Leve de leerdienst! [1]
Veel mooie zondagen Talrijke voorbeelden maken duidelijk dat de catechismus niet voor niets het troostboek van de kerk genoemd wordt. Is dat zo omdat de Heidelberger vooral een leerboek is?
W Ds. H.J. Lam is hervormd predikant te Ridderkerk en voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
4
ellicht kent u het mooie verhaal van de vrouw van ds. H.J. de Groot, een kohlbruggiaans predikant in de eerste helft van de vorige eeuw. Eens werd zij door twee deftige dames van het dorp waar ze woonde meegenomen naar de stad voor een of andere voorstelling. Die dames dachten haar daar een plezier mee te doen. Anders zou de jonge domineesvrouw in de grote pastorie vereenzamen. ’t Was al over middernacht, toen ze weer werd thuisgebracht. Zodra de dominee het knarsen van het rijtuig op het grind hoorde, liep hij naar buiten, opende het portier en liet de dames binnen. Ze liepen naar de huiskamer. ‘En,’ vroeg de oudste vrouw hoopvol aan mevr. De Groot, ‘hoe vond je het?’ ‘Prachtig,’ antwoordde zij. ‘Prachtig? Wat zeg je daar eigenlijk mee? Vergelijk het eens met wat anders.’ Toen zei mijn vrouw (vertelt ds. De Groot): ‘’t Was bijna net zo mooi als wanneer mijn man de Catechismus preekt.’ De twee adellijke dames grepen elkaar bij de arm, verlieten zo snel ze konden de pastorie, stapten het rijtuig in en verdwenen in de nacht. ‘Sindsdien heb ik nog groter eerbied voor de Catechismus gekoesterd dan ik al had. Eerbied en liefde.’ Vaak moet ik aan dit verhaal denken, wanneer ik mijn catechismuspreek maak of wanneer ik zondagmiddag naar de kerk rijd om daar de leerdienst te leiden. ‘Bijna net zo mooi.’ Ik kan me wel iets voor-
de waarheidsvriend
stellen bij de opmerking van die domineesvrouw van vroeger. Zelf vind ik de leerdiensten ook altijd mooie diensten, waarin ik met veel vreugde voorga en waarin jongeren en ouderen er meer dan eens echt voor gaan zitten. Lievelingszondag Laatst echter uitte een ouderling kritiek, zeer milde kritiek: ‘Waar ik u op betrap, is dat u vaak van de zondag die u behandelt, zegt dat dat een van de mooiste is.’ ’k Had dat zelf nog niet ontdekt. Maar toen ik daar later over nadacht, moest ik deze broeder gelijk geven. Want er zijn aardig wat zondagen die ik de onderscheiding ‘mooiste’ zou willen geven. Dat begint al met Zondag 1: ‘Wat is uw enige troost, houvast in leven en sterven beide? Dat ik met lichaam en ziel het eigendom van Christus ben.’ Of Zondag 6: in de voorafgaande Zondagen zijn wij als zondaren helemaal in de hoek gedrongen; we kunnen geen kant meer op; nog even, en het vonnis wordt geveld. Of is er nog iemand die het voor mij opneemt? Is er – met andere woorden – een Middelaar? Jazeker, antwoordt onze Heidelberger. Maar Wie dan? ‘Onze (!) Heere Jezus Christus, Die ons van God geschonken (!) is.’ Even later Zondag 7: ‘Wat is een waar geloof ? Een zeker weten en een vast vertrouwen.’ zw+v2, leer ik mijn catechisanten. Een ietwat aanvechtbaar ezelsbruggetje, maar ze onthouden het wel. Zondag 9: over God als Schepper: geen hele beschouwingen over hoe alles wel of niet ontstaan is, maar een hartveroverend antwoord op de vraag wat je gelooft met de woorden ‘Ik geloof in God’: ‘Dat de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus mijn God en mijn Vader is.’
