INLEIDING In deze gebruikershandleiding vindt u, naast informatie over de bediening en het gebruik van de NRGTEQ TNG-serie warmtepomp, ook informatie over het plaatsen en installeren van de warmtepomp. Ook wordt er in enkele paragrafen uitleg gegeven over de algemene werking van warmtepompen. Daarnaast krijgt u achtergrondinformatie en adviezen die behulpzaam kunnen zijn bij het ontwerpen van het totale systeem rondom de warmtepomp. Waarschuwing voor gevaar! Lees voordat u de warmtepomp in gebruikt neemt deze handleiding zorgvuldig door.
PICTOGRAMMEN In deze handleiding worden verschillende pictogrammen gebruikt om de lezer te wijzen op zaken die extra aandacht verdienen of op mogelijke gevaren. Hieronder worden deze pictogrammen toegelicht:
Tip! Aanwijzing die u helpt bij veilig gebruik en onderhoud van de unit.
Let op! Wijst u op situaties of handelingen die tot schade aan de unit kunnen leiden.
Waarschuwing voor gevaar! Wijst u op situaties of handelingen die (ernstig) letsel tot gevolg kunnen hebben.
DOELGROEP Deze handleiding geeft de gebruiker informatie over de bediening en het onderhoud van de warmtepomp. Daarnaast dient de handleiding als naslagwerk voor de installateur tijdens de ingebruikname.
Handleiding TNG-serie warmtepomp Waarschuwing voor gevaar! De installatie van en onderhoud aan de warmtepomp mogen alleen uitgevoerd worden door hiervoor gekwalificeerd personeel.
VEILIGHEID Algemeen Waarschuwing voor gevaar! Werkzaamheden aan de TNG-warmtepomp mogen alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Waarschuwing voor gevaar! De behuizing van de TNG-warmtepomp mag alleen door gekwalificeerd personeel worden geopend. Onjuiste bediening kan letsel en/of schade veroorzaken. Gevaar voor letsel door delen onder spanning! Waarschuwing voor gevaar! Aanraken van hete leidingen die uit de TNG-warmtepomp komen kan verbranding tot gevolg hebben.
Koudemiddel Koudemiddel Het koudemiddelcircuit van de TNG-warmtepomp is gevuld met het koudemiddel R-407c of R-134a. Deze koudemiddelen zijn niet brandgevaarlijk en niet explosiegevaarlijk. Onder normale omstandigheden hebben R-407c en R-134a een lage giftigheid. Bij normaal gebruik leveren deze koudemiddelen geen gevaar op. Ondeskundig gebruik kan echter schade en letsel tot gevolg hebben. De veiligheidsinformatiebladen van het koudemiddel zijn op te vragen bij NRGTEQ. Waarschuwing voor gevaar! Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit mogen alleen door gekwalificeerd en gecertificeerd personeel worden uitgevoerd.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 2
Handleiding TNG-serie warmtepomp Waarschuwing voor gevaar! Bij lekkage van het koudemiddelcircuit geen gassen en dampen inademen. Vermijdt contact met het gas. Bij aanraken van de uitstroomopening van het lekkende koudemiddel bestaat gevaar voor bevriezing. Waarschuwing voor gevaar! Als R-407c of R-134a wordt blootgesteld aan een open vlam vormen zich giftige afbraakproducten. Evacueer de ruimte onmiddellijk. Personen met vergiftigingssymptomen moeten direct in de frisse lucht worden gebracht. Waarschuwing voor gevaar! Het koudemiddel is bij kamertemperatuur een gas dat zwaarder is dan lucht. Zorg voor voldoende ventilatie wanneer u in een besloten ruimte met koudemiddel werkt, om verstikkingsgevaar te vermijden.
TYPEPLAAT Op de behuizing van de warmtepomp is een typeplaat aangebracht. De afbeelding hieronder is een voorbeeld van een typeplaat.
Figuur 1:
© NRGTEQ
Voorbeeld typeplaat
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 3
Handleiding TNG-serie warmtepomp
INHOUDSOPGAVE Inleiding ...................................................................................................................................... 1 Pictogrammen ............................................................................................................................ 1 Doelgroep ................................................................................................................................... 1 Veiligheid .................................................................................................................................... 2 Algemeen ............................................................................................................................... 2 Koudemiddel .......................................................................................................................... 2 Typeplaat .................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 4 Lijst met figuren: .................................................................................................................... 5 Lijst met tabellen .................................................................................................................... 5 1.
Algemene werking van de warmtepomp ........................................................................... 6 1.1. 1.2.
Het afgiftesysteem....................................................................................................... 7 Het bronsysteem ......................................................................................................... 8
1.2.1. 1.2.2. 2.
Gesloten bron ....................................................................................................... 8 Open bron ............................................................................................................ 9
Specificaties van de warmtepomp ................................................................................... 11 2.1. 2.2. 2.3.
Specificaties ............................................................................................................... 11 Afmetingen en gewichten ......................................................................................... 11 Componenten ............................................................................................................ 12
2.3.1. 2.3.2. 3.
Mechanische componenten............................................................................... 12 Componenten besturing .................................................................................... 13
Transport, plaatsing en installatie van de warmtepomp ................................................. 14 3.1. 3.2. 3.3.
Algemeen ................................................................................................................... 14 Transport en plaatsing ............................................................................................... 14 Installatie en ingebruikname ..................................................................................... 15
3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 4.
Eisen aan het bron- en afgiftesysteem............................................................... 16 Controlelijsten installatie en eerste opstart ...................................................... 16 Aansluiting hoofdthermostaat ........................................................................... 17 Installatie router voor internetverbinding ......................................................... 17
Bediening van de Thermostaat ........................................................................................ 19 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
5.
Knoppen en functies .................................................................................................. 19 Display en betekenis van symbolen .......................................................................... 20 Temperatuur instellen ............................................................................................... 21 Datum en tijd instellen .............................................................................................. 21 Koelfunctie ................................................................................................................. 21 Weergave storingen .................................................................................................. 22
Onderhoud van de warmtepomp .................................................................................... 23 5.1.
© NRGTEQ
Regulier klein onderhoud .......................................................................................... 23
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 4
Handleiding TNG-serie warmtepomp 5.2. 6.
