biotechnologie.
systemen voor procescontrole en zijn de evoluties in de tijd beperkt. Dit bevindingen ten goede. De oudere CAD, CNC, de optimalisering van de komen vaker voor dan CAE, DNC, de
Het gebruik van robots is zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven beperkt gedaald sinds 1994, voor de automatische transportsystemen stelden we t.o.v. het verleden een aanzienlijke daling (ongeveer halvering) vast. Een
32
3. Analyse van de resultaten op niveau Vlaanderen
positieve trend was er voor de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar die ingegeven zijn vanuit milieu- en/of energieoverwegingen. De uitwisseling van informatie over ontwerp, planning, productie, procescontrole is vrij beperkt zowel binnen als buiten de onderneming. Grote bedrijven geven vaker elektronische informatie door binnen het bedrijf, voor de communicatie met derden zijn de verschillen tussen groot en klein beperkt. Toch kan in de toekomst de kloof tussen klein en groot nog breder worden omdat kleine bedrijven vaker hun informatie op bescheiden schaal doorgeven en minder intenties hebben voor de verdere uitbouw naar de toekomst. De elektronische gegevensoverdracht is sterker binnen de vestiging dan erbuiten en geschiedt het vaakst vanuit het ontwerp naar de systemen voor productie of procescontrole.
“De elektronische gegevensoverdracht is sterker binnen de vestiging dan erbuiten en geschiedt het vaakst vanuit het ontwerp naar de systemen voor productie of procescontrole”
33
4.
Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
automatisering administratie waaruit bestaat het computerpark voor de administratie in de industrie en de diensten? In figuur 5 geven we het aandeel bedrijven dat gebruik maakt van mainframe/mini/server, pc's, de netwerkterminals en/of modems in de industrie en de diensten. figuur 5 Aandeel bedrijven dat gebruik maakt van mainframe/mini's/servers, pc's, netwerkterminals of modems, niveau Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie mainframe/mini 100%
klein Vlaanderen
80%
klein industrie
60%
klein diensten
40%
groot Vlaanderen
het duidelijkst voor het gebruik van mainframe/mini/servers.”
20%
“De kloof tussen kleine en grote bedrijven is
groot industrie groot diensten
0% 1992
1994
1997
PC's 100% 80% 60% 40% 20% 0% 1992
1994
1997
netwerkterminals 100% 80% 60% 40% 20% 0% 1992
1994
1997
modems 100% 80% 60% 40% 20% 0% 1992
34
1994
1997
De kloof tussen kleine en grote bedrijven is het duidelijkst voor het gebruik van mainframe/mini/servers. Ze blijft gehandhaafd in de periode 19921997. Mainframes/mini/server worden vaker gebruikt in de dienstensector dan in de industrie. Het gebruik van de servers (zie tabel in bijlage 4) is bij de grote dienstenbedrijven gelijk aan dat van de grote industriële bedrijven. Bij de kleine bedrijven blijft ook op het vlak van servers de voorsprong van de diensten op de industrie bestaan. Het aandeel bedrijven met pc's (stand alone of gekoppelde pc's) lijkt niet verder meer toe te nemen. De teruggang die we sinds 1994 voor het gebruik van pc's merken, is er zowel voor de diensten als voor de industrie. De dienstenbedrijven lijken minder netwerkterminals te gebruiken dan in het verleden. Bij de industriële bedrijven blijft de situatie van 1994 min of meer gehandhaafd. Het gebruik van netwerkterminals gaat enkel in de dienstensector achteruit. Enkel bij de kleine industriële bedrijven is er sprake van een toename van het gebruik van modems. De situatie bij de kleine en de grote bedrijven zowel in de industrie als in de diensten groeit duidelijk naar mekaar toe.
“Het gebruik van netwerkterminals gaat enkel in de dienstensector achteruit.”
“Enkel bij de kleine industriële bedrijven is er sprake van een toename van het gebruik van modems.”
voor welk type van computerconfiguratie wordt er in de Vlaamse ondernemingen uit de industrie en de dienstensector geopteerd? In tabel 12 geven we een overzicht van de types computerconfiguraties. De combinatie van mainframe met domme terminals zou in de toekomst aan belang verliezen ten voordele van servers met daaraan gekoppelde pc's. tabel 12 Types computerconfiguraties, niveau industrie/diensten, 1997, gewogen informatie AANDEEL KLEINE BEDRIJVEN MET UITSLUITEND
Industrie Diensten
stand alone pc's
gekoppelde pc's en servers
mini/mainframe en terminals
gekoppelde pc's, servers en mini/mainframe
26,5% 25,3%
4,5% 6,0%
0,8% 0,9%
1,3% 3,5%
AANDEEL GROTE BEDRIJVEN MET UITSLUITEND
Industrie Diensten
stand alone pc's
gekoppelde pc's en servers
mini/mainframe en terminals
gekoppelde pc's, servers en mini/mainframe
4,7% 2,6%
5,4% 5,8%
1,1% 1,6%
2,9% 3,8%
We stellen de vergelijking met de Vlaamse situatie voor in figuur 6.
35
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
figuur 6 Aandeel bedrijven volgens type van computerconfiguratie, niveau Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie type computerconfiguratie 1997 enkel stand alone pc's
groot/dien
gekop pc's en servers mini/mainframe en terminals
groot/ind
“Zowel in de industrie als in de diensten-
gekop pc's, servers en mini/mainframe
groot/Vl
sector gebruiken de ondernemingen een mix aan configuraties.”
klein/dien
andere combinatie
klein/ind klein/Vl 0%
20%
40%
60%
80%
100%
De computerconfiguraties die we op basis van een Nederlands onderzoek6 kozen, vertegenwoordigen slechts een minderheid van de bestaande configuraties. Zowel in de industrie als in de dienstensector gebruiken de ondernemingen een mix aan configuraties. Er zijn weinig verschillen tussen de industrie en de dienstenbedrijven, eerder tussen de grootteklassen. De kleine bedrijven gebruiken meer dan de grote enkel stand alone pc's.
voor welk type van netwerk wordt er in de Vlaamse bedrijven uit de industrie en de diensten geopteerd? Aan de bedrijven met gekoppelde pc's of netwerkterminals werd gevraagd naar het type netwerk. We geven de resultaten in tabel 13. tabel 13 Type netwerk, niveau Vlaanderen, 1997, niveau industrie diensten, gewogen informatie (het aantal bedrijven met gekoppelde pc's en/of netwerkterminals = 100%) AANDEEL KLEINE BEDRIJVEN MET
Industrie Diensten
gewone koppelingen
ethernet (10MB)
fast ethernet (100MB)
breedband
weet niet
53,7% 45,9%
25,0% 36,5%
6,3% 9,8%
0,6% 4,6%
19,9% 10,6%
gewone koppelingen
ethernet (10MB)
fast ethernet (100MB)
breedband
weet niet
43,5% 41,8%
38,7% 45,3%
8,4% 9,2%
2,3% 5,0%
16,1% 11,8%
AANDEEL GROTE BEDRIJVEN MET
Industrie Diensten
De vergelijking met de Vlaamse situatie maken we in figuur 7.
