Verslag van de conferentie Interculturalisering van Centra voor Jeugd en Gezin Naar een effectief bereik van migrantenouders en jeugdigen 24 mei 2011 in Deventer Deze conferentie voor de regio Noord-Oost Nederland is georganiseerd door FORUM, in samenwerking met Pharos, Mexit, Elan en de gemeente Deventer en maakt deel uit van het landelijke project interculturalisering van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Dit project valt onder het programma ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’ en wordt gefinancierd door ZonMw. De Nederlandse multiculturele en pluriforme samenleving stelt hoge eisen aan de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). De toegankelijkheid van de opvoedingsondersteuning en hulp aan migrantengezinnen vraagt om extra aandacht en de kwaliteit van zorg kan alleen gegarandeerd worden door maatwerk te leveren. Tijdens deze conferentie werden vele positieve voorbeelden naar voren gebracht, waaruit bleek dat in de praktijk verbeteringen op dit gebied goed mogelijk zijn. De conferentie was de derde van een reeks van drie regionale conferenties. Doel van de conferentie was het draagvlak voor en de kennis over interculturalisatie te vergroten. Het aantal deelnemers was groot: 77 professionals, beleidsmakers en vrijwilligers schreven zich in. De conferentie kreeg gemiddeld van de deelnemers het rapportcijfer 7,6. Ontvangst en welkom dagvoorzitter Hans Bellaart heet iedereen welkom op deze laatste conferentie van het project Interculturalisering van Centra voor Jeugd en Gezin uitgevoerd door FORUM, Mexit en Pharos. Hij bedankt de gemeente Deventer voor de samenwerking en het beschikbaar stellen van de faciliteiten op het stadhuis, evenals wethouder Marco Swart voor zijn aanwezigheid. Aan de hand van een grafiek toont Hans Bellaart aan dat migrantenjongeren relatief ondervertegenwoordigd zijn in de lichte vormen van opvoedondersteuning en hulpverlening en oververtegenwoordigd in de zwaardere hulpverlening. Het project is in het leven geroepen om deze oververtegenwoordiging van migrantenjongeren in zwaardere vormen van hulpverlening terug te dringen, door jongeren en hun ouders vroegtijdig te bereiken en indien nodig in een eerder stadium hulp te bieden. Na deze korte inleiding geeft Hans Bellaart het woord aan Wethouder Marco Swart van de gemeente Deventer. Inleiding Marco Swart Wethouder Marco Swart krijgt het woord en vertelt dat de gemeente Deventer van oudsher een interculturele stad is. Hierbij maakt hij de vergelijking tussen jeugdzorg en monumentenzorg. Al sinds de jaren ’80 wordt er aandacht besteed aan de interculturaliteit. Hij komt nog even terug op de grafiek die Hans Bellaart in zijn inleiding heeft toegelicht, die percentages weergeeft en geen aantallen. Omdat de aantallen verschillend zijn, zijn de percentages niet goed te vergelijken. Swart beklemtoont dat er aandacht moet zijn voor elk kind, dat iedereen als individu benaderd dient te worden en niet als onderdeel van een zogenaamde groep. Pas wanneer je als hulpverlener de achtergrond van het kind kent kun je goede begeleiding bieden. Wethouder Swart wordt bedankt voor zijn toespraak met bloemen en Marokkaanse koekjes. Inleiding Mieke Komen Mieke Komen heet iedereen welkom. Zij leidt het project Interculturalisering van Centra voor Jeugd en Gezin vanuit het kenniscentrum Pharos. De start van de Centra voor Jeugd en Gezin zag ze als een kans om iets te doen ter vermindering van de ongelijke toegang tot de jeugdzorg in brede zin. Pharos heeft hiertoe een beleidsnotitie opgesteld op verzoek van het ministerie met aandachtspunten om het bereik en de kwaliteit van de preventieve hulpverlening aan migrantenouders en jeugdigen te vergroten. In het kader van het beleidsprogramma ‘Diversiteit in het jeugdbeleid’ heeft Pharos vervolgens zes pilot projecten Interculturalisatie uitgevoerd in zes gemeenten, bij zes CJG’s. Op basis van deze resultaten is de handreiking ‘De Interculturalisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin’ geschreven en gepubliceerd in de Gereedschapskist CJG van het ministerie en de VNG. In samenwerking met FORUM, Mexit en ZonMw is Pharos daarna het landelijke project Interculturalisering van CJG’s gestart met als doelstelling:
1
1. Draagvlak creëren en vergroten bij CJG-betrokkenen voor interculturalisatie - onder andere door adviesgesprekken, publicatie van een wervende brochure, artikelen en voordrachten en door ten minste drie conferenties voor medewerkers van gemeenten en CJG’s te organiseren, in samenwerking met migranten, zoals deze hier in Deventer. 2. Ontwikkeling van een trainingsaanbod voor medewerkers van gemeenten en CJG’s op het gebied van intercultureel werken en bijdragen aan integratie hiervan in de reguliere professionaliseringsstructuren. De trainingen zijn in pilots getest, positief geëvalueerd en overdraagbaar beschreven. 3. Ontwikkeling van gereedschap om interculturalisatie van de CJG’s duurzaam handen en voeten te geven. Basis voor dit gereedschap: de resultaten van het onderhavige project en de handreiking De Interculturalisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin die Pharos heeft geschreven voor de Gereedschapskist CJG van het ministerie (zie www.pharos.nl , www.samenwerkenvoordejeugd.nl). 