Jaarlijks onderhoud.................................................................................................... 23
Reparaties en storingen ................................................................................................... 25 6.1. 6.2.
Reparaties .................................................................................................................. 25 Storingen.................................................................................................................... 25
6.2.1. 6.2.2. 7. 8.
Eerste controle in geval van storing ................................................................... 25 Foutmeldingen en opvolging.............................................................................. 26
Reservedelen .................................................................................................................... 29 Index ................................................................................................................................. 30
Lijst met figuren: figuren: Figuur 1: Figuur 2: Figuur 3: Figuur 4: Figuur 5: Figuur 6: Figuur 7: Figuur 8: Figuur 9: Figuur 10: Figuur 11:
Voorbeeld typeplaat ................................................................................................ 3 Principeschema warmtepompsysteem ................................................................... 6 Gesloten Bron .......................................................................................................... 8 Open bronsysteem met warmte- en koudeopslag .................................................. 9 Hoofdafmetingen ................................................................................................... 11 Aansluitingen ......................................................................................................... 11 Componenten voorzijde ........................................................................................ 12 Componenten achterzijde ..................................................................................... 12 Componenten besturing ........................................................................................ 13 Ruimte rondom de warmtepomp en aansluitingen .......................................... 15 Aansluiting router............................................................................................... 18
Lijst met tabellen Tabel 1:
© NRGTEQ
Afmetingen en gewichten ...................................................................................... 11
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 5
Handleiding TNG-serie warmtepomp
1.
ALGEMENE WERKING VAN DE WARMTEPOMP
Voor ons bijna allemaal is het volkomen logisch om ons huis te verwarmen door middel van een ketel die iets verbrandt. Sinds jaar en dag gebruiken we gas, kolen, stookolie of houtsnippers om onze woning en ons tapwater een aangename temperatuur te geven. Deze manier van denken zit diep in ons geworteld, omdat we al warmte uit vuur halen sinds de oermens er voor het eerst zijn handen aan warmde. Nu hebben de snelle technische ontwikkelingen van de afgelopen eeuw ook in de energietechniek hun effect gehad. Hierdoor bestaat er nu een alternatief voor de traditionele verwarmingsketel dat past binnen de huidige manier van denken over het omgaan met natuurlijke hulpbronnen; De warmtepomp. De moderne warmtepomp is al sinds de jaren 70 van de 20ste eeuw commercieel in gebruik. De techniek kan tegenwoordig met een gerust hart volwassen genoemd worden. Hieronder zullen we in het kort de werking van de moderne warmtepomp uiteenzetten. Een warmtepomp neemt bij lage temperatuur warmte op die bij hoge temperatuur weer wordt afgegeven. Dit wordt bereikt door een vloeistof bij lage temperatuur te laten verdampen en de damp bij hoge temperatuur te laten condenseren. Een vloeistof die condenseert geeft warmte af aan de omgeving. Een vloeistof die verdampt onttrekt juist warmte aan de omgeving. Dit effect kunnen we zelf voelen als we met bezweet lichaam in een briesje zitten. Het koelmiddel is een stof die bij kamertemperatuur en normale atmosferische druk een gas is. Door met een compressor het kookpunt te verhogen, kan de vloeistof op hoge temperatuur condenseren (en warmte afgeven). Aan de andere zijde kan het kookpunt weer verlaagd worden door een drukval over een smoorventiel. Hierdoor kan de warmtepomp de vloeistof bij lage temperatuur weer verdampen (en warmte op laten nemen).
Figuur 2:
Principeschema warmtepompsysteem
(Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Warmtepomp_circuit.png)
De TNG-warmtepomp van NRGTEQ is een bijzondere warmtepomp. Het is een zogenaamde modulerende warmtepomp. Deze unieke eigenschap houdt in dat de warmtepomp zijn vermogen aanpast aan de warmtevraag in de woning of in het gebouw. De verwarmde ruimtes worden zo op een constante en comfortabele temperatuur gehouden. Daarbij levert de mogelijkheid tot moduleren een hoger totaalrendement van de warmtepomp op. In © NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 6
Handleiding TNG-serie warmtepomp paragraaf 1.1 vindt u meer informatie over de gunstige effecten die het moduleren heeft in het afgiftesysteem gekoppeld aan de warmtepomp. De TNG-warmtepomp is voorzien van een vorstbeveiliging. Wanneer de warmtepomp is uitgeschakeld zal het systeem ter voorkoming van vorstschade tot minimaal 5 graden Celsius verwarmd worden. De warmtepomp moet daarvoor wel verbonden zijn met het lichtnet. De TNG-warmtepomp is in de basisuitvoering geschikt om te verwarmen. Optioneel kan de warmtepomp worden voorzien van uitbreidingsmodulen. Zo is er een module voor tapwaterbereiding en een module voor passieve koeling. Een warmtepomp maakt deel uit van een compleet systeem, met aan de invoerkant een bron die warmte (of energie) levert en aan de afgiftekant een cv-installatie en/of een warm tapwatervoorziening (boiler). De verschillende onderdelen van het totale systeem moeten goed met elkaar samenwerken om een optimaal werkende installatie te hebben. Het is de verantwoordelijkheid van degene die het totale systeem aanlegt (doorgaans de installateur) om ervoor te zorgen dat verschillende onderdelen goed op elkaar afgestemd zijn. In de paragrafen hieronder geven we algemene achtergrondinformatie die nuttig is bij het ontwerpen van de totale installatie. Specifiekere eisen die gesteld worden aan bron- en afgiftesysteem vind u in paragraaf 3.3 op bladzijde 15. Voor nadere vragen of advies kunt u altijd contact opnemen met NRGTEQ.
1.1.
