INTERLINE
INFECTIEZIEKTEN januari 2015
Inleiding Werkgroepleden: Mevrouw J.W. (Jolande) Bouwhuis, internist-infectioloog De heer P.H.P. (Paul) Groeneveld, internist-infectioloog De heer J. (Joop) Barkmeyer, huisarts De heer M. (Marco) Boote, huisarts De heer A. (Arie) de Lange, huisarts De heer G.H. (Ger) van der Vlies, huisarts De heer D. (Douwe) van der Werff, arts infectieziekten GGD
Bijlagen MCC Klik Werkafspraak Virushepatitis MCC Klik Werkafspraak Seksaccident MCC Klik Werkafspraak Asplenie NHG grafiek serologie hepatitis B GGD document meldingsplicht
Casusschets 1 Jan, 12 jaar, komt net terug van vakantie in Turkije. Moeder komt met hem omdat hij wat moe is, niet echt ziek, en wat geel lijkt te zien. Hij heeft een klein beetje diarree. Het is geleidelijk aan ontstaan. Bij lichamelijk onderzoek geen duidelijke afwijkingen behalve wat gele sclerae. U denkt aan een hepatitis. Zie werkafspraak ‘Overzicht hepatitiden’. Vraag 1: Welke hepatitis lijkt u het meest waarschijnlijk? 1. 2. 3. 4.
Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C Hepatitis E
U besluit lab te prikken. Uitslag: ALAT 800, CRP laag, Hepatitis A IgM +, IgG -. Uw conclusie is dat dit zeer waarschijnlijk hepatitis A betreft.
Vraag 2: Wat is uw beleid? 1. Afwachten, klinisch beloop volgen. 2. GGD bellen. 3. Verwijzing of consultatie kinderarts.
Casusschets 2 Mevrouw T. is een van oorsprong Aziatische vrouw die met een Nederlander getrouwd is, 52 jaar. Zij komt op uw spreekuur in verband met vermoeidheid, zonder verder duidelijke reden. U laat lab – moeheid bepalen, daar komt uit: ALAT 90, verder geen afwijkingen.
Vraag 1: Wat is uw verder beleid? 1. 2. 3. 4.
Nu geen verdere actie, afwachten, later controle ALAT. Aanvraag echo lever. U doet aanvullend lab. Anders.
U heeft serologie aangevraagd. Zie werkafspraak Toelichting Hepatitis B Serologie.
Vraag 2: Wat is uw conclusie bij de volgende uitslagen, en wat is uw beleid daarbij? 1. Verwijzing internist. 2. Geen verwijzing internist. 3. Anders (bv GGD?).
Uitslag 1: HBsAg: negatief Anti-HBcore: positief Anti-Hbs(Ag): negatief Uitslag 2: HBsAg: positief Anti-HBcore: positief Anti-Hbs(Ag): negatief Uitslag 3: HBsAg: positief Anti-HBcore: negatief Anti-Hbs(Ag): negatief Uitslag 4: HBsAg: negatief Anti-HBcore: negatief Anti-Hbs(Ag): positief
Bij mevrouw T. was sprake van uitslag 2: HBsAg: positief Anti-HBcore: positief Anti-Hbs(Ag): negatief
Mevrouw T. is verwezen naar de internist. Er bleek een inactieve infectie, geen indicatie therapie, wel indicatie voor controles. De internist verwijst hiervoor terug naar de huisarts met de volgende conclusie in de ontslagbrief: Het betreft een patiënt met chronische dragerschap Hepatitis B met lage viral load en normale leverwaarden. Er is geen indicatie voor therapie. Advies aan huisarts: gaarne jaarlijkse bepaling van de leverwaarden en een jaarlijkse echo van de lever voor vroeg opsporing hepatocellulair carcinoom. Bij verhoogde leverwaarden gaarne patiënt retour verwijzen.
Aan mevrouw T. is door de internist uitgelegd dat vervolgcontroles van belang zijn.
Vraag 3: Denkt u dat deze levenslange controles via uw praktijk goed realiseerbaar zijn?
Casusschets 3 De heer J., 55 jaar. Komt bij u wegens moeheid. Een beladen voorgeschiedenis met veel drugs, zoals heroïne, en alcoholgebruik. Zit nu in het methadonprogramma. Mogelijk is elders rond 1990 een hepatitis C (of een andere letter, dat houdt hij niet bij) vastgesteld. Bij lichamelijk onderzoek een matig verzorgde man, lever even palpabel. Geen tekenen van icterus. U besluit lab aan te vragen.
Vraag 1: Welke waarden bepaalt u?
Stel u vindt een positieve serologie hepatitis C, andere hepatitiden negatief.
Vraag 2: Wat is uw interpretatie en beleid? 1. Doorgemaakte hepatitis C. 2. Acute infectie hepatitis C . 3. Chronische infectie hepatitis C. 4. 1, 2 en 3 zijn mogelijk. 5. Anders.
Casusschets 4 De heer P., 42 jaar, belt op zaterdagochtend de HAP: hij is panisch in verband met een risicovol seksueel contact. Vraag 1: Wat vraagt u uit?
Hij heeft gisteren anale seks met een man X gehad, geen functionerend condoom. Voorgeschiedenis man X is onbekend. Uw conclusie is dat hij inderdaad risico loopt op een SOA.
Vraag 2: Wat is uw advies? 1. 2. 3. 4. 5.
Volgende week naar eigen huisarts. Volgende week naar GGD. Nu alvast urineonderzoek. Direct overleg internist. Anders.
Casusschets 5 De heer Zondermeer, 37 jaar, komt bij u op het spreekuur. Hij hoest een paar dagen, geen sputum, niet ziek, sinds gister wel 39'. Rookt niet. U hoort geen bijzonderheden over de longen. In de probleemlijst staat dat er een status is na splenectomie in verband met een trauma, 15 jaar geleden. U concludeert dat er een niet ernstige bovenste luchtweginfectie gaande is, zeer waarschijnlijk viraal.
Vraag 1: Hoe behandelt u patiënt nu? 1. Afwachten, met instructie. 2. Antibioticum kuur 3. Anders
Vraag 2: Heeft de melding in het dossier 'status na splenectomie' nog consequenties in de volgende gevallen? 1. Ja 2. Nee Situatie 1: Na een beet van de eigen hond. Situatie 2: Bij doormaken van malaria, maar nu geen koorts. Situatie 3: Zeer suspect Lyme disease.