Inleiding Henk Klein Poelhuis ter gelegenheid Oprichtingscongres Aannemersfederatie Nederland op woensdag 18 juni 2008 te Nieuwegein Het zou me verbazen als het u niet is opgevallen: ons beeldmerk is een kaartje van Nederland in een veld van rood, wit en blauw. Bij het ontwerpen vermoedden we natuurlijk al dat het dezer dagen één grote oranjezee zou worden, dus díe kleur zou onvoldoende opvallen. Maar wat doe je dán als je toch een landelijk symbool wilt dragen…Juist, je haalt de nationale driekleur van stal en die drapeer je rond de contouren van ons land. Zó zijn we niet alleen in staat onze oprichting te vieren, maar ook de successen van de topspelers in Bern. Ik houd het, in alle bescheidenheid, op een vooruitziende blik….. Aannemersfederatie Nederland is vanaf vandaag een feit. Eind januari van dit jaar waren we al een heel eind gevorderd, maar de vlag in top, daar was het nog te vroeg voor. Het casco stond, maar de oplevering zou nog een paar maanden in beslag nemen. Bovendien hadden we tóen nog geen vlaggen, want geloof het of niet, die zijn zojuist uit Dokkum overgevlogen.
Voor diegenen die het nog niet weten, wij zijn een koepelorganisatie voor brancheorganisaties van hoofd-, en gespecialiseerde aannemers in de bouw en infra, die tenminste één ding met elkaar gemeen hebben, en dat is dat ze -bijna- allemaal tot het midden- en kleinbedrijf behoren. Het zijn aannemers en ondernemers, mannen en vrouwen die het vak zelf nog tot in de vingertoppen beheersen, in de spreekwoordelijke modder staan en meestal eerste en enig aanspreekpunt zijn voor hun medewerkers. Een enkel cijfer: bij de onofficiële oprichting telde Aannemersfederatie Nederland 13 leden-organisaties, op dit moment zijn het er 14, en morgen al 15. Het gaat verheugend snel.
Onze missie is tweeledig. Waar we gezamenlijk kúnnen optrekken, zullen we dat zeker doen. Zaken als arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, de positie van ondernemers/eigenaren in de bedrijfskolom, aanbestedingen, innovatie en niet in de laatste plaats arbeidsmarkt en scholing dwingen tot een collectieve aanpak. Maar zodra het speelveld van de branches in zicht komt doen we een stapje terug en verlaten wij onze -om in Berner terminologie te
1/7
spreken- offensieve stellingen. Branchespecifieke zaken doen de branches namelijk altijd zelf. Dat heeft alles te maken met het feit dat de branches autonoom zijn en willen blijven, een gouden regel in ons bouwconcept. Wat de koepel wél tot haar taken rekent, en dat is deel twee van de missie, is de branches de hand reiken om zich nog beter te positioneren en te profileren. Wij vinden dat onze branches dé autoriteit bij uitstek moeten zijn binnen hun eigen branchekolom. Zoals gezegd een tweeledige missie; de koepel als behartiger van collectieve belangen, én de koepel als katalysator van brancheautonomie en –autoriteit. Geen missie zonder doel. Ons doel is de positie van onze ondernemers zó te versterken, dat zij en hun medewerkers een volwaardige plaats kunnen veroveren in de bouwkolom en ver daarbuiten. Dat ze hun marges kunnen verbeteren om noodzakelijke investeringen en vernieuwingen te financieren en hun kennis kunnen etaleren op al die plekken in het bouwproces, waar dat noodzakelijk is om de faalkosten te drukken en het maatschappelijk rendement te verbeteren. Een hele mond vol, want onze doelen zijn ambitieus. Wij zijn het naar onze leden verplicht het bouwproces en de bouwkolom, die hier en daar nog conservatieve trekjes vertonen en het gelijke kansen principe niet altijd omarmen, stevig op te schudden. Om de Regieraad Bouw, die in haar presentatiebrochure het devies: “Anders Denken, Anders Bouwen” huldigt, op dit punt maar eens te parafraseren: “Niet alleen Anders Denken, maar vooral Anders Doen”. Want daar ontbreekt het in de bouw nogal eens aan; veel goede voornemens, maar weinig concrete vooruitgang.