4. Beleidsbeïnvloeding gericht op de structurele verankering van interculturalisatie van de CJG’s. Immers, zorgverleners kunnen alleen effectief werken als zij worden gesteund door organisaties die interculturalisatiebeleid voeren, vertaald in werkwijzen, aanbod en randvoorwaarden. En door een zorgsysteem dat op alle niveaus, landelijk en lokaal, structureel en niet incidenteel en gefragmenteerd, het belang erkent en integreert van etnische herkomst en de dynamiek die voortkomt uit de toegenomen etnische en culturele diversiteit van de doelgroep en de Nederlandse samenleving. De Landelijke Jeugdmonitor van het CBS en onderzoek van Pharos in Zaanstad tonen aan dat migrantenouders veel vragen hebben over de opvoeding van de kinderen. Een achtergrond van migratie brengt extra knelpunten mee. Ze moeten verschillende opvoedingswaarden combineren en dit kan tot verhoogde onzekerheid leiden. Psychosociale problemen worden bij migrantenkinderen minder snel gesignaleerd. Hierdoor wordt een groter beroep gedaan op zwaardere jeugdzorg. Het is dus van groot belang dat ook zij op tijd worden bereikt en geholpen door de lichtere en preventieve vormen van hulp en opvoedingsondersteuning. Al deze gegevens tezamen maken duidelijk dat multiculturele en pluriforme wijken en gemeenten in Nederland interculturele CJG’s nodig hebben. Mieke Komen geeft nog enkele tips en succesfactoren voor de vorming van interculturele CJG’s: - Het CJG is een netwerkconstructie van verschillende organisaties en voorzieningen op het gebied van de zorg voor jeugdigen. Probeer er voor te zorgen dat netwerkontwikkeling geen doel op zich wordt. - Evalueer en monitor de resultaten van je werk en de realisatie van interculturalisatie doelen. Dit maakt bijsturing mogelijk. - Vraag de gemeente naar cijfers. Is er bijvoorbeeld sprake van een stijgende of dalende lijn van multiculturele cliëntenpopulaties die gebruik maken van preventieve voorzieningen? Achterhaal of risicogezinnen die hulp echt nodig hebben ook daadwerkelijk worden bereikt. Maak daarbij eventueel gebruik van het gemeentelijke bureau voor onderzoek en statistiek? - Een divers samengesteld personeelsbestand (ook op beleidsniveau) kan een belangrijke meerwaarde voor het CJG vertegenwoordigen. - Formuleer een gezamenlijk gedragen visie en missie. - Investeer in deskundigheidsbevordering. Hierbij moet gedacht worden aan het bevorderen van kennis, houding en vaardigheden van professionals op het gebied van omgaan met diversiteit. Inleiding Monique Schweitz In Zaanstad zijn drie CJG’s, die Centrum Jong worden genoemd. Het centrum waar Monique Schweitz coördinator van is, ligt in de wijk Poelenburg, een typische achterstandswijk met 60% allochtonen, de grootste groep van Turkse afkomst. Centrum Jong was een van pilots die voorafgingen aan het project Interculturalisering CJG’s. Pharos heeft toen onderzocht welke behoefte er is onder allochtone gezinnen aan advies en ondersteuning bij opvoedingsvraagstukken. Ouders gaven aan dat ze behoefte hadden aan advies en begeleiding over het stellen van grenzen en regels, luisteren en gehoorzamen, omgaan met angst en onzekerheid bij het kind, omgaan met problemen in het sociaal contact van hun kind. Daarnaast gaven zij aan dat veel hulpverleners erg westers denken. Ouders kregen van hen de indruk dat zij niet goed opvoeden. Bij opvoedingsvragen werden ook meteen allerlei gegevens geregistreerd en daar is men bang voor. Ouders vinden dat instanties erg snel opkomen voor de belangen van de kinderen en niet voor de ouders. Vaders noemen externe factoren die opvoedingsproblemen zouden veroorzaken, zoals drugs en discriminatie. Moeders spreken veel vaker over hun eigen rol. Het onderzoek was aanleiding om workshops te verzorgen voor de professionals om hun interculturele competenties te versterken.
2
In een netwerkorganisatie is een goede samenwerking tussen de professionals heel belangrijk. Naast je eigen deskundigheid ben je steeds opzoek hoe je goed kan aansluiten op de ander. Het is daarbij soms nodig dat je over de grenzen van je eigen taken heen kijkt en elkaar tegemoet komt. Voor migrantengroepen vraagt het om een actieve en outreachende houding. We hebben niets aan ‘hangprofessionals’. Praktijkvoorbeelden Centrum Jong begon met twee middagen per maand opvoedspreekuur. Er kwamen maar weinig ouders op af. In de vrijwillige sector in de wijk was van de cliënten maar 10% allochtoon, terwijl dat in de gedwongen hulpverlening 40% was. Het percentage drop-outs was onder migranten 50%. Het centrum is toen gaan onderzoeken wat er moest verbeteren om deze gezinnen te bereiken. Het opvoedspreekuur werd door Bureau Jeugdzorg gedaan en we hebben dat veranderd door het de pedagogen van de GGD dat te laten doen, waarbij niet geregistreerd werd. Bureau Jeugdzorg heeft het imago dat het je kinderen ‘afpakt’. Door betere samenwerking met de partners kwamen er veel meer verwijzingen naar het opvoedspreekuur. Wij hebben nu 1,5 dag per week opvoedspreekuur, waaronder met een pedagoog van Turkse afkomst. Bij verwijzingen geven we niet zoals standaard is een kaartje mee voor het maken van een afspraak, maar maakt de professional direct een afspraak voor het gezin. Daarnaast staat een vriendelijke uitstraling hoog in het vaandel en willen we de krachten van de ouders vergroten en niet verkleinen (geen vingertje, wel deskundige handvatten). Het centrum werkt intensief samen met de zelforganisatie BVO in het project ‘Moeders aan zet’. BVO heeft contactvrouwen in Zaanstad. Zij komen in elke wijk een keer per week bij elkaar. Wij hebben de contactvrouwen opgeleid tot opvoedintermediairs. Ze kennen nu de sociale kaart beter, beschikken over gesprekstechnieken en weten waar zij naar kunnen doorverwijzen. Zij organiseren themabijeenkomsten over opvoeding en komen ook bij Centrum Jong op bezoek. De ervaring is dat na elk bezoek van 10 vrouwen er zeker 2 een afspraak maken voor opvoedondersteuning! BVO schenkt Centrum Jong het vertrouwen en daardoor durven moeders over de drempel te komen. Het werken met een migrantenzelforganisatie is erg belangrijk. Het geeft ons nieuwe inzichten.