Het afgiftesysteem
De hoeveelheid warmte die gevraagd wordt voor bijvoorbeeld de verwarming van een woning verandert voortdurend. Hier spelen diverse factoren; Het aantal aanwezige personen, de buitentemperatuur, de hoeveelheid invallend zonlicht, enzovoort. Het vermogen dat het verwarmingssysteem moet leveren is daarmee ook niet constant. Standaard warmtepompen kunnen echter maar één vast vermogen leveren. Wanneer het afgiftesysteem minder vermogen vraagt is een standaard warmtepomp niet in staat om dit lagere vermogen te leveren. Om problemen aan de afgiftezijde te voorkomen wordt bij de standaard aan/uit toestellen een buffervat tussen de warmtepomp en het afgiftesysteem toegepast. De standaard warmtepomp stopt warmte in het buffervat met een vast vermogen. Het afgiftesysteem haalt alleen die warmte uit het vat die het nodig heeft. De TNG-warmtepomp heeft een grote voorsprong doordat het vermogen dat deze levert gevarieerd kan worden. Het zogenaamde moduleren. Wanneer er nu minder warmte gevraagd wordt, is de TNG-warmtepomp in staat om dit lagere vermogen rechtstreeks aan het afgiftesysteem te leveren. Het buffervat is overbodig geworden. Daarnaast haalt de TNG-warmtepomp rendementswinst uit het lagere gevraagde vermogen. Voor een lager vermogen zijn kleinere temperatuurverschillen nodig tussen aanvoer- en retourtemperaturen. Bij deze lagere temperatuurverschillen speelt het hele thermische proces van warmteoverdracht zich met een hoger rendement af. De TNG-warmtepomp is dus zuiniger in het gebruik.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 7
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Een warmtepomp wordt gedimensioneerd op de verwachte piekbelasting, op de koudste dagen van het jaar. Een standaard aan/uit warmtepomp is niet in staat om zich aan te passen aan de actuele warmtevraag en levert altijd dit maximale vermogen, met het bijbehorende rendement. De TNG-warmtepomp past zich wél aan en kan de overige 350 dagen van het jaar met een hoger rendement werken.
1.2.
Het bronsysteem
Voor de prestaties van een warmtepomp-systeem zijn temperatuurverschillen allesbepalend. De temperatuur waarmee het water van de bron binnenkomt in de warmtepomp is bepalend voor de hoeveelheid energie die de warmtepomp kan leveren aan het afgiftesysteem en voor het rendement waarmee dit gebeurt. Er zijn diverse soorten bronnen. De twee meest gangbare varianten zullen we hieronder kort bespreken. 1.2.1.
Figuur 3:
Gesloten Bron
Bron: http://commons.wikimedia.org/ wiki/ File:Vertical_heatpump_collector.svg
Gesloten bron
Er wordt gesproken over een gesloten bron als er leidingen in de bodem gelegd worden waar een vloeistof (vrijwel altijd water met een antivries toevoeging) doorheen gepompt word. Bij een gesloten bron komt de vloeistof niet direct in contact met het omringende bodempakket. De transportvloeistof wordt door de leidingen en de warmtepomp rondgepompt. In de warmtepomp wordt er warmte (energie) aan de vloeistof onttrokken. In de bodemlussen warmt de vloeistof weer op. Er vindt dus warmteoverdracht plaats van de bodem naar de transportvloeistof. Bij een gesloten bron vindt alle warmteoverdracht plaats door geleiding. Hoeveel warmte er overgedragen kan worden hangt af van hoe goed alle aanwezige materialen geleiden; Hoe gemakkelijk kan de warmte door de wand van de gebruikte slang heen komen? Hoe gemakkelijk warmt de grond direct naast de slang op door geleiding vanuit de bodem verder weg van de slang? Bevindt een boring zich in een bodempakket waar grondwater doorheen beweegt? Voor gesloten bronnen worden in Nederland, in verreweg de meeste gevallen, verticale grondboringen toegepast. Het maken van zulke boringen brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Hierdoor is men snel geneigd om een minimum aan grondboringen te maken. Er zijn uitgebreide rekenmethodes om de capaciteit van een bron te berekenen. De uitkomst van iedere berekening hangt echter af van de invoerwaardes die hierbij gebruikt worden. Eén van de belangrijkste parameters is de bodemgesteldheid ter plaatse. Die is zelden helemaal bekend. Daarom worden er voor de berekeningen aannames gedaan. Dit brengt een zekere onnauwkeurigheid met zich mee. Hieronder zullen we beargumenteren dat het belangrijk is om met de aannames aan de veilige kant te gaan zitten en de bron liefst met wat overcapaciteit aan te leggen.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 8
Handleiding TNG-serie warmtepomp Een bron met te weinig vermogen zal in relatief korte tijd steeds verder afkoelen. De temperatuur van de bodem rondom de slangen zal op een gegeven moment tot onder 0 graden Celsius dalen en de (vochtige) bodem rondom de slangen zal bevriezen. Hierdoor zal de warmteoverdracht door de bodem sterk afnemen. De capaciteit van de bron daalt dan in feite nog verder. De temperatuur waarmee de transportvloeistof in de warmtepomp komt zal steeds hierdoor ook verder dalen, omdat de vloeistof nauwelijks meer opgewarmd wordt in de bodem. Na verloop van tijd zal de warmtepomp niet meer in staat zijn om te voldoen aan de warmtevraag. Het enige wat nu noch gedaan kan worden is de warmtepomp uitschakelen en wachten tot de bron ontdooid is. Bij een wat ruimer bemeten bron zullen problemen als bevriezing zich niet voordoen. Daarnaast heeft de (kleine) overcapaciteit een gunstig effect op het rendement. Doordat de bron goed aan de warmtevraag kan voldoen zal de transportvloeistof met relatief hogere temperatuur bij de warmtepomp binnenkomen. De warmtepomp heeft een kleiner temperatuurverschil te overbruggen en kan zijn werk daardoor met een hoger rendement doen. Zo worden de meerkosten die gemaakt zijn voor een betere bron in de loop der tijd terugverdient door lager energieverbruik van de warmtepomp. Daarnaast zal een grotere bron er minder moeite mee hebben wanneer er eens een hogere piekbelasting optreedt. Al met al is het zinvoller om de capaciteit van het bronsysteem met enkele vuistregels te bepalen en ruim te kiezen, dan om veel energie te steken in een (schijnbaar) nauwkeurige berekening en het risico te lopen een te kleine bron aan te leggen. 1.2.2.
Open bron
Een andere variant van bronsysteem die in Nederland regelmatig toepassing vindt is een zogenaamd open-bronsysteem. Dit wordt “open” genoemd, omdat bij deze systemen water uit de bodem opgepompt wordt en, na een ronde door de warmtepomp, weer teruggebracht wordt in de bodem. Hiervoor worden er twee (of meer) putten geslagen in watervoerende lagen.