Zondag 20: ‘Wat geloof je van de Heilige Geest? Dat Hij ook mij gegeven is.’ Ik denk ook aan Zondag 23 over de rechtvaardiging van de goddeloze. Of de Zondagen over de sacramenten. En om niet meer te noemen: de Zondag over het ‘Onze Vader’: Waarom heeft Christus ons geboden zó Zijn Vader aan te spreken? Opdat er van stonde aan, in het begin van ons gebed, kinderlijk vertrouwen op God is.’ Misschien hebben sommigen van ons ook wel een ‘lievelingszondag’, zoals menigeen een lievelingspsalm of een ander lievelingslied heeft. Een spoor U kent ze ongetwijfeld ook: mensen in wier leven de Heidelberger een diep spoor heeft getrokken. Die aangaven dat later bovenaan hun rouwkaart Zondag 1 moest staan. Nooit ben ik die vrouw uit een van mijn vorige gemeenten vergeten. Ernstig ziek was ze. Opgenomen in het ziekenhuis. Op een kamertje apart. Toen ik weer een keer bij haar kwam en vroeg of ze ’s nachts slapen kon, zei ze: ‘Nee, niet altijd. Maar als het niet lukt, ga ik gewoon de Catechismus opzeggen. En als het ’s morgens licht wordt, zoek ik in mijn Bijbeltje de regels op die ik niet meer weet.’ Dat heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik heb het dan ook al dikwijls tegen mijn catechisanten verteld. En nog niet zo lang geleden ontmoette ik iemand die zeer ontstemd was over een artikel waarin een theoloog de verzoening door voldoening anders ging interpreteren. Hij vond dat schokkend, omdat daardoor het hart van het evangelie werd aangetast. Emotioneel citeerde hij toen vraag en antwoord 40: ‘Waarom heeft Christus Zich tot in de dood moeten vernederen?
28 oktober 2010
Omdat vanwege de gerechtigheid en waarheid Gods niet anders voor onze zonden betaald kon worden dan door de dood van de Zoon Gods.’ Je merkte: dat was voor deze persoon geen theorie, nee, dat was z’n houvast geworden, omdat hij in de gaten had gekregen wat voor strafblad hij had tegenover God. Leerboek Voorbeelden te over dus waardoor duidelijk is dat onze Catechismus niet voor niets genoemd wordt het ‘troostboek der kerk’. En misschien is de Heidelberger vooral zo’n troostboek, omdat het een leerboek is, een leerboek waarin de ‘leer’ zeer zuiver vertolkt wordt. Meer dan eens wordt ons wijsgemaakt dat de (geloofs)leer hete hoofden en koude harten oplevert. Zeker, dat kan, als wij de leer niet liefhebben. Maar hebben we dat wél en hebben we met name de Meester van die leer lief, onze Heere Christus, – dan levert deze leer heldere hoofden en warme harten op. Trouwens, in de Schrift neemt het leren een vooraanstaande plaats in. ‘Mijn volk, neem Mijn leer ter oren,’ zo begint de één-na-langste Psalm. En de langste Psalm is één langgerekt loflied op de leer, zoals die in de Thora opgetekend staat. De Thora zelf zegt ons hoe wij met God en onze naaste hebben te leven. Daar biedt zij de veilige en beloftevolle kaders voor. Met andere woorden: hoe dieper we ons ingraven in de leer, hoe meer het leven als christen gestalte krijgt. Hoe dikwijls komen we in de evangeliën Jezus niet tegen als Leraar. Denk aan het begin van de Bergrede: ‘En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen.’ En aan het eind: ‘Hij leerde hen als gezaghebbende.’ En: Hij leerde in hun synagogen (meervoud!). Hij leerde in de tempel. Hij leerde vanaf een
schip. Nicodemus zegt: ‘Gij zijt een Leraar, van God gekomen.’ Op Goede Vrijdag wordt Christus door de hogepriester ondervraagd aangaande Zijn leer. Na Pinksteren leggen ook de apostelen grote nadruk op de leer. Paulus spreekt meer dan eens over ‘de gezonde leer’. Hij prijst de gemeente van Rome, omdat ze van harte gehoorzaam is geworden aan de leer. De gemeente van Efeze waarschuwt hij om zich niet te laten meesleuren door ‘allerlei wind van leer’. Timotheüs wordt opgedragen acht te hebben op zichzelf en op de leer. Dit zijn slechts enkele voorbeelden; er is nog veel meer. Om het heel eenvoudig samen te vatten: leve de leer! Applaus De Vroege kerk heeft ook veel nadruk gelegd op de leer. Je was niet zomaar belijdend lid. De laatste weken voor je belijdenis deed, moest je elke dag naar de voorganger luisteren om onderwezen te worden in Gods grote daden. Hoogtepunt was de mededeling van de Twaalf Artikelen. In de Paasnacht moest je die opzeggen te midden van de verzamelde gemeente. Wie iets wegliet, kon rekenen op afkeurend gemompel. Deed je het goed, dan kreeg je applaus. In de Middeleeuwen was het voor de gewone gelovige genoeg, als je geloofde wat de kerk gelooft. Daartegen is de Reformatie te velde getrokken. Luther schreef zijn Kleine en Grote Catechismus. De Grote was bestemd voor de predikanten, vaak ex-priesters met een gebrekkige opleiding. De Kleine Catechismus was bestemd voor gebruik in het gezin en om persoonlijk over te mediteren. Luther zelf was daar heel trouw in. Ook Calvijn heeft diverse catechismussen opgesteld. Hij moest niets