Workshop 1: Bereiken en benaderen van allochtone ouders door het Loes loket (CJG Enschede). Onder leiding van : Patricia Doornbos en Müzeyyen Tekin Het CJG in Twente wordt Loes loket genoemd. Dit als marketingstrategie. Loes is de frontoffice van het CJG. Loes moet toegankelijk zijn, omdat Loes (model) zo je buurvrouw zou kunnen zijn, bij wie je terecht kunt voor opvoedingsvragen. Het is ook gelijk gekoppeld aan Triple P, het programma voor positief opvoeden. Op de website www.loes.nl kun je voor meer informatie terecht over de algemene werkwijze en opzet. Het CJG/Loes loket is 3 jaar geleden begonnen met een fysiek loket in de centrale bibliotheek, waar ouders terecht kunnen voor elke vraag. Elke middag is het opvoedloket open van 1 tot 5 uur, tegelijkertijd is de website 24-uur bereikbaar en is er ook elke middag een telefonische spreekuur. Er zijn 5 pedagogische medewerkers werkzaam bij Loes die gedetacheerd zijn vanuit kernpartners van het CJG. Op die manier zijn alle ketenpartners van het CJG vanaf het begin betrokken geweest bij de start van Loes. In Enschede is CJG/Loes voor alle ouders; er is geen doelgroepenbeleid. Alle medewerkers van Loes zijn geschoold in de methodiek Triple P. In Enschede heeft de gemeente ervoor gekozen om te investeren in de implementatie van Triple P. Vanuit Triple P niveau 1 zijn materialen beschikbaar voor opvoedondersteuning en voorlichting. De Loes medewerkers hebben veel materialen gebruikt, bijvoorbeeld de standaard lezingen van Triple P. Loes heeft voor een aantal thema’s gekozen om die verder uit te werken, die ze een Loes-lijn noemen. Een daarvan is de lijn ‘Allochtone ouders’. Aan de hand van deze lijnen wordt geïnventariseerd wat ouders nodig hebben hierin qua ondersteuning (een lezing, bijeenkomst, ouderavond of iets anders). Er wordt minimaal geregistreerd bij Loes. Er wordt dus ook niet op etnische achtergrond geregistreerd. Maar aan de namen of gezichten kan Müzeyyen, de Turkse Loesmedewerkster wel zien of het allochtone ouders zijn. Het is opvallend dat het percentage allochtone ouders die het Loes loket bezoeken in evenwicht is met die van autochtone ouders. Opvoeden in twee culturen is best leuk maar ook nogal lastig vindt men. Müzeyyen kan zich, ook als ouder met haar Turkse achtergrond inleven in de situatie van allochtone ouders en sommige vragen zijn voor haar ook herkenbaar. Via de allochtone lijn wil Loes er nog meer aan doen om allochtone ouders beter te bereiken. Met name de groep die geen of weinig gebruik maakt van informatie/advisering en begeleiding. De vragen zijn vaak hetzelfde als bij autochtone ouders en soms heeft het betrekking op de culturele normen en waarden.
3
Wat betreft het ‘opvoeden in twee culturen’: allochtone ouders zitten soms in een culturele spagaat (eigen waarden vanuit land van herkomst en de waarden in Nederland) praten over de oorzaken van een probleem en gezamenlijk zoeken naar een gewenste aanpak tips en informatie sluiten aan bij eigen waarden en normen van ouders ouders handvatten aanbieden om kinderen vaardigheden aan te leren zodat ze kunnen omgaan met lastige situaties die voort komen vanuit het opgroeien in twee culturen opgroeien in twee culturen is lastig, maar kan ook een verrijking zijn voor kinderen ouders kunnen het zelfvertrouwen bij hun kind bevorderen zodat ze trots kunnen zijn op zichzelf en respectvol kunnen omgaan met beide culturen Loeslijn allochtone ouders Om de doelgroep (zelforganisaties, moskeeën, enz.) te informeren over het Loes Loket zijn medewerkers op de fiets door de stad, langs verschillende organisaties gegaan, zoals de Turkse en Syrische verenigingen, kerk en moskee besturen, Platform Allochtone Ouders Onderwijs. Inventarisatie van behoefte en wensen bij de doelgroep Samen bijeenkomsten organiseren met een aantal organisaties, op een centrale plek voor ouders en professionals. Samenwerking met de bibliotheek: inburgeringgroepen. Tijdens het inburgeringtraject brengen de inburgeraars ook een bezoekje aan de Centrale bibliotheek en bij de rondleiding komen ze automatisch ook langs het Loes-loket, waar ze kunnen zien waar men terecht kan voor opvoedingsvragen. Daarnaast worden ze tijdens de inburgeringcursus ook gewezen op de website van Loes. Triple P lezing “De kracht van positief opvoeden” aanpassen naar “Positief opvoeden in twee culturen”. Hierbij zijn een aantal punten extra benadrukt waarvan Loes denkt dat het belangrijk is voor de allochtone doelgroep, bijv. je kind positief stimuleren, vanuit de preventie, een speelhoekje voor de kinderen maken, samenspelen met je kind, beginnen met het aangeven van de grenzen vanaf de peuterspeeltijd. Lezingen en bijeenkomsten “Twee culturen één opvoeding” i.s.m. OTIVO Triple P lezing bij de Syrisch-orthodoxe kerk (op een zondag). De bisschop van deze kerk vervult een belangrijke rol in deze gemeenschap. Eindejaarsbijeenkomst samen met Platform Allochtone Ouders in het Onderwijs en Mediant Informatieavond Platform ARAM (van de Suryoye gemeenschap), samen met politie, gemeente en jongerenwerk. Georganiseerd in het eigen gebouw van ARAM, komen ook meer mensen vanuit de doelgroep en vooral de vaders van de jongeren die overlast geven. Informatiebijeenkomst “Jeugd en opvoedhulp” voor allochtone ouders, samen met FORUM. Themabijeenkomst Turkse Vadergroep Davet (in de Moskee). De opkomst was 80 vaders. Op verzoek van de vaders is er een bijeenkomst georganiseerd over communiceren met je kind. De werving is door Davet zelf gedaan (ook via hun website bekend gemaakt). Themabijeenkomst “seksuele opvoeding” bij een ontmoetingsgroep op de basisschool. Casusbespreking in subgroepen Elk groepje kreeg de opdracht om vanuit één bepaalde cultuurachtergrond een advies te formuleren. Moeder van 3 kinderen (13, 5 en 3 jaar) heeft de volgende opvoedvraag: “Mijn zoon van 13 is de laatste tijd erg veranderd. Hij is brutaal en luistert helemaal niet meer naar mij. Na school komt hij niet thuis en ik weet dan ook niet waar hij is. Als ik er naar vraag, schreeuwt hij alleen maar naar mij. En als hij thuis is, zit hij bijna altijd op zijn kamer. Hij speelt veel op de computer. Ik zie hem thuis nooit zijn huiswerk maken. Dat doet hij op school, zegt hij. Nog een ander probleem. Hij gaat laat naar bed en komt daardoor ‘s morgens te laat op school. Ik moet hem wel tien keer zeggen dat hij de computer uit moet doen en moet gaan slapen. Het wordt dan vaak een strijd. Ik wil niet dat hij gaat schreeuwen tegen mij, dan maakt hij zijn zusjes (5 en 3 jaar) wakker. Die krijg ik al zo moeilijk aan het slapen. Ik ben heel erg druk met het huishouden, de kinderen en ook nog met het halen van de boodschappen in huis. Mijn man werkt in ploegendienst en als hij thuis komt is hij vaak moe en wordt snel boos op de kinderen. Ik voel me heel erg moe en weet niet meer hoe ik de problemen met mijn zoon moet aanpakken.” In de discussie komt naar voren dat de opvoedingsvragen niet fundamenteel anders zijn, maar dat de context wel anders kan zijn. Bijvoorbeeld de gezinsverhoudingen, de rolverdeling tussen vader en moeder, etc. In deze casus gaat het om een alledaagse vraag, maar vraag door over de