Figuur 4:
Open bronsysteem met warmte- en koudeopslag
Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:KWO_kantoren.jpg
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 9
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Open bron systemen worden meestal toegepast wanneer hogere vermogens gevraagd worden. Daarnaast zijn ze bijzonder geschikt voor koeling van gebouwen. Dit biedt mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag (WKO) in de bodem. In de winter wordt water opgepompt in de ene put en met een lagere temperatuur weer teruggebracht in de andere put. Hierdoor ontstaat er een temperatuurverschil tussen de twee putten. De put waar het verbruikte water weer in gebracht wordt zal kouder worden ten opzichte van de put waaruit water onttrokken wordt. In de zomer kan de pomprichting omgedraaid worden. Water kan vanuit de koude put opgepompt worden en na passeren door het gebouwkoelsysteem weer teruggebracht worden aan de warme kant. Dat maakt deze systemen populair bij moderne kantoorgebouwen. Bij goed geïsoleerde gebouwen moet er echter wel op gelet worden dat er niet veel meer capaciteit gevraagd wordt voor koeling dan voor verwarming. Wanneer er een dergelijke “onbalans” is kan de temperatuur in de bodem aan de warme zijde te hoog oplopen. Dit is iets waar overheden steeds strenger op gaan toezien. Een ander aandachtspunt is de samenstelling van het grondwater. Deze kan per plaats sterk variëren. Dit stelt eisen aan de materialen die gebruikt worden in de warmtepomp, die in aanraking komen met het grondwater.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 10
Handleiding TNG-serie warmtepomp
2.
SPECIFICATIES VAN DE WARMTEPOMP
In de onderstaande tabellen vindt u een aantal algemene specificaties en de hoofdafmetingen van de TNG reeks warmtepomp.
2.1.
Specificaties
Voor de technische specificaties van de warmtepomp en uitgebreide prestatietabellen verwijzen we naar het betreffende tabblad verderop in deze map.
2.2.
Afmetingen en gewichten TNG4
TNG5
L1 - Diepte [mm] 550 550 L2- Breedte [mm] 500 500 L3 - Hoogte [mm] 950 950 D1 - Aansluitingen bronzijde G3/4" G3/4" D1 - Aansluitingen cv-zijde G3/4" G3/4" gewicht [kg] 90 100 Tabel 1: Afmetingen en gewichten
Figuur 5:
© NRGTEQ
Hoofdafmetingen
TNG6
TNG8
550 500 1400 G3/4" G3/4" 140
550 500 1400 G3/4" G3/4" 150
Figuur 6:
TNG10
TNG12
550 750 950 G1" G1" 200
550 750 950 G1" G1" 210
TNG20
550 750 950 G1" G1" 200
Aansluitingen
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 11
Handleiding TNG-serie warmtepomp
2.3.
Componenten
2.3.1.
Mechanische componenten
De NRGTEQ warmtepomp bestaat in de basis uit 5 hoofdcomponenten en enkele (optionele) nevencomponenten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Compressor Verdamper Condensor Circulatiepomp bronsysteem Circulatiepomp afgiftesysteem Driewegklep CV/Boiler Warmtewisselaar passieve koeling (optioneel) Driewegklep verwarmen/koelen (optioneel)
3 6 2 8 7 5 4 1
Figuur 7:
© NRGTEQ
Componenten voorzijde
Figuur 8:
Componenten achterzijde
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 12
Handleiding TNG-serie warmtepomp
2.3.2.
Componenten besturing
De besturing van de warmtepomp gebeurt in hoofdlijnen door 3 basiscomponenten: 1. 2. 3.
Centrale besturingseenheid Frequentieregelaar compressor Regelaar oververhitting
1
2
3 Figuur 9: Componenten besturing
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 13
Handleiding TNG-serie warmtepomp
3.
TRANSPORT, PLAATSING EN INSTALLATIE VAN DE WARMTEPOMP
3.1.
Algemeen
In dit hoofdstuk vindt u richtlijnen en adviezen voor een correcte installatie van de TNGwarmtepomp. De warmtepomp zal altijd deel uit maken van een complete verwarmingsen/of koelinstallatie. De doelmatigheid van de gehele installatie staat of valt met een juiste afstemming van de verschillende componenten op elkaar. NRGTEQ reikt informatie aan, maar het is de installateur die passende componenten bij elkaar zal kiezen en samenbouwen. Bij de installateur ligt dan ook de eindverantwoordelijkheid voor het optimaal functioneren van de installatie in zijn geheel. Dit laat onverlet dat NRGTEQ graag met haar kennis en kunde zal ondersteunen bij het samenstellen van een deugdelijke installatie.
3.2.
Transport en plaatsing
De warmtepomp dient rechtop staand getransporteerd te worden. Voor afmetingen en gewichten zie Tabel 1 op pagina 11. Gebruik deugdelijke hijsbanden om de warmtepomp te heffen. Voorkom dat de warmtepomp tijdens transport wordt blootgesteld aan schokken of heftige trillingen.
Waarschuwing voor gevaar! Gebruik voor het heffen van de warmtepomp alleen goedgekeurde hijsmiddelen. Installeer de TNG warmtepomp in een vorstvrije ruimte. Plaats de TNG warmtepomp op een stevige vloer. Plaats de TNG warmtepomp op de meegeleverde, geluiddempende rubber mat. Voor service en onderhoud is het van belang dat de warmtepomp te allen tijde goed bereikbaar is. Daarom adviseren we een minimale doorloop van 80cm breed tot aan de warmtepomp. Het is raadzaam 80cm aan alle zijden vrij te houden. Wanneer er flexibele slangen worden gebruikt en de warmtepomp eenvoudig los te koppelen is van het leidingsysteem, kan de vrije ruimte achter de warmtepomp kleiner gehouden worden. Dit kan eenvoudig bereikt worden door de optionele muurbeugel met afsluiters te monteren. Zie ook Figuur 10 op bladzijde 15. In deze figuur staat ook aangegeven hoe de leidingen op de warmtepomp aangesloten moeten worden.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 14
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Figuur 10: Ruimte rondom de warmtepomp
3.3.