Langste psalm is een loflied op de leer
de waarheidsvriend
hebben van het ‘ingewikkelde geloof ’ van de Roomse Kerk. Niet ingewikkeld in de zin van moeilijk, maar ingewikkeld zoals je een zwachtel ergens omheen wikkelt. Dat kan verstikkend werken. Daarmee werden de reformatoren volop geconfronteerd. Ze hebben de zwachtels dan ook één voor één losgehaald om het (bewuste) geloof volop ruimte te geven. Dat is het geloof ‘dat (definitie Calvijn) een vaste en zekere kennis is van Gods welwillendheid jegens ons, welke – gegrond op de waarheid van Zijn genadige belofte in Christus – door de Heilige Geest aan ons verstand wordt geopenbaard en in ons hart wordt verzegeld.’ Het geloof is dus vóór alles kennis, kennis waar zowel ons hart als ons verstand in meedoet en waar je dus met heel je wezen bij betrokken bent. Frederik de Vrome Deze visie treedt ook helder aan de dag in Heidelberg, waar keurvorst Frederik de Vrome aan het bewind is, wanneer daar op zijn initiatief in 1563 de Catechismus wordt ingevoerd. Een groots ideaal zweeft hem voor ogen, namelijk dat al zijn onderdanen aan de hand van deze Catechismus in de christelijke leer zullen worden onderwezen. Met het oog daarop bepaalt hij dat in elke zondagmorgendienst, in steden en dorpen, een stuk van de Catechismus moet worden voorgelezen. Tot dit doel is de Catechismus in negen hoofdstukken verdeeld. In negen weken wordt dus de hele Catechismus aan de gemeente voorgelezen. Op de tiende Zondag leest men een aantal bijbelteksten voor. Dan begint de hele cyclus opnieuw. Zo hoort men dus vijf keer per jaar de hele Catechismus voorlezen. Daarnaast moet elke zondagmiddag een gedeelte van de Catechismus door de predikant worden uitgelegd, zó dat men er in een jaar doorheen is; vandaar de indeling in 52 Zondagen. Verder is opmerkelijk dat keurvorst Frederik zijn Catechismus in een kerkorde heeft laten opnemen.
28 oktober 2010
>>
5
Vandaag twee stadsverhalen.
H.J. Lam
6
de waarheidsvriend
• Willem van der Meiden in Volzin:
Globaal bekeken
Veelzeggend. Daaruit blijkt wat de diepste bedoeling van een kerkorde is: zij wil de gemeente zó ordenen dat zij onderwezen wordt in de heilige leer. Wanneer we de Catechismus in de kerkorde van de Pfalz opzoeken, komen we haar tegen tussen het doop- en het avondmaalsformulier. Ook dat is veelzeggend: het onderwijs in het christelijk geloof vindt zijn vertrekpunt bij de doopvont, waar men in de gemeente, in Christus is ingelijfd, en werkt heen naar de avondmaalstafel, waaraan men geroepen wordt om de dood des Heeren te gedenken, nadat men belijdenis heeft gedaan. Niet lang nadat de Catechismus in Heidelberg was ingevoerd, werd hij ook in Nederland geïntroduceerd. Diverse synoden schreven voor hoe zij hem in kerken en scholen gebruikt wilden zien. Elke predikant moest hem ondertekenen. Ook werd de opdracht gegeven een verklaring op de Catechismus te schrijven. Helaas was er ook verzet tegen wat werd voorgeschreven. Niet elke predikant en niet elke gemeente had zin in een middagdienst. Toch moet het, zei de Dordtse synode, ook al zitten slechts de gezinsleden van de predikant in de kerk. Bij de overheid drong men erop aan alle onnodige arbeid, alle spel en ook alle drinkgelagen op zondag te verbieden. Voorts kregen de schoolmeesters de opdracht de kinderen tweemaal per week te onderwijzen uit de Catechismus. Ook dat was niet altijd een succes, vanwege het feit dat zeker aanvankelijk de onderwijzers niet toegerust waren, alsook vanwege het feit dat in de Catechismus soms zeer lange antwoorden voorkwamen. Maar in veel gemeenten bleek de Catechismus(prediking) wel een succes. Godzijdank tot op de dag van vandaag. Reden waarom de vrouw van ds. De Groot kon zeggen dat de uitvoering die ze had bijgewoond bijna net zo mooi als de Catechismuspreek van haar man.
