Inleiding Vesalius, Erasmus, Bruegel. U kent ze wel, die grote zestiende-eeuwse renaissancefiguren uit Brussel en de Nederlanden. Alhoewel. Ze leefden onder keizer Karel en die kent u als de gezellige Roomse keizer van bij ons, die rondstruinde in Olen en elders. Tenminste, zo hebben de katholieken hem in de negentiende eeuw geportreteerd. Maar in feite was hij een oorlogsstoker. Hij was altijd en overal, en bij iedereen, op zoek naar geld om zijn talrijke oorlogen te financieren: repressie en oorlog tegen indianen, tegen Ottomanen, tegen Noord-Afrikanen. Zijn meest glorierijke overwinning was de inname van Tunis, zijn schandelijkste nederlaag die in Algiers. Over die laatste twee oorlogen zijn ook de Arabische visies bewaard. En die verschillen nogal wat van de teksten die in onze leerboeken geschiedenis staan. Karel voerde ook oorlog tegen zijn eigen Brusselse bevolking toen die voor religieuze en maatschappelijke verandering koos. De man werd gedreven door een haat tegen al wat niet katholiek en traditioneel was, een haat die hij doorgaf aan zijn zoon Filips. Een aartsreactionair dus in een eeuw die zwanger was van vooruitgang en verandering. Maar hij was tegen. Erasmus, die hem mee opvoedde in Mechelen en Brussel, durfde niet tegen hem ingaan, maar verkoos ideoloog te worden voor zijn oorlog tegen de islam. Vesa-
9
lius hield zich als lijfarts gedeisd en stelde zijn carrière veilig door middeltjes te zoeken voor de kwalen van de keizer. Pieter Bruegel1 immigreerde uit Antwerpen naar Brussel en werd van op zijn deurdrempel getuige van de bloedige katholieke repressie. Hij protesteerde, net als andere artiesten met mindere naam: zijn schoonvader, Pieter Coecke van Aelst, Barend van Orley en heel het prestigieuze tapijtweversgilde van Brussel: de Pannemaekers, Tsas en Vander Moeyens. Net zoals de rederijkers. Die laatsten kent u van op school als de burgers die in hun vrije tijd konden rijmen en dichten zonder hun gat op te lichten. Maar dat is onzin, zij waren ijverige propagandisten van de vernieuwende ideeën. Een grote uitzondering: Anna Bijns, zij dichtte tot meerdere eer en glorie van het duistere, conservatieve katholieke regime. Maar zij was niet van Brussel. Vele van deze artiesten waren eerst spreekbuizen van het regime, hadden de oorlogen van de keizer triomfantelijk uitgebeeld, maar kozen later de kant van de opstandige bevolking. Brussel was toen niet alleen de officiële hoofdstad van de Nederlanden maar ook een halve eeuw lang het centrum van de wereld. Van op de Koudenberg regeerde Karel V over grote delen van Europa, Latijns-Amerika en Noord-Afrika. Onze Brusselse adel had hem daarbij bijgestaan. Egmont, Nassau… het zijn namen die later de geschiedenis ingaan als ‘geuzenleiders’. Maar in het begin waren deze heren maar wat fier dat hun Brussel kon heersen over Peru, Tunis en Granada. Dat ze konden oorlog voeren tegen de Turken of 1
10
Zolang Pieter Brueghel de Oude in Antwerpen woonde, schreef hij zijn naam met ‘gh’, eens in Brussel liet hij de ‘h’ vallen en signeerde hij met Bruegel.
geld beuren uit Latijns-Amerika. Maar dat veranderde. Niet door hun toedoen, maar door de revolte van het volk dat de armoede, de misdaden van de kerk en van het regime beu was. Het volk kwam in opstand, overal in de Nederlanden, van Brabant en Vlaanderen tot Holland en Zeeland. En het was geen boerenrevolte zoals die toen ook in Duitsland plaatsvond, maar een opstand van het werkvolk en van de opkomende burgerij, die nieuwe ideeën kregen en nieuwe machtsverhoudingen wilden. Die nieuwe ideeën protesteerden tegen het oude regime, tegen de machtige kerk. En die zogeheten ‘protestanten’ bestonden uit verschillende varianten. Er waren wederdopers, zeer populair onder het stedelijke proletariaat, die een absolute gelijkheid van elk individu voorstonden en een naasting van alle goederen van de kerk – utopische communisten eigenlijk. Er waren ook lutheranen, die helemaal niet zo ver wilden gaan. Voor hen mochten de koning en de kerk wel de macht behouden, als ze de misbruiken maar inperkten. Vooral onze adel was daarom lutheraans. Ze hadden zelf veel te verliezen. Willem van Oranje-Nassau incasseerde ieder jaar in zijn Brusselse residentie als rijkste man in de Nederlanden een jaarinkomen van 150.000 gulden. Dat was 3000 keer het inkomen van een timmerman. Egmont, als tweede rijkste, had ‘maar’ een inkomen van 62.000 gulden. Van zodra de revolte onder druk van het volk en de opkomende burgerij radicaliseert, kiezen zij eieren voor hun guldens en verhuizen naar het Noorden, waar het regime minder sterk stond. De artiesten, het volk en de burgerij hielden wel stand, ondanks alle repressie. De ideologische repressie, de inquisi-
11
tie zegden ze toen, werd geleid vanuit Leuven. Die zeer katholieke universiteit had een quasimonopolie op inquisiteurs. Onder keizer Karel leverden ze zelfs de grootinquisiteur van Spanje. Brandstapels van boeken en mensen waren een Leuvense specialiteit. De militaire repressie was dan weer de taak van het Spaanse bezettingsleger. Maar ondanks Leuven en de terreur van landvoogd Alva zal de revolte verdergaan en radicaler worden. In een laatste stadium duikt de progressiefste vorm van protestantisme op, het calvinisme. De calvinisten wilden de monarchie weg en stichtten in 1576 de Brusselse geuzenrepubliek. Die kreeg trouwens navolging in Gent en Antwerpen, want zoals de rederijkers zongen: Want g’lyck de paerden syn geschapen om te ryden, De Vogels om de locht met vleugels te doorsnyden, De Visch tot swemmen, end’ tot jock en ploeg den Os; Soo mede wy oock om te wesen vry en los. Die republiek is uit onze geschiedenis verdwenen. Nochtans waren hun idealen en politiek van een revolutionaire nieuwheid. Tweehonderd jaar voor de Franse Revolutie hadden de geuzen het over vrijheid van godsdienst, zeg maar scheiding van kerk en staat, en formuleerden zij hun politieke eisen niet langer in religieuze termen maar hadden ze het over ‘nationale eenheid’ en een ‘sterke nationale economie’. De man die dat het duidelijkst formuleerde was Olivier van den Tympel, leider van die Brusselse republiek. U heeft nooit van hem gehoord? Wel, ik zal citeren uit zijn ‘beleidsverklaring’ toen hij in 1579 aan de macht kwam, gesteld in dat mooie Brusselse renaissance-Nederlands. Maar dat is voor
12
het einde van dit boek. Eerst laat ik u dwalen door vergeten verhalen over deze renaissance die in bloed eindigde. Kwestie van u de tijdsgeest te leren kennen.
13