4
achtergronden en wat juist bij dit gezin past. Moet juist moeder in gesprek gaan met de zoon, of juist de vader? Niet direct de culturele achtergrond voorop stellen, maar kiezen wat het best past in de context van het gezin. Een CJG-medewerker hoeft niet alles te weten van andere culturen, maar begrip over wat opvoeden betekent in een migratiecontext helpt wel. Je moet in ieder geval wel weten met welke groepen je te maken krijgt en hoe en waar die te bereiken zijn. Ieder individu verdient de nodige aandacht, ongeacht de culturele achtergrond. De meeste ouders hebben dezelfde opvoedproblemen, maar probeer als professional toe te spitsen op de vragen die ouders hebben en zo kom je achter veel informatie, die aanknopingspunten bieden om ouders het beste advies te geven. Doorvragen wat wel goed gaat en daarop focussen helpt daarbij.
Workshop 2: Samenwerking Inter-lokaal en CJG Nijmegen: zichtbaar, betrouwbaar en multicultureel Onder leiding van: Hatice Bölek-Tokgöz (Clustermanager Integratie Inter-lokaal Nijmegen), Bas Vosbeek (Coördinator CJG Hatert, Nijmegen), m.m.v. Elan Expertise Centrum, Arnhem. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is gesitueerd in Hatert, een krachtwijk waar relatief veel allochtonen wonen en sprake is van een lage welstandsklasse in vergelijking met het gemiddelde van Nijmegen. De visitatiecommissie, die de stand van zaken met betrekking tot de krachtwijken volgt, vind Hatert echter geen stereotype krachtwijk meer. In vergelijking met andere krachtwijken zit er namelijk meer positiviteit en ‘leven’ in Hatert. Volgens de visitatiecommissie komt dit door de connectiviteit tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Er is sprake van saamhorigheid wat zijn weerslag vind in initiatieven en projecten die samen met de bevolking opgezet en ondernomen worden. In Hatert heeft het InterLokaal een grote invloed op deze saamhorigheid. Het leerwerkbedrijf en tweedelijns organisatie die materieel en juridische dienstverlening biedt aan de bevolking, is een vertrouwde multiculturele organisatie. Diversiteit is binnen InterLokaal vanzelfsprekend in alle lagen van de organisatie. Het succes van InterLokaal is met name te danken aan de volgende aspecten: - De samenstelling van de organisatie is een afspiegeling van de lokale gemeenschap, het is daardoor herkenbaar. - De etnische diversiteit in het personeelsbestand (er werken bij InterLokaal 22 verschillende nationaliteiten). Sommige mensen praten liever met iemand die kennis heeft van de taal en cultuur, maar over bepaalde onderwerpen weer liever met iemand die daarbuiten zit. - Er wordt niet gewerkt met (alleen) afspraken, bewoners zijn vrij om binnen te lopen wanneer zij daar behoefte aan hebben. - Er worden mensen aangenomen op basis van levenservaring en niet de etnische achtergrond of opleidingsniveau. - Er wordt vraaggericht gewerkt, de doelgroep bepaalt het aanbod. - Er wordt niet geregistreerd. Ouders zijn bang dat bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg achter hun gegevens komt en hun kind afpakt. Een organisatie als InterLokaal heeft jarenlange ervaring (circa 25 jaar) en vertrouwen van de lokale bevolking. In Hatert is echter ook het Buurtcontactteam. Dit team beweegt zich voornamelijk in de wijk om daar het contact te zoeken met buurtbewoners, vertrouwen te kweken en behoeften te signaleren. Zij werken volgens de presentiebenadering waarin de cliënt centraal staat. De insteek van de presentiemethodiek betreft op het gebied van het opbouwen van (in)formele relaties en vertrouwen om vervolgens in samenspraak te werken aan problemen. Elk individu is verschillend en vereist een andere benaderingswijze en hulpaanbod. De medewerkers van het Buurtcontactteam signaleren en empoweren de buurtbewoners om actie te ondernemen ten aanzien van hun problemen. Het kan ook zijn dat buurtbewoners al bij instellingen langs zijn geweest maar daar niet tevreden over zijn. In dergelijke gevallen coachen de medewerkers ook de instellingen in het omgaan met verschillende doelgroepen in het algemeen of specifiek met bepaalde gezinnen. De medewerkers van het Buurtcontactteam genieten veel vrijheid, zij mogen gaan en staan waar ze willen. Algemene kritiek hierbij is dat de meeste professionele organisaties geen tijd en geld hebben voor dit soort initiatieven, vooral omdat het niet (goed) te verantwoorden is. Dit is echter wel een succesvolle manier van werken gebleken, het vergt een investering maar op den duur verbetert het de toegankelijkheid, vermindert het de problematiek en zorgt voor meer saamhorigheid. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is er onder andere voor om toegankelijk te zijn voor iedereen en kwaliteit te leveren. Dit vergt veel van de organisaties binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin. De uitdaging ligt volgens Hatice vooral bij de denk- en werkwijze binnen de organisaties. Organisaties moeten volgens haar buiten hun oevers treden en niet aan zichzelf denken. Het gaat volgens Hatice
5
om de vraag die de doelgroep heeft, de professionele organisaties moeten ervoor zorgen dat de vragen die leven, opgepakt en behandeld worden. Er dient volgens Bas vergaand samengewerkt te worden. Zo moeten de instellingen hun eigen (on)mogelijkheden kennen en ook durven door te verwijzen, maar wel de contacten onderhouden en terugkoppelen. De professionals moeten oprecht betrokken zijn. Om de vragen van allochtone ouders op tafel te krijgen is echter wat meer moeite nodig. Meestal is de vraag achter de vraag belangrijk: ‘Als ze komen met vragen over schulden die ze hebben, kan achter die vraag ook nog een mogelijke gokproblematiek liggen of iets heel anders, namelijk huiselijk geweld’. Het vergt van de professional een open houding, onbevooroordeeld werken en een andere manier van oordelen en denken. Er is een verandering in werk- en denkwijze nodig bij de professionals, binnen en tussen instellingen. Het vergt een investering, maar levert veel op.