‘( ) Na een inspannende werkdag, waarin het lot van de verworpenen der aarde besproken, geanalyseerd, betheologiseerd en aan activiteiten gekoppeld was, zeeg ik moe maar voldaan neer op een bankje bij een tramhalte. Ik zat nog nauwelijks of naast mij kwam snuivend en kreunende een – hoe zeg ik dat politiek correct? – bij mij weerzin wekkende vrouw zitten. Zij was van een niet te achterhalen leeftijd, gehuld in lompen en verschrikkelijk vies. Haar lange haren hingen in klonten voor haar ogen en ze schudde van zo'n onbedaarlijke hoest waarvan nette mensen zeggen: ‘Zie je wel, ze hebben wel geld voor sigaretten.’ Haar lichaam kromde zich, ze boog voorover en leegde met een rochel haar luchtpijpen. In één moeite door leegde ze ook met haar hand haar beide neusgaten zoals sommige voetballers dat doen. Ik zat van afschuw als vastgenageld toe te kijken, niet in staat om op te staan en ergens anders te gaan wachten. Na haar reinigingswerk rechtte ze zichtbaar opgelucht de rug en begon me scheef aan te grijnzen, als om mijn burgerzin te peilen. Ik keek, zoals die burgerzin voorschrijft, strak de andere kant op, maar ze tikte me aan met een vuile vinger en zei: ‘Hé!’ En toen ik niet meteen reageerde nog eens: ‘Hé!’ Ik draaide me naar haar om en keek in haar verwilderde ogen. ‘Hé,’ zei ze ten derden malen, ‘ken jij de Here Jezus?’ Voordat ik van schrik was bekomen en de keuze had kunnen maken tussen ja en nee, had ze al gezegd: ‘De Here Jezus is van mij.’ Ze stond meteen daarna op en sjokte hoestend weg. De hemel was ontdekt en het evangelie was verkondigd, zomaar in Den Haag, bij de halte van lijn 6.’ • In Christelijk Weekblad schrijft ds. P.L de Jong een boeiende serie artikelen over zijn ervaringen in Rotterdam. Over een bezoek aan zijn kapper: ‘ “U werkt toch bij de kerk?” vroeg de kapster aan de Nieuwe Binnenweg. (…) Een paar jaar geleden kwam ik hier voor de eerste keer terecht om me wat op te laten knappen met het oog op de Avondmaalsviering komende zondag. Dan zitten de mensen zo dicht om je heen dat mijn vrouw heel de week aandringt bij de kapper langs te gaan. Bij een voorbereiding heilig Avondmaal hoort niet alleen dat je naar je innerlijk kijkt, maar ook dat je iets doet aan je uiterlijk, is haar opvatting. “Het kan nu echt niet meer”, zegt ze dan. De baas is een echte Rotterdammer. De zaak bestaat al decennia lang. Bij het maken van een afspraak is het beleid dat je mag kiezen wie je helpt. Vera, Sabine, Najieb, Dennis en hoe ze allemaal heten. Maar dat vind ik niets. Wie is er aan de beurt? Ik ga zitten en ik zie het wel. Imam Aan verhalen en gesprekken nooit gebrek. Een Surinaamse kapster vertelt me voor het eerst in Suriname te zijn geweest. ‘Raar land, hoor mijnheer, ik was blij dat ik weer in het vliegtuig zat!’ Vera vertelt over haar moeder. Als ik de baas zelf heb, gaat het altijd over de PKN. De Turkse Najieb praat altijd over haar geloof sinds ze begrijpt dat ik een soort imam bij de kerk ben. ‘Mijnheer, u werkt bij de kerk toch? Wat vindt u er nu van dat zoveel jonge mensen bij hun partner weggaan na een paar jaar? Weet u, voor mij is God het belangrijkste in mijn leven. Als ik om iets bid voor mijn kinderen, dan wel dit: dat ze met God hun weg leren gaan!’ Ik zeg: ‘Zoiets zeg ik ook wel eens hier en daar!’ Ze legt uit hoe belangrijk volgens haar religie is. Voor je huwelijk, de opvoeding van je kinderen, normen en waarden in je leven.’ v.d.G.
28 oktober 2010
Leve de leerdienst [2]
Genot vervangt kennis In het midden van de kerk is de catechismuspreek al decennialang op haar retour. Maar ook in meer orthodoxe gemeenten, die de tweede dienst in ere houden, raken catechismuspreken hoe langer hoe meer buiten beeld. Waarom?
H
Ds. H.J. Lam is hervormd predikant te Ridderkerk en voorzitter van de Gereformeerde Bond.