6
36
Automatisering in Nederland, CBS, 1997
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
figuur 7 Aandeel bedrijven volgens type netwerk, Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie (aantal bedrijven met gekoppelde pc's of netwerkterminals =100%) type netwerk 1997 gewone koppelingen
groot/dien
ethernet fast ethernet
groot/ind
breedband
groot/Vl
weet niet
“Communicatie via breedbandnetwerken is beperkt, maar het aandeel is wel groter in de
klein/dien
dienstensector.”
klein/ind klein/Vl 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Zowel bij de grote als bij de kleine bedrijven verloopt de gegevensuitwisseling het vaakst via gewone koppelingen of Ethernet. Gewone koppelingen komen in de industrie vaker voor dan in de dienstensector. Communicatie via breedbandnetwerken is beperkt, maar het aandeel is wel groter in de dienstensector. Bij de kleine industriële bedrijven komen deze breedbandnetwerken in minder dan 1% van de ondernemingen voor, bij de grote dienstenbedrijven maakt 5% van de ondernemingen er gebruik van.
hoe zal de administratie in de Vlaamse bedrijven uit de industrie en de diensten evolueren tegen eind 1998? We vroegen ook naar de verwachte evolutie op het niveau van informatisering van de administratie in het komende jaar. De antwoorden zagen er als volgt uit: figuur 8 Toekomstplannen telebankieren, gebruik van databanken, e-mail, EDI en internet, niveau industrie diensten, 1997, gewogen informatie status quo
groot/dien
kleine veranderingen fundamenteel veranderd
groot/ind
niet te voorspellen
“Vooral bij de grote dienstenbedrijven
weet niet
verwacht een groot aandeel van de bedrijven een fundamentele verandering tegen eind
klein/dien
1998.”
klein/ind
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Vooral bij de grote dienstenbedrijven verwacht een groot aandeel van de bedrijven een fundamentele verandering tegen eind 1998. Ongeveer de helft
37
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
van de grote dienstenbedrijven is dit van plan. Ook bij de kleine bedrijven is het aandeel bedrijven met een geplande fundamentele verandering groter in de dienstensector dan in de industrie.
administratieve software welk type van software wordt er in de Vlaamse ondernemingen uit de industrie en de dienstensector gebruikt? De enquête-informatie laat toe de oorsprong van de software te bekijken. We maken een onderscheid tussen eigen productie, aankoop standaard en aankoop op maat. De bedrijven konden meerdere antwoordmogelijkheden aanduiden. tabel 14 Oorsprong van de software, niveau industrie diensten, 1997, ongewogen informatie (het aantal bedrijven met administratieve software = 100%) INDUSTRIE
Eigen productie Aankoop op maat Aankoop standaard
DIENSTEN
KLEIN
GROOT
KLEIN
GROOT
33% 42% 68%
44% 35% 66%
43% 34% 64%
57% 32% 67%
De vergelijking met de Vlaamse situatie maken we in figuur 9. figuur 9 Aandeel bedrijven volgens oorsprong software, Vlaanderen, industrie diensten, 1997, ongewogen informatie (aantal bedrijven met administratieve software =100%) 80%
60%
“Dienstenbedrijven
en
grote
bedrijven
40%
klein/Vlaanderen klein/industrie
produceren dus meer zelf de software die ze in hun administratie gebruiken.”
klein/diensten
20%
groot/Vlaanderen groot/industrie groot/diensten
0% standaard
op maat
eigen productie
Het aandeel van de bedrijven dat standaardpakketten software aankoopt, voor de administratie, verschilt weinig naargelang de sector en de grootteklasse. Voor de aankoop van software op maat is het aandeel het grootst bij de kleine industriële bedrijven. Grote bedrijven produceren zelf hun software vaker dan de kleine, dienstenbedrijven doen dit vaker dan de industriële. Dienstenbedrijven en grote bedrijven produceren dus meer zelf de software die ze in hun administratie gebruiken.
38
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
netwerken in welke mate doen de Vlaamse bedrijven uit de industrie en de diensten aan interne en externe datacommunicatie? De informatie over interne en externe netwerken die de enquête ons geeft zal in een afzonderlijk dossier worden verwerkt. We geven enkel een paar kerncijfers in tabel 15. Er werd informatie verzameld over de interne datacommunicatie (binnen de vestiging) en de externe communicatie met derden. De informatie over de communicatie tussen verschillende vestigingen van één moederbedrijf is nog niet verwerkt. tabel 15 Datacommunicatie in de vestiging en met derden, niveau industrie diensten, 1997, gewogen informatie INDUSTRIE
DIENSTEN
KLEIN
GROOT
KLEIN
GROOT
In de vestiging Intranet
40,4% 16,3%
75,4% 33,3%
52,7% 19,3%
79,7% 37,8%
Met derden Telebankieren Gebruik externe databanken e-mail met derden EDI Internet
48,9% 40,8% 10,7% 21,5% 4,8% 19,8%
67,6% 54,1% 23,3% 43,7% 16,7% 39,7%
55,2% 47,3% 16,3% 31,7% 13,6% 32,2%
73,4% 57,1% 33,5% 49,1% 25,5% 50,8%
Voor de grafische voorstelling van de vergelijking tussen Vlaanderen, industrie en diensten kozen we voor twee vergelijkingen: communicatie binnen de vestiging/ communicatie met derden (figuur 10), uitsplitsing van de diverse vormen van communicatie met derden (figuur 11). figuur 10 Aandeel bedrijven naar datacommunicatie intern en extern, Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie. 90% 80% 70% 60% 50% klein/Vlaanderen
40%
klein/industrie
30%
klein/diensten
20%
groot/Vlaanderen
10%
groot/industrie
0%
groot/diensten
met derden
in de vestiging
39
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
“De interne en externe datacommunicatie staat verder bij de dienstenbedrijven dan bij de industriële bedrijven, staat verder bij de grote dan bij de kleine bedrijven.”
De interne en externe datacommunicatie staat verder bij de dienstenbedrijven dan bij de industriële bedrijven, en verder bij de grote dan bij de kleine bedrijven. De elektronische datacommunicatie gebeurt bij de kleine bedrijven vaker met derden dan binnen de vestiging. Het verschil is vooral merkbaar in de kleine industriële bedrijven. Bij de grote bedrijven staat de interne communicatie verder dan de externe, zowel in de dienstensector als in de industrie. figuur 11 Aandeel bedrijven met externe datacommunicatie, naar aard van de communicatie, niveau Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie. 60% 50% 40% 30%
klein/Vlaanderen klein/industrie
20%
klein/diensten groot/Vlaanderen
10%
groot/industrie groot/diensten
0% telebankieren
“Het aandeel kleine industriële bedrijven met EDI is opvallend laag.”
gebruik externe databank
e-mail
EDI
internet
Wanneer we de communicatie met derden verder uitsplitsen naar individuele toepassingen (telebankieren, gebruik externe databanken, e-mail, EDI), krijgen we telkens hetzelfde patroon. De aandelen voor de grote bedrijven overtreffen deze van de kleine, de aandelen voor de dienstensector deze voor de industrie. Het aandeel kleine industriële bedrijven met EDI is opvallend laag. Slechts 5% van de kleine industriële bedrijven beweren op die manier met derden te communiceren.
waarvoor gebruiken de Vlaamse bedrijven uit de industrie en de dienstensector hun internetaansluiting?
De gegevens over internet kunnen we verder uitsplitsen. We vroegen aan de respondenten waarvoor internet in de vestiging werd gebruikt. We maakten een onderscheid tussen internet als gebruiker en als aanbieder. We berekenden twee percentages: op basis van het aantal internetgebruikers en van het totaal aantal bedrijven in de steekproef. De vergelijking met de Vlaamse cijfers stellen we voor in figuur 12.