Workshop 3: Opvoeding in andere culturen Onder leiding van: Kaveh Bouteh, Senior Consultant en Trainer Pharos (Pharos, Kenniscentrum migranten, vluchtelingen en gezondheid) Kaveh Bouteh, senior consultant en trainer bij Pharos, leidde de workshop ‘opvoeden in andere culturen’. De workshop werd geopend middels een aantal foto’s. Op de foto’s die de revue passeerden waren onder andere de eerste gastarbeiders die naar Nederland kwamen en een Marokkaans bruiloftsfeest te zien. Wat hebben deze foto’s met elkaar gemeen? Ze laten allen zien dat mensen hun eigen culturele gewoonten en waarden en normen meebrengen. Vervolgens start Kaveh een kortstondige quiz met de deelnemers, niet om kennis te testen, maar om kennis te delen en inzicht te geven in een aantal demografische en geografische feiten en trends omtrent Niet-Westerse allochtonen in Nederland die ook van belang zijn voor de zorginstellingen in Nederland. Na een interactieve inleiding vraagt Kaveh de deelnemers de opvoedingsdoelen voor hun eigen kind te benoemen. Opvoedingsdoelen als ‘zelfstandigheid, autonomie, zelfbeschikking en geborgenheid’ worden meerdere malen genoemd. Dan wordt de vraag gesteld wat volgens hen de belangrijkste opvoedingsdoelen van migranten zijn. De deelnemers noemen in dit kader onder andere ‘gehoorzaamheid, economische welvaart en respect’. De onderliggende boodschap van de twee gestelde vragen wordt al snel duidelijk. De workshopleider laat met behulp van een model zien dat de opvoedingsdoelen divers zijn bij verschillende etnische groepen. Bij Nederlanders staat het individu centraal, het begint bij het zelf, autonomie staat dan ook op nummer één. Wanneer gekeken wordt naar bijvoorbeeld Marokkanen dan is dit precies andersom. Het collectief is belangrijker dan het individu, prestatie en conformiteit voeren hier de boventoon. De ik-cultuur tegenover de wij-cutuur. Kaveh geeft het voorbeeld over de Nederlandse diplomate die met haar kinderen naar Eqypte verhuisde. Aldaar kreeg ze vanuit school commentaar over het gedrag van haar dochter. De diplomate noemde haar dochter assertief, op school werd het meisje brutaal genoemd. Kaveh benadrukt dat allochtone ouders die bij Centra voor Jeugd en Gezin komen, een andere volgorde van opvoedingsdoelen hebben dan autochtone ouders. Naast het ervaren van moeilijkheden met de Nederlandse taal speelt dit tevens een rol, in zowel het bereiken van migranten als de manier waarop er over de zorg gedacht wordt door migranten. Zo is er volgens hen bijvoorbeeld onvoldoende (relevante) informatie beschikbaar over het zorgsysteem. Gedachten als, ‘we gaan de vuile was niet buiten hangen’ of het idee dat Nederlandse hulpverleners niet open staan voor een uitwisseling van verschillende opvattingen over opvoeding maken de bereikbaarheid dan wel de toegankelijkheid van de zorg moeilijker. Van belang is te onthouden dat een mens niet een vertegenwoordiger is van zijn cultuur en dat het vertrekpunt van een gesprek niet culturele normen en waarden moeten zijn. Er volgt een discussie over opvoeding en opvoedingsverschillen. Migranten leven vaak nog met de cultuur zoals die was toen zij het thuisland verlieten, deze moderniseert door de jaren heen in het thuisland, maar bij de migranten blijft deze op hetzelfde punt. Dit kan er voor zorgen dat zij zich bij een bezoek aan het thuisland niet meer geheel herkennen in het land van herkomst. Kaveh vertelt dat in e bijvoorbeeld Marokko kinderen tot hun 14 jaar door de moeder opgevoed worden. Daarna nemen vaders de opvoeding voor hun zoons over, deze opvoeding speelt zich voornamelijk af op straat, waar alle mannen verantwoordelijkheid dragen voor de jongens en hun gedrag corrigeren wanneer nodig. De opvoeding van meisjes vindt thuis plaats (na schooltijd), waar hun moeder hen leert een goede echtgenote te zijn. Van belang is echter wel te onderstrepen dat de opvoedingsvragen van ouders niet per se cultuurgebonden zijn. Zowel Nederlandse als Turkse ouders hebben vragen omtrent lastig gedrag van hun kinderen, het stellen van grenzen en leren gehoorzamen. De manier waarop hiermee wordt omgegaan kan zich op meerdere manieren uitten. Als een kind druk is en de vader geeft een klap, dan functioneert dit, want het kind gaat zitten. De vader slaat uit liefde en denkt dat hij er goed aan doet. Dit soort situaties kunnen bijvoorbeeld voorkomen bij migrantengezinnen, het punt bij de omgang met zo’n situatie is dat zij geen alternatieven kennen. Het is daarom belangrijk om
6