Installatie en ingebruikname
Voor de installatie van een TNG-Serie warmtepomp is het belangrijk een aantal adviezen in acht te nemen.
Waarschuwing voor gevaar! De installatie van de warmtepomp mag alleen uitgevoerd worden door hiervoor gekwalificeerd personeel. Bij het ontwerpen van de TNG-serie warmtepompen is veel zorg besteedt aan het voorkomen van hinderlijke trillingen en geluid. Desniettemin blijft een warmtepomp een machine met bewegende delen. Enige resonantie is dus niet helemaal uit te sluiten. Om dit te minimaliseren wordt bij de warmtepomp een trilling dempende vloermat geleverd. We adviseren daarnaast tussen de warmtepomp en het verdere leidingsysteem flexibele slangen te gebruiken.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 15
Handleiding TNG-serie warmtepomp
3.3.1.
Eisen aan het bronbron- en afgiftesysteem afgiftesysteem
We adviseren het monteren van vuilfilters in de retourleidingen naar de warmtepomp. Deze zullen voorkomen dat de wisselaars verstopt raken door vervuiling die tijdens de montage in het systeem terecht kan zijn gekomen. Wanneer de filters correct gemonteerd worden kunnen ze in de eerste maanden van het gebruik van de warmtepomp regelmatig nagekeken worden. Wanneer zich na bijvoorbeeld een jaar geen vervuiling meer verzamelt in de filters kan overwogen worden om deze te verwijderen. De verbeterde doorstroming zal de prestaties van de warmtepomp ten goede komen. Het is van belang dat in ieder afzonderlijk circuit van het systeem, op het hoogste punt, (automatische) ontluchters geplaatst worden. Lucht is vaak de veroorzaker van storingen in verwarmingssystemen. Zorg ervoor dat er aan de Cv- en Bronzijde expansievaten worden geplaatst met een bijbehorend vulpunt. De TNG warmtepompen worden geleverd met ingebouwde circulatiepompen. Voor zowel het bronsysteem als het afgiftesysteem. Het is van belang dat de totale weerstand van ieder systeem de capaciteit van de ingebouwde circulatiepomp niet overschrijdt. Iedere installatie heeft een bepaalde weerstand. Voor het rendement van de installatie is het belangrijk dat de juiste circulatiepomp toegepast wordt. Een te kleine pomp zal ertoe leiden dat er onvoldoende vermogen geleverd kan worden. Een te grote pomp is negatief voor het overall rendement van de installatie. In het betreffende tabblad verderop in de map vindt u informatie over de standaard toegepaste pompen en de inwendige weerstand in de warmtepomp. Als optie kan de warmtepomp uitgerust worden met andere circulatiepompen, wanneer dat gunstig is voor het totaalrendement van de installatie.
Let op! Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de optimale circulatiepomp(en) te selecteren voor de installatie die hij aanlegt.
3.3.2. Item 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
© NRGTEQ
Controlelijsten installatie en en eerste opstart Actie Controleer of het leidingwerk rondom de warmtepomp juist is aangelegd. Controleer het leidingwerk op lekkages. Controleer of de elektrische aansluitingen juist gemaakt zijn. Controleer in de warmtepomp of alle componenten goed vast zitten. Controleer de elektrische aansluitingen en bedrading in de warmtepomp. Controleer de warmtepomp inwendig op lekkages. Let vooral op lekkend koelmiddel. Controleer de druk in het bronsysteem en het afgiftesysteem. Controleer het glycolgehalte van de vloeistof in de bron. Controleer of op de juiste plaatsen expansievaten zijn voorzien. Inspecteer de filters in de leidingen en reinig ze indien nodig.
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 16
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Na deze eerste controlelijst kan de warmtepomp ingeschakeld worden. Hierna kunnen verdere punten nagekeken worden. Item Actie 11. Controleer de instellingen in de software van de warmtepomp op afwijkingen. 12. Controleer of alle functies van de warmtepomp naar behoren werken.
3.3.3.
Aansluiting hoofdthermostaat hoofdthermostaat
Voor een goede communicatie met de warmtepomp is het belangrijk dat de hoofdthermostaat op de juiste wijze aangesloten wordt. De verbinding wordt gemaakt met geschroefde kabelverbindingen. Voor de kabel gelden een aantal voorwaarden: - Massieve of gevlochten kabel met een doorsnede tussen 0.8 en 2.5 mm2 - 2-draads kabel, twisted pair, niet afgeschermd (UTP) - De maximale afstand tussen twee units is 700 meter.
Tip! Bij renovatieprojecten zal de reeds aanwezige thermostaatkabel (die overgebleven is van de oude CV-ketel) doorgaans niet geschikt zijn voor het maken van verbinding met de nieuwe thermostaat.
3.3.4.
Installatie router voor internetverbinding
Monteer de router bij voorkeur direct naast de warmtepomp aan de muur. Wanneer dit door omstandigheden niet mogelijk of niet gewenst is, is montage in de meterkast ook mogelijk. Vervolgens volgt u voor een juiste aansluiting van de router de onderstaande stappen: Item Actie 1. Zorg ervoor dat zowel de warmtepomp als de router losgekoppeld zijn van het stroomnet (stekkers eruit). 2. Zorg ervoor dat u een internet toegangskabel (UTP-kabel) heeft die van uw centrale modem (meestal in de meterkast) naar de router bij de warmtepomp loopt. 3. Sluit de internet toegangskabel aan op de blauwe poort van de TP-Link router. 4. Gebruik nu de meegeleverde (korte) UTP kabel en verbindt de eerste gele poort van de TP-Link met de gele poort (zie Afbeelding 1: ) van de Climatix besturingsunit binnen in de warmtepomp. Let op: Gebruik uitsluitend de aangegeven poort van de router om storingen te voorkomen. 5. Stop vervolgens de stekker van de TP-link in het stopcontact en wacht 30 seconden. 6. Na 30 seconden mag ook de warmtepomp weer gevoed worden. De TP-Link zal nu de warmtepomp herkennen en beginnen met het doorsturen van data naar onze server. Wanneer u de aansluiting gemaakt heeft willen wij u vragen dit kort per email (
[email protected]) of telefonisch door te geven aan ons kantoor.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 17
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Besturingsunit warmtepomp
Internet toegang
TP-Link router
Figuur 11: Aansluiting router
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 18
Handleiding TNG-serie warmtepomp
4.