et langzame verdwijnen van de catechismuspreek heeft met allerlei factoren te maken. Een eerste verklaring is onze zondagsbesteding, die meer rooms dan Joods is geworden. Bij rooms denk ik aan de mis die je op zondagmorgen bezoekt, terwijl de rest van de dag voor eigen genoe gen is. De Joden daarentegen zei den: de helft van de dag is voor God, de helft voor ons. Met twee kerkdiensten zit je nog lang niet op de helft van de uren die voor God bestemd zouden kunnen zijn. Een tweede factor is de vertrouwd heid van voorgangers met de cate chismus. Zijn predikanten zelf daarin nog onderwezen, toen ze op catechisatie zaten? Het veranderde leerklimaat zie ik als een derde element. Hoeveel wordt er nog uit het hoofd geleerd? Weinig meer. Iedereen voelt aan hoe bezwaarlijk het is als de kerk dat dan wel vraagt. Gij zult genieten Wellicht zijn er nog meer facto ren. In elk geval nog één: de liefde voor de leer is tanende. Geloven wordt niet zozeer meer verbonden met zeker weten en vast vertrou wen (Zondag 7), maar meer met een (fijn) gevoel. Als ik het scherp mag formuleren: wat we heden ten dage zien gebeuren, is waar Paulus op doelde toen hij aan Ti motheüs schreef (2 Tim.4:3) dat er een tijd zou komen dat mensen de gezonde leer niet meer zouden verdragen.
6
de waarheidsvriend
Zou dit niet de diepste oorzaak zijn waarom de catechismus(preek) niet meer in is? Dat heeft mijns inziens ten diepste niet te maken met een veranderend pedagogisch klimaat of met de wat lastige woor den en lange zinnen in die oude catechismus. Dat zijn slechts bij komende oorzaken. Er is een cul tuuromslag gaande, die in het te ken staat van het elfde gebod: ‘Gij zult genieten.’ Daarmee zijn de hoofden en harten van velen om ons heen bezet. Ook van christe nen. We moeten het misschien nog iets dichter bij huis zoeken: ook wij zijn door dit virus aangetast. ‘Mijn ziel is immers stil tot God’, zingt een psalm. Maar hoe ontzaglijk moeilijk is onze ziel stil te krijgen, niet alleen door het lawaai om ons heen, maar ook door allerlei on rust ín ons. Niet voor niets lezen we in een andere psalm: ‘Ik kom niet tot stilte.’ Geen wonder dat de (hemelse) leer amper ons hoofd en ons hart kan veroveren. Kennis Toch willen we ons hierbij niet neerleggen, al pleit ook van alles tégen de leer en tégen de leer dienst. Want niet mis te verstaan zijn in de Schrift de bedreigingen aan het adres van degenen die zich aan de kennis van God weinig ge legen laten liggen. Daar komt al tijd een andere kennis voor in de plaats, een kennis die naar de on dergang voert. Denk aan de brie ven in Openbaring 2 en 3. Indrin gend worden de lezers daar ge waarschuwd voor de leer van Bi leam en de leer van de Nikolaïeten. We lezen ook van valse apostelen, valse profeten, valse leraars, valse christussen. Het meest bekend is het woord dat God bij monde van Hosea door geeft: ‘Mijn volk gaat te gronde doordat het geen kennis heeft. Omdat u de kennis verworpen
hebt, heb Ik u ook verworpen.’ Ho sea leidt deze profetie in met de woorden: ‘De Heere heeft een twist (geding) met de inwoners van het land, omdat er geen trouw is, en geen weldadigheid, en geen kennis van God.’ Talrijk zijn echter ook de beloften en de zegeningen die verbonden zijn aan de kennis van Gods Naam. Met name in het Spreukenboek lezen we allerlei gezegdes die daar op slaan. De dichters in de Psal men bidden dikwijls: ‘Leer mij.’ De apostelen wensen ons toe dat wij zullen groeien in de kennis van God. Wie kent niet het machtige perspectief uit één van de profe tieën van Jesaja: ‘De aarde zal vol zijn van kennis des Heeren, zoals de wateren de bodem van de zee bedekken.’ En meer dan eens blijkt hoe de Heilige Geest ook nu, anno 2010, werkt, wanneer je leest van jongeren en ouderen die ernaar verlangen om meer over God te leren. Studeren Er is dus alles voor te zeggen om diepgaand bezig te zijn met de leer(diensten). Want het gaat erom dat wij God kennen en als christen leven. Zo niet dan wacht ons het eeuwig oordeel. Vandaar dat prof. dr. A. van de Beek het heeft over een kerkelijke leerplicht voor ge doopten. Volgens hem zou die de gewoonste zaak van de wereld, of nog beter: van de kerk moeten zijn. Geef je er geen gehoor aan, dan zijn er sancties. Want jij kunt de kerk wel niet serieus willen nemen, de kerk neemt jou wél serieus, ook in je nonchalance. De kerk neemt haar leer serieus, omdat ze ervan overtuigd is dat die de weg ten he mel wijst. Zo ziet Van de Beek dat. Daarom moet er op de leer (inten sief ) gestudeerd worden, én door het meest begaafde én door het meest eenvoudige gemeentelid. Misschien wel intensiever dan ooit,