De Federatie is er niet op uit om met opgeheven vingertjes anderen tot de orde te roepen. Integendeel; wij streven naar intensieve en creatieve vormen van partnership met alle partijen die in en rond de bouw actief zijn. Maar dan echt als partners, met respect voor elkaar, bereid tot luisteren en bereid met elkaar zaken te doen op grond van gelijkwaardigheid en gelijkgerichtheid. Met onze collega’s van Bouwend Nederland willen we praten over de vraag hoe we de bouwkolom zó kunnen inrichten dat alle kennis optimaal wordt gebruikt ten faveure van het bouwproces, en hoe we de algemene voorwaarden op democratische wijze in elkaar schuiven. De tijd van de dictaten is wat ons betreft voorbij. Met de vakorganisaties FNV en CNV willen we spreken over een creatievere inzet van de factor arbeid en over de vraag of de CAO, gelet op de grote transities in de sector, niet een afstofbeurt verdient. Met verwante organisaties als FOSAG, Uneto-VNI, NOA, VHG,Vebidak, Cumela en Metaalunie willen we afspraken maken over trajecten die tot doel hebben bepaalde thema’s ad-hoc bij de 2/7
kop te pakken; thema’s die zich bij uitstek lenen voor een kop-staart-aanpak. Ik denk daarbij aan allerhande innovaties, aan logistieke problemen naar en op de bouwplaats, aan het opzetten van programma’s in achterstandswijken, etc. Voor een dergelijke aanpak, in wisselende coalities, zie ik een grote toekomst. Het dwingt je continu na te denken over verbeteringen en vervolgstappen, waardoor verstarring buiten de deur wordt gehouden. Niet eindeloos met elkaar aan de praat blijven, maar via goed doordachte plannen snel tot actie proberen te komen. Voor ons allemaal geldt immers dat onze achterbannen, en zeker die in het midden- en kleinbedrijf, die actie van ons verwachten, en terecht. We zijn er niet om onszelf in stand te houden. Het “institutiepluche” past ons niet. Als je pretendeert het MKB te dienen, móet je wel resultaatgericht werken. Maar ook met andere partijen streven we naar hechte samenwerkingsverbanden. Met Syntens en TNO hebben we al een bouwlokaal vol met ideeën en acties om het innovatief gehalte van onze leden een duw in de goede richting te geven. Met het Verbond van Toeleveranciers gaan we op korte termijn het gesprek aan om de relatie tussen producenten en afnemers inhoud te geven en op een hoger peil te brengen. Het komt nu nog te vaak voor dat een afnemer zegt: “Maar hier kan ik niet mee werken”, en de producent dan verzucht: “Als ik dát had geweten…”.
In het uur voorafgaand aan dit Congres hebben wij samen met de Minister uitvoerig stil gestaan bij de problemen waar onze sector mee worstelt en de oplossingen die in het verschiet liggen. Met het oog hierop hebben we de Minister een beleidsplan aangeboden dat we de afgelopen weken en dagen hebben afgerond. Ik wil u de belangrijkste bouwstenen daaruit niet onthouden. Een hard punt voor de Federatie is de verbetering van de positie van kleine en middelgrote aannemers in de bouwkolom, of ze nu hoofd- of gespecialiseerde aannemers in de bouw en infra zijn. Wij zijn niet vies van concurrentie, integendeel, maar je moet wel wat te concurreren hebben. Het huidige aanbestedingsbeleid volgt de wetten van de sterksten, en dat is wat anders dan we met marktwerking en vrije mededinging in Nederland voor ogen hebben. Aanbestedende diensten moeten in onze ogen worden weerhouden van het ongebreideld stapelen en clusteren van opdrachten en het stellen van disproportionele eisen. Politici roepen wel vaak “Geef het MKB de ruimte”, maar laten zich in hun rol als opdrachtgever al te gemakkelijk verleiden tot mega aanbestedingen die prijstechnisch de interessantste optie lijken.
3/7
Dit haakt in op één van de -onbedoelde- neveneffecten van de Bouwenquête. In hun angst zich te veel met aannemers in te laten, kozen opdrachtgevers van bouwwerken de veiligste weg en legden bastions van juristen en inkopers aan als verdedigingslinie tegen de boze buitenwereld. Het gevolg was dat het hele aanbestedingsbeleid juridificeerde, de ingenieurs een stapje terug deden of helemaal verdwenen en het stapelen kon beginnen. Een dolksteek voor het midden- en kleinbedrijf.