BEDIENING VAN DE THERMOSTAAT THERMOSTAAT
De TNG-warmtepomp wordt bediend via de Siemens thermostaat.
4.1.
Knoppen en functies
Aanzicht thermostaat No.
Symbool
Naam
Functie
1.
Aan/uit
Knop voor aan/uit schakelen.
2.
Afwezigheid
Knop voor programmeren/de-selecteren van een afwezigheidsprogramma (holiday functie).*
3.
Prog
Knop voor programmeren van datum/tijd instelling.
4.
-
Min
Knop voor wijzigen van instellingen.
5.
+
Plus
Knop voor wijzigen van instellingen.
6.
OK
Knop voor bevestiging van instellingen.
7.
Ventilatie
Knop voor ventilatie intensiteit.*
8.
Mode
Knop voor het schakelen tussen koel- en verwarmingsfuncties.*
*Deze knoppen hebben geen functie.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 19
Handleiding TNG-serie warmtepomp
4.2.
Display en betekenis van symbolen
Het display toont kamertemperatuur, gewenste temperatuur, bedrijfsmodus, tijd, etc. Hieronder staat een overzicht van symbolen en tekst die op het display getoond kunnen worden.
Display thermostaat No.
Symbool/tekst
Betekenis
1.
Aan/Uit Indien de Thermostaat is uitgeschakeld blijft vorstbeveiliging actief. Warmwaterbereiding blijft actief.
2.
Alleen koelen ingeschakeld/verwarmen uitgeschakeld.
3.
Alleen verwarmen ingeschakeld/koelen uitgeschakeld.
4.
Automatisch koelen of verwarmen ingeschakeld.
5.
Vrije koeling actief.
6.
Verwarmindicatie. (continu aan = CV bedrijf, knipperen = boilerbedrijf)
7.
Kamertemperatuur in °C. Wanneer de Plus en Min knoppen worden gebruikt wordt de gewenste temperatuur weergegeven.
8.
Tijd
9.
Geeft de dag van de week weer (1 = maandag).
10.
© NRGTEQ
Storingsindicatie, wordt getoond met storingscode.
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 20
Handleiding TNG-serie warmtepomp
4.3.
Temperatuur instellen
In het hoofdscherm kan met de Plus en Min knoppen de gewenste temperatuur worden ingesteld. Vanuit de fabrieksinstelling staat deze op 20.0°C. Dat wil zeggen dat bij een stroomuitval of een complete reset de setpoint weer op 20.0°C staat.
4.4.
Datum en tijd instellen
Druk de Prog knop in. Het tijd menu verschijnt. Met de Plus en Min knoppen kan het uur ingesteld worden. Met de OK knop worden de wijzigingen bevestigd daarna verplaatst de cursor naar het minuut gedeelte. Met de Plus en Min knoppen kunnen de minuten ingesteld worden. Met de OK knop worden de wijzigingen bevestigd daarna zal het gehele tijdgedeelte knipperen. Met de Plus en Min knoppen kan het tijd format worden gewijzigd tussen 12 uur met AM/PM en 24 uurs aanduiding. Met de OK knop worden de wijzigingen bevestigd. Nadat het tijd format is ingesteld wordt de jaaraanduiding weergegeven. Met de Plus en Min knoppen kan het jaar ingesteld worden. Met de OK knop worden de wijzigingen bevestigd.
Nadat het jaar is ingesteld wordt de maand- en dag aanduiding weergegeven. Met de Plus en Min knoppen kan de maand ingesteld worden. Met de OK knop worden de wijzigingen bevestigd daarna verplaatst de cursor naar het dag gedeelte. Met de Plus en Min knoppen kan de dag ingesteld worden. Met de OK knop worden de wijzigingen bevestigd. Nadat maand en dag zijn ingesteld wordt tijdweergave weer getoond. Na indrukken van de Prog knop of na 1 minuut geen handelingen te verrichten wordt het datum en tijd menu afgesloten.
4.5.
Koelfunctie
De koelfunctie is alleen beschikbaar voor systemen met een koelmodule. Met de Mode knop kan worden geschakeld tussen de verschillende functies. Per druk op de knop zal het systeem de volgende functie selecteren.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 21
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Alleen koelen ingeschakeld. Verwarmen uitgeschakeld Het systeem zal alleen koelen totdat de ingestelde temperatuur is bereikt. Indien de binnentemperatuur tot onder de gewenste temperatuur daalt, zal het systeem niet verwarmen. Alleen verwarmen ingeschakeld. Koelen uitgeschakeld Het systeem zal alleen verwarmen tot de ingestelde temperatuur. Indien de binnentemperatuur boven de gewenste temperatuur stijgt, zal het systeem niet koelen. Automatisch Koelen of verwarmen. Het systeem schakelt zelf tussen koel- en verwarmingsfunctie al naar gelang de ingestelde temperatuur. In deze stand zal de warmtepomp in koelbedrijf gaan wanneer de ruimtetemperatuur minimaal 8 uur aaneengesloten, niet minder dan 1 graad Celsius boven de gewenste temperatuur ligt. Let op: De koelfunctie heeft een warmte onttrekkende werking en is niet vergelijkbaar met een airco. Deze warmte draagt er aan bij dat de bron “opgeladen” wordt. Dit verhoogt het rendement van de warmtepomp in de winter.
4.6.
Weergave storingen storingen
Indien er een storing voorkomt zal deze met een code op het display worden getoond.
Zie voor de opvolging van storingen paragraaf 6.2 op pagina 25. Wanneer het systeem is verbonden met internet kan het op afstand gecontroleerd worden door NRGTEQ.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 22
Handleiding TNG-serie warmtepomp
5.
ONDERHOUD VAN DE WARMTEPOMP
5.1.