4 november 2010
waar de goeroes van het liberti nisme de atmosfeer vergiftigen en de storm van de secularisatie ook ons hart doet wankelen. Dan gaat het erom dat wij en al onze ge meenteleden weerbaar zijn. Die weerbaarheid komt ons niet aan waaien, maar ontvangen we slechts in een innige omgang met Gods Woord en de leer van de kerk der eeuwen, zoals die onder andere in de catechismus verwoord is. Die twee sluiten elkaar niet uit, maar ín. Immers, wie Gods Woord bestudeert en de lijnen dóórtrekt en doordénkt, komt uit bij wat we in de Heidelberger lezen. En wie de Heidelberger leest en op zich in laat werken, komt linea recta uit bij de Schrift. Symfonie Daarom vertrouw ik het nooit hele maal wanneer ik hoor zeggen dat we aan de Bijbel genoeg hebben om uit te preken. Natuurlijk, in principe ben ik het daarmee eens. Alleen Gods Woord is beginpunt, ijkpunt en eindpunt van de predi king. Een menselijk geschrift kan en mag nooit de plaats van de Hei lige Schrift innemen. Toch, predi king van de catechismus is predi king van Gods Woord, ook al kiest een predikant geen aparte tekst. Maar dat hindert niet, want de ca techismus is een samenstel, een symfonie van teksten. Vele woor den en regels zijn ontleend aan bijbelteksten. De kerk der eeuwen en met name de kerk der Reforma tie is hier aan het woord. En staan de op hún schouders, met wat zíj hebben gevonden in het evangelie, geeft een predikant graag door wat hij aan inzichten en vergezichten heeft opgediept uit Gods Woord. Gehoorzame repetitie Niet voor niets scharen we de cate chismus onder de belijdenisge schriften van onze kerk, omdat we in hen de stem van de Goede Her der zelf hebben gehoord. De belij denis is niet anders dan een ge hoorzame repetitie en een liefde volle herhaling van de Schrift. Bij de catechismus blijkt dat expliciet door de talloze tekstverwijzingen. Het zijn er bijna 700. Alsof de op stellers wilden zeggen: ‘Luister,
de waarheidsvriend
hier hoort u de Schrift.’ Nee, niet dat de Heidelberger alles zegt – geen menselijk geschrift kan Gods Woord uitputten –, maar de Hei delberger zegt wel genoeg, genoeg om getroost te leven en zalig te sterven.
late tienerjaren ben ik er nog wel mee begonnen. En door mijn voorbereiding van de catechis musprediking heb ik mij vele zin sneden eigen gemaakt. Maar als ik de catechismus uit het hoofd moest opzeggen, zou ik slechts
In een innige omgang met Gods Woord en de leer van de kerk der eeuwen worden we weerbaar tegen giftig denken.
Uit het hoofd Maakt dit alles niet dat de Heidel berger ons steeds meer lief wordt? En ligt het dan niet op de weg van ambtsdragers de gemeente ermee vertrouwd te maken? Met het oog daarop moeten predikant en an dere leden van de kerkenraad er zelf ook vertrouwd mee zijn. Het mooist zou natuurlijk zijn als ze een aantal zondagen uit het hoofd kenden, of in elk geval enkele kernzinnen. Een catechismusver klaring of een dagboek bij de cate chismus kan in het gezin en in het ambtelijk werk heel praktisch zijn. Zelf hoor ik niet meer bij de gene ratie die de Heidelberger uit het hoofd heeft moeten leren. In mijn
met de nodige haperingen het tra ject van vraag en antwoord 1 naar vraag en antwoord 129 kunnen afleggen. Lange tijd heb ik de tekst achter in mijn agenda gehad, gekopieerd op een enkel A4’tje. Tegenwoordig kun je hem op je iPhone downloaden. Er is tegen woordig ook de zogenaamde Twittechismus: de Heidelberger in twitterversie, met elk van de 129 antwoorden in tweets van maximaal 140 tekens. Ik wil er maar mee zeggen: de Heidelberger is mij lief. Daarom haal ik graag aan wat Kohlbrugge op zijn sterfbed zei: ‘De Heidel berger, de eenvoudige Heidelber ger, houd daaraan vast, kinderen.’
H.J. Lam
4 november 2010
7
Leve de leerdienst [3, slot]
De catechismus is mijn Filippus ‘De Heidelberger, de eenvoudige Heidelberger, houd daaraan vast, kinderen’, zei Kohlbrugge op zijn sterfbed. Hoe kunnen we beter aan de catechismus vasthouden dan door erover te (horen) préken?