40
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
tabel 16 Gebruik van internet, niveau Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie KLEIN
GROOT
totaal aantal internetgebruikers is 100%
totaal aantal bedrijven steekproef is 100%
totaal aantal internetgebruikers is 100%
totaal aantal bedrijven steekproef is 100%
51,1% 24,2% 14,9%
10,1% 4,8% 2,9%
42,3% 21,2% 7,0%
16,8% 8,4% 2,8%
15,9%
3,2%
11,2%
4,4%
69,1% 19,7% 61,3% 30,5%
13,7% 3,9% 12,2% 6,1%
57,6% 19,5% 77,4% 28,5%
22,9% 7,8% 30,7% 11,3%
52,1% 24,5%
16,8% 7,9%
52,3% 24,8%
26,6% 12,6%
12,1% 13,2%
3,9% 4,3%
8,6% 14,8%
4,4% 7,5%
70,7% 24,1% 82,8% 27,9%
22,8% 7,8% 26,6% 9,0%
70,2% 26,2% 84,1% 30,8%
35,7% 13,3% 42,8% 15,7%
INDUSTRIE
Internet als aanbieder Elektronische etalage Bestellingen van klanten On-line verkoop van digitaliseerbare produkten After sales service Internet als gebruiker Surfen Betaalde databanken e-mail Bestellingen bij leveranciers DIENSTEN
Internet als aanbieder Elektronische etalage Bestellingen van klanten On-line verkoop van digitaliseerbare produkten After sales service Internet als gebruiker Surfen Betaalde databanken e-mail Bestellingen bij leveranciers
“Het verschil tussen de kleine en de grote bedrijven naar de aard van het internetgebruik is in de dienstensector nagenoeg onbestaand, bij de industrie zijn er wel verschillen.”
figuur 12 Aandeel bedrijven naar aard internetgebruik, niveau Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie (aantal bedrijven met internetaansluiting =100%) 100%
80%
60% klein/Vlaanderen
40%
klein/industrie klein/diensten groot/Vlaanderen
20%
groot/industrie groot/diensten
0% elektronische etalage
bestellingen on-line verkoop van klanten van digitale producten
after sales
surfen
betaalde databanken
e-mail
bestellingen bij leveranciers
41
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
Een paar vaststellingen: Internet wordt zowel in de dienstensector als in de industrie, zowel bij de kleine en de grote bedrijven het vaakst gebruikt voor e-mail, surfen en elektronische etalage. De grote industriële bedrijven halen voor verschillende toepassingen (surfen, after sales, bestellingen van klanten en elektronische etalage) een lagere score dan de kleine industriële ondernemingen en de bedrijven uit de dienstensector. Het verschil tussen de kleine en de grote bedrijven naar de aard van het internetgebruik is in de dienstensector nagenoeg onbestaand, bij de industrie zijn er wel verschillen. Grote bedrijven met internetaansluiting hebben zowel in de dienstensector als in de industrie een achterstand op het vlak van online verkoop van digitaliseerbare producten. In de industrie scoren de kleine bedrijven voor verschillende toepassingen hoger: elektronische etalage, after sales service, surfen, bestellingen plaatsen bij leveranciers. Mogen we hier spreken van een 'intensiever' gebruik van internet door de kleine bedrijven (internet goed aan hun noden aangepast), of hebben we te maken met een 'hype' bij de kleine bedrijven. Het is evengoed mogelijk dat de kennis over wat nu precies met internet gebeurt bij de kleine veel meer dan bij de grote gecentraliseerd is bij de respondent. Verschillende toepassingen (elektronische etalage, raadplegen van betaalde databanken, e-mail) zien we relatief meer bij dienstenondernemingen.
. . .
“Verschillende toepassingen (elektronische etalage, raadplegen van betaalde databanken, e-mail) zien we relatief meer bij dienstenondernemingen”
.
welke toekomstplannen hebben de ondernemingen uit de industrie en de diensten op het vlak van telebankieren, gebruik van databanken, e-mail, EDI en internet? Er werd ook gevraagd naar de toekomstplannen i.v.m. telebankieren, gebruik van externe databanken, e-mail, EDI en internet. We geven de resultaten hiervan in figuur13. Er is geen opsplitsing gemaakt naar gebruikers en niet-gebruikers. figuur 13 Toekomstplannen telebankieren, gebruik van databanken, e-mail, EDI en internet, niveau Vlaanderen, industrie diensten, 1997, gewogen informatie telebankieren concrete plannen en uitbouwen
groot/dien
interesse
groot/ind
status quo afbouw
groot/Vl
niet relevant
klein/dien klein/ind klein/Vl 0%
42
20%
40%
60%
80%
100%
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
externe databanken concrete plannen en uitbouwen
groot/dien
interesse
groot/ind
status quo afbouw
groot/Vl
niet relevant
klein/dien klein/ind klein/Vl 0%
20%
40%
60%
80%
100%
e-mail groot/dien groot/ind
“Slechts een minderheid van de bedrijven
groot/Vl
kruist de antwoordmogelijkheid afbouw van klein/dien
een bepaalde toepassing aan.”
klein/ind klein/Vl 0%
20%
40%
60%
80%
100%
60%
80%
100%
60%
80%
100%
EDI groot/dien groot/ind groot/Vl klein/dien klein/ind klein/Vl 0%
20%
40%
internet groot/dien groot/ind groot/Vl klein/dien klein/ind klein/Vl 0%
20%
40%
43
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
We kunnen uit de grafische voorstellingen volgende conclusies trekken: Slechts een minderheid van de bedrijven kruist de antwoordmogelijkheid afbouw van een bepaalde toepassing aan. Toch vonden we 1% van de kleine industriële bedrijven die hun gebruik van externe databanken in de toekomst zal afbouwen, 1,1% grote dienstenbedrijven denkt aan een afbouw van de e-mail en 1,2% van de kleine dienstenbedrijven zal in de toekomst zijn EDIgebruik verminderen (bij de kleine industriële bedrijven was dit 0,6%). Onder de grote bedrijven waren geen bedrijven die dachten aan de afbouw van EDI. De grootste percentages voor irrelevant worden gehaald voor EDI, gevolgd door het gebruik van externe databanken. Er is weinig verschil tussen de industrie en de diensten (aandeel irrelevant telkens iets hoger bij de industrie dan bij de diensten). De verschillen tussen de grootteklassen zijn opvallender. Kleine bedrijven uit beide sectoren vinden EDI en het gebruik van externe databanken veel meer irrelevant dan de grote. De concrete plannen en de verdere uitbouw zijn het hoogst voor e-mail. Voor e-mail is er weinig verschil tussen de grote bedrijven uit de industrie of de dienstensector. Bij de kleine bedrijven zijn de aandelen voor de industrie wel lager dan deze voor de diensten. Deze conclusies zijn analoog voor internet. Telebankieren is reeds ruim verspreid in het Vlaamse bedrijfsleven. Weinig ondernemingen vinden deze toepassing irrelevant. De verschillen tussen kleine en grote bedrijven en tussen industrie en diensten zijn beperkt. Externe databanken worden door de kleine bedrijven, ongeacht de sector, vaker als minder relevant omschreven. Het aandeel bedrijven met concrete plannen, uitbouw of interesse ligt lager bij de kleine bedrijven zodat er ook niet direct sprake zal zijn van een inhaalbeweging van de kleine bedrijven. Voor e-mail en internet zijn de conclusies analoog, doch hier merken we wel een grotere interesse voor de e-mail bij de kleine bedrijven en voor internet bij de kleine industriële bedrijven. Voor deze toepassingen kunnen we verwachten dat de kloof tussen de kleine en de grote bedrijven afneemt. De conclusies voor EDI zijn minder rooskleurig voor de kleine bedrijven. Het aandeel ondernemingen met concrete plannen, met interesse of dat denkt aan de verdere uitbouw, is kleiner dan bij de grote bedrijven. Er is niet direct sprake van een inhaalbeweging.
. “1,2% van de kleine dienstenbedrijven zal in de toekomst zijn EDI-gebruik verminderen.”
.
.
“Telebankieren is reeds ruim verspreid in het Vlaamse bedrijfsleven.”
. .
.
44
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
automatisering productie hoeveel Vlaamse bedrijven uit de industrie en de dienstensector hebben het ontwerp geautomatiseerd? We geven in onderstaande tabel aan hoeveel procent van de ondernemingen uit de industrie en de dienstensector gebruik maakt van CAD/CAE bij het ontwerp. figuur 14 Aandeel bedrijven met CAD/CAE, niveau industrie diensten, 1992/1994/1997, gewogen informatie
100% 80% 60% klein industrie
40%
klein diensten
20%
groot industrie
0%
groot diensten
1992
1994
1997
De evolutie in het gebruik van CAD/CAE is vergeleken met de situatie in 1992 ongeveer stabiel, zowel in de industrie als in de diensten. De stijging die we in 1994 vaststelden voor de grote en de beperkte daling bij de kleine bedrijven uit de industrie vinden we in 1997 niet meer terug. Het gebruik van CAD/CAE ligt zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven veel hoger in de industrie dan in de dienstensector.