alternatieven te bieden, een rol voor de zorg is het bieden van andere pedagogische interventies. Maar dan moeten zij wel bereikt worden en zich ook gehoord voelen. De vraag in de eerste plaats blijft dan ook hoe de mismatch tussen zorg en migranten overbrugd kan worden? De kunst hiervan vindt zijn weerslag in het cultuursensitief kunnen werken. Het competent zijn in interculturele communicatie maakt hier een essentieel onderdeel van uit. Men dient zich bewust te zijn van het communicatiepatroon van de cliënt. Migranten cliënten hebben geleerd om uit principe te communiceren waardoor er miscommunicaties kunnen ontstaan. Kaveh schetst dit aan de hand van het volgende voorbeeld; Lucy fietst elke dag naar haar werk. Haar allochtone buurman gaat elke dag met de auto. Als Lucy op een regenachtige dag een lekke band heeft en ze ziet haar buurman in de auto stappen, loopt ze naar hem toe met de vraag of ze mee mag rijden? Vervolgens legt ze uit dat ze een lekke band heeft, te laat is om de bus te halen en bovendien erg nat zou worden door het slechte weer. Als het vice versa zou zijn, de allochtone buurman zou een lekke band hebben, dan zou het communicatiepatroon heel anders verlopen. De buurman zou beginnen over het slechte weer, een praatje maken over de bustijden, vertellen over zijn lekke band en dan pas vragen of hij mee zou mogen rijden. In de loop van het gesprek zou Lucy geïrriteerd kunnen raken of gaan raden, omdat ze niet begrijpt waarom de buurman juist nu naar haar toe komt. Dit zou door de buurman weer als onbeschoft beschouwd kunnen worden. Er bestaan diverse communicatiepatronen waar men bewust van moet zijn. Nederlanders beginnen vaak concreet, in het geval van Lucy eerste de vraag en dan het verhaal. De meeste migranten beginnen juist met een inleiding, eerst het verhaal en dan de vraag. Begeleid als hulpverlener de persoon naar de kern van het verhaal, ga niet raden of dwingen de persoon tot de kern van het verhaal te komen. De ruis in de omgang moet worden overbrugd. Een mens heeft meerdere identiteiten. Lucy is bijvoorbeeld niet alleen Nederlands, maar ook vrouw, hetero, verpleegkundige, moeder, enz. Haar etnische identiteit vormt maar een klein onderdeel van haar mens zijn. Dit geldt ook voor migranten, totdat etnische identiteit heel relevant wordt gemaakt en als belemmering wordt ervaren. Zodra men zich alleen bezig houdt met dit kleine onderdeel van een persoon wordt de ruis niet overbrugd. De workshopleider benadrukt dat het om een wisselwerking gaat, ‘men moet leren dat ieder mens uniek is, en meerdere referentiekaders heeft’. Het is van belang vertrouwen te creëren, Nederlanders worden dan ook wel ervaren als te afstandelijk en professioneel, ze praten niet over zichzelf. Zorgverleners zouden zich kunnen afvragen of ze aan vertrouwen willen werken met de cliënt of gelijk naar de kern, emphatisch vermogen is dan ook ontzettend belangrijk. Door bewust te zijn van verschillende referentiekaders kan ruis in omgang overbrugd worden. Door oprechte nieuwsgierigheid kom je bijvoorbeeld al veel te weten. Ouders kennen hun kind het best. Kom niet gelijk met interventies en oplossingen, maar luister en geef complimenten. Participeer in gesprekken, ook voor het bereik van potentiële migranten cliënten. Ook mondeling informeren. CJG’s kunnen het niet alleen, geef ook verantwoording aan de gemeenschap zelf. Zij zijn ook een krachtbron. Hoe we het beste migranten ouders kunnen bereiken, kan het best beantwoord worden door henzelf. Geconcludeerd kan worden dat competent zijn op het gebied van interculturele communicatie van grote waarde is voor het overbruggen van de mismatch tussen migranten en de zorg. De twee punten die hierbij van aanzienlijk belang zijn, zijn emphatisch vermogen (begin bij het begin, goed luisteren, open houding) en kennis (vaardigheden, verschillende referentiekaders, diverse opvoedingsdoelen). Ga cultuursensitief te werk in plaats van cultuurspecifiek. Daarnaast zijn kinderen die leven in twee culturen geen probleemgevallen. Leven in twee culturen kan een win-win situatie zijn, als er goed mee om wordt gegaan.
Workshop 4: Aansturen van intercultureel beleid voor een toegankelijk CJG Onder leiding van: Mohamed Baba (Mexit, adviseurs intercultureel management) De heer Baba geeft een korte inleiding over de organisatie Mexit die in Rotterdam is gevestigd. Het doel van de organisatie is intercultureel management tot stand brengen. Mexit bedient 12 sectoren, waaronder maatschappelijke organisaties, bedrijven en met name de sector zorg, zoals oudere zorg, gehandicapte zorg en jeugdzorg. Interculturalisatie is een instrument en niet een doel op zich. Interculturalisatie is het besef hoe men in staat is een organisatie te veranderen dat een dynamisch proces is. Het gaat om toegankelijkheid, toenadering en toerusting (3 T’s). In het interculturalisatieproces zijn drie perspectieven te onderscheiden: - Het perspectief van de individu - De rol van professional - En de organisatie; wat verwacht je van de organisatie, hoe faciliteer en organiseer je de instelling.