Daarnaast zijn wij van mening dat de bouwkolom in hoge mate is gediend door het in een veel eerder stadium inschakelen van de specialismen. Die moet je bij de kop van een project bij de hoorns vatten, en niet bij de staart zoals in het verleden maar al te vaak het geval was. Bouwteams waarin alle betrokkenen van acquit meepraten en de resultaten van die kennisinbreng op democratische wijze vertalen naar het bouwproces, zullen de beruchte faalkosten doen verschrompelen. De eerste schaapjes komen over de dam, maar het innovatief denken in termen van ketenintegratie, zowel voorwaarts als achterwaarts, staat in de sector nog in de kinderschoenen. Door ketenintegratie krijgen innovatie en kwaliteitsbesef veel grotere kansen. Ook ketendigitalisering, het digitaal uitwisselen van gegevens in de bouwkolom, kan in hoge mate bijdragen met de faalkosten af te rekenen. Sowieso is Aannemersfederatie Nederland van mening, dat er op het punt van innovatie veel te verbeteren valt in de bouw. Wat dat betreft kijk ik wel eens met jaloerse blikken naar de metaal, waar de relaties tussen de verschillende spelers in de bedrijfskolom al jaren op een geëmancipeerder leest zijn geschoeid. Het brengt mij er toe de overheid te vragen extra middelen ter beschikking te stellen voor een ICT- inhaalslag in de bouw. Ik denk aan een bedrag van 100 miljoen Euro, eenzelfde bedrag dat onlangs is uitgetrokken voor Chemie, Lifesciences en Materialen. Tot mijn grote spijt en verbazing valt de bouw volledig buiten de prijzen in de sleutelinnovatiegebieden die door het Innovatieplatform zijn aangewezen. Ik geef het kabinet ernstig in overweging de bouw alsnog tot sleutelgebied te verklaren. De overheid als opdrachtgever heeft er alle baat bij, dat de opeenvolgende processen in de bouwkolom beter op elkaar worden afgestemd.
Ik ga nog een stapje verder. Morgen presenteert de Minister van Economische Zaken haar Industriebrief. Naar analogie hiervan wil ik een lans breken voor een kabinetsbrede Bouwbrief. De reeds genoemde faalkosten, logistieke en organisatorische onvolkomenheden, gebrek aan innovatiekracht, een verouderd prijs- en kwaliteitsmechanisme, nog te geringe 4/7
aandacht voor duurzaamheid en last but not least een arbeidsmarkt vol met fricties, zijn geen zaken die de sector alleen kan oplossen. Wij vragen de overheid met een heldere visie te komen op de toekomst van de sector, ook in relatie tot sectoren als industrie en zakelijke dienstverlening. Nog steeds is er kopschuwheid in Den Haag als het om de bouw gaat, en heel veel gebrek aan kennis en echte betrokkenheid. Deze Minister zou daar een eind aan kunnen maken.
Zoals ik in het begin al aanstipte, is de CAO toe aan een afstofbeurt, of liever gezegd, aan modernisering. Dat is geen poging alle goede dingen die wij met elkaar hebben geregeld om onze bedrijfstak aantrekkelijk te maken en te houden om zeep te brengen, maar een oprechte aanzet onder ogen te zien wat er de laatste jaren is veranderd en daar conclusies uit te trekken hoe het verder moet. Ik doel onder andere op het feit dat het draagvlak van de CAO ernstig wordt aangetast, door enerzijds grote bedrijven die hun bedrijfsonderdelen opsplitsen om aan de dure Bouw-CAO te ontkomen en anderzijds de uitstroom in de vorm van ZZP’ers. In enkele jaren tijd is het aantal medewerkers dat onder de Bouw-CAO valt meer dan gehalveerd. Daar kunnen en mogen we de ogen niet voor sluiten. Gelukkig heb ik onze sociale partners ook andere dingen te melden, die als muziek zullen klinken. Die hebben te maken met ons vurige streven de arbeidsmarkt “los” te trekken. Ik vertel geen nieuws als ik zeg dat er een gespannen relatie is tussen de uitvoering van bouwwerken en de mogelijkheden dit met een adequaat toegerust personeelsbestand te realiseren. We -de sector- missen gewoon voldoende medewerkers om de mogelijkheden voldoende te benutten. Anticyclisch opleiden is ook nog niet echt populair. Feit is wel dat de bedrijven het zich niet langer kunnen permitteren te wachten tot er eindelijk een kentering is opgetreden in de beroepskeuze van jongeren. Nieuwe doelgroepen en nieuwe arbeidspatronen zijn nodig om voldoende instroom te garanderen. Wat dat betreft mag de bouw best wat minder orthodox uit de hoek komen. Enkele opties:
Optimalisering en flexibilisering van de werkweek. Met de huidige arbeidsomstandigheden is het goed mogelijk meer uren te maken, waardoor de productie wordt vergroot met hetzelfde aantal medewerkers.