“Het gebruik van CAD/CAE is vergeleken met de situatie in 1992 ongeveer stabiel, zowel in de industrie als in de diensten.”
Zowel in de industrie als in de dienstensector wordt het vaakst gebruik gemaakt van CAD-2-dimensioneel. Bij de grote bedrijven uit de dienstensector liggen de cijfers voor CAD-3 dimensioneel even hoog als deze voor CAD-2 dimensioneel.
hoe ver staan de Vlaamse ondernemingen uit de industrie en de diensten op het vlak van automatisering van de goederenbehandeling? We geven de evolutie van drie toepassingen: CNC/DNC Robots Transportsystemen
. . .
45
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
figuur 15 Aandeel bedrijven met CNC/DNC, niveau industrie diensten, 1992/1994/1997 , gewogen informatie
40% 30% 20%
klein industrie klein diensten
10%
groot industrie
0%
groot diensten
1992
“De kloof tussen de kleine en de grote bedrijven uit de industrie blijft gehandhaafd.”
1994
1997
De figuur toont een toename van het gebruik van CNC/DNC sinds 1992, vooral dan in de industriële bedrijven. De kloof tussen de kleine en de grote bedrijven uit de industrie blijft gehandhaafd. figuur 16 Aandeel bedrijven met robots niveau industrie diensten, 1992/1994/1997 (gewogen informatie)
40% 30% 20%
klein industrie klein diensten
10%
groot industrie
0%
groot diensten
1992
1994
1997
Het aandeel ondernemingen met robots daalde sinds 1994. Deze daling is vooral merkbaar in de industriële bedrijven. figuur 17 Aandeel bedrijven met automatische transportsystemen, niveau industrie diensten, 1992/1994/1997, gewogen informatie
50% 40% 30% klein industrie
20%
klein diensten
10%
groot industrie
0%
groot diensten
1992
46
1994
1997
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
De daling van de automatische transportsystemen is algemeen, maar situeert zich vooral in de industriële sector.
hoe ver staan de Vlaamse ondernemingen uit de industrie en de diensten op het vlak van automatisering van de procescontrole? We gingen na hoeveel bedrijven gebruik maken van apparatuur voor meting en controle (1992,1994). In 1997 bekeken we de verschillende systemen voor procescontrole. figuur 18 Aandeel bedrijven met systemen voor procescontrole (apparatuur voor meting en controle 1992,1994) niveau industrie diensten, 1992/1994/1997, gewogen informatie
70% 60% 50%
“Het gebruik van systemen voor proces-
40% klein industrie
controle blijkt in de periode 1992-1997 min
20%
klein diensten
of meer constant. We merken sinds 1994 wel
10%
groot industrie
30%
0%
groot diensten
1992
1994
1997
een lichte daling bij de kleine dienstenbedrijven”
Het gebruik van systemen voor procescontrole blijkt in de periode 19921997 min of meer constant. We merken sinds 1994 wel een lichte daling bij de kleine dienstenbedrijven.
procesvernieuwingen van de laatste twee jaar vanuit milieuen/of energieoverwegingen zijn de procesvernieuwingen van de laatste twee jaar doorgevoerd vanuit milieu- en/of energieoverwegingen? De bevraging voor 1997 handelde enkel over de vernieuwingen in het proces van de laatste twee jaar. Dit was niet zo voor de enquêtes van 1992 en 1994. Daar werden ook oudere toepassingen van gebruik van informatietechnologie in de administratie en automatisering van het productieproces in aanmerking genomen. Dit werd reeds uitvoerig besproken bij de analyse op Vlaams niveau.
47
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
figuur 19 Aandeel bedrijven met procesvernieuwingen milieu, niveau industrie diensten, 1992/1994/1997 (gewogen informatie)
60% 50% 40% 30%
klein industrie
20%
klein diensten
10%
groot industrie
0%
groot diensten
1992
1994
1997
figuur 20 Aandeel bedrijven met procesvernieuwingen energie, niveau industrie diensten, 1992/1994/1997 (gewogen informatie)
40% 30% 20%
klein industrie klein diensten
10%
groot industrie
0%
groot diensten
1992
“De stijging inzake procesinnovaties die gebeurden vanuit milieu- en/of energieoverwegingen zien we zowel in de industrie als in de dienstensector.”
48
1994
1997
De stijging inzake procesinnovaties die gebeurden vanuit milieu- en/of energieoverwegingen zien we zowel in de industrie als in de dienstensector. De stijging is méér uitgesproken op het vlak van milieu. De kloof tussen de kleine en de grote bedrijven op het vlak van milieu of energie is vooral groot in de industrie. De industriële bedrijven scoren zowel voor milieu als voor energie hoger dan de bedrijven uit de dienstensector.
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
samenvatting industrie, diensten in de administratie… De industriële bedrijven gebruiken vaker dan deze uit de dienstensector een mainframe/mini/server voor administratie. Het gebruik van de servers, is bij de grote bedrijven gelijk voor de dienstensector en de industrie. Bij de kleine bedrijven blijft ook op het vlak van servers de voorsprong van de diensten op de industrie bestaan. Ongeveer de helft van de grote dienstenbedrijven verwacht een fundamentele verandering tegen eind 1998, ook bij de kleine bedrijven is het aandeel bedrijven dat een fundamentele verandering plande in de dienstensector groter dan in de industrie. Het aandeel van de bedrijven met pc's neemt zowel in de dienstensector als in de industrie af. Het verschil tussen de grootteklassen en tussen de industrie en de diensten is minimaal. Voor de netwerkterminals situeert de daling zich vooral bij de dienstenbedrijven. Het gebruik van netwerkterminals ligt wel hoger bij de grote bedrijven, en dit zowel in de dienstensector als in de industrie. Aankoop van software op maat gebeurt het vaakst bij de kleine industriële bedrijven. Dienstenbedrijven en grote industriële bedrijven produceren meer zelf de software die ze in hun administratie gebruiken.
“Aankoop van software op maat gebeurt het vaakst bij de kleine industriële bedrijven. Dienstenbedrijven
en
grote
industriële
bedrijven produceren meer zelf de software
De gegevensuitwisseling verloopt in de industrie vaker dan in de dienstensector via gewone koppelingen. Communicatie via breedbandnetwerken is beperkt, vooral de dienstenbedrijven maken hiervan gebruik.
die ze in hun administratie gebruiken.”
Dienstenbedrijven doen vaker dan industriële bedrijven aan interne en externe datacommunicatie. Bij een uitsplitsing van de externe communicatie naar individuele toepassingen (telebankieren, gebruik externe databanken, e-mail, EDI), krijgen we telkens hetzelfde patroon: de aandelen voor de grote bedrijven overtreffen deze van de kleine, de aandelen voor de dienstensector deze voor de industrie. Het aandeel kleine industriële bedrijven met EDI is opvallend laag. Slechts 5% van de kleine industriële bedrijven vermeldt deze toepassing. Het verschil tussen de kleine en de grote bedrijven naar aard van het internetgebruik is in de dienstensector nagenoeg onbestaand, bij de industrie zijn er wel verschillen.
“Het verschil tussen de kleine en de grote bedrijven naar aard van het internetgebruik is in de dienstensector nagenoeg onbestaand, bij de industrie zijn er wel verschillen.”
..en in de productie De evolutie in het gebruik van CAD/CAE is vergeleken met de situatie in 1992 ongeveer stabiel zowel in de industrie als in de diensten. De lichte toename van het gebruik van CNC/DNC en de daling van de robots en de automatische transportsystemen situeert zich vooral in de industriële bedrijven.
49
4. Analyse van de resultaten op het niveau industrie diensten
De stijging inzake de procesinnovaties van de laatste twee jaar doorgevoerd vanuit milieu- en/of energieoverwegingen zien we zowel in de industrie als in de dienstensector. De stijging is méér uitgesproken op het vlak van milieu. De kloof tussen de kleine en de grote bedrijven op het vlak van milieu of energie is vooral groot in de industrie. De industrïële bedrijven scoren zowel voor milieu als voor energie hoger dan de bedrijven uit de dienstensector.