Regulier klein onderhoud
Voor een correcte werking van het systeem is regelmatig onderhoud noodzakelijk. Het in de onderstaande lijst genoemde punten kunt u als gebruiker zelf regelmatig nalopen. Neem bij twijfel contact op met uw installateur. Item Actie 1. Controleer regelmatig de druk van het CV systeem. Deze ligt normaal gesproken tussen 1,5 en 2 bar. Vul het systeem bij indien nodig. Vergeet na het bijvullen niet om het systeem te ontluchten. 2. Controleer regelmatig de druk van het bronsysteem. Deze ligt normaal gesproken tussen 1 en 2 bar. Vul het systeem bij en ontlucht het systeem indien nodig. Mocht u niet weten wat de gewenste druk is voor uw bron of hoe bij te vullen, neem dan contact op met uw installateur. 3. Controleer bij een open bronsysteem ook regelmatig het grondwaterfilter en reinig dit indien nodig. 4. Houd er rekening mee dat de aanvoerfilters op de warmtepomp ook verstopt kunnen zitten. Reinig deze indien nodig. Vergeet daarbij niet om alle kranen dicht te zetten.
5.2.
Jaarlijks onderhoud Waarschuwing voor gevaar! Onderhoud aan de warmtepomp mag alleen uitgevoerd worden door hiervoor gekwalificeerd personeel.
Item Actie 1. Koppel de warmtepomp los van het stroomnet en neem maatregelen om onbedoeld vroegtijdig inschakelen te voorkomen. 2. Controleer of het leidingwerk rondom de warmtepomp juist is aangelegd. 3. Controleer het leidingwerk op lekkages. 4. Controleer of de elektrische aansluitingen juist gemaakt zijn. 5. Controleer in de warmtepomp of alle componenten goed vast zitten. 6. Controleer de elektrische aansluitingen en bedrading in de warmtepomp. 7. Controleer de warmtepomp inwendig op lekkages. Let vooral op lekkages van het koelmiddel. 8. Controleer de druk in het bronsysteem en het afgiftesysteem. 9. Controleer het glycolgehalte van de vloeistof in de bron. 10. Controleer of op de juiste plaatsen expansievaten zijn voorzien en of deze goed functioneren. 11. Inspecteer de filters in de leidingen en reinig ze indien nodig.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 23
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Na deze eerste controlelijst kan de warmtepomp ingeschakeld worden. Hierna kunnen verdere punten nagekeken worden. Item Actie 12. Controleer de instellingen in de software van de warmtepomp op afwijkingen. 13. Controleer of alle functies van de warmtepomp naar behoren werken. Wanneer de warmtepomp enige tijd in bedrijf is geweest, zijn een aantal gegevens interessant om te noteren en een historie op te bouwen van de warmtepomp: Item Actie 14. Meet de stroom over iedere fase en noteer deze. Een verhoogd stroomverbruik is vaak een indicatie van slijtage. 15. Noteer het aantal draaiuren van de warmtepomp. 16. Noteer het temperatuurverschil tussen bron en afgiftesysteem. 17. Noteer het aantal start/stops van de warmtepomp sinds de vorige inspectie. 18. Lees recente storingsmeldingen uit en ga na of deze nog van invloed kunnen zijn.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 24
Handleiding TNG-serie warmtepomp
6.
REPARATIES REPARATIES EN STORINGEN
6.1.
Reparaties Waarschuwing voor gevaar! Reparaties aan de warmtepomp mogen alleen uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel.
Waarschuwing voor gevaar! Zorg ervoor dat de warmtepomp losgekoppeld is van het stroomnet, voordat u de behuizing opent. Neem daarnaast maatregelen om te voorkomen dat de spanning voortijdig weer ingeschakeld wordt. Wanneer de warmtepomp losgekoppeld is van het stroomnet kan er veilig aan de unit gewerkt worden.
6.2.
Storingen
Een storing aan uw warmtepompsysteem kan meerdere oorzaken hebben. Een aantal daarvan kunnen wij niet via de monitoring zien. De gevolgen ervan vaak wel. Hieronder vind u instructies voor een eerste algemene controle en meer gerichte instructies bij specifieke foutmeldingen.
6.2.1.
Eerste controle in geval van storing
Om bij een aantal zaken u snel van dienst te kunnen zijn hebben we een checklist bij storingen opgesteld. Wanneer u deze volgt kunnen we sneller en gerichter het probleem opsporen. Een probleem merkt u vaak pas op wanneer de temperatuur van de woonruimte en/of de boiler daalt. Controleer of de ruimte thermostaat ingeschakeld staat. Voor het inschakelen ervan verwijzen we u naar de handleiding van de thermostaat. Item 1.
2.
3.
© NRGTEQ
Actie Controleer of de druk van beide expansievaten voldoende is. Deze moet liggen tussen de 1,5 en 2 bar. Indien nodig met de vulslang bijvullen. Wanneer het systeem al enige tijd loopt en er moet regelmatig bijgevuld worden, is er mogelijk een lekkage. Wanneer de ruimte niet warm wordt, controleer dan eerst de ingestelde temperatuur. De warmtepomp gaat pas dan draaien wanneer hij daarvoor een signaal krijgt. Controleer of er geen foutmeldingen worden weergegeven. Deze beginnen met een A of een B. In de volgende paragraaf vindt u een overzicht van deze meldingen. Volg de instructies bij de betreffende melding en neem indien nodig contact op met uw installateur.
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 25
Handleiding TNG-serie warmtepomp
6.2.2.