7
Vervolgens wordt een filmpje getoond van een bank die zich promoot waarin diverse mensen aan het woord komen; jong, oud, vrouw, man, hindoe, moslim, wit, donker, student etc. De associaties die het bij de deelnemers oproept is: dynamisch, de individu staat centraal, respect voor elkaar hebben, maar ook de verhouding tussen collega, medewerkers en klant. Het is niet mogelijk om van de 170 nationaliteiten op de hoogte te zijn. Het gaat om de vaardigheden en competentie om je te durven bewegen op gebieden die minder bekend zijn en waarin je kwalitatieve verbindingen kunt leggen. Communicatie is vooral de inzet om elkaar zo goed mogelijk te begrijpen. Men dient hierbij verder te kijken dan etniciteit en religie, want cultuur is een dynamisch proces. Het individu staat hierbij centraal. Dit houdt ook in dat de organisatie in dit proces moet blijven investeren in tijd en middelen. Vervolgens wordt het concept wereldcafé uitgevoerd. Hierbij worden de deelnemers in drie groepen verdeeld die een vraag moeten beantwoorden. Uit deze brainstormsessie moet vervolgens een vervolgvraag worden geformuleerd, waarna de groep rouleert en deze vervolgens beantwoordt. Hieronder volgt beknopt de resultaten van het concept wereldcafé: Groep 1 Hoe kunnen we als professional migrantengezinnen beter bereiken? - samenwerken, verbindingen maken op papier en in de praktijk - sleutelfiguren inzetten - persoonlijk contact - via bestaande aanbod, nieuwe contacten aanboren - wederkerigheid – vragen maar ook brengen - vertrouwen opbouwen - rekening houden met randvoorwaarden (tijd en geld) - gezamenlijke doelen stellen en gelijkwaardigheid - erkenning voor de deskundigheid van elkaar - personeelsbeleid en scholing - borgen van contacten, projecten en activiteiten - outreachend en vraaggestuurd werken Vervolgvraag: Hoe borg de contacten? - CJG moet vindplaatsgericht werken, zoals op scholen en in buurthuizen - 1 gezin met 1 contactpersoon en nazorg bieden - vraag en aanbod goed op elkaar afstemmen - aansluiten op de belevingswereld van de cliënt - verwachtingen uitspreken en realistisch zijn - samenwerken met zelforganisaties en intermediairs werven/inzetten - verantwoordelijkheid delen - inventariseer in wat iemand nodig heeft (randvoorwaarden) Groep 2 Op welke manier kan de gemeente een concrete rol spelen als regisseur? - samenwerking aansturen met verschillende organisaties - integraal beleid: samenwerking beleidsadviseur jeugd met beleidsadviseurs integratie - aandacht voor Interculturalisering in subsidieafspraken met CJG partners - door eigen middelen slim in te zetten - niet het wiel opnieuw uitvinden, onderzoekend en nieuwsgierig zijn hoe andere successen werken - verwachtingen helder neerzetten - de toegang laagdrempelig maken voor burgers - Meer lef van de gemeente: geef voorbeeldfunctie door meer aandacht te geven aan diversiteit Vervolgvraag: Wat is vervolgens de rol van de partners hierin? - feedback geven aan elkaar, zelfreflectie - medewerkers moeten voldoende kundig zijn om met diversiteit om te gaan - partners binnen CJG moeten elkaar niet als concurrenten zien - intercultureel werken faciliteren - samenwerking zoeken met universiteit/HBO’s voor onderzoek of Pharos en FORUM Groep 3 Hoe kan CJG toegankelijk gemaakt worden voor diverse populatie? - aansluiten bij wat er in een wijk is, dus op locatie (school)
8
- samenwerking met bewoners - discriminatie voorkomen - mobiel en flexibel op diverse plekken op flexibele tijden zijn - outreachend werken, vanuit kracht werken - behoeftenonderzoek - herkenbaarheid vergroten, kaders stellen, helderheid over waar je voor staat - diversiteit in personeel, afspiegeling van de samenleving - Intercultureel kunnen werken - Inzetten van zelforganisaties Vervolgvraag: Hoe ver ga je om je doelgroep te bereiken? En welke kaders stel je? - geduld hebben, haalbare stappen en kleine doelen stellen - zichtbaar maken van successen en de meerwaarde van activiteiten rondom interculturalisatie - een manager of directeur zoeken die wil interculturaliseren - win-win situatie creëren - empowerment, zelf vertrouwen en zelf (leren) doen De workshop wordt afgesloten met een aantal tips die de deelnemers vanuit hun groep plenair terugkoppelen, waarin meer samenwerking, meer marktgericht werken, visie, scholing en de rol van zelforganisaties en sleutelfiguren vaak terugkomende tips zijn.
Plenaire discussie Panel Gökhan Tekin, jongerencoach, 2 get there, Arnhem Monique Schweitz, Centrum Jong Zaandam Patricia Doornbos en Müzeyyen Tekin, Loes Loket Enschede Bas Vosbeek, CJG Nijmegen Hatice Bölek-Tokgöz, Inter-lokaal Nijmegen Gökhan Tekin: Hij is jongerencoach bij 2 get there, voor en door jongeren van 16 tot 27 jaar. Hij is zelf 25 jaar en valt dus binnen de doelgroep. Is veel in gesprek met vroegtijdige schoolverlaters en jongeren die dreigen uit te vallen van school. Zij kunnen moeilijk werk vinden en hebben vaak schulden. Daarom werkt 2 get there nauw samen met bijvoorbeeld UWV en het budgetadviescentrum. Jongeren komen bij 2 get there om problemen te bespreken. Gökhan probeert te achterhalen wat er ten grondslag ligt aan het probleem en pakt het zo samen met de jongere aan. Door het diverse team van 2 get there is de drempel laag. Is de drempel voor buitenlandse jongeren hoger? Ja, zij wantrouwen het CJG en herkennen zich er niet in. De drempel naar mij is lager en ik help ze op weg naar de hulpverlening als dat nodig is. Ik praat zelfs met de ouders. Bas Vosbeek: Nog belangrijker dan veel jongeren bereiken is de bereikte jongeren goed verder helpen. Alleen bereiken is niet genoeg. Hatice Bölek-Tokgöz: Om jongeren met problemen goed te kunnen helpen is het belangrijk om je te bewegen tussen deze jongeren en met ze in contact te blijven. Diversiteit is inderdaad heel belangrijk, niet alleen etnische diversiteit maar ook diversiteit op het gebied van sociaal economische status en opleidingsniveau. Bij Inter-lokaal werkt alles door elkaar, geloven, oud-militairen, ex-verslaafden, lichamelijk en geestelijk beperkten, op die manier wordt er geen heersende cultuur gecreëerd, het hebben van een heterogene cultuur is belangrijk. Respons uit publiek: 2 get there heeft een gemengd team, met dynamiek. Die dynamiek moet je hebben. Fantastisch ook hoe dat bij Inter-Lokaal is. Patricia Doornbos: Jongeren worden wel laagdrempelig bereikt door welzijnszorg en onderwijs. Het LoesLoket richt zich op ouders en sluit nauw aan bij die vindplaatsen. Müzeyyen Tekin geeft een voorbeeld uit Enschede waar jongeren vroegen om een plek om te sporten. Als reactie hierop is de sportboulevard geopend, alles op initiatief van de jongeren. Werk zoals Gökhan doet is ook heel drempelverlagend. Respons uit publiek: De vraag naar zulke projecten is erg groot, zoals het face-to-face project waarbij een oudere aan een jongere wordt gekoppeld, het maatjesproject. Jongeren worden sowieso niet zo goed bereikt door CJG’s. Die zijn meer op jonge kinderen gericht.