50
Bijlage 1: Universum, bevraagde bedrijven, dekkingscoëfficiënten
tabel 1 Universum (Vlaamse werkgevers + het aantal Brusselse werkgevers met vestiging in Vlaanderen), bevraagde bedrijven, dekkingscoëfficiënten UNIVERSUM* KLEIN GROOT landbouw winning voeding textiel leder en confectie hout papier chemie rubber metaal machines kantoor/elektrische machines optische nijverheid auto overige bouw reparatie groothandel/kleinhandel horeca vervoer en comm. banken dienstverlening totaal
192 370 527 347 236 142 341 81 105 457 258 158 4662 343 2022 659 3868 555 1273 180 1112 13334
Kleine bedrijven: bedrijven met 10 tot 49 werknemers Grote bedrijven: bedrijven vanaf 50 werknemers * op basis van de gegevensbank van het adressenbureau dat de gegevens leverde
52
25 161 217 153 61 32 129 67 81 124 85 97 20 54 87 321 60 527 51 281 89 295 3017
BEVRAAGDE BEDRIJVEN KLEIN GROOT 36 39 25 27 28 31 29 29 32 33 32 31 31 29 31 55 35 109 34 36 31 72 835
17 40 51 40 30 18 37 31 28 36 36 26 9 29 34 77 27 131 18 72 22 88 897
DEKKINGSCOËFFICIËNT KLEIN GROOT 19% 11% 5% 8% 12% 22% 9% 36% 30% 7% 12% 20% 67% 47% 9% 3% 5% 3% 3% 6% 3% 17% 6%
68% 25% 24% 26% 49% 56% 29% 46% 35% 29% 42% 27% 45% 54% 39% 24% 45% 25% 25% 35% 26% 25% 30%
tabel 2 Aantal bevraagde bedrijven in 1992 en 1994 1992 OUDE NACE Nace 0 Nace 1 Nace 21-24 Nace 25 Nace 31 Nace 32..33 Nace 34 Nace 35..36 Nace 37 Nace 41..42 Nace 43 Nace 44 Nace 45 Nace 46 Nace 47 Nace 48 Nace 49 Nace 5 Nace 61..65 Nace 66 Nace 67 Nace 7 Nace 81..82 Nace 83..85 Totaal steekproef
1994
KLEIN
GROOT
KLEIN
GROOT
32 9 36 30 32 38 32 27 31 35 32 17 36 37 34 32 31 28 37 39 34 30 31 47 767
3 24 35 36 35 38 32 39 15 36 32 5 29 31 37 38 17 34 30 25 11 32 38 30 682
39 13 41 37 46 43 37 41 31 42 37 15 43 43 39 42 26 46 44 39 40 45 23 52 904
5 17 41 47 34 41 44 39 13 40 37 5 37 42 45 44 11 39 35 21 10 42 30 30 749
Kleine bedrijven: bedrijven met 10 tot 49 werknemers Grote bedrijven: bedrijven vanaf 50 werknemers
53
Bijlage 2: Vergelijking NACE en NACEBEL
NACE 0 wordt vergeleken met NACEbel 0 NACE 1 en NACE 24-24 worden samengenomen en vergeleken met NACEbel 10 tot 14, NACEbel 26-27 en NACEbel 40-41 NACE 25 wordt vergeleken met NACEbel 23 en NACEbel 24 NACE 31 wordt vergeleken met NACEbel 28 NACE 32-33 wordt vergeleken met NACEbel 29 NACE 34 wordt vergeleken met NACEbel 30-32 NACE 35-36 wordt vergeleken met NACEbel 34-35 NACE 37 wordt vergeleken met NACEbel 33 NACE 41-42 wordt vergeleken met NACEbel 15-16 NACE 43 wordt vergeleken met NACEbel 17 NACE 44 en NACE 45 wordt vergeleken met NACEbel 18 en 19 NACE 46 wordt vergeleken met NACEbel 20 NACE 47 wordt vergeleken met NACEbel 21-22 NACE 48 wordt vergeleken met NACEbel 25 NACE 49 wordt vergeleken met NACEbel 36-37 NACE 50 wordt vergeleken met NACEbel 45 NACE 61-65 wordt vergeleken met NACEbel 51-52 NACE 66 wordt vergeleken met NACEbel 55 NACE 67 wordt vergeleken met NACEbel 50 NACE 7 wordt vergeleken met NACEbel 60-64 NACE 81-82 wordt vergeleken met NACEbel 65-67 NACE 83-85 wordt vergeleken met NACEbel 65-67
55
56
Productinnovatie
Procesinnovatie
Laatste belangrijke technologische innovatie
Deel 2
Deel 3
Deel 4
producten in de laatste twee jaar op het vlak van Nieuwe materialen Milieutechnologie Energietechnologie Mechanische performantie Optica Andere technische vernieuwing
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
}
Algemeen beeld productieproces Informatisering administratie Proces- en productieautomatisering Oorsprong en bestemming gebruikte software Biotechnologie in het productieproces Andere procesvernieuwingen Procesinnovatie van de laatste twee jaar vanuit milieu- en/of energieoverwegingen
2.3. Belangrijkste technologische productinnovatie in de laatste twee jaar
• Nieuwe of sterk verbeterde 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9
2.2. Technologische productinnovatie • Aanwezigheid van 2.2.1 Software 2.2.2 Producten met micro-elektronische componenten 2.2.3 Biotechnologische producten
2.1 Nieuwe of sterk verbeterde producten of diensten in de laatste twee jaar
Algemene informatie over de onderneming
Deel 1
1997
Bijlage 3: Structuur van de vragenlijst
Vragen naar
Vragen naar informatiedoorstroming binnen en buiten de bedrijven Vragen naar informatiedoorstroming binnen en buiten de bedrijven
Vragen naar marktpositie
Vragen naar (a) Aandeel in de jaaromzet (b) Positie op de afzetmarkt (c) Activiteit van de onderneming m.b.t. de technologie . Ontwikkeling . Interne productie . Aanpassing . Assemblage . Doorverkoop (d) Bestemming . Geografische bestemming . Bestemming naar aard . Bestemming naar sector
. Aard . Aandeel in het totale gamma . Milieu- en/of energieoverwegingen bij innovatie
57
2.1 Nieuwe of sterk verbeterde producten of diensten in de laatste twee jaar
Productinnovatie
Procesinnovatie
Laatste belangrijke technologische innovatie
Deel 2
Deel 3
Deel 4
producten in de laatste twee jaar op het vlak van Nieuwe materialen Milieutechnologie Energietechnologie Mechanische performantie Optica Andere technische vernieuwing
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
}
Algemeen beeld productieproces Informatisering administratie Proces- en productieautomatisering Oorsprong en bestemming gebruikte software Biotechnologie in het productieproces Andere procesvernieuwingen Procesinnovatie van de laatste twee jaar vanuit milieu- en/of energieoverwegingen
2.3. Belangrijkste technologische productinnovatie in de laatste twee jaar
• Nieuwe of sterk verbeterde 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9
2.2. Technologische productinnovatie • Aanwezigheid van 2.2.1 Software 2.2.2 Producten met micro-elektronische componenten 2.2.3 Biotechnologische producten
Algemene informatie over de onderneming
Deel 1
1992-1994 (doorhalen van informatie die niet beschikbaar is in deze enquêteversie)
Vragen naar
Vragen naar informatiedoorstroming binnen en buiten de bedrijven Vragen naar informatiedoorstroming binnen en buiten de bedrijven
Vragen naar marktpositie
Vragen naar (a) Aandeel in de jaaromzet (b) Positie op de afzetmarkt (c) Activiteit van de onderneming m.b.t. de technologie . Ontwikkeling . Interne productie . Aanpassing . Assemblage . Doorverkoop (d) Bestemming . Geografische bestemming . Bestemming naar aard . Bestemming naar sector
. Aard . Aandeel in het totale gamma . Milieu- en/of energieoverwegingen bij innovatie