Ploegendiensten van 6.00 uur tot 12.00 uur en 12.00 uur tot 18.00 uur. Dit komt tegemoet aan de wens van veel medewerkers minder te werken en meer zorgtaken te kunnen verrichten. De spitsproblemen varen er wel bij. En problemen zijn er om opgelost te worden.
5/7
Meer deeltijd. Waarom kan in de bouw niet wat in andere sectoren wel kan? Natuurlijk doemen er ook hier problemen op, maar tegelijk zeg ik dat we de mogelijkheden onvoldoende hebben onderzocht en naar de arbeidsmarkt niet bepaald uitstralen dat ook deeltijders van harte welkom zijn. Ik stel voor dat we het EIB opdracht geven mogelijkheden en onmogelijkheden snel in kaart te brengen.
Meer vrouwen. Pogingen in het verleden meer vrouwen te interesseren voor de bouw gingen mank aan een overdreven aandacht voor het vrouw-zijn en te weinig gevoel voor zaken die vrouwen wel aanspreken. Nog steeds kleeft aan onze sector het beeld van zwaar en vies, van vrouwonvriendelijke bouwvakkers, van geringe doorstroommogelijkheden en arbeidstijden die onwrikbaar zijn. Niets is echter minder waar.
Introductie van de skillcard, iets waar de vakorganisaties zich –terecht- voor sterk maken. Een voor alle bouwplaatsmedewerkers verplichte skillcard kan kwaliteit en imago van de bouw een enorme impuls geven. Wel moeten we nog even kijken naar de administratieve lasten voor de ondernemer….
Over arbeidsmarkt en scholing zou ik nog één ding willen zeggen. Zojuist hebben we aan de Minister, in ruil voor actieve betrokkenheid bij de opknapprogramma’s, werk en scholing aangeboden voor enkele honderden jongeren in de achterstandswijken. Onze bedrijven zijn door hun aard als vakspecialisten en hun ligging in of nabij de wijken bij uitstek geschikt te werken aan de renovatie van de Vogelaarwijken en het op grote schaal begeleiden en scholen van jongeren. Het opleiden tot vakman en vakvrouw gebeurt in de praktijk en binnen de poorten van ons opleidingsinstituut. Ook willen belangeloos meehelpen aan het onderhoud van kwetsbare voorzieningen. Dat doen we natuurlijk niet alleen. Met organisaties als UnetoVNI, FOSAG, Vebidak en anderen willen we snel tot zaken komen om onze plannen te verwezenlijken. En vanzelfsprekend met Aedes, de koepel van Woningcorporaties. Ik nodig partijen hierbij uit direct na de zomer met een concrete aanpak te komen.
Tot slot nog dit. In de afgelopen maanden zijn we ons steeds bewuster geworden van het feit, dat het midden- en kleinbedrijf in de bouw nog volstrekt ondergewaardeerd en ondervertegenwoordigd in alle instituties die de bouw rijk is. Daar doen alle mooie en sussende woorden niets aan af. Wij hebben dan ook besloten een denktank op te zetten voor het MKB in de bouw waar stakeholders van diverse pluimage en achtergrond voor zullen 6/7
worden uitgenodigd. We zullen hen uitdagen periodiek met voorstellen te komen die de positie van de ondernemer/eigenaar te versterken.
Ik rond af. We hebben een hectische tijd achter de rug. Vorige week nog heeft de Federatie alle aandelen overgenomen van het Scholingsinstituut BGA in Boxtel dat door een vijftal branches was opgericht. Vanaf nu staat BGA open voor alle leden van de aangesloten branches, voor zowel de ondernemers als hun medewerkers. Onze folder is ook net op tijd gereedgekomen en ligt nu op uw tafel. Maar voordat ik u “doorgeef” aan Taco van Hoek die als discussievoorzitter enkele van de belangrijkste beleidsthema’s van de Federatie koppelt aan de representanten van onze bloedgroepen en hun co-referenten, de heren Theo van der Kuil en professor André Dorée, Piet Jacobs en Roel Nieboer en Gijs Buijs en FNV-coryfee John Kerstens, onthul ik nu graag het beeldmerk van ons nieuwe blad dat in het najaar zal verschijnen. Dit beeldmerk zal u qua kleurstelling bekend voorkomen….
Ik dank u voor uw aandacht.
7/7