D
Deze serie is te downloaden via gereformeerdebond.nl.
ie prediking moet, zoals elke preek, aan bepaalde eisen voldoen. Allereerst op het vlak van de welsprekendheid en de preekkunde. Dat is het ambacht dat een dienaar van het Woord dient te beheersen. Al ben ik de eerste om ook weer te zeggen: laten we het betrekkelijke van boeiend preken inzien. De catechismuspreek is voor een predikant altijd een mooie gelegenheid zich te verdiepen in theologische vraagstellingen. Een dominee is opgeleid als theoloog en het is goed als dat op de één of andere manier doorklinkt in zijn catechismusprediking. Natuurlijk niet om kennis te etaleren, maar wel om de gemeente langs rechte sporen te leiden. Gods Woord trekt rechte sporen en heldere lijnen, dat mag zeker aan de catechismusprediking te merken zijn. Ik denk echter dat de belangrijkste eis waaraan de catechismusprediking moet voldoen is dat ze getuigend is, existentieel, bevindelijk. De gemeente mag best merken dat in de Heidelberger, in het gelóóf van de Heidelberger, het hart van de predikant klopt. Hij hoeft niet zijn ervaring op de kansel te brengen, maar als hij uit de catechismus preekt, is hij geen notaris die een acte voorleest. Nee, hij is een heraut van koning Jezus, die weet dat deze Koning hem heeft liefgehad en Zichzelf voor hem heeft overgegeven. Catechismuspreken – zo lees en hoor je her en der –
12
de waarheidsvriend
Ds. H.J. Lam is hervormd predikant te Ridderkerk en voorzitter van de Gereformeerde Bond.
willen wel eens droge, dogmatische verhandelingen zijn en dat mag natuurlijk niet. Een voorbeeld van een catechismusprediking die naar mijn inzicht bevindelijk, existentieel doorademd en bijbels-theologisch verantwoord is en die voldoet aan de eisen van de preekkunde, is die van ds. L. Kievit. Ze zijn via internet te beluisteren (www.verbidiviniminister.nl). Tot nu toe zijn er 45 gevonden, over dertig verschillende zondagen. Frequentie Als gemeenteleden en kerkenraadsleden kunnen wij ons op de catechismusprediking voorbereiden door de zondag die behandeld zal worden te overdenken en door te lezen. Een catechismusverklaring kan daarbij goede diensten bewijzen. Meestal wordt de zondag die aan de beurt is in de kerkbode vermeld, soms zelfs onder de preekbeurten. Sinds vorig jaar plaats ikzelf een samenvatting van mijn catechismuspreek op de website van onze gemeente (www.singelkerk.nl). Op dat idee ben ik gebracht door de hervormde St. Joriskerk in Amersfoort, die een project had over de lerende gemeente. Van gemeenteleden ontvang ik positieve reacties; ze kunnen de leerdienst nu beter volgen. Hier staat een andere ervaring tegenover. In mijn eerste gemeente ging ik ook uit de catechismus preken. Dat waren de gemeenteleden echter totaal niet gewend, onder andere omdat de middagdienst was afgeschaft. De kerkenraad vond het nodig de tweede dienst weer in te voeren. Een goede zaak natuurlijk. Van huis uit gewend aan de catechismusprediking ’s middags ging ik daar toen ook mee van start. Bij de ingang legde
ik een stencil (in dat tijdperk leefden we toen nog) neer met een samenvatting. Maar dat had een averechts effect. ‘Dat zal wel moeilijk zijn’, zeiden sommigen, ‘want de dominee deelt zelfs een stencil uit.’ Zelf vind ik op dit moment een samenvatting het maximale wat je kunt doen om de eigenlijke preek heen. Er zijn collega’s die meer doen (wat op zichzelf ook goed is): ze betrekken de gemeente bij de catechismuspreek door van tevoren via mail of langs andere weg om input te vragen. Waar ik mee zit, is de geringe frequentie van de catechismuspreek. Ik ben nu twee jaar in Ridderkerk en ik heb in die tijd twintig zondagen bepreekt. Dat is gemiddeld tien per jaar, dus nog niet eens één keer per maand. Dat is gegeven met het preekrooster, maar het zit me niet lekker. Al langere tijd zin ik erop hoe ik het gemiddelde omhoog kan krijgen. Eén keer in de twee à drie jaar de catechismus door lijkt me het minimum. Ingebed Wellicht is het goed nog iets meer te zeggen over de manier waarop ikzelf de catechismusprediking vorm geef. Niet omdat dat de beste manier is, maar wel als voorbeeld hoe een en ander ingebed kan worden. Zo houd ik me vrij nauwkeurig aan de tekst van de catechismus. Die heeft de gemeente immers voor zich. Ik probeer uit te leggen wat met afzonderlijke woorden en regels bedoeld wordt. Niet dat ik woord voor woord uitpluis als was het een bijbeltekst, maar we moeten ons niet te ver verwijderen van wat Ursinus heeft geschreven. Toch sla ik soms een zijweg in of inspireert een zinsnede mij een uitweiding te maken. Zo kan ik het gedachtegoed van de catechismus meer dan eens in rapport brengen