Bijlage 4: Voornaamste gegevens voor procesautomatisering
niveau Vlaanderen In onderstaande tabel geven we voor de verschillende indicatoren de gewogen en de ongewogen informatie voor 1992/1994 en 1997. Bedrijven kunnen meerdere toepassingen tegelijk in huis hebben. tabel 1 Gebruik van informatietechnologie in de administratie en automatisering van het productieproces, 1992/1994/1997, niveau Vlaanderen ONGEWOGEN KLEIN
92
KLEIN
GROOT
94
97
92
94
97
92
94
97
92
94
97
Administratieve automatisering hardware Mainframe/mini 43% Servers n.b. Totaal mainframe/mini/servers n.b. Stand alone pc's n.b. Gekoppelde pc's n.b. Totaal PC 85% Netwerkterminals 41% Modems 45%
39% n.b. n.b. n.b. n.b. 88% 50% 59%
21% 45% 51% 49% 51% 79% 46% 65%
80% n.b n.b. n.b. n.b. 95% 68% 78%
78% n.b n.b. n.b. n.b. 96% 70% 86%
53% 68% 81% 51% 70% 83% 68% 77%
42% n.b. n.b. n.b. n.b. 86% 42% 49%
42% n.b. n.b. n.b. n.b. 88% 51% 66%
17% 40% 45% 53% 45% 80% 40% 63%
82% n.b. n.b. n.b. n.b. 95% 68% 80%
78% n.b. n.b. n.b. n.b. 95% 69% 85%
47% 67% 79% 49% 68% 81% 66% 76%
Administratieve automatisering software Software Boekhouding n.b. Software Salarisadministratie n.b. Software Facturatie n.b. Software Klantenbeheer n.b. Software Orderverwerking n.b. Software Marketing n.b. Totaal software administratie 90%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 90%
83% 22% 85% 75% 68% 24% 94%
n.b n.b n.b n.b n.b n.b 98%
n.b n.b n.b n.b n.b n.b 98%
96% 44% 93% 86% 85% 36% 99%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 91%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 90%
78% 18% 84% 69% 60% 20% 93%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 98%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 98%
96% 41% 93% 87% 84% 35% 99%
n.b. n.b. n.b. n.b.
12% 10% 2% 4%
n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b.
22% 19% 6% 7%
n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b.
7% 6% 1% 2%
n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b.
19% 15% 6% 5%
19%
23%
40%
47%
38%
12%
14%
14%
34%
40%
33%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
31% 40% 23% 11% 6% 62%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
13% 26% 6% 4% 4% 39%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
28% 39% 19% 12% 5% 59%
n.b. n.b. 27% n.b. n.b. 21% 21%
n.b. n.b. 28% n.b. n.b. 28% 28%
23% 10% 28% 6% 12% n.b. 14%
n.b. n.b. 12% n.b. n.b. 7% 7%
n.b. n.b. 11% n.b. n.b. 9% 9%
10% 4% 13% 1% 3% n.b. 3%
n.b. n.b. 23% n.b. n.b. 17% 17%
n.b. n.b. 22% n.b. n.b. 23% 23%
21% 8% 26% 5% 10% n.b. 12%
Industriële automatisering ontwerp CAD-2-dimensioneel n.b. CAD-3-dimensioneel n.b. CAE n.b. Nieuwe technieken om prototypes n.b. te ontwikkelen Totaal CAD/CAE 18%
Industriële automatisering productieplanning en voorbereiding Beheer productiegegevens n.b. n.b. 17% Planning productie op korte termijn n.b. n.b. 31% MPR n.b. n.b. 9% CAPP n.b. n.b. 6% Andere systemen n.b. n.b. 4% Totaal systemen productieplanning n.b. n.b. 47% en voorbereiding Industriële automatisering goederenbehandeling CNC (stand alone) n.b. n.b. DNC (vanuit de centrale computer) n.b. n.b. Totaal CNC/DNC 15% 16% Pick and place n.b. n.b. Industriële robots n.b. n.b. Robots/flexibele automaten 9% 12% Totaal robots 9% 12%
58
GEWOGEN GROOT
16% 5% 19% 2% 5% n.b. 6%
Automatische transportsystemen Automatische voorraad- en magazijnbeheer Automatisch opslagsysteem
12% 14%
14% 12%
7% n.b.
31% 27%
32% 27%
17% n.b.
10% 16%
11% 13%
4% n.b.
27% 24%
28% 26%
15% n.b.
n.b.
n.b.
3%
n.b.
n.b.
8%
n.b.
n.b.
3%
n.b.
n.b.
7%
Industriële automatisering van procescontrole PLC's tot 200 i-o's n.b. n.b. PLC's vanaf 200 i-o's n.b. n.b. DCS n.b. n.b. Procescontrole met pc's n.b. n.b. Scada n.b. n.b. Andere procescontrolesystemen n.b. n.b. Totaal meting/controle 28% 26%
11% 5% 1% 8% 1% 2% 22%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 46%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 51%
26% 18% 5% 20% 5% 3% 44%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 21%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 19%
7% 5% 1% 5% 1% 2% 16%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 39%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 44%
24% 15% 4% 17% 4% 3% 41%
Andere procesvernieuwingen Biotechnologie Milieutechnologie Energietechnologie
2% 27% 14%
4% 18% 12%
3% 22% 18%
5% 44% 27%
4% 6% 7%
1% 7% 6%
1% 24% 12%
5% 17% 13%
4% 19% 15%
5% 42% 25%
3% 10% 7%
2% 10% 8%
n.b.: niet bevraagd
niveau industrie/diensten In onderstaande tabel geven we voor de verschillende indicatoren van procesvernieuwing die in onze enquête aan bod kwamen de gewogen informatie voor 1992/1994 en 1997 voor de industrie en de diensten. Bedrijven kunnen meerdere toepassingen tegelijk in huis hebben. tabel 2 Aandeel bedrijven met gebruik van informatietechnologie in de administratie en automatisering van het productieproces, niveau industrie diensten, 1992/1994/1997, gewogen informatie ONGEWOGEN KLEIN
92
GEWOGEN GROOT
KLEIN
GROOT
94
97
92
94
97
92
94
97
92
94
97
Administratieve automatisering hardware Mainframe/mini 37% Servers n.b. Totaal mainframe/mini/servers n.b. Stand alone pc's n.b. Gekoppelde pc's n.b. Totaal PC 83% Netwerkterminals 37% Modems 37%
37% n.b. n.b. n.b. n.b. 87% 47% 55%
19% 38% 44% 50% 47% 79% 45% 59%
78% n.b n.b. n.b. n.b. 93% 65% 74%
78% n.b n.b. n.b. n.b. 96% 68% 84%
48% 69% 79% 53% 64% 80% 68% 74%
49% n.b. n.b. n.b. n.b. 87% 46% 60%
49% n.b. n.b. n.b. n.b. 90% 58% 76%
20% 49% 54% 51% 46% 78% 43% 66%
89% n.b. n.b. n.b. n.b. 97% 75% 60%
84% n.b. n.b. n.b. n.b. 94% 74% 91%
52% 68% 82% 48% 72% 82% 65% 83%
Administratieve automatisering software Software Boekhouding n.b. Software Salarisadministratie n.b. Software Facturatie n.b. Software Klantenbeheer n.b. Software Orderverwerking n.b. Software Marketing n.b. Totaal software administratie 90%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 91%
82% 23% 86% 75% 70% 23% 93%
n.b n.b n.b n.b n.b n.b 96%
n.b n.b n.b n.b n.b n.b 97%
97% 45% 96% 89% 92% 34% 100%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 93%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 92%
80% 17% 87% 73% 60% 23% 95%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 100%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 98%
96% 37% 90% 87% 81% 37% 99%
59
ONGEWOGEN KLEIN
92
KLEIN
GROOT
94
97
92
94
97
92
94
97
92
94
97
n.b. n.b. n.b. n.b.