Foutmeldingen en opvolging opvolging
Storingscode type A Storingen van het type A zijn acute storingen. Het systeem schakelt hierop onmiddellijk uit. Dit type storing mag alleen door uw installateur worden opgelost. Code Storing Mogelijke oorzaak A 01 Druk koudemiddel te Lek in koudemiddelcircuit laag Brontemperatuur te laag LP Pressostaat defect Inblokafsluiter dicht Expansieventiel dicht
A 02
A 03
A 04
A 05
© NRGTEQ
Oplossing Warmtepomp vervangen Zie A 06 Pressostaat vervangen Inblokafsluiter openen Controleer expansieventiel Controleer oververhittingcontroller Druk koudemiddel te Te weinig flow in Controleer pompen en hoog afgiftesysteem (CV systeem) afsluiters in CV systeem Watertemperatuur PID bijstellen afgiftesysteem te hoog Inblokafsluiter dicht Inblokafsluiter openen Expansieventiel dicht Controleer expansieventiel Controleer oververhittingscontroller Storing controller Temperatuurvoeler Temperatuurvoeler GEEL oververhitting verdamper koudemiddel UIT vervangen defect. Oververhitting controller Oververhitting controller defect vervangen Pressure transducer defect Pressure transducer vervangen Storing Frequentieregelaar te warm Ruimte waar warmtepomp frequentieregelaar opgesteld is koelen/ventileren. Compressor geblokkeerd Reset systeem door koudemiddel Compressor geblokkeerd Compressor vervangen mechanisch Frequentieregelaar defect Frequentieregelaar vervangen CompressorTe hoge temperatuur in Ruimte waar warmtepomp temperatuur te hoog behuizing opgesteld is koelen/ventileren. Koudemiddel tekort Koudemiddelcircuit controleren op lekkage. Indien nodig warmtepomp vervangen
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 26
Handleiding TNG-serie warmtepomp A 06
Brontemperatuur te laag
Bronpomp defect
Temperatuurvoeler WIT defect
Bronpomp circuit controleren/bronpomp vervangen Bron regenereren Koudemiddelcircuit controleren op lekkage. Indien nodig warmtepomp vervangen Temperatuurvoeler WIT vervangen
Temperatuurvoeler GROEN defect
Temperatuurvoeler GROEN vervangen
Temperatuurvoeler BLAUW defect
Temperatuurvoeler BLAUW vervangen
Temperatuurvoeler ROOD defect
Temperatuurvoeler ROOD vervangen
Bron ingevroren Koudemiddel tekort
A 07
A 08
A 09
A 10
A 11 A 12
A 13
Temperatuurvoeler verdamper bronzijde IN defect Temperatuurvoeler verdamper Bronzijde UIT defect Temperatuurvoeler condensor CV zijde IN defect Temperatuurvoeler condensor CV zijde UIT defect Temperatuurvoeler Boiler defect 3-weg klep boiler schakelt niet 3-weg klep vrije koeling schakelt niet
Temperatuurvoeler ZWART defect 3-weg klep defect Bekabeling 3-weg klep defect
Temperatuurvoeler ZWART vervangen 3-weg klep vervangen Bekabeling 3-weg klep vervangen 3-weg klep defect 3-weg klep vervangen Bekabeling 3-weg klep defect Bekabeling 3-weg klep vervangen
Storingscode type B Storingen van het type B zijn algemene of tijdelijke storing. Het systeem blijft actief. Code Storing B 01 Verdampingstemperatuur te laag B 02 B 03 B 04
B 05
© NRGTEQ
Condensatietemperatuur te hoog Storing in oververhittingsregelaar Boilertemperatuur langer dan 5 uur onder de streeftemperatuur. Geen verbinding met internet
Mogelijke oorzaak Bron tijdelijk overbelast
Oplossing Bron zichzelf laten regenereren door warmtevraag te verlagen
Continu warmtapwatergebruik
Controleer warmtapwatergebruik
Bedrading niet aangesloten Internetverbinding offline
Sluit bedrading aan Contacteer internetprovider
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 27
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Overige storingen Storing Display werkt niet
© NRGTEQ
Mogelijke oorzaak Warmtepomp heeft geen verbinding met lichtnet
Oplossing Warmtepomp aansluiten op lichtnet/werkschakelaar inschakelen Bekabeling tussen display en Bekabeling herstellen warmtepomp defect Kamerthermostaat defect Kamerthermostaat vervangen
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 28
Handleiding TNG-serie warmtepomp
7.
RESERVEDELEN
De NRGTEQ warmtepomp is een zorgvuldig en zeer robuust ontworpen apparaat. De kans op storingen is klein, maar het kan voorkomen dat een component faalt. De meeste gangbare componenten kunnen op korte termijn door NRGTEQ geleverd worden. Voor grotere installaties kan het voorkomen dat in de installatie minder gangbare componenten zijn toegepast. Hier kunnen kritische onderdelen bij zijn, die niet standaard op voorraad zijn. In dat geval zal NRGTEQ een lijst aanleveren met reservedelen waarvoor het raadzaam is die ter plaatste op voorraad te houden.
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 29
Handleiding TNG-serie warmtepomp
8.
INDEX
Afmetingen ......................................................................................................................... 11, 14 Boiler .......................................................................................................................................... 7 Bron ........................................................................................................................ 7, 8, 9, 10, 12 Buffervat ..................................................................................................................................... 7 Circulatiepomp ......................................................................................................................... 12 Compressor .......................................................................................................................... 6, 12 Condensor ................................................................................................................................ 12 cv-installatie ............................................................................................................................... 7 Doelgroep ................................................................................................................................... 1 Gesloten bron ............................................................................................................................. 8 Gewichten .......................................................................................................................... 11, 14 Hoofdthermostaat .................................................................................................................... 17 Ingebruikname ..................................................................................................................... 1, 15 installatie .................................................................................................................................. 15 Installatie .............................................................................................................. 2, 7, 14, 15, 29 Koelmiddel.................................................................................................................................. 6 Koudemiddel .......................................................................................................................... 2, 3 Koudemiddelcircuit ................................................................................................................ 2, 3 Leidingsysteem ......................................................................................................................... 15 Moduleren .............................................................................................................................. 6, 7 Onderhoud ................................................................................................................. 1, 2, 14, 23 Open bron ............................................................................................................................ 9, 10 Passieve koeling ................................................................................................................... 7, 12 Pictogrammen ............................................................................................................................ 1 Piekbelasting .......................................................................................................................... 8, 9 Plaatsing ................................................................................................................................... 14 Put ............................................................................................................................................ 10 Reservedelen ............................................................................................................................ 29 Tapwaterbereiding ..................................................................................................................... 7 Transport .................................................................................................................................. 14 Typeplaat .................................................................................................................................... 3 Veiligheid .................................................................................................................................... 2 Verdamper................................................................................................................................ 12 Vermogen ........................................................................................................................... 7, 8, 9 Verwarmen ................................................................................................................................. 7 Warmtewisselaar ..................................................................................................................... 12
© NRGTEQ
Technische wijzigingen voorbehouden
Pagina 30