9
Patricia Doornbos: In zijn algemeenheid is dat wel waar. Wij zoeken verbinding vanuit signalen, wie bereikt wie? Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van overlast door jongeren, kijken we of de ouders erbij kunnen betrekken. Loes richt zich echt op ouders, het jongerenloket is er voor de jongeren. Müzeyyen Tekin: De drempels voor jongeren zijn wel laag bij Alifa Welzijn. Daar werken ook allochtone werknemers. Zij zijn er voor problemen, maar ook voor het bespreken van leuke dingen. Hatice Bölek-Tokgöz: Er worden vooral jongere kinderen bereikt door het CJG, maar vaak geldt: zolang iemand nog niet getrouwd is, is diegene nog een kind. Daarom moeten CJG’s zich niet alleen richten op jonge kinderen, ook oudere kinderen kunnen problemen hebben, daar wordt bij CJG’s nog te weinig rekening mee gehouden… Hans Bellaart: Wat is nog meer nodig om de toegankelijkheid van het CJG te verbeteren. Is een multietnisch team voldoende of is samenwerking met migrantenorganisaties nodig? Monique Schweitz: Migrantenorganisaties zijn zeker nodig, we zijn nog lang niet ver genoeg om het zonder te kunnen. In Amsterdam werken bij instellingen mensen met allerlei achtergronden. Vijftien kilometer verderop ligt Zaandam, waar de instellingen geheel wit zijn. Dat vormt een bepaald beeld en heeft ook gevolgen voor de deskundigheid die er in teams is. Ik noem een voorbeeld van een Afghaans meisje dat weggelopen was van huis in verband met een dreigende uithuwelijking. Moeder schreeuwde om hulp bij de zelforganisatie. Het meisje van 17 jaar was op een veilige plek ondergebracht. Maar het gezin werd hierbij vergeten, de beslissing lag totaal bij het meisje, terwijl haar broer dreigde dat hij zelfmoord zou plegen als zij niet terug kwam. De rol van de instelling is te achterhalen waar het fout is gegaan. Signalen moeten eerder ontvangen en serieus genomen worden. Het meisje was weggezet door bureau jeugdzorg maar met het gezin wordt niets gedaan. Hoe heeft het zover kunnen komen? Het kind wordt serieuzer genomen dan de ouders. Goed en fout is ook maar door één bril bekeken. Door samenwerking met BVO, de vrouwenorganisatie, hebben ze het verhaal van de ouders nu ook gehoord en is het verhaal genuanceerd. Hans Bellaart: Stel, een 17-jarig Afghaans meisje moet trouwen maar ziet het niet zitten, wat zou jij doen als je daarmee geconfronteerd wordt, Gökhan? Gökhan Tekin: Moeilijke situatie, nog niet meegemaakt. Ik zou met haar praten en zeggen dat haar vader en moeder het beste voor haar willen, maar dat het hier om haar eigen toekomst gaat. Ik zou ook met haar ouders gaan praten. Ik neem aan dat haar ouders moslim zijn, ze leven volgens de islamitische regels, dus ik zou ze aanspreken op dat ze het geloof verkeerd belijden, wat ze doen is tegen het geloof. Ik zou vragen waarom ze deze keuze maken. Ik ga erop af. Niet alleen als medewerker van 2 get there maar als mens. Iedereen moet dit doen. Als het mijn buurmeisje zou zijn zou ik het ook doen. Respons uit publiek: Het kind moet altijd in zijn of haar context bekeken worden. Of het in de praktijk ook zo gebeurt is een tweede. Soms hoort ze collega’s zeggen: “ze wonen toch hier, ze moeten zich maar aanpassen”, dat moet anders. Werknemers moeten anders geschoold worden. Meer deskundigheidsbevordering en intervisie is echt nodig! Hiervoor is veel bijval vanuit het publiek. Respons uit publiek: Het begint bij de initiële scholing. Maar hoe moeten wij onze studenten dan opleiden? Er is niet echt een goede methode. Reactie: Het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid besteedt dit jaar veel aandacht aan het bevorderen van Interculturteel Vakmanschap in het onderwijs. De HBO en MBO-raad werken daar onder andere aan mee. De competenties van docenten moeten worden bijgeschaafd en het curriculum kan worden aangepast. FORUM heeft bijvoorbeeld een module ontwikkeld die studenten traint op het gebied van interculturele communicatie, beeldvorming en participatie (zie www.to-getthere.nl). Müzeyyen Tekin: Studenten SPH gaan soms spelen met kinderen thuis, met de moeder erbij, dat is een goede manier. Ook kun je stagiaires een cursus geven over interculturalisatie. Op school is er inderdaad te weinig onderwijs over intercultureel werken. Hatice Bölek-Tokgöz: Mijn advies: intercultureel werken is niet alleen afkomst en cultuur. Haal studenten uit hun comfortzone om ze zich open te laten stellen voor anderen.
10
Monique Schweitz: Als organisatie moet je gezamenlijk problemen dragen, niet alles doorspelen aan die ene Turkse medewerker. Ga uit je comfortzone. Bas Vosbeek: Leer van elkaar, sta open voor wat de een goed doet en wat de ander goed doet. Blijf elkaar en jezelf ook opvoeden. Respons uit publiek: Ik sluit me aan bij wat er gezegd is. Er zijn zoveel mensen bij CJG’s die helemaal niet bezig zijn met dit thema. Die moeten interculturaliseren. Zij die er vandaag niet zijn, die moeten juist aangesproken worden. Hans Bellaart: U zegt dus dat de moeilijk bereikbare professionals beter bereikt moeten worden! Bas Vosbeek: Op lokaal niveau moeten deze professionals aangesproken en geënthousiasmeerd worden. Wij proberen dat ook te doen. Bespreek het thema, start het gesprek erover, de expertise met elkaar. Voed elkaar op. Gökhan Tekin: Problemen in de samenleving kun je oplossen door goed te communiceren, door praten los je dingen op. Op basisscholen moet je al beginnen. Ik heb een eigen project voor kinderen van 6 t/m 12 jaar. Ik maak ze bewust van hun gelijkenissen, ondanks de verschillen in afkomst. Respons uit publiek: Praten met en niet praten óver is mijn devies. Patricia Doornbos: Vergeet ouders niet bij de ontwikkeling van een CJG. De betrokkenheid van migrantenouders bij de ontwikkelingen geeft een meerwaarde. De voorzitter, Hans Bellaart, bedankt alle aanwezigen voor hun bijdrage en input en hoopt dat deze dag bijdraagt aan de verdere interculturalisering van de Centra voor Jeugd en Gezin.
11