17% 12% 3% 5%
n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b.
29% 21% 8% 7%
n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b.
4% 2% 0% 1%
n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b.
9% 9% 2% 3%
30%
31%
48%
56%
47%
5%
5%
6%
13%
17%
17%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
44% 53% 30% 17% 4% 81%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
11% 18% 5% 2% 5% 29%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
15% 23% 12% 5% 6% 38%
23% 8% 28% 3% 6% n.b. 8% 12% n.b.
n.b. n.b. 34% n.b. n.b. 28% 28% 41% 31%
n.b. n.b. 36% n.b. n.b. 38% 38% 42% 31%
33% 11% 39% 8% 17% n.b. 20% 21% n.b.
n.b. n.b. 7% n.b. n.b. 2% 2% 6% 16%
n.b. n.b. 4% n.b. n.b. 5% 5% 6% 14%
5% 3% 8% 1% 2% n.b. 2% 2% n.b.
n.b. n.b. 8% n.b. n.b. 6% 6% 14% 21%
n.b. n.b. 6% n.b. n.b. 7% 7% 13% 24%
8% 7% 13% 4% 5% n.b. 6% 11% n.b.
4%
n.b.
n.b.
10%
n.b.
n.b.
3%
n.b.
n.b.
6%
Industriële automatisering van procescontrole PLC's tot 200 i-o's n.b. n.b. PLC's vanaf 200 i-o's n.b. n.b. DCS n.b. n.b. Procescontrole met pc's n.b. n.b. Scada n.b. n.b. Andere procescontrolesystemen n.b. n.b. Totaal meting/controle 33% 32%
17% 10% 2% 11% 2% 2% 34%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 56%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 64%
39% 23% 6% 26% 6% 6% 64%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 15%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 14%
5% 5% 2% 4% 1% 2% 11%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 23%
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 21%
11% 8% 3% 10% 4% 1% 22%
Andere procesvernieuwingen Milieutechnologie Energietechnologie
32% 18%
22% 15%
29% 24%
52% 36%
3% 5%
4% 5%
20% 10%
10% 12%
8% 6%
31% 16%
Industriële automatisering ontwerp CAD-2-dimensioneel n.b. CAD-3-dimensioneel n.b. CAE n.b. Nieuwe technieken om prototypes n.b. te ontwikkelen Totaal CAD/CAE 25%
Industriële automatisering productieplanning en voorbereiding Beheer productiegegevens n.b. n.b. 22% Planning productie op korte termijn n.b. n.b. 46% MPR n.b. n.b. 10% CAPP n.b. n.b. 9% Andere systemen n.b. n.b. 4% Totaal systemen productieplanning n.b. n.b. 64% en voorbereiding Industriële automatisering goederenbehandeling CNC (stand alone) n.b. n.b. DNC (vanuit de centrale computer) n.b. n.b. Totaal CNC/DNC 24% 24% Pick and place n.b. n.b. Industriële robots n.b. n.b. Robots/flexibele automaten 12% 17% Totaal robots 12% 17% Automatische transportsystemen 18% 23% Automatische voorraad- en 16% 13% magazijnbeheer Automatisch opslagsysteem n.b. n.b.
n.b.: niet bevraagd
60
GEWOGEN GROOT
9% 7%
11% 9%
Begrippenlijst
62
Stand alone pc's
PC-werkstations los staand niet (onderling) gekoppeld
Gekoppelde pc's
PC-werkstations (al dan niet permanent) in netwerk opgenomen, waardoor de gebruikers via hun eigen beeldscherm communiceren met pc's van collegagebruikers
Terminals
Eindstations zonder eigen verwerkingseenheid en bij gebruik altijd gekoppeld met (mini-mainframe) computer(s) of servers
Servers
Computers tot 1 miljoen BEF bestemd voor pc-netwerken, printeraansturing en/of dataopslag
Mini' s, mainframes
Grotere of zwaardere computers specifiek in gebruik als netwerk/knooppuntcomputers
Modems
Een signaalomzetter om twee computers via een telefoonlijn met elkaar te verbinden
Intranet
Een systeem voor de uitwisseling van (interne bedrijfs-) informatie binnen de onderneming met de technologie en de programmatuur die ook voor het INTERNET gebruikt wordt.
EDI
Electronic Data Interchange of het gestandaardiseerde niet-interactief berichtenverkeer tussen externe handelspartners
CNC
Stand-alone computergestuurde (bewerkings-)machines; Computerized Numerical Control
DNC
Meerdere (bewerkings-)machines die vanuit een centrale computer worden bestuurd; Direct (ook wel Distributed) Numerical Control
Pick-place
Manipulatoren die in maximaal 3 richtingen programeerbaar zijn; bv. voor verplaatsing, stapeling. Gekoppelde eenheden afzonderlijk tellen
Industriële robots
Hanteerinrichtingen, die in vier of meer richtingen vrij programmeerbaar zijn, voorzien van grijpers of gereedschappen, voor industrieel gebruik
Automatische transportsystemen
Computergestuurde apparatuur voor intern fabriekstransport, o.a. voor aan-/ afvoer halffabrikaten/eindproducten, ook automatic guided vehicles (AGV's)
Automatische opslagsystemen
Computergestuurde systemen voor automatische ontvangst en opslag in de magazijnen
PLC's tot 200 i/o's
Lichtere ('compacte') Programmable Logic Controllers, al dan niet stand-alone, met maximaal 200 in-/uitgangen
PLC's vanaf 200 i/o's
DCS Scada
Zwaardere (vaak 'modulair opgebouwde') Plc's, vanaf 200 in- en uitgangen en veelal met onderlinge koppelingen Distributed control Systems, meer PLC's met centrale datacontrole Supervisory Control And Data Administration, fabrieksmanagement, visualisatie van de procesdata
datasystemen
voor
Beheer van productiegegevens
Het met computers verwerken/beheren van productgegevens voor bv. stuklijsten, recepturen, bewerkingsvoorschriften, het verwerken van in-/verkooporders, het beheer van voorraden en/of uitvoeren van voor-/nacalculaties
Planning van productie
Systemen voor de kortere termijn (week-/dag-)planning van het productieapparaat, incl. de in te zetten mankracht, productie-installaties/-machines en/of gereedschappen (scheduling, micro-planning, shop floor control)
MRP
Manufacturing Resources Planning: Systemen voor de langere termijn planning/beheer/inkoop van grond-/hulpstoffen/materialen aan de hand van verwachte orders en/of gewenste voorraden eindproduct, vaak incl. het 'vooruit' plannen van de benodigde productie-/fabriekscapaciteit en in te zetten personeelaantallen
CAPP
Computer Aided Proces Planning: Systemen voor de technische productie/werkvoorbereiding, bv. voor het programmeren/instellen van productieinstallaties of machines; voor het inrichten/plannen van de productiegang: - volgorde, de procesgang, productiecellen e.d.