11 november 2010
met onze tijd of met moderne vragen en theologieën. Bijvoorbeeld bij vraag en antwoord 30: ‘Geloven ook zij in de enige Zaligmaker Jezus die hun heil elders zoeken?’ ‘Nee’, luidt het ferme antwoord. Deze vraag werd destijds natuurlijk gesteld tegenover het front van Rome. Hoevelen zijn er echter ook niet vandaag de dag die hun heil elders zoeken? De actualisering ligt voor de hand. Nog een voorbeeld: de islam. Wijd daar een themapreek aan, zo wordt wel eens geadviseerd. Zelf voel ik daar weinig voor; de problematiek laat zich ook goed onderbrengen bij de behandeling van het eerste gebod. Of de vraag naar de kinderdoop, in de zestiende eeuw actueel dankzij de wederdopers. Vandaar vraag 74: ‘Zal men ook de jonge kinderen dopen?’ Het antwoord kent dankzij de gedegen reformatorische theologie die erachter steekt een tijdloosheid (in de goede zin van het woord), waardoor het ook anno 2010 nog voldoet. In principe probeer ik een zondag in zijn geheel te behandelen. Zondagen met meerdere vragen en antwoorden bepreek ik echter niet in
één keer. Ik diep liever het een en ander uit (bijvoorbeeld Christus’ nederdaling ter helle, vraag en antwoord 44, waaraan ik een aparte preek wijd) dan dat ik de dingen terloops aanstip. Dat betekent niet dat ik wat is blijven liggen de volgende keer behandel, maar ik bewaar dat voor de nieuwe cyclus. Naast de expliciete behandeling van de zondagen breng ik de catechismus ook vaak impliciet ter sprake. Op de achtergrond van de preek die ik op Hemelvaartsdag houd, speelt bijvoorbeeld altijd Zondag 18. En op tweede feestdagen neem ik de grondlijnen over van de zondagen die handelen over Christus’ geboorte en Zijn opstanding en over de Heilige Geest. Gaat het in de lijdenstijd over Barabbas, die tijdens een oproer een moord begaan had, dan komt deze figuur dichterbij aan de hand van Zondag 40 over het ‘Gij zult niet doodslaan’. Zo is er nog meer te noemen. Mijn preekboek Onze Heidelberger is alomvattend. Ik noemde de catechismus eerder een leerboek en een troostboek. Ik zou hem ook graag een levensboek
De catechismusprediking moet vooral getuigend zijn, existentieel, bevindelijk.
de waarheidsvriend
willen noemen. Zeker, de Heilige Schrift zelf is dat ook, is dat vooral. Want de Heidelberger kunnen we missen (zij het node), maar de Schrift zelf kunnen we niet missen. Laten we de Heidelberger beschouwen als Filippus, die bij de kamerling in diens wagen plaatsnam en hem de Schrift uitlegde. De Heidelberger is mijn Filippus, mijn preekboek, mijn troostboek, mijn leerboek. Ook mijn gebedsboek. De antwoorden die gaan over Christus’ werk laten zich eenvoudig omzetten in een dankgebed: ‘Heb dank, Heere Christus, dat U…’ En de zondagen over het gebed vormen, wanneer je de vragen weglaat, een prachtig gebed. Leven met de Heidelberger is voor mij leven uit het geloof, leven met Christus. Catechismuschristenen Onze Heidelberger komt de gemeente(opbouw) ten goede. Hoe meer onze gemeente leert, met hoofd en hart, hoe meer ze zal dienen. En ook: hoe meer ze God zal aanbidden. En hoe vrolijker ze haar kruis zal dragen. Hoe meer ze ook zal leven bij waar het op aankomt. Dat zijn niet de dingen die het nieuws bepalen en waar helaas onze gedachten meer dan eens mee bezet zijn en die ons brengen tot oppervlakkige opmerkingen zoals dat de preek praktischer moet zijn. Nee, dat zijn de klassieke noties van zonde en verzoening, van geloof, gebod en gebed – zaken die ieder mens en elke generatie aangaan. Met andere woorden: onze Heidelberger doet ons weten waar we aan toe zijn en wat we nodig hebben voor tijd en eeuwigheid. Daarom stelt hij de vragen waar het op aankomt: Wat nut u? Wat gelooft u? Wat verstaat u? Ik ben daar blij mee, want uit onszelf stellen we deze vragen niet. Maar onze oude, trouwe catechismus gaat ons erin voor. Dan repeteren we zijn antwoorden. Dan zal blijken dat vooral daar waar catechismuschristenen zijn, geleefd wordt tot eer van God en de naaste wordt gediend. Want zij weten wat hun enige troost in leven en sterven is.
H.J. Lam
11 november 2010
13