CAD 2-dimensioneel
Computer Aided Design, 2 dimensies
CAD-3 dimensioneel
Computer Aided Design, 3 dimensies
CAE Biotechnologische procédés in de productie
Computer Aided Engineering Bij biotechnologische procédés maken wij een onderscheid tussen optimalisering van de klassieke biotechnologiedomeinen (bv. verdere automatisering van bioprocessing, immobilisatie van organismen of enzymen), de biotechnologische procédés op basis van andere grondstoffen (bv. suiker maken op basis van cichoreiwortel i.p.v. op basis van suikerbiet) en de ‘nieuwe’ biotechnologie. Bij de 'nieuwe' biotechnologie maken wij een onderscheid tussen enerzijds de gemanipuleerde organismen (via recombinant DNAtechnieken) en anderzijds de geavanceerde technieken (bv. celfusie, hybridomatechniek, weefselkweek)
63
Recente STV-publicaties
I. BROCHURES * De vlag en de lading. Organisatie en arbeid bij kwaliteitszorg P. De Hondt (01.09.1997) 1997/5147/110
150,-fr
* Thuis besteld. Verwachtingen rond televerkoop in vraag gesteld R. Bourdeaud'hui (01.05.1997) 1997/5147/108
150,-fr
* Gejaagd door het werk. Arbeid en stress in veranderende bedrijven F. Janssens (01.05.1997) 1997/5147/104
150,-fr
* Op vaste grond of op los zand ? Integrale kwaliteitszorg in de bouwsector P. Roelandt (01.06.1997) 1997/5147/109
150,-fr
II. INFORMATIEDOSSIERS * Kwaliteitszorg en arbeid in de Vlaamse textiel. Gert Verdonck (01.05.1998) 1998/5147/114
250,-fr
* Dienstroosters in de gezondheidszorg: ongezond? Stephan Vanderhaeghe (01.02.1998) 1998/5147/113
250,-fr
* De elektronische informatiefabriek. (Net)werken tussen data en kennis Lieve Goorden (01.09.1997) 1997/5147/111
250,-fr
* Teamwerk op maat in de Belgische auto-industrie L. Baisier (01.11.1997) 1997/5147/112
400,-fr
* Niemand eet bits en bytes. Voeding kopen met behulp van telematica: hoe ver staan we en wat zijn de gevolgen voor de arbeid? R. Bourdeaud'hui (01.04.1997) 1997/5147/106
250,-fr
* Telematica in de elektrowinkel R. Bourdeaud'hui (01.04.1997) 1997/5147/107
250,-fr
III. ONDERZOEKSRAPPORTEN * Moeilijkheden om te innoveren in een veranderende sector: de invoering van HACCP in vleesondernemingen E. Eysackers (01.01.1997) 1997/5147/103
250,-fr
* In de ban van de prijzen. Concurrentie, organisatie en arbeid in de bouwsector P. Roelandt (01.03.1997) 1997/5147/105 250,-fr
IV. TIJDSCHRIFT * STV-berichten (verschijnt vier maal per jaar) 1995/5147/75.1
gratis
V. FOLDERS
l
* Het teamspel: een simulatie rond teamwerk in ondernemingen (01.12.1997) 1997/5147/113
gratis
* Integrale kwaliteitszorg in de bouw: kwaliteit als antwoord op de concurrentiestrijd? (01.06.1997) 1997/5147/109.1
gratis
Voor meer informatie over het onderwerp van deze publicaties of voor bestellingen kan u terecht bij het : STV-Documentatiecentrum Jozef II-straat 12-16 1000 BRUSSEL Tel. 02/217.07.45 Fax 02/217.70.08 e-mail:
[email protected] website: http://www.serv.be
Reeds verschenen bij het VTO en gratis verkrijgbaar
1/ Het Vlaams Innovatiesysteem: een nieuw statistisch beleidskader 1annex/ Theoretische en empirische bouwstenen van het ‘Vlaams Innovatie Systeem’ 2/ Innovatiestrategieën bij Vlaamse industriële ondernemingen 3/ Octrooien in Vlaanderen: technologie bekeken vanuit een strategisch perspectief deel 1: Octrooien als indicator van het technologiesysteem 4/ De impact van technologische innovaties op jobcreatie en jobdestructie in Vlaanderen 5/ Strategische verschillen tussen innovatieve KMO’s: Een kijkje in de zwarte doos 6/ Octrooien in Vlaanderen: technologie bekeken vanuit een strategisch perspectief deel 2: Analyse van het technologielandschap in Vlaanderen 7/ Diffusie van belichaamde technologie in Vlaanderen: een empirisch onderzoek op basis van input/output-gegevens 7 annex/ Methodologische achtergronden bij het empirisch onderzoek naar de Vlaamse technologiediffusie 8/ Schept het innovatiebeleid werkgelegenheid? 9/ Samenwerking in O&O tussen actoren van het “VINS” 10/ Octrooien in Vlaanderen: technologie bekeken vanuit een strategisch perspectief deel 3: De internationale technologiepositie van Vlaanderen aan de hand van octrooiposities deel 4: Sporadische en frequent octrooierende ondernemingen: profielen 11/ Technologiediffusie in Vlaanderen. Enquêteresultaten - Product- en diensteninnovatie : evolutie 1992-1994-1997 12/ Technologiediffusie in Vlaanderen. Enquêteresultaten - Hoogtechnologische producten : evolutie 1992-1994-1997 13/ Technologiediffusie in Vlaanderen. Enquêteresultaten - Procesautomatisering : evolutie 1992-1994-1997
Deze publicaties zijn gratis verkrijgbaar bij het IWT, Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/223.00.33 Fax: 02/223.11.81 E-mail:
[email protected]
Biografie
Ria Bourdeaud'hui Ria Bourdeaud'hui werkt sinds 1986 op de Stichting Technologie Vlaanderen (STV) binnen de Sociaal-economische Raad van Vlaanderen (SERV). In 1984 behaalde ze een diploma in de Economische Wetenschappen aan de KUL. Ze was tussenin twee jaar werkzaam op de UFSIA op een Fast onderzoeksproject (DWTC) rond doorstroming onderwijs en arbeid voor het technisch onderwijs. Op de Stichting Technologie Vlaanderen was zij actief in verschillende algemenere onderzoeksprojecten: technologie en werkgelegenheid, technologie en kwalificatie, statistisch datatekort rond innovatie en diffusie. Zij voerde een aantal specifieke projecten in de distributiesector uit: televerkoop, rol van de inkoop. De eerste regionale technologie-enquête - deze van 1992 werd op vraag van de sociale partners door haar geconcretiseerd. Zij stond aan de wieg van de technologiediffusie-enquête en heeft de eerste uitvoering ervan begeleid.
Wat is het
Het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT) is een autonome overheidsinstelling, opgericht in 1991 door de Vlaamse regering, voor de ondersteuning van de industriële O&O in Vlaanderen. Hiervoor beschikt het IWT over verschillende financieringsinstrumenten waarmee jaarlijks een 4 mld BF financiële steun wordt verleend. Daarnaast is er ook dienstverlening aan de Vlaamse bedrijven op het gebied van technologietransfert, partner search, voorbereiding van projecten in Europese programma’s, enz.... Mede door deze activiteiten bouwt het IWT zich uit tot een kenniscentrum inzake O&O en innovatie in Vlaanderen.
Wat is het Het Vlaams Technologie Observatorium (VTO) is het statistisch oog op de kenniseconomie in Vlaanderen. Het werd opgericht in 1996 door de Vlaamse regering bij het IWT voor het ontwikkelen van een systeem van indicatoren voor het technologie- en innovatiebeleid. Hiervoor coördineert het VTO een onderzoeksprogramma dat via enquêtes en studieopdrachten de verschillende vormen van kenniscreatie en kennisverspreiding in kaart wil brengen die de motor zijn van het Vlaams Innovatie Systeem.
De STICHTING TECHNOLOGIE VLAANDEREN werd door de Vlaamse sociale partners in 1984 opgericht om de sociale aspecten van technologische innovatie op te volgen. De klemtoon ligt daarbij op de veranderingen die zich binnen fabrieken, kantoren en instellingen voordoen. STV wil de logica achter deze ontwikkelingen duiden, ook vanuit de regionale en internationale context. Daarbij wordt zowel ingezoomd op de kwaliteit van de arbeid als (de kwantiteit van) de tewerkstelling en dit vanuit de vraag op welke wijze technologie, menselijke arbeid en organisatie een nieuw evenwicht kunnen vinden.
Wat is
STV is ingebouwd binnen de structuur van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en beschikt over een eigen ploeg van wetenschappelijke medewerk(st)ers.
STV wil met haar onderzoeksprojecten zo dicht mogelijk aansluiten bij de concrete realiteit en heeft een eigen aanpak ontwikkeld om de onderzoeksresultaten zo bruikbaar mogelijk te maken.
Stichting Technologie Vlaanderen